1937.04

1937.04

De geestelijke gaven.

“En van de geestelijke gaven, broe­ders, wil ik niet, dat u onwetend bent.”

(1 Kor. 12:01).

Het tekstwoord, uit dit gedeelte van Gods Woord bewijst ons, dat er gelovigen zijn, ja, kinderen Gods, die onkundig zijn omtrent de geestelijke gaven. Paulus’ streven ten opzichte van de gemeente te Korinthe, was: dat zij niet onkundig, onwetend zouden blijven aangaande de geestelijke gaven. En hoe kan dat ook anders, want de on­wetendheid daaromtrent doet ons leven ver beneden het peil van het woord van God, ter­wijl kennis daarvan, verlicht door de Heilige Geest, ons een onschatbare geestelijke waarde schenkt.

De geestelijke armoede van de algemene Christe­lijke Kerk vloeit daaruit voort, dat men niet ge­looft in het nog bestaan van de negen geestesgaven, die wij in dat hoofdstuk vinden. En als men nog gelooft in het bestaan van die geestesgaven, dan ge­looft men vaak enkel nog in de eerste zeven ga­ven, maar de laatste twee gaven, als het spreken in tongen en het uitleggen van de gesproken tongentaal (profetie), dat gelooft men niet of men maakt zich er mee af met te zeggen: “ze hebben bestaan, maar het is nu niet meer nodig.”

Toch staat dit wel in de Bijbel? Gods woord is toch een lamp voor onze voet en een licht op ons pad. Het is duidelijk in ons tekstwoord, dat het Gods gedachte is, niet, dat we onwetend zullen zijn of blijven omtrent de geestelijke ga­ven, maar dat we het ware gebruik van deze gaven mogen weten, opdat we daardoor de juiste op­bouw in de gemeente zullen ontvangen. Is het geen treurige zaak, iets dat ons zeer moet ver­bazen aan de ene, en tot droefheid moet stemmen aan de andere kant, dat er zo wei­nig, zo spaarzaam gesproken of gepredikt wordt omtrent deze geestesgaven?

Wat is hier de oorzaak van? Als Paulus ge­loofde, dat de gemeente het nodig had, om niet onkundig te blijven daaromtrent, waarom spre­ken wij er niet over? Is Gods Woord dan ver­anderd?

De broeders en zusters in Korinthe wisten wel dat er geestelijke gaven waren; die bezaten zij. Want Paulus kon schrijven: ”alzo dat het u aan gene gave ontbreekt.” (1 Kor. 01:07). Het was dus niet, dat zij geen gaven bezaten, of er niet in ge­loofden, maar hun moest worden aangezegd, het rechte en ware gebruik van die gaven te maken. Als Paulus tot een gemeente zei, waar de negen gaven van de Heilige Geest aanwezig waren, (1 Kor. 01:07), dat zij niet onwetend moesten blijven, hoe groot moet dan wel de geestelijke duisternis zijn van de gemeenten, die deze gaven niet aannemen?

Het doel van de apostel Paulus was, dat deze heerlijke gaven niet verborgen zouden blijven, maar dat zij tevoorschijn zouden komen, opdat de kinderen Gods er het juiste gebruik van zouden leren, uit het dierbaar Woord van God.

De gaven zijn verschillend, maar de Gever is één, zoals ook Gods Woord zegt: “er is ver­scheidenheid van gaven, maar het is dezelfde Geest; er is verscheidenheid aan bedienin­gen, maar het is dezelfde Heer; er is verscheidenheid van werkingen, maar het is dezelfde God, die alles in allen werkt, (1 Kor. 01:04-06).

De drieenige God, – Vader, Zoon, Heilige Geest – is de Bewerker, de Oorsprong van deze gaven; verschillende rivieren, verschillende stromen, maar voortkomende uit één Bron, God. En Gode zij dank, de ver­scheidenheid van deze gaven is niet de verscheiden­heid van verdeeldheid, maar van wonderbare een­heid, die juist in zijn wonderbare verscheiden­heid, Gods wonderbare éénheid openbaart.

Het doel van de geestelijke gaven is duidelijk aangegeven, en wel: dat de gemeente opge­bouwd zal worden. Zolang de gaven van de Hei­lige Geest aanwezig zijn, zolang wordt de gemeente van de Heren opgebouwd, versterkt en krachtig gemaakt.

Een gezonde, geestelijke openbaring en be­diening van deze gaven zal een gemeente geestelijk doen groeien, gelijk Paulus ook zegt: “tot een volkomen, volgroeide man, tot de mate van de volheid van Christus.”

Juist waar de zuivere werking van de geestesga­ven zijn, zullen we het verschil zien tussen de werking van God en de werking van de Satan. Men zal dan werkelijk kunnen zeggen: God is in haar midden. Als Paulus de hoop uitspreekt, de geliefden in Rome te mogen ontmoeten, dan is het in deze woorden, dat hij dit verlangen uitdrukt: “Want ik verlang er naar om u te zien, opdat ik u enige geestelijke gave mocht mededelen, zodat u versterkt zoudt worden.” (Rom. 01:11).

God wil dan ook Zijn bruidssieraden aan Zijn Gemeente geven, opdat zij straks gereed zal zijn, wanneer haar hemelse Bruidegom zal weer­komen en haar zal vinden, getooid met al de bruidssieraden, die de Bruidegom haar geschon­ken heeft in en door de verlossing, teweegge­bracht aan het kruis van Golgotha.

Hoe moet de gemeente dan wel zijn in betrekking tot de geestesgaven? Het beste kunnen wij deze vraag beantwoorden met het woord uit (1 Kor. 01:07): “dat het u aan geen enkele gave ont­breekt, verwachtende de openbaring van onze Heer Jezus Christus.”

  1. K.

 

Nooit kan ’t geloof te veel verwachten. Des Heilands woorden zijn gewis.

 

De kloppende Heiland.

“Zie Ik sta aan de deur en Ik klop; in­dien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen. Ik zal tot bij hem binnenkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en Hij met Mij.” (Openb. 03:20).

Dit spreekt Christus, de Verlosser en Zalig­maker van de wereld.

Zie Ik sta aan de deur en Ik klop. De deur is het hart van de mensen en Christus vraagt: “doe Mij open en laat Mij binnen.” U zult vragen: “hoe weet u, dat Christus aan de deur van mijn hart staat te kloppen, om binnen gelaten te worden?” Mijn antwoord is: “dat zegt Gods Woord”. Als een woord van mensen zou het geen waar­de voor u hebben; maar als Gods Woord het zegt, dan weten wij, dat het zó is. En wanneer wij gehoorzamen, gaat Gods woord in vervulling.

Vriendelijk, teder, zacht, maar beslist, zegt Christus: “Open uw hart en geef Mij plaats”.

Hij klopt aan het hart van de mensen in voor­spoed en zegt: “laat Mij binnen, opdat Mijn voorspoed u dichter tot Mij zal brengen en opdat deze u niet naar beneden brengt in zonde en el­lende, maar naar boven.”

Christus klopt aan ons hart in tegenspoed en vraagt: ‘laat Mij binnen, en laat Mij u kracht geven en uw tegenspoed helpen dragen.” En als u dat doet, dan zult u ervaren, dat juist deze tegenspoed de weg is tot blijdschap en vrede van het hart. Dikwijls komt Christus en klopt aan het hart van mensen met leed en verdriet en vraagt: “laat Mij binnen.” Hoeveel tranen zijn er niet geschreid, die niet afgedroogd kon­den worden? Hoeveel wonden geslagen in het hart, die niet geheeld kunnen worden? Waarom niet? Omdat er maar Eén is, die in waarheid onze tranen kan afdrogen en ons hart kan helen.

En dat is Jezus Christus.

Is er misschien leed, droefenis of rouw over u gekomen, laat mij u dan zeggen, het is het klop­pen van de Here Jezus, die vraagt: “laat Mij binnen.”

