1968.02 nr. 97

Levend Geloof 1968.02 nr. 97

Bij de voorpagina

De illustratie op de voorpagina werd gemaakt door broeder Having M. Hopma uit Warnsveld, naar aanleiding van Exodus 17 (Ex. 17:12b).

Broeder Hopma schrijft als toelichting dat de teke­ning niet geheel volgens het Woord is, want dan moest de middelste figuur op een steen zitten, maar “ik heb het accent gericht op de verheerlijking, het lofzingen, het halleluja'”

“Aaron en Hur ondersteunen hier de armen van Mozes tot de avond valt, waarop de schrijver van dit boek de resul­taten van dit armen heffen, alias God prijzen, beschrijft wat vooral tot uitdrukking komt in het woordje “Zo”; zo overwon Jozua (Ex. 17:13). Geen woord meer. Punt! Basta!

De elle bogen van de Godsman rusten op de schouders van zijn meest getrouwen, waarvan de een het schild des ge­loofs vasthoudt met de Shaloom-ster (het “vrede”) met in het hart daarvan de duif, de Heilige Geest, Die in alle waarheid leidt en dus ook de vrede leidt, vrede in het hart van het individu, van de Gemeente, van Zijn volk, dat de strijd aanbindt in geloof en uitsluitend daardoor overwint.

“Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest…..” De andere man draagt het zwaard des Geestes, dat is het Woord van God (Ef. 06:16-17). Mozes draagt de staf van God, waarmee hij op het water van de Nijl sloeg, de staf die hij bij zich heeft als Gods volk tegen Amalek strijdt en die hij naar zijn belofte aan Jozua op de heu­veltop bij zich zal hebben (Ex. 17:09). Tenslotte vormen de drie personen het beeld van de drie-eenheid, van het waar twee of drie verzameld zijn in Mijn Naam ben Ik in het midden”(Matt. 18:20)”.            

 

Wandelen op de golven door Gert Jan Doornink

“Petrus ging uit het schip en liep over het water en ging naar Jezus” (Matt. 14:29b)

Prijst de Heer voor deze’ wonderbare geschiedenis, waarin ons verteld wordt hoe Jezus daar temidden van de storm over het Meer van Galilea wandelt, terwijl de dis­cipelen in een schip het meer oversteken. Dan ziet Petrus Jezus en gaat Hem tegemoet…..Lees (Matt. 14:22-33).

Wij geloven dat deze geschiedenis letterlijk zo gebeurd is, maar dat zij ook een geestelijke betekenis voor ons heeft. Wat Petrus hier n.l. letterlijk deed: wandelen op het water, wordt van ons figuurlijk verwacht.

Wij zijn geroepen om “uit het schip” te komen.

Wij zijn geroepen om te “wandelen op het water”.

Wij zijn geroepen om daarbij niet op de golven (om­standigheden) te zien.

Jezus heeft gezegd: “Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping”(Mark. 16:15) Dit is het grote zendingsbevel van Jezus, wat ook tot uiting komt in (Matt. 28:19 en Hand. 01:08-09).

Dit was de opdracht voor de eerste discipelen, en dit is de opdracht voor de discipelen die thans leven, dat zijn Allen die door persoonlijk geloof in Jezus Christus kinderen Gods zijn.       .

Als wij blij zijn dat wij gered zijn voor de eeuwigheid, dat wij bevrijd zijn uit de macht van satan, maar wij doen verder niets, wij blijven “in het schip” – beantwoorden wij niet aan de opdracht die Jezus ons gaf. Dan kan God Zijn doel met ons leven niet bereiken. Immers, de wedergeboorte is niet een soort paspoort om in de hemel toegelaten te wor­den. (Dat komt dan uiteindelijk vanzelf). Maar zolang wij hier nog op deze wereld “in vlees en bloed” aanwezig zijn, behoort heel ons leven in dienst van Jezus te staan.

Evenals Jezus, toen Hij op de golven liep, aan Petrus het bevel gaf: “Kom”, geeft Hij ook ons het bevel om het schip uit te komen en te wandelen op de golven.

Dit is alleen mogelijk door te wandelen in geloof, want zonder geloof is het onmogelijk God te behagen (Heb. 11:06). Als we gaan zien op de golven zinken ook wij al spoedig weg.

Wat wilt u? Zien op de golven en wegzinken? Of zien op Jezus en bruikbaar zijn in dienst van de Meester?

De wereld van nu heeft geen behoefte aan gelovigen die vreesachtig zijn en vol twijfel. Trouwens er is geen enkele reden om te twijfelen, om angst of vrees te hebben. Immers Jezus gaf Zijn discipelen, bij het geven van de grote opdracht machtige beloften mee. Hij zei o.a. “Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld”(Matt. 28:20) en “Gij zult kracht ontvangen wanneer de Heilige Geest over u komt” (Hand. 01:08).

Wat dit laatste betreft, dit is misschien de reden waarom Petrus wegzonk in de golven. Hij miste toen nog de inwonende kracht van de Heilige Geest. Hij was een volgeling van Jezus, maar moest nog veel afleren. Later, na de Pinksterdag, werd deze zelfde Petrus machtig door de Heer gebruikt.

Als u weggezonken bent in de golven, bedenk dan, dat onze Heiland ook u, evenals Petrus toen hij wegzonk, de reddende hand weer toesteekt als u berouwvol tot Hem komt.

Maar bedenk ook, dat Jezus de opmerking maakte: “Kleingelovige, waarom zijt gij gaan twijfelen?”(Matt. 14:32). Jezus maakte een opmerking over de twijfel van Petrus en noemt hem. Kleingelovige, maar Hij veroordeelde het geloof van  Petrus niet! Hij zei niet? “Petrus, wat ben je overmoedig geweest, door zo maar op het water te gaan lopen”. Hij kon dit trouwens ook niet zeggen, want Hij had immers Zelf het bevel gegeven! Hij vraagt nooit iets onmogelijks. Hij heeft gezegd: Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft!

Vele kinderen Gods zijn gebonden door twijfel. Het ge­volg is dat er geen overwinning in hun leven is over zonde, ziekte, vrees, zorg, etc. Zij bidden voor ver­schillende dingen, maar ontvangen nooit iets. Bovendien zijn zij daardoor ook anderen niet ten zegen, want wij kunnen onmogelijk anderen uit de macht van satan bevrij­den, als we zelf nog in meerdere of mindere mate door hem beheerst worden.

De apostel Jacobus sprak duidelijke taal over de twij­fel. In (Jak. 01:06-08) staat; “Wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt. Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ontvangen, innerlijk verdeeld als hij is, ongestadig op al zijn wegen”.

Wij moeten bidden in geloof, in geen enkel opzicht twij­felende (Jak. 01:06).

De weg van het “wandelen op de golven”, die Jezus van ons vraagt, is een weg van geloof, maar het is de enige goede weg. Alleen door te wandelen op de golven ervaren wij de overwinningskracht van Jezus in ons eigen leven èn wordt deze overgebracht in de levens van anderen’

De eindtijd-golven gaan al hoger en hoger, maar de wa­re gelovige vreest ze niet. Hij weet; Met Jezus ben ik meer dan overwinnaar’ Met Jezus mag ik wandelen op de golven!

 

Boekbespreking

Bij Uitgeverij C. Blommendaal N.V. te Den Haag ver­scheen onder bovenstaande titel, als deel 1 van de serie “Opdat zij allen één zijn”, een boek geschreven door Joh. Kroon. (Paperback, ƒ6,50, 240 blz.)

De vraag naar eenheid is actueel. Kerken en groepen zijn verdeeld, teveel om op te noemen. Leerzaam de vele on­derwerpen die schrijver behandelt. Men behoeft het niet in alles met de schrijver eens te zijn? het is trouwens uitgesloten dat ieder onzer het met elk eens kan zijn. In het buitenland zegt, men immers, dat één Nederlander een theoloog is, twee Nederlanders een kerk, en drie Neder­landers een scheuring betekenen. Dit merkwaardig individualisme is echter       uitnemend            geschikt om de Gemeente Gods

in zijn kracht te openbaren als werkend lichaam des Heren, die het individu niet uitsluit maar een plaats wil geven in het geheel. Dat is iets anders dan door het geheel te worden opgeslokt om achter het stokpaardje van een ander aan te lopen.

Schrijver behandelt diverse kerken en groepen. Maar waar ik hem gelijk zou geven, zouden weer anderen hem ongelijk geven. Maar in ernst poogt Joh. Kroon de ware eenheid, duidelijk te maken, en wij geloven voor onszelf, dat hij daarin is geslaagd.

Dieper op alles ingaan zou ons te ver voeren, maar we zouden zeggen: Neem en lees. Voor ieder die worstelt met de eenheid is er veel te leren. Voor ons is het wat on­verteerbaar dat schrijver de doop des Geestes vereenzel­vigt met de wedergeboorte van de mens. Vanaf de wederge­boorte inclusie: de voorbereidende werkzaamheden, is de mens echter werkterrein van de Heilige Geest, vanaf de doop in de Geest woont de Heilige Geest in onze harten. Er is een groot verschil tussen werken en wonen, een verschil dat de schrijver nog niet ziet.

Terecht echter distantieert schrijver zich van alle gemeente-vorming als machtsconcentratie, anders dan om de volheid Gods in Christus te openbaren aan zichtbare .en onzichtbare wereld.

We concluderen, dat de gemeentevorming, zowel bij de kerk als groep, teveel reactie-beweging is, en teveel is opgebouwd uit op zichzelf zuivere waarheidselementen die bij de ander ontbreken. Tegelijk met de oprichting der groep ontstaat een nieuw manco, namelijk het positieve element, dat de ander wel heeft. Zo blijven we in een cirkel ronddraaien. Ieder zuiver stellen van het Gemeen­te van Christus zijn resulteert tenslotte veelal in het vormen van een nieuwe groep.

Deze weg is heilloos. Het ware beter en nuttiger als we met zijn allen eens om de ronde tafel gingen zitten en na oprechte verootmoediging eens met elkaar gingen pra­ten, open en oprecht als geliefde kinderen Gods, gered door het bloed van het Lam, en na enkele mislukkingen niet opgaven, maar doorzochten naar de oprechte eenheid in Jezus Christus, het Woord Gods dat vlees werd. God uit God, licht uit licht. Wie neemt het roer in handen?

Dirk A. Wols.

 

Leven door de Geest door A. Schenk

“Indien wij door de Geest leven, laten wij ook door de Geest het spoor houden” (Gal. 05:25).

Hoe komt het toch dat zovelen die getuigen met de Hei­lige Geest gedoopt te zijn, ontsporen in hun geestelijk leven? Ik geloof dat het antwoord te vinden is in boven­staand vers. Wij moeten door de Geest het spoor houden. In (Rom. 08:14) staat: “Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods”.

Het grote gevaar bij ons is dat, als wij gedoopt zijn met de Heilige Geest, wij dit als een eindpunt gaan beschou­wen en hierbij blijven stilstaan en rustig verder leven met de bewuste ervaring over de doop met de Heilige Geest in ons leven. Het was een machtig moment toen wij deze er­varing beleefden en in tongen gingen spreken. Maar verder is ons leven gebleven zoals het was. Hoe komt dat eigen­lijk? Waarom is er bij velen geen vooruitgang te bespeuren? Mag ik het u eens duidelijk trachten te maken?

Als een kind van God de doop met de Heilige Geest ont­vangt, ontvangt hij een Persoon. De Heilige Geest is een Goddelijke Persoon. Een persoon vraagt gehoorzaamheid. Een persoon wil dat je naar hem luistert. Een persoon heeft een wil en gevoel. Een persoon kun je bedroeven. Een per­soon kun je verdrijven.

