1939.11

De gemeente Gods.

“En Ik zeg u ook dat gij zijt Petrus, en op deze Petra zal Ik Mijn ge­meente bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. (Matt. 16:18.)

In bovenstaand tekstwoord wordt voor het eerst in de Bijbel gesproken van “gemeente”. Christus spreekt van “Mijn gemeente”. En dadelijk komt de vraag naar voren: “Wat is de gemeente van Christus?”

Toen Christus nog op aarde leefde, was deze gemeente nog niet aanwezig, want Hij sprak als in de toekomst. Daarom kunnen we het voor zeker houden, dat de gemeente Gods geen Oudtestamentische instelling is, noch een voortzet­ting daarvan, maar iets geheel nieuws; iets wat zeer kostbaar is in de ogen van God, gelijk Gods Woord ook zegt: “gelijk ook Christus de gemeente liefgehad heeft, en Zich zelven voor haar heeft overgegeven.” (Ef. 05:25.)

De gemeente des Heren werd geboren op het eerste wonderbare Pinksterfeest, toen de wachtende schare, die tien dagen samen geweest was, vervuld werd met de Heilige Geest.

Het heeft niet alleen een beslist begin en voort­zetting, maar ook een beslist eind, wanneer de gemeente van Jezus Christus als Zijn Bruid straks de Vader zal voorgesteld worden, als een ge­meente zonder vlek of rimpel We kunnen zeggen: ”het begint in het 2e hoofdstuk van de Handelingen der Apostelen (Pinksteren) en ein­digt in 1 Thessalonicenzen 4 (opname).

De apostel Paulus vertelt ons duidelijk, dat de gemeente een verborgenheid was, die nu geopen­baard werd. (Ef. 03:01-10.)

En wie zullen dan wel behoren tot die ge­meente, die zo kostbaar is in Zijn ogen, dat Hij de gehele wereld gekocht heeft met Zijn bloed, om die schat (Gemeente) uit de akker (de wereld) te verkrijgen? De gemeente des Heren bestaat uit allen, die waarlijk wederge­boren zijn, die door de Heilige Geest zelf zijn toegevoegd tot het lichaam van Christus, hetwelk is de Gemeente, Zijn Bruid. (1 Kor. 12:12-14; 1 Kor. 12:18.)

Gods Woord is zeer duidelijk omtrent degenen, die waarlijk tot de gemeente behoren. Het is niet wat de mens samenvoegt en als zodanig zegt: “dat is de gemeente”, maar wat God open­baart door Zijn Woord, als behorende tot die gemeente, die genoemd wordt: ”de Gemeente der eerstgeborenen, die in de hemelen opge­schreven zijn.”

Het is goed, dat we duidelijk onderscheiden wat Israël is en wat met de Gemeente bedoeld wordt. Gods Woord houdt ze uit elkander, en willen wij Gods bedoelingen begrijpen en ver­staan, dan is zulks nodig. Wat al niet een ver­warring heeft plaats gegrepen, omdat men wat tot Israël behoort, met de kerk verwart. Gods Woord zegt duidelijk, dat de gemeente verborgen was in het Oude Testament en nu “geopenbaard aan Zijn heilige Apostelen en Profeten door de Geest”. (Ef. 03:05.) En toch schrijft men vaak boven hoofdstukken in het Oude Testament o.a. “Weldaden, die de Here aan de kerk zal be­wijzen”, enz.

Hosea zegt: “En Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof, en gij zult de Here kennen.” (Hos. 02:18-19.)

De Gemeente van Jezus Christus is beslist een apart lichaam en was nimmer voor Pinksteren aanwezig. Het woord kerk,  gemeente, duidt het reeds aan. Het is afgeleid van het woord Ekkal-leo (Ik verkies uit – uitgeroepen); het komt plm. 350 keer in het N.T. voor en is vertaald met het woord Kerk,  Gemeente (degenen die uitgeroepen zijn). De gemeente is samengevoegd uit degenen die uit de wereld geroepen – terzijde gezet zijn door de prediking van het Evangelie. Het is een gemeenschap van alle gelovigen. die gewonnen – uitgeroepen zijn uit de wereld en nu behoren tot het lichaam van Christus. “In welken ook gij zijt, nadat gij het Woord der waarheid, namelijk het Evangelie van uw zaligheid, gehoord hebt; in welke gij ook. nadat gij ge­loofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte.” (Ef. 01:13.)

Duidelijk wordt in de Schriften gesproken, dat de gemeente het lichaam van Christus is “en heeft Hem aan de gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen; welke Zijn lichaam is.” (Ef. 01:22-23.) Daarom kan er ook nooit sprake zijn van een lichaam, d.i. gemeente van Christus vóórdat het Hoofd was geopenbaard. Er kan dus van gemeente geen sprake zijn, voordat Christus eerst als Hoofd van de gemeente Zijn plaats heeft verworven door Zijn zoendood. Evenzo kan er geen sprake zijn van gemeente, vóórdat de Heilige Geest werd uitgestort, want het is de Heilige Geest, die de leden van de gemeente samenvoegt in het lichaam van Christus, hetwelk is de gemeente.

Sinds Pinksteren is de Heilige Geest bezig om die Bruidsgemeente te roepen en gereed te ma­ken voor het ogenblik, dat Christus wederom zal verschijnen. En zij zal bestaan uit Jood en Heiden samen. (Ef. 03:06.) Nu niet meer geschei­den, maar één gemaakt door de offerande van Christus, “waarin niet is Griek en Jood, besnij­denis en voorhuid, barbaar en Scyth, dienstknecht en vrije, maar Christus is alles in allen.” (Kol. 03:11.)

Welk een hoge roeping heeft die gemeente te vervullen in deze tijdsbedeling; want die gemeente staat tot Christus in verhouding als een Bruid tot haar Bruidegom. Het spreekt van een intieme verhouding; een teerheid niet alleen, maar ook van een bijzondere dichte tegenwoor­digheid. Zij zullen niet meer twee zijn, maar volkomen één. En dit is de bijzondere roeping van de gemeente in deze bedeling.

  1. K.

 

De toekomst van Europa.

God, die van de beginne aan ver­kondigt het einde, (Jes. 46:10.)

De pers schreef: Van nu af aan zal men mo­gen zeggen, dat het jaar 1939, het faillietjaar van de waarzeggers(sters) is. Heeft er één enkele de laat­ste Duitse machtsgrepen voorspeld? Of de aanslag van Italië op Albanië? Neen!

Jesaja riep het reeds uit: “Verkondigt dingen, die hierna komen zullen, opdat wij weten, dat gij goden zijt.” (Jes. 41:23.)

Lieve lezer(es), gaan we daarom naar het pro­fetisch Boek  de Bijbel, het Boek dat bewezen is waar te zijn!

Is het toevallig, dat de toestand in Europa aldus is? Of bestaat er een vast plan? Een Raad Gods? Is het soms een louter gevolg van ver­keerde regering? Naar de Schrift is de wereldmalaise een vrucht van ’s mensen boze daden en een straf Gods. (Ez. 14:13; Ez. 14:21; Spr. 14:34.)

De toekomst van Italië.

De Schrift geeft ons een profetische beschrijving van het Romeinse Rijk: bloeitijd, tijdelijk ge­slagen, herstelling en daarna een eeuwige ver­woesting. Het Romeinse Rijk is een staatkundig en politiek stelsel. De Roomse Kerk is een gods­dienstig stelsel met wereldlijke macht en ten nauwste met de politiek verbonden. Italië als staat zal in oost en west een grote rol spelen, met succes. De Kerkelijke Staat eveneens. Toenemend Romanisme en verheerlijking van het pausdom. In Italië en Duitsland wordt er op gewezen dat, wat nu gebeurt, te vergelijken is met het vroegere heilige Romeinse Rijk. Het doel zou dan zijn om sociale orde, vrede, politieke en internationale samenwerking in te richten. Keizer Karel gold als de opvolger van de vroe­gere Romeinse Keizers, toen (in ’t jaar 800) paus Leo 111 hem kroonde met de Romeinse Keizerskroon. Dit heilige Romeinse Rijk stond onder leiding van de Germanen. Mussolini, de afvallige, kwam terug tot de Roomse Kerk en genas de breuk (1870) tussen het Vaticaan en bracht een politieke, godsdienstige overeenkomst. Van nu af aan gaan beiden, paus en dictator, weer samen. Wij krijgen straks een staten en kerkenbond van afvalligen. Openbaring 17. Deze twee lichamen worden het voor­werp van Gods vreselijke oordelen. Rome zal nog voor een korten tijd triomferen, om dan voor goed te verdwijnen. Babel zal vallen!

De toekomst van Rusland.

Rusland zal eveneens in west en oost een grote rol spelen, en voorlopig met succes. Ezechiël 38 en 39. Wij lezen daar: “Mensenkind, zet uw aangezicht tegen Gog, het land van Magog (Rus­land), de vorst van Rosh (Rus). (Gen. 10:02.) Gomer zijn Germanen. De Rus en de Duitser zullen zich verbroederen. Het ongelooflijke zal gebeuren. Polen moet door hen overwonnen wor­den en Scandinavië later. Het Russische leger zal in Palestina door God neergeveld worden.

De toekomst van Duitsland.

De as Rome-Berlijn zal het kardinale punt van Europa worden. Aangezocht zullen worden tot toetreding en verbond: Spanje, Hongarije, Z.- Slavië, Roemenië, Griekenland, Portugal, Turkije en Japan. Al het mogelijke zal gedaan worden om het doel te bereiken. In Italië en Duitsland zijn eenvoudige personen (Mussolini en Hitler) wereldfiguren geworden. Echter niet Berlijn maar Rome is de magneet van het herstelde Romeinse Rijk. Na een tijd van samengaan en grote bloei en invloed, zal het tussen Duitsland en Italië tot een breuk moeten komen. Noord- Duitsland behoort niet bij het Romeinse Rijk.

De toekomst van Engeland en Frankrijk.

Engeland en Frankrijk zijn, voor hun beide vitale belangen, het meest op elkaar aangewezen; zij zullen steun beloven, en zelfs ongevraagd, aan: Polen, Roemenië, Griekenland e.a., doch mogelijk weinig succes hebben. Beide landen zijn reeds veel verzwakt door toegevingen om de vrede te bewaren. De aanstaande vredespogingen door Mussolini-Paus en Stalin-Hitler, zullen al­licht niets baten. Mogelijk dat er een lange oor­log, vooral een economische, voor de deur staat. Kiest Italië de partij van Duitsland, dan is het de vraag of Engeland-Frankrijk het winnen. Het­zij nu of later, Engeland-Frankrijk zullen toch weer eens, met Italië, Duitsland vernederen en verdelen. De dingen gaan thans in een zeer snel tempo. Verrassingen zijn op komst.

De toekomst der neutrale Staten.

Zweden, Noorwegen, Denemarken zullen in de toekomst bij Noord-Duitsland en Rusland gevoegd worden in een Noorder-Bond; Nederland, België en Zwitser­land zullen het heel moeilijk hebben in het be­waren van hun neutraliteit. Onzijdigheid is wellicht de beste politiek; hierdoor zullen zij mogelijk buiten een oorlog blijven; evenwel zul­len zij later provincies worden van het Romeinse Rijk, hetzij aan het einde van dezen, of de volgen­den oorlog.

