1983.01 nr. 233

Levend geloof 1983.01 nr. 233

Het werkelijke beeld van God door Gert Jan Doornink

Onze God is een goede God en heeft dit geopen­baard door Zijn Zoon, Jezus Christus. Het vol­maakte beeld van God kan men daarom ook alleen maar leren kennen door het aanvaarden en volgen van Jezus. Hij openbaarde in ieder opzicht het wezen en de wil van God. In de brief aan de He­breeën wordt over Hem geschreven dat Hij de afstraling van Gods heerlijkheid was en de afdruk van Zijn wezen Hebreeën 1 vers 3 (Heb. 01:03).

Van Jezus’ bediening op aarde staat geschreven dat Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen die door de duivel overweldigd waren. God was met Hem, want Hij was met de Heilige Geest en met kracht gezalfd Handelingen 10 vers 38 (Hand. 10:38). De boodschap die Hij bracht was daarom ook niet zo maar een boodschap, maar de openbaring van Gods wil: de bevrijding van de mens uit de macht van satan en hem terugbrengen in de volkomen gemeenschap met God.

De boodschap die Jezus bracht was een radicale boodschap. Hij predikte geen compromis, maar stelde de mens voor de keus: of het één of het ander. Wie in het geloof tot Hem kwam, ontving vergeving, verlossing, bevrijding en genezing. Hij stelde het werk van satan aan de kaak en sprak. De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen;… Ik ben gekomen opdat zij leven hebben en overvloed” Johannes 10 vers 10 (Joh. 10:10). Leven en overvloed is ook voor vandaag weggelegd voor ieder die Hem in het geloof aanvaardt en gaat volgen.

Jezus openbaarde dat God een goede God is

Het is een duidelijke zaak dat satan een ontzet­tende hekel heeft aan deze radicale en compromis loze evangelieverkondiging. Hij zal niet na­laten de essentie van dit werkelijke evangelie aan te tasten of in een verkeerd daglicht te stellen. Met name de waarheid, door Jezus ge­openbaard, dat ‘het goede’ van God afkomstig is en het kwade’ van de duivel, is hem een doorn in het oog. Bij voorkeur maakt hij daarbij gebruik van bepaalde teksten uit Gods Woord, met name uit het oude testament, waaruit het tegen­deel zou moeten blijken. Deze teksten, die zowel het goede als het kwade aan God toeschrijven, mogen echter nooit maatstaf gevend zijn voor de Gemeente van Jezus Christus van deze tijd.

Want dan laten we buiten beschouwing dat er een voortgaande lijn is in de ontwikkeling van Gods heilsplan met Zijn schepping. Daarom was er ten tijde van het oude verbond nog veel niet geopen­baard, wat wij door Gods genade wel mogen weten, want zoals de wet door Mozes is gegeven is de waarheid door Jezus gekomen.

Het nieuwe verbond bracht, door de komst van Je­zus, de geweldige Godsopenbaring wie Hij was en wat Hij wilde. Eeuwenlang was dat versluierd ge­bleven. En – wat velen over het hoofd zien – bleef ook satan versluierd werken. Maar Jezus openbaarde niet alleen wie God was, Hij ontmas­kerde ook satan en zijn destructieve werken.

Na Jezus was het de gemeente die de opdracht had het werkelijke Godsbeeld tot openbaring te brengen. Behalve in de eerste tijd kwam er ook toen weer een bedekking’ te liggen op de levens van vele gelovigen. Ongehoorzaamheid en ongeloof waren de wapens die satan infiltreerde. En het gevolg was dat vele gelovigen gebonden werden en op een dwaalspoor terechtkwamen.

Maar – prijst God! – de tijd staat niet stil!

Gods heilsplan met Zijn schepping gaat onherroepelijk verder. Niet alleen leren velen in onze dagen Christus weer kennen als de volkomen Ver­losser en Bevrijder (uit satans macht), maar ook als Degene die de voleinder des geloofs is. Het volmaakte Godsbeeld gaat terugkeren in de ware gelovigen.

Daar kan satan niets aan veranderen. Al gaat hij nog zo te keer en al brengt hij nog zulke geraf­fineerde wapens in de strijd. En als hij dan bepaalde teksten uit het Woord van God gebruikt om een vertekend Godsbeeld tevoorschijn te roe­pen, dan weet de ware gelovige dit te onder­scheiden. Hij leert immers door de Heilige Geest Gods Woord meer en meer verstaan in overeenstem­ming met Gods bedoelingen.

Gods Geest leidt ons in de volle waarheid

Voor kennis en inzicht in Gods Woord is absoluut de Heilige Geest nodig! Anders wordt een gezond geestelijk denken geblokkeerd en komt men in dwalingen terecht. Het is daarom ook niet waar dat, zoals vroeger wel geleerd werd – en ook thans nog wel door hen die het werkelijke evan­gelie afwijzen – dat ‘wie de Bijbel leest en ge­looft zoals het er staat, ontvangen zal wat er staat’. Want dan zouden we bepaalde teksten uit het oude testament, die nog niet het ware Godsbeeld tot openbaring brachten, klakkeloos ‘ kunnen betrekken op de Gemeente van Christus, met alle negatieve gevolgen van dien.

In onze brochure “God is een goede God” wezen wij er reeds op dat dit niets te maken met Schriftkritiek. De aanvallen die de moderne theologen op het Woord van God doen komen uit het rijk van satan. Satan haat Gods Woord en het vleesgeworden Woord van God: Jézus Christus. Een waarachtig kind van God gelooft in de gehele Bijbel als het Woord van God, maar is zich wel bewust dat het gaat om het geestelijk verstaan van dat Woord!

De doop met de Heilige Geest en een verdere groei in de Geest zijn dus beslist noodzakelijk voor de verdere ontwikkeling van ons geloofsle­ven en de openbaring van het ware Godsbeeld – Jezus Christus – in ons. Johannes 16 vers 13 (Joh. 16:13) zegt: “Wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid”.

De Gemeente van Christus is niet een soort ge­restaureerde voortzetting van het oudtestamentische volk van God. Maar Gods volk van het nieuwe verbond mag de volheid van Gods Geest be­zitten en beleven. Voor hen die tot dit volk be­horen geldt dat zij in Gods Woord geloven en het verstaan door die Heilige Geest. Wat een geweldi­ge zekerheid is het dat deze Geest niets heel laat van de leugens en de intriges van de vij­and, hoe vroom deze zich soms ook manifesteert . Daarom zal een waarachtige gelovige, ook niet de grote fout maken, omdat men zelf nog niet ten volle de volkomenheid in Christus heeft bereikt, ook aan God een soort onvolkomenheid toe te schrijven. Als dat wel gebeurt, heeft satan nog een vinger in de pap.

“God is enkel licht en in Hem is in het geheel geen duisternis” 1 Johannes 1 vers 5 (1 Joh. 01:05). Dat kan niet, zo zwart-wit is het niet, is een opmerking die nog al eens gemaakt wordt. Gelukkig is het wel zo! Het werd immers door Jezus zelf tot openbaring gebracht. Hij was het Licht der wereld en zegt tot ons: Gij zijt het licht der wereld. Hij zou dit nooit gezegd kunnen hebben als Hij niet wer­kelijk de door God Gezondene was en wij niet in Zijn Naam ook gezondenen zouden zijn.

Er is nog een aspect wat in dit verband door sommigen nog wel eens over het hoofd wordt gezien als we spreken over het licht en de duis­ternis, over het goede en het kwade. Als God op één of andere wijze ‘het kwade’ zou bewerken of als het een onderdeel van Zijn wezen zou zijn, zouden wij ook nooit tegen het kwade kunnen strijden, want dan zouden we immers tegen God zelf strijden:

Wij kunnen het kwade overwinnen door het goede

Gods Woord zegt echter dat wij het kwade over­winnen moeten door het goede. Wij zijn betrokken bij geestelijke strijd. Paulus zegt in 2 Korinthiërs 10 vers 4 (2 Kor. 10:04) dat de wapenen van onze veldtocht niet vleselijk zijn, maar krachtig voor God tot het slechten van bolwerken. Denk ook aan wat er staat in Efeziërs 6 vers 10 tot 20 (Ef. 06:10-20), het bekende gedeelte over de geestelijke wa­penrusting .

Het is dus duidelijk dat wie op één of andere wijze het kwade nog toe wil schrijven aan God er een vertekend Godsbeeld op na houdt. De wer­ken die door de vorst der duisternis geopenbaard worden, op welke wijze ook, kunnen nooit en op geen enkele wijze aan God worden toegeschreven. We zijn wel bijzonder begenadigd dat we in deze tijd mogen leven. Want als gemeente van de eind­tijd gaan we meer en meer toegroeien naar de volkomenheid in Christus. De enige en waarachti­ge God, geopenbaard in Jezus Christus, gaat weer ten volle tot Zijn recht komen en zichtbaar wor­den in Gods ware volk. Geen vertekend Godsbeeld meer, maar het werkelijke beeld van God!

“Dank Heer, dat ik nu niet stil hoef te wachten,

op alle dingen die komen gaan;

maar strijden mag tegen duivelse machten;

z’ overwinnen in uw Naam.

Dank Heer, dat ik zo het doel mag bereiken,

dat is: dat ik sprekend op U zal lijken,

dat ied’ re vijand die nu nog woedt

’n voetbank zal zijn onder uwe voet!”

 

Reacties van lezers door Gert Jan Doornink

Gods zegen voor 1983

Zuster M. A. te Enkhuizen schrijft: “Voor het jaar 1983 wens ik u en alle mede­werkers van “Levend Geloof” Gods rijke zegen toe. En dat uw blad zegen brengt is reeds bewezen in mijn eigen leven. Ik zou het niet graag willen missen”

Naschrift redactie

Tot on­ze spijt kunnen wij niet al­le nieuwjaarswensen die wij uit de lezerskring ont­vingen plaatsen. Wees er echter van overtuigd dat we er erg blij mee zijn en er door bemoedigd worden. Het is ons een vreugde ook in 1983 dienstbaar te zijn in Gods Koninkrijk. De leven­de Heer wil u en ons leiden door Zijn Woord en Geest. Wilt u niet vergeten ook voor onze arbeid te bidden?

Betaling abonnementsgeld 1983

Het is weer tijd voor de betaling van uw abonnementsgeld over 1983. U heeft daarvoor tot 1 maart a.s. de gelegen­heid, want daarna verzenden wij weer acceptgirokaarten aan allen die dan nog niet betaald hebben. Maar u bespaart ons tijd en extra kosten als u zelf voor genoemde datum minimum ƒ 15,— overmaakt ten name van: Adm. “Levend Geloof”, Wapenveld.

Overigens betaalden in de afgelopen weken reeds meer dan 100 lezers en lezeressen hun abonnementsgeld. In veel ge­vallen had men het bedrag verhoogd met een extra bijdrage, waar we erg blij mee zijn, want de huidige prijs dekt slechts – zoals we reeds eerder schreven – een klein deel van de werkelijke kosten.

Wat onze buitenlandse lezers betreft: Voor België is de abonnementsprijs ook ƒ 15,—, over te maken per internati­onaal postwissel of eventueel 300 frs. per brief. Voor alle overige landen geldt een abonnementsprijs van ƒ 25,— Tenslotte: Houdt u er rekening mee dat geschenkabonnementen na een jaar verlopen zijn, tenzij men ze opnieuw op­geeft of opgegeven heeft.

Administratie “Levend Geloof”.

Voorbede gevraagd voor België

Broeder G. V. te Estaimpuis (België) van wie wij reeds eerder een brief publiceer­den, schrijft: Wij zijn dankbaar voor de boodschap die uw blad brengt. Mijn vrouw, die alleen de Franse taal machtig is, geniet er van, daar ik deze vertaal als wij samen de Bijbel be­studeren. Het is ook voor mij persoonlijk een hulp om anderen te onderwijzen. De volle boodschap kent hier veel tegenstand. Pinksteren is hier: doop in de Heilige Geest en Goddelijke gene­zing en als het goed gaat, profetie. Van een nieuwe schepping die zich ontwik­kelt tot de wasdom en het beeld van Christus, zoals de brief aan de Efeziërs dit onderwijst, is hier bijna niets bekend. Velen, die in de traditionele ker­ken geleefd hebben, hebben het moeilijk zich aan te passen. Daarom graag voor­bede gevraagd, opdat wij de boodschap en het werk mogen uitbreiden. Ik voel mij niettegenstaande mijn 63 jaar nog bekwaam om het en­kele jaren te doen. En ho­pen dat wij hier ten grond­slag mogen zijn van een machtig werk. Wij vergeten de kleine dingen, die de Heer doet, niet, het zijn voorlopers van de grote da­den Gods die zich in deze eindtijd zullen ontwikke­len” .

Bijbelse belichting

Zuster H, R. te Breda, schrijft: “Levend Geloof” is een fijn geloofsopbouwend en bemoedigend blad! Wat heer­lijk dat het nog mogelijk is om een tijdschrift uit te geven waarin het evangelie belicht wordt zoals het in de Bijbel staat. Daarom wil ik graag mijn vriendin hierop abonneren. Wilt u haar ook gelijk een exemplaar van “De volledige mens” toesturen?”

Naschrift redactie

Van de­ze zuster die inmiddels nog 12 geschenkabonnementen opgaf, plaatsten wij in ons vorig nummer een getuigenis. Eén onzer medewerkers bracht haar een bezoek en bevestigde hoe Jezus Chris­tus in haar leven alle din­gen nieuw heeft gemaakt. “Een aangrijpend getuigenis” schreef één van de vele le­zers die er door aangespro­ken werden terecht. De Heer zegene deze zuster met haar dochtertje ook verder naar geest, ziel en lichaam.

Vastheid voor de Geest

De familie H. t. B. te Am­sterdam schrijft: “Met veel plezier lezen wij het blad “Levend Geloof”. Het is een positief geloofsopbouwend blad en verruimt onze in­zichten niet weinig. Mede door uw blad vindt onze geest vastheid in Gods gena­de. We wilden dit blad als een geschenkabonnement aan­bieden aan vrienden van ons”.

Tot grote zegen

Broeder N, J. M. v. 0. te Gorinchem gaf zeven ge- schenkabonnementen op en schreef o.a.: “Ik hoop en bid dat de toe te zenden nummers van “Levend Geloof” de begiftigden tot grote zegen zullen strekken. Zelf ontvang ik het abonnement met graagte en zie elk ver­schijnend nummer met be­langstelling tegemoet”.

Geestelijke groei

Broeder J. d. B. te Sint Pancras schrijft: “Door het lezen van “Levend Geloof”, die ik door een geschenk­abonnement heb gekregen, ben ik tot het besluit gekomen om zelf een abonnement hier­op te nemen. Hoewel ik veel in het kerkenwerk zit en in de evangelisatie, ben ik toch steeds meer tot de overtuiging gekomen dat ik nog veel meer moet verande­ren, wil ik een levend ge­tuige zijn temidden van de gemeente van Jezus Christus. Gaarne wil ik tevens van u ontvangen de nummers 4, 5 en 6 van uw brochures”.

Inzicht in eigen leven

Zuster M. in ’t V. te Rozen­burg schrijft: “Graag zou ik van u willen ontvangen de brochure “God is een goede God”. Als er te zijner tijd ook een brochure uitkomt van de “Gedachten over het boek Job”, zou u er dan ook één willen sturen? De delen die ik er nu van gelezen heb, geven mij een veel duidelij­ker inzicht in het boek Job, maar ook meer inzicht in mijn eigen leven. Verschil­lende dingen begrijp ik nu veel beter. Hierbij nog een gift voor uw werk”.

Het Volle Evangelie breekt zich baan

Broeder J, J. W. te Voorburg schrijft: “Hierbij drie adressen voor een geschenkabonnement op het blad “Le­vend Geloof”, ‘k Hoop dat het voor hen een even grote zegen zal zijn als voor ons. ’t Is heerlijk te merken dat het volle evangelie baan breekt, dwars door alle te­genstand heen. Ik bid u dan ook veel zegen toe voor de verdere doorgang van uw werk”.

Geestelijke groei

Het nieuwe jaar is bij heel veel mensen weer met aller­lei goede voornemens begon­nen. Om dan na een paar da­gen al tot de ontdekking te komen dat er van het uitvoe­ren van die voornemens wei­nig of niets is terecht ge­komen. .. Dat is ook geen wonder, want als er inner­lijk geen verandering heeft plaats gevonden, komt er ook geen verandering in ons leefpatroon tot openbaring. Onze gedachtewereld bepaalt immers ons spreken en hande­len, onze wijze van leven.

Als kinderen Gods weten wij dat de feitelijke ‘nieuw­jaarsdag’ in ons leven de dag van onze wedergeboorte was. Toen wij vanuit het rijk van satan werden over­geplaatst in het Koninkrijk van Jezus Christus. Dat was bij ons de overgang van oud naar nieuw! Paulus zegt: “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen”.

Om dit nieuwe leven gaat het! Het is de wil van God dat dit nieuwe leven in ons ten volle tot openbaring gaat komen! Hoe? Door aller­eerst te bedenken dat de

‘overgang van oud naar nieuw’ in ons leven welis­waar een eenmalige aangele­genheid was, maar gevolgd moet worden door een doorgaande vernieuwing. Het nieuwe leven van Christus is in ons, maar moet ook verder tot groei komen!

Geestelijke groei is een absolute ‘must’ voor ieder kind van God. Wie zich daarvoor afsluit zal nooit het doel bereiken wat God met Zijn kinderen voor heeft: de volmaakte afstra­ling van Zijn heerlijkheid! Stilstand is achteruitgang. En dat geldt zeer zeker ook in geestelijk opzicht. Je­zus zei: “Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods” Lucas 9 vers 62 (Luc. 09:62).

Laten we daarom in dit nieuwe jaar onze harten ten volle openstellen voor een verdere doorwerking van Gods Woord en Geest in ons leven. Opdat wij, meer en meer de heerlijkheid des Heren zullen weerspiegelen en veranderen zullen naar hetzelfde beeld van heer­lijkheid tot heerlijkheid! 2 Korinthe 3 vers 18

(2 Kor. 03:18).

 

De taak van “Levend Geloof” (2) door Gert Jan Doornink

Hoewel ons vorige nummer in de recordomvang van 48 bladzijden verscheen, konden wij door plaats­gebrek toch niet alles kwijt wat wij op ons hart hadden. Onder andere betrof dat onze brochures. Een tak van arbeid die van steeds grotere beteke­nis wordt. Vorig jaar vonden honderden brochures hun weg onder onze abonnees. Maar ook via colportage, boekentafels en boekwinkels werd op deze wijze de volle evangelie boodschap onder de aan­dacht van velen gebracht. Momenteel zijn enkele brochures uitverkocht, maar in herdruk. Terwijl nieuwe titels in voorbereiding zijn.

Ook willen wij al onze lezers en lezeressen nog eens opwekken hun best te doen nieuwe abonnees te winnen of geschenkabonnementen op te geven. Wij houden er niet van speciale acties te houden, omdat wij geloven en ervaren dat de positieve inhoud van ons blad de beste reclame is. Maar ‘on­bekend maakt onbemind’. Daarom vragen wij u: doe uw best door persoonlijke benadering anderen in contact te brengen met “Levend Geloof”.

Wij geloven dat de groei van het aantal lezers ook in 1983 zal doorgaan. Al is dit geen doel op zichzelf, want wij willen geen water bij de wijn (van de boodschap) doen om daardoor de lezers- kring groter te maken. Om met de woorden van Paulus te spreken: wij willen geen mensen behagen, want anders zouden we niet in dienst van Jezus staan Galaten 1 vers 10 (Gal. 01:10). Het gaat om de compromisloze verkondiging van het evangelie. Daarom, bij wijze van spreken, liever een klein blad met een duidelijk geluid, dan een groot blad met een onduidelijk geluid. Waarbij wij uiteraard niets ten nadele van grotere bladen willen zeggen. Maar u begrijpt onze bedoeling: het gaat om de duidelijke uiteenzetting van de boodschap van het Ko­ninkrijk. Gods . De enige boodschap die in deze eindtijd werkelijk waardevol is, omdat het de mensen die er op ingaan, volkomen vrijmaakt van satans heerschappij en leidt naar de volmaaktheid in Christus. En daarom willen wij ook in 1983 ongewijzigd getrouw blijven aan onze opdracht: de verkondiging van het Volle Evangelie van Jezus Christus!

 

Bede voor het nieuwe jaar door Judith Jacobs

Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten; zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg” Psalm 139 vers 23 en 24 (Ps. 139:023-024).

Nu ‘ t nieuwe jaar een aanvang neemt,

Heer, toon mij Uw wil en weg;

Geef, dat ik bij elk besluit

Met U, mijn Raadsman, overleg.

 

Zie in mijn hart, dat – als een boek –

Geheel voor u geopend ligt;

Laat ieder diep-verborgen plek

Beschenen worden door Uw licht.

 

Slechts als ik weet dat ‘k aan Uw hand

Van stap tot stap wordt voort geleid,

Ben ik verzekerd: ’t eind der’ reis

Zal zijn waar Gij ten Leven leidt.

 

Behoed m’ o God voor ’t heilloos pad

Dat schaadt en voert aan U voorbij;

Breng mij, dat bid ‘k U uit gena,

Gestadig dichter aan Uw zij.

 

Jezus en zijn twaalf discipelen door H. J. Scholten

“En zij herkenden hen, dat zij met Jezus geweest waren” Handelingen 4 vers 13 (Hand. 04:13).

Een voorbeeld van zuiver geestelijk leven

Twaalf eenvoudige mannen lo­pen met hun Meester, Jezus Christus, door het Galileesche land. Ongeletterde en een­voudige mensen uit het volk. Ze droegen ook geen speciale kleding. Zelfs de grote Die­naar van het Goddelijke Woord, Jezus van Nazareth, droeg geen ambstkleding als Hij een synagoge binnenging om te prediken. Je wordt er ook niet heiliger door. Al­leen tijdens het oude ver­bond was er sprake van priesterkleding en dan beeldde deze kleding eigen­lijk geestelijke werkelijk­heden uit, die vervuld waren in Jezus Christus.

Zij, die Jezus Christus door waar geloof toebehoren en met Zijn Geest vervuld zijn, dragen ‘priesterkleding’.

Het is het kleed der recht­vaardigen, het pronkgewaad van de kinderen Gods. Daar­aan kun je zien dat ze hei­lig zijn, apart zijn. Of ze nu in een overall lopen of in het zondagse pak, maar ze zijn altijd heilig. Je wordt niet heiliger door op zondag een toga of zwart pak aan te trekken. Het gaat er om of je met Jezus geweest bent.

In Jezus en de twaalf apos­telen hebben we een voor­beeld van zuiver, eenvoudig geestelijk leven. Maar he­laas… daar zijn vele men­sen niet zo gauw tevreden mee. Mensen houden van sta­tus. Van geleerdheid. Van uniformen. Van onderschei­dingen en eretekens. Mensen hebben eer van elkaar nodig en geven elkaar functies. Men hangt elkaar kransen om of rectoraart ketenen. Zulke dingen moet je niet verwach­ten van Jezus van Nazareth en ook niet van Zijn twaalf geroepen apostelen. Eigen­lijk is er niets aan: onge­letterd en eenvoudig. Dat kan toch nooit de ware kerk zijn?

Het herkenningsteken van de ware kerk

Als Jezus opgevaren is naar Zijn Vader in de hemel en Hij Zijn discipelen op aarde achterlaat, zitten ze bij elkaar in een of andere bo­venzaal in Jeruzalem. Ze zitten te wachten. Op de belofte van de Vader. Op de doop en vervulling met de Heilige Geest. En dat ge­beurt. Ze worden allemaal aangedaan met kracht van omhoog.

In Handelingen 4 is sprake van deze discipelen en van de grote vrijmoedigheid die ze bezaten. Andere mensen waren verwonderd omdat ze ongeletterd en eenvoudig wa­ren. Wat was het geheim? Niet hun kleding, daaraan is niets bijzonders te zien. Het is hun uitstraling! Deze dienaren van het Goddelijke Woord dragen geen priester­kleding of toga’s, maar ze hebben een ander herken­ningsteken. Van hen staat geschreven: Zij herkenden hen, dat zij met jezus geweest waren!

Jezus en Zijn volgelingen, slechts 120 mensen. Maar wel de ware kerk, het lichaam van Christus. Twaalf eenvou­dige apostelen, maar het wa­re fundament. Ze hadden de Geest van Christus.

Ze waren wars van elke dik­doenerij. Geen diploma’s, niet een of andere bul, geen rectoraat keten, geen kardi­naalshoeden, geen toga’s. Ze hadden geen aanstelling van­wege een bijzondere studie of door natuurlijke talenten en gaven. Ze hadden geen kennis van allerlei talen of toch wel? Eén taal was voldoende: de taal des Geestes, en die is zeer veelzijdig.

Het waren geen mannen die eer van anderen nodig had­den; ze waren net als hun Meester. Je kon echt merken dat ze met Jezus geweest wa­ren .

Gewichtige en geleerde men­sen houden er niet van als je het zo simpel voorstelt, dan gaan ze zich ergeren. Net als de Farizeeën en wet­geleerden. Die hielden van de ereplaatsen in de synago­gen en maakten hun gebeds­riemen breed en hun kwasten groot Matteüs 23 vers 5 (Matt. 23:05). Er moest goed gezien worden wie ze waren. En ze konden zo min­zaam lachen en zo gewild nederig doen. Maar diep in hun harten vonden ze de men­sen maar dom. Ze kenden de wet niet, al die domme men­sen, Johannes 7 vers 49 (Joh. 07:49).

Neen, al die Schriftgeleerden ergerden zich groen en geel aan deze ongeletterde mannen en die verbeeldden zich ook nog de ware kerk te zijn. Aan zo iets simpels is toch geen eer te behalen? Het is toch strelend voor je vlees om onder bestudeerde mensen te zijn en een van hen te zijn?

Groot tempelbesef, maar weinig geestelijk besef

De Schriftgeleerden en Fari­zeeën dachten dat zij de wa­re kerk vormden en de syna­goge en de tempel was het een en al. Maar de volle raad Gods werd niet verkon­digd. Het Koninkrijk der he­melen was voor hen een ver­borgen zaak omdat de sleutel der kennis zoek was. Al die Schriftgeleerden waren synagogaal gebonden en riepen dikwijls uit: “Des Heren tempel, des Heren tempel, des Heren tempel is dit!” Jeremia 7 vers 4 (Jer. 07:04).

Ze hadden een groot tempelbesef, maar weinig geeste­lijk besef, Ze dachten de ware kerk te zijn en ze von­den die Jezus met Zijn dis­cipelen naar uit de toon vallen. Ze konden misschien goed vissen op het meer van Galilea-, maar dan had je het wel gehad. En die Meester van hun? Die zat soms zomaar op een vissersboot te predi­ken, of soms buiten op het gras of in een of ander huis. Je begrijpt niet waar al die mensen vandaan komen. Ze schijnen nog onder de indruk te zijn ook. Ach, die Jezus is maar een beetje aan het kerkje spelen. Dat kan toch het ware niet zijn?

Echter, deze Jezus had een boodschap met gezag. Hij verkondigde een nieuwe leer. De scharen stonden verstomd. Dat was andere taal, sinds lang niet meer vernomen. An­ders dan van al die geleerde Farizeeën en Sadduceeën. Waar deze Jezus kwam en sprak, daar gebeurde iets. Mensen werden genezen, lam­men gingen lopen, blinden gingen zien, melaatsen wer­den gereinigd en aan armen werd het evangelie verkon­digd. Het Koninkrijk Gods werd gepredikt in al zijn volheid. Wat zegt deze Je­zus? “En zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt” Lucas 7 vers 23 (Luc. 07:23). Ja, boze en onreine geesten werden uit­gedreven. Dat was soms een hele toestand, maar de men­sen werden wel blij. In het openbaar stonden ze God groot te maken.

Later, na de uitstorting van de Heilige Geest, zie je op­nieuw deze dingen gebeuren. Door die ongeletterde en eenvoudige mannen, maar dat kwam omdat ze met Jezus ge­weest waren. Eenvoud is het kenmerk van het ware. Hoe kunnen deze mannen nu de wa­re kerk vormen? Het waren allemaal gewoon broeders on­der elkaar. Hun aanstelling geschiedde door de Heilige Geest. Geroepen apostelen. Niemand van hen had zichzelf een waardigheid aangematigd, doch ze waren door God ertoe geroepen, net als hun Mees­ter. Die had Zichzelf ook niet, de eer toegekend hoge­priester te worden Hebreeën 5 vers 4 en 5 (Heb. 05:04-05) .

Weer later, in allerlei ge­vestigde gemeenten, noemen ze zichzelf ‘oudsten’, en sommigen werden belast met de prediking. Niemand liet zich rabbi noemen of pastoor of dominee. Dat vinden rab­bi’s en dominees niet leuk om te horen en dat is ook wel te begrijpen. Door stu­die en aanstelling nemen ze een uitzonderingspositie in en die moet verdedigd en ge­handhaafd worden. Een andere ‘oudste’ mag zomaar niet de preekstoel op!

Zoals de Schriftgeleerden uit de dagen van Jezus op aarde zich vaak ergerden aan de domme schare, die de wet niet kende, zo ergeren velen van deze mensen zich ook aan die leke predikers, die zon­der een bepaalde studie het woord Gods prediken. Dat kan toch nooit helemaal het ware zijn? “De kerk des Heren, de kerk des Heren is dit!”

Kerkbesef of geestelijk besef; waar gaat het om?

Zo wordt er veel kerkbesef gekweekt, maar weinig gees­telijk besef. En die groep­jes mensen die in allerlei zaaltjes en gebouwen zitten, och, ze menen het ware te bezitten. Ze willen kerkje spelen. Ze zijn onofficieel, zo ongecompliceerd. Soms staan ze allemaal gelijk te bidden, echt oneerbiedig. Dan lijkt het wel een Joden­kerk (!) . Soms staan ze ook allemaal met de handen om­hoog God te loven en te prijzen. Neen hoor, het gaat vaak maar oneerbiedig toe in die samenkomsten. Ze doen maar wat. Soms komen er ook mensen naar voren na een prediking. Sommigen geven hun leven aan Jezus en er wordt met hun gebeden. Weer anderen worden soms gezalfd met olie. Maar blij zijn ze wel, dat is te zien. Soms komen er ook mensen naar voren na een prediking. Sommigen geven hun leven aan Jezus en er wordt met hun gebeden. Weer anderen worden soms gezalfd met olie. Maar blij zijn ze wel, dat is te zien. Soms hoor je ineens in een andere taal. Tongentaal noemen ze dat. Neen, dat doen wij gelukkig niet meer in onze kerk. We hebben geen Paulusfiguren meer nodig. Sommigen staan ook te profe­teren en zeggen dan: “Zo spreekt de Heer”. Waar halen ze de moed vandaan? Hoe we­ten ze dat het de Heer is die spreekt? Neen hoor, we zijn blij dat dit achter de rug is. Stel je eens voor dat we geleefd hadden in de dagen van de apostelen en de eerste gemeente? Neen hoor, niets voor ons. We zouden bij de ‘bestaande kerk’ ge­bleven zijn. Bij de Schriftgeleerden met hun ambtskleden. Die hebben tenminste gestudeerd. We waren niet zomaar in een of ander zaal­tje gekropen, maar we zouden op de sabbat opgegaan zijn naar de synagoge, naar het huis des Heren.

Jezus en de elven’. Eenvoudi­ge mannen. De ware kerk. Het toekomstige lichaam van Christus. Vol van de Heilige Geest na Pinksteren. Daar lopen ze in de straten van Jeruzalem. Ze lijken wel dronken. Dronken van de liefde Gods en de kracht Gods. Daar staan ze te pre­diken en in nieuwe tongen God groot te maken. Neen hoor, laten we maar op een afstand blijven kijken, er niet te dichtbij komen, Anderen mochten eens denken dat je‘ erbij hoorde. Zouden ze dronken zijn? Ze praten zo vreemd. Ja hoor, ze zijn dronken, ze hebben te diep in het glaasje gekeken…

“Het zal zijn in het laatste dagen… !”

Daar staat er een op. Het is Petrus. Hij was met Jezus geweest. Hij schaamt zich nergens voor. Wat een vrij­moedigheid. Dat komt, hij is vervuld met de heilige Geest. De kracht van God is op hem. Wat zegt hij?

“Gij Joden en allen, die te Jeruzalem woonachtig zijt, dit zij u bekend en neemt mijn woorden ter ore. Want deze mensen zijn niet dron­ken, zoals gij onderstelt, want het is het derde uur van de dag (te vroeg om dronken te zijn); maar dit is waarvan gesproken is door de profeet Joel:

En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelin­gen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen; ja, zelfs op mijn dienstknechten en mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren” Handelingen 2 vers 14 tot en met 18 (Hand. 02:14-18).

Is dit alles voorbij? Voor vroeger? Sommigen zijn heime­lijk maar wat blij te horen dat dit alles voor ‘vroeger’ was. Zoals het nu in de kerk is kun je ook beter je gees­telijk tekort verborgen hou­den.

We leven in de laatste dagen. Jezus wil komen voor een ge­meente die vol is van de hei­lige Geest. Een gemeente met het geloof’. Een getuigend en overwinnend geloof. Door de kracht van omhoog! Over ons is het einde der eeuwen geko­men. Blijven we slapen? Jezus is dezelfde! De doper met de Heilige Geest!

Arme kerk, waarin deze din­gen niet meer gevonden wor­den. Arme priesters, arme dominees. Met priesterkle­ding en toga’s. Arme gemeen­teleden.

“Bedenk dan van welke hoogte gij gevallen zijt… en bekeer u en doe (weer) uw eerste werken” Openbaring 2 vers 5 (Openb. 02:05).

Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt’. Amen’.

 

De Geest maakt levend (gedicht) door Piet Snaphaan

Gods Geest maakt levend, zegt Zijn Woord,

Hij biedt ons ’t ware Brood,

Doch letters, woorden, groot of klein,

Die niet met ‘Geest’ geladen zijn,

Zij zijn voor ieder dood.