Haast ieder gaat gebukt onder de zorgen die het leven geeft. Niemand ontkomt eraan. Nu staat Chris­tus aan de deur en klopt, terwijl Hij bidt: “laat Mij voor u zorgen, voor u dragen. En niet al­leen uw zorgen, maar laat Mij uzelf dragen, zoals een moeder haar kind draagt.”

Laat Christus niet langer buitenstaan maar doe uw hart open en laat Hem binnen. Zoals een bloem zich ontsluit voor het licht, ontsluit zó uw hart voor het Licht van deze wereld, Jezus Christus. En als u Hem binnen laat, dan zal donkerheid, twij­fel en vrees plaats maken voor Hem ; en vrede, genade en barmhartigheid zal uw harte vervullen.

  1. W. v. H.

 

Vrijheid.

Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult u waarlijk vrij zijn.

(Joh. 08:36).

Hoeveel bloed heeft deze aarde niet gedron­ken omdat de volken vrij wilden zijn. Ieder volk heeft zijn geschiedenis waarin geschreven staat: los van slavernij, vrijheid boven alles!

Ieder land en volk gedenkt met vreugde en blijdschap het jaar en de dag, dat het juk werd verbroken en men vrij werd. Deze vrijheid is echter uiterlijk en niet de ware vrijheid, waarvan Christus spreekt. Er is een andere vrijheid, de ware vrijheid, die Christus voor ons heeft aan­gebracht door Zijn sterven aan het kruis van Gol­gotha.

Daar werd de grootste strijd gestreden, die ooit gestreden werd. Daar werden de machten, die het mensdom gevangen hielden, overwonnen. Daar werden de zondeketenen verbroken en daar werd de lange, zwarte lijst onzer zonden, welke ons van God scheidde, verscheurd en uitgedelgd door het bloed van Christus.

Waarvan werden wij vrijgemaakt?

1e. Wij werden vrijgemaakt van het oordeel Gods. Een ieder die zondigt, zal de dood sterven. Wij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods en wij allen moesten die vreselijke plaats innemen, die Hij voor óns in­nam aan het kruis. God moest de zonde oordelen en het oor­deel werd voltrokken in Hem, Jezus Christus.

2e. Vrijgemaakt van de wet. Christus zegt: Ik ben niet gekomen, om de wet te ontbinden, maar om die te vervullen.

Evengoed als alle beloften, feesten en de tem­pel heenwijzingen waren naar Christus, die in Hem hun vervulling zou vinden, zo werd ook de wet in Hem vervuld.

Die door het geloof uit Hem geboren is, die vervult het hoogste gebod, waarin alle geboden zijn opgesloten, n.l.: U zult uw naaste liefheb­ben als uzelf. De wet is voor de slechte mensen, (1 Tim. 01:09-10), maar niet voor de opnieuw geborenen. De wet is een tuchtmeester, totdat de tijd zou komen, dat door het geloof in Hem nieuwe mensen worden geschapen, die uitroepen: “Abba, lieve Vader!”

Vrij van de macht van de zonde!

Sinds het mensdom in zonde is gevallen, is de wet van de zonde binnen gekomen, die heerst in ons leven, die ons doet uitroepen: het goede, wat ik wil doen, dat doe ik niet. De begeerte om het te doen is er wel, maar de kracht om het te doen vind ik niet.

Paulus zegt echter in (Rom. 08:02): ‘Want de wet van de Geest des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet van de zonde en de dood.”

Dit is het nieuwe leven van Jezus Christus, die ons vrijgemaakt heeft van de wet van de zonde en ons in staat stelt het nieuwe leven van Jezus Christus uit te leven.

Dit alles is mogelijk door het geloof in Jezus Christus, onze Heer.

 

Uit den arbeid.

Met dankbaarheid aan God mogen we terugzien op de afscheidssamenkomsten van br. G. Starr, welke hij in Holland hield. De schrijver van dit stukje had het voorrecht, hem bij de verschillende ge­meenten in te leiden en hem te vertalen. Het was tevens een heerlijke gelegenheid om de ver­schillende gemeenten te bezoeken. Mogen wij u allen danken voor de goede zorgen en voorbe­reidingen, die wij overal aantroffen. Hoe heer­lijk en gezegend is toch de gemeenschap van Gods kinderen.

De eerste plaats, die wij bezochten was Delfzijl, waar we twee gezegende samenkomsten hadden. Deze kleine gemeente is een ijverige zendingsgemeente en men merkt zo, dat daar meegeleefd wordt met al de arbeid in de zending.

Terschelling was de tweede plaats die wij bezochten. Het was goed met deze schare broeders en zusters samen te komen. Ook daar zijn de harten brandende voor de zending en hoe kan het ook anders, waar twee zusters afgestaan zijn voor de zending in China, waarvan één, Zr. Bakker, nog altijd arbeidt in dat don­kere land.

Zondag was Amsterdam aan de beurt en wij hadden drie gezegende samenkomsten, die zeer goed bezocht waren. We werden allen gezegend door het ernstige woord van onzen broe­der en we mochten er de wonderbare leiding Gods in zijn leven beluisteren, ’s avonds was de zaal geheel gevuld en ook het zangkoor gaf zijn medewerking en zong een paar prachtige liede­ren. Enkele broeders ouderlingen, net als mijn vrouw spraken een kort woord en gaven onze broeder een bemoedigend woord uit de Bijbel mee.

Het was een heerlijk en gezegend ogenblik, toen onze jonge broeder neerknielde, en de voorganger, net als de ouderlingen, hem de handen oplegden en hem opdroegen aan de trou­we zorg van onze Hemelse Vader. Daarna klonk als bede der gemeente “dat ’s Heren ze­gen op u daal”. Het was voor ons allen een onvergetelijke avond.

Nu volgde Scheveningen, waar we in het nieuwe zaaltje heerlijke samenkomsten hadden. Er was veel vrijheid in het getuigen. Het woord, dat onze broeder sprak, alsmede de persoonlijke getuigenissen, werden aandachtig opgenomen in de harten. Het zaaltje was geheel gevuld. Moge de Here onze getrouwe broeder en zuster in deze nieuwe wijk ten zegen stellen.

In Haarlem, waar wij de volgende samen­komst hadden, gaf de Heer ons ook een goede en gezegende samenkomst, het was een vreugde het zangkoor van Haarlem in de samenkomst te mo­gen horen.

Ook in Hilversum waar wij de volgen­de avond waren, hadden wij goede ogenblikken met elkander. Ook daar is een kleine groep van trouwe broeders en zusters, die veel liefde voor de zending heeft. De Here doe ook de­ze gemeente groeien; dat zij nog voor velen tot zegen zal worden.

In Rotterdam Z. hadden we een heerlijke samenkomst en hoewel het weer vlak voor de samenkomst zeer slecht was te noemen, was er toch een flinke schare van broeders en zusters opgekomen, om naar het getuigenis van onze jonge broeder te luisteren. We mochten ook kennismaken met Br. Schoeman van Zuid-Afrika, die daar in de arbeid helpt. Ook werd aan mij schrijver van dit stukje, gelegenheid gegeven om een kort woord te spreken, en mochten wij de hulp van de Heer ervaren.

Rotterdam Noord was de laatste plaats, die wij bezochten en ook daar, in deze kleine kring, die zo meeleeft met onze zending, mocht het persoonlijk getuigenis van Br. Starr een zegen brengen. Deze samenkomst besloot de reeks sa­menkomsten. De volgende morgen vertrok on­ze broeder naar Velbert (Duitsland), waar hij 12 Oktober a.s. van Bremen hoopt te vertrekken naar China.

Mag ik u allen, ook uit naam van het zendingswerk, hartelijk danken, voor al de gaven die gij gegeven hebt voor onze arbeid in China.

God zegene u allen naar de rijkdom van Zijn genade.       

  1. K.

 

 

1937.03

1937.03

Zekerheid des geloofs.

Honderden,  om niet te zeggen duizenden Christenen in onze tijd missen de zekerheid van het geloof en zijn daarom geen blijde en gelukkige mensen. Zij voelen zich ongelukkig, en leven in voortdurende vrees aangaande de eeuwigheid.