Een korte tijd van vrede zal er dan aanbre­ken. (1 Thess. 05:03.) Europa komt onder één heerser. Nu staan vrede tijden voor de deur. Mogen wij wakende en biddende zijn en bereid als de Here Jezus komt. Zegene Hij onzen arbeid voor Hem. 

  1. R.

(Deze en volgende art. geschreven in begin van 1939. Red.)

 

Een Levende God.

“God is niet een God van de doden, maar een God van de levenden.” (Mark. 12:27.)

God sprak van Zichzelf, als van een God van de Patriarchen, Abraham, Izaäk en Jacob, eeuwen nadat zij naar hun graven waren gebracht. Het ware daarom te bedenken, dat zij nog altijd leefden, en op deze grond ontmoette onze Here de vraag van het leven na de dood. Dood is niet een staat of conditie, maar een han­deling. We spreken van de doden, maar eigen­lijk zijn ze dat niet. We moesten spreken van hen die gestorven zijn; zij leefden tot het moment van hun dood, maar zij leven even zo goed nu. Sterven is, gelijk geboorte, een handeling, een doorgang in een wijder leven. Denk nooit aan sterven als een staat, maar als aan een brug, wel­ke voor een moment zijn schaduw werpt op de trein, die er onder voorbij snelt, maar niet blijft stilstaan.

Al onze geliefden zijn levend. Als levend, intensief als ooit; met al de liefde, geloof en ver­stand, waarmee wij hun geliefde persoonlijkheid samenvatten. Het moge zijn, dat zij denken aan ons, als slechts half-Ievenden, in vergelijking van hun eigen intense ervaringen van het leven, het­welk zij in ademen van de geopenbaarde tegen­woordigheid van God. O vrees niet dat zij zullen ophouden ons te kennen, te herkennen of lief te hebben. Het blijft altijd nog waar: “opdat zij zonder ons niet zouden volmaakt worden.”

Zij, die leven aan deze of gene zijde van de dood, mogen elkander ontmoeten in God. Deze, welke nog zijn in het lichaam en degenen, die buiten het lichaam zijn, ontmoeten elkander in vergelijking, als zij naderen tot God. Als we naderen tot God in gedachte, gebed en liefde, dan komen wij tot “de geesten der volmaakte recht­vaardigen”. God is het wonderbare middelpunt van al de stralen die schijnen in al de werelden.

“Maar gij zijt gekomen ….. tot God, de Rechter over allen ….. en de geesten der vol­maakte rechtvaardigen.”

(Vrij vertaald F. B. Meijer.)

  1. K.

 

Uit de arbeid.

Amsterdam.

Woensdag 11 Okt. was een bijzondere avond voor de Zendingsclub “ Het Mosterdzaadje”. Het 4-jarig bestaan werd gevierd en de zeer goede opkomst bewees wel, dat er harten zijn, die warm voor de zending kloppen. Het was een zeer ge­zegende avond. Onze harten gaan uit in dank­baarheid voor al de zegeningen, die God ons in het afgelopen jaar schonk. Typerend was het tableau van het kleine zaadje, wat een grote boom was geworden. Ook de samenspraak: “Marktprediking in China” oogstte veel bijval.

Met dankbare harten togen we allen huiswaarts.

God stelle “het Mosterdzaadje” verder tot zegen.

We waren blij br. J. Perkins van Oegstgeest voor enkele dagen in ons midden te hebben en we zijn allen gezegend geworden door de dienst van het Woord. Hoewel van Engeland komend, heeft hij de Nederlandse taal al zeer goed geleerd. Het was een heerlijke Zondag die wij ook met hem en Zr. Bakker mochten beleven.

We zijn ook de Here zeer dankbaar voor al de zegeningen die wij in de gemeente mogen genieten. Ook de offeravond, die wij enkele we­ken geleden hielden, bewees wel hoe er een liefde tot Gods werk bestaat onder onze broeders en zusters. We worden er altijd weer door ver­rast en het maakt ons ook zeer dankbaar dat de Here ons Zijn hulp schonk, ook door de offer­vaardigheid der broeders en zusters.

Bilthoven.

Het was een groot voorrecht om ten huize van Zr. Timmers aldaar een samenkomst te hebben met een kleine schare, die begerig is naar een dieper leven met God. Het waren gezegende uren, die wij met elkander doorbrachten en in vele harten is een dieper verlangen gekomen, om ook voor hun leven de vervulling des Heiligen Geestes te zoeken.

Delfzijl.

Zr. Bakker bracht daar enige weken door, te midden van onze trouwe broeders en zusters. God gaat aldaar met Zijn werk door en enkele zielen werden toegevoegd. De samenkomsten waren zeer gezegend en onze geliefden zijn zeer aangemoedigd, ook door dit bezoek.

 

 

1939.10

De welaangename tijd.

“Ziet, nu is het de welaangename tijd, ziet, nu is het de dag der zaligheid”. (2 Kor. 06:02b.)

Is het wel mogelijk om in deze benauwde tijd waarin we nu leven  en waar we zien en ervaren dat donkere wolken van oorlog zich samenpakken en vrees en beving het hart van de mensen doet sidderen bij hetgeen komende is, toch te kunnen spreken van een welaangename tijd?

De wereld en de mens, die naar het goeddunken  van eigen hart wandelt, spreekt van boze tijden, slechte en onaangename tijden. En van menselijk standpunt bezien is er meer reden te spreken van boze dan van goede tijden. Ook de Bijbel, het richtsnoer waarnaar en waarin het kind van God zijn leven moet richten en vinden, spreekt zo: “dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden.” (2 Tim. 03:01; 2 Tim. 04:03 en 1 Tim. 04:01.)

Uit dit alles kunnen wij zien, dat wij in deze laatste dagen zware en moeilijke, ja donkere,  benauwende tijden hebben te wachten. “En omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkouden.“ (Matt. 24:12.)

En toch spreekt Gods Woord, dat zelfs in de laatste tijden het een welaangename tijd zal zijn ja wat meer zegt: “nu is het de dag der zaligheid.” Want zolang Christus nog niet gekomen is, zolang staat de poort nog open en die wil kan binnentreden en mag genieten de volle zaligheid, die ons geworden is door Jezus Christus. Het is de tijd van het welbehagen Gods in de mensen. zo zongen de engelen bij de geboorte van Jezus, onze Heiland, en dat is nog altijd waar. Toen Jezus eenmaal in Nazareth was, werd Hem de boekrol van Jesaja gegeven en Hij begon te lezen waar geschreven staat: “De Geest des Heren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd. Hij heeft Mij gezonden om de armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van harte; om de gevangenen te prediken loslating en de blinden het gezicht; om de verslagenen heen te zenden in vrijheid; om te prediken het aangename jaar des Heren”. (Luc. 04:18-19.)

Wanneer we deze verzen gingen lezen in Jesaja 61, dan zouden we zien, dat de Heiland in Zijn uitspraak te Nazareth niet verder gaat dan de aangename tijd des Heren, maar “de dag der wraak onzes Gods” niet uitspreekt, omdat deze nog toekomstig is en we nu nog altijd leven in de heerlijke dag der zaligheid.

Wat al een zaligheden – heerlijke heilsfeiten – zijn besloten in dat woordje “zaIigheid”. Zowel in ’t Hebreeuws als ook in ’t Grieks heeft het in zich “bevrijding”, zoals Paulus schrijft: “Die ons uit zo grote dood verlost, bevrijd, heeft en nog verlost, op welke wij hopen dat Hij ons ook nog verlossen zal.” (2 Kor. 01:10.)

Dan “veiligheid”: “welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is.” (Ps. 032:001.)

Willen wij nog slechts één noemen, en wel “bewaring”. “Gij zijt mij een Verberging”. (Ps. 032:007.) zaligheid te weten, hoewel alles wijst op strijd en moeite, op donkerheid en ondergang wat deze wereld aangaat, dat te mid­den van het gewoel en gedruis, we toch nog mogen uitroepen: “nog is het de dag van de zaligheid Gods, de welaangename tijd.”

Gods lokkende en roepende stem klinkt nog over deze arme, vermoeide aarde. Het zuchten van de ganse schepping wordt gehoord, maar het kan voor een ieder, die wil en die deze boodschap van Gods alomvattende liefde aan­neemt, worden een welaangename tijd, een dag van persoonlijke zaligheid, het opnieuw geboren worden. Christus roept het ons toe: “Gaat in door de enge poort… want de poort is eng en de weg is nauw, die tot het leven leidt.”

Een welaangename tijd voor hen, die binnen­gegaan zijn en behoudenis hebben gevonden voor tijd en eeuwigheid beide.

Het is een tijd van de genade van God, een tijd dat Christus Zijn gemeente bouwt en klaarmaakt voor de opname in heerlijkheid; het is een tijd waarin God de Heilige Geest uitstort en Zijn kinde­ren wil vervullen met deze volheid, opdat zij kracht van boven zullen ontvangen om te kun­nen staan in deze boze dag. Een tijd, waar­in we zien, dat God begint weer bemoeienissen te hebben met Zijn oude volk Israël.

O, dat we deze dag der volle zaligheid niet mogen missen, opdat Christus ook over ons niet moet wenen, zoals Hij eens over Israël en Jeruzalem weende en moet zeggen: “gij hebt de tijd uwer bezoeking niet bekend.”

Ik zie een poort wijd openstaan,

Waardoor het licht komt stromen…  

Van ’t kruis, waar ‘k vrij lijk heen mag gaan

Om vrede te bekomen.

  1. K.

 

Bijbelse bekering.

Betert u dan en bekeert u, opdat uw zonden mogen uitgewist worden. (Hand. 03:19.)

Bekering is niet het opslaan van een nieuw bladzijde in uw levensboek, of een be­sluit te nemen om “het voortaan beter te doen”.

Herodes had goede voornemens en deed vele dingen en hoorde Johannes gaarne, maar hij bekeerde zich niet. (Mark. 06:20.)

Bekering is niet: bijkans bewogen te zijn om een Christen te worden. Velen lijken op Koning Agrippa; zij waren bijkans bewogen om zich aan God over te geven, maar bekeerden zich niet. (Hand. 26:28.)

Bekering is niet: beven voor de waar­heid; duizenden z:jn voor eeuwig verloren, die gelijk Felix beefden onder het zoeklicht van God. Hij wenste een gelegener tijd om zich te bekeren, maar deze kwam nimmer. (Hand. 24:25.)

Bekering is niet: wroeging van het geweten, of foltering van onzen geest’. Velen lijken op Judas en plegen liever zelfmoord, dan te belijden en het verkeerde goed te maken. (Matt 27:05.)

Bekering is niet: het verlangen om gods­dienstig te zijn, wanneer de dood of een ander ongeluk ons overkomt. Velen schijnen zich dan bij zulke gelegenheid te bekeren, maar vergeten hun geloften, wanneer het gevaar voorbij is. Wenen  over onze geliefden en de wens hen in de hemel te ontmoeten, is geen bekering.

Het gaan naar de zondaarsbank, wenen en bidden totdat gij u beter voelt, is geen bekering. Velen verwarren dit met bekering. Verlichting van het geweten, omdat ge denkt uw plicht gedaan te hebben, is geen be­kering.

Een goede gedaan te hebben, om zijn geweten te verlichten, en boete te doen voor ongehoorzaamheid, is geen bekering. Reformatie is geen bekering. Dat pogen sommigen van onze moderne predikers ervan te maken. Zij proberen de mensen er toe te brengen, enkele van hun kwaadaardige zonden op te geven, Christus aan te nemen, lid te wor­den van een kerk, gedoopt te worden en te nachten een Christelijk leven te leiden.