 

Het is Gods Geest, die levend maakt,

Door kennis van Zijn Woord,

Zijn Geest in ons, dan zien wij pas,

Wat eeuwen lang verborgen was,

Door satan steeds verstoord.

 

Ontdek de volheid van Gods Geest,

Beleef Zijn kracht vooral,

Want Hij maakt levend, krachtig, sterk,

Ja ons bekwaam voor gans Zijn werk,

Dat Hij in ons voltooien zal.

 

De gezindheid van Christus door Gert Jan Doornink

Een columnschrijver van een bekend dagblad schreef on­langs: “Eén van de meest ontmoedigende eigenschappen van de mens is zijn onwrik­baar geloof in zijn eigen absolute gelijk”. Hij voegde daar nog aan toe: “Het gaat er maar om door welke bril je kijkt en welke oorkleppen je op hebt”.

Daaraan moest ik dezer dagen denken toen ik nogal wat ge­schriften onder ogen kreeg die in min of meer bedekte termen poogden de volle evangelie boodschap (of on­derdelen daarvan) in een verkeerd c.q. dubieus dag­licht te stellen. Men ziet dan de eigen vaak subjectie­ve opvatting als de enig juiste; anderen worden be­schuldigd van hoogmoed, zon­der zelf in de gaten te heb­ben hoe men zich laat mis­bruiken door de vorst der duisternis. Want wie de boodschap, die Jezus en de apostelen brach­ten, aan gaat vallen zit al­tijd in verkeerd vaarwater. Paulus schrijft het aan de Galaten – een gemeente waar­van sommigen het volle evangelie de rug toekeerden – met deze woorden: “Het ver­baast mij, dat gij u zo vlug van degene, die u door de genade van Christus ge­roepen heeft, laat afbren­gen tot een ander evangelie, en dat is geen evangelie.

Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus ­ willen verdraaien. Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, u een evange­lie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!” Galaten 1 vers 6 tot en met 8 (Gal. 01:06-08). Natuurlijk kunnen we over onderdelen van de boodschap verschillend denken. Het zou abnormaal zijn als dat niet het geval was, want ieder waarachtig kind van God is bezig geestelijk te groeien. Daardoor is er altijd een bepaald geestelijk niveau in ons leven aanwezig, dat wil zeggen andere kinderen Gods zijn in hun geestelijk leven of verder of minder ver dan wijzelf. Als wij daar reke­ning mee houden, kunnen wij in een ontspannen sfeer met elkaar omgaan en over de geestelijke dingen praten, zonder dat ‘ons eigen ge­lijk ‘ altijd op de troon zit.

Paulus noemt dit de ‘gezind­heid van Christus’. Ook hij kende soms grote problemen met medebroeders en zusters. Maar hij was geen man die met de botte bijl rond ging hakken, maar veeleer iemand die met zachtmoedigheid de dwarsdrijvers bestrafte.

Wat kunnen er soms diepe wonden geslagen worden als medebroeders en zusters uit een gemeente weggaan of moe­ten weggaan. Uiteraard kan men niet alle gevallen over één kam scheren, want de Bijbel spreekt ook over scheuringen die er moeten zijn. Maar er zijn heel veel gevallen die ongetwijfeld voorkomen hadden kunnen wor­den, als men wat meer in de gezindheid van Christus had gehandeld. Een voorganger van een gemeente, met wie ik onlangs over een bepaald ge­val sprak, drukte zich zo uit: “Waarom niet liefdevol de arm om de schouder gesla­gen van een broeder waarmee men van mening verschilt”.

Wie de boodschap van het volle evangelie werkelijk heeft leren kennen, zal ook dit aspect niet over het hoofd zien, maar meer en meer gaan ’praktiseren ‘.

In 1 Korinthiërs 13 somt Paulus de verschillende ken­merken van de Goddelijke liefde op. Laten we bij ons­zelf eens nagaan in hoeverre we in dit opzicht nog falen’. “Zo blijven dan: Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde, 1 Korinthe 13 vers 13″(1 Kor.13:13).

 

Het boek Ruth als profetie aankondiging redactie

In de afgelopen vier maanden publiceerden wij in ons blad onder bovenstaande titel een serie ar­tikelen van onze mederedacteur br. Jan W. Companjen. Het onderwerp trok grote aandacht en ve­len werden aangesproken door de duidelijke eind- tijdvisie die broeder Companjen, onder de inspi­ratie van Gods Geest, uit het boek Ruth in het licht bracht. De serie artikelen is momenteel in nabewerking en wordt dan als brochure uitgegeven. In “Levend Geloof” van februari volgt hierover een nadere mededeling.

 

Gedachten- over het boek Job door Nico Goverts -6-

De onstuimigheid van Rahab

Af en toe breekt even een glimp van de geestelijke wereld in het denken van Job door. Een voorbeeld daarvan vinden we in de uitspraak: “onder Hem kromden zich de helpers van Rahab” Job 9 vers 13 (Job 09:13). De woordstam Rahab betekent: onstuimig zijn, bestormen, verwarren, en zo is de daarvan afgeleide naam aanduiding van het monster in de oertijd, dat door God bestreden werd om de schepping tot stand te brengen. Zeven maal wordt deze Rahab in de Schrift genoemd, waarvan een­maal in het meervoud, te weten in Psalm 40 vers 5 (Ps. 040:005), waar ge­zegd wordt dat de man zalig is die zich niet wendt tot de hovaardigen, of anders vertaald: tot de onstuimigen, dat zijn de zich opdringende machten.

Wanneer er in de diverse teksten sprake is van Rahab, dan komt daarin naar voren Gods strijdend, bevrijdend optreden. Strijdend schept God telkens nieuw. Dat motief treffen we ook aan wanneer Job later nog een tweede keer de naam Rahab noemt: “Hij stilde de zee door zijn kracht en verpletterde Rahab door zijn beleid” Job 26 vers 12 (Job 26:12); men kan ook weergeven: Hij kliefde of spleet Rahab. Hier zien we: Job is er zich van bewust dat bij God scheppen altijd inhoudt: de strijd aan­binden, de tegenkrachten doorklieven, de chaos-macht splij­ten. En Hij doet dat door zijn beleid, door zijn opmerk­zaamheid; hier gebruikt Job een uitdrukking die samenhangt met het woord ‘inzicht’; waar het hem nog aan inzicht ont­breekt, daar blijkt God dit wel te bezitten en God wendt dit inzicht aan om scheppend, vrijmakend werkzaam te kun­nen zijn. Tegen Gods beleid kan Rahab met al zijn on­stuimigheid niet op. Het is trouwens opvallend dat meer­malen Rahab en de zee in nauwe relatie met elkaar worden vermeld. In Genesis horen we immers ook over de wateren, de vloed, die het scheppingswerk van God willen blokkeren, en in het laatste Bijbelboek is sprake van het beest uit de zee.

Job formuleert de kern van zijn nood

Maar daarmee is Job nog niet uit de problemen. In hoofd­stuk 9 wordt het woord ‘vroom’ uit de proloog, dat eigen­lijk ‘eenvoudig’ betekent, motiefwoord; driemaal komen we het tegen vanaf vers 20; we citeren in letterlijke verta­ling: “Ben ik rechtvaardig (waarachtig), mijn mond zou mij verdoemen, ben ik eenvoudig, Hij zou mij verdraaien; ben ik eenvoudig, ik zou mijn ziel niet mogen kennen, ik zou mijn leven moeten verwerpen. Het is enerlei, daarom spreek ik het uit: eenvoudige en doemende – Hij verdelgt”.

Hier formuleert Job de kern van zijn nood: hij heeft het gevoel dat God hem kan maken en breken. God is voor hem de ongrijpbare. Job betreurt het dat er tussen God en hem geen scheidsrechter is, die zijn hand op hen beiden zou kunnen leggen (vers 33). Tegen God kan hij niet op en hij heeft de indruk dat het een kwestie is van het recht van de sterkste.

Job ervaart dat doem en verwerping op hem gelegd worden, zonder dat hij er iets tegen kan doen: “Ik moet nu eenmaal schuldig staan (gedoemd worden)”(vers 29).

Jobs worsteling met de bitterheid

Eén van felste wapens van de duisternis is het zaaien van bitterheid. Job heeft daar ook mee te kampen; elf maal ko­men we dit thema bij hem tegen. In hoofdstuk 10 begint hij ermee: hij verklaart dat hij wil spreken in de bitterheid van zijn ziel, en eerder heeft hij al geconstateerd dat God hem niet vergunt adem te scheppen, doch hem met bitterheden verzadigt Job 9 vers 18 (Job 09:18); eigenlijk staat er dat God het hem niet geeft, zijn geest te doen terugkeren. Zijn geest is als het ware de pas afgesneden, de weg terug is gesloten, zijn denken is gekerkerd. Dit zal zijn diepste worsteling worden, om van deze verbittering los te komen, die zijn ziel als een knellende band insnoert.

Laat mij weten waarom Ge mij bestrijdt, zo roept Job uit. Waarom verwerpt Ge de arbeid uwer handen? Het woord dat Job hier gebruikt voor ‘arbeid’, is niet meer het meest gang­bare, maar het duidt speciaal aan datgene wat inspanning kost, waar moeite mee gepaard gaat. Hier valt ons op hoe Job een diep begrip heeft van wat de mens voor God bete­kent. Daarover denkt hij na, te midden van smart en leed: over de wording van de mens, de mens Gods. En hij beseft: dat is een moeitevol proces.

Hij is zich bewust: wat ben ik eigenlijk? Ik ben een werk Gods. Een werk waarvan je toch zou verwachten dat God er zuinig op zou zijn. Immers: “leven en goedertierenheid (of verbondstrouw, bondgenootschap) hebt Ge mij toegedaan, en uw opzicht (of verordening) heeft mijn geest bewaakt” Job 10 vers 12 (Job 10:12). Job weet: God heeft heel wat geïnvesteerd in de mens. Niet alleen maakt God de mens deelgenoot van zijn leven, maar het plan gaat nog veel verder: de mens wordt betrokken in een verbond, hij is bestemd om bondgenoot te zijn van de Machtige. We zien dat Job door alle verleugening die hem wil verstikken, heen, een veel dieper zicht heeft op het wezen van de mens dan de vrienden. Job heeft het dwars door alle donkerheid geweten: de mens is niet in de ogen van God een of ander gedegenereerd insect; God wil de mens als bondgenoot, als partner. Daarom waakt God over de geest van de mens.

Immers, juist de geest van de mens is zo waardevol voor God, omdat die geest entree kan krijgen in het rijk van zijn Maker. Daar kan God zich mee verbinden; die geest kan drager van heerlijkheid worden.

En daarom kan Job het niet meer volgen: hoe is het dan mo­gelijk dat God, die zoveel in de mens geïnvesteerd heeft, nu diezelfde mens wil verslinden, tot stof wil doen weder­keren Job 10 vers 8 en 9 (Job 10:08-09)? Heeft God dan twee plannen? Heeft Hij dan een andere gedachte in zijn hart verborgen Job 10 vers 13 (Job 10:13)? In­dien ik zondigde (op een of andere wijze mijn doel miste), dan zoudt Ge mij bewaken Job 10 vers 14 (Job 10:14): hier hebben we hetzelfde woord als in Job 10 vers 12 (Job 10:12) waar Job zei dat God zijn geest be­waakte, maar hier krijgt het een heel andere klank: hier is het niet een beschermend bewaken, maar een observeren om hem ergens op te kunnen vangen. Is God dan zo: een God die jacht maakt op de mens Job 10 vers 16( Job 10:16)?

Dan kan Job alleen nog maar uitroepen: “Verzadig U aan mijn smaad, zie mijn ellende aan (of bezie mijn ellende) wanneer deze omhoog schiet” Job 10 vers 15 (Job 10:15). Dan kan Job alleen nog maar eindigen met dezelfde gedachten die hij ook in het derde hoofdstuk naar voren bracht: waarom laat U me niet met rust? Laat van mij af, opdat ik nog een klein beetje kan opblinken (of opdat ik nog heel even wat vreugde mag bele­ven) , voordat ik ga, om niet terug te keren, naar het land van duisternis en schaduw des doods, zonder richtings- tekens, en klaart het op, dan blijft het aan het oerdonker gelijk Job 10 vers 20 tot en met 22). Dan ben ik op de plaats waar elk ge­voel van richting wegvalt, waar zelfs een opklaring geen verandering brengt in de somberheid van het ondoordringbaar wolkendek.

De grievende opmerkingen van Zofar

Meteen daarop neemt Zofar, de derde vriend, het woord. De bitterheid van de klacht, de smartelijke diepte van het zielenleed is geheel aan deze man voorbijgegaan: voor hem is alles wat Job als een noodkreet uitgeschreeuwd heeft, niets anders dan ‘een woordenvloed’ Job 11 vers 1 (Job 11:01). En zonder omwegen gaat hij direct maar over tot de meest grievende opmerking waarmee hij Job zou kunnen treffen: Zou een man van lippen bewaarheid worden? Het NBG vertaalt hier: zou een woorden­kramer gelijk hebben? Maar hier hebben we weer te maken met het sleutelwoord dat Job nu juist zo na aan het hart ligt: waarachtig zijn, bewaarheid worden. Uitgerekend op dit ge­voelige punt brengt deze vriend hem een dolksteek toe.

Zofar heeft ten aanzien van Job maar één wens: “Maar och, of God zelf eens sprak, en zijn lippen tegen u opende (met de lippen van Job is het niets gedaan; hij is een man van lippen), en u de geheimenissen (verborgenheden) der wijs­heid mededeelde, omdat zij het inzicht verdubbelt” (vers 5 en 6).

Zofar heeft nog enkele vernietigende vragen: “Kunt gij de oergrond Gods vinden, kunt gij vinden, tot de voleinding van Sjaddai (de Machtige) toe” (vers 7). Dat was nu precies waar Job zo naar hunkerde, de oergrond van God te vinden, niet wat de vaderen doorvorst hebben (8:8, hetzelfde woord wordt hier gebezigd), maar de navorsing van God, de diepte van het wezen des Heren. De voleinding van Sjaddai: inder­daad, dat is hetgeen Job nu juist zo intens ter harte gaat. We zien: juist rondom de voleinding gaat zich een felle strijd afspelen: wanneer daar een mens is die naar het ge­heimenis van de voleinding wil speuren, dan heeft de vijand altijd wel een legermacht van vrienden ter beschikking om die zoekende mens in zijn speurtocht te frustreren.

Jobs worsteling om de voleinding

Driemaal komt het woord ‘voleinding’ in het boek Job voor; allereerst hier in de rede van Zofar, die slechts kan vast­stellen dat het een onkenbare, onbereikbare zaak is; de tweede en de derde maal is het Job zelf die over de volein­ding spreekt, en dan in heel wat positievere zin. In Job 26 vers 10 (Job 26:10) zegt hij: “Hij (God) heeft een gezet perk over het vlakke der wateren rondom afgetekend, tot aan de voleinding toe des lichts met de duisternis” (Statenverta­ling) . God trekt een grens en binnen deze cirkel wordt het licht tot volledigheid gebracht, terwijl de duisternis buitengesloten wordt. Een beeld uit de schepping, maar te­gelijk een prachtige uitbeelding van wat God in de onzien­lijke wereld gaat volvoeren. De lichtcirkel wordt compleet gemaakt.

De derde vindplaats sluit hier schitterend op aan: “Men maakt een einde aan de duisternis, en tot de uiterste diep­te doorvorst men het gesteente” Job 28 vers 3 (Job 28:03); de woorden die hier vertaald zijn met ‘uiterste diepte’, betekenen letterlijk: algehele voleinding. Een treffende illustratie: zoals de mijnwerker, zo is de mens Gods; hij stelt de duisternis een grens, gesteente spoort hij op, edelstenen voor het huis van God, en hij blijft graven, speuren, vorsen, tot de to­tale voleinding toe. Totdat hij het geheimenis van het ein­de, van het einddoel heeft gevonden.

Zo is Job de mens die worstelt om de voleinding, en juist daarom, juist daarop wordt hij aangevallen; hij is immers de mens die geroepen is om de duisternis een grens te zet­ten; doch nu gaat de duisternis, bij monde van de vrienden, trachten hem een grens te stellen.

Daarom heeft Zofar er zoveel belang bij, Job te ontmoedi­gen: “de geheimen Gods, zij zijn hoog als de hemel; wat kunt gij doen? dieper dan het dodenrijk; wat kunt gij weten?” Job 11 vers 8 (Job 11:08). Met andere woorden: spaar je de moeite, zoek toch niet langer, het kennen van Gods gedachten is voor jou toch niet weggelegd.

Och of God zelf eens sprak, verzucht Zofar. Daar moet het inderdaad naar toe. Maar als God dan tenslotte werkelijk gaat spreken, dan is dat wel even anders dan Zofar en zijn confraters verwacht hadden. Dan wordt dat spreken Gods met­terdaad het spreken der voleinding.

Toch heeft Zofar nog hoop voor Job, maar dan moet deze zich wel bekeren: ook een leeghoofd kan namelijk nog verstandig worden, immers, elk mens wordt als een veulen van een wilde ezel geboren Job 11 vers 12 (Job 11:12). De visie op het wezen van de mens die uit deze woorden spreekt, is nu niet bepaald erg verhe­ven, maar als Job zich hierin kan vinden, dan kan er van hem toch nog iets terecht komen.

Dan zal Jobs toekomst niet duisternis zijn, zoals hij aan het slot van het vorige hoofdstuk geklaagd heeft, maar: klaarder dan de middag zal het leven (eigenlijk: de levens­duur, de duurzaamheid) rijzen; zij het nog zo donker, het zal worden als de morgenstond Job 11 vers 17 (Job 11:17).

Deze profetische belofte zal inderdaad in het leven van Job gerealiseerd worden, maar dan wel langs een andere weg dan Zofar zich heeft voorgesteld.

Jobs vraag naar het godsbestuur

In de hoofdstukken twaalf tot en met veertien gaat Job ant­woorden; hiermee wordt de eerste cyclus van gesprekken af­gesloten. Opmerkelijk is dat Job wel begint met zich tot zijn vrienden te richten, maar dan al spoedig ertoe overgaat, zich tot God te wenden: “Maar ik wil nu tot de Mach­tige spreken” Job 13 vers 3 (Job 13:03). We zien hoe Job in de geest steeds meer geïsoleerd komt te staan: “Tot een spot ben ik mijn naaste, ik, die God verhoorde, als ik tot Hem riep; tot een spot is de rechtvaardige (de waarachtige), de vrome (de eenvoudige) ” Job 12 vers 4 (Job 12:04) .

Job komt nu, tegenover het gladde, geroutineerde gepraat van de vrienden, tot een kernpunt: de vraag naar het gods­bestuur. Hoe is de verhouding tussen God en geschiedenis? Kan ik in de loop der historie iets van Hem ontwaren? Of is God daar spoorloos, zoals de psalmist moet erkennen: “Uw voetsporen werden niet gekend?” Psalm 77 vers 20 (Ps. 077:020). Aan de ene kant moet Job constateren: er is vrede en zekerheid voor hen die God naar hun hand willen zettén Job 12 vers 6 (Job 12:06) , die de goedheid in hun hand houden’, staat er Eigenlijk.

Maar aan de andere kant ziet Job hoe machtigen zonder vorm van proces vallen, ontluisterd worden. In tien categorieën somt hij de leidslieden op die zomaar de duisternis in ge­dreven worden: Raadsheren zendt Hij barrevoets heen en rechters zet Hij in razernij; koningen worden aan de ket­ting gelegd, priesters uit hun ambt gezet, Hij verdraait degenen die van oudsher vast hebben gestaan, dat zijn de oude geslachten, de patriciërs; aan getrouwen onttrekt Hij de spraak en ouden ontneemt Hij het verstand. Hij doet vol­keren gedijen en laat ze verdwijnen, breidt natiën uit en voert ze weg. De volkshoofden van een land onttrekt Hij het hart, Hij ontneemt hun moed en verstand, Hij doet hen ver­dwalen in woeste wildernis (hier wordt het woord gebruikt uit het scheppingsverhaal: woest en ledig) zonder weg Job 12 vers 17 tot en met 25 (Job 12:17-25). Dit is de visie van Job op de geschiedenis.

Hierin speelt onmiskenbaar zijn eigen levenservaring mee. “Zie, dit alles heb ik met mijn eigen ogen gezien”, zo kan hij vaststellen Job 13 vers 1 (Job 13:01). Nu heeft men soms wel uit enkele teksten de gevolgtrekking gemaakt dat Job zelf een koning geweest moet zijn, volgens sommigen een koning van Egypte. Er zijn er die Job gelijk stellen met Cheops, de bouwer van de piramide van Gizeh. Het is echter zeer de vraag of men dit alles bewijzen kan. We krijgen eerder de indruk dat Job niet een nationale koning is, maar veeleer een herdersvorst, een sjeik op de wijze van Abraham, Laban en derge­lijke. (Sjeik betekent eigenlijk oudste; dan behoort Job tot degenen die van oudsher vast hebben gestaan).

Job herkent het in zijn eigen bestaan en hij ziet het in het wereldgebeuren om zich heen: het is alles opgaan, blin­ken en verzinken. De mens die vandaag staat, stort morgen in. En Job concludeert: dit is de hand van God. Wanneer het gaat om de vraag: wie beheerst de geschiedenis? dan is het antwoord dat Job daarop geeft: God. Een andere verklaring kan hij niet vinden. In feite zien we dat Job poneert: de geschiedenis is voor mij een raadsel maar ik houd vast aan God.

Toch is Job niet tevreden met te constateren: het is een raadsel. Hij wil doordringen in de gedachten die het godsbestuur bepalen. Bij de willekeur die hij waarneemt, kan hij zich niet neerleggen. Richten met God is mijn begeren, roept hij uit Job 13 vers 3 (Job 13:3) en hier gebruikt hij hetzelfde woord dat God bezigt in Jesaja 1 vers 18 (Jes. 01:18): “Komt en laat ons teza­men richten”.

Jobs volhardend verlangen naar het recht Gods

Job denkt: het kan niet; God kan toch geen God van wille­keur zijn. Daarom beschuldigt hij zijn vrienden: “Zult gij ten gunste van God onrecht spreken en ten behoeve van Hem bedrog? Wilt gij zijn partij kiezen, optreden als pleitbe­zorgers voor God?” Job 13 vers 7 en 8 (Job 13:07-08). Job wordt gedreven door een passie voor het recht. En dan niet in een beperkte, bekrom­pen zin: zijn eigen recht alleen, maar veel meer omvattend, veel dieper: het goddelijk recht. God is toch recht in al zijn weg en werk? De Here is toch een God van recht? Daarom kan en mag hij niet accepteren wat zijn vrienden te berde brengen; hij heeft het gevoel dat zij ter wille van God de waarheid geweld aandoen, en hij denkt: dat nooit! Zij hou­den als het ware God de hand boven het hoofd; ze praten al­les goed wat Hij volgens hen doet.

Job heeft zijn besluit genomen: hij zet alles op het spel: ik vat mijn vlees met mijn tanden, mijn ziel leg ik in mijn hand” Job 13 vers 14 (Job 13:14). Alles heeft hij ervoor over om in de geeste­lijke wereld door te dringen, zijn vlees en zijn ziel. “Wel­nu, wil Hij mij doden, ik zal op Hem wachten (of: ik zal daarop wachten), echter, mijn wegen wil ik voor zijn aange­zicht rechtvaardigen (weer het woord: richten, als in Jesaja 1); ook dat zal voor mij al bevrijding zijn, want een ontaarde zal voor zijn aangezicht niet treden” Job 13 vers 15-16 (Job 13:15-16). Job ziet zó met heel zijn wezen uit naar het recht Gods, dat hij kan verklaren: dat is voor mij al bevrijding, als God mij ruimte geeft om de zaak van het recht te bepleiten.

In vers 18 (Job 13:18) gaat Job beginnen, zijn rechtsgeding op te stel­len; dit woord wordt ook gebruikt voor het opstellen van troepen. Dan vraagt hij dat God hem de kans zal geven om vrijuit te kunnen spreken, zonder dat er druk of intimida­tie op hem wordt uitgeoefend.

Kernthema van Jobs verdedigingsrede is: de vergankelijkheid van de mens. In vier beelden werkt hij dit uit: een bloem die verwelkt, een schaduw die voorbijgaat, vermolmd hout dat uiteen valt, een kleed dat door de mot verteerd wordt. Vanuit dit mensbeeld vraagt Job aan God: waarom maakt U zich eigenlijk zo druk om een mens?

Jobs gedachten over de vergankelijkheid

Probleem op de voorgrond is dan: heeft het bestaan in wezen wel zin? Probleem op de achtergrond, dieper doorgedacht, wordt dan: heeft datgene waar God mee bezig is, in feite wel zin? “De mens is geheel in Gods hand; vastgelegd zijn zijn dagen, het getal van zijn maanden is bij U, Ge hebt hem een grens gesteld die hij niet zal overschrijden – wend uw blik dan van hem af, dat hij zich kan ontspannen, zodat hij als een dagloner nog genieten kan van zijn dag” Job 14 vers 5 en 6 (Job 14:05-06). Als nu toch zijn einde vastligt, waarom moet hij dan nog tot het laatste toe gekweld worden? Ook een daglo­ner heeft ’s avonds nog een rustig uur.

Een mens is nog slechter af dan een boom: een afgehouwen boom komt nog weer tot leven, maar een mens niet, zo ver­volgt Job zijn klaaglied. De enige wens die hij nog kan be­denken, is: “ik zou wel willen dat ü mij in het dodenrijk in bewaring stelde, dat U mij verborg totdat uw toorn zich afkeert; dat U mij een grens stelde, dat u mij dan echter zoudt gedenken”(vers 13).

Is er dan nog hoop? Neen, luidt het antwoord van Job, met een viervoudig beeld: “zoals een berg die ineen zinkt en verbrokkelt, zoals een rots die van zijn plaats wordt ge­rukt, zoals water stenen verpulvert, zoals een regenstroom de akkerbodem wegspoelt: zo doet Ge de verwachting van de sterveling vergaan (vers 18-19).

Job worstelt om de identiteit van de mens

De gedachten van Job gaan uit boven zijn individuele lot; hij staat hier als priester, als vertegenwoordiger van de ganse zuchtende schepping, als stem van alle lijdende mensen. Daarom begint hoofdstuk 14 dan ook met: de mens. De mens in absolute, algemene zin; zevenentwintig maal komt dit woord in het boek Job voor, en steeds gaat het dan om de ontmoe­ting met God, met de geestelijke wereld, om lot en bestem­ming, om de identiteit van de mens als zodanig.

Job is de mens die op een vooruitgeschoven post worstelt om die identiteit. Hij worstelt om verwachting. Dertien keer klinkt dit woord in het boek Job; en het is opmerkelijk dat hetzelfde begrip in het Hebreeuws niet alleen verwachting kan betekenen, maar ook koord of snoer: het gaat in wezen om de elasticiteit, de spankracht van de geest. Daarenboven treffen we het werkwoord ‘verwachten’ ook nog vijfmaal aan. Uit deze gegevens blijkt wel dat de strijd om de verwach­ting voor Job een essentieel element is; het hoort tot het wezen van de mens, dat hij verwacht.

Heel sterk komt dit motief weer naar voren in hoofdstuk 17, waar Job moet klagen: “Verwachtte ik iets, dan was het de groeve (het dodenrijk) als mijn huis, dat ik mijn leger zou spreiden in de duisternis, dat ik tot de groeve roep: mijn vader zijt gij; tot de made: mijn moeder en mijn zuster. Waar zou dan mijn verwachting zijn? Mijn verwachting, wie kan haar ontwaren? Als een stuk (deel) van mij zinkt het in het dodenrijk, om tezamen (of verenigd) te rusten in het stof” Job 17 vers 13 tot en met 16 (Job 17:13-16).

Job heeft hier heel scherp aangevoeld: mijn verwachting is een stuk van mijzelf, het is een deel van mijn identiteit, het hoort bij mijn innerlijke eenheid.

Het lijkt erop alsof Job hoe langer hoe meer verbonden wordt met de groeve, met de sfeer van het dodenrijk. In elk geval is dat een van de voornaamste fronten waar Job zijn kamp heeft te voeren. Via de woorden van de vrienden trach­ten de doodsmachten vaste voet te krijgen in de denkwereld van Job. Ze proberen zijn verwachting totaal af te snijden en zijn geest volledig te isoleren.

Zo bevindt Job zich in een proces waarin alle gronden onder zijn bestaan worden weggeslagen. In hoofdstuk 15 beginnen de vrienden hun tweede gespreksronde, die gekenmerkt wordt door nog fellere aanvallen; de kritiek op Job wordt scher­per, de beschuldiging agressiever. Zo moet Job eenzaam zich een weg zoeken door een labyrint van laster en van onbe­grip; zo ontvallen alle gronden hem, totdat hij tenslotte zijn grond vindt in God zelf.

Job gaat een weg waarop hij steeds verder, steeds dieper ‘ontgrond’ wordt. Maar uiteindelijk zal God zelf hem stel­len op een nieuwe bodem.            (wordt vervolgd) .

1982.07-08 nr. 228

Levend geloof 1982.07-08 nr. 228

Bij God is niets onmogelijk door Gert Jan Doornink

De kracht van het woord

Het Woord van God is vol leven en kracht! Hebreeën 4 vers 13 (Heb. 04:13) zegt dat het woord Gods levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard is en dat het door dringt, zó diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en dat het overleggingen en gedachten des harten schift. In Jeremia 23 vers 29 (Jer. 23:29) staat dat Gods Woord is als een vuur, of als een hamer, die een steenrots vermorzelt. De engel Gabriël zei bij de geboorteaankondiging van Jezus tot Maria dat geen woord, dat van God komt krachteloos zal we­zen .

Dat geldt zeker ook ten aanzien van de woorden die Jezus, de Zoon van God, sprak, toen Hij op aarde was. Wel wees Jezus er met nadruk op dat Zijn woorden levend gemaakt worden door de Geest. In Johannes 6 vers 63 (Joh. 06:63) lezen wij bijvoorbeeld dat Jezus zei: “De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en leven”. Daarom kunnen wij Gods Woord ook alleen maar verstaan in het licht van de Heilige Geest, dat wi1 zeg­gen: de Geest wil ons kennis en inzicht geven opdat we Gods Woord o^ de juiste wijze gaan in­terpreteren. Juist in deze eindtijd is dit van het allergrootste belang, omdat ook satan graag gebruik maakt van Gods Woord. Talrijke dwaal­leringen baseren zich op allerlei Bijbelteksten, maar missen het inzicht van de Heilige Geest. Paulus schreef reeds aan de gemeente te Korinthe: “De letter doodt, maar de Geest maakt levend” 2 Korinthe 3 vers 6 (2 Kor. 03:06).

Ook is het erg belangrijk Gods Woord steeds in zijn verband te lezen. Jezus zelf bijvoorbeeld deed niet zomaar allerlei uitspraken in het wil­de weg, maar ze waren in de eerste plaats be­stemd voor de persoon of de personen tegen wie ze gericht waren. Vaak herkennen wij ons dan weer in die personen en weten ons aangesproken. Of we denken dat ze niet voor ons bestemd zijn, maar dan kunnen we ons ook wel eens sterk vergissen!

Jezus en de rijke jongeman

Een bekend voorbeeld daarvan vinden we bij de geschiedenis van de hooggeplaatste en rijke jon­geman die bij Jezus kwam met de vraag: “Wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?” Lucas 18 vers 18 (Luc. 18:18). Deze man had een voorbeeldig en godsdiens­tig leven, maar hem ontbrak één ding, waarop Jezus hem attendeerde: Hij moest alles wat hij bezat verkopen en het verdelen onder de armen. Dan zou hij een schat hebben in de hemelen en kon hij Jezus volgen. Maar hoe reageert hij? Hij werd bedroefd, want hij was zeer rijk, zegt Lucas 18 vers 23 (Luc. 18:23). Als Jezus dan zegt hoe moei­lijk het is voor hen die geld hebben, het Ko­ninkrijk Gods binnen te gaan, wordt aan Hem de vraag gesteld: “Maar wie kan dan behouden wor­den?” Dan is het antwoord van Jezus: “Wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God” Lucas 18 vers 27 (Luc.18:27). Nu zouden wij geneigd zijn om te denken dat deze uitspraak van Jezus alleen maar bestemd is voor een klein aantal mensen: de zeer rijken, en daar zijn er niet zo veel van. Maar we kunnen ook rijk zijn, terwijl we maar een gewoon salaris verdienen. Dat is als we niet ons gehele leven geven aan Jezus. Als we bepaalde terreinen van ons leven voor onszelf houden. En dat ‘voor ons zelf houden’ houdt dan in, dat we ons niet in alles laten leiden door Gods Geest, maar verkeer­de geesten de kans geven te infiltreren. Of als we bijvoorbeeld weigeren gebondenheden af te leggen. Als Romeinen 13 vers 12 (Rom. 13:12) zegt dat we de werken der duisternis af moeten leggen en de wapenen des lichts aan moeten doen, kunnen wij niet zomaar zeggen: daar heb ik niets mee te ma­ken, maar zullen we ons af moeten vragen of wij ook in dit opzicht gehoorzaam zijn. De rijke jongeman kon het Koninkrijk Gods niet beërven omdat hij geen afstand kon doen van zijn rijk­dommen, maar Paulus schrijft aan de Galaten dat zij die de ‘werken van het vlees’ bedrijven het Koninkrijk Gods ook niet zullen beërven Galaten 5 vers 21 (Gal. 05:21).

De machteloze mens – De almachtige God?

Wie de uitspraak van Jezus: “Wat bij mensen on­mogelijk is, is mogelijk bij God”, oppervlakkig leest, komt er gemakkelijk toe een tegenstelling op te roepen: de machteloze mens tegenover de almachtige God. Bij de mensen is niets mogelijk, maar bij God is alles mogelijk, dus…. we moe­ten maar afwachten wat God doet. Dit fatalisti­sche geloof, deze verkeerd afwachtende houding, is een wapen waar satan graag gebruik van maakt om ons van God en Zijn gemeenschap af te houden. De werkelijkheid, die uit deze uitspraak Van Jezus naar voren komt, is juist gelegen in het feit dat Jezus ons op wil wekken te vertrouwen in God!