Misschien  geliefde lezer, behoort gij ook tot die gelovigen. Ook u wordt heen en weer gedreven, net zoals een schip zonder roer, op de golven van vrees en twijfel. U bekommert u over uw zielenheil, maar durft niet geloven, dat het ook voor u is. Denkt u nu werkelijk, dat dit de wil van God voor u is? Dat u altijd in het onzekere moet verkeren? De Bijbel, het onfeilbaar Woord van God: maakt ons Gods wil bekend, en zegt: “God wil dat alle mensen zalig worden, en tot kennis der waarheid komen”. Dit geldt ook voor u! Dit is een getrouw woord” zegt de apostel Paulus, en aller aanneming waardig, dat Jezus Christus in de wereld gekomen is, om zondaren zalig te maken. Daarom kan Hij ook iedereen zalig maken, diegenen die door Hem tot God gaan.”

De uitnodiging van de Here Jezus, is dan ook heel duidelijk en beslist: “Komt bij Mij, jullie allemaal, die vermoeid en belast zijt, en ik zal u rust geven!”

Aarzelt u nog? Vraagt u uzelf misschien af: “Is dat wel voor mij?” Luister dan, wat de Here Jezus zegt: “Iedereen die bij Mij schuilt, omarm ik met Mijn liefde”.

De Heer wil en kan u zalig maken!

God meent wat Hij zegt. Hij doet wat Hij be­looft. Redeneer dan niet langer. Maak geen ver­dere tegenwerpingen. Bedroef Hem dan niet met vrees en twijfel. Aanvaard eenvoudig Zijn vrien­delijke uitnodiging. Kom!

Behoeftige ziel, belijd uw zonden. Geef u zelf in Zijn handen, en dank Hem voor Zijn goede wil jegens u. Vrede met God, vrede in het ge­weten, vrede na moeite en strijd zal uw deel zijn.

Psalm 81 vers 12 zegt het zo:

Opent uwen mond,

Eist van Mij vrijmoedig

Op mijn trouw verbond;

Al wat u ontbreekt,

Schenk Ik, zo gij ’t smeekt.

Mild en overvloedig.

(1 Tim. 02:03; 1 Tim. 01:05; Heb. 07:25; Matt. 11:28; Joh. 06:36).

N.V.

 

Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander en het bloed van Jezus Christus, Zijnen Zoon, reinigt ons van alle zonde. (1 Joh. 01:07). Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar, en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. (Telos vertaling)

Dit is een zeer bekende tekst. Vooral het laat­ste gedeelte daarvan, wat ik zelf dan ook dik­wijls gebruikt heb. Toch word ik in de laatste tijd meer en meer bepaald bij het woord zonde. De zonden, die wij gedaan hebben, zijn ons vergeven door het bloed van Christus; maar zonde doelt op het wezen van de zonde in ons.

Wat zou toch de oorzaak zijn, dat veel kinderen niet gereinigd kunnen worden? Is daartoe geen begeerte? Zeer zeker! Wil God ons dan niet reinigen? Onnodig, hierop antwoord te geven. Wat zou dan toch wel de oorzaak zijn, dat veel kinderen Gods met hun zonden blijven zitten? Dit is de oorzaak: men praat wel over zonde, maar in werkelijkheid is deze geen zonde voor hen geworden. Men heeft wel spijt van verschillende onvolmaaktheden als bijv. toorn, drift of lichtgeraaktheid, maar daar komt men niet verder mee. Kaïn had ook spijt, dat hij zijn broeder doodsloeg. Saul had ook nu en dan spijt: dat hij David naar het leven stond. Judas riep ook uit; “Ik heb verraden onschuldig bloed. Ook iemand uit de wereld kan nog wel zeggen: Ik heb er spijt van”, maar het werd en wordt niet tot zonde voor hem. En dit is toch waar het op aankomt!

Wordt iets voor ons tot zonde, dan worden, of beter gezegd dan zijn wij er ook van verlost. God verlost ons alleen van zonde, en niet van minder mooie dingen. Vandaar dat zodra wij de Heilige Geest toegang verlenen in ons hart, die dingen ons tot zonde worden gemaakt. Hij alleen overtuigt, ik meen, dat hiermee het vraagstuk is opgelost, waarom veel kinderen Gods nog dingen doen, die anderen niet meer kunnen doen, want God houdt er geen lievelingskinderen op na. De oorzaak is echter dat de een wandelt in het licht van de Heilige Geest, en alle dingen van het licht bestraft zijnde, worden openbaar; want licht maakt alles openbaar.

De ander wandelt bij het licht, (niet er in) en daarom kan het licht niet alles openbaar maken en de zonde blijft verborgen. Als de dingen, zonde geworden zijn, kan God ons er niet van verlossen. Daarom is het goed, om aan God te vragen, “Heer, maak alles wat U niet behaagt, tot zonde”, en de verlossing is daar.

David had gezondigd, maar hij zag het niet als zonde.  Toen hij echter riep “ik heb gezondigd toen kon God hem helpen en hij werd behouden.

  1. W. v. H.

 

Daarom zal Hij door belachelijke lippen en door een andere tong tot dit volk spreken. (Jes. 28:11). Inderdaad, door mensen met een onverstaanbare tongval, en in een vreemde taal, richt Jahwe zich tot dit volk. (Williebrord vertaling)

U geeft rust aan de moede, o, mijn God! In benauwde tijden verlaat Uw volk zich al­leen op U. Israël mag zich niet vermoeien om bondgenoten te zoeken bij de volkeren. In stil­heid en vertrouwen zal zijn sterkte zijn; dat is de rust, dat geeft de moede rust, en dat is de verkwikking (Jes. 28:12).

U hebt gesproken, maar zij hebben zich ge­wend tot degenen die geen God zijn. Zij ver­breken Uw verbond en zoeken de steun van Egypte tegen Assyrië. Zij trekken af in Egypte en vragen Mijn mond niet (Jes. 30:02). Wee hen, waarvan hun werken in de duisternis geschieden, en zeg­gen: Wie ziet ons en wie kent ons? (Jes. 29:15). O, Mijn volk! Zij die u leiden, verleiden u. (Jes. 03:12).

Ook de priester en de profeet dwaalt. Verslon­den zijn zij van de wijn. Bij het gezicht (visioen of profetie) zijn de profeten beneveld en bij de rechtspraak wag­gelen de priesters. Hun tafels zijn vol walgelijk uitbraaksel, dat er geen plaats meer is.

Uw knecht bespotten zij. Zij verachten Uw onderwijzing en spreken: “Aan wie wil hij ken­nis onderwijzen en aan wie een Godsspraak te verstaan geven?”

Zij zijn gespeend van de melk en ontwend aan de borsten. Bent U het niet, Here, die Uw kinderen de borst geeft? In hun dronkenschap bespotten zij Uw knecht en lallen hem toe: “Gebod op gebod, gebod op gebod, regel op regel, regel op regel, hier een weinig, daar een weinig.

Daarom, o God, gaat U nu spreken door een teken. Die wartaal wordt Uw teken: hun tot een oordeel. Gij gaat spreken door belachelijke lippen en door een andere tong tot dit volk!

De vijand van Israël zal komen, een stuurs volk, diep van spraak, zodat men het niet horen kan, van belachelijke tong, hetwelk men niet verstaan kan (Jes. 33:19; Ez. 03:06). De Assyriërs vervulden de woorden, die gesproken zijn door Jesaja, de knecht. En het volk hoorde niet.

Maar hoger stijgt de profetie, waar het oor­deel een rijke belofte wordt.

Onpeilbaar diep zijn Uw gedachten.

Daarom, o God, gaat Gij nu spreken door een teken. Die wartaal wordt Uw teken: ons tot vertroosting. Het teken dat weersproken wordt. En ook op die wijze zullen zij Mij niet horen, zegt de Here (1 Kor. 14:12). En zo zijn de tongen een teken voor de ongelovigen. (1 Kor. 14:22).