In onze tijd ontvangen honderden de doop met de Heilige Geest. Dit is het beginpunt in zulke levens. Maar als de Heilige Geest als Goddelijke Persoon bij mij is binnengeko­men, ga ik dan ook naar Hem luisteren? Naar de aanwijzing­en die Hij geeft in mijn leven? Is Hij werkelijk de Bewoner van mijn leven? Of ia Hij een gast? Als wij een gast thuis hebben dan zal ik tegen hem zeggen: doe maar net als of je thuis bent. Hij zal van deze gastvrijheid gebruik maken. Maar toch zal hij niet alles doen, wat ik zelf doe als be­woner van het huis. Hij zal niet in alle kamers komen. Hij zal bijvoorbeeld niet in de kasten gaan kijken. Begrijpt u het? Hij is maar neen gast in mijn huis.

Wat is de Heilige Geest in uw leven? Een Gast of de Bewoner van uw levenshuis? Hij wil de bewoner zijn van uw le­ven en geen gast. Velen willen de Heilige Geest hebben, maar willen de baas blijven in eigen leven. Hebt u al het geheim ontdekt? Niet u moet de Heilige Geest hebben, maar de Heilige Geest wil u hebben. (Ef. 02:22) zegt zo mooi, dat wij meegebouwd worden tot een woonstede Gods in de Geest.

De Persoon van de Heilige Geest wil in u wonen. Bit be­doel ik, zegt Paulus, wandelt door de Geest en voldoet niet aan de werken van het vlees. De Heilige Geest wil ons stuk voor stuk voor stuk leiden en opvoeden. Naar ma­te zich het kind van God laat leiden en opvoeden door de Geest, naar die mate zullen wij geestelijke mensen worden. Er is van onze kan één voorwaarde aan verbonden, dat wij alle begeerten die naar het vlees zijn, laten doden door de Geest van God. Bit gaat dus totaal onszelf kosten. On­ze ideeën, onze vermaken, ons egoïsme, ons recht dat wij vaak menen te hebben, enz.

Van Jezus werd getuigd dat Hij zachtmoedig was en nede­rig van hart. Be Bijbel vertelt ons dat Jezus de minste wilde zijn. Dat Hij zichzelf niet verdedigde en geen gelijk wilde hebben. Dat, als Hij verdrukt werd, Hij Zijn mond niet opendeed, als Hij gescholden werd niet terugschold, als Hij vervloekt werd, niet terug vloekte, maar zegende.

Ziet u, dit is leven naar de Geest. Ik geloof met mijn gehele hart, dat in de eindtijd waarin wij leven, de Heer zulke mensen wil vormen door Zijn Geest. En een Gemeente wil hebben die geestelijk is. Willen wij die prijs betalen? Zoals Jezus de dood in ging, zullen wij de dood moeten ver­klaren aan ons zelf, opdat de Heilige Geest Zijn volle doel in ons persoonlijke leven, en dat van de Gemeente, bereiken kan. Laten wij er goed van verzekerd zijn dat lallen die zich Israël noemen, .nog lang geen Israël zijn. En dat allen die roepen; “Ik ben gedoopt met de Heilige Geest”, nog lang altijd geen geestelijke mensen zijn. Ook in de Pink­sterbeweging niet, ondanks de zegen die er is.

Paulus schrijft aan de gemeente van Korinthe dat als daar twist en nijd is, zijn geen geestelijke, maar vleselij­ke, onveranderde mensen zijn. U voelt toch wel, geliefde lezer(es), dat als wij werkelijk geestelijke mensen waren, – ook wij die belijden gedoopt te zijn met de Heilige Geest­ en ook veel meer vluchten van de Heilige Geest openbaar zouden worden. Al die twisten, en al dat vleselijk gedoe, staat een diepere doorwerking van de Heilige Geest, in de Gemeente, in de weg. In tijden van opwekking lezen wij dat zonden worden opgeruimd onder de kinderen Gods, dat ru­zies worden goedgemaakt, dat er een diepere reiniging plaats vindt onder Gods volk, dat hun die zonder God leven, overtuigd worden van zonden, ja dat zelfs grote dronk­aards en publieke vrouwen gered worden. Wij lezen zelfs dat gehele steden hun zonden gingen inzien en tot bekering kwamen, alleen omdat de Heilige Geest ging werken.

De Heilige Geest wil in deze tijd grote dingen doen. Maar Hij zoekt mannen en vrouwen, jongens en meisjes, die alles op het altaar leggen en zich volledig overgeven aan de Heilige Geest. Hij zoekt vaten die zich volkomen willen laten reinigen, en zich onthouden willen van de zonde. Want de Heilige Geest heeft maar één doel in de levens van de kinderen Gods; Jezus te gaan verheerlijken. Dit is het doel van uw leven, dat Jezus tot Zijn eer komt, dat Jezus verheerlijkt wordt in Zijn Gemeente. Opdat elke mond zal belijden dat Jezus de Heer is, in de hemel en op aarde, en opdat alle knie zich voor Hem zal buigen, opdat Jezus Zijn koningschap in ons leven en in dat van de Gemeente zal kunnen aanvaarden. Ja, dat deze gehele aarde zal buigen voor Hem en straks het koningschap zal aanvaarden over de­ze wereld en alle machten der duisternis geworpen zullen worden in de poel des vuurs. Wat een heerlijke toekomst! Halleluja! Amen.                                                                                      

 

Van de redactie

’Wij zijn blij dat “Levend Geloof” een taak heeft bij de {verkondiging van de eindtijd-boodschap; het volle evangelie. In deze tijd zet de duivel alles op alles om de menselijke geest te beïnvloeden, uiteraard in negatieve zin, waarbij hij gebruikt maakt van de moderne media; als krant, radio en televisie. Daarom zullen ook de kinderen Gods iedere vorm en gelegenheid moeten aangrijpen om de volle boodschap via alle beschikbare instrumenten uit te dragen. Wij kunnen de mensen ook beïnvloeden maar dan in positieve zin! Ons blad is ongetwijfeld ook; een instrument in Gods hand. Uit de vele reacties blijkt dat ons blad veel gelezen wordt. Wij zijn ook dankbaar dat vele lezers en lezeressen biddend achter deze zendingsarbeid staan en ook werken met ons blad. Velen geven “Levend Geloof” na lezing door, anderen bestellen een aantal voor verspreiding of betalen geschenkabonnementen. Doet u in dit opzicht al iets?

 

1968 Zendingsjaar door B. Hoekendijk

“Blaast de bazuin op Sion, heiligt een vasten, roept een plechtige samenkomst bij­een. Vergadert het volk, heiligt de gemeen­te, roept de ouden bijeen. …. .Laat de priesters, de dienaren des Heren, tussen de voorhal en het altaar wenen en zeggen: Spaar, Here, uw volk en geef uw erfdeel niet prijs aan de smaad, zodat de heidenen met hen zouden spotten. Waarom zou men on­der de volken zeggen: Waar is hun God?” (Joël 02:15-17)

Met verontrusting zien we hoe in de hele wereld landen worden toegesloten voor de zending. Vele buitenlandse zendelingen moeten India verlaten. Hollandse zendelingen moesten Kongo verlaten, door de onlusten. Sommige zende­lingen werd de toegang tot Suriname geweigerd. De geld­ontwaarding is een middel van satan om zendingsgaven min­der resultaat te laten zien. En niet alleen politiek, economisch; iedere geest vervulde Christen ziet de invloed van antichristelijke machten vergroten. De pers maakt de persoon van Jezus Christus, God, en het Christendom hoe langer hoe meer belachelijk.

Als Joel 2 spreekt van “het blazen van de bazuin”, “het bijeenroepen van een plechtige samenkomst”, het uitschrij­ven van “een vasten”, de “dienaren des Heren die wenen voor het altaar”, dan willen we deze woorden van ons ter harte nemen. Het Volle Evangelie Nederland, in zijn meest ruime vorm, moet ontwaken, en beseffen dat de eindtijd is aangebroken.

Als er wordt gesproken van “een smaad”, dan rust die ook op ons. Zeven jaar geleden gebruikte God de VEZA om allerlei groepen bij elkaar te brengen. De eerste Vreugde­dagen waren een werkelijk symbool van eenheid. Maar het is weer verzand in elkaar bestrijden, het toelaten van versplintering. Dogma’s brachten scheiding tussen broe­ders die tot een gezin behoren. En de jaren verstreken, de kostelijke jaren van godsdienstvrijheid en vrede. We vragen ons af of wij niet net als Jona moeten ontwaken, en samen terug moeten gaan naar onze roeping! De wereld van Jezus te vertellen.

Pinksteren en zending horen één te zijn. Pinksteren be­tekent: Activiteit, zending, leven, kracht om te getuigen. Daarom willen we zo graag in 1968 de zending en evangeli­satie opnieuw als doel stellen. We willen dogmatische verschillen negeren, en zielen gaan winnen voordat het te laat is.

Op de Nationale Zendingsdag op 10 maart in de Expohal te Hilversum komen duizenden Volle Evangelie Christenen bijeen om te luisteren naar mannen Gods die hen op deze dingen willen attenderen.

In een tiental predikersontmoetingen over het hele land heeft het Zendings comité bij voorgangers van allerlei groepen een oprecht verlangen tot eenheid gevonden.

Deze eenheid zou alleen gebaseerd moeten zijn op het bloed van Jezus en respect voor elkaars werk.

In een grote actie “Andreas” wordt het vervoer van vele gemeenten naar de Expohal gecoördineerd.

Op de Zendingsdag is een straat van marktkraampjes ingericht waar vertegenwoordigers van vele verschil­lende zendingsorganisaties van hun zendingswerk ver­tellen.

Een groot dia- en filmprogramma toont wat vanuit Ne­derland aan zendingsactiviteiten wordt ondernomen.

Er zijn aparte Kindersamenkomsten, die door H. ter Welle geleid worden.

Op 29 maart wordt een landelijke Bid- en Vastendag gehouden. In heel Nederland gaan op die dag Christe­nen op de knieën om God te vragen iets nieuws te doen.

Als er 150.000 mensen per dag bijkomen. Als er 6000 echtscheidingen per jaar worden uitgesproken (in Nederland) waarbij 10.000 kinderen betrokken zijn. Als er 1000 zelfmoorden per jaar in Nederland plaats vinden. Als er 2700 doden vallen in het verkeer, en 65.000 gewonden per jaar. Als ons land ver over de grenzen berucht is om de losbandigheid van zijn jeugd en, de vrijheid waarin homosek­sualiteit hier bedreven wordt. Als Jezus zegt; Er komt een nacht waarin niemand werken kan. Als deze dingen zo zijn dan moeten we, noodgedwongen elkaar de hand geven en zielen gaan winnen, zending bedrijven er redden wat er nog te redden valt.

Rondom de Zendingsdag zijn allerlei belangrijke activiteiten. Kerkelijke instanties worden uitgenodigd hun waarnemers te sturen. De pers wordt op hoffelijke wijze ontvangen. Er zijn bidstonden en predikersontmoetingen over het hele land. Als de Heer het behaagt staan we aan de vooravond van iets nieuws. ‘En het is de hoogste tijd, want de nacht valt.

 

Pastoor Dijkman verlaat Katholieke kerk

Het bericht dat pastoor A. N. Dijkman van de St. Franciscus-parochie te Groningen zich heeft, losgemaakt van de Rooms-Katholieke kerk, omdat hij in aanraking is gekomen met de boodschap van het volle evangelie heeft allerwege grote aandacht getrokken.

Wij verheugen ons over deze beslissing en wensen broe­der Dijkman Gods rijke zegen toe met de bede dat de le­vende Heer hem verder zal gebruiken als een instrument in Zijn dienst.