Wat is namelijk de sleutel tot het verstaan van dit woord? Geloof! Bij God is immers niets onmogelijk, want: “Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft!” Markus 9 vers 23 (Mark. 09:23). Bij God zijn alle dingen mogelijk…. maar hij vraagt van ons geloof! Geloof in God brengt ons binnen het be­reik van Gods mogelijkheden en deze zijn onbe­perkt. Zonder geloof is het trouwens onmogelijk God welgevallig te zijn Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06).

Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft, maar met ‘alle dingen’ wordt niet bedoeld dat we maar af moeten wachten wat God gaat doen: ons het goede of het slechte geven, zoiets als van: ‘het kan vriezen en het kan dooien’. Helaas zijn er nog vele kinderen Gods die deze mening zijn toegedaan. God zend ons echter geen onheil toe. Hij is een goede God, één en al liefde! Dat heeft Hij bewezen door het zenden van het aller­liefste wat Hij bezat: Zijn eniggeboren Zoon. En Paulus zegt: “Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overge­geven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken?” Romeinen 8 vers 32 (Rom. 08:32).

Wel vraagt de Heer van ons dat wij in Zijn ge­meenschap leven. Zolang de mens zijn begeerten laat ‘bevruchten’ door de vorst der duisternis, in plaats van in de kracht van de Heilige Geest weerstand te bieden aan satans verzoekingen, zal hij de goedheid van God niet of niet ten volle ervaren. Maar wie de weg van geloof gaat, zal het met Paulus kunnen zeggen en beleven: “Ik vermag alle dingen in Hem, die mij kracht geeft” Filippenzen 4 vers 13 (Filip. 04:13).

Het perspectief voor de eindtijdgemeente

De woorden van Jezus: “wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God”, zijn niet alleen voor ons persoonlijk geloofsleven van grote beteke­nis, maar ook als perspectief voor de eindtijd- gemeente. Het vooruitzicht van de eindtijd- gemeente is de openbaring van de heerlijkheid Gods…. Maar soms lijkt het wel of de openba­ring daarvan verder verwijderd is dan ooit. ‘onmogelijk’ is het wapen dat satan ons telkens weer voorhoudt en hij probeert ons te laten zien op die dingen waarin hij succes heeft behaald. Zij successen en onze nederlagen mogen echter nooit maatstaf gevend zijn boven datgene wat God beloofd heeft en ten uitvoer gaat brengen! Gods werk gaat door! ‘God is getrouw, Zijn plannen falen niet’. Hij vraagt daarbij van ons vertrou­wen en toewijding en heeft er een welbehagen in als wij de weg van geloof en gehoorzaamheid be­wandelen .

De ‘volmaakte gemeente’ komt er! Daarvan kunnen we zeker zijn, want God wil Zich een gemeente voor zich plaatsen die zal zijn: Stralend, zonder vlek en rimpel, zodat zij heilige is en onbesmet. Efeze 5 vers 27 (Ef. 05:27).

Zo’n gemeente is er nog nooit geweest. Laten we dit vooral niet vergeten. En laten we niet door ongeloof denken dat deze gemeente niet tot stand zal komen. Als we in Handelingen lezen over de eerste gemeente zeggen we: wat een tijd! wat een volmacht! wat een heerlijkheid Gods kwam er toen tot openbaring! Maar de heerlijkheid van de laatste gemeente zal groter zijn dab die van de eerste!

Halleluja! Wat een uitzicht! Geen enkel ding is bij God onmogelijk en omdat Hij ons er volledig bij wil betrekken mogen wij het zeker weten dat alle dingen die bij Hem mogelijk zijn ook bij ons mogelijk zijn!

Heeft u er wel eens over nagedacht waarom Hij ons volledig wil betrekken bij de uitvoering van Zijn plan dat het herstel van de gehele schep­ping omvat? Omdat we geschapen zijn naar Zijn beeld! Wij zijn van Zijn geslacht! Niet de satan heeft daarom recht op ons leven, maar alleen Jezus Christus. En wie in Zijn gemeenschap leeft overwint iedere negatieve gedachte, iedere vrees en twijfel, kan op de juiste wijze weer­stand bieden als de vijand aanvalt en is met Christus overwinnaar. Bij de mensen (zonder Christus) is niets mogelijk, maar bij God (en de mensen die in Zijn gemeenschap leven) is alles mogelijk! Aan welke kant wilt u staan?

 

God wil alles in allen door H. J. Scholten

opdat God zij alles in allen” 1 Korinthe 15 vers 20 (1 Kor. 15:20).

Van bovenstaande Bijbelse uitspraak zouden we kunnen zeggen: de scherpste geesten gevoed door de Heilige Geest en de genade van Jezus Christus, zijn nagenoeg nog niet in staat om in deze waarheid door te dringen. Als we zo in deze wereld rondblikken en af en toe een willekeurige krant opslaan, zouden we geneigd zijn om te verzuchten: Zou het ooit waar zijn, dat God zal zijn alles in allen? Het lijkt wel omgekeerd, alsof de dui­vel alles in allen is.

Toch zal eenmaal het ‘God alles in allen’ een voldon­gen feit zijn, alhoewel wij vaak nog moeite hebben van dag tot dag met deze Bijbelse waarheid te leven. Het lijkt nog zo eindeloos ver weg. Het gaat dan ook uit boven het hele gebied dat wij bijbels kunnen overzien en zelfs op de laatste bladzijden van de Bijbel bemerken wij, dat ‘God alles in allen’ nog niet bereikt is, want dan is het genezingsproces der volkeren nog in volle gang. De volmaakte eindopenbaring is dan nog niet bereikt

Gemeenschap met Jezus leert ons Gods gedachten kennen

Johannes op het eiland Patmos mocht met zijn geest diep doordringen in vele geheimen van het Koninkrijk van God. Dat bracht mee dat hij ook vele verschrikke­lijke dingen aanschouwde, maar eveneens werd hij er­van doordrongen: eind goed, al goed! Daarom vinden wij bij hem een sterk verlangen naar de komst van Jezus en roept hij uit: “Amen, kom, Here Jezus!”

Vele gezichten, waarvan Johannes ons mededeling doet, behandelen de grote strijd, die moet leiden tot de on­derwerping van de ganse schepping aan de Zoon van God. De apostel Paulus schrijft iets heel moois in Romeinen 1 vers 4 (Rom. 01:04): “….naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht, Jezus Christus, onze Here”.

Van deze kracht schrijft de apostel in zijn brief aan de Filippenzen: “….naar de kracht, waarmede Hij ook al­le dingen aan Zich kan on­derwerpen”. Het is een ge­volg van de opstandings- kracht die Jezus terugbracht uit de doden en het is van uiterst groot belang te geloven in de opstanding der doden. Het is geen wonder als de apostelen na de op­standing van Jezus uit de doden hier zeer krachtig van gaan getuigen. In Hande­lingen 4 vers 33 (Hand. 04:33) lezen wij: “En met grote kracht gaven de apostelen hun getuigenis van de opstanding des Heren Jezus, en er was grote gena­de over hen allen”. Neen, met de dood is het niet af­gelopen, dan begint ‘het nieuwe leven’ pas.

Jezus is de richtende en herstellende Zoon van God. Hij voert alle gedachten van Zijn hemelse Vader uit en daarom is het zo belangrijk te denken wat Jezus denkt.

Wat denkt Jezus nu? Zijn ge­dachten zijn van eeuwigheid en ze zijn allen vervat in de Heilige Schrift. Alleen door gemeenschap met de Zoon Jezus Christus raken we steeds meer bekend met de geheimenissen van het Ko­ninkrijk Gods. Zij, die me­nen dat dit langs de weg van het rationele denken te bereiken is, vergissen zich zeer en we krijgen er steeds meer mee te maken. Het mag alles prachtig lij­ken maar het is slechts surrogaat. Is het niet iets om diep over na te denken als er geschreven staat: “….en toch waren Zijn werken van de grondlegging der wereld af gereed”? Hebreeën 4 vers 3 en 4 (Heb. 04:03-04).

Gods gedachten worden geestelijke realiteiten

Dat wil zeggen dat God al­les onaantastbaar vast in Zijn gedachten heeft en dat Zijn Zoon Jezus al deze ge­dachten met de precisie van een kostbaar uurwerk ten uitvoer brengt. Het wil zeggen, dat God voortdurend alles al in een eindtoe­stand ziet en die is vol­maakt. Zo ziet Hij ook ons, Zijn kinderen. Hij ziet ons als een eindproduct van Zijn grote liefde en daarin is Zijn verlustiging. Gods werk komt klaar. Door de Geest die wij ontvangen hebben, mogen wij ons ook reeds ver­lustigen in de gedachten Gods, daar deze gedachten allen gebracht worden tot geestelijke realiteiten. Daarom moeten wij geld afwe­gen voor wat werkelijk brood is en de raad wordt ons ge­geven: “Hoort aandachtig naar Mij, opdat gij het goe­de eet en uw ziel zich in overvloed verlustige” Jesaja 55 vers 2 (Jes. 55:02). God wil ook dat wij ons zullen verlustigen in al wat Hij gedaan heeft, nog doet en zal doen.

Er is zo’n veelheid aan God­delijke gedachten van eeu­wigheid af, dat, als we graag zouden willen weten wat Jezus nu denkt, terwijl Hij op de troon des Vaders is, wij ons nog meer in de Bijbel moeten gaan verdie­pen. We zullen dan ervaren dat God alleen daarin alle hemelse wijsheid verborgen heeft. Als er staat geschre­ven dat het huis Gods is ge­bouwd op het fundament van apostelen en profeten, wil dit niet zeggen dat deze slechts de eerste beginselen van de uitspraken Gods lie­ten horen en dat de diepere dingen van het Koninkrijk Gods aan ons door de Geest geopenbaard zullen worden, buiten de Bijbel om. Zoiets zet de deur naar dwalingen wagenwijd open en het mag ons niet gaan als de Mormo­nen, die naast de Bijbel nog het ‘Boek van Mormon’ hebben en het boek ‘De Parel van grote waarde’.

De gedachten die Jezus, als de Uitvoerder van het grote plan van God nü heeft, zul­len we allen moeten opdiepen uit de Bijbel zoals wij deze nu bezitten. Alleen al als we de profeet Ezechiël lezen of de brief aan de Hebreeën worden we reeds geconfron­teerd met zaken die de eers­te fundamentele uitspraken Gods ver te boven gaan.

De weg naar het einddoel is een lange weg

We hebben dus gezien dat het eind van alle Godsopenbaring zal zijn: God alles in al­len! Dat is het grote eind­doel en het is een lange, lange weg. Dan zal de dood, als laatste vijand, volko­men teniet gedaan zijn door Jezus Christus, de Vorst des Levens. Elk spoor van de dood zal verslonden worden in Zijn overwinning. Halle­luja!

Uit 1 Korinthiërs 15 weten wij, dat tenslotte de Zoon zelf zich aan de Vader on­derwerpen zal, en daarmede is dan bereikt wat zich van eeuwigheid af bevond in de gedachten des Vaders en door Zijn Zoon op volmaakte wijze werd uitgevoerd. We hebben reeds gesteld dat het een zeer lange weg is om tot dit voorgestelde doel te ko­men en dat alles ook door veel lijden heen tot stand komt. Ook veel schuldeloos en onbegrepen lijden marke­ren deze heilsweg, maar al­les moet dienen tot verheer­lijking van God.

Daarom moeten we niet onver­standig en traag van hart zijn. Eenmaal zei Jezus tot de Emmaüsgangers: “O, onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten ge­sproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden om in Zijn heerlijkheid in te gaan?” Lucas 24 vers 25 (Luc. 24:25).

Gods geheimen leren kennen gaat niet buiten lijden om

We zien dat ook een Job door lijden heen moest komen tot een grotere kennis van de Godsopenbaring. Dan roept hij uit: “Ik weet, dat Gij alles vermoogt, en dat geen Uwer plannen wordt verij­deld” Job 42 vers 2 (Job 42:02) .

Wie het geheim van het lij­den niet verstaat zal nooit door kunnen dringen in de diepste geheimenissen van het Koninkrijk Gods. Er is een lied waarvan enkele regels luiden: Wie zal ‘ t ge­heim verstaan, dat Gij, Mijn God, Uw leven gaaft voor mij?

In Jesaja 53 wordt van Jezus geschreven: “Om Zijn moeite­vol lijden zal Hij het zien tot verzadiging toe”.

De dienstknecht Paulus was diep doorgedrongen in Gods geheimenissen, maar er staat dan ook van hem geschreven: “Want Ik zal hem tonen, hoe­veel hij lijden moet ter wille van Mijn Naam”.

Aan de Filippenzen schrijft deze Paulus iets opmerke­lijks : “Want aan u is de genade verleend, voor Chris­tus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden, in dezelfde strijd, die gij eens van mij hebt gezien en nu van mij hoort” Filippenzen 1 vers 29 en 30 (Filip. 01:29-30).

Door lijden heen worden Gods eeuwige raadsbesluiten uit­gevoerd en het is de satan, Gods tegenstander, die al­tijd tracht deze raadsbe­sluiten te verduisteren of te omsluieren zodat ze niet begrepen worden en de mensen er een eigendunkelijke godsdienst of eigenmachtige uitleggingen voor in de plaats stellen, die veelal bevredigend zijn voor het vleselijke denken.

Ten alle tijde moeten we be­denken dat God liefde is en dat alles dienstbaar moet zijn aan deze liefde. In de­ze grote liefde komt God klaar met al Zijn vijanden en haters. Eens zal alle knie zich buigen en elke tong zal belijden: Jezus is Heer!

Gods daadwerkelijke liefde is onaantastbaar voor satan

De Bijbel leert ons uitdruk­kelijk dat God goed en vol liefde is, en daarom zal al het kwade eenmaal door het goede overwonnen zijn. Er staat ook geschreven: “De liefde rekent het kwade niet toe” 1 Korinthe 13 vers 5 (1 Kor. 13:05). Deze uit­spraak zien wij bevestigd als Jezus aan het kruis ge­nageld wordt en dan bidt: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen” Lucas 23 vers 24 (Luc. 23:24). Dit gebod houdt in dat Jezus zijn vij­anden vergaf en dat doet ook de hemelse Vader, want de Vader en de Zoon zijn één.

Deze liefde nu is het die garant staat voor de Bijbelse uitspraak: God alles in allen! We behoeven er nooit aan te twijfelen: hoe alles om ons heen ook het tegen­deel schijnt te bewijzen.

De daadwerkelijke liefde van God ondervindt een ver­schrikkelijke tegenstand van de duivel en zijn demonische engelen. En toch wordt God nooit of te nimmer verrast of in verlegenheid gebracht door de aanvallen van de vijand. God is de rust zelf en Hij is onaantastbaar in zijn heiligheid en recht­vaardigheid. In Hem is geen zweem van ommekeer of veran­dering en daarom worden zijn raadsbesluiten in de meest volmaakte rust en zekerheid uitgevoerd. In het Konink­rijk Gods is geen plaats voor paniektoestanden.

De profeet Jesaja mocht in de geest ook al veel zien. In hoofdstuk 25 vers 1 schrijft hij: “O Here, Gij zijt mijn God, U zal ik verheffen, uw naam loven, want Gij hebt wonderen ge­daan, raadsbesluiten uit een ver verleden, in waarheid en trouw volvoerd”.

Jesaja mocht het heil voor de volken in de geest aan­schouwen. Hij ziet hoe de sluier vernietigd wordt, die alle natiën omsluiert, en de bedekking, waarmede alle volken bedekt zijn Jesaja 25 vers 7 (Jes. 25:07).

Gods raadsbesluiten zullen eenmaal aan een ieder bekend zijn en alles zal eindigen in ‘God alles in allen’.

Van de kinderen Gods staat geschreven dat ze naar Zijn raadsbesluit voortgebracht zijn door het woord der waarheid om in zekere zin eerstelingen te zijn onder Zijn schepselen Jakobus 1 vers 18 (Jak. 01:18). Een andere vertaling spreekt over de ‘keur van zijn schepselen’. Dat wil zeggen: de toekomstige zo­nen Gods vormen een keuze uit het beste. Het is een keurkorps, een uitgelezen troep. Dit keurkorps zal eenmaal ingezet worden voor een zeer verheven taak, op­dat God in Zijn onmetelijke wijsheid tot het voorge­stelde doel kan komen: God alles in allen.

Golgotha is het begin van de weg naar het einddoel

Daarom wordt door God al­lereerst volle aandacht ge­schonken aan dit keurkorps, deze eerstelingen. Het is het lichaam van Christus.

Deze zonen ondergaan een strenge, maar zeer recht­vaardige training, en de heilige vuurgloed van een liefdevolle God zorgt er­voor dat al het ongoddelij­ke, wat zich nog temidden van dit keurkorps mocht be­vinden, verteerd wordt.

Vele lange jaren en eeuwen zijn nodig om te komen tot een ongerepte en onbezoe­delde gemeente van Chris­tus , maar de liefde van de Vader èn de Zoon staat er garant voor dat dit zal ge­beuren. Een gemeente die doorgloeid is van het hei­lige liefdesvuur van God. Een gemeente die alles overwint, omdat ze zelf overwonnen is door de eeuwi­ge liefde van een goede God.

Het begin van de weg die zal eindigen in het ‘God alles in allen’, begint op Golgotha. Daar kunnen we Hem ont­moeten, die om ons moest neerdalen naar de lagere, aardse gewesten, teneinde de weg naar omhoog te kunnen openen, en nadat Hij dit ge­daan had, weer is opgestegen ver boven alle hemelen om nu alles tot volheid te bren­gen Efeze 4 vers 10 (Ef. 04:10).

Alle gedachten Gods werden geboren uit liefde, ook het plan van God: het Lam, dat geslacht is, sedert de grondlegging der wereld. Luther schrijft: het Lam, dat geslacht is, van het be­gin der wereld af.

Het kruis van Golgotha staat in het brandpunt van alle Goddelijke liefde. Het ge­slachte Lam bewerkt dat er een nieuwe mens komt, ver­zoend met God. Door het bloed des kruises. Jezus is de Allereerste. Paulus schrijft in 1 Korinthiërs 15 vers 23 en 24 (1 Kor. 15:23-24): “Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst; daarna het einde, wanneer Hij het Koningschap aan God de Va­der overdraagt, wanneer Hij alle heerschappij, alle macht en kracht onttroond zal hebben. Want Hij moet als koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft”.

Voor de wereld en de onge­lovige mensen zijn dit ver­borgen zaken, maar ze zijn aan ons geopenbaard door de Heilige Geest.

We willen besluiten met de bijzonder rijke woorden van de apostel Paulus aan de gemeente der Kolossenzen: “Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is. Want het heeft de ganse volheid be­haagd in Hem woning te ma­ken, en door Hem, vrede ge­maakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is” Kolossenzen 1 vers 20 (Kol. 01:20).

God is liefde, o eng’lenstem, mensentong, verheerlijkt Hem!

 

 

Van de redactie door de redactie

Voorrechten en verplichtingen

We vinden het iedere keer weer een voorrecht een blad als “Levend Geloof” te mogen uitgeven. Want is het geen voorrecht de kostbare boodschap van het Koninkrijk Gods bekend te maken? Is het geen voorrecht anderen deelgenoot te maken van de geestelijke rijkdommen van Gods Woord? En is het geen groot voorrecht te bemerken hoe vele lezers en lezeressen geestelijk groeien door alles wat wij publiceren?

Maar…. we zijn er ons ook van bewust dat deze voorrechten, en vele andere, verplichtingen met zich meebrengen. De verplichting bijvoorbeeld om de boodschap op zo duidelijk mogelijke wijze on­der woorden te brengen. Eén van onze doelstel­lingen is daarom ook de volle boodschap door te geven in een voor iedereen begrijpelijke taal. Een andere verplichting, waarvan wij ons bewust zijn, is het feit dat we de boodschap compromis­loos behoren te brengen, We zouden ontrouw en ongehoorzaam zijn als wij water in de wijn zouden doen. Maar ook zijn we op onze hoede dat we niet extreem of fanatiek worden. Het één zowel als het ander berokkent schade aan de zaak van Gods Koninkrijk. We schrijven daarom over de vele aspecten van de ‘volle weg met Jezus’, maar weten dat dit alleen Gode welgevallig is en praktische uitwerking heeft, als we blijven in de gezind­heid van Christus.

We zien het ook als een verplichting er voor te zorgen dat het blad er zo goed mogelijk uitziet. Doordat wij het opmaken, drukken, verzenden, etc. zelf verzorgen, werkt dit uiteraard kostenbespa­rend, maar wil het werk ook financieel gezond kunnen functioneren, dan zijn giften beslist noodzakelijk. In dit verband doen wij een beroep op iedereen die ons blad met instemming leest, om – zo mogelijk regelmatig – een extra bijdrage voor het “Levend Geloof” werk over te maken. We zijn dankbaar voor de verschillende giften die in de afgelopen tijd binnenkwamen, waaronder ook van enkele gemeenten.

Wat dit laatste betreft: we zijn een sterk voor­stander van gezonde gemeentevorming. De bood­schap van het Koninkrijk Gods kan alleen ten vol­le zijn uitwerking hebben in Gods kinderen, als deze functioneren in gemeenten waarin deze bood schap een centrale plaats heeft ingenomen. Als onafhankelijk volle evangelie blad willen we daarom ook volledig dienstbaar zijn aan de ge- meenten. En willen wij niet alleen de individuele gelovigen maar ook de gemeenten stimuleren pal e staan voor de boodschap van het volle evangelie. Steeds opnieuw zullen we ‘kleur moeten bekennen . Dat wil zeggen dat we ons niet laten meesleuren door allerlei wind van leer, maar deze ontmas­keren en weerstaan en de gezonde leer meer en meer praktisch gaan beleven. Een geweldige op­dracht waarbij we als maandblad “Levend Geloof graag behulpzaam willen zijn.

 

Met de stroom mee, of tegen de stroom in door Jan Noë

 

“Levende vissen zwemmen tegen de stroom in, alleen de dode drijven mee”.

Mij werd tegen kersttijd, enige jaren geleden, door een zuster gevraagd of ik mee wilde gaan naar Parijs, om te bidden voor een ken­nis van haar, die ernstig ziek was en in een coma lag. De patiënt lag in een heel oud ziekenhuis en je voelde de duistere machten om je heen. We hebben voor hem gebeden en hem de han­den opgelegd. Helaas is hij kort na onze terugkeer in Holland overleden.

We logeerden in het huis van de zieke en een huis­houdster was onze gastvrouw. In een van de kamers van het huis hing bovenge­noemde tekst en de woorden daarvan troffen mij ten zeerste. De huishoudster, die mijn belangstelling voor de tekst wel zag (we hebben naar ik meen hier­over nog gesproken), heeft mij later deze tekst doen toekomen, waar ik natuur­lijk zeer dankbaar voor was.

Broeders en zusters, hoe waar zijn deze woorden. Bij hoeveel kinderen Gods ontbreekt de kracht en de moed om de strijd aan te binden tegen de duivel en zijn trawanten en daarin te volharden als deze tot de aanval zijn overgegaan door middel van ziekten of door allerlei omstandig­heden. Wat is daar nu de  oorzaak van?

– Gebrek aan geloof en daardoor:

– Het niet wagen om in volkomen overgave te handelen in vertrouwen dat God Zijn Woord en beloften gestand zal doen.

– Het zich niet eigen kun­nen maken dat Jezus over al de machten der duis­ternis heeft gezege­vierd voor ons Kolossenzen 2 vers 15 (Kol. 02:15) en dat wij, als wij in Christus zijn, met en door Hem meer dan overwinnaar zijn en met Paulus kunnen zeggen: “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij” Galaten 2 vers 20 (Gal. 02:20).

Ik zal nu eens enige belang­rijke teksten uit het oude- en het nieuwe testament aan­halen ter waarschuwing en bemoediging.

Waarschuwingen

Spreuken 24 vers 10 (Spr. 24:10): “Toont gij u slap ten dage van benauwdheid, dan komt uw kracht in het nauw”.

Job 3 vers 25 (Job. 03:25): “Want, waarvoor ik vrees, dat overvalt Mij en wat ik dacht, dat treft mij”.

Bemoedigingen

Daniël 11 vers 32 (Dan. 11:32): “Maar het volk, dat zijn God kent’ zal sterk zijn en daden doen”.

2 Kronieken 16 vers 9 (2 Kron. 16:09): “Want des Heren ogen gaan over de ganse aarde, om krachtig bij te staan, hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat”.

Psalm 103 vers 20 (Ps. 103:020): “Looft de Here, gij, zijn engelen, gij krachtige helden, die Zijn woord volvoert, luisterend naar de klank van Zijn woord”.

Lees vooral ook Jozua 1 vers 1 tot en met 9 (Joz. 01:01-09).

In Johannes 6 vers 63 (Joh. 06:63)zegt Jezus: “De Geest is het die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden die Ik tot u gesproken heb zijn Geest en leven”.

Johannes 16 vers 23 (Joh. 16:23): “In de wereld lijdt gij verdrukking, houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen”.

Broeders en zusters, als ware kinderen Gods zullen wij door zware beproevingen (verdrukkingen) heengaan en hoe dichter bij de Heer, hoe zwaarder deze worden. Het is Gods wil dat wij staan als een rots in de branding, als ware getuigen en medearbeiders van Chris­tus. Als een jongeman opge­roepen wordt voor militaire dienst moet hij een zware training ondergaan om een goed soldaat te worden. Zo is het ook met ons. Als wij goede getuigen van Christus willen zijn, dus bestand tegen alle aanvallen van de machten der duisternis, moeten wij geestelijk ge­traind worden, door beproe­vingen, loutering en tuch­tiging, tot wij het niveau bereiken waar God ons heb­ben wil: het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig.

Petrus zegt in zijn eerste brief, 1 Petrus 4 vers 12 (1 Petr. 04:12): “Geliefden, laat de vuur­gloed, die tot beproeving dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwame”. En in 1 Petrus 1 vers 6 tot en met 8 (1 Petr. 01:06-08) zegt hij: “Verheugt u daarin, ook al wordt gij thans, in­dien het moet zijn, voor korte tijd door allerlei verzoekingen bedroefd, opdat de echtheid van uw geloof, kostbaarder dan ver­gankelijk goud, dat door vuur beproefd wordt, tot lof en heerlijkheid en eer blijke te zijn bij de openbaring van Jezus Chris­tus” .

Lees ook Jacobus 1 en voor­al ook Efeziërs 6 vers 10 tot en met 20 (Ef. 06:10-20): de geeste­lijke wapenrusting, die we hard nodig hebben in de strijd tegen satan en zijn trawanten. Ik wil uw aan­dacht vooral daarom vesti­gen op het volgende:

– Onze strijd is geestelijk, in de hemelse gewesten en wij over­winnen slechts door de kracht van de Heilige Geest.

– Paulus spreekt over worstelen (dat kost dus inspanning) en standhouden

– We hebben het schild des geloofs nodig om de brandende pijlen van satan te doven!

4 – En het zwaard des Geestes, dat is het Woord Gods! “Geen woord dat van God komt, zal krachteloos wezen” Lucas 1 vers 37 (Luc. 01:37).

In Lucas 10 vers 19 (Luc. 10:19) zegt Jezus: “Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand en niets zal u enig kwaad doen”.

Bemoedigend zegt Paulus in 1 Korinthiërs 10 vers 13 (1 Kor. 10:13): “Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan, en God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij er tegen bestand zijt”.

Filippenzen 4 vers 13 (Filip. 04:13): “Ik vermag alle dingen in Hem (Christus) die mij kracht geeft”. Halleluja

Dat is het dan, broeders en zusters.

Behoren we nu tot de vissen die tegen de stroom inzwemmen, Dus die geloven in en dus ook handelen overeenkomstig Gods woord, of behoren we tot de dode vissen, die met de stroom meedrijven.. .. ?

God zegene u!

 

 

 

Reacties van lezers Door de redactie

 

Naar het volle licht

Zuster E. L. L.-Z, te Enkhuizen zond ons enkele proefadressen. Deze 75 ja­rige zuster is vanuit de Gereformeerde kerk via het Leger des Heils in het vol­le evangelie terechtgekomen (Pinkstergemeente Enkhuizen). In een begeleidend schrijven vertelt zij over haar leven dat vaak erg moeilijk is geweest, maar de Heer liet haar niet in de steek. Zij schrijft o.a.: “Hij is het die mij in nood en dood bijstond in het Jappenkamp met zes kin­deren en nooit heeft Hij mij begeven nog verlaten. (Zuster L. verbleef drie en half jaar in het concentra­tiekamp. Eén van haar kinde­ren is daar overleden -red.) Door de jaren heen heeft de Heer mij gelouterd en veel genade betoond. Wat een liefde en geduld heeft Jezus met Zijn kinderen en toch, in Hem ben ik overwinnaar. Vanmorgen in de vroegte heb ik reeds ervaren hoe groot de Heer is, en andermaal mocht ik weten: Jezus laat nooit alleen, die op Zijn hulpe bouwt. Hij zal het ma­ken, want nu ik weduwe ben, komt er tijd en stilte vrij om in de binnenkamer te vertoeven .

Ik heb vaak krampachtig vast moeten houden het wei­nige wat ik bezat, en ook geen licht had hoe ik moest gaan, maar een koor zegt: ‘Was dat naamloos bitter lijden voor mij, onwaardig en snood; ’k Wil mijn leven Heer U wijden, trouw tot in de dood’.

Met deze woorden verbond ik mij aan de Heer in dienst van het Leger des Heils, dat was in 1930.

Meer dan dertig jaar was ik daar tot de Heer mij uit­leidde. Op ’Beukenstein’ hoorde ik namelijk van de verlossing en bevrijding door de leiding van de Heilige Geest. Dat tracht ik vast te houden. Eén ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus. Filippenzen 3 vers 14 (Filip. 03:14)”.

Opbouwend

Broeder A. B, v. d. B, te Gorinchem schrijft: “Gaarne zouden wij ons willen abon­neren op “Levend Geloof”. We hebben een proefabonne­ment gehad en vinden uw blad-erg opbouwend”.

TE OVERDREVEN?

Zuster J. d. H. te Roden schrijft: “Hierbij deel ik u mee het blad “Levend Ge­loof” toch liever niet lan­ger te willen ontvangen. Het is mij te overdreven”.

Een heerlijk blad

Zuster E. K. te Hoogezand schrijft: “Ik wil graag een adres opgeven voor een paar als geschenkabonnee. Ik vind “Leven Geloof” een heerlijk blad. We zijn samen op weg en weten dat het een goede weg is”.

In lectuurmap

Zuster A. M. M. G. te Box­meer verspreidt in haar dorp de ’Deodata’-lectuurmap: met evangelische tijdschriften: “De bedoeling van deze verspreiding is, u er op te attenderen, dat, naast dat­gene wat gewoonlijk op de ‘leesmarkt’ verschijnt, er ook nog lectuur is met een diepere zin, met geestelijke waarde(n), met een bood­schap. Een boodschap van hoop voor een wereld in nood. En wel van zo’n groot belang voor de mens indivi­dueel, alsook voor het wel­zijn van de gehele samenle­ving, dat wij ons kosten noch moeiten sparen om er u, als u dat nog niet bent, mee bekend te maken”, zo ligt zij deze actie toe.

Dok “Levend Geloof” is opge­nomen in deze lectuurmap, waarbij zuster G. als toe­lichting vermeldt: “Voor hen, die zich in Gods Woord willen verdiepen, erg leer­zaam” .

Uitstrekken naar de gaven

Zuster A. V. te Leiden schrijft: “Graag wil ik mij abonneren op uw blad “Le­vend Geloof”. Wilt u mij □ok nog het nummer van de gaven van de Geest doen toekomen, want daar wil ik mij ook graag naar uitstrekken”,

Op de markt

Broeder H. S. te Vlissingen bestelde 30 extra exempla­ren van “Levend Geloof” en schreef o.a.: “Wat betreft onze evangelisatie activiteiten in Vlissingen staan we nog eenmaal in de maand met een boekenkraam op de markt, waarop ook uw blad eer; plaatsje vindt. We vin­den dit werk fijn om te doen en kunnen zo regelma­tig mensen bekendmaken met het volle evangelie. Zelf ben ik ook erg blij met de verhelderende artikelen in uw blad, die de geestelijke zaken in de schijnwerpers zetten. Het is namelijk hard nodig voor het volk van God om rechte kennis te verkrijgen van Hem. Ik wens u de rijke zegen van God toe bij uw werk voor Hem”.

De volledige mens

Zuster L. E. L. v. W. te Rotterdam bestelde extra exemplaren van de brochure “De volledige mens” en schreef: “We hebben er veel aan gehad en willen het heel graag voor onze kinde­ren nalaten. Dank aan God en aan u dat wij zo geholpen worden”.

“Levend geloof” in het buitenland

Ook in het buitenland wordt “Levend Geloof” steeds meer bekend en gewaardeerd. En­kele voorbeelden:

Broeder F. I, te Pretoria (Zuid Afrika) bestelde de brochures en gaf zich op als abonnee.

De volle evangelie gemeente te Urk gaf een geschenk- abonnement aan broeder T. W. te Silverton (Zuid Afrika), die daar erg blij mee was.

Broeder L. W te Longuich- Kirsch (West-Duitsland) bedankte voor de brochures en schreef: “We vinden het fijn iedere maand “Levend Geloof” te ontvangen” Hij gaf zes geschenkabonnementen op.

En uit België, waar het aantal abonnees op “Levend Geloof” ook sterk is gegroeid, gaf zuster L. S. – S. te Mortzel tien geschenkabonnementen op. Zij schreef: “Daar ik uw blad werkelijk zeer goed vind, wil ik ook anderen laten meegenieten van zo’n hemel­se spoorslag”.

Het abonnementsgeld be­draagt ook voor het buiten­land ƒ 15,- per jaar. Wie het blad per luchtpost wil ontvangen betaalt extra.