Bijbelse bekering is een goddelijke droefheid over iedere zonde, en ook het nalaten van zonden. Niet alleen de grote zonden als dobbelen, drinken, vloeken, dansen of kaartspe­len, bioscoop enz., maar ook elke kleine boezemzonde of afgoderij moet gelaten worden. Koken, tabak, overspel, geheime zonden, onkuise boe­ken, gekkernij, ontheiliging van des Heren dag moet opgegeven worden voor altijd.

Bijbelse bekering wil zeggen: goed ma­ken, als men iemand in het verleden benadeeld, bedrogen of winst gemaakt heeft ten koste van een persoon. Hij zoekt vergiffenis te ontvangen, her­stelt waar zulks mogelijk is, betaalt oude schul­den, ook al zijn ze verjaard en betaalt alles zo spoedig mogelijk. Alles wordt terzijde gezet, als jaloezie, vooroordeel, enz. Elke bekering maakt de weg open voor het binnen komen van de Heer, en uw eigen geest zal getuigen, dat u gedaan hebt wat u kon doen, en grote vrede zal in uw harten komen. Ja, Gods Geest zal dan getuigen, dat alles vergeven en bedekt is onder het bloed. (Hand. 17:30.)

 

Vier belangrijke regels voor ons geestelijk leven.

Zij, die voorwaarts gaan in het geestelijk leven, erkennen dat het noodzakelijk is een soort pro­gramma te volgen. Het loslaten daarvan is heel vaak de oorzaak van nederlagen.

Hier volgen vier belangrijke regels voor ons godsdienstig leven:

Er moet een vastgestelde tijd zijn voor gebed en het lezen van Gods Woord. De beste tijd daarvoor is vroeg in de morgen, wat ook de Heiland deed: vroeg, voor het nog dag was. Nooit liet Hij de schare tot zich naderen, zon­der eerst met de Vader gemeenschap te heb­ben gehad.

Er moet een plaats zijn voor onze dagelijkse devotie. Wanneer iemand op reis is, kan zulks zijn bed zijn, maar voor hen, die hun thuis hebben is het mogelijk daar zulk een plaats te vinden. Moody, bij gebrek aan ten betere gelegenheid hield zijn devotie in de kolenkelder en hij zegt dat dit het begin was van zijn wereldomvattende arbeid: zijn gewoonte om in de kolenkelder te bidden.

Er moet een vaste gewoonte zijn in onze persoonlijke devotie of gebedsleven. Men kan natuurlijk bidden in verschillende houding, b.v. liggende in bed maar volgens mijn opvatting is het beste knielende. Luid bidden is even zo noodzakelijk als zacht bidden. De Bijbel te lezen in verband met gebed, is een andere hulp.

George Muller was gewoon eerst de Bijbel zó te lezen, totdat zijn ziel gezegend was, en dan te bidden. Sommigen lezen de Bijbel met de verschillende teksten die er mee in verband staan: anderen lezen weer een aantal hoofdstuk­ken per dag. De hoofdzaak is, dat ge een plan hebt en u daar aan vasthoudt.

  1. Dat men daarin volhardend en getrouw is. Dat is het geheim. Gij moet uw persoonlijke devotie elke dag hebben, onder alle omstandig­heden, onder alle gevoelens en alle soorten van verzoekingen, om onzen weg te gaan, al worste­lende in het gebed en het lezen van Gods Woord. Een rijk gebedsleven en een geregeld lezen van Gods Woord is noodzakelijk. Onze grote moei­lijkheid is wel deze: dat we het zo druk hebben, waardoor we dit belangrijkste verzuimen. Vaak zijn we teveel bezig met de dingen van het werk voor Christus en te weinig met onze dagelijkse devotie. Daarom houdt u aan de dagelijkse om­gang met God, door gebed en onderzoek van Gods Woord.

 

Maranatha Jezus komt

Maak u gereed!

Aan de deur der wereldtijden.

Klopt nog eens de Bruidegom:

Op! Ontwaakt! De nacht is om!

Nu de Zon, de Langverbeide,

Rijzen gaat, schort op uw kleed,

Maak u voor die dag gereed!

  1. L. Smelik.

 

Uit de arbeid.

En gij zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt; want al deze dingen moe­ten geschieden, maar nog is het einde niet.

(Matt. 24:06.) Hoe waar zijn deze woorden van onze Hei­land. En wanneer deze regels geschreven wor­den, is net de oorlog uitgebroken, en worden we ook dagelijks opgeschrikt door geruchten van oorlogen. Onze harten zijn vervuld van diep medelijden met allen, die in deze tijd moeten lijden onder de gesel van de oorlog en alles wat daarmee in verband staat. En hoewel onze harten met diepe deernis bewogen zijn, door alles wat plaats grijpt, en hoewel we horen en zien, wat een ellende reeds deze enkele dagen van oorlog met zich medebrengen, toch, aan de anderen kant, weten wij, dat deze dingen moeten geschieden en dat het is, zoals de Here Jezus zegt “maar een beginsel der smarten”.

Voor ons, kinderen Gods, is dit de voor­naamste vraag: “wat hebben al deze dingen ons te zeggen en wat zegt het Profetische woord hieromtrent?”

De sprake Gods is duidelijk in deze tijd en we zien het profetische woord in vervulling tre­den en dit alles ziende, is ons hart verheugd, omdat we weten, dat de dag van de opname Zijner bruid, de Gemeente, hetwelk is Zijn lichaam, niet verre meer is.

Het is niet te veel gezegd, dat de groepering der volkeren, zoals die zich ook in de laatste dagen openbaart, ook ’t verbond van Duitsland en Rusland, wat voor de meeste mensen haast ondenkbaar was, maar voor hen, die leven bij het profetisch woord, iets wat moest geschie­den volgens de Schrift, daarom ook een zeker bewijs, dat we in het laatste der dagen leven. En daarmee bedoelen wij niet het einde der wereld, maar het einde van het tijdperk, of zoals de Schrift zegt: de volheid der heidenen en het oprichten van het herstelde Romeinse rijk, waaruit straks de kleine hoorn zal komen, de antichrist, om als een machtige dictator te regeren. Voor ons geldt het als ware, oprechte gelovigen: “Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog, en heft uw hoof­den opwaarts, omdat uw verlossing nabij is.” (Luc. 21:28.)

 

Oegstgeest.

De Here schonk ons in die plaats een heerlijke zegen, toen wij daar mede mochten getuigen var. Gués wonderbaar Woord in dezen tijd. Door de huidige omstandigheden waren verschillende sprekers van buiten verhinderd te komen.

Br. A. Widmer. (Brazilië)

We hadden gehoopt onze broeder nog te zien voor hij vertrok naar het zendingsveld, maar het mocht zo niet zijn, daar hij eerder met de boot moest vertrekken.

Wij zijn dankbaar, dat hij onderweg is naar Brazilië, en Hij geve onze broeder een veilige reis en stelle hem daar tot rijke zegen.

Laat ons in deze tijd alle zendelingen bij­zonder gedenken.

België.

We zijn dankbaar te mogen vernemen, dat de Here ook broeder en zuster Rietdijk rijkelijk zegent in hun moeilijke arbeid. Te midden van het rumoer van oorlogen en geruchten van oor­logen, bouwt God Zijn gemeente.

Onze broeder schrijft: “Ja, de tijden zijn bang: we hebben vele bidstonden gehad voor de vrede. De Heilige Geest heeft ernstig gesproken, doch wij zijn gesterkt geworden. Wij smachten naar Jezus komst.”

 

 

1939.09

De voortzetting der Reformatie.

“Laat ons tot de volmaakt­heid voortvaren.” (Heb. 05:11; Heb. 06:01).

In ons vorige nummer spraken we van “ver­loren Evangelie”; het blijde nieuws verloren, welk een schade en dat voor miljoenen mensen! Gelukkig, we kunnen óók spreken van de gezegende Hervorming of reformatie. Halleluja! God heeft grote dingen gedaan en sommige van Zijn knechten hebben met grote moed voor Hem gestreden en geleden. De Hervormers heb­ben bij Gods genade, door hard bidden en wer­ken, vele geestelijke goederen voor de Kerk her­kregen, welke wij te bewaren en te gebruiken hebben, en te zorgen, dat de reformatie, de zaak van Christus, in steeds toenemende verbetering voortgezet worde. Wij mogen niet teren en leven op hetgeen onze ijverige voorvaderen verworven hebben, doch gelijk een goede zoon de zaak van zijn vader ter harte neemt en uitbreidt, evenzo hebben wij te handelen met hetgeen onze hemelse Vader ons gegeven heeft door Zijn knechten in de Middeleeuwen en later. Luther bracht de Heilige Schrift weer in de Kerk.

Gebruiken wij allen dat Goddelijke Boek op de rechte wijze. Beide, het niet gebruiken en misbruik van de Schrift, is af te keuren.

Zijn we leraars na jaren van bekering, of staan we nog steeds in de eerste beginselen van de woorden van God. Kom aan! laat ons tot de volmaaktheid voortgroeien, beide in leer en leven. Wij moeten, het geloof kunnen belijden en ver­dedigen, dat eenmaal aan de heiligen overgeleverd is (Judas 01:03).

We mogen niet met alle wind van leer omgevoerd worden, maar moeten de waarheid betrachtende in liefde, alleszins opwassen in Hem. (Ef. 04:14-15).

Wij moeten ons wachten voor: Modernisme, Spiritisme, Russellisten, Mormonisten, Zevende dag Adventisme, Christan-Scientisme, en dergelijke. Wij Pinkster-Christenen staan met beide voeten op de gehele Bijbel en willen er geen letter van wijken en hebben de ernstige begeerte om uiten naar Gods Woord te leven en God te verheer­lijken. Wij hebben altijd de vraag: “wat zegt de Schrift”, wel vast te houden. Daarom moet onze begeerte blijven: Terug naar het Evangelie!

Wij mogen niemand haten en bestrijden, doch de valse leer wel en verkeerde daden eveneens. De volmaaktheid in leer en leven is nog niet bereikt; er is nog veel af te leren en aan te leren. De reformatie moet voortgezet worden, en het volle programma van de Apostelen, al wat zij geleerd hebben moet ook heden verkondigd worden. De Bijbel is voor alle mensen en voor alle tijden. Het Woord van God, de kracht van Jezus’ bloed, en de kracht van de Heilige Geest, is in sterkte, waarde en betekenis, in niets veranderd noch verminderd.

Wanneer de Apostelen gezien hadden op de tegenstand van de Joden en Heidenen, of gedacht hadden: ze hebben ook hun godsdienst en menen het goed, we zullen ze maar met rust laten, dan hadden zij hun Meester niet gehoorzaamd en waren wij nog in onze heidense duisternis.

Had Luther, Calvijn, Knox, Zwingli e.a. ge­zwegen over de afval van de R.K.-Kerk, gelijk als duizenden predikanten thans, dan waren wij heden nog in de duisternis van de middeleeuwen, en hadden geen Schrift, en zaten in afgoderij.

Bekeerde Joden hadden verkondigd, dat de Heidense gelovigen zich moesten laten besnijden; Paulus noemt dat een ander evangelie verkondigen en zegt: indien iemand een Evangelie verkondigt buiten hetgeen u ontvangen hebt, die zij vervloekt! (Gal. 01:09). Vele protestanten en Evangelischen weten helaas niet de hoofdpunten waarin de R.K.-Kerk, moderne kerken, genoemde sekten van ons verschillen en waarin ze dwalen en dat is niet goed. De onkundige kan zich niet verdedigen; maar ook wij hebben de plicht om de dolenden te helpen en hen voor de waarheid te winnen.