De Goddelijke ironie sprak, ziende de zinloze leidslieden. Ik zal voortaan wonderlijk handelen met dit volk want de wijsheid zijner wijzen zal vergaan en het verstand zijner verstandigen zal zich verbergen (Jes. 29:14). Oordeel en belofte! Want het dwaze Gods is wijzer dan de mensen. Ontledigd verstand! Belachelijke lippen, zij zijn vol zoeten wijn.” Met nieuwe tongen spreken zij. (Mark. 16:17).

En zalig is hij die aan Mij niet zal geërgerd worden. Het verstand vruchteloos Ontledigd! (1 Kor. 14:14). Uw Geest Heiland, zal mij vervullen. Hij zal U prijzen en loven; want wij weten niet wat wij bidden zullen gelijk het behoort, maar de Geest zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. 1 Kor. 14:14).

Deze gave zal ons niet ontbreken indien wij de openbaring onzes Heren Jezus Christus verwachten (1 Kor. 01:07). Christus zal ze teniet doen bij Zijn Komst. Want dan komt het volmaakte. Dan wordt de verborgenheid des Geestes openbaar. Dan wordt ons gedeeltelijk kennen een kennen gelijk ik ook gekend ben!

  1. d. B.

 

Voor het dagelijks leven.

De ergernis.

Lijdt u door kleine dingen, die u ergeren? Waarlijk trouwe lezer, wij weten het – het is menselijk dat u zich ergert! Wij kunnen echter met betrekking tot dit onderwerp iets leren van de oester.  Een oester is voorzeker geen nerveus dier. Zelfs wanneer zij in het net gevangen ligt of op de eettafel, op het punt van geslacht te worden, toont zij geen onrust of bekommernissen.  Zij jaagt en spartelt niet, gelijk de krabben en vissen, en toch vertellen ons de geleerden dat de oester uiterst fijngevoelig is. Een enkel zandkorreltje dat binnen haar schelp indringt hindert en kwelt haar. Echter wat doet zij er mee? Op haar eigen rustige, filosofische wijze bedekt zij den indringer met de stof waarvan haar schaal gemaakt is. En zo wijkt de ergernis, zij ziet en voelt de pijn niet meer en een parel ontstaat.

Hoe kostelijk zou het zijn, wanneer allen die zich ergeren, de aard en de kalmte van de oester aannamen, en hun ergernissen in juwelen deden veranderen!

Jezus sprak eens: “Het is nodig dat de ergernissen komen.” Zeer zeker, ze zijn nodig voor onze opvoeding, doch wanneer wij ze tegemoet gaan met geduld en wijsheid, en ze be­dekken met den mantel der liefde, kunnen ze in kostbare parels veranderen.

Vrij naar het Duits.

 

Over de ware Doop met de Heilige Geest en vuur.

Een christen, in wie het vuur van de Heilige Geest niet brandt, lijkt op een lamp die geen licht geeft, over wie de wereld lacht en spot, en die slechts aanstoot geeft.

Wie met de Heilige Geest vervuld wil wor­den moet zichzelf als offer geven op Gods altaar.

Het vuur valt slechts op het altaar, niet er naast. Wie zich aan de Here overgeeft ten offer, wordt gelijk een brandende kaars.

Een kaars die brandt, bevindt zich in een voortdurend “smeltproces”. Wanneer de kaars niet versmelt, hapert er iets aan het licht.

Wanneer u gedoopt wilt worden met de Heilige Geest en met vuur, dan moet u uzelf overgeven om verleerd te worden.

Weet u welke mensen moed hebben? Dat zijn zij, die het vuur niet meer vrezen. Geef u over om verteerd te worden, en het vuur van de Heilige Geest zal over u komen.

Misschien wilt u wel de Heilige Geest ontvangen, doch op een stille, gans stille wijze, want ook op deze wijze heeft Elia de kracht Gods ervaren, zo zegt u.

Dat is waar, de Heer was slechts in het stille, zachte ruisen, toen Hij met Elia sprak. Doch wat ging daaraan vooraf? Was daar niet eerst een aardbeving, een stormwind, een donder en bliksem? Eerst daarna kwam de Heer in het zachte ruisen der boomtoppen en openbaarde Zich aan Elia.

Meent u dat u de Heilige Geest kunt ontvangen zonder dat u ruimte in uw hart maakt?

Zou het niet mogelijk kunnen zijn, dat de geweldige macht van de tegenwoordigheid van God, u ter aarde werpt, zodat u daar machteloos ligt als een boom geveld door de stormwind? Denkt u dat de bliksem van Zijn heiligheid uw gestalte niet kan doen schudden en sidderen? De zondaren in Sion zijn verschrikt en beving heeft hen aangegrepen; Zij zeggen: “Wie

is er onder ons, die bij een verterend vuur wonen kan? (Jes. 33:14). Gezegend de ziel die ootmoedig het onweer van Gods rechtmatige toorn over zich heen laat woeden, want zie, nadat God haar gereinigd heeft, zal Hij tot haar komen in een zacht en lieflijk fluisteren en gij zult ondervinden, hoe goed de Heer is.

Eerst het vuur daarna de milde lichtglans. Weest waakzaam en voorzichtig, en wacht u wel, uwen God de wet voor te schrijven, op welke wijze Hij Zich in u zal openbaren. Hij zal komen, zoals het Hem behaagt.

Uit: “Pfingstgrüsse”.

 

Indien u zich niet open stelt voor de Geest van God, kunt u niets voor God doen, al ware het, dat u aangedaan waart, met het verstand van een engel.

Finney.

 

Uit de arbeid.

Amsterdam.

We hadden de laatste weken het voorrecht, enkele zendelingen in ons midden te hebben. , Br. Geschwend; zendeling in Basuto-land, sprak een avond over de arbeid in dat land. Door zijn woord werden we rijkelijk gezegend en hoorden wij hoe God ook in dit donkere deel van Afrika zielen toe voegt tot Zijn gemeente. Dan hadden wij andermaal enkele zendelingen van Engeland die op doorreis waren naar Columbia (Zuid Amerika) en tevens ook een broeder die spoedig naar West-Afrika hoopt te vertrekken. Zondag hadden wij in Amsterdam Br. Dean van West Afrika en Zr. Gregory van Columbia, terwijl de andere zendelingen in Haarlem en Hilversum dienden.

Dinsdag ruilden wij met Haarlem en mochten wij luisteren naar Br. en Zr. Rowbothom en Zr. Bayer, zendelingen voor Columbia. We hadden zeer gezegende samenkomsten, zowel hier als op andere plaatsen. Hoe werden wij gezegend door hun eenvoudige getuigenissen. Kunnen we ons iets heerlijker voorstellen, dan te mogen zien, hoe jonge mannen en vrouwen hun leven volkomen in de dienst van de Heer geven? We werden allen opnieuw aangemoedigd, om er alleen voor Jezus, onze Koning, te zijn. God zegene en gebruike hen in dat donkere land.

Br. G. Star hoopt ook spoedig naar China te vertrekken. Begin september zal hij enkele plaatsen bezoeken om afscheid te nemen o.a. Zondag 12 september in Amsterdam. Ieder is hartelijk welkom.

 

 

1937.02

1937.02

Terug naar het kruis van Golgotha.

“Want Christus heeft ook eens voor de zonden geleden, Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God brengen zou”. (1 Petr. 03:18).

In dit enkele tekstwoord wordt ons de grote zending, het doel van Christus’ komst op aarde vermeld: opdat Hij ons tot God brengen zou”. Het mensdom in zijn geheel is van God af­gevallen en Christus heeft ons weer teruggebracht naar Gods hart. Maar dit heerlijke heilsfeit moet door het geloof een waarheid in ons leven worden.

Wanneer wij in de wereld blikken, dan moeten we zeggen: “we zijn gekomen bij het middernachtelijk uur”. Gods klok staat bijna op 12 uur, en vóór het morgenlicht komt, is het wel de grootste donkerheid. En wat is het donker op elk gebied. Duisternis overal, en toch ruist het heerlijke Evangelie “Christus heeft voor ons geleden, opdat Hij ons tot God brengen zou’.