 

Alleen de sintels resten nog…. Door Gert Jan Doornink

 

In het dagblad “Trouw” werd onlangs aandacht geschonken aan de 75e verjaardag van de Friese hervormde dominee Jacob Jestes Kalma uit Leeuwarden. Deze van oor­sprong vrijzinnige predi­kant is in de loop der ja­ren ‘opgeschoven’ in de orthodoxe richting en noemt zich thans een ‘bijbels humanist ‘.

Het blad schrijft: “Zijn kritiek op de tegenwoordige kerk is niet mals. Hij mist de innerlijke bewogenheid van de kerk en staat op het standpunt dat versoberen hard nodig is. ‘De als ze­gen bedoelde welvaartsstaat met een enorme drang naar allerhande gemakken is im­mers in een vloek uitgelo­pen’ . En wat de kerk be­treft: ‘Het vuur is uit, alleen de sintels resteren nog”.

Wat dominee Kalma beweert is natuurlijk allemaal waar, alleen wat is het jammer dat ook deze domi­nee, zoals vele van zijn collega’s, niet het werke­lijke antwoord geeft, ter­wijl dat toch zo duidelijk aanwezig is… . als men tenminste de richtlijnen van de Bijbel in acht wil nemen. En deze richtlijnen voeren terug naar de eerste christengemeente. In Hande­lingen is geen sprake van een gemeente waarvan het vuur gedoofd is, maar van gelovigen die ‘in vuur en vlam’ staan voor de zaak van Koning Jezus. Vol van de Heilige Geest prediken zij de volle verlossing en bevrijding uit satans macht door onvoorwaardelijk geloof in Jezus, de Zoon van de levende God.’

Deze ware gemeente zal ook in deze eindtijd weer ‘num­mer één’ staan in het plan van God’. Het zal een ge­meente zijn die zich niet laat vangen door benamingen als ‘katholiek’, ‘hervormd’ of ‘gereformeerd’ en zelfs niet door namen als ‘pink- steren’ en ‘volle evange­lie’. Maar het zal de échte eindtijdgemeente zijn, waarin de boodschap van het volle evangelie geen theorie meer is, maar ook prak­tische uitwerking heeft.

Deze laatste gemeente zal zelfs meer heerlijkheid openbaren dan de eerste gemeente’. De leden van deze gemeente zijn geen ‘uitge­doofde sintels’ – om de op­merking van dominee Raima nog even aan te halen – maar ‘roodgloeiende kolen’!

Laten we het verlangen heb­ben om tot déze gemeente te behoren. En laten we als ‘levende stenen’ in deze gemeente onze plaats gaan innemen. Dat is alleen mo­gelijk door de ‘geestelijke weg’ van geloof en gehoor­zaamheid te gaan.

Dan gaan we ons ook meer en meer bewust worden wie wij zijn in Christus. Geen doemdenkers of pessimisten. waarvan deze wereld en het naam-christendom zo vol is. Hun denk- en leefpatroon wordt gevoed vanuit de verkeerde voedingsbron: de vorst der duisternis.

Maar als we onze geeste­lijke plaats met Christus in de hemelse gewesten heb­ben ingenomen, weten wij dat wij, als burgers van Gods Koninkrijk, Zijn ver­tegenwoordigers zijn, am­bassadeurs van de levende God, zonen Gods waarin Zijn heerlijkheid ten vol­le tot openbaring gaat komen.’

 

 

Wist u… maar weet u ook… Uit ‘Maeslantsluys’

 

dat ziekte meestal voortkomt uit een geestelijke onbalans?

…. dat verslaving meestal voortkomt uit een geestelijke leegte?

…. dat zelfmoord altijd voortkomt uit geestelijke wanhoop?

…. dat door een levend geloof in Jezus Chris­tus elke geestelijke onbalans in evenwicht komt?

…. dat door dat geloof elke geestelijke leegte volkomen opgevuld wordt?

…. dat door dat geloof elke geestelijke wanhoop volkomen uitgesloten is?

 

(Uit “Licht over Europoort”, uitgave van de
volle evangelie gemeente ‘Maeslantsluys’).

 

Gedachten over het boek Job door Nico Goverts -2-

De inspectietocht van satan

God roept satan ter verantwoording. Waar heeft hij zich de laatste tijd zoal mee bezig gehouden? Het antwoord luidt: met rondtrekken, rondwandelen over de aarde. Dat rondtrek­ken kan de inhoud hebben van een zwerftocht; dit begrip ‘zwerven’ in samenhang met het woord ‘wandelen’ wekt de indruk dat de satan kennelijk een rustige tijd heeft; hij kan het werk gemakkelijk af; hij ontmoet weinig problemen op aarde. Men is geneigd te denken aan een beeld zoals we dat vinden in Zacharia 1 vers 11 (Zach. 01:11): de gehele aarde verkeert in rust en is volkomen stil. De tegenstander ontmoet weinig tegenstand op aarde.

Als we enkele andere teksten vergelijken waar het woord ‘rondtrekken’ ook voorkomt, dan komt er nog een aspect bij: het kan ook de zin hebben van een inspectietocht. De aarde is immers bezet gebied. En het is nuttig dat men van tijd tot tijd zijn grondgebied inspecteert. Men moet toch weten of er zich geen ongeregeldheden voordoen, of er geen verzetshaarden zijn, kortom, of alles naar wens verloopt. Anders is het immers van belang dat men tijdig kan ingrijpen.

God gaat door met de satan ter verantwoording te roepen. Want deze heeft zich nog maar al te zeer op de vlakte gehouden. Hij zal concreter moeten worden. “Hebt gij ook acht geslagen op mijn knecht Job?” Job 1 vers 8 (Job 01:08,). Letterlijk staat er: Hebt gij uw hart op hem gezet?

God vraagt aandacht voor Job in de hemelse gewesten. God accepteert het niet dat de boze zomaar stilzwijgend aan Job voorbij zou gaan. In feite ligt de zaak nog dieper: het is zonder meer onmogelijk dat de satan zo iemand zou kunnen negeren.

Job is de mens Gods

Bij Job treedt een geestelijke wet in werking: hier is een mens waar de boze niet omheen kan. De satan kan eenvoudig niet doen alsof Job er niet is. Het kan niet anders: het rijk der duisternis moet geconfronteerd worden met Job. Waarom? Job is de mens Gods.

De duisternis zal oog in oog staan met de mens Gods. Want nu gaat er iets belangrijks gebeuren. God geeft getuigenis aangaande Job. Want niemand is op de aarde gelijk hij. Job wordt hier beschreven als een unieke gestalte. Wat God hier doet, is een principe waar we een ogenblik bij stil moeten staan. We vinden dit beginsel in Hebreeën 11 vers 2 (Heb. 11:02). “Door het geloof is aan de ouden een getuigenis gegeven”, lezen we in het tweede vers. Van Abel wordt gezegd: “hierdoor (namelijk door zijn geloof) werd van hem getuigd, dat hij rechtvaar­dig was, daar God getuigenis gaf aan zijn gaven, en hier­door spreekt hij nog, nadat hij gestorven is” Hebreeën 11 vers 4 (Heb. 11:04).

Om welk principe gaat het hier? God getuigt over mensen. God proclameert in de hemelse gewesten: deze mens is rechtvaardig. Dat moet weten iedereen. Zo proclameert God over Job: deze mens is vroom en oprecht, deze man is eenvoudig en rechtuit.

God bevestigt Job

Wat God hier doet, is geen overbodige bezigheid. God gaat op dit moment Job bevestigen ten overstaan van het rijk der duisternis. Dat is een noodzakelijke aangelegenheid. Elk mens heeft het nodig, bevestigd te worden. Je hebt het nodig, te weten wie je bent voor God. Want wat is een mens zonder identiteit?

God wil dat Job er is; God wil dat Job zal zijn die hij is. Daarom wordt de mens Job op dit moment van hogerhand bevestigd. De overheden en machten moeten weten wie Job is.

De overheden zijn immers bedoeld als beschuttende cherubs. Het is hun taak, de rechtvaardige te beschermen. Dan zullen ze ook terdege op de hoogte moeten zijn, wie een rechtvaar­dige is. Daar zullen ze hun hart op moeten zetten. Hebt gij ook uw hart gezet op mijn knecht Job?

Zo zal God getuigen aangaande de gemeente. De mens Job geeft God stof tot spreken in ie hemel. God verklaart dat Hij met deze mens verbonden is. Deze mens, daar sta Ik helemaal achter.

Hetzelfde zien we zich vol­trekken bij de doop van Jezus. De hemelen gaan open en er klinkt een stem uit de hemel: “Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn wel­behagen heb” Matteüs 3 vers 17 (Matt. 03:17).

Wat gebeurt hier? Hier wordt Jezus bevestigd. De Vader verklaart: deze Mens, daar sta Ik helemaal achter. Jezus, als mens, had deze bevestiging nodig. Alleen van daaruit kon Hij zijn bediening beginnen en tot een goed einde brengen.

 

 

 

 

 

Tweemaal lezen we in dit verband over ‘de aarde’. De satan heeft zich bezig gehouden met rondtrekken op de aarde, en niemand is op aarde zoals Job. De boze beschouwt de aarde als zijn gebied. Het is zijn werkterrein. Dus Job is een indringer. De vorst der duisternis behoort op zijn inspectietocht geen vromen aan te treffen. Job is een verstekeling aan boord van het wereldschip. Job is een indringer in het domein van de slang, maar dan wel een indringer van Godswege.

Waarom? Des Heren is de aarde en haar volheid, zingt de psalmist. De aarde was geschapen gebied: scheppingswerk van God. De aarde was verkocht gebied: verkocht aan de overste der wereld. Maar de aarde is geclaimd-gebied: God eist opnieuw zijn rechten op. En deze aarde zal de heerlijkheid des Heren zien. Deze aarde.

Nu loopt daar één mens. Mens temidden van de mensen. En toch uniek. Hij loopt daar niet zomaar, op aarde. Hij is bruggenhoofd van de Here der heerscharen. Het leven van Job is een strategische zet. Het is een leven met een achter­grond. En die achtergrond is: God herovert de aarde. God neemt zijn schepping terug.

Job wandelt op aarde als stadhouder Gods, als vertegenwoor­diger van een ander rijk. En zo zien we dat de inspectie-tocht, de trektocht van de satan, en het bestaan van de mens Job elkaar kruisen op aarde.

Het bestaan van Job voltrekt zich in wezen in twee ver­diepingen. Zijn leven speelt zich af op aarde, maar ook in de hemel. Maar dat is hij zich niet bewust. Nog niet.

Waarom werd Job aangevallen?

Maar nu komt het probleem. God heeft getuigenis gegeven over Job. De vier kernwoorden uit het openingsvers van het boek hebben opnieuw geklonken: eenvoudig en rechtuit, godvrezend en wijkend van het kwaad.

De satan trekt echter dit getuigenis in twijfel. Is het om niet, dat Job God vreest? Wat is het motief?

Is het om niet? Deze uitdrukking ‘om niet’ speelt een fundamentele rol in de twee eerste hoofdstukken van het boek Job. In hoofdstuk 2 komt deze term namelijk nog een keer voor, om te vertellen dat de satan ‘om niet’ Job heeft verslonden, (vers 3). Deze beide vindplaatsen sluiten op elkaar aan: twee motieven worden hier met elkaar verweven, enerzijds: Job dient God ‘om niet’, het is hem niet te doen om beloning; en anderzijds: Job wordt ‘om niet’ verslonden, dat wil zeggen: zonder reden, zonder oorzaak, hij heeft het nergens aan verdiend dat dit alles hem overkomt.

Hier, in deze twee centrale uitspraken, komen we de diepste gedachte van dit Bijbelboek op het spoor: het gaat hier om de mens die God dient uit zuivere motieven, om niet, en die dan zonder oorzaak door de mangel gehaald

(Ook Jezus werd door satan verzocht.)

 

wordt. Job werd niet aangevallen omdat hij slecht was; hij werd juist het mikpunt van de tegenpartij, omdat hij goed was. Hij was een mens met strategische betekenis. De vijand is wetteloos; hij valt aan zonder reden. Hij begint een proces tegen een mens, ofschoon hij geen enkele rechtsgrond heeft om zich tegen die mens op te beroepen.

Wanneer God een getuigenis geeft aangaande iemand, zal de satan steevast trachten, dit krachteloos te maken. De boze haakt in op de woorden Gods. Dat zien we hier. Dat zien we bij Jezus. Nauwelijks heeft de stem uit de hemel geklonken, of de verzoeker staat voor de deur. En wat zegt hij? Indien Gij Gods Zoon zijt. Hij haakt in op wat de Vader in de hemel verklaard heeft: deze is mijn Zoon.

Satan wil alles aantasten

Nu komt de hinderaar tot de kern van zijn betoog: “Strek daarentegen uw hand uit en tast alles aan wat hij bezit…” Job 1 vers 11 (Job 01:11). Hier openbaart de boze zijn gedachten. Alles aantasten, dat is zijn program. En daar wil hij dan ook nog God bij inschakelen. Hij verlangt dat God gemene zaak zal gaan maken met hem. Samenspannen tegen Job.

Maar wat doet de Here? Strekt Hij zijn hand uit om Job aan te tasten? Uit het vervolg komt duidelijk tot uiting: geenszins. God verleent geen medewerking aan de plannen van de duisternis, ook geen lijdelijke meewerking.

Want nu moeten we eens nauwkeurig aandacht geven aan het antwoord van God. Het NBG vertaalt dit als volgt: “En de Here zeide tot satan: Zie, al wat hij bezit, zij in uw macht; alleen tegen hemzelf zult gij uw hand niet uitstrekken” (Job 01:12). Hieraan wordt dan veelal de conclusie verbon­den: God doet het kwaad niet, maar Hij laat het toe. Ogenschijnlijk heeft deze opvatting voordelen. Het kwaad wordt immers op die manier niet aan God toegeschreven.

Laat God het kwade toe?

Bij nader inzien kleven er echter wel enkele bezwaren aan. Want wat betekent dat: God laat het toe? Het kan toch niet inhouden dat God onverschillig is, zo in de trant van: laat ze hun gang maar gaan, laat ze maar wat aanrommelen daar beneden, het is ver hier vandaan. Dat zou absoluut in strijd zijn met Gods karakter. God is niet onverschillig; vele malen horen we over ‘de ijver van de Here der heer­scharen’, over de strijdlust die Hij doet ontbranden.

Soms komt men de gedachte tegen: God doet het kwaad niet zelf; Hij laat het doen. Hij besteedt het uit. Hij heeft daar zo zijn personeel voor. Anderen knappen het vuile werk voor Hem op. Ook deze denkwijze is natuurlijk volstrekt niet te rijmen met het wezen Gods. God is niet iemand die zijn verantwoordelijkheid afschuift. God staat voor zijn daden. Hij zal nooit een ander laten doen waar Hij zelf voor terugdeinst.

De reformatorische visie over Gods toelating

Wie over toelating spreekt, dient zich wel goed te realiseren waar hij het over heeft. De reformatorische traditie heeft getracht dit punt vanuit haar visie te doordenken en zij heeft het als volgt geformuleerd: Er is een toelatende wil van God. God laat het boze geschieden dat Hij tot openbaring van zijn heerlijkheid wil laten geschieden. De toelating is dus geen onverschilligheid, maar een positieve actie van Gods wil. Hierdoor wil God toelaten wat Hij noch bewerkt noch uitvoert of kan uit­voeren, bijvoorbeeld de zonde. God kan immers de zonde niet willen noch daartoe besluiten. De toelating is dus, nog steeds volgens de reformatorische denkers, niet zoals een mens die een zonsverduistering toelaat, die hij niet wil noch niet wil. De mens is in dat geval neutraal; het zal hem een zorg zijn of er al of niet een zonsverduistering komt; hij laat de zaak gewoon op zijn beloop; als het gebeurt, vindt hij het goed; gebeurt het niet, dan is het hem ook goed.

Neen, de toelating Gods, zo wordt gezegd, is krachtdadig, doeltreffend, en heeft uitwerking; zij is machtig, invloed­rijk, en geenszins van Gods wil gescheiden. Een passieve toelating, die van de wil van God gescheiden zou zijn, is in strijd met Gods almachtige voorzienigheid.

Ondenkbaar is dat: dat God als het ware een God in ruste zou zijn, een God die passief, berustend toeziet, hoe alles reilt en zeilt.

Onder toelating kan men dus niet verstaan een soort slor­dige douanecontrole, waarbij allerlei duistere figuren maar oogluikend worden binnen gelaten. Een douanebeambte met een royaal armgebaar: Gaat u gang, passeert u maar.

 

 

Een hedendaags schrijver komt tot de volgende positie: ‘We aanvaarden dat God is de almachtige God en dat er niets gebeurt buiten zijn kennis of buiten zijn wil. We moeten God prijzen voor het brengen van kwaad in ons leven. God is verantwoor­delijk voor elke storm, aardbeving, tornado of orkaan, elke oorlog, hongersnood, pestepidemie, elke geboorte of dood, elke bloem in het veld, elke mus, elke haaf op ons hoofd. God is verantwoordelijk voor alle$’ wat gebeurd. God liet de Chaldeeën niet alleen maar toe, God verwekte hen, Hij deed hen opstaan’. Hoe staat het dan met Napoleon, met Hitler? En met de communistische legers van Rusland en China? Willen we God ervoor danken dat Hij ze verwekt?

Aan de hand van de tekst: “Mijn gedachten zijn niet uw gedachten”, wordt dan gesteld: Dit plan van Mij is niet wat u ten uitvoer zou brengen. Als ik God was, zou ik geen aardbeving zenden naar Peru, of dat kleine meisje laten sterven aan leukemie, ik zou niet toelaten dat handelaars in heroïne kinderen zouden verleiden. Maar we moeten Gods hand zien in elke situatie.

De conclusie die we uit deze overwegingen kunnen trekken, is: wat God toelaat, dat wil Hij ook. Men kan dus in feite niet zeggen: er zijn dingen die God niet wil maar wel toe­laat. Aldus de klassieke reformatorische positie; de daarna genoemde moderne auteur zou men kunnen beschouwen als een extreme uitloper van dit standpunt.

Er kan dus geen sprake zijn van een passieve toelating, alleen van een actieve toelating. Dit dient men zich wel bewust te zijn, voordat men klakkeloos gaat spreken over: God laat het toe. Maar is deze gedachte in overeenstemming met Gods karakter?

God wil het goede voor de mens

Laten we eerst eens terugkeren naar de tekst van het boek Job, die we geciteerd hadden. Nu staat daar in het NBG één woord dat in de Hebreeuwse tekst ontbreekt. Het NBG ver­taalt: “al wat hij bezit, zij in uw macht”; de letterlijke tekst luidt: al wat hij bezit, in uw macht (eigenlijk: in uw hand). Het woord ‘zij’ ontbreekt. Met deze invoeging heeft het NBG een bepaalde keuze gemaakt, een richting aangegeven voor de interpretatie van het vers. Want ‘zij’ is aanvoegende wijs: dat wil zeggen: het kan een wens aanduiden, een aansporing en dergelijke.

Maar spreekt God hier een wens uit? Wenst God dat Job in handen van de duivel komt? Dat is ondenkbaar. God gunt de boze geen prooi. God wil het goede voor de mens.

Kan het dan een aansporing zijn? Een toestemming misschien?

God verklaart zich niet akkoord met de werken van de verderver. “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, dat Hij de werken van de duivel verbreken zou”(l Joh.3:8). Zo open­baarde de Zoon het wezen van de Vader. Hij distantieert zich van de plannen van de duisternis, Hij zal nooit de boze gaan aanmoedigen. De satan heeft al supporters genoeg. Bij God krijgt hij geen voet aan de grond. God bewoont immers een ontoegankelijk licht; daar komen de ideeën van de duivel niet binnen.

Satan is nog de overste van de wereld

Er is een joodse vertaling die de tekst als volgt weer­geeft: Al het zijne is in uw hand. Deze overzetting is beter; op deze manier wordt er niet een gedachte in de tekst ingedragen. Als het Hebreeuws in een bepaald vers geen werkwoordsvorm heeft, is dit het meest voor de hand liggend, de meest neutrale vorm, ‘is’, te hanteren in de weergave.

Al het zijne is in uw hand. Dat is geen wens, dat is geen toestemming, dit is niets anders dan het vaststellen van een feit.

Het is immers een feit, dat, zeker in de tijd van het oude verbond, de satan overste van de wereld was. De zichtbare wereld was aan hem verkocht. De mens was zijn heerschappij kwijt geraakt. Hetzelfde feit vinden we terug als Jezus verzocht wordt in de woestijn. Dan toont de boze Hem al de koninkrijken der wereld en hij zegt: “U zal ik al deze macht geven en hun heerlijkheid, want zij is mij over­gegeven, en ik geef haar wie ik wil” Lucas 4 vers 6 (Luc. 04:06).

Ook daar stelt de duivel een feit vast. En Jezus trekt in zijn antwoord dat feit niet in twijfel; Hij zegt niet: die koninkrijken zijn helemaal niet van jou. Hij weet dat Hij te maken heeft met een reële bezetter, en Hij is juist gekomen om de hele schepping terug te winnen.

De macht van satan is beperkt en tijdelijk

De boze kon de koninkrijken aan Jezus geven; hij kon ze van Job afnemen. Maar er was een grens. Het zichtbare is tijdelijk en daar kan de overste van deze wereld, de god van deze eeuw, zijn tijdelijke macht over laten gelden. Maar het onzichtbare is eeuwig, dat behoort aan de Eeuwige, daar heeft satan geen macht. De boze kon het bezit van Job aantasten, maar niet zijn geest. Zoals Victor Frankl gezegd heeft: De boze heeft alleen vat op wat de mens heeft, niet op wat hij is.

We komen dus tot de slotsom: God laat niet toe; God stelt alleen een feit vast. De vraag is echter: als er geen sprake kan zijn van een toelating Gods, hoe moeten we het lijden van Job dan wel bezien? Op deze vraag hopen we in het volgende artikel nader in te gaan.

 

De liefde Gods (gedicht) door Piet Snaphaan

De liefde is uit God, zij kent geen falen

De waarheid is het, die haar steeds verblijdt

Zij kent geen haat, en zal ook nimmer pralen

Zij is het die nooit iemand iets verwijt.

 

De liefde Gods kan alles steeds verdragen

Zij is lankmoedig en spontaan

Zij doet ons altijd in haar liefde schragen

Is nooit verbitterd, steeds met ons begaan.

 

De liefde Gods is nimmer opgeblazen

Die liefde is ons aller doel

Zij zoekt ook nooit zichzelve te behagen

En zij kwetst nimmer ons gevoel.

 

De liefde Gods is ook in ons verwekt

Zij leert ons zo te wandelen in zijn wegen

De liefde Gods die alles steeds bedekt

Zij hoopt, gelooft, en is voor ons tot zegen.

 

Geloof en hoop, maar ’t meeste is de liefde

Zij is het toch die ons dat leert verstaan

Die liefde is ’t die nimmer iemand griefde

Die liefde, zij zal nimmer meer vergaan.

 

Eerlijk zullen we alles delen door H. J. Scholten

“Dit land nu zult gij onder u verdelen naar de stammen Israëls” Ezechiël 47 vers 21 (Ez. 47:21) .

Waarmee was Ezechiël in zijn geest bezig?

Wie zich met het Bijbelboek Ezechiël bezighoudt, zal bemerken hoe moeilijk één en ander geestelijk te ver­staan is. Vooral de hoofd­stukken over de hernieuwde tempelbouw. Wil men deze in de zichtbare wereld tot stand zien komen, die moet wel rekenen op het meest bizarre bouwwerk, dat ooit tot stand is gekomen.

In ieder geval bedoelt Eze­chiël geen letterlijke bouw in de zichtbare wereld, maar hij heeft iets anders op het oog en wel het Isra­ël Gods, dus de nieuwtestamentische gemeente van Jezus Christus.

Het is alles tijdens de bal­lingschap in Babel profe­tisch weergegeven en ook deze profetie over de verde­ling van het land is nooit in vervulling gegaan zoals Ezechiël het doorgeeft.

Het land moest in twaalf rechthoeken verdeeld worden, het ene deel mocht niet gro­ter zijn dan het andere deel. Het lijkt als het ware op een vlag, waarop gelijke banen in kleuren zijn weer­gegeven. Het is onmogelijk op letterlijke wijze een land zodanig te verdelen.

Het was ook niet Gods bedoe­ling en de profeet Ezechiël mag zijn blikken richten op de toekomst, op het geeste­lijke Israël van de nieuwe bedeling. Het volk Gods van het nieuwe verbond. Opnieuw wordt duidelijk hoe de pro­feten van het oude verbond hebben geprofeteerd van de voor de gemeente bestemde genade en dat zij van Gods-» wege hebben gesproken 1 Petrus 1 vers 12 (1 Petr. 01:12).

Ezechiël was in zijn geest bezig met het Land van het Koninkrijk Gods. Een wonder­lijke verdeling. Er wordt in het geheel geen rekening ge­houden met de grootte van elke stam afzonderlijk. Al­len krijgen evenveel land of grond toegewezen. God maakt geen stiefkinderen. Het kleine stammetje Benjamin krijgt evenveel grond als de grotere stam Juda.

Wat kunnen wij hier uit le­ren? Allereerst dat God een God is zonder aanzien van de persoon (of stam). God is ten opzichte van Zijn kinde­ren niet partijdig. In deze verdeling zien wij de nieuw­testamentische woorden be­waarheid: “Christus, in wie al de schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn” Kolossenzen 2 vers 3 (Kol. 02:03).

Wij zijn mede-erfgenamen van Gods beloften

Een ieder, die Christus met een oprecht hart toebehoort, is mede-erfgenaam van alle beloften Gods en wordt niet met een kleiner deel wegge­zonden. Het gaat er dus om of wij bekeerd en wedergebo­ren zijn en daardoor deel hebben gekregen aan het Koninkrijk Gods en aan het land van dit Koninkrijk. Eenmaal zei Jezus tegen Pilatus: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld”. Het is een geestelijk Koninkrijk en de verdeling is ook geestelijk.

Belangrijk is dus om de Koning van dat rijk persoon­lijk te kennen, om vervolgens deel te krijgen aan Zijn rijkdommen en schatten. Jezus zal voorop moeten staan in ons gehele leven, dan weten wij dat alle schatten ons zullen volgen. Vele mensen begeren rijkdom­men en ze zouden deze het liefst op gemakkelijke wijze in bezit krijgen. Zo vergaat het vaak ook vele christe­nen. Ze willen wel graag be­houden worden en in de hemel komen, maar het liefst op gemakkelijke wijze. Een echt overgegeven leven aan Jezus Christus schrikt velen af; in alles de minste zijn, daar wil men niet aan. Kruis dragen schrikt velen af. Wel graag de schatten van het Koninkrijk, maar je niet zoveel gelegen laten liggen aan de Koning zelf. Het moet niet teveel overga­ve kosten….

Over vrucht dragen tot ver­heerlijking van God, daar kan wel dikwijls mooi over gesproken worden, maar in werkelijkheid zie je vaak

 

niet veel vrucht. Daarom is het zo nodig om met Gods Geest vervuld te worden en steeds weer opnieuw. Heel persoonlijk. Men komt er niet door te zeggen: de Geest is in de kerk uitge­stort. De ‘kerk’ wordt ge­vormd door mensen, die er ’tussenuit’ getrokken zijn. Overgebracht in het Konink­rijk van de Zoon der liefde.

Godsdienstig zijn en een overtuiging hebben krachtens natuurlijke geboorte en kinderbesprenkeling doen geen deel krijgen aan de schatten en rijkdommen van Christus. De één zegt: ik ben katho­liek, de ander zegt: ik ben gereformeerd, of hervormd, of weer iets anders. Alle­maal mensen met een overtui­ging krachtens geboorte en opvoeding.

Maar hebben wij een overtui­ging krachtens wedergeboorte door de Heilige Geest? Door overtuiging krachtens na­tuurlijke geboorte zijn heel wat kerken ontstaan, en men is er lid van krachtens besprenkeling. Velen leven op de betoverde grond van al­lerlei dogmatische verbonds- beschouwingen.

Zoals eenmaal Paulus aan de twaalf mannen in Efeze de vraag stelde: “Hebt gij de Heilige Geest ontvangen toen gij tot geloof kwam?”, zo moeten wij allen hier een duidelijk antwoord op kunnen geven.

Alleen Gods kinderen ontvangen een erfdeel

God wil Zijn kinderen een erfdeel geven. Allemaal evenveel. Maar alleen aan Zijn kinderen. Paulus schrijft in Romeinen 8 vers 9 (Rom. 08:09): “Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe”. Wie echt Jezus Chris­tus toebehoort met een toe­gewijd, gelovig hart, mag rekenen op zijn erfdeel. “Daar zult gij hem zijn erf­deel geven, luidt het woord des Heren” Ezechiël 47 vers 23 (Ez. 47:23).

Een eeuwig erfdeel, hallelu­ja! Het zijn allen die be­kend zijn met het woord uit Johannes 1 vers 12 en 13 (Joh. 01:12-13): “Doch allen, die Hem aange­nomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn Naam geloven; die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn”.

Zonder de inwoning van de Heilige Geest zullen we ons niet zo beijveren om ons erfdeel in bezit te krijgen. Vele christenen gedragen zich als Ezau. Hij stelde door vleselijke gezindheid niet zoveel prijs op het eerstgeboorterecht en zijn tranen kwamen te laat.

Laat daarom een voortdurend gebed ons geloofsleven be­heersen: “Uw goede Geest bestier’ mijn schreden en leid’ mij in een effen land”.

Om daar het volle erfdeel in bezit te nemen, hallelu­ja!

 

(Ingezonden mededeling)

18 jarige student uit volle evangelie gezin gaat in september a.s. studeren in Enschede. Hij stelt het zeer op prijs in een posi­tief christelijk gezin op­genomen te worden, waar gelegenheid tot studeren aanwezig is. Tijdens de weekenden naar huis.

Wie hierop wil reageren wordt verzocht contact op te nemen met:

de heer K. Hoefnagel, Urk tel. 05277-1345.

 

 

 

Volwassenheid door Kees Corver Portugalzending

“Eén van de dingen die we in de afgelopen garen hebben ge­leerd is dat één van de eigenschappen die God van ons vraagt te tonen, is, ‘flexibiliteit’.

Voor de komst van de Heer moet er nog heel wat gebeuren. Eigenlijk zijn er twee zaken waarvan de Bijbel expliciet zegt dat zij vooraf zullen gaan aan de komst van Christus. Eén is de prediking van het evangelie van het Koninkrijk Gods over de gehele aarde, Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14), dit is dat evangelie dat Gods kracht en heerlijkheid ten volle openbaart, een ‘volwassen’ evangelie) en het andere is de volwassen­heid van het volk Gods (Het zaad, dit is Christus zal vrucht dragen, opbrengen naar zijn aard, dat wil zeggen onze volwassenheid zal die graad bereiken waarin wij Hem gelijk zullen zijn, Jakobus 5 vers 7 en 8 en 1 Johannes 3 vers 2 en 3 (Jak. 05:07-08 en 1 Joh. 03:02-03).

Het is logisch dat beide zaken hand in hand zullen gaan. Hoe meer we Hem gelijk zullen zijn, des te meer zullen wij een evangelie kunnen prediken dat aan het zijne gelijk is, zowel in woord als in daad!”

(Zendeling Cees Korver in het contact- orgaan van de ‘Portugal Zending’).

1972.08 nr. 140

Levend Geloof 1972.08 nr. 140

Een van de twee door Gert Jan Doornink

De Bijbel is een radicaal Boek! Toen ik – nu bijna 20 jaar geleden tot bekering kwam, was dat één van de eerste dingen waardoor ik getroffen werd. Ik ontdekte dat het bij God steeds of het één óf het ander is. Er is geen tussenweg. Niet lauw, naar koud of heet. Wie niet vóór Mij is, is tegen Mij, heeft Jezus gezegd.

Bent u vóór Jezus? Niet op de wijze van iemand die voor een be­paald persoon, plan of programma is. Maar het voor-Jezus-zijn houdt in, Hem aanvaarden als Red­der, Verlosser en Heer.

Toen onlangs de regering Biesheuvel was afgetreden en er een debat volgde in de tweede kamer daalden plotseling op de verbaasde Kamerleden pamfletten neer, die van­af de publieke tribune naar beneden worden gegooid. Wat stond er op? “Hebt u al een beslissing voor Jezus genomen, of hinkt u nog op twee gedachten?”.

Deze vraag wordt op dit moment ook aan u gesteld. Of u het erkennen wilt of niet, maar als u Jezus niet kent als Verlosser, als u niet weet een kind van God, c.q. wederge­boren te zijn, bent u verloren. U bent in de greep van satan.

Maar het blijde nieuws, evangelie = goed nieuws, is dat Jezus, Gods Zoon, naar deze wereld kwam om de duivel te overwinnen. De duivel/satan kwam met zonde, ziekte, dood, vrees, zorg, enz. het volmaakte scheppingsplan van God verstoren. Maar Jezus kwam om alles te herstellen.

U moet Hem echter persoonlijk aanvaarden. Het is één van de twee: Verloren of behouden, gelukkig of ongeluk­kig. Aanvaard Jezus en ontdek de geweldige rijkdom van het nieuwe leven met Hem.’

“De wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid”.’ (1 Joh. 02:17).

 

Hoe beantwoorden wij de liefde van God door Gert Jan Doornink

“God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren wa­ren, voor ons gestorven is”(Rom. 05:08).

Wie is God?

Wie is God? Hoe vaak zou deze vraag – door alle eeuwen heen – reeds gesteld zijn? En ook nu in 1972 is deze vraag nog even actueel. Ook nu komt de naam van God over miljoe­nen lippen. Sommigen vereren en aanbidden Hem, de Gemeente van Christus, maar anderen bespotten en vervloeken Hem.

Wat dit laatste betreft? Ook hierin zien wij’ een erken­ning. Alleen reeds dat is een bewijs dat God bestaat. De mens die Jezus niet kent leeft onder de macht van satan. De duivel wéét dat God bestaat. (Jak. 02:19) zegt: “Gij gelooft, dat dat God één is? Daaraan doet gij wel, maar dat geloven de  boze geesten ook en zij sidderen”.