Ondertussen werd broeder Dijkman op Bijbelse wijze ge­doopt in een grote doopdienst welke zondag 18 februari werd gehouden in Hengelo, en onder leiding stond van br. M de Jong uit Enschede.

 

Het leven begint bij Jezus, een serie Bijbelstudies door Jenny Manschot (1)

 

 

 

En God schiep de mens naar Zijn beeld

“En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis…..En God schiep de mens naar zijn beeld naar Gods beeld schiep Hij hem” (Gen. 01:26-27)

De dieren en ook de planten had God naar hun aard ge­schapen, maar aan de mens gaf Hij zijn eigen natuur, God schiep de mens naar zijn beeld, zodat de mens op God leek. (Gen. 01:11b-12; Gen. 01:21; Gen. 01:24-25).

Hoe God bij de schepping van de mens te werk ging, le­zen we in (Gen. 02:06b-07.

Eerst steeg er een damp op uit de aarde, die de aard­bodem bevochtigde, en toen nam God een klomp aarde en boetseerde daarvan een menselijk lichaam.

Het was nodig, dat er aan het stof van de aardbodem eerst water werd toegevoegd, voordat’ God met boetseren kon aanvangen. Want indien het stof geen vocht bevat had, was het niet mogelijk geweest om er een gestalte, een vorm aan te geven. Probeert u maar eens om van droog zand een pop of iets, dergelijks te vormen. Dat lukt niet’ Wa­ter verbindt namelijk de stofdeeltjes met elkaar, het voegt de afzonderlijke stofdeeltjes tot één geheel samen. Hier zit een diepere, geestelijke betekenis in, die we in dit verband even nader willen bezien.

In (Matt. 15:58) vergelijkt Jezus de wereld – d.w.z. de mensen die op de aarde leven – met een akker. Uit deze akker heeft God, toen Jezus van de aarde bij Hem terugge­keerd was, zijn gemeente, die het lichaam van Christus is, gevormd. (Ef. 01:22-23). Maar voordat God hiermee begonnen is, heeft Hij eerst de akker bevochtigd, door zijn Geest – de Heilige Geest – uit te storten op alle vlees. (Hand. 02:16-17a). De hele akker werd bevochtigd met levend water, dat vloeide uit de bron van levend water, dat is God.(Jer. 17:15). Dit was noodzakelijk, want als de gemeente, het lichaam van Jezus, niet vervuld zou zijn met de Heilige Geest, dan zou zij als los zand aan elkaar hangen. Het wa­ter van de Heilige Geest houdt de afzonderlijke stofdeeltjes uit de akker bijeen, het voegt alle leden van hét li­chaam van Christus samen tot één geheel, zodat het een, eenheid vormt. “Want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt”, en “allen zijn wij met één Geest gedrenkt”. (1 Kor. 12:12-14).

Toen God klaar was met het boetseren van het menselijk lichaam, was er een wonderschone gestalte ontstaan, maar zij lag daar nog zonder beweging, zonder leven. En God boog zich over die roerloze gestalte heen, opende zijn mond en blies de levensadem, de levensgeest, er in, zodat de mens tot leven kwam.

Op het moment, dat God begon te blazen, vloeide er le­ven en geest uit God over in de mens. God gaf de mens van zijn eigen Geest, waarin leven is, eeuwig leven. De mens ontving het goddelijke leven en de goddelijke geest in zich, en kreeg hierdoor deel aan de goddelijke natuur. Daarom is de mens van het geslacht van God (Hand. 17:28b-29a; 2 Petr. 01:04b).

En God stelde de mens aan als zijn plaatsvervanger hier op aarde. De mens kreeg de heerschappij over de ganse aar­de met alles wat zich daarop bevindt. (Gen. 01:26-28).

Een uitstapje in het heelal

Over het heelal en de sterren en planeten, die daarin een plaats hebben, spreekt God met geen woord. Daarom ge­loof ik persoonlijk niet, dat het naar Gods wil is, dat de mens naar de macht in het heelal grijpt. Ik geloof veel­eer, dat het satan is, die hierachter staat. Het menselijk vernuft heeft het al wel heel ver gebracht. De mens heeft het zelfs al gepresteerd om een uitstapje in het heelal te maken. En in de toekomst staan er reizen naar de maan en Mars en misschien nog meer planeten op het programma. God gaf de mens de darde tot woonplaats, maar de mens is bezig andere verblijfplaatsen te zoeken, buiten de atmos­feer van de aarde.

De mens wil andere planeten veroveren. En het lijkt er inderdaad op, dat hij dit eenmaal bereiken zal. Of God dit toelaat? De mens wil zich, bewust of onbewust, een weg naar de hemel banen. De mens is bezig om zich sterk en machtig te maken. Hij wil sterk komen te staan tegenover God.

De “Toren van Babelbouwers” wilden dit ook. Zij wilden een sterke hechte eenheid vormen tegenover God. Zij sloe­gen de woorden van Gods “Vervult de aarde” (Gen. 01:28), in de wind en bleven bij elkaar. Zij wilden zich een naam ma­ken en een stad bouwen waarvan de toren tot de hemel reikte. Maar God verwarde hun taal en verbrak daarmee hun eenheid. Zij begrepen elkaar niet langer. En zij gingen uit elkaar en staakten de bouw van de stad. (Gen. 11:01-09).

De mens van de 20e eeuw bouwt nog voort aan zijn “Toren van Babel”. Zal hij hiermee doorgaan tot zijn “toren” naar beneden valt en hem verplettert?

Het is niet goed, dat de mens alleen zij

God maakte de mens tot onderkoning van de aarde en Hij gaf hem de hof van Eden, het paradijs, als woonplaats. En God zeide; “Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past”.

Het wonderlijke is, dat God, voordat Hij dit plan uit­voerde, eerst de dieren bij Adam bracht, opdat hij ze een naam zou geven. God liet Adam zelf ontdekken, dat hij al­leen was. Toen Adam de dieren zo allemaal aan zich voorbij zag gaan, merkte hij op, dat zij samen waren, dat God hen twee aan twee, als paartjes geschapen had.

En Adam bemerkte, dat hij alleen was. “Voor zichzelf vond hij geen hulp”, geen metgezel, “die bij hem paste”. Toen deed God een diepe slaap op Adam vallen en Hij nam een rib uit zijn lichaam en bouwde daarvan de vrouw en stelde haar aan Adam voor. Waarop Adam zei; “Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal “mannin” heten, omdat zij uit de man genomen is. Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn ‘vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn. En zij beiden waren naakt, de mens en zijn vrouw, maar zij schaam­den zich voor elkander niet”. En God zegende hen en zei; “Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar”. (Gen. 02:15-25; Gen. 01:28).

Er zijn mensen, die zeggen, dat de verboden vrucht, waarvan Adam en Eva aten, het seksuele bewust worden was. Dit is klinkklare onzin. De seksuele gemeenschap tussen man en vrouw, is het mooiste wat God de mens in het huwe­lijk gegeven heeft. In de gemeenschap, wanneer deze voortspruit uit echte liefde tenminste, bereikt de liefde haar hoogtepunt en uit deze climax der liefde, komt nieuw leven voort.

Dit is niet iets vulgairs en iets om achterbaks ge­heimzinnig over te doen. Het is een geschenk van God, die de mens gemaakt heeft. Maar de mens heeft door zijn zonde ook deze zuivere liefdesverhouding tussen man en vrouw, tot iets lelijks en banaals gemaakt.

De mens verwierp de liefde van God en werd daardoor verblind voor de. ware zuivere liefde tussen man en vrouw. Leest u hierover (Rom. 01:18-32) maar eens na. Al het mooie en zuivere, wat God in zijn grote liefde aan de mens gegeven heeft, heeft de mens met voeten getreden.

Daarom is het ook zo’n rommel in de wereld. En nu kun­nen we daarvan God de schuld wel geven, maar dat is niet juist. Wij zijn het zelf, die de schuld daarvan dragen.

Geen marionet

God heeft de mens goed geschapen, God heeft de mens geschapen naar zijn beeld. De mens kreeg deel aan de god­delijke natuur. Maar God heeft de mens niet geschapen als een marionet, die zich willoos heen en’ weer beweegt, wanneer zijn maker aan de touwtjes trekt. Neen, God heeft de mens een vrije wil gegeven.’

God is liefde en Hij wilde zijn enorme grote liefde ui­ten. God zocht een levend wezen aan wie Hij -zijn liefde kwijt kon en dat in staat was zijn liefde te beantwoorden.

En daartoe koos God de mens. God schiep de mens goed, de mens, was volmaakt en God plaatste hem midden in het goede, midden in Zijn volheid, en Hij gaf hem alles wat zijn hartje begeerde. God omringde de mens met zijn liefde en zorg, maar God drong ze hem niet op.

Hij zei niet: “Zo, nu heb Ik je gemaakt en op de aarde gezet, en nu moet je en zul je mijn liefde aanvaarden en precies doen wat Ik zeg”. Zo van één, twee, in de maat, halve draai rechts, halt! O nee! God is geen tiran, God is geen driller, God is liefde! (1 Joh. 04:16b).

Daarom gaf Hij de mens vrijheid. God leert geen disci­pline, zoals we die in het leger kennen: “Schoenen niet gepoetst? Dan maar een poosje brommen in de cel. Zonder pardon”. Maar God leert gehoorzaamheid, zoals ook ouders die aan hun kinderen trachten te leren. En de mens mocht zelf bepalen, zelf kiezen, of hij inderdaad God wilde vol­gen en gehoorzamen, of hij inderdaad de opdracht van God wilde vervullen, of niet.

Doch God plaatste de mens niet tussen het goede en kwade in, en Hij zei niet: “Wat kies je nu, het goede of het kwade, Mij of satan?” Maar God plaatste in zijn grote liefde, de mens midden in het goede, midden in zijn heer­lijkheid. (wordt vervolgd)

 

Wat God een gruwel is door J. Noë

In verband met het feit, dat ik nogal eens mensen spreek, die onkundig blijken te zijn over hetgeen de Schrift zegt inzake occultisme en al wat er mee samen­hangt, en men er geen begrip van heeft, wat er zich zo al afspeelt in de onzichtbare, geestelijke wereld, de hemel­se gewesten, en hoe groot de mocht is van de overheden der duisternis, leek het mij, alhoewel hierover reeds door deskundige broeders en zusters is gesproken en geschre­ven, toch gewenst nog eens in de penhouder te klimmen en een waarschuwing te doen horen. Ik heb het in twee delen gesplitst, n.l. Deuteronomium 7. De Verhouding tot de inwoners van Kanaän” en Deuteronomium 18  “Waarzeggerij “.

(1)

“De gesneden beelden van hun góden zult gij met vuur verbranden; het zilver en het goud daar- aan zult gij niet begeren en u niet toe-eigenen, opdat gij daardoor niet verstrikt wordt, want het is een gruwel voor de Here, uw God. En gij zult geen gruwel in uw huis brengen, zodat gij zelf evenzo onder de ban zoudt komen gij zult het ten sterkste verfoeien en verafschuwen, want het ligt onder de ban”(Deut. 07:25-26).

Diverse malen waarschuwt God de Israëlieten, zeer dringend en ernstig, geen gemene zaak te maken met de in­woners van Kanaän en dat ze zich niet moeten inlaten met enige vorm van afgoderij. Gewijde palen, gesneden beelden en altaren dienden te worden vernietigd.