Men mag niet om onbegrepen erediensten van Roomsen en andersdenkenden lachen. Men moet ook niet zeggen: ach, zij zullen ook wel zalig worden, laat ons hen maar met rust laten dat deden de Apostelen niet, noch de Hervormers; wij moeten machtig zijn in de Schriften en ons het Evangelie voor niemand schamen. De Kerk, die zich houdt aan het getrouw woord, heeft een boodschap aan: de Afvallige Kerken           Joden en Heidenen. En wij behoren bij de getrouwe, algemene, Apostolische en heilige Kerk, en zelfs heeft de Pinkstergemeente in deze ene heilige Kerk één boodschap te brengen, niet alléén aan de wereld en afvalligen, dat natuurlijk ook, (Matt. 28:19), maar óók aan de gelovigen, aan Gereformeerden, Luthersen enz. Wij moeten met kracht en eenvoud, in alle klaarheid, de Pinksterboodschap verkondigen in woord en Schrift, door leer en leven, beide mannen en vrouwen. Deze boodschap brachten de Apostelen en heeft niet te doen met Montanisme uit de eerste eeuwen, noch met de Wederdopers uit de middeleeuwen.

Wij leren dat Jezus Christus de Doper is met de Heilige Geest (Matt. 03:11), en dat God Zijn Geest op het gebed geeft (Luc. 11:13; Handelingen 2 en 10), ook tijdens de prediking, en in de laatste dagen, volgens Joël, zullen onze zonen en dochters profeteren door de Geest; en dat die Geest of Trooster vele geestelijke of boven­natuurlijke gaven meedeelt aan een ieder, gelijk Hij wil

(1 Kor. 12:01-11) en dat door deze gaven het mogelijk is, volgens de oudste regel en eredienst van de eerste Christenen, ook thans nog te vergaderen (1 Kor. 14:26). En hoewel wij de hele Bijbel als een geheel moeten leren, en geen brokstukken apart als stokpaard­jes, toch mag men ons niet kwalijk nemen, dat we vooral dat verloren Woord Gods, de Geestesdoop met de tekenen, thans met nadruk en klem dikwijls moeten onderrichten.

Terug tot het volle Evangelie! Geen stilstand. Leven! Dus groeien, toenemen in genade en kennis, en vruchten voortbrengen, Gode tot lof en tot heil van Zijn Kerk en wereld.

  1. R.

 

Europese Conferentie te Stockholm.

(Slot.)

God gaf br. Petrus bijzondere wijsheid en ge­nade om aan alles een goede leiding te geven, en toch ook weer de volle vrijheid, en voorwaar we kunnen niet anders zeggen: God heeft wel op bijzondere wijze Zijn Geest en hand in alles gehad. In al deze dagen was er niets, wat ver­storing gaf, en moesten wij allen getuigen: “God heeft grote dingen onder ons gedaan, dies zijn wij verblijd”.

Laat mij U nog iets mogen vertellen van de wonderbare samenkomsten, die ’s avonds werden gehouden in een grote tent, waaraan twee klei­nere tenten waren toegevoegd, die plm. 10.000 mensen kon bevatten, en die meer dan vol was, zo dat zelfs de looppaden werden ingeno­men door die grote schare, terwijl buiten de tent velen honderden met grote aandacht ston­den te luisteren. Gelijktijdig werd er ook samen­komst gehouden in hun eigen kerk, ja, eens zelfs moest bovendien nog een grote concertzaal worden gehuurd, teneinde die menigte te kunnen bevatten. Wat een machtige indruk gaf het eerste bezoek aan deze tent, om al die duizenden te zien, dat grote platform met zangkoor of strijk­orkest en de vele honderden broeders en zusters. Wat een zingen! Hoe werden wij soms meege­voerd als zij hun heerlijke liederen of muziek deden horen! Neen, dat vergeten wij nooit.

Meest sprak tot de schare Br. George Jeffreys, de welbekende en door God gezegende evange­list, die al vele jaren tot zulk een grote zegen is, en door wie God Zich zo heerlijk heeft kunnen openbaren in het redden van zielen.

Met macht en door de kracht van de Heilige Geest werd het woord gebracht; zo bekwaam door Br. Lindblom vertaald. Ademloos luisterde deze grote schare naar het Woord van God. Men was soms uren bijeen, en toch verliet bijkans niemand tussentijds de tent. In de uitnodiging waren er velen, die door het opsteken van hun hand, getuigenis gaven, hun leven open te stel­len voor Jezus Christus.

Zondagmorgen werd de Conferentie verrast met het bezoek van Prins Bernadotte, de broe­r van de Koning van Zweden, met zijn vrouw. Eenvoudig zaten zij onder de schare. Geen ge­jubel of commissies van ontvangst; eenvoudig luisterden zij naar het Woord Gods en zongen lustig mee, en ook zij paarden hun stemmen met de Halleluja’s, die de saam gekomen schare deed opklimmen tot Gods troon.

Maandagavond was de laatste samenkomst, die in de tent werd gehouden, en die toegankelijk was alleen voor de gasten der conferentie en ge­meenteleden. Ongeveer 8000 broeders en zusters waren saam gekomen in deze slotsamenkomst  die meer dan vier uur duurde. Tevens vierden wij samen het Heilig Avondmaal. Welk een aan­blik, de tafel des Heren te aanschouwen met haar 60 bekers en borden, waar voor elk een ouderling stond. Dat verwekte een geweldige in­druk, vooral, toen na het Heilig avondmaal ge­vraagd werd op te staan en elkander de hand te reiken, en toen alle 8000, als ware één keten vormende, te samen zongen in de verschillende tongen “Blessed be the tie that binds”. (geze­gend zij de band, die ons bindt).

Die avond gaf één spreker van elk land uiting van de ontvangen zegeningen. Het scheen wel, alsof we niet konden scheiden. Het was reeds over elf uur geworden, toen deze wonderlijke en aangrijpende samenkomst gesloten werd en we van elkander afscheid namen.

De volgenden dag vertrokken vele gasten weer naar de verschillende landen, om hun strijd en arbeid weer te aanvaarden, doch met nieuwe moed en kracht.

Wij Hollanders, keerden ook terug en bleven op onze thuisreis nog enkele dagen in Kopen­hagen, Denemarken, en mochten kennis maken met de arbeid van Br. Enderson, die geen on­bekende is in Amsterdam.

Dankbaar keerden wij weer terug naar Am­sterdam en andere plaatsen van ons land. God stelle Stockholm ook tot groten zegen der ganse wereld.         

  1. K.

 

Gevraagd: Heilige mensen.

Er is niets wat de wereld zó nodig heeft dan heilige mensen. Gods werk is vaak lam­geslagen door de zonden van de gelovigen. De na­tuurlijke mens kan de zonde vergoelijken, maar dat mogen Gods kinderen niet doen. De nieuw mens moet met God zijn standpunt innemen tegen de zonden. Er moet een duide­lijk onderscheid zijn tussen Gods kinderen en de kinderen dezer wereld. Wanneer de we­reld zegt, dat de straf zwaar en onrechtvaardig is. dan moeten we ons naast God stellen en zeggen: “Zou de Rechter van de ganse aarde geen recht doen?” God zal recht doen en laat ieder zeggen “Amen”, wanneer het komt in betrekking tot het straffen der zonde. En ook wij moeten het veroordelen, als God het doet, het ogenblik dat we het zien, wanneer dat ook in ons­zelf mocht zijn. Misschien is het verborgen en kan daarom de Here ons niet meer gebruiken. Laat ons eerlijk met God zijn en Hem vragen, ons te doorzoeken, ons onszelf te laten zien, zoals we zijn.

Laat Davids’ gebed: “doorgrond mij, o God”, ons gebed zijn. – Niet mijn naaste, of anderen, maar “doorgrond mij!”

  1. L. Moody.

 

Hoe laat is het?

“Wachter! wat is er van de nacht?” (Jes. 21:11.)

Het is een ernstige vraag, die de gelovigen van deze tijd bezig houdt. En waar kan men beter licht krijgen dan in het onfeilbaar Woord van God. Dat eeuwig blijvend Woord als een lichtbaken in deze donkere tijd.

Hoe Iaat is het? Op welk uur staat Gods klok?

Eenmaal werd deze vraag gesteld aan de pro­feet Jesaja, en hij moest als antwoord geven: “De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht” (Jes. 21:12). Hoe tekenend voor onze tijd. Roept het kind van God niet uit: “Wachter! wat is er van de nacht?” Nacht voor de goddeloze wereld en de volken, die niet gewild hebben, dat Jezus als Licht der wereld over hen zou schijnen, maar een naderende morgenstond voor Gods volk. Bijzonder in deze dagen van spanning roepen Gods kinderen uit: “Zeg ons wachter, wat is er van de nacht?” en het antwoord is nu nog: “Het is nog nacht.” En toch, is juist niet de diepste donkerheid van de nacht het gewisse teken, dat de morgenstond van een nieuwe dag is komende? Ja, hij komt gewis! Het geloofskind roept uit “De morgenstond is gekomen en het is nog nacht”. Het is daarom, wanneer we aanschouwen wat komende is, dat ieder doet wat Gods Woord ons voorschrijft: “Als nu deze din­gen beginnen te geschieden, zo kijk naar boven, en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is.” Gods vinger is opgeheven naar de klok van deze bedeling. En op de vraag: “Hoe laat is het?” ontvangen wij als antwoord:” Nog is het nacht…, maar de morgenstond nadert”.

  1. K.

 

Uit de arbeid.

Terschelling.

Dit jaar mochten wij als familie onze vakantie doorbrengen op dit vriendelijke eiland en had­den wij gemeenschap met onze broeders en zusters aldaar. God zegende ons te zamen in de verschillende uren van gemeenschap, die wij met elkander mochten beleven. Daar is een ernstig verlangen onder onze broeders en zusters aldaar, dat God een nieuw opwekking zal zen­den ook op dit dorre moderne eiland, waar zo weinig echt geestelijk leven is. Willen ook wij met hen bidden, dat God nog eens machtig zal doorbreken. 

Den Haag.

Uit de Haag schrijft men het volgende: “Zondag 30 Juli j.I. hadden wij een rijk gezegende Zondag. We hadden bezoek van het Amsterdamse Kwartet, dat ons gezegende lie­deren deed horen. Br. Bruining en enkele an­dere broeders, brachten ons het Woord.

Maandag 31 Juli hadden wij de uitvoering van onze Jongeliedenclub. De Here zegende ons rijkelijk. De zaal was geheel bezet en we geloven dat ouders en kinderen, alsmede de be­zoekers, een gezegender, avond hebben gehad.

Wij bidden dat God verder dit werk rijkelijk zal zegenen, en kracht moge geve aan hen, die hieraan medewerken.

Amsterdam.

We kregen plotseling een verrassend bezoek uit Letland, en wel Br Zinger, uit Jelgava, die enkele dagen in Holland vertoefde, in verband met de conferentie van een Zakbijbelbond, die gehouden werd in Bilthoven. Hoewel we slechts enkele samenkomsten met onze broeder konden hebben, waren deze zeer gezegend en allen we allen verkwikt doe: zijn woord en getuigenis.