De erkenning van God door de onbekeerde mens is een heel andere dan de “erkenning” van God door de bekeerde mens, om­dat de achtergrond een heel andere is..

Maar….. “Wie is God?” En “Hoe moeten wij ons God voor­stellen?” Het antwoord geeft de Bijbel.

Wat zegt de Bijbel over God?

In het gesprek dat Jezus had met de Samaritaanse vrouw in Johannes 4, zegt Jezus in antwoord op de vraag van de vrouw waar de plaats van aanbidding is, dat niet de plaats van aanbidding belangrijk is, maar de wijze waarop: “De ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aan­bidden zullen in geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders; God is Geest en wie Hem aan­bidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid” (Joh. 04:23-24).

Let er speciaal op dat Jezus hier zegt dat God Geest is. Een geest is onzichtbaar. Ook God is niet zichtbaar. (Joh. 01:18) zegt: “Niemand heeft ooit God gezien….”

Maar een geest maakt gebruik van instrumenten. Boze geesten manifesteren zich in mensen en dieren. En het gro­te wonder is, dat God niet onzichtbaar is gebleven. Hij openbaarde zich in Zijn Zoon Jezus Christus! Daarom staat er in (Joh. 01:18) meer dan het zoeven geciteerde.’ Er staat meteen achteraan: “….de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen”.

Dit is erg belangrijk: God heeft Zich geopenbaard in het vlees, in een lichaam van vlees en bloed, in Zijn Zoon. Wie God wil leren kennen, moet Jezus leren kennen. (Heb. 01:03) zegt dat Hij “de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen” is. Onderzoek in Gods Woord wie Jezus is, wat Hij deed en zei en u ontdekt wie God is. Toen Jezus op aarde was openbaarde Hij de wil van God voor de mensheid” Jezus kwam om leven en overvloed te brengen (Joh. 10:10).Hij genas de zieken, bevrijdde de gebondenen en vergaf de zon­daren hun zonde. Hij maakte de mensen die hun vertrouwen in Hem stelden werkelijk gelukkig.

De mens is beelddrager Gods

God openbaarde zich echter niet alleen in Zijn Zoon, maar ook wij zijn van oorsprong naar Zijn beeld geschapen. Als wij het wonderbare scheppingsverhaal lezen in Genesis 1, lezen wij over de schepping van hemel en aarde, met uiteindelijk de mens, als kroon der schepping. Er staat in (Gen. 01:26): “Laat ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen….’’. En (Gen. 01:27) zegt: ” God schiep de mens naar Zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen…. “Let ook op het woordje: ons.’

Satan gooide echter roet in het eten. Adam en Eva vielen in zonde, maar desondanks bleef God de wereld liefhebben.’ En toen de tijd was aangebroken, die daarvoor in het plan van God met Zijn schepping was vastgesteld, zond Hij Zijn Zoon: Jezus Christus. Hieruit blijkt wel overduidelijk, de ondoorgrondelijke liefde van God.

God is liefde .’Dit is niet zomaar een holle kreet, maar één van de grootste en machtigste waarheden die er bestaan.’ “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn enig­geboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem ge­looft eeuwig leven hebbe”(Joh. 03:16). “

God heeft Zijn, liefde jegens ons bewezen, doordat Christus toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is, zegt (Rom. 05:08). “God bewijst Zijn liefde jegens ons….”. Wordt u ook zo getroffen door het woordje ”bewijs’?

Wat is een bewijs?

Wat is een bewijs? Een bewijs is een garantie, een zeker­heid, dat iets waar is. (Heb. 11:01) zegt dat geloof, het bewijs is van de dingen die men niet ziet. In het gewone dage­lijkse leven is het ondenkbaar iets te doen zonder bewijzen. Om een auto te besturen is een rijbewijs nodig. We moeten kunnen bewijzen dat we kunnen autorijden. Als er iemand bij ons aan de deur komt om iets te controleren, vragen we naar zijn identiteitsbewijs. Hij moet waar kunnen maken dat hij werkelijk degene is, waarvoor hij zich uitgeeft.

God heeft ook BEWIJS geleverd. Hij bewees dat Hij liefde is…..Hij zond Zijn Zoon. Halleluja!

Waarom wil God Zijn liefde jegens ons beantwoord zien?

God is liefde, maar Hij wil Zijn liefde beantwoord zien. Waarom? De eerste reden is Omdat God bewijs wil zien, dat wij in Hem geloven, dat wij Hem werkelijk liefhebben. Een voorbeeld daarvan vinden we in het oude testament in de geschiedenis van Abraham en zijn, zoon Isaak. In Genesis 22 lezen we hoe God het geloof van Abraham op de proef stelde, omdat hij zijn eigen zoon moest offeren. Immers God had een geweldige belofte gegeven aan Abraham. Zijn nageslacht zou wonderbaar gezegend worden. Maar hoe kon God nu van nage­slacht spreken, als Isaak geofferd moest worden? Maar Abraham een onvoorwaardelijk vertrouwen in de levende God. Dui­delijke taal spreekt in dit opzicht (Heb. 11:17-19):

“Door het geloof heeft Abraham, toen hij verzocht werd, Izak ten offer gebracht, en hij, die de beloften aanvaard had, wilde zijn enige zoon offeren, hij tot wie gezegd was: Door Izak zal men van nage­slacht van u spreken. Hij heeft overwogen, dat God bij machte was hem zelfs uit de doden op te wekken, en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van spreken teruggekregen”,

Abraham bewees dat hij werkelijk geloofde’. Dit verlangt de Heer ook van u en mij, want: “Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders” (Matt. 07:21).

De tweede reden waarom God Zijn liefde jegens ons beant­woord wil zien, is omdat God andere mensen gebruikt als instrumenten in Zijn hand. God is uiteraard souverein en Hij kan ook buiten de mens om werken. Zeker in dezé eindtijd ho­ren wij soms van de meest wonderbare dingen, hoe bijvoorbeeld mensen tot geloof in Christus komen, zondér dat ooit hen ie­mand van Jezus heeft verteld, doordat zij een verschijning van de Heer ontvingen.

De normale weg waardoor de Héér werkt – en dat vertelt dé Bijbel ons ook zeer duidelijk – is via de gemeente van Christus, via u en mij.

Wees een actief getuige van Jezus!

Het antwoord op de vraag hoe wij de liefde van God moeten beantwoorden is dus: door een actief getuige te zijn van Jezus! Als wij de geestelijke nood rondom ons zien, dan kunnen wij niet anders dan volbewogenheid alles doen wat in ons vermogen ligt om anderen te winnen voor Jezus.

De satan, die weet dat hij nog een korte tijd heeft, zet alles op alles om de mensen steeds vaster in zijn greep te krijgen. De mens zonder Christus heeft’ bovendien steeds sterkere prikkels nodig om nog bevredigd te worden. Billy Graham schrijft in zijn nieuwste boek (“Jeugd zegt ja tegen Jezus”) hoe bijvoorbeeld in Amerika vorig jaar in de zoge­naamde duivelskerken 450 dienaren van satan werden “ingeze­gend”. In Chicago kwamen vorig jaar Pasen 5000 mensen bij­een om de opstanding van….de duivel te vieren. Wij willen geen verdere voorbeelden aanhalen om aan te tonen hoe groot de zonde en de ongerechtigheid in onze dagen is.

De kerk in grote nood

Niet alleen is de nood in de wereld erg groot – maar het ergste is – dat de kerk, die toch pretendeert het officiële Christendom te vertegenwoordigen er geen antwoord voor heeft, omdat zij zelf in grote nood is. Waarom? Omdat zij is afgeweken van het fundament. Dienaren met universitaire diploma’s zijn in de plaats gekomen van dienaren met Gods Geest gezalfd. (Ps. 011:005) zegt: “Wanneer de grondslagen zijn vernield, wat kan dan de rechtvaardige doen?”. De grondslag is bekering en wedergeboorte, doop door onderdompeling en doop met de Heilige Geest.

Waarom gebeurden er in de dagen van Jezus en de apostelen zulke geweldige dingen? Omdat het fundament goed lag en er gehandeld werd op grond van dat fundament. Er was ge­hoorzaamheid en overgave en God bevestigde Zijn Woord door tekenen en wonderen.

Dit is het waaraan de wereld van 1972 ook grote behoefte heeft. De wereld, wordt in onze dagen via de moderne publici­teitsmedia overspeeld met woorden en gedachten, die veelal door de duivel geïnspireerd zijn en in de mens zijn vernieti­gend werk doen. Alleen het Volle Evangelie is daarom het antwoord voor een wereld in nood. Omdat dit het evangelie is wat Jezus bracht en in de eerste tijd van het Christendom openbaar werd. Dit evangelie maakte, en maakt! de mensen wer­kelijk gelukkig. Het is de boodschap dat Jezus de volkomen verlosser is en dat Hij niet veranderd is.

U en ik zijn geroepen dit evangelie uit te dragen. Geluk­kig gebeurt dit in onze dagen weer op grote schaal. Pinkster- Volle Evangelie- en Jezusbeweging zijn even zovele bewijzen; dat God bezig is in deze eindtijd nog eenmaal alle mensen een kans te geven zich tot Hem te bekeren. (Matt. 24:14) zegt: “En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld ge­predikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn”.

Nu wordt er in onze dagen nog al eens kritiek geleverd op de verschillende bewegingen van Gods Geest onder hét motto: ook daar is vaak verdeeldheid, verwarring en lauwheid. Dan zeggen wij: Natuurlijk is dit zo, er is kaf onder het koren, sommigen leven in het vlees, in plaats van onder de zalving ’ van de Geest, maar laten we niet vergeten, dat de duivel een ontzettende hekel heeft aan alles wat God doet, soms lukt het hem te infiltreren en hier en daar wat brossen te maken, maar nooit zal het hem lukken het werk van God stuk te maken. God is getrouw, Zijn plannen falen niet. Hij is liefde en elk waarachtig kind van God is ingeschakeld in Gods plan. Wees daarom in ieder opzicht gehoorzaam, want alleen zo beantwoor­den wij de liefde van God!  

 

Het afgodsbeeld (Ex. 52:19-20) gedicht door Judith Jakobs

Vóórdat ik wist had ‘k U bedrogen,

Een “gouden kalf” mij opgericht;

Toch wild’ ik met U verder wand’len,

En off’ren voor Uw aangezicht

 

Nooit zal ik, Heer, kunnen beseffen

Het leed, dat ‘k U heb aangedaan;

Maar was het daarom zulk een wonder,

Dat Gij niet met mij voort kon gaan?

 

Toen Gij het stuk stiet in mijn leven

Schreeuw!’ ik tot U in felle pijn;

Veel later is ’t besef gekomen

Hoe groot Uw smarte wel moest zijn.

 

Geef dat ‘k U nimmer neer zal kwetsen,

O werp omver elk gouden beest;

Wil mij vanaf dit uur bevrijden,

Geleiden door Uw Heil’ge Geest.

 

Vriendelijkheid door J. Noë

“Vriéndelijke woorden zijn als honingzeem, zoet voor de ziel en medicijn voor het ge­beente (Spr. 16:24)

Lieve lezers! Toen ik zo mijn mapje met aantekeningen op­sloeg, viel mijn oog weer eens op bovenstaande spreuk en ik kreeg het in mijn hart eens nader hierop in te gaan.

In “Levend Geloof” van november 1970 heb ik in het arti­kel “De ware liefde” iets hierover aangehaald en helaas ben ik dus gedwongen in enige herhalingen te vervallen.

Salomo heeft zo vele wijze en treffende woorden gezegd. Vriendelijke en bemoedigende woorden, die werkelijk door liefde gedreven uit het hart opwellen, doen zo oneindig veel goeds, niet alleen aan hen die het moeilijk hebben, die verdrietig, moedeloos, neerslachtig of radeloos zijn, of die lichamelijk lijden hebben te doorstaan, maar ook aan broeders en zusters in de gemeente die nog zwak zijn en wier geestelijk niveau nog opgetrokken moet worden, alsmede aan broeders en zusters behorende tot een andere gemeente. Helaas laat een en ander nog wel eens te wensen over.

Jezus was een en al liefde, barmhartigheid, zachtmoedig­heid en vriendelijkheid en was met ontferming bewogen. Je­zus zegt in (Luc. 10:27) ”Gij zult de Hére, uw God, liefhebbén uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uw verstand, en uw naaste als uzelf”.

Wie is nu onze naaste? Niet alleen diegenen die wij liefhebben of mogen, maar ook onze tegenstanders, onze vijanden; mensen die onverdraagzaam, beledigend, twistziek, liefdeloos of hatelijk zijn.

Kortheidshalve moge ik u verwijzen naar hetgeen Jezus zegt in Zijn Bergrede, Matteüs 5, en wat Hij ons gebiedt te doen. Lees dat aandachtig. In (Matt. 05:25) zegt Hij bijvoorbeeld: “Wees vriendelijk jegens uw tegenpartij, tijdig, terwijl gij nog met hem onderweg zijt”, enz. (Matt. 05:59): “Wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe”, enz. En dan niet te vergeten, de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (Luc. 10:25-57).

(Spr. 16:52) zegt: “Een lankmoedig mens overtreft een held, wie zijn geest beheerst, hem die een stad inneemt”.

Hoe zijn we daartoe in staat? Er is maar een mogelijk­heid, namelijk door de Heilige Geest. In Galaten 5 staat wat de vrucht, niet vruchten, van de Geest is, namelijk… eerst de liefde en dan onafscheidelijk daarmee verbonden: blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goed­heid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.

Als wij met de Heilige Geest gedoopt zijn en wij dus deel hebben gekregen aan de Goddelijke natuur, dan gaat de God­delijke liefde, die alle verstand te boven gaat, in ons doorwerken. Als de vrucht van de Geest niet zichtbaar is in ons leven, dan mankeert er zeer zeker wat aan onze verhou­ding tot God en kunnen ook de Geestesgaven nooit goed func­tioneren. (Lees 1 Korinthe 15). We dienen .ons dan aan een zelf­onderzoek te onderwerpen.

(Kol. 05:12-15) zegt: “Doet dan aan, als door God uitverko­ren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraagt elkander, en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief hoeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo. En doet bij dit alles de liefde aan, als de band der volmaaktheid”.

Echter kunnen wij wel bij wijze van spreken in ‘heilige, dus door de Geest geleide, toorn ontbranden en dienen wij streng op te treden, als mensen God beledigen, Zijn Woord belachelijk maken of als broeders en zusters”, niettegenstaande herhaalde waarschuwingen, volharden in ongehoor­zaamheid en blijven zondigen. We zien in de evangeliën, dat als het er op aankwam, Jezus in heilige toorn kon ontbranden tegen de Farizeeën en Schriftgeleerden.,

Jezus wijst ons ook de weg hoe wij moeten handelen als een broeder zondigt (Matt. 18:15-17) Als wij de brieven van Paulus lezen, dan zien wij, dat hij ook aardig van leer kon trekken.

Dit is het dan, lieve lezers, voor vandaag.

Ter aanvulling van hetgeen ik net reeds geschreven heb over (Kol. 05:15-18), wil ik dit keer nog eens eindigen met hetgeen staat in (Jak. 03:13-17)

“Wie is wijs en verstandig ónder u? Hij tone uit zijn goede wandel zijn werken met wijze zachtmoedigheid.

Indien gij echter bittere na-ijver en zelfzucht in uw hart hebt, beroemt u dan niet en liegt niet tegen de waarheid. Dat is niet de wijsheid, die van boven komt, maar zij is aards, ongeestelijk, duivels; want waar na-ijver en zelfzucht heerst, daar is wanorde en allerlei kwade praktijk. Maar, de wijsheid van bo . boven is vooreerst rein, vervolgens vreedzaam, vriendelijk, gezeglijk, vol van ontferming en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd”.

 

Mededelingen

Adres br. Glasbergen – Het adres van onze medewerker br. H. J. Glasbergen is: Zandstraat 5 te Rijsbergen (N.B.) Dit is tevens het adres, van zijn volle evangelie centrum “Sjaloom”, met gelegenheid voor conferenties, etc. Vraagt telefonisch inlichtingen.

One way day – Massale “Eén weg” manifestatie op 14 oktober’ in de Expozaal van het Jaarbeurscongresgebouw te Utrecht. Alle gewenste inlichtingen: Da Costastr. 51, Putten.

Toernee “Naeiri Tuhan“- Dit angkloeng- en koelintangorkest uit Indonesië houdt in september een tournee door Neder­land. Inl. Gooiluststr.15, Nieuwendam.

 

Het woord van God door H. J. Glasbergen

Compromis: ‘

Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, – althans – indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, Hij behoort Hem niet toe. Deze Heilige Geest deed Jezus uit de doden óp­staan. Zo is er dan geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn. (Rom. 08:01-17) En déze Geest overtuigt de mens van zonde, gerechtigheid en oordeel. Er is geen verontschuldiging, voor niemand.

In alle kerken is men koortsachtig en in kramp bezig een weg te vinden, waarbij de kerk zich kan aanpassen aan de ontwikkelingen van deze tijd. Gods Woord wordt verdraaid, verkracht en aangerand, door het compromis wat de kerk sluit om de mens nog in de kerk te houden. Wat eens cen­traal stond het Woord der Waarheid – daarvoor is de rede in de plaats gekomen. De destructiebedrijven van de duivel werken op volle toeren, dag en nacht, en de beminde gelovi­gen worden geleerd door de theologen dat wij arme zondaren zijn van een zondige kerk, wat erg vroom klinkt, maar een belijdenis van de duivel is.

De theologie zoekt het in uiterlijkheden – hot zichtba­re – en begrijpt niets van de strijd in de onzichtbare we­reld, waar gestreden wordt om elke mensenziel.

Tilburg

Een voorbeeld geeft ons het gebeuren in Tilburg,’ waar hoogleraren een comité hebben opgericht met het doel te voorkomen dat veertien, ruim honderd jaar oude, stenen hei­ligen- en engelenbeelden op een stuk grond van een kerkhof worden gesloopt. De gemeente Tilburg heeft deze’ grond van het kerkbestuur aangekocht om het verkeer meer ruimte te geven. De hoogleraren hebben hun comité dé naam: “Heiligen gaan niet naar de hel” gegeven, wat klopt met Gods Woord. Heiligen leven namelijk al in dit leven in het eeuwige le­ven door de Geest van Christus die in hun is, maar wat dit met steen te maken heeft begrijpen wij niet. Ten eerste be­staan, er geen dode heiligen, maar nog erger is stenen beel­den een plaats te geven in het geloofsleven; uiteraard is .dit wel mogelijk, maar het heeft niets met God te maken die wij kennen door Jezus Christus.

Het verkromde denken, waar de duivel een handig gebruik van maakt, zorgt ook nog dat vele “dierbare gelovigen”, op­rechte mensen, deze actie steunen. “Als de hoogleraren het zeggen zal het wel goed zijn….” Maar het is domweg afgo­dendienst, zo oud als de mensheid zelf, de Bijbel staat vol . van deze gruwel. Hoeveel gebeden worden er niet uitgespro­ken, hoeveel leed en verdriet uit gesnikt bij stenen beelden, waarvan de misleide gelovigen geloven dat deze een voor­spraak hebben bij de Vader. Door Maria tot Jezus, door Maria

en dode heiligen tot God, het is een leugen. Niemand komt tot de Vader dan door Mij, zegt het Lam Gods. Hoevelen bui­gen hun knieën voor geld, macht, roem, vermaak, sport, om enkele te noemen. Duizenden Christenen leven zonder Chris­tus als bedelaars, gevangen ineen leer van zondaar-tot-de- dood toe., terwijl zij als geestelijke koningskinderen kun­nen leven. Daarom zullen wij niet ophouden te prediken, dat al wat dood is en uit de menselijke geest, niets net God te maken heeft, wel met godsdienst. Geen wetbetrachters, geen eigen gerechtigheid, maar Jezus alleen. Een ieder die anders leert is een dienstknecht der leugen en maakt Jezus tot .een leugenaar. Een volgeling van Jezus Christus is op Zijn leer en de leer van Zijn discipelen gebouwd.

Aanbidders

Er is maar één voorspraak bij de Vader. (Rom. 08:25-30). Men­sen vol van de Heilige Geest pleiten voor hen die God nog niet kennen. Dit zijn de priesters die God roept, de besnedenen van hart. Die lopen niet in lange gewaden, dat zijn uiterlijke dingen, voor de wereld zichtbaar en die de wereld moet zien. Maar de ware aanbidders bidden in Geest en waar­heid. Die zijn geworden als een kind, zij gebruiken geen veelvoud van woorden, maar zijn het heilige der heilige bin­nengegaan, bewogen met de mensen die God op hun weg brengt.

Wij zijn vrijmoedig om in te gaan, omdat wij weten dat de­ze weg bereid is door het bloed van Jezus en Zijn opstanding. Hij is de levende weg. Er zijn veel wegen naar Rome, Genève en Brooklyn, maar er is maar één weg tot God de Vader, Jezus Christus is de weg. Eén weg zeggen de hippies: Jezus, een­voudig, kinderlijk, maar “als gij niet wordt als de kinderen zult gij het Koninkrijk der hemelen niet binnengaan”.. Wie is een rots buiten onze God, zegt David in Psalm 18, en Zijn weg is volmaakt en Zijn woord zuiver, dit zijn niet de bovengenoemde wegen. Hij geeft geen stenen (beelden) voor brood.

Dan zijn wij huisgenoten Gods en groeien wij tot een tem­pel, een woonstede Gods. In Hem wast elk bouwwerk tot het doel van God: heersen over de zonde, macht hebben over de he­le legermacht van de vijand, de duivel (Luc. 17:20). Geen slaven meer van roken, alcohol, drugs, seks, en aanverwante artikelen, waarvoor duizenden Christenen hun knieën buigen. Maar zijn deze zich Christenen noemende, werkelijk van Chris­tus?

Het is opmerkelijk in kerkelijke kringen hoe ieder van de ander weet hoe hun leer is, en wat ieder wil; maar schijnbaar’ weet niemand wat de wil van God is. Een ieder denkt een hei­lig God te kunnen gebruiken om in Zijn leer te passen.

Vernieuwing

Elke kerk spreekt van vernieuwing en andere wegen, maar één weg wordt vergeten, de weg die Jezus ging en leerde. Het gaat niet om een behoud van een kerk of klooster – die lopen vanzelf leeg – naar, om de mens die van God afgedwaald is en overweldigd door de hel. Als de heren theologen terug keerden naar het begin: Pinksteren en het fundament van Jezus en Zijn discipelen, eerst zichzelf onderwerpen uiteraard, zoals een Paulus (Filip. 03:02-11), dan was er een levende weg tot ver­nieuwing. Maar deze boodschap is te kinderlijk, het moet erg ingewikkeld, erg vroom en belangrijk zijn, maar het is zoute­loos en krachteloos, en de spraakverwarring neemt toe. In Belfast vermoorden zij elkaar nog steeds in Jezus’ Naam en de wereldkerken zwijgen. Maar het Koninkrijk Gods breekt baan met kracht en is niet tegen te houden.. Tussen de 500 en 600 jonge mensen zijn op toernooi in België, Frankrijk en Spanje om het evangelie te brengen van Pinksteren. Operatie Mobili­satie krijgt van kardinaal Suenens van België zo maar een heel klooster ter beschikking om vandaar uit te opereren. Zou voor God iets te wonderlijk zijn? Kan God niet van een dal van doodsbeenderen, levende Godskinderen maken, tot eer van Zijn Naam? (Ez. 37:01-14)

De sleutel is er, Jezus gaf die aan Zijn discipelen en de wonderen en tekenen volgen hen die waarachtig geloven.. Geen boeken en geschriften neer schrijven, heren, daar worden de mensen naar doodmoe van en bovendien worden ze toch niet ge­lezen, naar: bekeert u, het einde is nabij gekomen, Jezus komt. Bekeert u, predikt Johannes de Doper. Bekeert u, pre­dikt Jezus, (Matt. 04:17) Bekeert u, predikt Petrus, toen Pinksteren was gekomen, en ieder van u late zich dopen, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. (Hand. 02:36-40). De geest der wedergeboorte, (Joh. 03:01-13).

De discipelen leerden niet dat de mensen lid moesten worden van een nieuwe kerk, naar dat zij hun zonde moesten belijden en nalaten door de kracht uit de Heilige Geest. De nieuwe mens is uit God geboren, tot alle goede werken in staat. (Ef. 02:14-22). Dit zijn de zonen Gods, door Christus verwekt. Dit zij geen huilers, maar juichers voor Gods troon, waarin God een welbehagen heeft, een volk met een geest, een tempel waar God in woont.

Wij prediken een gekruisigde Christus, die is opgestaan uit de doden, die leeft en wij met Hen. Onze blijdschap is als mensen tot bekering konen, of dit in Japan, Amerika, Vietnam of Staphorst is. Dan verblijden wij ons, omdat het Koninkrijk Gods met geweld zal baanbreken in deze wereld die verloren gaat in ongerechtigheid en onwetendheid. De gena­deloze kritiek uit een bepaalde hoek nemen wij op de koop toe. De heers- en verdeelgeesten vegen alles op een hoop, om­dat dit niet op een deskundige manier gebeurt. Zij denken dat Gods Geest zich laat binden aan een groep of leer, maar de Geest waait waar Hij wil. Gelukkig.

Vrijheid

Als wij denken God te kunnen voorschrijven hoe het moet gebeuren, wat zijn wij dan anders dan de kerken die alles hebben vastgelegd in leer, formulieren, artikelen en onfeil­bare uitspraken. Waar de Geest is, is vrijheid en verscheidenheid, de veelkleurige wijsheid van God. Wij zijn geen heilsleger met dezelfde uniformen. Wij laten ons geen jukken opleggen, maar willen Jezus Christus en Zijn liefde, die bo­ven het menselijk denken uitgaat, Niet lief doen, geen woor­den maar daden. David Wilkerson is een man van de daad, een Godsman met een roeping zoals er geen tweede is op dit mo­ment. Blijf dan van deze uitverkorene, af, je zou wel eens te tegen de heilige berg kunnen trappen.

Wij danken God en bidden nog voor veel Godsmannen die de hel zullen doen vrezen en sidderen, en nog vele demonen zul­len aanspreken en zeggen; Geef terug wat geroofd is in Jezus Naam.

Van deze plaats nog een enkel woord: Richt je op het red­den van zondaren, de opdracht van Jezus, beklim de muren, zonder de ander te hinderen.

1970.12 nr. 125

Levend Geloof 1970.12 nr. 125

Van de redactie

Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou”. (1 Joh. 03:08).

Bovenstaande tekst legde de Heer in ons hart om door te geven aan alle lezers en lezeres­sen van “Levend Geloof” in dit laatste nummer van 1970. Een bewogen jaar ligt achter ons, een jaar waarin de “scheiding der geesten” (Openb. 22:11) zich in versneld tempo manifes­teerde. Ongetwijfeld zal dit proces in 1971 nog vlugger gaan. We leven in het laatst der dagen. Voor de gelovige komt het er op aan dat Hij voor de volle 100% Jezus dient.

Voor dat het jaar afgesloten wordt vieren wij Kerstfeest, een feest dat door miljoenen men­sen in de gehele wereld gevierd wordt. Maar hoe? Als Jezus alleen in Bethlehems stal ge­boren werd maar niet in eigen hart is elke feestviering karikatuur en surrogaat. Is Hij in uw hart geboren? Bent u wedergeboren? Aan­vaard Hem in het geloof als uw Verlosser en u wordt een ingezetene van Zijn hemels onvergan­kelijk Koninkrijk. U wordt een gelukkig mens met slechts één verlangen ook anderen in dit geluk te laten delen.

Zoals Jezus opgroeide tot volwassen man en ZiJn aardse bediening beëindigde in een triomf over het rijk van satan aan het kruis van Golgotha, zijn ook wij geroepen in Zijn voetstappen te tre­den. God wil Zijn volle doel ook in ons leven bereiken. Op deze en andere facetten van de volle evangelie boodschap willen wij ook in 1971 via “Levend Geloof” de aandacht vestigen. Tenslotte wensen redacteur en medewerkers u allen een rijk gezegend Kerstfeest en een voorspoedig 1971 toe.’

 

Kerstfeest door J Noë

“Het volk, dat in donkerheid wandelt, ziet een groot licht, over hen die wonen in een land van diepe duisternis, straalt een licht”(Jes. 09:01).

Lieve lezers, het is weer zover, de december-feestdagen zijn, weer aangebroken. We gaan weer Kerstfeest vieren, het feest van. het licht. Oorspronkelijk was het een heidens feest, 25 december was de dag van de winterzonnewende en van de zonverering, maar in de 4e eeuw werd in Rome deze dag gekerstend tot de dag van Christus, de Zon der Gerech­tigheid. Daarvoor werd de geboorte van Christus op 6 janu­ari gevierd.

Het feest van het licht. De straten en de pleinen in de steden zijn feestelijk versierd en verlicht. De winkels spreiden op aanlokkelijke wijze hun artikelen in prachtige etalages ten toon, overal zijn er. versierde en verlichte kerstbomen in en buiten de huizen. Een echte, gezellige decembersfeer.

Dit zijn echter allemaal uiterlijke dingen, het komt er op aan. Hoe vieren wij kerst? De wereld viert dit natuurlijk op volkomen wereldse wijze, geheel vreemd aan het begrip van het ware Kerstfeest, maar helaas ook vele “christelijke mensen zijn hiervan niet doordrongen en vieren het feest met de wereld mee. Misschien blijven ze even bij het feest stilstaan en zingen een Kerstlied of gaan desnoods even vlug naar, de kerk,- och, dat hoort er zo bij, ook met oudjaar, maar dan is het ook afgelopen en geeft men zich over aan volkomen werelds genot, waarin de duivel al­leen maar plezier kan hebben.

De ware kinderen Gods zien echter in het feest van het Licht, de grote genade en liefde van God en zien verder door, namelijk dat dit feest onverbrekelijk verbonden is met Goede Vrijdag, kruisiging, Pasen, opstanding, Hemel­vaart en Pinksteren, uitstorting van de Heilige Geest.

Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe” (Joh. 03:16). God heeft Zijn Zoon gezonden om de wereld te verlossen van de machten der duisternis. “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou”(1 Joh. 03:08), en “Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders (Rom. 08:29b).

Jesaja schrijft veel over de komst en het doel van de komst van de Messias, bijvoorbeeld in (Jes. 11:01-05) nu het volgende: “En er zal een rijsje voortkomen uit de tronk van Isaï en een scheut uit zijn wortelen zal vrucht dragen, en op hem zal de Geest des Heren rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de Geest van raad en sterkte, de Geest van ken­nis en vreze des Heren; ja, zijn lust zal zijn in de vreze des Heren. Hij zal niet richten naar hetgeen zijn ogen zien noch recht spreken naar hetgeen zijn oren horen; want hij zal de geringen in gerechtigheid richten en over de oot­moedigen des lands in billijkheid recht spreken, maar hij zal de aarde slaan met de roede zijns monds en met de adem zijner lippen de goddeloze doden. Gerechtigheid zal de gordel zijner lendenen zijn en trouw de gordel zijner heu­pen”. En in aansluiting op de tekst aangehaald aan het begin van dit artikel zegt hij in (Jes. 11:05):

“Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vrede­vorst” .

Lieve lezers, laten al deze Schriftgedeelten ten volle in ons doordringen, om te beseffen waartoe Jezus Christus de Messias kwam, en de grote rijkdommen zien, die we in Hem ontvangen.

Het ware vieren van het Kerstfeest is geen uiterlijk sentimenteel gedoe, maar het volkomen beantwoorden van Gods grote liefde en deze liefde uitdragen aan anderen. Dan komt er die grote blijdschap en ontroering in je hart.

Het wekt echter Gods toorn op, als wij de geboorte van Jezus Christus als kinderen Gods vieren met een dronken kop of met een hart vol van bitterheid, boosheid, wrok, haat, jaloezie, liefdeloosheid, onreinheid, ongeloof, enz. In (Joh. 03:18-21) staat:

Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft gek­loofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God. Dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is en de mensen de duisternis liever hebben gehad dan het licht want hun werken waren boos. Want een ieder, die kwaad be­drijft, haat het licht, en gaat niet tot het licht, opdat zijn werken niet aan de dag komen; maar wie de waarheid doet, gaat tot het licht, opdat van zijn werken blijke, dat zij in God verricht zijn”.

Dit zijn woorden van Jezus, die Hij richtte tot de le­raar Nicodémus. De duisternis zal altijd moeten wijken voor het licht, zowel in de zienlijke als in de onzienlijke wereld. Als wij Jezus, als het Licht der wereld volgen, maar dan ook in alles, zullen we nimmer in de duisternis wan­delen en zullen we het Licht des levens hebben. (Joh. 08:12) Dit is het ware leven.’

Paulus zegt in (Rom. 13:11-13; “Gij verstaat immers de tijd wel, dat het thans voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken. Want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot geloof kwamen. De nacht is vergevorderd, de dag is nabij. Laten we dan de werken der duisternis afleggen en aandoen de wapenen des lichts. Laten wij, als bij lichte dag, eerbaar wandelen, niet in brasserijen en drinkgelagen, niet in wellust en losbandigheid, niet in twist en nijd.'”.

Dit staat onder de geboden van Paulus en laten we dit ter harte nemen. Laten we door woord en daad tonen, dat we werkelijk kinderen des Lichts zijn en ware getuigen van Christus.

Het jaar loopt ten einde en ieder voor zich weet wat voor beproevingen hij of zij te doorstaan heeft gehad, maar ook de zegeningen. Als wij de beproevingen in vol geloof doorstaan, kunnen de zegeningen nooit uitblijven, want dat heeft God ons beloofd.

Voor 1971 geef ik u allen de volgende teksten mee:

Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag er naar, of ik het ook grij­pen mocht, omdat ik ook door Christus Jezus gegrepen ben. Broeders, ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, maar één ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus.

Laten wij dan allen, die volmaakt zijn, aldus gezind zijn. En indien gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren; maar hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder”(Filip. 05:12-16).