We weten dat de Israëlieten ongehoorzaam waren en ze daardoor zwaar moesten lijden. God wil gehoorzaamd worden. Mensen, die in het Verre Oosten, Afrika, Zuid- en Midden- Amerika en andere landen waar afgoderij bedreven wordt, ge­weest zijn, nemen dikwijls een of ander kunstvoorwerp mee, bijvoorbeeld afgodsbeelden, (bijv. dieren), demonenkoppen, gewijde paaltjes of andere afbeeldingen die betrekking heb­ben op afgoderij. Men is er zich echter niet van bewust, wat men daarmee in huis haalt. Als je hen er op zou wij­zen, zou je ten antwoord krijgen “Ach, mij zegt het niets, ik beschouw het als een kunstvoorwerp, als. een aandenken”.

Ze hebben er nooit over nagedacht dat de makers van deze ‘voorwerpen occult gebonden zijn, dus verbonden zijn met duistere machten, demonen, en dat zij bij het scheppen van het kunstproduct hun hele wezen er in leggen. Over deze voorwerpen worden dikwijls ook bezweringen of tover­formules uitgesproken, (hierop kom ik later nog terug). Ook voor deze tijd geldt Gods woord? “Gij zult u deze dingen niet toe-eigenen, opdat gij daarvoor verstrikt wordt en onder de ban komt”.

Er zijn mensen die dit ervaren hebben. Door aanwezig­heid van zo’n voorwerp was onheil op hun huis. Toen zij op een of andere wijze hier op attent waren gemaakt, het­zij op een bijeenkomst door de openbaring van de Heilige. Geest, hetzij thuis, hebben zij het ding onmiddellijk opge­ruimd. Door gebed en handoplegging werden de machten verbroken en werden ze bevrijd.

O, lieve lezers, het is zo belangrijk. Daarom raad ik u ten sterkste aan, mocht u een dergelijk voorwerp in huis hebben, vernietig het dan, hoe kostbaar het ook moge zijn en laat u bevrijden van die duivelse macht. Denk er om, het is God een gruwel.

(2)

“Onder u zal er niemand worden aangetroffen, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet gaan, die. waarzeggerij pleegt, geen wichelaar, uitlegger van voortekenen, of to­venaar, geen bezweerder, niemand die de geest van een dode of een waarzeggende geest ondervraagt of die de doden raadpleegt. Want ieder die deze dingen doet, is de Here een gruwel”(Deut. 18:10-12).

Ook dit Woord van God laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Verschillende malen heeft Israël van God waarschuwingen aangaande deze dingen gekregen. We lezen in het Oude Testament dat bijvoorbeeld Egypte en Babel om deze duistere praktijken bekend stonden. Ze werden vol­komen beheerst en geleid door deze occulte machten en satan liet zijn dienstknechten bovennatuurlijke dingen doen, denk maar eens aan de wijzen en tovenaars van Farao tijdens het optreden van Mozes en Aaron. Sterrenwichelarij was een van hun voornaamste bezigheden, dit is ook ge­meenschap hebben met machten.

Ook in het Nieuwe Testament lezen we over toverij en geestenbezwering resp. in Handelingen 8, Simon de tove­naar, en Handelingen 19, de zonen van Sceva. Paulus zegt in (1 Kor. 10:20) dat het absoluut fout is om met boze gees­ten in gemeenschap te komen. In Galaten 5 zegt hij eveneens dat afgoderij en toverij werken van het vlees zijn. Jezus waarschuwt ook ”voor de valse profeten die in schapenvacht tot u komen, maar van binnen zijn zij roofgierige wolven”.

In de tegenwoordige tijd is het duidelijk merkbaar dat de overheden der duisternis de mensheid in hun verschrik­kelijke greep houden. In het Verre Oosten, Afrika, Midden en Zuid-Amerika en ook in andere landen zijn nog zeer veel zogenaamde tovenaars, wonderdokters, medicijnmannen, enz. die bezweringen en toverformules uitspreken, ook over voorwerpen en de uitwerkingen daarvan zijn dikwijls zeer duidelijk zichtbaar. Het leven van de desbetreffende per­soon of personen heeft er zwaar onder te lijden, het kan zijn gezondheid, zijn werk, zijn huis, zijn gezin treffen. Die machten kunnen hun prooi tot moord en zelfmoord bewegen. Zendelingen die in die landen gewerkt hebben, kunnen hiervan getuigen. Ik ben zelf in Indonesië geweest en ik weet hoe occult het daar is. Neem nu bijvoorbeeld eens de slametan. Dit is een feestmaaltijd voor inlanders en wordt dikwijls gehouden ter gelegenheid van bijvoorbeeld het openen van een fabriek, kantoor, het betrekken van een nieuwe woning, verwerken van de nieuwe oogst, enz. In feite houdt het een offerande aan de afgoden, demonen, in om hen tevreden te stellen, opdat ze je goedgunstig ge­zind mogen zijn. En wij hebben dus bewust of onbewust er aan meewerkt en de heler is net zo schuldig als de ste­ler.

Ik ben de Heer zeer dankbaar dat Hij mijn ogen hiervoor geopend heeft en ik thans hiervan bevrijd ben. In de zo­genaamde beschaafde wereld breidt het occultisme zich steeds verder uit: waarzeggerij, alle soorten wichelarij, (horoscoop), helderziendheid, hypnose, telepathie, spiritisme, magnetisme (dit is geen gave van God, maar toverij), gebruik van verdovende middelen om “high” te worden, enz. enz. tiert welig, en ook de kerken zijn er mee besmet. En het zal nog steeds erger worden. Ook hierdoor worden de mensen tot moord en zelfmoord gedreven. Het is God een gruwel, het is zonde tot de dood. ‘

Ik las onlangs in de krant dat in Amerika een tempel ter ere van satan is ingewijd, waar satanische diensten worden gehouden door lieden die zich zelf tot priester van satan hebben uitgeroepen. De doden bijvoorbeeld worden zeer ceremonieel aan satan opgedragen. Is het niet verschrikkelijk?       .

Als we het boek van de Openbaring lezen, zien we, dat dit nog maar het begin is en dat ons nog heel wat te wachten staat. Satan en zijn duistere machten zullen zich op de mensheid storten, maar, halleluja, in Christus zijn Gods kinderen meer dan overwinnaar. We moeten dus niet bevreesd zijn, door de kracht van de Heilige Geest zullen we Zijn getuigen zijn.

Lieve lezers, mocht u soms in aanraking zijn geweest met occulte machten en nog niet bevrijd zijn, of dat u er zelfs nog contact mee hebt, laat u bevrijden en wel zo spoedig mogelijk. Breek met deze ongerechtigheid.

Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten. (Ef. 05:14)            

 

Roemen in zwakheid door Dirk A. Wols

Paulus is de grote heidenapostel, die het evangelie ge­bracht heeft in de toenmaals bekende wereld. Wij behoeven dat onze lezers niet te vertellen, maar constateren slechts om het hiernavolgende duidelijk te doen uitkomen.

Dé zaligheid is uit de Joden. Jezus was een Jood en in Jezus is Jood noch Griek iets, maar de besnijdenis des harten door de Geest. Dit heil viel daarom ook de. heidenen ten deel. Halleluja.

Wij moeten daarom dit licht voortdragen of voort helpen dragen tot aan de uitersten der aarde.

Maar al spoedig kwam de concurrentie opzetten. Er kwam wrijving tussen de apostelen en hen die zeiden dat zij apostelen waren. Dat is een groot verschil. Die zogenaamde apostelen kwamen met allerlei mirakelen aan, en hadden re­gelmatig nieuwe dingen. Maar die Paulus, och, die was zo maar een mannetje, zijn brieven, zegt men, zijn wel gewich­tig en krachtig, maar zijn persoonlijke verschijning is zwak en zijn spreken betekent niets. (2 Kor. 10:10). Niets geen krachtpatser, die Paulus, geen persoonlijkheid, weet u, waar je zo echt tegenop kunt zien. Dan zij nog eens. Hun verschijning is vol autoriteit en vol ontzag en als zij gaan spreken houdt ieder de adem in wat zij, krachtpatsers, allemaal zullen gaan zeggen. Hun woord is met majesteit, en ze voelen het terdege, dat zij het volk kunnen mennen en zo echt inwerken op bepaalde sentimenten van de mens.

Paulus gaat daar iets van zeggen. Hij schrijft hun over zijn liefde voor hen, over zijn werk dat God hem opdroeg en over de aard van zijn roemen. Zij’ roemen in het vlees, zegt de apostel’, welnu, dan zal ik een ogenblik onwijs worden, ik zal een moment dwaas worden en we zullen eens zien, als ik eens ga roemen in het vlees, wat er van die grootspre­kers overblijft. Aanvaard mij ook eens als een onverstandige dan kan ik ook eens een weinig roemen, zegt hij. Als iemand iets durft – ik spreek in onverstand naar het vlees, zegt hij – dan durf ik het ook. Zij zijn Hebreeën? Ik ook. Dienaars van Christus zijn zij, ik ook, ja, nog meer, in moei­ten, veel vaker, veel meer in gevangenschap dan zij, van Joden, 5 keer 59 slagen ontvangen, drie maal met de roede ge­geseld, eens gestenigd en al die ellende nog al meer.

Moet er geroemd worden, welnu hier is dan mijn roem naar het vlees in onverstand, wat kunnen zij daar nu tegenover stellen?

Maar neen, Paulus roem is een andere roem. Moet er ge­roemd worden, dan zal ik roemen in mijn zwakheid. Ik kom ook tot gezichten en openbaringen des Heren. Ik ken een mens….. en dan verhaalt Paulus in de derde persoon zijn optrekking tot in de derde hemel. Hij kent een mens in Christus….. die…..het was een overweldigend gezicht, een heerlijk visioen, maar Paulus roemt er niet op. Als hij zelf gaat roemen, dan gaat hij roemen in zwakheden. Dat gaat roemen in de doorn in zijn vlees, opdat hij zichzelf niet zou verheffen over de uitnemendheid der openbaring­en die hij heeft ontvangen. Een engel des satans, die hem met vuisten slaat opdat hij zich niet te zeer zou verhef­fen. Als dat nu eens uit zijn leven weg was. Bidt en gij zult ontvangen. Hij bidt tot driemaal toe, maar eindelijk zegt de Heer: Mijn genade is u genoeg want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid.

Wat hij gedaan en gepresteerd heeft, grenst aan het on­gelofelijke. Maar zijn roem is in zwakheid. Want Gods kracht komt openbaar in zwakheid. Niet het edele der we­reld en het sterke verkiest God om Zijn werk te doen, maar het zwakke en onedele, datgene wat niets is, opdat het­geen iets is in eigen oog beschaamd zou worden.

Lezer, lezeres, broeder, zuster, hoe staat U ? Roemt u ook in de Heer en in eigen zwakheid? Prijst de Heer. Want dan kan de Heer iets doen met u.

Als de vuist; van Mozes neerzinkt en hij 40 jaar in de eenzaamheid is geweest, kan God hem gebruiken. Niet door de vuist zal Israël verlost worden, maar door de krachti­ge arm des Heren door de Geest.

Die kracht; komt openbaar door uw zwakheid. Zijn anderen uitnemender? Roem in zwakheid, opdat de kracht van Jezus openbaar kome tot neerwerping der hoogten en tot slech­ting van bolwerken der hel. Prijst de Heer. Wie roemt, roeme in de Heer. Maar ik zal roemen in zwakheid opdat de kracht van Christus openbaar kome.

Als ik zwak ben, dan ben ik machtig. Want Zijn kracht wordt in mijn zwakheid volbracht!

1966.04 nr. 78

Levend Geloof 1966. 04 nr. 78

Van de redactie

Vorig nummer – Het vorig nummer van ons blad (maart) was niet nummer 76, zoals wij abusievelijk vermeldden, maar nummer 77

Volgend nummer – Het volgend nummer van ons blad (mei zal een speciaal Pinksternummer zijn, met o. a. het belangrijke hoofdartikel:

Bent u een Pinksterchristen?