Wij zien een wereld, die verder en verder van God afdwaalt, een kerk die gedompeld wordt – in grote afval. En wat zal men daar tegenover stellen? Er is maar één weg, en deze is: “terug naar het kruis van Jezus Christus”!

In dat teken van het kruis leefden en overwonnen de eerste Christenen en duizenden en tienduizenden sindsdien hebben in dat teken overwonnen. Men klaagt over weinig kracht en leven, over afval en wereldgezindheid van Gods kinderen. Het antwoord op dit alles is: “terug naar Golgotha!” Het kruis – en het kruis alleen – schenkt overwinning.

Wat is nodig in deze tijd? Meer kennis, meer openbaring, meer licht? Neen! Maar wel een diepere openbaring van het kruis van Chris­tus. Men heeft dat dierbare, kostbare kruis uit het oog verloren en daarom leven we niet meer in de tegenwoordigheid van God. Want heeft men dat uit zijn leven verloren, dan mist men ook de grote zending van Christus voor ons. Hij heeft geleden aan dat bloedige kruis, om ons,  afgedwaalden – ver van God afgedwaalde mensen – tot God te brengen.

Want verliezen wij het kruis, met al wat dat kruis voor ons betekent, uit het oog, dan ver­liezen wij ook de juiste betekenis van de zonde uit het oog. Het is alleen door Christus’ kruis, dat wij de realiteit van de zonde begrijpen. Want hoe meer de kracht van Jezus’ kruis in ons leven wordt geopenbaard, hoe meer daar een werkelijk zien komt van wat zonde inderdaad is. Bij het kruis alleen verstaat men de diepte van de zondeval. Daarom, een evangelie zonder de diepte van het kruis, maakt een zwak christendom.

Wat wordt er al vaak niet gezondigd onder Gods volk: zonden worden vaak niet meer als zonde erkend. Hoe komt dit alles? Men heeft het kruis uit het oog verloren en daarom erkent men ook niet de ontzettende verminking van de zonde. Maar laat ons niet vergeten, dat aan dat kruis Christus stierf voor de zonde in al haar gruwelijkheid. Het was de zonde, die Hem deed sterven voor ons, om ons de weg naar God te ontsluiten. Waar het kruis niet meer staat in het middelpunt van het leven van de mensen, daar neemt men het ook niet zo nauw meer ten opzichte van de zonde.

Men is afgedwaald van de plaats waar zonde wordt gezien in het licht van God, en de ziel die tot God roept: “ik heb gezondigd en daarom mijn Heer gekruisigd.” Hoe vreselijk, dat men kan zondigen en dan zelf nog niet bewogen wordt of erkent dat men gezondigd heeft. Terug naar het kruis van Christus; bij dat licht aanschouwen we iets, van wat zonde in Gods ogen betekent.

Zonde brengt scheiding. Zo was het in het paradijs en zo is het nog steeds. Christus moest zelf aan het kruis uitroepen: “Mijn God, Mijn God waarom hebt Gij Mij verlaten!” Dit was niet enkel de uiting van lichamelijk lijden, maar van datgene, wat door geestelijke scheiding van God wordt teweeg gebracht. De zondeloze Christus was nog nimmer van Zijn Vader gescheiden geweest; door al de eeuwigheid heen waren zij één geweest. Maar aan het kruis van Golgotha heeft Christus de last van de zonde van de gehele mensheid gedragen en ging binnen, in de diepe duisternis van de scheiding met God, opdat Hij ons tot God terug zou kunnen brengen. Wat openbaart toch wel het kruis van Christus?

Het is wel de haat van de mensen tegen Gods wil en autoriteit. Het is zo met de zondaar maar ook zo met de gelovige. En deze haat kan alleen overwonnen worden, als we door dat kruis verzoening hebben gevonden en onszelf verenigen met dat kruis; dan wordt het ons een poort van de heerlijkheid, een kracht Gods in ons leven, waarvoor we eens met haat gestaan hebben omhelzen we nu. We voelen, dat er geen andere weg is om ons tot God te brengen, want gemeenschap met dat kruis maakt ons tot een overwinnende christen. Luister wat Gods woord zegt; en zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam, en door het woord van hun getuigenis en zij hebben hun leven niet liefgehad tot de dood toe.” (Openb. 12:11).

God heeft ons het middel geschonken tot een overwinnend leven en wel in het kruis van Christus. Want het woord van het kruis is wel voor degenen die verloren gaan, dwaasheid; maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods.” (1 Kor. 01:18).

De prediking van dit wonderbare kruis, met alles wat het in zich heeft, is een kracht; dat kan een ieder getuigen, die de waarheid van deze woorden ervaren heeft. Er is genoeg omtrent en over het kruis gepredikt, maar Paulus heeft het geheim verstaan als hij zegt: “ik ben niet gekomen met uitnemendheid van woorden, of van wijsheid, u verkondigende het getuigenis van God: want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en die gekruisigd. (1 Kor. 02:01-02).

En daarom geliefden, moeten wij weer terug naar Golgotha en bij dat kruis maken wij weer onze nieuwe toewijding en we zullen ervaren, dat de kracht van dat kruis ons zal overstromen, nieuw leven, nieuw licht, nieuwe kracht zal tot ons komen. Onze geestelijke horizon zal ver­nieuwd worden en in het licht van dat kruis zien wij licht, een altijd dieper, intenser licht, tot dat het licht van Golgotha ons bekwaam maakt, om deelgenoot te worden van de erfenis der heiligen in het licht.

Het kruis heeft nog niet zijn kracht verloren in deze tijd van verwarring en afval. Het is en blijft nog altijd de weg. die ons tot God leidt. Wel afgedwaald, ver van God – de zonde – maar: Christus heeft ons weer tot God terug­gebracht.

(P. K.)

 

Vervuld zijn met de Heilige Geest.

Over dit punt is al veel geschreven en gespro­ken onder de kinderen Gods en zeer terecht. Als de bijbel, Gods woord, er vol van is, en de Heiland voor Zijn heengaan Zijn discipelen be­paalde bij dit onderwerp, dan is het voor ons, kinderen van God, iets om op in te gaan en te ervaren, dat ook Zijn beloften voor deze tegenwoordige tijd nog in vervulling gaan voor hen, die daarin geloven. Toch heerst er in dit op­zicht nog veel misverstand en velen, die zich er naar uitstrekken weten niet, wat of het “vervuld zijn met de Heilige Geest” is, en hoe het leven in de kracht van de Heilige Geest zich openbaart.

Velen denken, dat als men vervuld is met de Heilige Geest, men dan een vat is, vol van hemelse krachten, die dan gebruikt kunnen wor­den, ieder uur van de dag. Niets is minder waar dan dat. Iemand, die vervuld is met de Heilige Geest, kan niets doen, alvorens hij de innerlijke toestemming van boven ontvangt. Hij beschikt niet over een grote voorraad hemelse kracht in zichzelf, maar is diep afhankelijk van wat God wil. In het leven van onze Heer en Heiland treedt dit bijzonder op de voor­grond. Toen Hij geroepen werd, om bij Lazarus te komen, die ziek was, kwam Hij pas twee da­gen later, toen kreeg Hij de vrijmoedigheid om naar Bethanië te gaan. Jezus Christus, die ver­vuld was met de Heilige Geest, kon uit Zichzelf niets doen, en moest als een kind wachten, totdat Zijn Vader in de hemel Hem toestond te gaan. Ook in het genezen van zieken treed dit op de voorgrond. Velen denken, dat Jezus Christus op iedere zieke de handen legde en hen gezond maakte. Niets is minder waar dan dat. Wel staat er geschreven, dat allen genezen werden die tot Hem kwamen, maar er is één geval dat licht werpt op deze zaak en wel (Joh. 05:19). De Here Jezus komt in Bethesda, waar zieken liggen te wachten op een beweging van het water, om dan daarin af te dalen en om dan genezen te worden. Dan is daar iemand, die al 38 jaar daar ziek gelegen heeft. Deze man wordt alleen door Christus genezen en toch waren er vijf zalen vol met zieken, die ook op genezing wachtten. Ook deze zieken zullen toch geroepen en gevraagd hebben, toen zij zagen, dat deze zieke genezen werd. Hoe kunnen wij dat verklaren? Ik geloof, dat onze Here, alleen vrijmoedigheid had om tot deze ene zieke te gaan, en tot niemand anders.