Lieve lezers, ik wens u allen zeer fijne feestdagen toe alsmede Gods’ rijke zegen voor 1971.

Voorwaarts Christenstrijders,

Volg uw Heer en God,

Draagt het kruis van Jezus,

Vreest geen hoon of spot.

Laat de moed niet zinken

Jezus gaat u voor.’

Over bergen door woestijnen

Volgt uws Meesters spoor. (Glorieklokken 61 vers1).

 

De kracht van Simsom door Gert Jan Doornink

De Israëlieten deden opnieuw wat kwaad is in de ogen des Heren; toen gaf de Here hen over in de macht der Filistijnen, veertig jaar.

Nu was er een man uit Zora, uit het geslacht der Danieten, Manoah genaamd, wiens vrouw onvrucht­baar was en niet baarde. En de engel des Heren verscheen aan de vrouw en zeide tot haar: Zie, gij zijt onvruchtbaar en baart niet, maar gij zult zwanger worden en een zoon baren. Dus neemt u in acht en drink geen wijn of bedwelmende drank en eet niets onreins. Want zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren; geen scheermes zal ooit op zijn hoofd komen, want van de moeder­schoot af zal de jongen een nazireeër Gods zijn; hij zal een begin maken met de verlossing van Is­raël uit de macht der Filistijnen.

De vrouw baarde een zoon en noemde hem Simson. De jongen groeide op, en de Here zegende hem. En de Geest des Heren begon hem aan te drijven in Ma- hane-Dan tussen Zora en Estaol. (Richt. 13:01; (Richt. 13:01-05; Richt. 13:24-25)

Hebt u zich wel eens afgevraagd hoe het komt dat zovele kinderen Gods voortleven in de zonde, geen leven van over­winning kennen, “gebonden”‘ blijven, geen geestelijke groei kennen, geen vrucht en gaven van de Geest openbaren met het gevolg dat zij onvruchtbaar blijven voor de Heer?

Het is niet de schuld van God als dit zo is. Vaak geven wij God de schuld van iets waarvan wij zelf de schuld zijn. Dit begon al bij het eerste mensenpaar. Toen Adam ter ver­antwoording werd geroepen omdat hij van de verboden boom gegeten had, begon hij Eva de schuld te geven. En Eva schoof de schuld weer op de slang. (Gen. 03:12-13).

Het is ook niet de wil van God. Als kind van God mogen wij niet blijven zondigen (Rom. 06:01), wij moeten heersen over de zonde (Gen. 04:04-07). Dan pas kan de Heer ons gebruiken om anderen te bevrijden uit satans macht. Want hiertoe zijn wij geroepen. Wij zijn in dienst van God gekomen om dezelfde werken te doen die ook Jezus deed.

Ook Simson, uit wiens geschiedenis wij bovenstaande teksten citeerden, was geroepen tot bevrijder. Want de taak van richter die God Hem had gegeven betekent hetzelfde als rechter oftewel bevrijder.

Simson had een bovennatuurlijke geboorte. Ook wij’ Wij zijn, als wij geboren zijn uit water en Geest (Joh. 03:05) op bo­vennatuurlijke wijze geboren. Wij zijn uit God geboren. Hal­leluja.’

Simson had een bovennatuurlijke kracht: Gods Geest. Hij werd gedreven en gegrepen door de Geest van God. Gok wij, als wij vervuld zijn met de Heilige Geest.

Als wij in Richteren over Simson lezen valt het ons op hoe sterk hij was. Hij was in voortdurende strijd, maar ook in voortdurende overwinning. Wij lezen niet over nederlagen die hij leed, maar over overwinningen.

Enkele flitsen: Hij verscheurde een leeuw (Richt. 14:06). Hij sloeg 30 mannen dood om aan klederen te komen (Richt. 14:19-20). Hij bond 300 vossen aan elkaar, gebonden aan brandende fak­kels zond hij ze in de korenvelden der Filistijnen. Hij sloeg mannen de ruggenwervel stuk (Richt. 14:15). Nadat hij  gevangen genomen was door 5000 mannen werd hij gebonden met twee nieuwe touwen die hij verbrak (Richt. 15:14).

Ook wij hebben dezelfde macht die Simson had in ons. Al­leen is onze strijd niet gericht tegen vlees en bloed, lees (Ef. 06:12). Bent u in deze strijd overwinnaar? Jezus heeft gezegd: Zie, Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand.

Een ander aspect uit het leven van Simson is dat hij God aanriep. Als wij de Heer volgen, als wij vervuld zijn met de Heilige Geest, betekent dat niet dat wij nooit in moei­lijkheden zullen komen. In (Richt. 15:18-19) lezen wij hoe Simson van dorst zou omkomen, maar God aanriep en de Heer voorzag op wonderbare wijze.

Ook was Simson waakzaam. Hij stond in Gaza te midden nacht op, toen men van plan was hem gevangen te nemen (Richt. 16:01-03). Als wij door Gods Geest geleid worden, maakt Die ons alle dingen bekend.

Wij kunnen ons voorstellen dat de Filistijnen een ont­zettende hekel aan Simson hadden. Dan zien wij dat Simson niet volhardend was tegenover de volharding van de vijand (satan). Dit was een ernstig feit.’ Jezus weerstond in de woestijn de duivel, maar Simson gaf ten slotte toe. In Richteren 16 lezen wij hoe deze grote tragedie zich voltrok. Hij trouwde met Delila, die als instrument in handen van de vijand uiteindelijk Simson ten val bracht. Eerst weet hij tot drie maal toe haar te bedriegen, maar de vierde maal geeft hij zijn geheim prijs: “Indien ik geschoren werd, zou mijn kracht van mij wijken, en ik zou machteloos wezen en gelijk aan ieder ander mens”(Richt. 16:17), Simson valt in slaap… .. Zijn haar wordt afgeschoren…..En kracht wijkt van hem…… Hij bedroeft de Heilige Geest en wordt in de gevangenis geworpen.

Vele kinderen Gods zijn als Simson in de gevangenis. Zij zijn geestelijk blind. Zij zijn gebonden met ketenen, (Simson was met ketenen gebonden en moest in de gevangenis de mo­len draaien, terwijl zijn ogen waren uitgestoken), ketenen van zonde, van wereldgezindheid, van begeerte, van geld, zij zijn vreesachtig om te getuigen, enz. Vele kinderen Gods horen de volle boodschap, maar gaan er niet op in. Zij blijven ongehoorzaam.

Toch moeten deze mensen zelf een beslissing nemen wil­len zij in de wil van God zijn of terugkomen. God wil wel.

Als u (Richt. 16:22-51) leest zegt (Richt. 16:22) dat zijn haar weer begon aan te groeien. God wil de kracht teruggeven.(Richt. 16:28) zegt dat Simson de Here begon aan te roepen. En in (Richt. 16:26) zien wij hoe Simson tot de jongen die hem voort leidt naar het offerfeest der Filistijnen zegt: laat mij los. Zo zullen velen die Gods kracht en overwinning, weer, willen beleven tot de duivel moeten zeggen: Laat mij los en hij zal loslaten want de duivel is een overwonnen vijand.

Wilt u de zonde loslaten, wilt u de werken der duister­nis afleggen, of – als u dat zelf niet kunt – wilt u dan u la­ten bevrijden? Misschien bent u in dezelfde situatie als Simson was, o, doe dan als Simson: Roep God aan en God zal u de kracht, terug, geven. Kracht om de vijand te weer­staan, kracht om te overwinnen, kracht om anderen te bevrijden uit satans macht. God wil ons behalve kracht ook wijsheid, kennis, blijdschap, liefde, ja alles geven opdat Hij Zijn leven in ons ten volle kan leven.

 

Van oud naar nieuw, gedichten van Judith Jakobs

Kerstfeest

Het Kerstfeest staat weer voor de deur-

Een stad tooit zich in licht en kleur;

En kinderen zingen hoog en ijl

de blijde boodschap: vred’ en heil.’

 

De klokken luiden het oude lied,

Dat Godes Zoon Zijn troon verliet

en nederdaalde op deez aard:

Het mensdom was Hem alles waard.

 

Bede:

O Heer, daal neder in mijn hart.

Vaak is ’t er donker en verward;

Steek met Uw hand de kaarsen aan,

Opdat ‘k in vreugd de weg mag gaan…

 

Al dreigt er oorlog en gevaar,

Geef dat ik blijf: Uw licht gewaar;

Opdat ik Heer, in vreugd’ en pijn

tot uw getuigenis mag zijn.

 

Oud jaar...

(Het kaartspel; Matt. 16:26)

Gij waart de Gever in het spel;

Ik kon niet voort, Gij wist het wel;

met een glimlach voor het lot

Offreerde Gij Uw laatste bod.

 

Niets had op mij nog enig vat;

Schoon Gij mij met de ogen mat;

Zelfs toen ik wist dat ‘k kansloos stond

Kwam er geen woord uit Uwen mond.

 

Toen maakt’ Uw hand een klein gebaar,

Ik werd daarbij Uw blik gewaar-

en toen… begrepen wij elkaar.’

 

’t Is dat ‘k niet goed heb opgelet,

Maar ‘k weet nu dat Uw laatste zet-

mij voor ’t verliezen.. .heeft gered.’

 

Loflied in het nieuwe jaar (Ps. 057:011)

Uw oog ziet alle dingen,

Uw hand reikt overal,

Gij hebt zo vaak mijn voet, Heer

Behoed voor diepe val.

 

Uw oor legt Ge te luist’ren,

Naar ’t stamelend gebed;

Gij hoort het zachtste fluist’ren,

Gij hebt mij steeds gered.

 

Gij zijt de hoop der volken,

Uw liefd’ is overal;

trouw reikt tot de wolken

zijt met mij in ’t dal.

 

Van U zijn alle dingen

Schepper van ’t heelal

U wil ’k mijn loflied zingen

U eer ik bovenal.

 

Geheimenissen door Dirk A. Wols

De rijkdom der heerlijkheid dezer ver­borgenheid onder de heidenen, welke is: Christus onder u, de hoop der heerlijk­heid” (Kol. 01:27).

Voordat wij bovenstaande Schriftgedeelte nader uitwer­ken, willen we nog wijzen op een geheimenis der ongerechtigheid. In (2 Thess. 02:07) wijst de apostel er op, dat het geheimenis der wetteloosheid reeds in werking is. Reeds in de dagen van Paulus waren velen antichristen geworden, velen wierpen alle wetten overboord en verzetten zich te­gen Jezus Christus. Paulus zelf was hier een levend voor­beeld van, in zijn briesende woede tegen al wat Jezus Christus was. Daarnaast waren er echter nog zeer velen, die het voorzien hadden op de ondergang van de sekte, die allerwege tegengesproken werd. De vervolgingen spraken een niet mis te verstane taal. Het merendeel echter verstond dit niet. Voor hen was het ten enenmale verborgen dat dit de werking des satans was in zijn ophitsing tegen de christe­nen. Des te meer was en is dit verborgen, omdat er trou­wens ook wel andere groepen werden vervolgd. Het anders-

soortige en andersnamige moet het nu eenmaal altijd ontgel­den in de wereld die alleen maar het uniforme huldigt en geen verscheidenheid toelaat. De geweldige betekenis van het geheimenis der wetteloosheid ging daarom voor velen schuil achter de loop der wereldgeschiedenis. Vers 8 zegt echter, dat de wetteloze zich zal openbaren. En openbaren is voor het voetlicht treden. Het is de mens der wette­loosheid, die als de antichrist zich zal keren tegen al­le wetten en inzettingen des Heren, ja, tegen Hemzelf totdat hij geopenbaard is, blijft de wetteloosheid een ver­borgenheid voor de grote massa en speelt de duivel zijn spel onder een dekmantel om zijn ware bedoelingen te ver­bergen. We haasten ons echter, om over de verborgenheid te schrijven waarover de bovengenoemde tekst spreekt. Tegeno­ver de kracht der duisternis staat de kracht des Lichts. Eveneens een verborgenheid of een geheimenis. Dit geheime­nis is: Christus onder u. Daar het hier niet gaat over de rondwandeling van Jezus op aarde onder de joden, maar om de rijkdom der heerlijkheid dezer verborgenheid onder de heidenen is het niet in tegenspraak met de grondtekst om te vertalen: Christus in u. Door Zijn Geest woont Jezus in ons. Dat is een geweldige verborgenheid. De wereld ziet Hem niet en kent Hem niet. “Te dien dage zult gij weten, dat Ik in Mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u” (Joh. 14:20).

Dat is feestvieren. Een feest, dat niet ophoudt met het verstrijken der feestdagen in december. We kunnen daarmee ook het nieuwe jaar in. Christus in u. Met de belofte, dat dit zo zal blijven tot in der eeuwigheid. “Wat zal ik met Gods gunsten overlaan”. Dit is een verborgenheid. Het is dwaas, in de ogen der wereld om altijd goede moed te hebben en om altijd verblijd, te zijn. Maar wie deze verborgenheid kent in zijn hart, die weet dat de apostel niet raast als hij zegt: Wij hebben dan altijd goede moed, en verblijd u ten allen tijde. Dat kan, want Christus is in en onder ons. De rust die er overblijft voor het volk van God.

Hij is de Immanuel, de God met ons. Alle dreigingen der hel ten spijt, die hij ons influistert of via andere mensen ons bereiken, blijven wij in de rust en de vrede.

Misschien moet u zeggen: Ik ken die rust nog niet. Het is nog onrustig bij mij en Christus is zo ver weg dikwijls. Ik overzie alles niet zo en de omstandigheden kunnen mij nog danig parten spelen. Ik leef uit de vergeving, maar neen, ik durf nog niet te zeggen: Christus in mij.

En toch, geliefden, het is waar. Anders zou Gods Woord liegen. Maar Hij moet wassen en ik minder worden. Elke dag zien wij de maan aan de hemel groeien totdat het volle maan is. Zo moet ook Jezus groeien in u totdat Hij er de volle plaats inneemt die Hem toekomt. Hoewel het een ver­borgenheid is, schijnt Christus dan door ons heen in een duistere wereld en maakt Hij Zijn beloften aan ons waar, dat wij het Licht der wereld zijn en het zout der aarde. Want Christus in u betekent: schijnende in duistere plaatsen. Het klinkt erg arrogant, maar alles wat Christus van Zich­zelf gezegd heeft is dan van toepassing op onszelf. Chris­tus in ons maar slechts als Hij de 1e plaats inneemt, zal Hij machtig in en door ons werken. Want Hij is een jaloers God en duldt geen andere góden voor Zijn aangezicht, wat die góden dan ook mogen zijn. Geef u volkomen over aan Hem die in u is en onder ons is. De prijs is hoog, maar nooit zo hoog als de prijs die Hij betaalde om in onze harten wo­ning te maken.

 

Wat doet de kerk voor de jeugd door B. W. van Zijl senior.

Heeft u er wel eens over nagedacht wat de kerk heden ten dage doet voor de jeugd? Maakt ze nog wel ’gebruik van de mogelijkhe­den om de jeugd op het Woord van God te wijzen’ en dat God werkelijk leeft en geen dode God is?

Er zijn mogelijkheden genoeg om tot een hechte band met de jeugd te komen. Mag ik u enige voorbeelden geven, dan kunt u zich afvragen: Voldoen wij zelf als ouderen, wel aan Gods gebo­den, werken wij op bijbels patroon of zijn wij zelf bezig?

Om te beginnen moeten de leidinggevende personen zich stellen onder de leiding van de Heilige Geest. De Heilige Geest zal u al­les indachtig maken. Bidden om wijsheid, het gebed van een rechtvaardige doet veel.

Om tot een gezonde jeugd te komen – daar bedoel ik mee, jeugd die zich bereid verklaart om op Bijbelse gronden onderling contact te zoe­ken – moet de jeugd, elkaar opvoeden. Zij laten zich niet meer door ouderen voorlichten, zij willen zelf het roer in handen nemen, dat kan alleen als er een paar jongeren zijn die deze leiding op Bijbelse gronden willen bespreken met elkaar.

Zij moeten elkaar wijzen op de belangrijkheid om het li­chaam, dat God hun tijdelijk heeft gegeven, rein te bewa­ren. Als zij gaan beseffen dat hun lichaam een tempel is van de Heilige Geest, zullen zij dit lichaam niet verontreini­gen door het gebruik van drugs, etc.

Zij moeten bijgebracht worden dat God hun allen lief heeft, niemand uitgezonderd. Die zelfde liefde moeten zij onder elkaar ook laten blijken. ’

Zoveel mogelijk moeten zij er bij bepaald worden dat God het allerbeste met hun voor heeft, dat Hij geen verdoeme­nis wil maar niets liever ziet dat de jeugd gelukkig is.

De jeugd moet gelegenheid geboden worden onderling Gods Woord te lezen en dit samen te bespreken. Door dit samenzijn komen ook de problemen aan het licht en kunnen samen besproken worden.

Hierbij niet vergeten: het gebed, God wil aanbeden wor­den.

Ik ben er van overtuigd, dat als men de jeugd bovenge­noemde gelegenheid biedt, de vruchten zullen komen. Maar bovenal moet ik u wijzen op het gebod, openlijk voor Gods Woord uit te komen. Schaam u niet, maar laat de wereld zien, dat Jezus in u woning heeft gemaakt, dat u mee wilt werken om tot een gezonde jeugd te komen.

U zult dan zelfs een grote blijdschap in uw hart ontvan­gen, u zult zich bewust worden dat dit tijdelijk leven niet opweegt tegen het eeuwige.

Doe wat u kunt. Jeugd neem contact op met jeugd. Jullie begrijpen elkaar beter dan de ouderen.

Oudere ideeën passen niet meer bij jullie, laat daarom zien wat jullie kunnen en willen.

Vergeet niet dat wij, ouderen, ook meer van jullie ver­wachten. Steek de hoofden bij elkaar en probeer op de gees­telijke weg de toekomst voor uw medejeugd dragelijk te ma­ken.

Laat de liefde voor elkaar groot zijn, wijst elkaar op de gevaren die in deze maatschappij de overhand nemen.

Zoek bescherming bij God, die zal u altijd op de goede weg brengen. Geloof in Jezus, de Zoon van God.

Hij brengt vreugde, gezonde vreugde.

Hij ontvangt jullie met open armen.

Jeugd, denkt hier eens over na. Neem een besluit, wacht niet te lang. Maar doe wat.’

 

Houdt wat gij hebt door A. Schenk

Het afgelopen jaar is er veel gesproken en geschreven over luchtverontreiniging. En inderdaad, is dit een groot gevaar voor de volksgezondheid, voor de komende jaren. Het leven op deze wereld wordt door vele dingen bedreigd. In het afgelopen jaar hebben wij opnieuw kunnen zien, dat er een geestelijke verontreiniging bezig is zich te gaan ont­wikkelen, over ons volk en deze wereld.

De mens der wetteloosheid gaat zich openbaren zoals wij dat kunnen lezen in Gods Woord. Een tijd geleden hebben wij in de kranten kunnen lezen dat een op de negen scholieren drugs gebruikt. Al verschillende malen hebben jonge mensen hierdoor de dood gevonden. Wat de onreinheid betreft, in bijna elke plaats van ons land zijn eén of meer sekswinkels. Ze komen als paddenstoelen uit de grond. Schaamteloos wordt daar alles in het openbaar ten toon gesteld, wat God als iets moois en reins aan de mensen gegeven heeft in het huwelijk. Boekjes en blaadjes worden over deze onderwerpen maar al te veel uitgegeven. Homoseksualiteit wordt door velen bedreven, ook lectuur met propaganda hierover, wordt aan de jonge mensen aangeboden. Dit is wel een van de grootste zonden die God in Zijn Woord veroordeeld, leest maar eens (Rom. 01:24v.v.).

Roofovervallen en moorden zijn niet meer van de lucht in ons land, dat kunt u dagelijks lezen in de kranten. Al deze dingen hebben te maken met de geestelijke verontrei­niging die over de wereld gaat. Dit is een duidelijk be­wijs dat vrij leven in de eindtijd. Hoe erg al deze dingen ook zijn mogen, het allerergste is dat vele christenen de­ze dingen niet verstaan en dat velen geen antwoord hebben op de nood van deze tijd waarin wij leven. De grootste nood is er vaak onder de kerkmensen en hun geestelijke lei­ders. Juist die geestelijke leiders moesten in deze ver­warde tijd het volk oproepen tot bekering en berouw en zo­doende de juiste weg aangeven in deze geestelijke duis­ternis.

Men noemt zich nog wel protestant, maar protesteren tegen zonde en onreinheid doet men niet meer. Onlangs hoorde ik voor de radio een predikant zeggen, het moeilijk te hebben om de Bijbel te geloven. Andere theologen ont­kennen het scheppingsverhaal en andere gedeelten uit de Bijbel. Je staat verbaast en verstelt hoe de Bijbel wordt uitgelegd, hoe zonde geen zonde meer genoemd wordt en een bepaalde, hierboven genoemde zonde, ziekte genoemd wordt. Dit is de reden dat velen het christendom de rug toeke­ren. In vele predikingen is de kracht van de Heilige Geest niet meer te bespeuren.

Broeders en zusters, zie dit gedeelte als een opscherping der liefde en als een vermaning om vast te houden wat u in Jezus hebt gevonden.

Wat de duivel ook voor zogenaamde godsdienst uit mag vinden, buig niet voor het beeld dat opgericht wordt on­der een godsdienstig vernis. Er is geen ander evangelie, dan dat wat Jezus Christus en Zijn apostelen door de Hei­lige Geest ons overgegeven hebben. Er is alleen vergeving en bevrijding van zonde door het bloed van Jezus, alleen via wedergeboorte door de Heilige Geest kan men het Ko­ninkrijk Gods binnengaan. Daar is geen andere weg. Jezus zegt: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”. Om tot de mannelijke rijpheid in Christus te komen is het noodzake­lijk om gedoopt in en vervuld met de Heilige Geest te worden. Alleen de volle boodschap van Gods Woord in deze eindtijd kan ons staande houden.

En alleen in de kracht van de Heilige Geest kunnen wij de strijd aanbinden tegen de duivelse machten, want uit­eindelijk ligt daar onze strijd. De Bijbel zegt: Weersta de duivel en hij zal van u vlieden. Zo kunnen wij overwin­naars zijn en weldra zal de satan onder onze voeten ver­treden worden. Gods kinderen die deze weg willen gaan in deze eindtijd en radicaal de Heer willen volgen zullen wonderbaar groeien. Duidelijk gaat in vervulling wat er staat in (Openb. 22:11) “Wie onrecht doet, hij doe nog meer on­recht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”. Jezus zegt, dat wij het zout der aarde zullen zijn, maar als het zout zijn smaak ver­liest, dan deugt het nergens meer voor dan om weggeworpen te worden. Zout gaat het bederf tegen, zo zullen wij als kinderen Gods het bederf tegen moeten gaan in deze we­reld.

Om te overwinnen is het nodig dat wij de geestelijke wapenrusting aan gaan doen. Een kind van God moet zich bewust zijn, dat hij staat aan de frontlinie van de geeste­lijke strijd. De duivel weet dat hij nog een korte tijd – ja een zeer korte tijd – heeft, daarom zet hij al zijn leger­scharen en al zijn krachten in.

Maar, prijs de Heer, zij die bij ons zijn, zijn meer, dan die bij hun zijn. Wij hebben de overwinning door Jezus Christus. Wij zijn geschapen als overwinnaars. Broeder, zus­ter, houdt dit vasts Jezus is de Eerste en de Laatste. Hij geeft mij dagelijks meer kracht. Van Hem is het dat ik mijn heil verwacht.

1970.06-07 nr. 121

Levend Geloof 1970.06-07-08 nr. 121

Dit nummer – Zoals wij reeds per afzonderlijke circulaire hebben meegedeeld is dit een combinatienummer van de maanden juni, juli en augustus. Doordat wij zeer binnen­kort overgaan tot de aanschaffing van nieuw materiaal is een regelmatige verschijning in de toekomst gewaar­borgd en verschijnt “Levend Geloof” dan steeds omstreeks de 15e van de maand.

Samenkomsten Oldebroek – Op “Johannesberg” te Oldebroek spreekt op zaterdag 29 aug. 19-50 uur, Ds. Klaas van Twillert en op vrijdag 4 september, 19-50 uur Evang. Wout van Beek, bediening Heilig Avondmaal.

Samenkomsten Lochem – In Lochem worden thans weer iedere dinsdagavond om 8 uur Bijbel-avonden gehouden ten huize van de fam. J. H. Willink, Tuinstraat 18.

Volle Evang. Gem. Boskoop – De volle evangelie gemeente “Bethel” te Boskoop, voorganger br. J. Modderkolk, groeit nog steeds en moest daarom weer uitbreiden. De heropening van het gebouw “Bethel” vindt plaats op donderdagavond 20 augustus, 19.50 uur.

 

De nieuwe tempel (Haggaï 1 en 2)

God zoekt gemeenschap met de mens

Eén van de meest opvallende dingen uit de Bijbel is on­getwijfeld het feit dat God steeds weer opnieuw gemeen­schap zoekt met dé mens. Dit is echter ook weer niet zo’n groot wonder als wij bedenken dat de mens geschapen is naar het beeld van God. De mens is de kroon der schepping.

Daarom was de gemeenschap die God in het paradijs had met de mens volmaakt. De duivel kwam echter om alles te verstoren en ook deze gemeenschap te verbreken.

God is liefde en Hij bleef ondanks alles Zijn schepping – en dus ook de mens – liefhebben.

Voor ieder mens die God wilde gehoorzamen was daar de mogelijkheid om vrede met God te ontvangen en de “eeuwige dood” te ontlopen.

Gemeenschap in het oude verbond

De gemeenschap van God met de mens uitte zich in het oude verbond op bijzondere wijze doordat God “woonde” in de tabernakel, Deze was op aanwijzingen van God aan Mozes gebouwd voor de Israëlieten in de woestijn en bestond uit voorhof, heilige en heilige der heiligen. In dit laatst gedeelte mocht alleen de hogepriester eenmaal per jaar binnenkomen om bloed te sprenkelen op het deksel van de ark om de zonden van het volk te bedekken.

Toen de discipelen het beloofde land waren binnenge­trokken werd deze tabernakel vervangen door een vast ge­bouw: de tempel met ongeveer dezelfde indeling als de ta­bernakel.

De tempel werd met veel pracht en praal onder koning Salomo gebouwd, doch later verwoest. In de 5e eeuw voor Christus werd een nieuwe tempel gebouwd. Ezechiël 40-45 be­vat het visioen van deze nieuwe tempel. Maar ook deze werd weer verwoest. De derde tempel werd onder koning Herodes ge­bouwd maar reeds na 6 jaar (in 70 na Chr.) verwoest.

De tempel van het nieuwe verbond

Door de komst van Jezus Christus (God geopenbaard in het vlees – lees Johannes 1) kwam er een radicale verandering in de wijze waarin God gemeenschap zocht met de mens. Im­mers wat gebeurde er op dat grote ogenblik in de wereld­geschiedenis toen Jezus Zijn verlossingswerk volbracht aan het kruis van Golgotha? “Het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeën”(Matt. 27:51). De weg tot het heilige der heilige, die alleen de hoge­priester eenmaal per jaar mocht gaan was plotseling vrijgekomen. De weg naar de troon van God was geopend. Halleluja.’ Welk een genade van God. Voortaan was het voor ieder mens mogelijk vrede met God te ontvangen door eenvoudig te geloven in het volbrachte verlossingswerk van Jezus.

Jezus Christus is de “nieuwe tempel Gods” en allen die Hem geloven vormen de tempel Gods. Enkele Bijbelse bewij­zen; (1 Kor. 03:16): “Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont?”. (1 Kor. 06:19): “Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont”. (2 Kor. 06:16): “Wij toch zijn de tempel van de levende God”.

De tempel van het oude verbond was gebouwd van dode stenen. De tempel van het nieuwe verbond wordt gevormd door levende stenen dat zijn allen die persoonlijk geloven in, Jezus Christus, allen die wedergeboren zijn.

(Ef. 02:19-22) zegt van de gelovigen die deze nieuwe tem­pel vormen: “Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest”.

De openbaring van de nieuwe tempel

Op de Pinksterdag werd deze “nieuwe tempel” voor het eerst zichtbaar. Er gebeurden grote wonderen en tekenen en het Christendom breidde zich geweldig uit. Leest de Handelingen er maar op na.

Er kwam echter een tijd van afval, van verwoesting, van opkomst van het naam-Christendom dat met een schijn van Godsdienst de kracht verloochende, De reformatie bracht slechts een gedeeltelijk herstel. Heden ten dage zitten we nog net de brokken.

God gaat echter Zijn tempel herbouwen. Hij gaat nog een­maal Zijn almacht openbaren aan een wereld die hoe langer hoe meer wegzinkt in de zonde.

Op veel plaatsen in de Bijbel wordt ons geopenbaard dat God Zijn (geestelijke) tempel gaat herbouwen. Halleluja.’ De Pinksterprofetie van Joel is gedeeltelijk vervuld rondom Pinksteren, maar wordt in de komende tijd geheel vervuld. (Jak. 05:07) zegt: “Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren.’ Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de (1) vroege….. en de (2) late regen er op gevallen is”. De late regen is komende. Halleluja!

Het gevaar van afwachten

Het grote gevaar voor de Gemeente van Christus (de ware tempel Gods van wedergeborenen) is dat wordt afge­wacht op wat God gaat doen, terwijl Gods Woord ons ver­maant om gereed te zijn en te werken zolang het dag is. Er zijn vele gelovigen die niet gereed zijn. De landman uit Jacobus 5 had zijn land bewerkt en bemest. Hij had gezaaid en toen de regen kwam groeide het en bij de late regen werd het gereinigd.

Wij zullen moeten luisteren naar de stem van God en daaraan moeten gehoorzamen wil God Zijn doel kunnen berei­ken. Zoals God destijds sprak door een Haggaï en andere profeten, spreekt Hij ook nu door Zijn Woord, de Heilige Geest en door Gezalfde dienstknechten (Ef. 04:11).

Ten tijde van Haggaï ging het om de herbouw van de ste­nen tempel, in onze dagen gaat het om de (her)bouw van de geestelijke tempel, de tempel van levende stenen.’ Toch kunnen we uit de geschiedenis van Haggaï wel het een en ander leren voor onze tijd!

De herbouw van de tempel ten tijde van Haggaï was ge­heel tot stilstand gekomen nadat de fundamenten waren ge­legd.’ Niet minder dan 16 jaar werd er niets meer aan ge­daan. Het volk sprak: “De tijd is nog niet gekomen, de tijd dat des Heren huis herbouwd worde” (Hagg. 01:02). Horen wij het­zelfde geluid ook niet in onze dagen bij sommige gelovigen?

Terwijl het volk sprak dat de herbouw van de tempel nog wel uitgesteld kon worden, waren ze bezig met de bouw van hun “eigen huizen”. “Is het voor d de tijd om in uw weldoortimmerde huizen te wonen, terwijl dit huis verwoest ligt? (Hagg. 01:04). “Gij draaft ieder voor zijn eigen huis” (Hagg. 01:09) wat onze tijd betreft: Hoe ijverig zijn ve­le gelovigen voor eigen kerk, beweging, groep, visie, blad, etc. maar zijn wij werkelijk bezig aan de bouw van de tempel Gods dat is de gemeente van Jezus Christus?

God sprak door de mond van Haggaï: “Beklimt het ge­bergte, haalt hout en herbouwt dit huis? Dan zal Ik er welgevallen aan hebben en verheerlijkt worden” (Hagg. 01:08). Zolang wij nog bezig zijn aan de bouw van ons eigen huis, zal er geen werkelijke geestelijke doorbraak komen.

Gehoorzaamheid

Ten tijde van Haggaï begon men uiteindelijk toch weer met de herbouw van de tempel. Men werd gehoorzaam en ging luisteren naar de stem van God (Hagg. 01:12).

In Haggaï 2 lezen wij hoe God de opdracht om aan het werk te gaan (Hagg. 02:05) vergezeld doet gaan met bemoedigende en stimulerende woorden: “Wees sterk”, “Ik ben met u” en “Vreest niet”.

Dit geldt ook voor onze dagen.’ Heeft Jezus niet ge­zegd, niet te vrezen maar te geloven? En was één van Zijn laatste beloften bij Zijn heengaan niet: “Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld”? (Matt. 28:20). Is niet de opdracht voor iedere Christen om geeste­lijk bewapend te zijn? “Voorts, weest krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht…. “(Ef. 06:10).

En dan die machtige beloften: “Ik zal dit huis met ‘w heerlijkheid vervullen”. “De toekomstige heerlijkheid van dit huis zal groter zijn dan de vorige”(Hagg. 02:08-10).

Dit geldt zeer zeker ook voor de eindtijd-gemeente, althans voor die gelovigen van de eindtijd-gemeente die werkelijk gehoorzaam willen zijn, die bereidt zijn de prijs te betalen, die de smalle weg willen gaan, die Jezus wil­len dienen en volgen wat het ook zou mogen kosten.

Jezus heeft gezegd: “Wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze” (Joh. 14:12). Laten we onszelf eens onderzoeken of we wel werke­lijk een instrument in Gods hand zijn en of de heerlijkheid van Jezus door ons tot “uitstraling” komt.

De wereld rondom ons verlangt naar de werkelijke open­baring van Jezus in ons leven. Zolang er nog wereldgelijkvormigheid, krachteloosheid en liefdeloosheid tot openba­ring komt, is het niet goed en zijn wij onbruikbaar in dienst van de Meester. Helaas is een deel van de Gemeente niet bereid de volle weg met Jezus te gaan, maar een an­der deel – en wij hopen dat u die dit leest daartoe be­hoort – komt steeds meer in de volle overwinning, kracht en liefde van Jezus te staan.

Zij zijn de levende stenen van de nieuwe tempel. Zij vor­men de leden van de “stralend-zonder-vlek-en-rimpel”-gemeente die God bezig is klaar te maken.

En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van on­ze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen” (1 Thess. 05:23-24).

 

De gemeente van Christus door B. W. van Zijl Sr.