 

Het wonder van Pasen door Gert Jan Doornink

“Wees niet bevreesd, Ik ben de eerste en de laatste, en de levende, en I, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleu­tels van de dood en het dodenrijk” (Openb. 01:17-18).

Het wonder van Pasen (de opstanding van Jezus uit de doden) laat ons het wezen van God zien. God, die hemel en aarde schiep, en alle leven daarop, is Zelf de Bron van alle leven.

De mens was het sluitstuk van Gods schepping. Hij schiep de mens naar Zijn beeld en gelijkenis (Gen. 01:26) Hij formeerde de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen” (Gen. 02:07).

Toen satan de mens ten val bracht, kwam daardoor ook de dood in deze wereld. De duivel is de grote ver­nietiger. Hij kwam om te “stelen en te slachten en te verdelgen” (Joh. 10:10). Hij bracht zonde, ziekte, . zorg en vrees.

Maar dit is de blijde Paasboodschap: Niet de duivel heeft het laatste woord! Jezus, de Zoon van de levende God, kwam om Zijn werken te verbreken, om leven en overvloed te brengen!

“Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven”! (Joh. 03:36). Gelooft in Jezus en u ontvangt hetzelfde Godde­lijke leven wat Hij in zich heeft.

Goede Vrijdag en Pasen betekenen voor een kind van God echter veel meer dan alleen een herdenking van de grote overwinning van Jezus over de dood. Wij zullen Goede Vrijdag en Pasen in ons eigen leven – van dag tot dag – moeten beleven! Dat betekent: dood aan het eigen ik, aan het vlees, aan het oude leven, maar levend door Hem en voor Hem. Om het met Paulus te zeggen; “Met Christus ben ik gekruisigd, ‘en toch leef ik, dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven” (Gal. 02:20-21).

Paulus was niet tevreden met het feit dat zijn ziel was gered voor de eeuwigheid, neen, hij wilde ook de kracht van Christus opstanding leren kennen. Daaruit vloeide voort: “de gemeenschap aan Zijn lijden” (een echt kind van God zal vervolgd worden), opdat hij “aan Zijn dood gelijkvormig wordende, zou mogen komen tot de op­standing uit de doden” (Filip. 03:10-11).

Is dit ook ons verlangen? Is het goed tot ons doorge­drongen dat wij “burgers van oen rijk in de hemelen zijn, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als Verlosser ver­wachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt” (Filip. 03:21).

Lees eens 1 Korinthe 15, het machtige hoofdstuk over de opstanding van Christus en Zijn betekenis voor ons! Er zal in ons leven nog een grote verandering plaats heb­ben. Dit vernederd lichaam zal veranderd worden in een verheerlijkt lichaam. Welk een wonder! De duivel wil ons laten zien op ons vernederd lichaam. Hij fluistert ons in: Zie je haar eens grijs worden, wat een achteruit­gang, wat wordt je oud, enz. enz. Maar wij leven als Zijn kinderen door geloof en niet door aanschouwen.

Ons geloof is gegrondvest in Jezus, die voor ons de dood overwon! Hij heeft door Zijn dood, hem die de macht over de dood had, de duivel, onttroond, opdat Hij allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren. (Heb. 02:14-15)

Hij is opgewekt uit de doden als “eersteling van hen die ontslapen zijn’’(1 Kor. 15:20). Hij is reeds nu in heerlijkheid bij de Vader. Wij zullen spoedig volgen. Wij zijn wederom geboren. De Goddelijke natuur is in ons! En het geheimenis wat Paulus openbaar maakt in 1 Korinthe 15 gaat in vervulling: “Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeel­baar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. Want dit vergan­kelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfe­lijke moet onsterfelijkheid aandoen.

En zodra dit vergankelijke onvergankelijkheid aan­gedaan heeft, en dit sterfelijke onsterfelijkheid aan­gedaan heeft, zal het woord werkelijkheid worden, dat geschreven is: De dood is verzwolgen in de overwin­ning.

Dood, waar is uw overwinning?

Dood, waar is uw prikkel?

De prikkel des doods is de zonde en de kracht der zonde is de wet. Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus” (1 Kor. 15:51-57).

Dat is het grote, geweldige wonder van Pasen, waar­van u en ik deelgenoten zijn! Halleluja! Glorie voor de levende God!

 

Jezus zeide: Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft gij dat? (Joh. 11:25-26).

 

Atheïsme

Eén van de giftigste pijlen die de duivel in zijn ko­ker heeft, en waarmee hij voortdurend aan het schieten is, is het atheïsme: de leer dat God niet bestaat. Mil­joenen mensen aanbidden deze afgod. Denk aan het Commu­nisme, de meest verspreide anti-Goddelijke macht van de­ze wereld. In ons januari-nummer schreven wij dat aan de universiteit van Jena in Oost-Duitsland de eerste leer­stoel voor ‘-wetenschappelijk atheïsme” is geopend.

De duivel is echter geraffineerd. – Wij schrijven dit niet om hem te verheerlijken, – maar om hem te ontmaskeren. Hij weet dat velen niet zullen bukken voor het goddeloze communisme. Daarom gebruikt hij ook andere wapenen om zijn doel te bereiken. Wij nemen nu een artikel over van de Korrespondent te Washington van “De Telegraaf” over de opkomst van het zogenaamde “Christelijke Atheïsme” aldaar

“Door de zuidoostelijke staten van de V. S. van Oklahoma in het westen tot Virginia in het oosten – loopt wat men hier de “Bijbel Gordel” noemt. Het is een streek van sterk godsdienstige bevolkingsgroepen, waar méér dan 90 % van de mensen iedere zondag naar de kerk gaat en waar een nieuwaangekomene vaak het eerst naar zijn gods­dienst wordt gevraagd, daarna pas naar zijn naam en be­roep.

Daarom is het te merkwaardiger dat juist in deze streek de basis werd gelegd voor een nieuwe filosofie, het “Christelijk Atheïsme”, dat in de korte tijd van zijn bestaan reeds duizenden studenten tot vurige aanhangers heeft gemaakt.

“Hij was onze bewaker en onze toeverlaat. In vroegere tijden kwam hij ons te hulp. Nu is zijn tijd voorbij. De nacht is donker. De schaduwen strekken zich uit over de hemel”, klinkt de stem van de voorspreker en een koor valt in: “Hij is heengegaan. Hij heeft ons in het duister achtergelaten”.

De voorspreker is prof. Ralph Jennings, hoogleraar in de theologie van de North Carolina Weleyan University en aanhanger. van het “Christelijk Atheïsme”.

‘Het’ is een experiment”, zegt prof. Jennings vaag. ‘Het’ dient alléén om de studenten eens kennis te laten maken met een nieuwe gedachte op het gebied van de godsdienst”.

Hoe de studenten erover dachten was duidelijk te le­zen op hun ernstig gespannen gezichten. Het was ook te merken aan de opkomst, die de hele zaal vulde.

De meeste colleges en universiteiten, waar het Christelijk Atheïsme wordt verspreid, worden gefinan­cierd door kerkelijke groepen. Emory University in Atlanta (Georgia) b. v. is voortgekomen uit de Methodisten kerk. De nieuwe filosofie wordt hier wellicht nog het sterkst verbreid.

Natuurlijk heeft de nieuwe filosofie -speciaal in de “Bijbel Gordel” – zeer veel tegenstanders. Een van de felste tegenstanders is dr. Robert E. Lee Shumate, een oogarts in Columbus (Georgia). Hij heeft onlangs een grote advertentie in de plaatselijke krant gekocht, waarin hij eist dat de Methodisten kerk haar jaarlijkse contributie aan Emory University intrekt.

“Het is mijn overtuiging dat Christenen geen contri­butie mogen betalen voor deze soort activiteit”, zei dr. Shumate. “Als atheïsme moet worden onderwezen op onze Alma Mater, laat men dan bijdragen vragen van ande­re atheïsten, van communisten of voor mijn part van de federale regering. Van Christenen mag niet worden ver­wacht dat zij daaraan bijdragen”.

“De kerkelijke autoriteiten zijn nog niet tot een be­sluit gekomen over de te nemen maatregelen. Door te prediken dat de studenten het bij het verkeerde eind hebben – waarvan zij natuurlijk overtuigd zijn – vestigen zij slechts nog méér de aandacht aan de in hun ogen ver­derfelijke nieuwe filosofie. Daarmee zouden zij ook in een gevaarlijk debat verwikkeld raken, wat zij willen vermijden omdat dogmatische leerstellingen in het geding komen. Daarom zwijgen zij (voorlopig) over de nieuwe leer. Maar bij de uiterst ontvankelijke jonge studenten vindt het “Christelijk Atheïsme” een rijke voedingsbodem voor contemplatie.

Amerika heeft er een onderwerp voor grote zorg bijge­kregen”, zo besluit dit artikel dat aan duidelijkheid niets te ‘wensen overlaat.

Er is nog een vorm van atheïsme, wat vrij het “semi-atheïsme” zouden willen noemen. Het misschien wel atheïsme in zijn meest gevaarlijke vore. Het is die vorm van Godsdienst waarin wel gesproken wordt over God, Christus en de Bijbel, maar waarin geen wezenlijke beleving is. Dit is een gruwel in Gods ogen. Zegt Openbaring 3 niet dat het nog beter is koud te zijn dan lauw?

In onze dagen is deze vorm van Godsdienst, het “naam-Christendom”, de grootste vijand van het ware, oorspron­kelijke Christendom Men gelooft niet meer in de reini­gende kracht van het bloed van Jezus (”bloed is ouder­wets”), men gelooft niet meer in de genezende kracht door de striemen van Jezus, men gelooft niet meer in de doop door onderdompeling na persoonlijk geloof in Chris­tus, men gelooft niet meer in de doop met de Heilige Geest gepaard gaande met het spreken in tongen, men ge­looft niet meer. . . . . enz. enz.

Is het geen indroevig feit dat aan onze universiteiten jonge mannen en . vrouwen studeren om te worden opge­leid tot predikant of geestelijk werker, zonder dat zij wedergeboren zijn?

Psalm 11 zegt (Ps. 011:003): ”Wanneer de grondslagen zijn vernield wat kan dan de rechtvaardige doen?”. Als het fundament niet deugt, zakt uiteindelijk het gehele gebouw ineen. Dit is de grote tragedie van het hedendaagse naam- Christendom, het semi-atheïsme van onze tijd. Het werkt als een kankergezwel in de levens van velen. Het heeft een schijn van godsdienst, maar de kracht is verloochend.

Laten wij ons van deze vorm van Godsdienst distantiëren, maar Jezus volgen voor de volle 100%.

Dat betekent: Bekering, wedergeboorte, doop door on­derdompeling, doop met de Heilige Geest en vervuld blijven met de Heilige Geest, zodat ons door het bloed van Jezus geheiligde leven, meer geheiligd wordt (Openb. 22:11) en wij een bruikbaar instrument zijn in handen van God om anderen te bevrijden uit satans macht. Dan zijn wij ook gereed om Hem te ontmoeten in de lucht.

Daarom is er maar één antwoord voor het atheïsme! geloven in Jezus Christus, de Zoon van de levende God, en Zijn volheid beleven en ervaren in het leven van dag tot dag!

 

Ik zal nooit vergeten.

de dag waarop ik Jezus vond,

-de dag waarop ik een kind van God werd,

-de dag waarop God Zijn hand op rijn leven legde,

-de dag waarop ik het ware geluk vond,

-de dag waarop ik eeuwig leven ontving,

-de dag waarop ik bad: ”O, Heer, wees mij zondaar genadig”,

-de dag waarop ik gereinigd werd van al mijn zonden door het bloed van Jezus,

-de dag waarop God mijn naam inschreef in Zijn Levensboek

 

Ik zal nooit vergeten, … die dag!