Zeer zeker heeft onze broeder een moeilijke arbeid, en ondervindt daar vele moeilijkheden, maar de overwinning des kruises is er dan ook groot. Willen we ook  Latvia en tevens de ar­beid van onzen Br. Zinger niet vergeten.in onze gebeden.

 

 

1939.08

 

Verloren Evangelie.

“Ik heb niets achter gehouden, dat ik u niet zou verkondigd hebben al de raad Gods.” (Hand. 20:27).

Het Evangelie is een gave en een kracht Gods en… onvernietigbaar. De mens echter die het hoort, kan er zich van afwenden, of het mis­verstaan, en ook slechts gedeeltelijk aannemen. De prediker of leraar kan het Blijde Nieuws verzaken, en over politiek, humanisme, enz. spreken; hij kan ook het Woord verkeerd uitleggen, gedeelten verachten, vervalsen, en tevens één stuk tot zijn stokpaardje maken, d.w.z. altijd één en hetzelfde behandelen. De goede dienaar zal het met Paulus eens zijn: om niets achter te houden, maar de volle raad Gods te verkondigen. De Efeziërs en alle andere christe­nen hadden het volle Evangelie ontvangen; daar­toe was echter nodig, dat de leraar het volle kende. Apollos was een welsprekend man en machtig in de Schriften; evenwel kon hij het volle Woord niet leren; nadien, als hij de weg Gods vollediger gehoord en aangenomen had, was hij in staat, de leerlingen zover te brengen, als de Here hem gebracht had. (Hand. 18:24; Hand. 19:01-07).

De jeugdige Kerk had de volle raad of Evan­gelie Gods van de Apostelen ontvangen. AI de Schrift (het Oude Testament van God ingegeven) werd door hen niet verwaarloosd, en een heer­lijk nieuw licht ontstak de Heilige Geest door hen. Telkens tot staving en verdediging halen ze de Schriften aan. Wij hebben nu de gehele Schrift, We mogen niets verwaarlozen. De Bijbel Geschiedenis en Bijbelleer is ten nauwste aan elkander verbonden, als wortel en stam. Loochent men de geschiedenis, dan vervalt ook de leer. De leer van Jezus’ vleeswording, kruis­dood. opstanding en hemelvaart is gebaseerd op geschiedenis, rotsvaste gebeurtenissen; is het ene waar, dan is vanzelf het andere waarheid. De uitstorting en het werk van de Heilige Geest, alsmede de wording van de Gemeente en haar eredienst, behoren tot de Bijbel. Geschiedenis (Nieuw Testament, inzonderheid de Handelingen), waaraan de Bijbelleer voor de Kerk verbonden is; het ene is vast aan het ander.

Wij moeten helaas kort zijn; toch stellen we de grote vraag: wat was er in de Kerk van de middeleeuwen, ten tijde van Luther, van de volle-Evangelie-prediking overgebleven? Indien de Roomse Kerk niets had verzaakt, noch vervalst, waarom verwekte God dan Luther, de grote hervormer?

De Kerkgeschiedenis leert ons dat het zeer treurig met de prediking van het Woord en het leven daarnaast gesteld was. Het Evangelie was zo goed als verloren, en de Schrift verstoken. Allerlei ceremoniën en uiterlijke vertoning waren de kerk ingebracht, Véél, héél veel, waar wij van harte God voor danken, hebben Luther, Calvijn e.a., afgeschaft en veel goeds weergebracht; doch…  geenszins het volle; en dat kan men die helden ook niet kwalijk nemen; vooreerst verlieten zij zo juist de Afvallige Kerk, en kwamen langzaam tot beter inzicht. Zij hadden met allerlei verkeerde elementen te strijden, en vooral het eerst nodige terug te brengen: de recht­vaardiging door het geloof, en niet door goede werken, volgens Rome.

De heerlijke Maranatha-boodschap en de op­name van de gemeente hebben zij niet verkondigd. De christenen toen hadden haast geen licht over het belangrijke feit van Jezus’ komst en Koninkrijk.

Dat Jezus óók de Geneesheer van zieken is, was eveneens verloren gegaan. De zalving volgens (Jak. 05:14-15), had de Roomse Kerk veranderd, in voorbereiding tot sterven, in plaats van genezing! Men zei: wonderen zijn niet meer nodig en zelfs: gebeurt er een won­der, dan is het derhalve een valse. De kracht van het gebed en geloof werd niet geleerd; noch de zendingsplicht en het wachten op de vervul­ling van de Heilige Geest. In de vorige eeuw kwam pas de zendings-gedachte en ijver en aan het begin van deze eeuw een sterke begeerte de profetieën te onderzoeken, en steeg dat Woord van God in waarde. De typologische studie wordt nog ten zeerste geminacht en de Kerk met Is­raël nog te veel verward. Kerkorde, ambten en eredienst, vroeger verwereldlijkt en daarna in een dorre orthodoxie gebracht, wordt nog door vele evangelisaties geweerd en ongewenst ter­zijde gelaten.

Het gebod: wordt vervuld met de Heilige Geest, en de belofte: van de Geestes doop, met het profeteren in de laatste dagen, waarin de Christelijke Kerk leeft, is voor velen helaas nog onbekend, zowel voor leraars als leden.

In de Pinkstergemeente wordt door Gods ge­nade het volle Evangelie verkondigd, ook dat­gene wat voor velen een verloren Evangelie is. De Pinkster-christenen geloven en belijden de volle raad Gods, d.i. de geopenbaarde wil Gods in het Evangelie tot onze zaligheid.

Laat ons niet doen als de farizeeërs en de raad Gods tegen ons zelven verwerpen en de water- en Geestesdoop verachten (Luc. 07:30; Luc. 03:16); want groot en eeuwig zal de schade zijn.

  1. R.

 

Europese Conferentie te Stockholm.

(vervolg).

’s Maandagavond; was het welkom der ver­schillende delegaties, welke uit 21 landen van Europa gekomen waren.

Dat ook de stad zelf met dit congres meeleefde, bemerkte men reeds als men het station van Stockholm verliet, want de vlaggen van alle naties, die vertegenwoordigd waren, waaiden buiten op het plein. De delegaties werden op­gewacht zowel door fotograven, als door de verslaggevers van de verschillende bladen, en men moest zich onderwerpen aan een klein interview. Als men dat niet gewoon is, moet men voorzich­tig zijn, want wat men zo even terloops zegt, leest men enige uren later in de bladen.

Ook de kerk was eenvoudig versierd met de vlaggen der vertegenwoordigende naties, die heel broederlijk naast elkander hingen. Een kleine Volkenbond, waar men eendrachtig samen was, om in de eenheid van de Geest, de dingen aangaande het Koninkrijk Gods te bespreken.

Het podium in deze kerk is eigenlijk verdeeld in drie terrassen; het laagste is ook de plaats, waar het doopbassin is, en waarin, zo vertelde br. Petrus mij, altijd water aanwezig is. Vanuit twee zijgangen komt men onder het platform en door twee verschillende uitgangen, komen van de ene kant de broeders en van de anderen kant de zusters in het doopbassin.

De tweede verhoging is het grote platform voor de spreker en is er plaats voor de ouder­lingen en diakenen; alles zeer ruim gebouwd. Vanaf dit podium heeft men een goed overzicht van de gehele kerk, en er is in deze kerk geen enkele zitplaats, of men kan de spreker heel goed zien.

Dan iets hoger is de plaats voor het orgel, zangkoor of strijkkwartet.

Van alle 21 landen zaten die avond enkelen op het podium der sprekers, terwijl de andere gasten hun plaatsen in de kerk hadden ingeno­men. Wat een aanblik, al deze vertegenwoordi­gers te zien uit zoveel verschillende landen. Wat een verscheidenheid van sprake, maar allen toch gewassen in één bloed en gedoopt in één Geest. Meer dan 500 personen waren over gekomen, om deze Europese Conferentie bij te wonen.

Sommige landen waren sterk vertegenwoor­digd, andere weer minder sterk. Uit Finland waren er 160 gekomen, uit Engeland een 80-, Duitsland een 25- en Zwitserland een 20-tal. Uit de verschillende kleine Balkanstaten waren er ook gekomen, alsmede ook uit andere landen als: Letland Litouwen, Polen, Estonia, Bulgarije. Roemenië, Italië, Frankrijk, België, ja zelfs ook uit Spanje, Portugal en Rusland.

Als de naam van ieder land werd genoemd, dan stonden de vertegenwoordiger op het plat­form en in de zaal op en werden voorgesteld.

Het was een wondere avond en we gevoelden zo, dat God door de Pinksteropwekking mach­tig heeft gewerkt in al die verschillende landen

Wat een moeite en soms bergen van moeilijk­heden moesten overwonnen worden door som­migen, eer ’t mogelijk was te komen, omreden zij voor God arbeiden in landen, waar men Hem tegenstaat. Enigen van hen hadden dan ook vele malen kennis gemaakt met gevangenis en vervolging. Maar hier waren zij gelukkig; niet weinigen straalden van blijdschap. Eén drukte het op deze wijze uit: “In uw land, hier in Zweden, vlagt men voor de Pinkstermensen; gij hebt hier de vlaggen, maar in het land, waar ik vandaan kom, daar krijgen wij niet de vlag­gen, maar de stokken”.

Een Litouwse broeder kon zich maar niet indenken dat al die mensen hier allen Pink­sterbroeders en -zusters waren, daar zij in zijn land maar met enkelen zijn. Wat een bijzondere versterking, bekrachtiging en geestelijke hulp zijn deze dagen geweest voor hen, die niet zo be­voorrecht zijn als wij, te mogen arbeiden in landen, waar nog vrijheid is. We mochten het zo vaak beluisteren in die dagen, als verschil­lende mannen Gods ons vertelden van hun nood, hun moeite en tranen, vervolging, pijn en lijden, hetgeen zij om Jezus moeten verduren, maar ook trouw bleven aan het hun toevertrouwde Evan­gelie. De gehele vergadering was bewogen, als een brief werd voorgelezen van een broeder uit Roemenië, die pas zoveel had moeten doormaken voor het Evangelie en nu door al het lijden en pijn niet in staat was te komen.

Dinsdag begon eigenlijk de conferentie en de besprekingen. Elke morgen kwamen we samen voor gebed. Meer dan 2000 vergaderden zich soms voor gebed en we konden God horen prijzen in de verschillende talen. Hoe wonderbaar zal het zijn wanneer eens daar boven allen in één sprake het Lam Gods zullen prijzen.

Tevens was er in deze bidstond gelegenheid om voor de zieken te bidden en hen te zalven. Elke morgen kwam een groot aantal naar voren en werd met hun gebeden, onder zalving en op­legging der handen.

Elke samenkomst die wij hadden begon eerst met gebed voor hen, die voorbede hadden ge­vraagd. En die waren zo talrijk, dat het onmo­gelijk was alle verzoeken voor te lezen, maar ze werden samengenomen; enkele broeders hielden ze in de handen en zo werd er voor gebeden. Ach, het is toch zo: God kent ze al­len en weet wat elke voorbede inhoudt. Maar wel werden de verhoorde gebeden voorgelezen. Hoe mochten we ons verheugen over de verhoringen, zowel lichamelijk, geestelijk als stoffelijk. Voorwaar. God had op bijzondere wijze de gebeden van Gods kinderen verhoord. Dat we toch meer kinderlijk en eenvoudig mogen worden. En dan: hoe staat het met onze dank­zegging? We bidden en vragen zoveel en dan­ken zo weinig. De dankzeggingen gingen hier meest gepaard met een dankoffer voor Gods werk, hetzij in de gemeente of daarbuiten. En moet het ook zo niet zijn onder Gods volk? Leert Gods Woord ons dat niet duidelijk?