De gemeente is een gemeenschap van gelovigen, een geestelijke broederschap, uiteraard horen ook de zusters daar bij. De leden van de gemeente hebben elkander onderling te dienen en te helpen, dus niet af te breken, wat maar dikwijls gebeurd.

In (Gal. 06:10), oude vertaling, noemt Paulus deze leden zo verrassend juist “huisgenoten des geloofs”. Wij zouden de gemeente dus kunnen omschrijven als het “huisgezin van God” waarvan alle leden door de wedergeboorte geestelijke zonen’ en dochters van de Heer zijn geworden.

In (Joh. 01:03) lezen wij: “Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen (maar’) wij weten dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen, want wij zullen Hem zien gelijk Hij is”.

In Efeze (Ef. 02:19-20) staat: “Zo zijt gij dan geen vreemdelin­gen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is”?

God is Hoofd van het gezin. Zijn kinderen mogen Hem aanspreken met onze Vader”. De Heer is onze oudste Broeder en Hij schaamt zich niet ons ‘broeders’ te noemen (Heb. 02:11).

In een normaal gezin delen alle leden in een gemeenschappelijk belang, zij werken samen en in alle zaken moe­ten zij onderling verbonden zijn, de één acht zich niet hoger dan de ander.

Wie weigert hieraan doel te nemen, handelt niet als lid van Gods gezin op aarde; hij wordt een vreemde en sluit zich buiten de erfenis waar elke wedergeborene aan­spraak op mag maken.

In (Rom. 08:16-17) staat: “Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn. Zijn wij nu kinderen dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God en mede erfge­namen van Christus, immers indien wij delen in Zijn lijden, is dit om ook te delen in Zijn verheerlijking”.

En dan zijn gelovigen die niet tot de gemeente behoren geen goede vertegenwoordigers van Christus, geheel aan zichzelf overgelaten, kunnen zij niet doeltreffend werken. De opdracht van de Heer is een geweldige taak en alle ge­meenteleden worden opgeroepen om mee te helpen, mannen, vrouwen, jeugd en kinderen moeten voor Gods gezin gewon­nen worden, dit vereist een goede samenwerking en een goede orde.

Indien mensen naar eigen inzichten een gemeente stichten, staat deze op een los fundament en niet op de vaste Rots Jezus Christus.

In (Matt. 16:18) staat: “En Ik zeg u dat gij Petrus zijt, en op deze Petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen”.

Ik ben overtuigd dat een gemeente die gebouwd is op een goed fundament en onder, de leiding Gods, ook door Gods hand bewaard wordt.

Er zijn gemeenten (vooral volle evangelie gemeenten) die momenteel in moeilijkheden verkeren geheel door eigen toedoen. Zij laten zich niet leiden door de Geest maar al­leen door het vlees, zij zijn afgunstig op elkaar, doen niet wat de Heer van hun verlangt, maar zijn met hun vle­selijke gedachten bezig. Zij maken partijschap en doen aan onderlinge mensenverering. Laat toch de een zich niet ho­ger achten dan de ander. In een goede Geestelijke gemeen­te zijn wij allen gelijk. Bij de Heer is geen aanzien des persoons, Hij verlangt alleen een Geestelijke gemeente.

Het is allemaal genade als men zich medestrijder voor Gods Koninkrijk mag noemen.

Ik wil in dit schrijven over de betekenis van de Ge­meente van Christus, alle broeders en zusters die behoren tot een bovengenoemde gemeente waarschuwen, doet allen de wapenrusting Gods aan want de duivel gaat rond en probeert te verslinden waar hij naar kans ziet, en dat kan hij het beste in de volle evangelie gemeenten, daar kan hij het moeste stuk maken.

Laat u door niemand beïnvloeden, doet alleen wat de Heer van u verlangt, of bent u nog gebonden door vleselijke gedachten, wilt u misschien een boventoon voeren, ga dan bij een politieke partij.

In een gemeente van Christus kan niemand teleurgesteld zijn, werkt voor Gods Koninkrijk en er is blijdschap.

In (Matt. 28:19) lezen wij: “Gaat dan henen, maakt al de volken tot Mijn discipelen en doopt hen in de Naam des ‘ Va­ders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen on­derhouden al wat Ik u bevolen hebt”.

Aan de trouwe leden van de gemeente is de volgende be­lofte gegeven: “En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en al toog” (Dan. 12:03).

Nog een goede raad voor de gemeenten: “Maar wie vol­hardt tot het einde, die zal behouden worden” (Matt. 24:13)

 

Bent u een levende steen? door Dirk A. Wols.

… en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilige pries­terschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus”(1 Petr. 02:05).

Grote gebeurtenissen werpen hun schaduw vooruit. En voorzeker, de Here doet geen ding of Hij openbaart Zijn raad aan Zijn knechten, de profeten. Nieuwtestamentisch wil dat zeggen, dat deze profeten de profetie in het midden der gemeente leggen ter toetsing.

Wie de artikelen leest uit de verschillende bladen (het is goed, zich niet éénzijdig te oriënteren op één persoon of één blad, daar ieder – mits in Jezus Christus – wel een levende bijdrage levert ten dienste van het ge­heel), weet, dat er een besef is, dat het Lichaam van Christus gevormd gaat worden. God doet een machtig werk in deze dagen, Hij formeert een functionerend Lichaam. De geestelijke tempelbouw wordt voltooid in de Heer.

Een heel kleine blik op de geschiedenis. Israël werd geroepen om het heil des Heren te verkondigen over de ganse aarde. Het heil is uit de joden voortgekomen. Na de verwerping van Christus eindigde de tijd van Israël en

volgde de ballingschap en de verstrooiing met de vervol­gingen en pogroms in schier alle landen. Toen vingen de tijden der heidenen aan. We lezen dit in (Hand. 15:14) waar we lezen, dat God er van meet af aan bedacht op ge­weest is, Zich een volk voor Zijn Naam uit de heidenen te vergaderen. Dit zijn de tijden der gemeente, die thans haar einde ras naderen. Deze tijden der gemeente eindigen zoals ze begonnen zijn maar dan nog veel heerlijker en machtiger dan het begin, namelijk in het openbaar komen der Bruids­gemeente, die Hem tegemoet gaat en zich getooid heeft met fijn linnen welke zijn de rechtvaardige daden der heiligen. Dit is het openbaar worden der zonen Gods. Na de opname der bruidsgemeente, die haar Heer tegemoet gaat in de lucht, haar Bruidegom tegemoet, volgen de tijden van Isra­ël. Want als de heidenengemeente vol is, kwalitatief, de volle oogst dus binnen is, zal Hij de vervallen hut van David wederopbouwen en wat daarvan is ingestort. Opdat het overige deel der mensen de Here zoeke. Dan wordt dus het geestelijk Koninkrijk aan Israël hersteld en de Geest der genade en der gebeden weer uitgestort. Bovenstaande zijn dus de grote lijnen. De gemeente bestaat uit Jood en heiden, er is bij God geen aanzien des persoons.

Tot zover dus de historie en de profetie over de ge­meente en Israël. Wat ons dus nu het eerst te wachten staat is de volheid der heidenen oftewel de openbaring der Bruidsgemeente in al haar volheid. We vinden dit in het Hooglied, dat eschatologische betekenis heeft en de Bruid van de eindtijd geroepen wordt, openbaar te ver­schijnen: “Mijn duif in de rotskloof, in de schuilhoek van de bergwand, Laat Mij uw gedaante zien, Laat Mij uw stem horen, Want zoet is uw sten, En uw gedaante is bekoorlijk” (Hoogl. 02:14). Dit roepen van de hemelse Bruidegom ge­schiedt in de tijd, als Israël en al de bomen uitbotten, hetgeen ziet op het nationaal bewust worden der volkeren in Azië en Afrika na de 2e wereldoorlog. Vergelijk (Hoogl. 02:13 met Luc. 21:29).

Deze Bruid is volmaakt. Mijn volmaakte, Mijn duive. Zon­der enig gebrek is zij, roept de Bruidegom vol verrukking over haar uit. Zij bezit de ganse volheid Gods. Dat wil zeggen, niet ieder afzonderlijk maar tezamen met al de leden vormt zij het functionerend lichaam van de eindtijd. Dit lezen we ook in (Ef. 03:14-21. Geworteld en gegrond in de liefde zult gij dan samen met alle heiligen, in staat zijn te vatten hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods. Duidelijker kan het beslist niet. Hier worden.de maten genoemd van het totale geestelijke huis namelijk dat zij een breedte heeft, een lengte en een hoogte en een diepte. Het gaat hier vanzelf om geestelijke maten waarmee de architect zich bezig houdt, en waarmee Hij wat kan doen. Het is van belang, dat wij die maten weten. Als wij geen maten weten, behoeven we aan de bouw van welk huis dan ook niet eens te beginnen. Door de ge­nade Gods kunnen we U die maten noemen. Maar vatten kun­nen we het slechts als we allen geworteld en gegrond zijn in de liefde samen met alle heiligen.

De diepte is: zeven. Het zevenvoudig fundament uit He­breeën 6.

De hoogte is : negen De geestes vruchten uit Galaten 5.

De lengte is: 21. De 21 geestelijke gaven, vervat in 1 Korinthe 12, Romeinen 12 en 1 Petrus 4, te weten: profetie, dienen, onderwijzen, vermanen, mededelen, in eenvoud, lei­ding geven in ijver, barmhartigheid bewijzen in blijmoedig­heid, spreken met wijsheid, spreken met kennis, geloof, ga­ven van genezingen, werkingen van krachten, onderschei­ding van geesten, allerlei tongen, vertolking van tongen, apostelen, leraars, bekwaamheid om te helpen, bekwaamheid om te besturen, evangelisten, herders.

De breedte is; De zeven rechtvaardige daden, waardoor wij zullen opgaan als de dageraad, en van de Bruid staat geschreven, dat zij opgaat als de dageraad  doordat zij naar Jesaja 58 vast het vasten dat de Heer verkiest. Het volk, dat zijn God kent, zal sterk zijn en daden doen (Dan. 11:32) Rechtvaardige daden. Van de Bruid lezen we in (Openb. 19:08): “En haar is gegeven, zich met blinkend en smette­loos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen”. Vergelijk (Jes. 58:08 met Hoogl. 06:10 waaruit blijkt, dat het opgaan als de dageraad te maken heeft net die rechtvaardige daden. Zie (Jes. 58:06-07 en Matt. 25:31-46).

In zeer kort bestek is hier dus weergegeven hoe het geestelijk huis eruit zal zien. Er komen stromen van ze­gen, dat heeft Gods Woord ons beloofd- Maar ik ben geen vuistvechter die zomaar in de lucht slaat, zegt de apostel. Het is niet genoeg, om te weten, dat er een geestelijk huis komt, Het is nodig ook de maten te weten. Ik weet hoe het vast gebouw van uwe gunstbewijzen, naar uw gemaakt bestek in eeuwigheid zal rijzen…. Zo zong reeds de psalmist van de oude dag. Maar voor een gebouw zijn er stenen nodig, in dit geval levende stenen. Dat is wat de apostel Petrus bedoeld in ons tekstgedeelte: Laat u ook zelf als levende stenen gebruiken. Voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen tot het brengen van geestelijke offers, niet ons, maar goden welgevallig zijn door Jezus Christus. U en ik. Een levende steen. Hij bouwt een huis niet wij. Tempel bouwers zijn gevaarlijke lieden, ze nemen steeds de verkeerde stenen of laten die liggen die door hem uitverkoren en dierbaar is. Maar als er levende stenen zijn, dan gaat hij bouwen. Daarom is de opdracht niet om een tempel te bouwen, zelfs niet om de geestelijke tempel te bouwen, maar om een levende steen te zijn. Dan zal hij u invoegen in het geestelijk huis als u geworteld en gegrond is in de liefde zult u de vruchten voortbrengen. Der bekering waardig en hij zal u begiftigen met zijn gaven, zijn talenten, die hij in ieder geeft als hij op reis gaat, en zo kunt u die ontplooien ten dienste van het geheel. Tot een heilig priesterschap van geestelijke offers. De offers aan God zijn: Ik ben niets, ik bereik nooit iets, maar hem de lof en de eer, die ons begenadigd en bekrachtigt in de geliefde. Geestelijke offers, die de goedkeuring Gods kunnen wegdragen. Reuk offers, dat onze daden niet stinken in zijn neusgaten, maar opklimmen als een liefelijke reuk, en lof-offers, want het is een gebod dat men de Here looft en prijst en de liefde is de vervulling der wet. Laat u dan gebruiken als levende stenen. Voor de bouw van een geestelijk huis. De bruidsgemeente brengt u eer.

 

Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lof-offer brengen, namelijk de vrucht, onze lippen, die zijn naam belijden. (Heb. 13:15).

 

(Luc. 09:23-25)

De levensverzekering / de premie gedicht door Judith Jacobs

Ben ‘k arm in dit leven… ‘k voel me rijk in de Heer.!

Tot deze conclusie kom ik iedere keer:

Mijn rijkdom bestaat niet uit zilver of goud,

Maar uit de verzeek’ring van eeuwig behoud,

 

Ben ‘k alleen in de nood…is mijn harte vol zorg…

‘k Mag weten: Hij is mij een Toevlucht en Borg;

En wordt ik herinnerd aan schade en schuld,

Ik mag bij Hem claimen want Zijn Woord wordt vervuld,

 

Mijn voorschot aan Jezus was o zo gering,

Om Zijn aandeel is het dat ‘k Zijn liefde bezing;

Mijn vreugd’ is: Gebonden aan ied’re termijn,

Waarop ik een kind van de Heiland mag zijn.

 

Welk lot moet ik vrezen…ik voel geen berouw.’

De polis verhaalt mij slechts eeuwige trouw;

De clausules, ze stemmen me vredig en blij,

Want de premie is Jezus…Hij kocht me gans vrij.

 

Het volgen van jezus door Jan W. Companjen

”En Hij zeide tot hen, Petrus en Andréas: Kom achter Mij en Ik zal u vissers van mensen maken”. (Matt. 04:19).

“Toen zeide Petrus tot Jezus: Here wat zal met deze (een andere discipel) gebeuren? Jezus zeide tot hem: Indien Ik wil dat hij blijft, totdat Ik kom, wat gaat het u aan? Volgt gij Mij”. (Joh. 21:21-22)

Zie hier de twee teksten waar tussen de evangeliën opgesloten liggen. De eerste uitspraak is van Jezus toen Hij direct na Zijn verzoeking in de woestijn, langs de zee van Galilea ging en Zijn eerste discipelen (volgelingen) riep. Petrus die met zijn broer Andréas aan het vissen was gaf’ met zijn broer terstond gehoor aan de oproep van jezus. Zij lieten terstond hun schip achter en volgden Hem. Alle zekerheden van hun bestaan, het schip en de visserij, alle banden werden resoluut doorgesneden om Hem te volgen.

Een eindje verder vindt Hij weer twee nieuwe volgeling­en: Jacobus en Johannes, die samen met hun vader Zebedeüs aan het vissen waren. Hun antwoord is niet minder spon­taan, want zij laten niet alleen het schip maar ook hun vader achter om Hem te volgen.

Wij willen dit keer niet verder ingaan op de roeping van de eerste discipelen, hoewel dit allemaal stuk voor stuk wonderen zijn van resolute omkeer die in het geheel niet belemmerd. werden door werkzaamheden, beroep of afstamming, Men liet alles achter.

Heden ten dage zien wij dit wel anders en zeer vele Christenen, die zeer goed weten dat zij bepaalde geboden des Heren zullen moeten onderhouden, komen aan deze ver­vulling niet toe, omdat zij vader en moeder en met hen der vaderen kerk, meer liefhebben, dat wil zeggen meer gehoorzamen dan Hem die hun oproept om Hem trouw te zijn en Hem te volgen. Hier geldt de tekst? Wie Mij niet liefheeft boven vader en moeder, enz., is Mij niet waardig, kan Ik niet gebruiken.

Daarom is de opdracht aan de discipelen aan het eind van hun opleiding, vlak voordat Jezus van hen heengaat, zo belangrijk. Zij moeten het vleesgeworden Woord zó uit gaan dragen zo als hun dat geleerd is. Daarom zegt Jezus dan ook: Leert hen onderhouden alles wat Ik u geboden (ge­leerd) heb. Een ieder die Mijn Woord hoort en doet, die heeft zijn huis op de steenrots gebouwd, sprak de Heer, toen Hij hun duidelijk maakte zie (Luc. 06:46-49) dat het op het “doen” aan komt en dat dit hét fundament van het geloof in Hem is. Gods Woord staat hier vol van.

Het gaat om het opstaan uit het oude leven en het in­gaan in het nieuwe leven met Hem. Daarom moeten wij dan ook het oude leven resoluut afleggen en het nieuwe leven met Hem beginnen in ’t geloof, dat Hij ons vanaf dat mo­ment zal leiden door Zijn Geest. Die Hem zo gehoorzaam is zal Hij Zijn Geest geven in onbeperkte mate.

Daar waar wij dit nieuwe leven beginnen slaan wij de handen aan de ploeg en zien niet meet naar hetgeen ach­ter ons ligt, maar houden ons oog gericht op Hem, die de Voleinder van ons geloof is, Jezus Christus. Dan zijn wij geschikt voor het Koninkrijk Gods en Hij zal ons leren (persoonlijk) hoe wij wandelen moeten.

Het persoonlijk geleid worden door de Heer is tot op de dag van vandaag nog steeds een aangelegenheid die door de duivel op een gruwelijke wijze misvormd is door onkunde en wanbegrip. Zeer velen geloven alleen in hun
eigen leiding, geloven alleen in hun eigen ervaring. Dit heeft dan ook weer tot gevolg dat deze personen nieuwtestamentische priesters worden die er niet op ingesteld zijn om hun medemens op te vangen en op te leiden tot een

persoonlijk contact, tussen Jezus en Zijn Lichaam, de Ge­meente, doch dat zij uiteindelijk de middelaar en de advi­seur zijn. Het in contact brengen met Jezus en/of het uitbouwen van dit geestelijk contact, waardoor de groei tot de mannelijke wasdom moet plaats vinden, wordt hierdoor zeer ernstig belemmerd. Paulus doelstelling wordt hierover zeer duidelijk omschreven in 2 Kor. 11:02-03 zegt; “Want met een ijver Gods waak ik over u heb u verbonden aan één man (dat is Jezus) om u als een reine maagd voor Hem te stellen”. Dat wil zeggen in tegenstelling met het zogenaamde vrije huwelijk, waar ieder­een met iedereen gemeenschap mag hebben. Alleen maar geestelijke gemeenschap met Hem. Rein wil zeggen, ge­meenschap met Hem zonder inmenging van een ander. Ook niet uw man, ook niet uw vrouw, ook niet uw dominee of voorganger.

Als Petrus na drie jaar persoonlijke les van Jezus toch nog vraagt wat er met die andere discipel zal gaan gebeuren, krijgt hij het resolute antwoord dat dit hem totaal niets aangaat. Al zou de discipel blijven leven totdat Jezus terug kwam, was dit iets wat hem niet aanging. Hij moest Jezus persoonlijk volgen en daarmee was de kous af.

In de praktijk geeft dit natuurlijk nog vele moeilijk­heden maar wij moeten er naar toe leven dat dit mogelijk zal gaan worden. Wij zullen met kleine kernen moeten gaan beginnen waarin wij elkaar onvoorwaardelijk vasthouden in het geloofs dat die andere ook een deel van het Lichaam des Heren is en dat hij of zij ook door Hem gebruikt wordt op de wijze die naar Zijn wil en weg is. Een gemeenschap met papieren leden heeft hierin, zoals begrijpelijk is totaal geen waarde, het gaat namelijk om de eenheid des Geestes en het streven en najagen naar dezelfde doelstel­lingen, gelijkvormigheid aan het beeld van Christus dat ons zonder meer beloofd is. Indien wij zo op pad gaan zal Hij ons tegemoet komen. Wij zullen Zijn Koninkrijk binnen gaan en zullen het beërven. De werkingen des vlezes, om er enkele te noemen losbandigheid, afgoderij, twist, uitbarstingen van toorn, zelf­zucht, tweedracht en partijschappen, zullen opgelost moe­ten worden omdat wij geestelijke christenen” willen zijn ‘

Dan zullen wij die ander liefhebben als onszelf omdat’ hij een onmisbaar onderdeel van het Lichaam van Christus is en dat wij niet buiten hem/haar kunnen. Dan wordt het Li­chaam volkomen.

Om tot een persoonlijke ontwikkeling te komen is het zeer noodzakelijk dat wij aan persoonlijk Bijbelonderzoek doen en dat wij het niet alleen via een ander ontvangen. In dit laatste geval staan velen in wezen nog onder voog­dij en zijn nog kinderen in het geloof. Persoonlijk onder­zoek, eventueel in een klein groepsverband, geeft niet alleen (vaak) heftige discussies maar ook een persoonlijk bezig zijn in de dingen des Vaders. Het gaat er ons toch om dat Hij eindelijk eens een keer tot Zijn doel komt en dat wij onze eigenwijze inzichten afleggen, langzaam maar zeker zullen wij dan samen meer inzicht in de onzienlijke wereld krijgen en zullen wij gaan ervaren dat de tijd waarin satan onbelemmerd zijn slag kon slaan, voorbij is.

Toen Jezus de gebondenen tegemoet trad wisten de boze machten reeds dat zij op gezag van de Naam van Jezus moes­ten wijken en zij riepen uit: Komt Gij ons voortijdig ver­delgen? Zij mochten toen over stappen in zwijnen, maar die tijd is nu voorbij.

Nu de Heer ons inzicht geeft in deze dingen mogen wij er ook naar toe groeien dat wij satans macht overwinnen zullen en dat de tijd er is dat zij de Tempel Gods, het hart van de mens, zullen moeten ontruimen opdat Hij er ve­len zal ontmoeten die hart en leven aan Hem zullen over­geven om Hem te volgen met een onverdeeld hart dat Hem volkomen toebehoort.

Velen zullen komen en Hij zal het zien tot verzadiging toe. Geprezen zij Zijn Naam. Kom en ga in vrijheid op de weg – die hoge weg – die Hij ook voor u bereid heeft.

 

Een woord ter waarschuwing, lering en bemoediging door J. Noë

“Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpar­tij, de duivel, gaat rond als een brul­lende leeuw, zoekende wie hij zal ver­slinden” (1 Petr. 05:08).

Lieve lezers! In “Levend Geloof” van juni 1966 heb ik een getuigenis geschreven over de wonderbare dingen die God in mijn leven heeft gedaan. Ik wil u thans iets ver­tellen over hetgeen mij enige jaren geleden is overkomen en wat voor u tot waarschuwing, lering en bemoediging kan zijn.

Op een zeker moment gaf ik, in de volle zekerheid des geloofs, iets op, dat ik als een belemmering tot volko­men overgave aan de Heer beschouwde. Ik was mij er terde­ge van bewust dat satan het er niet bij zou laten zitten en zowel in als buiten het lichaam zou aanvallen. Maar hij is sluw en viel mij aan langs een weg, waar ik het he­lemaal niet van verwachtte.

Wat gebeurde er? Ik moest een bus halen, die op het punt stond te vertrekken. Ik rende de straat over, lette daardoor niet op het verkeer en werd gegrepen door een nogal snel rijdende auto. Ik werd, over de motorkap heen, met mijn hoofd naar beneden, op straat geslingerd. Alles gebeurde in onderdelen van seconden. Het bloed stroomde uit mijn neus, maar ik was bij mijn volle bewustzijn en begon in tongen te bidden. De mensen keken mij verbaasd aan en dachten zeker dat ik een shock of iets dergelijks had. Ik probeerde op te staan, maar men belette mij dit. De politie was onmiddellijk ter plaatse en ik moest blijven liggen tot de ambulance kwam. Nu die was er spoedig en ik werd naar het ziekenhuis getransporteerd. Intussen dacht ik Heer, hoe is dit mogelijk, ik heb deze dag toch aan u opgedragen. In het ziekenhuis aangekomen werd ik naar de onderzoekkamer gebracht. Ik bleef in gebed en zei: Heer, niet het ziekenhuis in”. Een verpleegster, die bij de brancard stond, vroeg mij, wat ik deed. “Bidden, zuster; Hij is de grote Heelmeester”, antwoordde ik. Even keek ze mij verbaasd aan en toen begon ze te glimlachen. Mijn zoon en broeder Jan W. Companjen waren gewaarschuwd en waren spoedig ter plaatse en br. Companjen heeft nog met mij gebeden. Het onderzoek was intussen begonnen en verschillende ’foto’s werden gemaakt. Ik bad door: “Heer, niet het ziekenhuis in”. En de Heer verhoorde mijn gebed. Ja, Hij is wonderbaar!!

Het onderzoek had uitgewezen dat ik een gebroken linker pols en een inwendig gescheurde rechterhand had en dat mijn linkerbeen was gekneusd. Verder had ik bloeduitstortingen over mijn hele gezicht, was mijn onderkaak be­hoorlijk gezwollen en waren mijn hartspieren geforceerd. Mijn pols werd gezet en waar nodig kreeg ik verband en gipsverband.

U kunt begrijpen dat, niettegenstaande de minder prettige omstandigheden waarin ik verkeerde, er toch grote dankbaarheid en blijdschap in mijn hart kwam, omdat de Heer Zijn helpende en reddende hand naar mij had uitgestrekt en satans aanval om mij uit te schakelen had doen mislukken.

a.De geweldige smak, die ik maakte, had mijn nek kunnen breken.

  1. de verwondingen waren van dien aard, dat ik niet in het ziekenhuis behoefde te worden opgenomen.

Verder had ik geen pijn als ik mij normaal bewoog. Ja, de Heer is wonderbaar!

Mijn dochter en haar man namen mij ter verdere verzorging op. Zij alsmede mijn andere kinderen en de mensen die bij mijn dochter in huis waren en kwamen, verwonderden zich dat ik zo vrolijk was, geen pijn had en zo spoedig door het huis dribbelde en ging wandelen.

Ja, mijn herstel ging voorspoedig.- De Heer stelde mij in staat om Zijn’ ‘getuige te zijn. Halleluja.’ Wie op Hem zijn geloof bouwt zal niet beschaamd uitkomen. Hij zal ons niet verlaten,’ Hij zal ons niet begeven.

De Heer heeft mij duidelijk gemaakt, dat al draag je in de volle zekerheid des geloofs, de dag aan Hem op, je zelf verantwoordelijk blijft voor je doen en laten en waakzaam moet zijn, des te meer als je oen beslissing in ge­loofsvertrouwen hebt genomen.

Lieve lezers, dit wil niet zeggen dat je je telkens in onzekerheid en angst moet gaan afvragen wat satan nu weer van plan is. Zeer zeker niet. Wij zijn Zijn koningskinderen, behoren tot de goddelijke familie en zijn overwinnaars in Jezus Christus. Wij moeten door de Heilige Geest inzicht krijgen in het wérk van satan en zijn demonische machten die door Jezus verslagen en ontwapend zijn. Het zijn leuge­naars, bedriegers en moordenaars die de ene keer komen als brullende leeuwen, de andere keer als engelen des lichts.

Laat u niet verontrusten maar wees nuchter en waakzaam en sta vast in het geloof.

1969.12 nr. 116

Levend Geloof 1969.12 nr. 116

Van de redactie

Dit is al weer het laatste nummer van de 8e jaargang van “Levend Geloof”. Terugziende op het afgelopen jaar kunnen wij niet anders dan dankbaar zijn. Dankbaar jegens Hem die ons leven leidde en onder wiens leiding redacteur en medewerkers hun arbeid mochten verrichtten.

In 1970 hopen wij door te gaan met de verkondiging van de boodschap van volle verlos­sing in Jezus Christus en de beleving en uitleving van deze boodschap in het leven van de gelovige.

Wij willen ons best doen ons blad zowel ui­terlijk als wat de inhoud betreft verder te verbeteren, zodat de boodschap zo effectief mogelijk wordt gebracht en de grootst mogelijke zegen kan verspreiden. Hoe u ons daarbij kunt helpen leest u op blz. 23.

Wij willen tenslotte al onze lezers en lezeressen rijk gezegende kerstdagen en een voorspoedig Nieuw jaar toewensen. Laat in 1970 ons dagelijks motto zijn: Weest krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht!

 

Het kind in de kribbe door ds. Harry Visser

De grote mannen, die het wereldleven leiden, verstaan de kunst de massa’s te hoop te doen lopen. Met schitte­rende redes, met appellerende vragen, met onverwachte zinswendingen en – als de leiders tevens verleiders zijn – met opruiende, opzwepende taal presteren zij het de lome menigte tot snel reagerende volgelingen te maken. De macht van hun woord is groot, heel groot. Miljoenen men­sen weten zij in beweging te brengen voor hun ideeën.

Het is, in vergelijking daarmee, heel wonderlijk, dat een kind, dat geen meeslepende taal gebruiken kan – het kan zelfs nog helemaal niet praten – toch ook miljoenen mensen in beweging brengt, en dat elk jaar opnieuw, zo gauw het maar Kerstfeest wordt. Een kind in een stal, in een kribbe, op een achteraf plaatsje van de wereld.

Het is geen overdrijving te zeggen, dat zo vele mensen in beweging komen rondom het Kerstfeest. Ter oorzake van dit kind stromen pelgrims uit tientallen landen in decem­ber naar Bethlehem. Kerken lopen vol overal ter wereld. Kerstsamenkomsten trekken duizenden. Honderden liederen in menigerlei talen worden en werden gedicht om dit kind te bezingen. Aangaande dit kind wordt ons verzekerd, dat God de wereld alzo heeft liefgehad, dat Hij zijn eniggebo­ren Zoon gegeven heeft, opdat – en laat dit heel goed tot u doordringen – een ieder, die in Hem gelooft, niet ver­loren ga, maar eeuwig leven hebbe” (Joh. 0:16).

Er zijn zo vele mensen die niet in Jezus geloven. Niet ieder komt op de goede manier in beweging ter oorzake van dit kind. Koning Herodes bijvoorbeeld.. Zodra, hij van de wijzen uit het Oosten gehóórd, heeft, dat zij op zoek zijn naar de geboren Koning, der Joden,- komt hij in beweging. Maar op een verkeerde manier. In zijn hart komen moordplannen op. Hij, Herodes, is de koning. Hij duldt niemand in zijn paleis. Dus moet dat kind uit de weg geruimd worden. Daar maakt een door machtswellust bezeten man korte metten mee. Van zo iemand spreekt het geweten ook niet meer. Hitler liet zijn moordploegen duizenden Joodse kindertjes in de dood drijven. Herodés liet, zekerheidshalve jongetjes van Bethlehem afslachten. Dat nieuwgeboren jongetje, zo re­kende hij, zou er dan wel bij zijn.

Het kind groeide op

Het jongetje was er niet bij! Het kind groeide op, zegt de Bijbel. In die mededeling van vier woorden ligt echter opgesloten, dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend was, dat het kind bleef leven na in Bethlehem geboren te zijn. Gods heilig kind Jezus kon alleen maar opgroéien omdat God door een speciaal ingrijpen daarvoor zorgde. God ver­maande door een droom Jozef te vluchten met Maria én het – kind-naar Egypte, omdat Herodes het’ kind zocht te doden.

Daardoor brengt Jezus de jaren zijner kindsheid door in het land, dat in onze tijd zo’n bittere haat tegen het volk van God koestert, dat Nasser niet anders van plan in dan het gehele volk in zee te drijven.

Ieder komt niet op de goede manier in beweging.’ Men vervolgt dit kind, en het volk, waaruit dit kind geboren is. Dat gaat altijd door, en zal altijd doorgaan, tot aan Jezus’ wederkomst.

Niet ieder komt op de goede manier in beweging voor Jezus. Daar zorgt satan wel voor.

Herders op den velde, hoorden een’ nieuw lied, dat Jezus was -geboren…..

Maar niet alléén de herders hoorden het. Satan hoorde het ook. En hij hoorde er veel méér in dan de herders. Satan als gevallen hemelwezen, heeft een hoge intelligen­tie, heeft dóórzicht, heeft kennis van Gods plan ’tot red­ding- van deze zondige- en in ellende geraakte wereld. En satan merkte drié belangrijke-woorden op in de boodschap aangaande Jezus’ geboorte. Dat waren de woorden: Heiland, Christus, Heer.       

Dit kind’ zou redden als dé gezalfde van God en zou Meester zijn. En dus satan geen meester meer.

Hoe ver is het met de eens door God geschapen wereld gekomen, dat satan beter weet God met de mensen wil dan de mensen zelf. Ook zelfs beter dan vele bekeerde mensen. Pas door de vervulling met Gods Heilige Geest gaan we van dat grote plan Gods zien. En eveneens door de doop met de Heilige Geest gaan we zien wie onze ware tegenstander is. Dan gaat God ons inzicht geven en kunnen we met Paulus zeggen: “Want zijn gedachten zijn ons niet onbekend” (2 Kor. 02:11). Toen het voor de eerste keer hier op aarde Kerstfeest was, keek satan onmiddellijk verder. Hij wist, dat als dit kind zou opgroeien, Hij vele van de van God afgedwaalde schepselen zou terugbrengen, zou overbrengen van het machtsgebied van satan naar zijn eigen Rijk van licht en liefde en leven. O, satan begreep die woorden: Heiland – Christus – Heer.

Daarom moest Jezus uit de weg geruimd. Want satan haat verloste mensen. Daarom zag hij verder.

Verder zien dan de kribbe.’

Hoevele mensen zien niet verder dan de kribbe. Er zijn mensen, die elk jaar wanneer het Kerstfeest nadert, weer in beweging komen, maar altijd op een verkeerde manier. Als het kerstfeest weer voorbij is, blijkt steeds weer de grote leegte in hun leven. Op het volgende Kerstfeest wordt die dan voor de zoveelste keer gevuld met wat sentimentaliteit en romantiek. Zo trekken ze van Kerstfeest tot Kerstfeest. Na ieder feest wordt de kribbe aan de kant gezet en verdwijnt met de kribbe ook Jezus uit hun gezichtsveld. .

De kribbe weg, hun leven leeg. Dat komt  omdat ze nog nooit er over nagedacht hebben wat de Bijbel bedoelt met de woorden: het Kind groeide op.’