O, blijde dag, o zaal’ge stond, toen ’k Jezus als Mijn Heiland vond!

Hebt u deze dag reeds meegemaakt?

De Bijbel zegt:

“Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven;

doch wie de Zoon ongehoorzaam is,

zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem”

(Joh. 03:36).

Neem daarom nog heden Jezus aan als uw persoonlijke Verlosser en Zaligmaker, want nu is het de tijd des welbehagens, nu is het de dag des heils.

(2 Kor. 06:02).

Heden, indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet.

(Heb. 07:15) .

U zult nooit vergeten… De dag waarop u Jezus aanneemt als Redder en Bevrijder!

 

God zal voorzien

“Mijn God zal in al uw behoeften naar Zijn rijkdom heerlijk voor­zien, in Christus Jezus” (Filip. 04:19).

God is een goede God en degenen die volkomen op Hem vertrouwen mogen er zeker van zijn dat Hij voorziet in elke nood; geestelijk, lichamelijk en ook materieel, (stoffelijk).

Paulus schrijft deze woorden aan de Filippenzen in verband met het noodzakelijke geld. Hij schrijft nuch­ter en eerlijk over deze dingen. Hij is niet bang, zo­als sommigen in onze dagen, financiële zaken te be­spreken.

Wil het Koninkrijk Gods uitgebreid worden dan is er geld – veel geld – nodig. Daarom worden er offers ge­vraagd van de kinderen Gods ook in financieel opzicht. In werkelijkheid zijn dit echter geen offers, want waar zou het geld hoger rendement opbrengen dan op de he­melse bankrekening? Paulus spreekt in (Filip. 04:17) over “een tegoed dat op onze rekening aangroeit”.

Al het geld dat wij besteden in dienst van Gods Ko­ninkrijk is een “welriekend, een aangenaam Gode welge­vallig offer” (Filip. 04:18).

Geld is geen doel, maar middel. Niet geld is de wortel van alle kwaad, maar geldzucht (1 Tim. 06:10).

Hoe meer wij geven aan de Heer, hoe meer wij terug­ontvangen. Dit is Gods logica, onbegrijpelijk voor ons verstand. “Er zijn er, die uitstrooien en toch nog meer verkrijgen; terwijl anderen meer inhouden dan recht is en toch gebrek lijden. De zegende ziel wordt overvloedig verkwikt, wie laaft, wordt ook zelf gelaafd”(Spr. 11:24-25). “Bedenk dit: wie karig zaait, zal ook karig oogs­ten, en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk oogsten. Een ieder doe, naar dat hij zich in zijn hart heeft voor­genomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief”(2 Kor. 09:06-07).

 

Waarom woeden de heidenen (6) door J. Th. Kuyck

Jozef bleef niet in de gevangenis. Wij kennen die ge­schiedenis wel, hoe hij de dromen verklaarde van de bak­ker en de schenker en hoe hij op Farao’s bevel “ijlings uit de kerker werd gehaald” en bij Farao gebracht, omdat deze ook dromen had gedroomd, die hij niet begreep en niemand hem uit kon leggen.

Jozef verklaarde die dromen over de vette en magere jaren, hij gaf raad hoe te handelen en Farao zeide tot zijn dienaren: zouden wij iemand kunnen vinden als deze, een man, in wie de Geest Gods is? (Gen. 41:38) en tot Jo­zef zeide hij: “Zie ik stel u aan over het gehele land Egypte”. Daarop trok Farao zijn zegelring van zijn hand, deed hem aan Jozefs hand en bekleedde hem met linnen klederen en hing een gouden keten om zijn hals.

Zo werd Jozef met Gods Geest begiftigd en tot onder­koning over Egypte gemaakt, opdat hij het volk Israël zou redden.

Als de hongersnood dan ook groot wordt in Kanaän trekken tien zonen van Jacob op naar Egypte om bij Jozef voedsel te kopen en daar staan ze dan voor de broeder, die ze eens als slaaf verkocht hadden en ligt hun leven in Jozefs handen.

Zij herkennen hem niet, maar Jozef kent hen wel. Als ze het te weten zullen komen wie hij is, zullen ze luid wenen, zodat de Egyptenaren en Farao’s huis het horen.

Ze herkenden hem niet en als hij zich over hen ontfermde zijn zij verschrikt. Zal het niet precies zo gaan als de andere “Redder” tot Zijn broeders naar het vlees komt en zich bekend maakt: “Zie Hij komt met ‘de wolken en elk oog zal Hem’ zien, ook zij die Hem hebben doorstoken; en alle stammen der aarde zullen over Hem weeklagen”.

Eer Jozef zich echter bekend zou maken moest er nog veel gebeuren en eer Jezus zich aan Zijn broeders bekend maakt, moet er ook nog veel gebeuren.

Jozef weet dat er nog een broeder ontbreekt en omdat de Geest Gods in hem is, weet hij ook dat deze ene broe­der nodig is om Gods plan te volvoeren. Hij eist dat ook de jongste broeder gehaald zal worden.

De broeders zijn weinig geneigd met de boodschap dat Benjamin mee moet gaan naar hun vader te gaan en dan komt het berouw over Jozef als zij er aan denken hoe hun vader er onder lijden zal als hij ook Benjamin zal moeten afstaan, de tweede zoon van Rachel.

Jozef maakt het zijn broeders ook niet gemakkelijk terug te komen bij hem; het geld waarmee ze het koren betaald hadden vinden ze in hun zakken weer terug, “en ze werden bevreesd” (Gen. 42:35).       :

“Maar de hongersnood was zwaar in het land”. Er zit niet veel anders op, weer gaan of verhongeren, en ze gaan weer en nemen Benjamin mee, en Juda blijft borg voor hem.

Ogenschijnlijk gaat alles goed, ze brengen een ge­schenk mee om Jozef zacht te stemmen, ze nemen dubbel geld mee en bovendien is Benjamin bij hen, zoals die heer hen bevolen had.

Ze worden vriendelijk ontvangen en ze krijgen hun ko­ren, er is geen enkele moeilijkheid totdat…  

Ze hadden overvloedig gegeten, de stemming was goed en dan neemt Jozef zijn huisbestuurder terzijde en be­veelt dan: “Vul de zakken der mannen met koren, zoveel zij kunnen vervoeren, en leg ieders geld boven in zijn zak. En mijn beker, de zilveren beker, moet gij boven in de zak van de jongste leggen met het geld.

“Is deze het niet, waaruit mijn heer drinkt en waar­mee hij de toekomst pleegt te voorspellen?”

Niet alleen in iedere zak het geld, alsof dat al niet erg genoeg was. Zelfs voor ons, die zoveel eeuwen later leven en zoveel meer weten van de nooit verminde­rende liefde van God is het nog moeilijk te aanvaarden dat ons hele leven enkel genade is, dat wij hard kunnen werken voor ons dagelijks brood en de bakker trouw er voor kunnen betalen, maar dat het de hemelse Vader is die de jaargetijden, de zon en de regen geeft, opdat de aren het koren kunnen voortbrengen. Het is alles gena­de! Boven in onze zak met koren legt Hij, onze God, ook alles weer terug, wat wij aan Hem, met menselijke goede werken zouden willen terug betalen voor wat Hij voor ons deed.

In de zak van Benjamin lag nog bovendien de beker en Benjamin zou verantwoordelijk zijn voor die beker, tot­dat hij hem aan Jozef terug had kunnen geven. Het voed­sel was voor allen hetzelfde, de genade voor allen even groot, de volle levensbehoefte dekkende, maar het pro­fetische woord werd aan Benjamin toevertrouwd. Benjamin zou er verantwoordelijk voor zijn en Juda bleef borg voor hem. Wat een wonderlijk schone geschiedenis is dit toch!

Als vier eeuwen later Mozes het volk uit de Egypti­sche slavernij terug brengt naar het land Kanaän en het volk Israël altijd weer terug verlangt naar de vleespot­ten van Egypte, komt God in hun midden wonen en zo gaat Hij met hen door de Rode Zee en door de Jordaan.

En als dan eindelijk het volk terug is in het land Kanaän, woont God daar in hun midden, eerst zwervend, dan onder koning Salomo in een eigen huis, de tempel, en die tempel lag in Jeruzalem in het erfdeel van Ben­jamin. Weer is Benjamin verantwoordelijk voor het le­vende, het profetische woord.

Juda zou zijn borg zijn. Doordat het koningshuis uit Juda kwam was Juda de beschermer geworden van Benjamin, ook toen de overige broeders zich van hem losgemaakt hadden, ook toen de broeders verdwenen waren in de woestijn van deze wereld. Ook nu, nu Juda en Benjamin zich weer een:’ thuis opbouwen in het oude Kanaän.

Het zal nu eenmaal door God gevraagd worden: “wat heb je met Mijn Woord gedaan, met de profetische beker? Maar die vraag moet nog komen, tot nu toe heeft alleen de wereld aan Juda en Benjamin die vraag gesteld, alle eeuwen door en de wereld heeft het èn aan Benjamin en aan Juda verweten, dat deze “het Woord” gekruisigd heb­ben, in Jeruzalem, in het erfdeel van Benjamin.

De wereld begeerde dat woord ook niet en toch hebben ze het kruis op Golgotha altijd gewroken op de Joden, op Juda en Benjamin.

Benjamin heeft nooit weg geweten met de grote verantwoordelijkheid die dit kostbare bezit de tempel met de priesterdienst, meebracht. De ark met haar kostbare inhoud is tijdens de Babylonische ballingschap verloren gegaan, de tempel is weer opgebouwd, maar toen het Woord”, het kind Jezus er sprak was er geen herkennen, alleen verbazing. Alle dingen zijn door het

Woord geworden” en “in het Woord was leven en het leven was het licht d er mensen”. Zo heeft “het Woord”, de man Jezus gesproken terwijl Hij wandelde door Benjamins erfdeel, maar Juda heeft deze Redder der wereld voor de rechter gesleept en in de landpalen van Benjamin werd de Zoon der mensen gedood en begraven.

Het graf heeft Gods Zoon niet vast kunnen houden. ‘Hij heeft het gevangeniskleed afgelegd en is nu in het pronkkleed gezeten op de troon van Zijn Vader en van die plaats heeft Hij “Zijn huisbewaarder”, de Heilige Geest bestuurd naar Jeruzalem om nog eenmaal de beker der pro­fetie te leggen in de korenzak van Benjamin. Als Benjamin maar uit was gaan delen van het Woord des levens en zich daarbij had laten leiden door Gods Geest, dan was overvloed van genade hun deel geweest. In Jeruzalem werd het woord van de kracht en de heerlijkheid door het ver­lossingswerk het eerst gebracht.

Maar Benjamin begeerde de verantwoording voor die boodschap niet en toen ging er een Hebreeër uit de Hebreeën uit het volk Israël van de stam Benjamin, Paulus, naar de kinderen van Jafeth.

Jafeth zou in Sems tenten wonen, van Sems rijkdommen mee genieten, vooral van Sems geestelijke rijkdommen, waarom dan ook niet Sems lasten dragen.

Twee duizend jaar is dat al geleden en wat hebben wij er mee gedaan, met dat woord waarin “het leven” is? Ik denk zo dat ook Chams zonen zich dat wel eens afvragen.

 

Ben Hoekendijk over zielen winnen voor Jezus

Evangelist Ben Hoekendijk houdt tijdens zijn drie­daagse evangelisatie campagnes in verschillende steden van ons land speciale ontmoetingssamenkomsten voor zielenwinners, waarin hij spreekt over de taak voor ie­der kind van God om zielen te winnen en de noodzaak om daarbij vervuld te zijn met de Heilige Geest.