Twee keer per dag waren wij allen samen in conferentie, soms met 3000 personen, om de ver­schillende vragen te bespreken, omtrent deze wonderbare uitstorting des Geestes. Zeer zeker, er was verscheidenheid; de verschillende spre­kers hadden verschillende inzichten, maar juist dat was zo leerrijk en werden de punten, door verschillende landen ingezonden, van allerlei kan­ten belicht. Het is onmogelijk er uitvoerig over te schrijven, daar dit op zichzelf al een boekdeel zou vullen. Wij vernamen, dat men ook een boekje over deze conferentie met verschillende verslagen zowel in het Zweeds als in het Engels wil uitgeven. Maar één ding kwam wel zeer sterk naar voren en mochten wij door alles zo bemerken: daar was één diep, intens mach­tig verlangen, om, hoewel verscheidenheid van inzichten bestond, die niet van fundamentele waarde zijn, toch één te zijn met elkander in het uitdragen van de Godsopenbaring aan ons toe­vertrouwd. Het verschil van inzicht, in betrekking tot de wijze van arbeid, organisatie enz., was geen verhindering om samen te werken, al be­hoeft dat niet te beduiden, dat we nu een mach­tige organisatie zouden worden, met een groot bestuur of comité. Neen, zulks was niet de gedachte, maar meer een broederschap, waarin alle landen kunnen medewerken. Wonderbaar heerlijk kwam het verlangen naar voren, geuit door zovele verschillende broeders uit zo vele landen, om onze verschillende ge­meenten zoveel mogelijk op te bouwen naar de model-gemeente van het Nieuw Testament. En waar dit verlangen zo ondubbelzinnig naar voren kwam, zal Gods Geest zeer zeker ons daarin wel verder licht schenken, opdat wij allen één zijn. Geen eenheid, zoals op een soldaten- kerkhof, waar alle graven één zijn; maar de een­heid der verscheidenheid zoals de Schrift die leert: verscheidenheid der gaven… verschei­denheid der bedieningen… verscheidenheid der werkingen, doch deze dingen alle werkt één en dezelfde Geest, delende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijk Hij wil”. (1 Kor. 12:04-11.)

(Wordt vervolgd). 

P.K.

 

Uit de arbeid.

Delfzijl.

Zondag 23 Juli was een bijzondere dag voor deze gemeente, want niet alleen dat er een aan­tal kinderen zouden worden opgedragen, maar er zou tevens een doopdienst plaats vinden.

Voor deze bijzondere dag als ook de ande­re dagen, was zowel Zr. Bakker van Terschelling, als ook de schrijver van dit artikel overgekomen.

Zaterdagavond kwamen we eerst te zamen om alles voor God te brengen en Zijn zegen af te smeken.

Hoe heerlijk was God Zondagmorgen in ons midden. We kwamen met een zeer groot aantal mensen tezamen; velen waren uitgenodigd en hadden daaraan gehoor gegeven. Het was een ernstig ogenblik, toen wij 11 kinderen aan de Here opdroegen. Het was onvergetelijk, toen de verschillende ouders daar met hun kinderen voor Gods aangezicht stonden.

’s Middags hadden wij het voorrecht om vijf broeders en zusters te dopen. Wat een moeite had men zich getroost om alles voor deze dienst in orde te brengen en hoe keurig was alles ge­regeld. Ja, we kunnen niet anders zeggen, dan dat het een heerlijke en gezegende middag was. ’s Avonds kwamen we nog eens samen en wat een heerlijke geest van vrijheid was er onderons.

En het slot mochten wij zien, dat ook een zuster van één onzer broeders met haar dochtertje tot God kwam. Wat een vreugde en blijdschap was er onder Zijn kinderen.

Tussen de samenkomsten waren er koffie­tafels aangebracht, waaraan ieder werd uitgenodigd deel te nemen.

Ook de andere dagen, die we hier doorbrach­ten waren zeer gezegend en we zijn versterkt geworden en daar is een verlangen onder hen, tot grote zegen gesteld te worden ook in deze streek. God zegene ook het Noorden van ons land. Er zijn daar verscheidene hongerige zielen. Moge God hen allen brengen aan de voeten van Jezus, onze Heiland.

 

 

1939.07

Over de ware doop met de Heilige Geest en vuur.

Een christen, in wie het vuur van de Heilige Geest niet brandt, is gelijk een lamp zonder licht; hij wordt door de wereld belachen en be­spot en geeft slechts aanstoot.

Wie met de Heilige Geest vervuld wil wor­den, moet zichzelf als offer geven op Gods al­taar. Het vuur valt slechts op het altaar en er niet naast. Wie zich de Here overgeeft ten offer, gelijkt een brandende kaars.

Die kaars bevindt zich in een voortdurend “smeltproces”. Wanneer de kaars niet versmelt, hapert er iets aan het licht.

Wanneer u gedoopt wil worden met de Heilige Geest en met vuur, dan moet u uzelf overgeven om verteerd te worden.

Weet u welke mensen moed hebben? Dat zijn zij die het vuur niet meer vrezen. Geef u over om’ verteerd te worden en het vuur van de Heilige Geest zal over u komen.

Misschien wilt u wel de Heilige Geest ont­vangen, doch op een stille, gans stille wijze, want ook op deze wijze had Elia de kracht Gods ervaren, zo zegt u.

Dat is waar, de Here was slechts in het stille, zachte ruisen, toen Hij met Elia sprak. Doch wat ging daaraan vooraf? Was daar niet eerst een aardbeving, een stormwind, een donder en bliksem? Eerst daarna kwam de Here in het zachte ruisen der boomtoppen en openbaarde Zich aan Elia.

Meent u dat u de Heilige Geest kunt ontvangen zonder verbreking des harten?

Zou het niet mogelijk kunnen zijn dat de ge­weldige macht der tegenwoordigheid Gods u ter aarde werpt, zodat gij daar machteloos ligt als een boom, geveld door de stormwind?

Denkt u, dat de bliksem van Zijn heiligheid uw gestalte niet kan doen schudden en sidderen? “De zondaren te Sion zijn verschrikt en beving heeft hen aangegrepen; zij zeiden: Wie is er onder ons die bij een verterend vuur wonen kan?” (Jes. 33:14).

Gezegend de ziel, die het onweer van Gods rechtmatige toorn ootmoedig over zich heen laat woeden, want zie, nadat God het vat gereinigd en toebereid heeft, zal Hij tot haar komen in een zacht en lieflijk fluisteren, en gij zult on­dervinden hoe goed de Here is.

Eerst het vuur – daarna de milde lichtglans. Wees waakzaam en voorzichtig en: wacht u we! uw God de wet voor te schrijven, op welke wijze Hij Zich in u zal openbaren. Hij zal komen zoals het Hem behaagt.

Uit: “Pfingstgrüsse”.

 

Europese Conferentie te Stockholm.

Het is mij een bijzondere vreugde u allen iets te mogen mededelen over deze conferentie, die van 5 tot 12 Juni aldaar gehouden werd. Het is onmogelijk om alles wat we mochten zien en horen u te vertellen. Mijn hart is vol dank aan God. dat Hij het mij vergund heeft, deze dagen daar door te brengen, met zoveel duizenden van broeders en zusters, welke vervuld zijn met de Heiligen Geest. Ook Zr. Bakker mocht dit alles meemaken.

Het was reeds ’s avonds 11 uur, toen wij in Stockholm aankwamen en door een misverstand was er op het station niemand aanwezig om ons af te halen, maar spoedig hadden wij de kerk gevonden, waar men ons bijzonder hartelijk ver­welkomde. Wij gevoelden zo, dat het uit ’t hart kwam, toen Br. Petrus, de voorganger van deze ge­meente, ons een hartelijk welkom toeriep. Spoedig waren wij dan ook ondergebracht bij de respec­tievelijke broeders en zusters dezer gemeente.

Met welk een liefde en hartelijkheid namen zij ons op in hun woning en al konden wij hen niet verstaan, men voelde zo de warmte van hun ontvangst.

Als ik mij nederzet om u allen iets daarvan te vertellen, dan schijnt het mij, alsof mijn pen niet vlug genoeg kan gaan en dringt de ene indruk na de andere naar voren.

Zeer zeker heeft God bijzonder dit werk in Stockholm gezegend. Het had, als zoveel werk in Gods Koninkrijk, een klein begin. In 1911 werd Broeder Petrus geroepen om als voorgan­ger van de gemeente Philadelphia op te treden, welke toentertijd uit 70 leden bestend. Br. Petrus had reeds in 1902 de doop in de Heilige Geest ontvangen met het spreken in andere talen volgens (Hand. 02:04), doch had het toen zo niet begrepen. Maar toen God in 1907 machtig Zijn Geest uitgoot in Zweden, werd deze ervaring vernieuwd en hij werd aangedaan met een nieuw wonderbare kracht.

Deze toen kleine gemeente stond open voor de openbaring des Geestes en spoedig werd het ledental uitgebreid; reeds in hetzelfde jaar was’t 244, het daaropvolgende jaar 438, en zo zegen­de God verder, zodat einde 1938 het ledental 5887 bedroeg. Niet alleen het ledental, maar ook de arbeid breidde zich naar alle kanten uit, zodat er heden 6 voorgangers zijn om deze gemeen­te helpen en voort te leiden in de heilige strijd en gereed te doen zijn voor de komst van Jezus. Het is een bijzondere vreugde, dat de oudste zoon van Br. Petrus thans ook voor­ganger van deze gemeente is. Vanuit Stockholm zijn een aantal gemeenten, zowel in Stockholm, als daarbuiten, voortgesproten.

Toen de gemeente zo groeide, werd spoedig de noodzakelijkheid gevoeld van een eigen ge­bouw, geschikt om deze mensen te kunnen bevatten en met ruimte voor de verschil­lende takken van arbeid. Er was geen gebouw groot genoeg. Hoe zouden deze mensen, die grotendeels tot de niet-rijken behoren, instaat zijn, genoeg geld bijeen te brengen, om zulk een gebouw te bouwen. Maar het geloof kan dingen doen, wat voor het menselijk verstand onmo­gelijk is. God was in dit alles. Zelfs de plaats, waar de kerk staat, is het bewijs, dat God ons wil leiden in alle dingen van het leven. Negen jaren geleden was dit een district, wat buiten de stad lag; maar zie, nu is het geworden één van de drukste punten van verkeer, waar verschillende bussen en trams passeren, wat een grote hulp is voor het werk hier en voor de duizenden, die er komen. Aan God alle eer toegebracht.

Het is een wonderbare en schone kerk. Mooi en heerlijk door haar eenvoudigheid en ook om haar toch praktische bouw, met twee grote galerijen, alsmede twee kleine zij galerijen. Zij biedt plaats aan wel 4000 mensen. En waar men ook zit, men kan de spreker zien en horen. De akoestiek is wonderbaar. Ik stond op de verst verwijderde plaats boven en toen Br. Petrus een speld op het podium liet vallen, kon men deze horen vallen.

Onder de kerk zijn twee zalen met een plaats­ruimte voor respectievelijk 250 en 500 mensen.