Die kribbe – o, die gehele sfeer van stal en kribbe is ontroerend en aandoénlijk. En dat drukke beweeg van al die mensen er omheen is interessant: herders, wijzen, soldaten.

Maar, vrienden, Jezus groeide uit de kribbe.’ Met het oog op de stal mogen wij heus wel zingen over het “hulpeloos Kind. Maar het kind groeide op. Het kind werd man.

En in die man Jezus was niets van hulpeloosheid of zwakheid. Jezus was een Man, die met vaste wil en vaste gang Gods werk uitvoerde in de wereld. Hij was de Man, die vastberaden zijn aangezicht naar Jeruzalem richtte, hoewel Hij wist dat Hem daar de dood wachtte.

Tóen werd Hij de Man van Smarten’. Toen paste Hij allang niet meer in de kribbe. Maar men vond ander hout voor Hem. Hout voor een kruis? En dat heeft men óp Hem gelegd en Hij heeft het aanvaard. Hij is eraan gestórven. ‘

Toen gelukte het dus.’ Drieëndertig jaar na satans Kerstwens gelukte het hem: Jezus werd uit de weggeruimd.’

Dat léék zo. Maar, prijs de Heer, het was niet zo. Satan was drie-en-dertig jaar te laat.’ Want intussen kon van het kind in de kribbe vermeld worden: Hét kind groeide op! Als kind zou Jezus geen weet hebben gehad van de verwoestingen, die door dé zonde in de Wereld’ zijn aangericht. Als zuigeling zou Hij zichzelf ónmogelijk heb­ben kunnen geven om de’ zónden der wereld te’ dragen. Dat kon alleen de man doen. En dat deed Hij. ‘Luister naar zijn eigen verklaring: “Ik zet mijn léven’ in voor de schapen. Hierom heeft mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weder te nemen. Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te nemen; dit gebod het ik van Mijn Vader ontvangen” (Joh. 10:15b; Joh. 10:17-18).

De volmaakte liefde van Jezus…

Volwassen geworden, heeft Jezus bewust als de Man van Smarten alle ‘zonde van de wereld – dé uwe, de mijne – op zich genomen en er de straf, de dood voor gedragen. Pure liefde was het welke Hem daartoe dreef. De zondé van’ die miljoenen mensen, zich verdringend rondom de kribbe, heeft Hij op zich genomen, van de herders, van de wijzen, van de dommen, van de verstandigen, van Jozef en van Ma­ria, van de soldaten, van de dominees en van de kerk­gangers, van de seksgirl en van de playboy. Nu hoeft niemand in de duisternis te blijven. Vrienden,’ wij zouden nooit Kerstfeest kunnen vieren, als Jezus niet voor ons gestorven was. ‘

Daarom moet u verder dan de kribbe gaan. U moet niet terecht komen’ in de geestelijke kortsluiting telkens tus­sen twee Kerstfeesten in.

Eén Kerstfeest zal eens uw laatste zijn. Dat kan nooit missen. Maar u zult het leven niet zien als u hét ópgegroeide kind mist. Als u Jezus, uw Redder mist.’ Zijn ér hier’ die Jezus missen in hun leven? Jezus groeide op dat moest. Dat wilde God voor uw bestwil.’ Want God wil u voor de eeuwigheid behouden. Maar u kent alleen uw jaarlijkse gang naar de kribbe. En niet naar het kruis. Die ene beslissende gang naar het kruis. Naar Golgotha.

Golgotha ligt maar een kilometer of 10 van Bethlehem. U hebt duizenden kilometers in uw leven afgelegd. Maar die tien kilometer naar het kruis hebt u altijd teveel be­vonden.

Toch bleek aan het kruis dat God u liefheeft. Maar Gods liefde baat u niet als u die versmaadt. In de aanvang vroeg ik u al goed tot u te laten doordringen, dat Gods liefdesgift in Zijn Zoon Jezus geloof vraagt.

Tien kilometer…

U hebt tien kilometer af te leggen. En u hebt niet veel tijd meer om dat te doen. Want even zeker als Jezus wereld kwam om haar te behouden, even zeker komt Hij terug, maar dan om de wereld te oordelen. Dat achteraf landje waar Zijn krib en Zijn kruis gestaan hebben, zal dan het centrum van de wereldgeschiedenis blijken te zijn. De tegen Jeruzalem optrekkende verbonden legers zullen door Gods ingrijpen vernietigd worden. Uit zal het zijn met alles wat zich tegen Jezus verzet en Hem veracht en versmaadt en afwijst.

Voor wie liefde veracht, is er geen plaats in het Rijk van liefde.

Jezus kwam uit de hoge hemel om u te zoeken. Alle heerlijkheid bij de Vader legde Hij af. Voor u. En u hoeft alleen maar tien kilometer te gaan.

Ga.’ Want het is spoedig zover, dat u niet meer kunt gaan.

Ga.’ Ga nu.’ Jezus wacht u.’

 

1970 door Jan W. Companjen

“Om zijn moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe; door zijn kennis zal mijn knecht, de rechtvaardi­ge, velen rechtvaardig maken, en hun ongerechtigheden zal’ hij dragen”. (Jes. 55:11)

Vragen rond de jaarwisseling

Weer ligt een nieuw jaar voor ons. Globaal genomen leven wij nu 1970 jaren na Christus. Wat heeft het afgelopen jaar u gebracht? Bent u geestelijk verder gekomen, heeft u meer inzicht ontvangen in het geestelijke leven waardoor de banden met het Hoofd, Jezus Christus, versterkt zijn? Of  heeft u zo het gevoel dat de zaak op het geestelijk erf wat stil ligt, dat er nodig weer eens een opwekking moet komen, waardoor er weer eens wat meer zielen tot de Heer geleid kunnen worden en daardoor weer eens wat meer leven in het geestelijk gezin zal ontstaan?

Zeer vele Christenen beoordelen op laatstgenoemde wijze het geestelijke klimaat en hun offergaven gaan dan Christus die de meest bekeerlingen maakt.

(Uitgebreide berichtgeving in de zendingsbladen stimuleert dan ook deze offerbereidheid).

Nu is het inderdaad zo dat zij die deze opdracht vervul­len, geld nodig hebben. Het werkterrein is vaak lang niet gemakkelijk. Het zorgeloos kunnen leven op  geldelijk gebied en het kunnen helpen van een ander bij ‘een stoffelijke nood, is nog vaak een zaak die niet voldoende functioneert. Een goed, gedegen inzicht in deze, zal’ in de nabije toekomst één van de eerste’ noodzaken zijn waarbij er vooral op toege­zien zal moeten worden dat niet als in het verleden vele, ja zeer vele miljoenen in gebouwen wordt geïnvesteerd.

Het mondig worden der gemeente

Bij het nuchter nadenken over deze dingen zal men echter tot de ontdekking komen dat bij het mondig worden van de Gemeente van Christus het patroon van het gezin veranderen gaat. Het accent ligt niet alleen meer op het verwekken van (geestelijke) kinderen maar ook op (soms zeer sterk) de opvoeding van de kinderen c.q. jongelingen.

Een ieder die een gezin heeft, of die een opvoedende taak heeft, zal ontdekt hebben dat dit laatste niet alleen maar vreugde maar ook grotere zorgen en kosten geeft. De verwekking en geboorte geven bevrediging en vreugde, maar de opvoeding en goede, aflevering vragen tevens offers en soms een volledige persoonlijke inzet.

Daarom zullen wij in de komende tijd, nu deze dingen weer gaan functioneren, aandacht moeten besteden aan hen die de Heer voor deze geestelijke opvoeding geroepen heeft.

In het natuurlijke heeft de mens; reeds zeer veel ontdekt. Het was er reeds  lang, het was reeds lang geschapen, maar het moest ontdekt worden.

Nu is het geestelijke ontwaken, aan de beurt. Door de eeuwen heen heeft de mens zijn soort, zijn geslacht, in stand gehouden. Jezus zei van dat geslacht, van ons mense­lijk geslacht, dat dit niet voorbij zou gaan voordat alles zou zijn geschied wat in de wet en de profeten beschreven was. Die machtige woorden gaan thans in vervulling. Alles wordt geconcentreerd, op één Persoon, Jezus Christus, en Zijn Lichaam, de Gemeente.

Het kind der belofte (De kinderen des geloofs zijn Abra­hams zaad, hij Abraham, is de vader der gelovigen’) is ge­boren. Ismaël, de kerk, de gemeente die door het vlees verwekt is door toedoen van mensen, besnijdenis (kinder­doop) , dat. werk van mensen is, daar dit met een persoon­lijke bekering en overgave (besnijdenis, van het hart, we­dergeboorte) niets te maken heeft – deze Ismaël wordt de woestijn ingezonden daar de erfenis van het Nieuwe Verbond alleen gegeven zal worden aan Christus en Zijn gezalfden.

De strijd zal ontbranden

Door de eeuwen heen is het geestelijk leven verborgen gebleven en het zal net als bij Abraham, tot openbaring komen als de mens denkt dat het niet meer kan. Zelfs Sara lachte er wel eens om, maar toen het zo ver was, heeft zij kracht ontvangen om moeder te worden (Heb. 11:11).

De strijd tussen echt en onecht zal in alle hevigheid ontbranden. Er zal oorlog komen in de hemelse gewesten. Michael en zijn engelen zullen oorlog voeren tegen de draak – een van de beelden waarmede de valse kerk c.q. schijn- kerk, in Openbaring wordt aangeduid.

Het volk Gods is ontwaakt, is tot opstanding gekomen, en heeft ontdekt wie en wat zij is als lichaam van Christus. De gemeente zal, door zijn geest geleid, tot ontwikkeling komen, tot een mannelijk wezen, die zijn plaats ingenomen heeft in de hemelse gewesten, bij God en zijn troon.

Indien er lezers en/of lezeressen zijn die meer inzicht in deze grote eindstrijd tussen ware en valse kerk willen hebben, verwijs ik graag naar het pas uitgekomen boek “De gemeente in de eindtijd” van broeder Van den Brink. Te be­stellen bij Kracht van Omhoog”, Gorinchem. Een zeer goed boek dat vele kinderen Gods inzicht zal geven in heden en toekomst.

Waarvoor geen geloof nodig is

Indien wij om ons heen zien in deze wereld is er helemaal geen geloof meer nodig om te zien (naar menselijke maatstaf) dat het mis gaat in de wereld. Alle zedelijke waarden, alle normen waarmee alles in het gareel werd ge­houden, vallen weg. Stad en land komen tot een zelfde ni­veau. De mens der wetteloosheid komt tot openbaring. Alles komt onbelemmerd aan het licht. Het is geen wonder dat velen, al is het door een verkeerde voorstelling van zaken, alleen nog maar een oplossing zien in een persoonlijk komen van Christus. Maar met zo’n komen van Christus voor de gehele wereld houdt het “geloof” op. Jezus heeft echter gezegd dat het geloof de wereld zal overtuigen en dat ons geloof (van u en mij) de wereld zal overwinnen. Het’ door het zien van Jezus overtuigd raken heeft niets meer met geloof te maken en dat zien geeft dan ook geen veran­derde harten. Jezus zal eerst, voor dat Hij komt, in Zijn Gemeente, in de gelovigen, verheerlijkt worden. Dat zal Hij zien, ja zelfs tot verzadiging toe (zie onze tekst).

De gemeente komt tot openbaring

De vrijheid, die thans overal tot openbaring komt, is een machtig iets. Zij brengt niet alleen de werken van sa­tan tot openbaring, maar ook de Gemeente van Christus zal tot openbaring komen. Alle oude belemmeringen, traditie, leer der vaderen, gebondenheid aan familie, enz. enz., worden en moeten wij, indien wij verder willen komen, op zij zetten. Alle oude zakken,- die wij voor de laatsté “Pinksterwijn” zullen gaan gebruiken, zullen aan flarden scheuren, ‘ daar geen enkele tegenwerkende kracht een belemmering meer zal kunnen zijn voor deze nieuwe, jonge en sprankelende wijn.

Waar vrijheid is daar zal de Geest des Héren kunnen wer­ken en het eerst doorbreken. Alle oude vormen, die men op -het kerkelijk erf zo veel tegenkomt, zullen stuk voor stuk – al of niet vergezeld van donderslagen – (min en plus werking in de hemelse gewesten) te gronde gaan. Open, schepklare vaten zullen er zijn. Bij de rondgang van Jezus hier op aarde, maar nu in Zijn lichaam, de gemeente zal nogmaals het wonder van Kana plaats, vinden.

Volkomen overgave

In 1970 willen wij ons openstellen en waardig gekeurd worden om het Lam op de voet te volgen. Dat vraagt geen kramp en dat vraagt geen werken (wet) maar alleen maar ge­loof en vertrouwen. Overgave met ons gehele leven. Niet ons eigen “ik” lief hebben tot de dood. Het leven loslaten is geen kunst en de leer dat wij dan pas het he­melse leven deelachtig kunnen worden is ook hélemaal uit de boze, daar dit tot gevolg heeft gehad dat miljarden levens vruchteloos gebleven zijn.

Ons leven is reeds hier geborgen in God en met Hem mo­gen wij reeds hier een hemels leven genieten door in die onzichtbare wereld reëel met Hem verbonden te zijn. Overga­ve van ons lichaam, het orgaan dat Gods woord kan spreken en kan handelen en -wandelen naar Zijn wil, is onze redelij­ke Godsdienst. Dan kan Hij in ons wonen en werken en in Zijn volk tot openbaring komen waardoor wij aan Zijn beeld gelijk­vormig zullen worden. Dan mogen wij elke dag van het nieuwe jaar met vertrouwen en blijdschap tegemoet zien omdat de. aarde en zijn volheid des Héren is.

Geef u daar- aan over en laat u leren door Zijn Geest, want die Geest zal ons leiden tot de volle waarheid. Door Zijn Geest gedoopt tot zijn éne lichaam zal Hij u alles geven wat u nodig heeft, Maakt u in geen ding’ bezorgd.

Wij zijn genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het Hemelse Jeruzalem. Wij gaan in 1970 feest vieren want Zijn dag is gekomen. Richt uw hoofden op want uw volle verlossing is nabij.

 

Mededelingen: op zaterdag 10 januari 1970 s avonds om 07.30u wordt er ten huize van onze medewerker broeder Jan W. Companjen, Menninckstraat te Scheveningen een bidstond gehouden. Iedereen die daar behoefte aan heeft is hartelijk welkom.

Kerstboodschap van dominee Visser. Zoals bekend, werd eind mei onze vriend en medewerker dominee Harry Visser door de Heer plotseling thuis gehaald. Uit de talrijke reacties welke ons bereikten na het in memoriam dominee Visser in Levend Geloof bleek ons welk een grote plaats ds. Visser in de harten van vele kinderen Gods had ingenomen. Wij zijn daarom blij in dit nummer een artikel van zijn hand te kunnen opnemen, beschikbaar gesteld door mevrouw Visser. Het is de kerstboodschap, het kind groeide op, welke enkele jaren geleden werd uitgesproken in de Nederlandse hervormde Kerk te Beerta in ons archief bevinden zich nog de aantekeningen van twee boodschappen, welke wij In de loop van volgend jaar hopen te publiceren.

 

Vrede op aarde door Gert Jan Doornink

“Ere zij God in de hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens” (Luc. 02:14).

Bijna 2000 jaar geleden klonk in de velden van Efrata het grootste vredeslied allertijden. Engelen loofden God want de grote Vredestichter Jezus Christus was geboren.

Jezus kwam naar deze wereld om de mensen werkelijk vrede te brengen; De vrede met God die alle verstand te boven gaat’ en die ieder mens ontvangen kan die in het geloof tot Hem gaat.

Satan had deze vrede verstoord. Hij had Gods volmaakte schepping aangetast door zonde, ziekte, zorg, vrees en de dood te brengen. Maar God zond Zijn Zoon “opdat Hij de werken des duivels verbreken zou “(1 Joh. 03:08) Halleluja.’

Opnieuw vieren wij Kerstfeest en herdenkt elk kind van God de komst van Jezus naar de wereld. Jezus geboren in Bethlehems stal…..en in eigen hart.’ Welk een heer­lijkheid.’

Ook de wereld viert Kerstfeest. Zij doet het echter zonder te beseffen wat dit feest werkelijk betekent. Dit kan ook niet anders want de natuurlijke mens verstaat niet de dingen des Geestes.

Daarom zijn alle acties die gericht zijn op een “vrede op aarde” ten dode gedoemd. De wereldling – inclusief het naam-Christendom – verstaat niet dat werkelijke vre­de begint met persoonlijk geloof in Jezus Christus.

Ondanks alle vredesmarsen, -conferenties, -boodschappen, etc. is er minder vrede in de harten der mensen ooit tevoren. De Christen weet waarom: Er is geen werkelijke vrede mogelijk buiten Jezus om.

Steeds brutaler speelt de duivel in onze dagen met begrippen als vrede, eenheid en liefde. Miljoenen men­sen raken hoe langer hoe vaster in zijn greep, omdat zij menen buiten Jezus te kunnen leven. Door allé eeuwen heen heeft een Christendom dat de kracht van Pinksteren had verloochend hieraan meegewerkt. Het is geen wonder dat allerlei vreemde leringen in onze dagen zoveel terrein winnen.  .

Een enkel voorbeeld. In “Telekleur”, de veertiendaagse uitgave van Nederlands grootste krant; “De Telegraaf” van 20 december, staat onder de titel “kerstmis en Boeddha”! een uitvoerige reportage naar aanleiding van de verschijning in Nederland van het boek “Boeddha” van William Macquitty.’ Het artikel vertelt ‘over ‘het falen van het: Christendom,, de leer van Boeddha en eindigt: “Boeddha is in.’ Zijn leer is een werkelijke “Vrede op Aarde”, misschien het antwoord op de onlustgevoelens in onze rumoerige wereld van vandaag”.

Naarmate wé verder de eindtijd binnengaan,’ zal de werkelijke Christen alleen stand kunnen houden en bruikbaar zijn in dienst van de Meester, als hij leeft vanuit de volheid van Christus. De Heer heeft thans gelovigen nodig die de mannelijke rijpheid hebben bereikt!

Zij zijn in staat’ het surrogaat’ van satan te onderscheiden van het echte, wat Jezus bracht. Zij kunnen ande­ren helpen op de weg van Jezus. God heeft een welgevallen in hen.. Zij zijn, radicale, volgelingen van Jezus.

Jezus bracht niet een algemeen “vrede op aarde”, maar ‘ vrede’ voor een iéder’ dié’ in Hém’ gelooft! (Matt. 10:34-35; Joh. 14:27) zegt:. “Vrede laat Ik u, mijn vrede ‘ geef’ Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u”.

Wilt u een “vredesboodschapper van het laatste uur” zijn? Maak dit ‘Kerstfeest dan één ‘nieuw begin door u volkomen, over te geven, aan Hem. Door te bidden:  “Heer, wat wilt Gij dat ik doen zal….” en door in gehoorzaamheid!

die dingen te doen die de Heer van u vraagt. Dan staat ‘u in de wil van God en deert het u niet als u vervolgd én bespot ‘wordt.

De grote Vredevorst, Jezus Christus, staat aan onze zijde. Hij zal ons niet begeven, nog verlaten. Hij is met ons al de dagen tot aan de voleinding dér wereld!

 

Wordt u omstraalt door Gods heerlijkheid door A. Schenk

De heerlijkheid des Heren omstraalde hen”(Luc. 02:09).

Dit zijn woorden die wij lezen in het bekende kerstver­haal van Lucas 2. De heerlijkheid des Heren omstraalde de herders. Wat moet dat iets geweldigs geweest zijn voor de­ze eenvoudige mannen. Deze ervaring van uit het Koninkrijk van God heeft wellicht hun hele verdere leven veranderd.

Kan het anders als je een ontmoeting en ervaring met de Heer hebt gehad? Dan gaat je leven veranderen. In God is licht en geen duisternis. Daarom kunnen en mogen ook wij die ervaring hebben zoals de herders die hadden.

De heerlijkheid des Heren omstraalde hen. Wat een gro­te genade dat wij kinderen van zo’n heerlijk en groot Ko­ninkrijk mogen zijn. Niet op grond van eigen verdienste, maar alleen door de Here Jezus, die Zijn leven voor ons gaf aan het kruis en opstond uit de doden. Hij leeft nu in de heerlijkheid om Zijn Gemeente door de Heilige Geest op te bouwen en om Zijn volgelingen de heerlijkheid des Heren te doen ervaren.

En de heerlijkheid die Gij mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven” (Joh. 17:22). In het Oude Testament wordt ons ver­teld dat Mozes veertig dagen op de berg Sinaï was in de nabijheid van God. In (Ex. 34:29) lézen wij dat de huid van zijn gelaat straalde en in vers 35 (Ex. 34:35): ‘Wanneer de Israë­lieten naar het gelaat van Mozes zagen straalde zijn ge­laat. Mozes moest een bedekking voor zijn gelaat doen,; het volk durfde niet zo tot Mozes te naderen vanwege de heerlijkheid, van de Here.

In (2 Kor. 03:07) staat “indien nu de bediening des doods (de wet) met letters op stenen gegrift, gepaard ging met zulk een heerlijkheid, dat de kinderen Israëls de blik niet op het aangezicht van Mozes konden vestigen om de heerlijkheid van zijn aangezicht, dié toch verdwijnen moest, hoe zal niet nog meer de bediening des geestes in heerlijkheid zijn? “Want indien de bediening die veroorde­ling brengt, (de wet) heerlijkheid was, veel meer is de bediening, die rechtvaardigheid brengt, overvloedig in heerlijkheid”.

Hoe ervaren wij Gods heerlijkheid?

Broeders en zusters, wat een genade is ons ten deel ge­vallen, wat een heil, wat een mogelijkheden om de heerlijk­heid van de Heer te ervaren. Soms gaat het ons als de Em­maüsgangers. Ze zagen op dat moment niets van de heerlijk­heid van Jezus. Hun ogen waren gesloten. Totdat Jezus hun zelf de ogen opende.

De Heilige Geest is ons gegeven, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is(1 Kor. 02:12). Je­zus zegt, in Openbaring 3 dat wij van Hem ogenzalf zullen begeren. Willen wij de heerlijkheid des Heren ervaren en onze ogen open hebben voor de rijkdommen uit Gods Koninkrijk, dan zullen wij veel moeten bidden of de Heilige Geest ons ver­stand verlichten wil. Ook zullen wij vaak het aangezicht van de Heer moeten zoeken en veel met Hem moeten omgaan. Dan zullen ook wij gaan ervaren dat de heerlijkheid des He­ren ons leven omstraalt. Laten wij een voorbeeld nemen aan Mozes. Toen hij voor het aangezicht van de Heer stond, kwam de heerlijkheid van de Heer over hem. Toen Jacobus, Johannes en Petrus op de berg der verheerlijking waren, straal­de Jezus gelijk de zon. En de discipelen zagen niemand dan Jezus alleen. Wat zagen ze? Zijn heerlijkheid.

Dat is een voorwaarde om de heerlijkheid van Jezus in je leven te ervaren: Alleen op Hem zien. De duivel is een verleider, maar ook een afleider. Hij leidt onze gedachten van Jezus af. Hij wil ons laten zien op omstandigheden en wil dat we bezig zijn met moeilijkheden die er zijn in het geestelijk werk en in de gemeente. Hij wil dat we overal mee bezig zijn, behalve met Jezus. In de Hebreeënbrief staat dat we onze aandacht alleen op Hem moeten vestigen. Prijs de Heer dat het mogelijk is om alleen op Jezus te zien. “En ze zagen niemand dan Jezus alleen”. Zoals er in de natuur wel eens een dichte mist is, zodat er haast geen zicht is, zo gebeurt het ook wel eens in het léven van een kind van God. God laat wel eens toe dat wij voor een korte tijd van het licht; beroofd worden, Hij laat wel eens de duivel even zijn gang gaan. Niet omdat Hij dat zo fijn vindt en zich daarover verblijdt, maar om ons te be­proeven en om Zijn werk in ons te verdiepen, zodat wij meer de heerlijkheid van Hem gaan beleven.

Een tijdje geleden had ik zulk een ervaring. Er was veel strijd geweest. Er waren verschillende dagen van geestelijke mist geweest in mijn geestelijke leven. Maar ik bleef de Heer aanroepen. In Psalm 107 lezen wij verschillende malen: Toen riepen zij tot de Here in hun benauwdheid en Hij voerde hen uit hun angsten. Dit was ook mijn ervaring! Ik bleef de Heer aanroepen en Hij verhoorde. Halleluja.’ Op een middag, terwijl ik aan het werk was, raakte de Heili­ge Geest mij opnieuw aan. Ik voelde warmtegolven door mij heengaan. Er kwam blijdschap én overwinning in mijn hart. Toen ik s’ avonds voor hét aangezicht van de Heer stond, begon ik te lachen, het was een heilig lachen. Wat een blijdschap, wat een heerlijkheid, op dat moment. De heer­lijkheid des Heren omstraalde mij. God is goed en zeer te prijzen.

Heb een nieuwe ervaring met God!

Kind van God, ik ken uw nood en strijd niet. Maar daar is een nieuwe aanraking van de Heilige Geest mogelijk. Je kunt in het verleden gedoopt zijn met de Heilige Geest, maar door verschillende omstandigheden is er geen overwin­ning en blijdschap meer. Laat je bijvullen door de Heilige Geest. De wolkkolom is temidden van de gemeente.

Veel kinderen van God zijn de overwinning en de blijd­schap kwijt. Ga zo niet langer door. Neem geen genoegen met een traditiegeloof. Blijf niet langer in de sleurgodsdienst met zijn wetten en geboden. De letter is dood, maar prijs de Heer, de Geest maakt levend. Ik zou de mensen die in “Pinksteren” maar zo mee huppelen niet graag de kost willen geven. Het gaat om het echte, sprankelende le­ven met de Heer. Je kunt in de Geest begonnen zijn, maar in het vlees geëindigd zijn. Kom terug voor het aangezicht van de Heer. Ga desnoods worstelen met de Heer als eens Jacob deed: Ik laat u niet gaan, tenzij Gij mij zegent, :

Jezus kan vaak Zijn heerlijkheid niet openbaren in ons leven en in dat van de gemeente, omdat wij niet genoeg met Hem bezig zijn. “Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenén die Hem liefhebben”(1 Kor. 02:09) Deze beloften zijn niet alleen voor later als wij bij Jezus zijn. Maar ook voor nu.

Weet u het ook dat de heerlijkheid des Heren u om­straalt en bestraalt?

“Ik ken een rivier,

en haar heerlijke vloed –

Stroomt vredig en zegenend steeds voort

Zij straalt en zij glanst, als met vurige gloed            

Wie heeft van die stroom niet gehoord?”

Wilt u doen wat lied 202 uit de bundel van Johannes de Heer zegt:

“Ik werp mij in die heilstroom” Halleluja! Prijs de Heer.’

 

Komst en wederkomst door D. A. Wols

De Prediker schouwt het leven zoals dat onder de zon geleefd wordt en kómt tot de slotsom, waarmede hij zijn boek begint namelijk dat alles ijdelheid is. Een mens wordt geboren, hij leeft een bepaald aantal jaren, maar aan het einde van zijn leven herhaalt zich het sombere re­frein van Genesis 5. “En hij stierf”.

Wat tussen de geboortedag en de sterfdag ligt is een damp, een bloem, snel verdwijnend en niemand die er nog aan gedenkt. Wat tranen van nabestaanden, maar ook die drogen met het voortschrijden der tijd, en voort wentelen de eeuwen.

De prediker trachtte de dingen te doorvorsen maar zijn resultaat is teleurstellend. Het is ijdelheid. En daarom zegt hij ook, nadat hij zichzelf afgemat heeft: “Mijn zoon er is geen einde aan het  is het slotwoord:  van veel boeken en veel door­vorsen is afmatting voor het lichaam. Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud Zijn geboden want dit geldt voor alle mensen.

De boodschap van de eindtijd

Alle mensen worden geboren en sterven. Elke tijd en elk mens heeft zijn eigen karakter. Ook de eindtijd heeft zijn eigen karakter maar gaat evenzeer ras voorbij als alle vorige tijden. De boodschap van de eindtijd is: De  Bruidegom komt, ziet, gaat uit Hem tegemoet. Maar het speelt zich af onder de zon en gebonden aan tijd en plaats en dus tijdbepalend.

Eens hebben mensenogen de eerste komst des Heren in dienstknechtgestalte gezien. Wat zagen zij? Een kind in de kribbe. De herders zagen de engelen en kregen de bood­schap, de wijzen zagen de ster, en zij reisden naar het land van de geboren Koning. Zij vonden het kindeke en zijn moeder. Heel eenvoudig, heel sober. Niet in pracht en praal zoals een Heerser zou betamen, maar los van alle aards vertoon en ceremonieel.

Jezus komt weer

Bij Zijn wederkomst zullen we weer wat zien. Hij zal we­derkomen gelijk Hij is opgevaren, aldus de boodschap der engelen bij het ten hemel varen van Jezus. Hij komt met de wolken en aller oog zal Hem zien, óók die Hem hebben; doorstoken. Hij zal de antichrist van de troon stoten en het wereldbestuur in handen nemen. Hij komt om de volkeren te richten in rechtmatigheid. De geloofsbelijdenis zegt dat Hij wederkomen zal om te oordelen de levenden en de doden. De Schrift zegt echter dat Hij wederkomt om de vol­keren te richten in rechtmatigheid.

Dat wil zeggen, te besturen, de wet voor te schrijven hoe een land en volk geregeerd moet worden, zonder wreed geweld.

Toch weer ijdelheid

O, het is heerlijk, een wereld zonder geweld. Maar het is alles onder de zon. Het is toch weer ijdelheid. Want het gaat voorbij. Als de satan weer los is uit zijn tijdelij­ke gevangenis, luisteren de volken weer naar hem en vergaderen zich tot de strijd tegen de gezalfde, natuurlijk tevergeefs, want Hij is onoverwinlijk. Elia heeft het gezien, de Onoverwinlijke, het vuur op het altaar, de dóód der valse priesters, maar vlucht even later als de triomf verbleekt is. IJdelheid. Voorbij. Er schijnt niets meer van over. Een diepe depressie valt over hem en hij begeert te sterven.

De mens verzadigd zich in het zien. Maar alles is be­sloten onder de slotconclusie van dé prediker, namelijk dat alles wat wij zien, ijdelheid is. En aan ijdelheid moeten we ons niet vastklampen. Wie uit de hoge lucht valt en zich vast wil klampen aan de mist, is een dwaas.

Wie leeft van en uit de feitelijke gebeurtenissen is een rusteloos wezen die voortgeslingerd wordt van de ene kant naar de andere kant gelijk een journalist die zich spoedt van de ene plaats naar de andere.

We hebben mensen ontmoet die leven uit de feitelijke gebeurtenissen. Ze wisten de volgorde van alles wat ge­beuren zou precies te vertellen en waag hét niet met hen van mening te verschillen. Inderdaad is er een handelen Gods in de historie en een ingrijpen Gods in de gebeurte­nissen. In grote lijnen weet ieder kind van God die ook in mindere of meerdere mate, maar het slotwoord van al het gehoorde is God te vrezen en Zijn geboden te onder­houden .

Want stel u voor, dat wij al de toekomstige gebeurte­nissen in juiste volgorde te boek hadden en alles zou zich precies ontwikkelen zo. Als wij dat ons voorstellen zij het langs de weg van openbaring of uitlegging. Het zou niet baten.

Wat de Heer van ons vraagt

Wij moeten slechts doen wat Jezus bevolen heeft. Al de volken onderwijzen, óók het Nederlandse volk als God ons niet elders roept, hen dopen en leren onderhouden alles wat Jezus bevolen heeft.

Ik doe maar een greep uit dat “alles” wat Jezus beval:

1.Onderwijzen alle volken.

2.Lopen.

3.God liefhebben bovenal.

4.De naaste als zichzelf.

5.Nederig van hart zijn.

6.Sterven aan zichzelf.

7.Zichzelf verloochenen.

8.Niet de eerste plaats in willen nemen.

9.Het zout der aarde zijn.

10.Een stad op een-hoge berg zijn.

11.Hongerigen, vriend en vijand, voeden.

12.Naakten, vriend en vijand, kleden.

13.Gebed in de binnenkamer om niet van de mensen gezien te worden.

14.Vasten met gezalfd hoofd.

15.Duivelen uitworpen.

16.Zieken genezen, in Zijn Naam.

17.In nieuwe tongen spreken.

18.Niet vloeken en vervloeken, maar zegenen

Slechts achttien punten uit alles wat Jezus bevolen aantal gemakkelijk uitbreiden als u de evangeliën leest en de teksten apart op zou schreven waarin Jezus iéts beval. Want vrienden, de naam Jezus wordt overal wel gebruikt. Iedereen gebruikt die Naam. Het is met name in deze eindtijd kenmerkend, dat alles Jezus is. Er zullen vele valse Christussen en profeten opstaan, en dit: zullen ook de valse Christussen én profe­ten zélf naar voren brengen. Zijt echter geen navolgers van mensen, maar navolgers Gods als geliefde kinderen.

Laten we eens nauwlettend bezien alles wat Jezus be­volen heeft. Want die is hét die Hem waarlijk liefheeft… die Zijn Woord bewaard. En de valse proféten’ gaan uw deur voorbij omdat zij alles willen behalve te doen alles wat Jezus bevolen heeft.

Jezus is heden dezelfde

Een sombere man, die Prediker uit het Oude Testament. Maar hij sprak een heerlijk slotwoord. Indien wij deze din­gen horen, zalig zijn wij zo wij ze doen een ieder naar de gaven en talenten van God ontvangen.

Blijf niet staan bij het verleden. Zie ook niet reikhal­zend uit naar de toekomst. Jezus is ook heden Dezelfde en tot in eeuwigheid. Slechts in het onderhouden van Zijn ge­boden is groot loon. 

Hoe lief heb ik Uw wet. “Dan zal ik wandelen óp ruime baan, Want ik zoek Uw bevelen”(Ps. 119:045)‘

Gezegende feestdagen, broeders en zusters.