Hieronder volgt een samenvatting van de boodschap welke Ben Hoekendijk hield op de zielenwinnersontmoeting te Zwolle op zondagmiddag 27 februari j.l.

Hoe winnen wij zielen voor Jezus? Hoe bereiken vrij de zondaars? In (Luc. 24:46) staat dat er in de Naam van Je­zus gepredikt moet worden tot vergeving der zonden aan alle volken. Als wij dit doen staan wij in het centrum van Gods wil. ’ Er is momenteel een grote geestelijke opwekking in de wereld, maar Gods volk: Israël staat er buiten. Laten we echter blij zijn dat Israël nog niet bekeerd is, want nu kunnen wij zielen winnen voor Hem.

Israël is de klok van God en toont ons dat wij staan aan de vooravond van de wederkomst van Christus. We leven in kostbare, gouden jaren, die wij ten volle moe­ten benutten, want als de zending nu faalt zal zij altijd falen.

Wij moeten de oogst binnenhalen voor de nacht valt. Laten we als Christenen geen tijd verknoeien door tegen elkaar te strijden, maar een visie voor het verlorene hebben.

In Limburg beginnen wij binnenkort met een nieuw evangelisatieproject. In alle dorpen van Limburg zal deze zomer de Naam van Jezus verkondigd worden, door middel van (film)evangelisatie avonden van het Mobiele Eenheid team (Cock en Wilma Huisman).

Wij zullen ter verantwoording worden geroepen voor wat wij gedaan hebben in eigen land. God zegent de ge­meente die voor de heidenen zorgt. zijn gered om te redden. Het is Gods wil dat wij aan wereldevangelisatie doen. Toen Frans Hoekendijk, die zending bedreef onder primaire omstandigheden, weer in Nederland terugkeerde, zei hij: “Nederland begrijpt niet de rijkdom die ze heeft’. ‘ Er is hier welvaart. Wij stelen van het Koninkrijk Gods als wij niets doen voor het verlorene. Er is vrede, leven en overvloed. . Wij hebben wereldvrede on zielen te redden.

In mijn gesprekken met Osborn en Oral Roberts noemden beiden Nederland het centrum van geestelijke zending. Dit is door vele visioenen uit de gehele wereld bevestigd. Denk ook eens aan ons nabuurland: Duitsland, Osborn zei mij persoonlijk dat Duitsland alleen maar door Nederland geëvangeliseerd kan worden.

Waarom kwam Jezus op aarde? Hij kwam naar deze wereld om zondaren te behouden (1 Tim. 01:15); om het verlorene te zoeken en te redden (Luc. 19:20). Jezus was de groot­ste Zielenwinner die de wereld ooit hoeft gekend. De Geest van Jezus is: evangelisatie. Osborn noemt een aantal punten waarom wij zielenwinners moeten zijn:

Het behoort bij de grote opdracht van Jezus. Het is een bevel. U behoeft niet te vragen of het Gods wil is. Het staat in Gods Woord.

Omdat Gods Woord zegt dat de oogst groot is. Ve­len leven in grove zonden, maar Jezus wil hen verlossen uit de macht van satan.

Het is een onvervulde belofte van God. Niet alle rassen en volkeren hebben de Blijde Boodschap al gehoord, terwijl de Bijbel spreekt dat ze zullen komen uit alle natiën en volkeren.

Jezus was de grootste Zielenwinner aller tijden. Wie was groter leraar, profeet, herder, zendeling dan hij? Hij zocht de grootste zondaars op en moeten wij dan niet hetzelfde doen?

Hij sprak: “Ga uit in de heggen en steggen… “. Daarom prediken wij het evangelie overzee, op markten, ja overal waar mensen zijn.

Laten wij alle middelen gebruiken die ons ten dienste staan om het Evangelie te prediken. Ook in eigen land, want Nederland heeft nog een zeer korte tijd. God open­baarde door visioenen dat er rampen over Nederland zul­len komen. Ik geloof in visioenen en openbaringen, want ze zijn Bijbels. Als wij nuchter zouden zijn en werkelijk geloven dat er wat gaat gebeuren dan zouden wij meer moeten doen voor Jezus.

Wij behoeven niet eerst een blad, organisatie of wat dan ook te hebben. Het getuigenis van een klein meisje kan de wereld veranderen. U kunt u zelf uit de put ha­len door een klein getuigenis. Door een traktaat kan iemand tot bekering komen.

Eén van onze zendelingen kwam tot bekering door een van onze grammofoonplaten, Een zakenman vond Jezus doordat één van onze teamleden hem het blad ‘‘Opwekking” gaf. Werk met de bandrecorder, pick up of waarmee ook, maar doe iets. Heb geen vrees voor kritiek of tegenwerking, want u zult altijd bekritiseerd worden als u iets doet voor de Heer. Als het niet om een leerstelling is, dan is het om wat anders. Als het volle evangelie gerespecteerd wordt, komen wij in een gevaarlijke toestand. Ik zit liever in het hoekje waar de klappen vallen dan dat ik bijvoorbeeld subsidie zou aanvaarden. Ik moet denken aan één van onze openlucht-’ samenkomsten, waar men ons bekogelde met slaatjes uit de automatiek. Dan zeg ik: Halleluja?

We hebben een protest tegen de bestaande orde. Te­gen de kerker, ‘die de weg van Rome teruggaan, Er is ‘geen weg terug maar hogerop! Wij protesteren tegen ver­vlakking, onreinheid en zonde en tegen de toename van de criminaliteit.

Laten wij alles geven om zielen te winnen voor Jezus en geen tijd verknoeien. Er zijn ook onder volle evangelie christenen mensen die zich vergapen voor de tv en dat terwijl de wereld naar de hel gaat.

Er is welvaart, de mensen kunnen volop eten krijgen maar hun zielen moeten gered worden. Een ziel tot Jezus brengen is het grootste wat een mens kan doen. We hebben alleen naar een Leven te geven.

Zeg niet: “Ik ben niet in staat om te spreken want u zult geoordeeld worden naar de talenten die God u gaf. De Bijbel zegt dat wie een zondaar van zijn dwaalweg terugbrengt, diens ziel zal van de dood behouden worden en hij zal tal van zonden bedekken (Jak. 05:20)

De doop met de Heilige Geest maakt iemand tot een zielenwinner. (Hand. 01:08) zegt: “Gij zult kracht ontvangen wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult Mijn ge­tuigen zijn… o”. De Heilige Geest is de elementaire wapenrusting om vrucht te dragen.

Wij mogen niet eerder uitgaan voordat we uitgerust zijn met de kracht van God. Maar u zegt: liefde is toch het hoogste? (Rom. 05:05) zegt dat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest. Als u verlangt naar de liefde van God, ontvang dan de natuur van God: de vervulling. De liefde is vrucht van de Heilige Geest (Gal. 05:22).

‘We behoeven niet te wachten op de vervulling met de Heilige Geest. De Oud Testamentische tijd van wachten is voorbij. Jezus wil u nu dopen met Geest en Vuur. In Cana­da sprak ik in een kerk waar velen wachtten tot ze eens zouden aangedaan worden met Gods kracht. Ik predikte de Bijbelse wijze van vervulling: ontvangen door geloof en velen werden vervuld en spraken in tongen. Petrus zei op de Pinksterdag toen ze allen vervuld werden met de Heilige Geest, zodat ze met andere tongen begonnen te spre­ken (Hand. 02:04): Dit is het! (Hand. 02:16). U hoeft niet langer te wachten! ”Wie dorst heeft die kome… !

Denk aan Handelingen 19 waar Paulus in Efeze enige discipe­len vond die niet vervuld waren» Hij legde hen de handen op en de Heilige Geest kwam over hen, zodat ze in tongen spraken en profeteerden (Hand. 19:06). De Geest is als wa­ter! Zet de kraan maar wagenwijd open. ’!

Ga niet in op ervaringen van anderen bij het ontvangen van de Heilige Geest. Verhalen hebben vaak een hoop kwaad gedaan. In plaats van te geloven ging men te rade met gevoelens en men ontving niets. De ervaringen zijn verschillend maar ’t gaat er om dat we de Heilige Geest op Bijbelse wijze ontvangen. Ga uw eigen weg met de Heer! Uw gevoel is bij de vervulling (en bij bekering) niet be­langrijk.

De tongen zijn het teken van de vervulling met de Heilige Geest. Waar zijn tongen voor nodig? Het bouwt ons op in het geloof (Judas 01:20). Het verdrijft demoni­sche tegenstand en Jezus zegt dat het één van de tekenen is die de gelovigen zullen volgen.

Daarom: wordt vervuld met de Heilige Geest en u ont­vangt de kracht om de duivel te overwinnen en een zie­lenwinner voor Jezus te zijn!

 

Zal de mens de maan bereiken?

De grote vraag of de mens ooit levend de maan (en andere planeten) zal bereiken wordt door vele geleerden met ja beantwoord. De jongste successen op ruimtevaartgebied, o. a. de zachte landing op de maan hebben vele geleerden “geïnspireerd” optimistische voorspellingen te doen. De reeds vele jaren in Amerika wonende Neder­landse professor Kuiper zei: “Ik zie geen enkele reden waarom men niet vlot op de maan zou kunnen landen”. Prof. Kuiper staat bekend als een maan- en planetenken­ner van de bovenste plank.

President Johnson zei, na de overigens ten dele mis­lukte ruimtevlucht van de “Gemini-8”: “De Verenigde Staten zullen zonder twijfel nog vóór 1970 de maan be­reiken en zij zullen dit als eersten doen”. Prof. Kuiper noemde als jaartal 1968.

Wat moeten wij als kind van God van deze uitspraken denken? De Bijbel zegt dat de wetenschap vermenigvuldigt zal worden. En we zien dit in onze dagen in sneltrein­vaart gebeuren. Wat vijftig of honderd jaar geleden voor dwaas of ónmogelijk werd gehouden is vandaag gereali­seerd. Waar zal het einde zijn?

Wij geloven dat de mens nog belangrijke ontdekkingen zal doen, maar of de mens de maan zal bereiken??? De Bijbel zegt dat God de mens schiep om de aarde te bewo­nen. Of er op andere planeten misschien andere levende wezens zijn is daarom in dit licht – Gods licht – be­zien niet belangrijk. Wel belangrijk is dat achter dit menselijk stre­ven om “ruimtevaartsuccessen ” te boeken een streven zit dat niet uit God is. Immers als men de “grootste ruimtevaart aller tijden” (de opname der Gemeente van Christus”(1 Thess. 04:13-18) negeert hoe zal God dan dit menselijk streven om op de maan te komen kunnen zegenen?

Evenals bij do torenbouw van Babel zal God ook aan deze menselijke pogingen om de wereld vanuit de lucht te beheersen uiteindelijk een halt toeroepen. In Obaja 01:04 staat: “Al zoudt gij uw nest zo hoog bouwen als de gier, ja, al was het geplaatst tussen de sterren, van­daar zal Ik u neerhalen, luidt het Woord des Heren”.

Overigens is reeds nu aangetoond dat er op de maan en andere planeten niet geleefd kan worden onder aardse omstandigheden. Het is daarom ook niet belangrijk wie als eerste de maan zal bereiken: Rusland of Amerika. De Bijbel zegt: hoogmoed komt voor de val.

De eindtijd-gemeente zal een andere, vele en vele malen groter en belangrijker ruimtevaart meemaken. We behoeven daarvoor niet eerst opgeleid worden tot astronaut, maar we moeten wel gereed zijn als deze ruimte­vaart begint.

Gods Woord zegt: “De God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen”(1 Thess. 05:23-24).          