In (Joh. 04:04) leest men dat de Here Jezus door Samaria moest gaan. Dit woord “moest”, zegt ons dat Zijn leven onder de leiding van de Heilige Geest stond, en dat Hij door Samaria geleid werd. In (Luc. 04:02) leest men, dat de Here Jezus, vol van de Heilige Geest, werd geleidt in de woestijn, om verzocht te worden. Na vasten en als Hij honger had, zei satan tot Hem, dat Hij macht had, om uit stenen brood te maken. Dit was waar. Op diezelfde plaats moet het wonder geschied zijn, dat de Here de menigte spijzigde met vijf broden en twee vissen. Toch maakt de Here geen gebruik van deze macht, en ontloopt het kruis niet. Hier ziet men dus weer, dat iemand, die vervuld is met de Heilige Geest, niet kan doen, wat hij wil, maar alleen wat God wil. Op een keer kwam iemand bij mij en vroeg me, of ik voor de genezing van zijn vrouw wilde bidden. Toen ik dit niet deed, omdat ik daarvoor geen vrijmoedigheid had, werd hij boos en vroeg of hij daarvoor in de Pinkstergemeente was gekomen. Ook in ons gebedsleven komt dit uit. Iemand, die niet vervuld is met de Heilige Geest, vraagt alles aan God wat hij wil. Iemand, die vervuld is met de Heilige Geest, vraagt alleen wat God wil.

Vol van de Heilige Geest wil zeggen, dat men leeft in diepe afhankelijkheid van God. Men is rijk in God, omdat men arm is geworden van geest. Men heeft niets meer, men kan niets meer, men wil niets meer, men weet niets meer. En wie wil dit? Niet velen. Men is altijd aan de ver­liezende zijde, maar men wint alles in Christus.

Dwaas in de ogen van de wereld en in de ogen van de kinderen Gods, die daar geen oog voor heb­ben, maar men is wijs in de ogen van God.

Toen Christus aan het kruis hing, was Hij vol van de Heilige Geest en naar ons verstand zou men zeggen, dat onze Heer alles verloren had, en toch behaalde Hij juist toen de grootste over­winning. Het vervuld zijn met de Heilige Geest brengt onszelf in grote zwakheid. Daarin had de Apostel Paulus een welbehagen, want als hij zwak was, dan was hij machtig. Hij is als een niets hebbende en toch alles bezittende, arm en toch velen rijk makende. Iemand, die vervuld is met de Heilige Geest, is als een dorstige, die altijd drinkt van het levende water en een hon­gerige, die altijd verzadigd wordt. Als iemand, die alles verloren heeft en alles heeft gevonden in Christus Jezus. De verloren zoon, die met alle goede werken bij de zwijnen terecht is gekomen en door zijn vader wordt gekust en thuis wordt gebracht en door genade in het kindschap Gods wordt verheven, is als een gebrokene van harte, die genezen is door God. Iemand, die vervuld is met de Heilige Geest weet dit niet, maar anderen zullen bemerken, dat het zo is. Men ziet wel de vuurvlam op het hoofd van een ander, maar bij zichzelf be­merkt men daar niets van. Het gaat steeds slech­ter en toch gaat het steeds beter. Wat men vroe­ger het voornaamste vond, is thans bijzaak ge­worden. Wat men vroeger mooi vond, legt men nu terzijde en acht het als schade en drek. Wat men vroeger schuwde, n.l. het kruis, daar heeft men nu een zin voor. Alles valt weg ook de ze­gen die men door genade is deelachtig gewor­den. Alleen Jezus blijft.

Vol van de Heilige Geest, is vol van het geloof, ook al ziet en voelt men niets. Men leeft uit het geloof van Jezus Christus, en uit alle woorden, die uit Zijn mond uitgaan. Vol van de Heilige Gees­t wil zeggen een kind te zijn, die zijn zwakke hand heeft gelegd in die van zijn hemelse Va­der en gedragen wordt door de goede Herder van de schapen. Vol van de Heilige Geest is vol van geloof en liefde; en we komen in botsing met de wereld en anderen en met ons zelf. Vol van vre­de, in welke weg ook. Vol van verwachting op de komende Christus.  

J.v.H.

 

“Kracht van Omhoog”.

“De Geest van de Heer is op Mij, schrijft de profeet Jesaja onder de inspiratie van de Heilige Geest, ons verwij­zende naar Christus en Zijn arbeid.

De Geest van de Heer is op Mij… ” zo vangt Christus aan, als Hij in de synagoge van Nazareth de Schriften opent. “Vandaag”, zo zei Hij, zijn deze woorden in uw oren vervuld”, Zevenhonderd jaren tevoren was het aangezegd geworden nu was het een werkelijkheid, een ervaring geworden in het leven van Christus. Waar en wanneer gebeurde dit? In de Jordaan, waar Johannes doopte. Lucas verhaalt: “en het geschiedde toen al het volk gedoopt werd, en Jezus ook gedoopt was, en bad, dat de hemel geopend werd en de Heilige Geest op Hem nederdaalde in lichamelijke gedaante .”

Had de Here Jezus deze zegen nu eigenlijk wel nodig. Hij had kracht nodig om de Hem opgedragen taak te kunnen vervullen.

De discipel is niet boven zijn meester. Als Christus deze kracht nodig had, dan hadden ook zijn discipelen deze kracht nodig. De Meester wist dit, daarom zei Hij, toen de tijd kwam dat Hij weggenomen zou worden: Blijf in Jeruzalem totdat jullie aangedaan zullen worden met de kracht van de Heilige Geest.

Ze waren verstandig, ze baden en verwachtten de kracht van de Heilige Geest, om getuigen van Christus te kunnen zijn. Lief kind van God, u hebt ook deze kracht nodig in uw leven om een ware getuige van Christus te kunnen worden. U hebt lust om God te dienen maar u mist de kracht daartoe. Dit komt omdat u nog niet aangedaan geworden bent met de kracht van de Heilige Geest.

Kracht tegen kracht. Tegen de kracht van de Satan, van de duisternis, van de zonde, de kracht van de Heilige Geest.  Als de Meerdere in uw hart komt wonen dan zal er ook overwinning zijn in uw leven.

Hoe ontvang ik deze kracht?” vraagt u. Door u helemaal aan God toe te wijden. Stel uw lichamen tot een levende heilige, Gode welgevallige offerande. Wijdt u zelf aan God toe. Door gebed. Een duidelijk beeld dienaangaande vindt u in het offer van Elia, de profeet, op de berg Karmel.

Toen hij het offer gebracht had, bad hij tot God, De Heer verhoorde zijn gebed, nam het nam het offer aan en zond het vuur. Dit zal ook uw ervaring worden. Als u uw leven aan God toewijdt, Hem bidt om de kracht van de Heilige Geest, dan zal Hij u aannemen, u vervullen met Zijn kracht, en u een kanaal van zegen maken voor anderen. N. V.

 

Uit de arbeid.

Amersfoort

De laatste weken wordt geregeld samenkomst gehouden in “Concordia”. Pastor Hacking was enige koeren met ons. Hoewel er niet heel veel zon­daren werden bereikt, kwamen toch enkele lieve kinderen Gods samen, die een dieper leven met God begeerden. Br. Vetter bezoekt ons nu ge­regeld en God is aan het werk. Miskenning en bespotting blijven niet uit. Het is jammer, dat zoveel kinderen van God zich laten beïnvloeden door wat anderen zeggen, in plaats van zelf te onderscheiden, wat de Bijbel hiervan zegt. Er is een werkelijke vervulling naar het woord Gods.

Het was me een vreugde ook deze kleine groep kinderen Gods te ontmoeten. Mijn gebed is dat de Heer hen zal doen groeien en hen tot een zegen zal maken in die plaats.

 

 

1937.01

1937.01

“Kracht van Omhoog”.

Gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes. (Hand. 01:08).

De Here had een bijzonder doel met Zijne discipelen. Zij waren niet gered, alleen om zalig worden, doch ook om getuigen te zijn van wonderbare Evangelie van verzoening en verlossing. Daartoe hadden zij kracht nodig. Het kan heel goed mogelijk zijn geweest, dat discipelen zelf nog niet eens doordrongen waren van de behoefte aan kracht voor den arbeid, waartoe zij geroepen waren. De Meester daarentegen, was maar al te goed bekend met behoeften Zijner volgelingen en beloofde hun daarom kracht.

Er was kracht nodig om het oude leven af te leggen, kracht om den wil van God kunnen doen, kracht om van Gods liefde getuigen, kracht om te leven tot eer van God, kracht om zo nodig, den martelaarsdood te sterven. Welnu, deze kracht was niet in discipelen aanwezig. Die kracht ligt buiten het menselijk wezen; buiten onze natuur. Niets meer en niets minder, dan een bovennatuurlijke kracht was nodig. de kracht van de Heilige Geest.

Deze kracht des Heiligen Geestes is een wonderbare kracht. Een scheppingskracht, een kracht instandhouding van het geschapene, tot het afwerpen van het zondige en het verkeerde, een kracht tot overwinning over de zonde.

Christus zeide: “Gij zult ontvangen” De be­lofte van Christus was aan geen twijfel onder­hevig. Die belofte zou zich realiseren, zou een werkelijkheid worden in het leven van Zijne volgelingen. Dank God, die kracht kwam. De apostelen getuigden, zondaars werden bekeerd, kranken gezond gemaakt, ja. zelfs doden wer­den opgewekt.

Zonder die kracht zouden zij niet in staat ge­weest zijn, de roeping van Christus te vervullen, den arbeid te verrichten, de leer van Christus om te zetten in daden. Met die kracht gin­gen zij voort, van overwinning tot overwinning.

Daarom zegt dan ook de Apostel Paulus: “Ik vermag alle dingen door Christus, die mij kracht geeft.

Gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes …. Die belofte is voor ieder kind van God, gelijk ook geschreven staat: “Want u komt de belofte toe, en uwen kinderen, en allen die daar verre zijn, zovelen als er de Here onze God toe roepen zal”.

Zijt gij U bewust van Uw behoefte aan de kracht des Heiligen Geestes? Verlangt gij naar de kracht, om te doen die dingen, die Uw God behagen? Strekt gij U uit naar de over­winning over zonde en zondemacht? God heeft U kracht beloofd. Er is kracht voor U, lief kind van God, want de Here die beloofd heeft, is getrouw. Zijn woord zegt ons, dat de Hemelse Vader den Heiligen Geest zal geven, degenen die Hem bidden.

(Hand. 01:18; Luc. 11:13; Filip. 04:13).

N.V.

 

God kan ons bewaren.

Een man wiens hart diep bewogen was door het sterven van zijn vriend, gaf het verlangen te kennen om ook een waar Christen te worden en deelde dit een prediker mede. “ Maar daar is één ding, dat me nog tegenhoud. Ik ben bang dat ik het niet kan volhouden. U weet waar ik werk; daar zijn sommige zeer ruwe kerels.”

Als antwoord nam de prediker een schone bloem uit een vaas en sprak: “Vriend, ziet ge deze bloem? Ze groeide in modder en slijk van een moeras en ziet toch, hoe rein en zonder vlekken zij is. Dat komt omdat God haar bewaarde. En zo kan Hij ook u bewaren.”

 

De kracht van omhoog.

En ziet, Ik zend de belofte Mijns Vaders op U, maar blijft gij in de stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn kracht uit de hoogte”.

(Luc. 24:49).

 

Kracht van omhoog.

Dit waren wel bijkans de laatste woorden, die Jezus sprak, voordat Hij ten hemel voer. Het is een Heilig testament, wat Hij Zijn jongeren achterliet en daardoor ook aan allen, die Hem die Hem oprecht liefhebben. We lezen dan ook in (Hand. 01:08); “maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, die over u komen zal”. Hoewel de Heiland Zijn discipelen een geweldige taak toevertrouwde, n.l. dit, om in de gehele wereld het Evangelie der liefde Gods te prediken, toch klinkt eerst het bevel: “blijf in  Jeruzalem totdat gij zult aangedaan zijn met de hoogte”.

Groot en machtig was die opdracht, maar nog groter was hun behoefte om kracht van omhoog te ontvangen, om het bevel des Heren uit te voeren en dat rijke evangelie te prediken. Niet als een dogma of een historisch evangelie, maar als de kracht Gods tot zaligheid, voor eenieder die gelooft. En de dagen die zij doorbrachten in gebed, daar in Jeruzalem in de opperzaal, waren geen dagen, die vergeefs waren. Kan men spreken van vergeefs in de tegenwoordigheid Gods? Wat de christenheid in zijn algemeenheid, juist zo krachteloos doet zijn, is het niet, om­dat men niet wacht op de kracht van omhoog?

Men is ijverig in het werk des Heren. Plan­nen worden gemaakt en uitgevoerd. De werken worden vermeerderd. En toch voelt men onder dat alles een moedeloosheid, een zwakheid en krachteloosheid, die ons verlamt. Hoe komt dat? Wel men toefde niet lang genoeg in Jeruzalem, om te ontvangen de kracht van omhoog. Is men wel aangedaan met de kracht des Heiligen Geestes?

De 120 discipelen bleven zo lang in eendrachtelijk gebed, totdat de kracht van omhoog over hen kwam. En dan kunnen zij gaan in de kracht des Geestes, teneinde het Evangelie uit te dragen. Zij kunnen nu staan tegen alle boze machten, die op hen losstormen. Het boek Han­delingen der Apostelen getuigt daarvan.

Deze belofte Gods was niet alleen voor de Christenen der eerste gemeente, maar die belofte is voor ieder; want ook de nood des harten is nog altijd dezelfde. Wanneer wij zo in de we­reld rondblikken en alles aanschouwen, dan zien wij de grote noodzakelijkheid, voor ons als kin­deren Gods, om deze kracht van omhoog te ont­vangen en staande te blijven in dezen ernstige, veel bewogen tijd, waarin wij leven. De zonde neemt meer en meer de overhand: ongerechtigheid vermeerdert zich. Satan en zijn trawanten steken steeds driester hun koppen op. De afgrond opent zich en een modderstroom van onreinheid wordt over het mensdom uitgestort.

Hoe zullen we kunnen staande blijven? Zal het zijn een steunen op onze ervaringen, of op onze Christelijke opvoeding? Neen, niets zal ons kunnen baten dan alleen aangedaan worden met kracht van omhoog. “Als de vijand zal komen gelijk een stroom, zal de Geest des Heren de banier tegen hem oprichten.” (Jes. 59:19).

We zouden ons de vraag kunnen stellen, waar­om zo weinig kracht, waarom zo vaak neder­laag in het geestelijk leven. En als we die vraag oprecht willen beantwoorden, dan moeten wij tot deze slotsom komen: men heeft de kracht van omhoog verloren; men heeft veel over den Chris­tus gesproken en geschreven, maar Hij is nog te weinig een levende werkelijkheid in ons le­ven geworden. Want het is niet alleen Christus voor ons, met ons, maar Christus in ons de kracht Gods.

Willen wij leven een leven in de kracht van omhoog, dan is het noodzakelijk, dat gelijk de eerste Christelijke gemeente, men gaat naar de plaats waar deze kracht van uit de hoogte is te vinden, en dat is op onze knieën, in gelovig gebed zich volkomen stellen voor God. Ja, onze Krachteloosheid belijden en Hem gelovig zoeken, totdat Hij ons aan zal doen met kracht van omhoog.

En voor welk doel zoeken wij deze kracht van omhoog? Gods woord geeft ons het antwoord: en gij zult Mijne getuigen zijn “. En om ware getuigen te kunnen zijn, ook in onzen tijd, is het nodig dat wij Zijn aangezicht zoeken, totdat Zijne kracht over ons komt en we zo vervuld worden met Zijne hemelse kracht, dat wij dit Heilig dynamiet in ons voelen werken in dit boos en overspelig geslacht.