Het zou mij te ver voeren u te vertellen van de verschillende takken van arbeid, die hier verricht wordt. Er is een eigen drukkerij, boek­en muziekhandel, enz.

In de wintermaanden worden elke dag (behal­ve Zaterdag en Zondag 400 à 500 werkelozen van warm voedsel voorzien. In een huisboot die de “ark” genoemd wordt, kunnen werkelozen een onderdak vinden voor 10 dagen, en zij worden dan geheel gratis gevoed en gekleed. Gedu­rende de 7 jaren van het bestaan dezer “ark”, hebben 70.000 mannen daar een onderdak gevonden.

Dit is nog maar een klein gedeelte van de verschillende takken van arbeid in verband met deze gemeente. Deze gemeente in Stockholm al­leen onderhoudt 44 zendelingen in verschillende landen. De Pinksterbeweging in Zweden heeft op heden 234 zendelingen in verschillende lan­den; dat betekent, dat ongeveer 1/5 der zende­lingen door de gemeente in Stockholm onderhou­den wordt.

De vraagt rijst: “hoe toch is het mogelijk ge­weest, om dit te kunnen doen?” Het antwoord is wel hierin gelegen, dat men, zover als men maar kon, getrouw de lijnen gevolgd heeft die in het Nieuw Testament zijn neergelegd. Men is uitgegaan van de gedachte, dat elke plaatselijke gemeente recht heeft haar zendelingen uit te zen­den en voor hen te zorgen. En dat is zeer zeker in Zweden tot grote zegen geweest.

Het was wonderbaar de eerste samenkomst te mogen meemaken. Reeds een uur voor die tijd stonden de mensen buiten te wachten en toen de deuren dan open gingen, vulde de kerk zich spoedig. Een wonderbaar gezicht om deze duizenden te zien.

Ik had het voorrecht een avond één der spre­kers te mogen zijn en het maakte een geweldigen indruk, zoveel mensen te overzien. Op het platform is plaats voor het grote zangkoor of strijkorkest en wanneer zij soms samen zijn, het­geen bij sommige gelegenheden gebeurt, zijn er plm. 900 personen. Hoe schoon en heerlijk klon­ken hun liederen en muziek; dat zijn momenten die men niet kan beschrijven, maar die men moet beleven. Hartelijk en blijde wordt er ge­zongen. En hoe kan het ook anders, als Gods Geest in onze harten woont. Er was een heer­lijke vrijheid in de gemeente. Men heeft hier de gewoonte, als één bidt, dan bidden alle anderen mede; dat is voor ons eerst vreemd, maar men gevoelt zo ook de ernst van de gebeden.

Velen hebben zich wel afgevraagd: ”wat is toch ’t geheim van de zegen van de opwekking in Stockholm?” En dan geeft men in de regel dit antwoord: ”Gebed en zielen winnen.” Elke dag om 12 uur is er een bidstond in de kerk en er gaat bijna geen samenkomst voorbij, of zielen komen tot God.

Er is soms gevaar dat we ons te veel bij ons­zelf bepalen en de armen zondaar, die buiten God leeft, vergeten.

En dan wordt ook hierop zeer de nadruk ge­legd, dat zij, die tot God gekomen zijn, de doop in de Geest hebben te zoeken en daarvoor is dan gelegenheid in de kleinere zalen om op God te wachten, totdat men aangedaan wordt met kracht uit de hoogte.

Gedurende de conferentie, zowel in de kerk als in de grote tent, werden vele zielen bekeerd.

Velen gaven liet verlangen te kennen, om nu God te willen dienen en ik weet wel, dat men natuur i;k niet kan zeggen, dat al die mensen werkelijk opnieuw geboren zijn, maar zeer zeker, God werkt in hun midden en wat Hij doet, daar willen we ons over verheugen. Alles is gedaan door mensen, die nog gebreken hebben, gelijk wij allen, maar toch ook met een verlangen om gebruikt te worden als kanalen van zegen voor anderen.

(Wordt vervolgd).

P.K.

 

Enige aanwijzingen om zielen tot Christus te brengen.

Laat hen zien de noodzakelijkheid van verlossing. “Want zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. (Rom. 03:23.) Toont hen de weg der verlossing, door genade en als een vrije gave Gods.

Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave”. (Ef. 02:02.)

Beweegt hen verlossing aan te nemen. “Maar zo velen Hem aangenomen hebben, die heeft hij macht gegeven, kinderen Gods te worden, namelijk, die in Zijnen naam geloven”. (Joh. 01:12.)

Toont hen aan, dat zij nu de verlossing hebben. “Die in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven”. (Joh. 03:36.)

Laat hen u beloven, Christus te belijden. “Een iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de mensen, die zal Ik belijden voor Mijn Vader die in de hemelen is”. (Matt 10:32.) Vraagt hen hun leven aan Christus te geven voor overwinning en zo overwinning te verkrijgen over zonden en kracht te ontvangen voor de dienst van Christus.

“Want de zonde zal over u niet heersen”. (Rom. 06:14a.) “Maar ik heb overvloediger ge­arbeid dan zij allen: doch niet ik, maar de ge­nade Gods die met mij is”. (1 Kor. 06:19-20.) Beweegt hen een volkomen overgave te maken in dienst van Christus.

“Weet gij niet … gij uzelf niet zijt? Want gij zijt duur gekocht: zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Gods zijn. 1 Kor. 06:19-20.

 

Uit de arbeid.

Het Zangkoor uit de gemeente Amsterdam bracht dit jaar een tegenbezoek aan de gemeen­te in Velbert. Het was een grote vreugde voor onze broeders en zusters, dat God de weg ge­opend had om te gaan en op Zaterdagmorgen 6 uur vertrok een blijde schare naar Duitsland.

Wij, die in Amsterdam achterbleven, hadden ook zeer gezegende dagen. Zondags was een flinke schare opgekomen en met verlangende harten mochten we ons andermaal opmaken om opnieuw vervuld te worden met de Heiligen Geest. Wat baat het ons als we enkel in het verleden de doop des Geestes ontvingen en niet een Pinksteren voor het heden bezitten.

De tweede Pinksterdag waren wij in de Haag in de gemeente van Br. Bruining en God ontmoette ons rijkelijk in de drie samenkomsten, die wij met elkander hadden; bijzonder gezegend was de bidstond, die wij tussen de samenkom­sten hielden, voor hen, die de doop des Geestes zochten. Sommigen ontvingen een wonderbare zalving des Geestes en anderen werden opnieuw vervuld met Gods Geest.

De avondsamenkomst was wonderbaar en de vreugde des Heren was ons deel. Zeer zeker mogen wij terugzien op een heerlijke dag: we togen allen huiswaarts met een danktoon in onze harten voor de rijken zegen, die wij mochten ontvangen op dezen dag. Duizenden mensen hadden die dag zich vermaakt in de dingen dezer wereld, die ons niets kunnen schenken, maar wij hadden iets van de hemel gesmaakt.

Woensdagavond was in Amsterdam een wel­komstsamenkomst voer het zangkoor en die avond getuigden alle leden van het zangkoor van de vele zegeningen, die ook hun deel waren ge­weest. Met welkeen vreugde en blijdschap getuig­den zij van hetgeen zij genoten hadden, zo is ook de band versterkt geworden tussen onze broeders en zusters in Velbert.

Terschelling.

Dinsdag 31 Mei was ik op dit eiland om de begrafenis te leiden van onze oude moeder Bakker, die door der, Here op 80-jarige leeftijd thuis is geroepen. Zij die haar gekend hebben, weten met welk een vreugde en opgewektheid en ook met welk een heiligen ernst zij haar Here en Heiland; gediend heeft. Zij was in waarheid “een moeder in Israël”. We mochten dan ook bij de geopende groeve met een grote schare van mensen getuigenis afleggen van haar Here en Heiland. En we geloven dat dit getuigenis niet vergeefs is geweest op dit moder­ne eiland.

God sterke ook onze oude broeder bijzon­der in deze dagen.

 

 

1939.06

Het doel van de spade (late) regen.

Zo zijt dan lankmoedig, broeders, tot de toekomst des Heren! Ziet, de landman verwacht de kostelijke vrucht des lands, lankmoedig zijnde over dezelve, totdat het de vroegen en spade regen zal hebben ontvangen. (Jak. 05:07.)

Pinksterfeest is andermaal daar, en de chris­tenheid viert opnieuw dit feest, het feest van de uitstorting van de Heilige Geest. En toch, hoe betrekkelijk weinigen verstaan het diepe wezen van dit wonderbare heilsfeit.

In ons tekstwoord wordt van een vroege en spade (late) regen gesproken, en deze beide regen­tijden waren in Israël nodig om het koren tot volle wasdom te brengen. Duidelijk en klaar wordt in Gods Woord gesproken van een oogst die rijp worden zal.

De vraag moet ons van het harte “waarom heeft God de Heilige Geest uitgestort?” en wanneer we dan dadelijk een antwoord mogen geven, dan is wel dit het Goddelijke antwoord “om rijp te worden, om klaar te zijn wanneer straks de tarwe in de schuur verzameld zal worden”. Zeer typerend zijn deze twee regens, die ons hier vermeld worden. De vroege regen viel in Palestina om de akker toe te bereiden, om het zaad te ontvangen, zodat het straks krachtig kan ontkiemen. Dan trad een periode van droogte in, met nu en dan enkele regen­buien en straks, wanneer het koren bijkans rijp was, dan kwam de spade regen om het koren volkomen te doen rijpen. Wanneer we nu deze twee beelden eens toepassen op de vroege en spade regen in geestelijk opzicht, dan zien wij hoe dit in alles van toepassing is.

De vroege regen – uitgestort op de Pink­sterdag – heeft de harten moeten toebereiden om het zaad van het eeuwig Woord Gods te ontvangen. Hier viel het tarwegraan in de aarde en bracht veel vrucht voort. We behoeven maar de Handelingen der Apostelen op te slaan, om te zien, hoe heerlijk de uitkomst van deze vroege regen was. Dan trad in een tijd van droogte, met nu en dan een regenbui en we zien hoe straks het Evangelie uitgedragen wordt naar alle landen. De kerk van Jezus Christus wordt gevestigd.

De spade regen – deze was om rijp te worden, en dat bemerken wij ook aan het verband met bovenstaand tekstwoord. Het wordt toch immers genomen in verband met de toe­komst, de verschijning van onze Here Jezus Christus.

Ja, deze wonderbare uitstorting van de Heilige Geest, die nu voor meer dan 30 jaar is ge­schied door de gehele wereld, is daarvan het bewijs geworden. God heeft Zijn Geest uitge­stort, hetgeen wij nu zien en horen. Maar ver­staan wij het eigenlijke doel daarvan wel volko­men? Het hoogste en grote doel is het rijp worden van de kerk van Jezus Christus. Is het alleen dat we gezegend worden, visioenen heb­ben, gaven en krachten bezitten? Ach, wanneer dat het doel is. dan hebben wij het nog niet recht verstaan; dat zijn alleen middelen, heerlij­ke genademiddelen, die God gegeven heeft in deze Spade Regen, maar ze zijn niet het eind­doel. Het einddoel is rijp worden.

Alle ware geestelijke openbaringen, die ge­toetst en beproefd kunnen worden aan Gods eeuwig en blijvend Woord, mogen wij ervaren en genieten in deze uitstorting van de Spade Regen, maar ze zijn nimmer einddoel. Het eindduel is en blijft rijp worden van de tarweoogst, om straks binnengehaald te worden in de schuur Gods.