We behoeven niet zonder kracht te blijven. God heeft wonderbaar voorzien en roept ons toe: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde” Niet enkel de hemel is vol van Zijn kracht, maar ook op aarde wil God zich door den Heilige Geest in kracht openbaren.

Wat is nodig voor ons?

1e: een erkentenis van onze krachteloosheid:

2e: een komen tot Hem, de bron van alle kracht.

En daarom geldt het voor ieder van ons “terug naar Jeruzalem, totdat we aangedaan zijn met kracht uit de hoogte”. Ons bewustzijn der krachteloosheid moet ons uitdrijven, niet het te zoeken onszelf, want in onszelf is geen kracht, maar het komen in geest en in waarheid tot de bron van kracht, en dat is Christus en Christus alleen. De nood van uw eigen hart vraagt dat en ook de nood der wereld roept het ons toe: ga naar Jeruzalem en wacht, totdat de kracht van Omhoog tot u komt, en dan, gelijk eens Christus in de kracht des Geestes kwam naar Galilea om Zijn werk hier op aarde te vervullen, zo kunt gij dan gaan in deze wereld om ook werk voor den Meester te verrichten, zo te Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria, tot aan het uiterste der aarde”.

  1. K.

 

Kruisdragen.

Volgens het Nieuw Testament wordt met het kruis dragen geen menselijke ervaring bedoeld, maar een godsdienstige houding. Het kruis van Christus, en het kruis, dat wij Christus achterna moeten dragen, is maar niet het droevig lot op zichzelf, dat den mens verder moet brengen, doordat hij het zo goed mogelijk verduurt, maar het leed dat aanvaard wordt van anderen.

Het kruis dient nooit om het eigen ik te red­den, maar steeds om de zelfverloochening, die anderen wil zegenen. Lijden is op zichzelf geen verdienste, zegenend zelfverlochenend lijden om anderen – dat is kruis dragen.

Er is ook geen zelfverloochening, zoals God ze bedoelt, zonder Christus, omdat er zonder Christus geen zelfkennis bestaat en omdat slechts zelfonderzoek tot zelfverloochening leiden kan.

 

Uit den arbeid.

Amsterdam.

De Pinksterdagen waren zeer gezegend. We hielden enkele bidstonden voor die dagen en kon­den zo onze harten toebereiden voor een nieu­we uitstorting des Heiligen Geestes, want we kunnen niet leven op ervaringen van het verle­den; alleen een altijd vervuld worden kan de ziel voldoen. Heerlijk en nieuw kwam weer de Pinksterboodschap tot onze harten. Alleen een Schriftuurlijke vervulling des harten geeft een al­tijd voortdurende voldoening.

Woensdagavond 19 Mei hadden wij bezoek voor slechts één avond van de Broeders Abell van Java, Endersen en Rosenvinge, voorgangers van Pinkstergemeenten uit Denemarken. Het was een wonderbare avond. Heerlijk en ernstig spra­ken onze broeders uit het woord Gods. God was in ons midden en openbaarde zich op krachtige wijze. In de uitnodiging die wij hielden kwamen velen naar voren om den doop des Geestes te zoeken en velen ontvingen dien avond hun doop, volgens Hand. 2:4. Het was als een wind des Geestes die plotseling over ons kwam. Hier hield menselijke leiding op en de Heilige Geest, nam de leiding. Men kon slechts mede loven en prij­zen. Wat een honger en dorst was daar naar de levende stromen.

Velen waren verslagen en dachten: “wat wil dit toch zeggen” en het antwoord is: dit is het wat gesproken is door den Profeet Joel”. (Hand. 02:16-21).

 

Haarlem.

In April hadden wij aldaar een tweedaagse Conferentie, die ook zeer gezegend was. Pastor Hacking van Engeland was ook die dagen aanwezig en diende mede in het brengen van het brengen van het woord Gods. God werkt ook wonderbaar in deze gemeente en nieuw leven breekt ook daar door. Ere zij Zijn naam.

 

Hilversum.

We kunnen terugzien op een gezegenden Hemelvaartsdag in Hilversum. Vanuit Amsterdam waren 70 broeders en zusters gekomen, per trein of per fiets. Ook uit Haarlem was er een 30tal. Wel kwam even de gedachte bij ons op: Hoe zullen wij allen plaatsvinden in ´Paran” te Hilversum. De broeders hadden echter goed gezorgd; vele extra stoelen waren bijgezet. Dankbaar waren we, dat we met de gemeente uit Hilversum die dag samen konden zijn en God heeft ons niet beschaamd.

De morgensamenkomst was heerlijk en ernstig het woord dat ons kwam. Dank God; we weten dat Christus hemelvaart het teken is van onze hemelvaart die aanstaande is. ’s Middags waren we vergaderd in het prachtige Spaanderswoud, Nu en dan scheen de zon.

Ook hier was alles goed verzorgd. Stoelen voor ouden van dagen, een flink platvorm, enz.

Het deed ons goed enkele vurige getuigenissen te horen en ook het woord van broeder Hacking uit Blackbrum was ernstig en beslist, als ook het woord wat door de broeders gebracht werd.

Al heel spoedig was daar de laatste samenkomst, die wederom in de zaal werd gehouden. Weldra was de zaal geheel gevuld met een schare van opgewekte en blijde Pinksterkinderen. Het was een heerlijke samenkomst; we werden bepaald om bereid te zijn voor onze hemelvaart.

Veel te vlug naar onzen zin moest deze samenkomst gesloten worden, mede, omdat de broeders en zusters uit andere gemeenten weer huiswaarts keren.

Wij danken U allen, Hilversummers, voor uw moeiten en goede zorgen en we bidden, als Jezus vertoeft te komen, dat we nog eens zo samen mogen zijn.

 

Scheveningen.

De 2e Pinksterdag had ik het voorrecht om samenkomsten aldaar bij te wonen, die ook zeer gezegend waren. Daar was een diep verlan­gen naar de volheid des Geestes, hetgeen merk­baar was in de verkondiging van het woord Gods, hetwelk gebracht werd, als in de gebeden.

Een korte bidstond na de avondsamenkomst, besloot ook weer dezen dag. En zo is God over­al bezig Zijn volk toe te bereiden voor Zijne komst.

 

 

Introductie “Uit Kracht van Omhoog”.

Kracht van Omhoog was het eerste “echte” Volle Evangelie tijdschrift wat ik onder ogen kreeg.

Toen ik ruim 18 jaar was kregen we bezoek. Mijn moeder wilde iets voor onze bezoekster betekenen maar zij vertelde over de Heer. Toen werd het voor mijn moeder iets te veel en zei ze: “Ga nu maar even met Ruurd praten want die vind Openbaring mooi”.

Dat was zeker het geval, maar ik werd eerder bang van alle woorden die in Openbaring stonden.

Maar die avond reed ik op mijn solex naar de boerderij waar onze bezoekster woonde. Daar kreeg ik het boek Openbaring van br. Van den Brink en Kruis in de asfaltjungle mee. Natuurlijk was er ook een uitnodiging om de samenkomst op Urk te gaan bezoeken.

Dat heb ik gedaan. En even later nam ik een abonnement op Kracht van Omhoog.

Op deze site vind u voorlopig de eerste 10 jaren.

In de toekomst wordt de site van Kracht van Omhoog / Rhemaprint vernieuwd. Mijn wens is dat u alvast geniet van een iets modernere versie van die oude maar zo waardevolle bladen.

Het komt mij voor dat de naam: “Kracht van Omhoog”,  betekent dat mijn broers en zussen uit die begintijd doelden op de vervulling met Kracht uit de Hoge. Dat getuigt ook een oud lied: Ziet Ik maak wat nieuws op aarde spreekt de Heer. ‘k Zend mijn spade regen op het droge neer….

Pure kracht. En dat die Kracht mijn broers en zussen deed opleven in het koninkrijk van God.

Veel leesplezier

Ruurd Visser