Geliefden, willen wij die leven in deze Spa­de Regen, die is uitgestort voor dat Jezus komt, ons laten toebereiden? Blijft niet staan bij de ervaringen van het verleden, maar ziet dat God u wil brengen van de lente-ervaringen van uw geestelijk leven naar de zomer en zo naar de herfsttijd – de oogsttijd. Blijft niet treu­ren, als de lentebloesems zijn uitgebloeid, maar verheugt u dat God de vrucht van uw le­ven tot ontwikkeling zal brengen door de koesterende stralen van de Zonne der Gerechtigheid, en u zo rijp maakt door de machtige Spa­de Regen, en we zo door Hem en de inwo­ning van de Heilige Geest gerijpt worden, om deelgenoot te worden met Hem in de eerste opstanding.

Eerst dan pas zullen wij God danken voor zulk een ware openbaring van de uitstorting van de Heilige Geest.

  1. K.

 

De Heerlijkheid van Pinksteren.

“En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bij een. (Hand. 02:01.)

Handelingen 2 is zeker het voornaamste hoofd­stuk der Handelingen! De neerdaling van de Heilige Geest is de gewichtigste geschiedenis en ’t belangrijkste feit van heel het boek.

Zonder de komst van de Heilige Geest is er geen waar geloof of christendom en heeft de zondaar geen gewin aan het wonderbaar heil door Christus verworven op Golgotha. Het zaligmakend werk van de Heilige Geest is even noodzakelijk, als dat van de Here Jezus Christus, want Hij is God, en één met de Vader en de Zoon, om met Hen het Goddelijk-Werk te voltooien, en te ver­heerlijken. (Job 32:08; Joh. 03:05-07). De zondaar is geestelijk onmachtig door de zonde, om te zien zijn ellende en de macht der zonde, om krachtig te kunnen aanroepen Gods Naam en te geloven het Evangelie tot behoud; daarom was de komst van de Heilige Geest beslist nodig. en hebben wij het werk van de Heilige Geest in als door ons, zowel voor dan na de bekering, wel te waarderen.

Lieve lezer(es), zet vooral op de heilige feestda­gen des Heren, geheel uw hart op Gods instel­lingen, Zijn dierbare feesten en geschenken, ge­schiedenis, leer en woord, en vraag uzelven af, wat ze voor uzelf inhouden. God heeft ons geen ijdele dingen gegeven. Kent u de kracht van Pinksteren? Dan kent u ze óók van Pasen! (Pasen en Pinksteren zijn één en aan elkaar gebonden als wortel en stam. Mogelijk hebt u wel deel aan het Paaslam, maar nog niet aan de Pinksterkracht in haar volheid.

Op het Paasfeest werd de Christus gekruisigd als ons Pascha; op Pinksteren kwam de Heilige Geest als onze Levenskracht, want inderdaad zonder Hem kunnen wij niets doen, want door Gods Geest moet het geschieden. Gods kracht voor Gods werk! Hoe ootmoedig en klein moet dat ons maken!

Werd in Egypte voor ’t éérst het Paasfeest gevierd, het Pinksterfeest echter buiten Egypte (beeld van de goddeloze we­reld), vandaar dat Jezus zeide: de wereld kan Hem niet ontvangen, want zij ziet en kent Hem niet. (Joh. 14:17). Stierf Christus in en voor de wereld; de Heilige Geest leeft en werkt in de Gemeente. Door de hoogmoed van Babel kwam er een vloek op de tong, door de ootmoed van het nieuw Sion, een zegen; wat de eerste verwarde en verdierf, herenigt en ge­neest de tweede, bij de genade Gods in haar, om Christus wil, haar eigen Hoofd.

Het Nederlandsche woord pinksteren komt van het Griekse woord: “pentecoste” dat vijftig betekent, d i. de vijftigste dag na het Paas­feest, het feest der weken (7 x 7 is 49 plus 1 is 50) en des oogstes genoemd, omdat na zeven weken de oogst van het veld werd binnengehaald. Dan loofde men God, de Landman, voor Zijn ze­geningen. (Lev. 23:15-20). Terzelfder tijd vierde men het feest der wetgeving, dewijl men geloofde, dat vijftig dagen na Pasen, God de wet op de Sinaï gegeven had. Het Pinksterfeest openbaarde dus de grote liefde en voorzienigheid Gods over alle vlees. leder jaar zag men het nut, op het veld, en in de wet, en al wat adem had prees de Allerhoogste voor Zijn levendmakende Geest. (Ps. 104:030.)

Lieve lezer(es), laat ons de heerlijkheid van Pinksteren beschouwen en bewonderen, en neerbukken voor Gods aangezicht, in ene be­wonderende aanbidding. God in de Geest loven en danken, want de Heilige Geest, de an­dere Trooster, Raadgever en Voorspraak, als Christus’ Plaatsvervanger en Stedehouder op aar­de. is wezenlijk en waarachtig tot ons, in Per­soon gekomen, met een groot doel en verheven roeping: Christus verheerlijken, Christus aan ons mededelen en openbaren, de toeko­mende dingen ons te verkondigen en ons in alle waarheid te leiden. (Joh 14:16; Joh.14:26; Joh. 16:13-14.)

Met Pinksteren breekt er een nieuw tijdperk aan, en welk een heerIijke tijd, als vrucht van Jezus lijden en sterven. Doopte Johannes met water, gij, discipelen zult nu kun­nen gedoopt worden, sinds de Pinksterdag met de Heiligen Geest! Wonderbaar! De Geest was beloofd en Hij kwam, want God kan niet liegen. Hij kwam met macht en kracht, dit tonende door de tekenen van wind en vuur, en dat wonderlijke werd nog opgeluisterd door het teken der talen. “Zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken met andere talen, gelijk hun de Geest gaf uit te spreken. (Hand. 02:04.) Hier geliefde, hier hebben wij de wonderbare goedheid en liefde Gods. God, die eerst in Zijn heilige geliefde Zoon had gewoond, komt nu wonen in de mens, de zwakkeling. Geen wezen meer! En nu: Kracht van omhoog! om omhoog te wandelen, door de diepte des lijdens heen, en werk te doen voor de eeuwigheid.

Toen, op die heerlijke dag dat God, de Heilige Geest, op aarde kwam, werd een nieuw maatschappij opgericht en be­vestigd, n.l. de Christelijke Kerk. Haar dienaren, de Apostelen, werden voor de hoog­ste bediening ingewijd en bekwaamd en een Nieuw Tijdperk van de Bediening des Geestes (2 Korinthe 3) was ingeluid. De koste­lijkste vreugdeolie op de dierbare bloedprijs was uitgestort en de Hoogste Leraar tot het allergrootste nut, had Zijn mond voor het eerst in een nieuw Ambt geopend. Had Jezus vroeger de Heilige Geest beloofd, bij Zijn komst op de Pinksterdag zag men dat Jezus de waarheid gesproken had, dat Hij de Profeet was en in de hemel verhoogd moest leven in alle macht, ten goede voor Zijne Kerk. Ja, men voelde dat Zijn hart. Zijn liefde, tot hen gekomen was in de Heiligen Geest, omdat die niet van Zich-zelven. doch al maar van Jezus sprak.

De Heilige Geest kwam in het openbaar, voor de ogen van de zender. Niemand kon meer twijfelen aan de waarheid en goddelijkheid van Christus’ zending van Zijn Plaatsver­vanger en het heerlijk Evangelie. Gods pand en handgeld als voorsmaak en verzegeling was uit de hemel nedergedaald, om Gods wet in de tafelen des harten te schrijven. (Rom. 08:04).

Lieve lezer(es), hebt u reeds uw Pinkste­ren gevierd? Hebt gij de Heilige Geest ont­vangen? (Luc. 11:13)

  1. R.

 

Uit de arbeid.

Amsterdam.

Hemelvaartsdag is bij vele mensen een dag van ontspanning en uitgaan. Hij is onder de Christelijke feestdagen wel de minst gevierde dag, en toch, als Christus niet de plaats had ingenomen aan Gods rechterhand, dan had Hij de Vader ook niet gebeden om de “Trooster”, de beloofde Heilige Geest. Wonderbare dag van Christus’ kroning, maar tevens de verzege­ling van onze aanstaande hemelvaart.

Dit jaar hadden wij op die dag drie samen­komsten. Het was ons een groot voorrecht Br. E. Jung van Hamburg in ons midden te hebben, die voor velen een grote zegen is geweest. Een flinke schare van broeders en zusters kwam samen, ook uit de Haag, Scheveningen, Hilversum en Bilthoven. Het was een heerlijke morgen toen br. Junge sprak over “onze wandel is in de hemel”. God openbaarde ons, wat Hij van ons verwacht. Ook de gave van profetie en gezichten deed ons duidelijk onze roeping verstaan.

Des middags mochten wij een aantal broeders en zusters uit de Haag en Amsterdam, de Heer zien volgen in de waterdoop. Een moe­der en 3 dochters uit de Haag waren onder dit aantal. Hoe heerlijk, en welk een voorrecht, zo de gehele familie te zien gaan in de gehoor­zaamheid aan Christus’ woord.

Altijd weer is het een heilig ogenblik, zo’n doopdienst, waarin men getuigenis aflegt van met Christus begraven te worden, en ook met Christus op te staan in nieuwigheid des levens.

Een zeer grote schare was ’s avonds samengekomen voor de laatste samenkomst. Heerlijke getuigenissen mochten wij horen van hen, die gedoopt waren. Hoe konden wij ons verblijden met onze zuster, die getuigenis aflegde, hoe God haar plotseling had gegrepen uit de wereld en haar in één ogenblik des tijds had overgezet in Zijn wonderbaar licht en hoe nu reeds een groot gedeelte van haar familie is bekeerd ge­worden en ’s middags reeds drie kinderen van haar gedoopt werden.

De wonderen Gods, waarover Br. Jung ons sprak, in zijn zendingswerk in Hamburg, deed onze harten vol vreugde zijn in God. En hoe gevoelen wij, dat het Evangelie nog altijd een kracht Gods tot zaligheid is. Het was moeilijk deze samenkomst te sluiten. In de na-bidstond kwamen nog enkele zielen tot de Here en werd er met kranken gebeden en velen zochten de volheid des Geestes. God was in ons midden.

Hoe verlangen onze harten naar een volle openbaring van de werking van Gods Geest.

Helaas moesten wij van elkander scheiden en met een vreugdelied vertrokken wij allen weer naar onze verschillende woningen. Het was een ware Hemelvaartsdag geweest We hadden iets van de hemel ervaren.

Ook uit andere plaatsen, zoals Terschelling en Delfzijl bereikten ons berichten, dat God Zijn werken vernieuwd en dat de Here ook daar meer en meer de harten levendig maakt.

Hilversum.

Dinsdag 9 Mei jl. had de Zendingsclub “De Zaaier” een Zendingsavond belegd in verband met hun één-jarig bestaan. Het was een heerlijke avond. Ze hadden zeer veel werk van alles ge­maakt en kunnen dan ook terugzien op een wel­geslaagde avond. Bijzonder aardig was ook de voorstelling van het “oogsten”. Ja, dat we dan maar allen zaaiers zullen zijn, om dan zo ook straks te mogen oogsten.

Br. Jung was ook een avond te midden van onze broeders en zusters, die zeer gezegend was. We werden allen opnieuw bekrachtigd. Hoe ge­voelen wij in deze tijd, dat een doop van vuur en Geest nodig is.