 

Toen Alesünd brandde

Op 23 januari 1914 ontstond er een grote brand in Alesünd, waarbij 887 grote en kleine huizen in de as werden gelegd en ongeveer 11000 van de 13000 inwoners dakloos werden, in minder dan 16 uur. De kranten spra­ken er hun verwondering over uit dat één huis temidden der puinhopen was blijven staan, die ook niet de minste schade had geleden.

De zaak had zich als volgt toegedragen: De huiseige­naar droeg de naam Guamar Balde. Hij was een gelovig en rechtschapen mens, gehuwd en 54 jaar oud. Op verzoek vertelde hij rustig en eenvoudig het volgende:

Op 22 januari 1914, ’s middags om 1 uur, was ik al­leen in mijn kamer. Plotseling zag ik het vertrek ver­licht, en aanschouwde ik een grote lichtende engel, staande midden op de vloer. Ik was ontzet en stamelde: “Wat is dat, Heer?”

Hij antwoordde: “Vrees niet, God de Almachtige heeft mij gezonden, om u te zeggen, dat nog hedennacht deze ganse stad in de as zal gelegd wonden, wegens haar gro­te zonden. Indien gij en uw vrouw binnenshuis zullen blijven, zal geen haar van uw beider hoofd vallen, want gijlieden hebt genade gevonden bij God. Draag uw huisraad niet naar buiten, blijf binnen deze muren biddend het oordeel Gods over deze stad afwachten. Ik zal op Gods bevel u en het uwe bewaren. Zijt gij gewillig om te ver­trouwen op dit Mijn Woord? U zal dan geen leed geschied­den.

Ik beloofde dat, al sidderde ik over al mijn leden. De engel sprak: “De vrede Gods zij met u”, en verdween. La­ter kwam mijn echtgenoot binnen, en nadat ik haar alles verteld had, raakte zij haast buiten zichzelf van angst en ontzetting. Zij besloot echter, evenals ik, om niet te vluchtten.

’s Nachts om 2.15 uur brak een vreselijk onweer los boven Alesünd. De bliksem sloeg in op verscheidene plaatsen, en binnen enkele minuten stonden honderden huizen in hoog oplaaiende vlammen. De brandweer stond machteloos. Hemel en aarde schenen in een verzengende hitte te staan. Blussen was haast onmogelijk. Het ene huis na het andere werd een prooi der vlammen. Jammerend vluchtten de bewoners naar de buitenwegen, om de dood te ontkomen. Het vuur scheidde zich in 4 a 5 de­len, en met razende vaart naderde het ook onze woning. U kunt onze toestand voorstellen. Mijn vrouw begon in haar rusteloosheid, de meubels naar buiten te dragen, nauwelijks wetende wat zij deed. Maar het vuur tastte onmiddellijk de meubels aan en verteerde ze, binnen en­kele minuten. Ik nam de Bijbel en sloeg Psalm 91 op. ‘ Terwijl de vlammen en de rook het huis omhulden, las ik de Goddelijke, bemoedigende woorden: ”Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen. Ik zeg tot de Here: Mijn toevlucht en mijn vesting, mijn God, op wie ik vertrouw. Al vallen er duizend aan uw zijde, en tienduizend aan uw rechterhand, tot u zal het niet genaken; slechts zult gij met uw ogen aanschouwen, en de vergelding aan de goddelozen zien. Want Gij, o Here, zijt mijn toevlucht. De Allerhoogste hebt gij, tot uw schutse gesteld; geen onheil zal u treffen, en geen plaag zal uw tent naderen; want Hij zal aangaande u Zijn engelen gebieden, dat zij u behoeden op al uw wegen.

Na de lezing stond ik op en zag naar buiten. Al de ge­bouwen naast en rondom mijn woning waren rokende ashopen geworden. Alleen mijn huis stond daar: volkomen ongedeerd.

De Heer had Zijn Woord aan mij bevestigd: “Met Zijn vler­ken beschermt Hij u, en onder Zijn vleugelen vindt gij een toevlucht”.

Wie op de Hoge God vertrouwt, heeft zeker op geen zand gebouwd! (Ingezonden door Femmy Veneman 4e Saskiadwarsstraat 1 Leeuwarden)

1974.11 nr. 152

Levend Geloof 1974.11 nr. 152

Wie is Jezus

De Bijbel geeft antwoord

Door alle eeuwen heen is de vraag: “Wie is Jezus?” duizenden en nog eens duizenden malen gesteld. Ontelbaren hebben getracht een antwoord te geven op deze vraag. Vele boeken, brochures en artikelen zijn aan dit onderwerp gewijd.

De één noemt Jezus de grootste profeet aller tijden een ander noemt Hem een grote wonderdoener of een “superster”. Velen stellen Hem op één lijn met leiders van andere grote godsdiensten.

Er is slechts één boek dat een duidelijk en betrouw antwoord geeft op de vraag: Wie Jezus is”. Het is het woord van God, de Bijbel.

In de Bijbel wordt ons geopenbaard wie Jezus is, wat Hij deed en van welke betekenis Hij is voor de mens van vandaag.

Jezus is de Zoon van God

Jezus is de Zoon van de levende God. Velen hebben moeite zich een voorstelling van God te maken. Het begrip “God” is voor hen iets abstracts, iets onwezenlijks. Nu zegt de Bij­bel ook dat niemand ooit God heeft gezien, maar….. “de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen”(Joh. 01:08). Jezus is namelijk de afstraling van de heerlijkheid Gods en de afdruk van Zijn we­zen. (Heb. 01:03a).

Toen Jezus lichamelijk op aarde was, stelde Hij op een gegeven moment de vraag aan Zijn discipelen, wat de mensen dachten wie Hij was. We lezen namelijk in (Matt. 16:15-16): “Toen Jezus in de omgeving van Caesaréa Filippi gekomen was, vroeg Hij zijn discipelen en zeide: Wie zeggen de mensen, dat de Zoon des mensen is? En zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper; anderen: Elia; weer anderen: Jeremia, of één der profeten. Hij zeide tot hen; maar gij, wie zegt gij dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de zoon van de levende God!”

Dit was het enig juiste antwoord en is ook nu nog de ab­solute waarheid.’

De Middelaar van het nieuwe verbond

De Bijbel is verdeeld in een oud en een nieuw testament. Wie als “nieuweling” in de Bijbel gaat lezen ontdekt al spoedig dat er een groot verschil is tussen het oude en het nieuwe verbond.

Bij de tabernakel- en tempeldienst van het Oudtestamentische volk van God, ging de hogepriester eenmaal per jaar het zogenaamde ”heilige der heiligen’’ binnen, on op het verzoendeksel van de ark dierenbloed te sprenkelen, waardoor verzoening tot stand kwam voor de zonden van het volk. Het was alles echter tijdelijk en onvolkomen.

Een radicale verandering kwam er door de komst van Je­zus. Toen Hij aan het kruis van Golgotha hing en de zonde van de gehele wereld droeg, gebeurde er ook in de tem­pel te Jeruzalem iets. Het voorhangsel van de tempel scheur­de van boven naar beneden in tweeën. Dit voorhangsel vormde de afscheiding tussen het heilige en het heilige der heili­gen. In dit laatste deel mocht het gewone volk nooit binnen komen, alleen de hogepriester eenmaal per jaar.

Maar Jezus was de Middelaar van het nieuwe verbond (Heb. 09:15). Bloed van stieren en bokken was niet meer nodig. Hij gaf Zijn eigen bloed.’

Wat er in de onzichtbare wereld gebeurde, toen Jezus de overlieden en machten ontwapende en onttroonde, kwam in de zichtbare wereld tot uiting bij het scheuren van het voor­hangsel. De tempeldienst had afgedaan. De weg naar de troon van God was vrij! Ieder mens kan nu rechtstreeks tot God naderen om vrede te ontvangen. Jezus opende deze weg!

De Weg, de Waarheid en het Leven

“Jezus zeide: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Joh. 14:06).

Ongetwijfeld één van de meest indrukwekkende uitspraken van Jezus. Hier is geen misverstand mogelijk, iedere twijfel wordt uitgebannen. Wie is Jezus? Hij is de Weg! Hij is de waarheid! Hij is het Leven!

Miljoenen mensen zijn in onze dagen terecht gekomen op allerlei wegen, waarop zij trachten “het geluk” te vinden. Zij volgen de wegwijzers van satan, waardoor zij terechtko­men in occulte leringen, dwaal leringen, verslavende midde­len, maar vinden niet de ware vrede. Het zijn doodlopende wegen. Zij hebben niets net de ware Godsdienst te maken, ook al worden zij onder het mom van “waarheid” geprocla­meerd

Alleen Jezus is de Waarheid. Alleen Hij schenkt het echte Leven. Alleen Hij is de enige Weg.

“Niemand komt tot de Vader dan door Mij”, (Joh. 14:06) heeft Jezus met grote volmacht gezegd! Een ieder die het anders voor wil stellen spreekt de taal van de vader der leugen: de dui­vel. Vrede met God is alleen mogelijk door geloof in Jezus Christus.

Hij kwam om de nacht van satan te verbreken! (1 Joh. 03:08): “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard,….. opdat Hij de werken des duivels verbreken zou”.

Jezus bediening

Wie wil ontdekken wie Jezus is, vindt een schat van gege­vens in de vier evangeliën. Zijn geboorte, Zijn leven en bediening, Zijn lijden en kruisdood, Zijn opstanding en hemel­vaart worden door de vier evangelisten; Mattéus, Marcus, Lucas en Johannes duidelijk beschreven.

Voordat Jezus Zijn bediening van drie en een half jaar begon, werd hij verzocht door de duivel, die Hem met het Woord van God ten val probeerde te brengen. Maar Jezus weerstond de satan ook met Gods Woord uitgesproken onder de zalving van de Heilige Geest. Voordat Hij in de woestijn geleid werd, waar Hij 40 dagen door de duivel verzocht werd was Jezus namelijk gedoopt in de Jordaan en gezalfd met de Heilige Geest. Daarom was Zijn optreden in de kracht des Heiligen Geestes.

In (Hand. 10:38) staat dat God Hen met de Heilige Geest en met kracht heeft gezalfd en dat Hij is rondgegaan, weldoen­de en genezende allen, die door de duivel overweldigd wa­ren.

Jezus openbaarde de wil van God. Hij verkondigde het Ko­ninkrijk Gods en bracht in praktijk wat Hij verkondigde.

Toen Hij in Nazareth, de stad waar Hij was opgevoed, naar de synagoge ging, las Hij voor uit het boek van de profeet Jesaja: “De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te ver­kondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren”(Luc. 04:18-19). Daarna sloot Hij het boek en zei: “Heden is dit Schriftwoord voor uw oren vervuld” (Luc. 04:21). Met andere woorden: Wat jullie horen dat ga Ik doen!

Na aanvankelijke instemming komt al spoedig de haat op­zetten van de Godsdienstige leiders van die tijd. De Fari­zeeën en Schriftgeleerden kwamen in verzet. Zij spraken over God en Gods wetten, naar leefden er zelf helemaal niet

naar. Hun positie kwam in gevaar en we weten waar die haat uiteindelijk in resulteerde.

Jezus ging echter, dwars door alles heen, verder. Hij kon niet anders. God had Hem gezonden. Hij was de Vertegen­woordiger van het Koninkrijk Gods. En ieder mens die in het geloof tot Hen kwam, werd werkelijk gelukkig, doordat Hij hen bevrijdde uit satans nacht.

Jezus is nog Dezelfde!

“Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid’ (Heb. 13:08).

Er zijn sommigen die wel geloven in de gebeurtenissen uit de eerste tijd van het Christendom en Jezus’ bediening op aarde, maar die menen dat het toen afgelopen was. Teke­nen en wonderen? Dat was voor de tijd dat de Gemeente ontstond, naar daarna was het voorbij…..

Wat een misverstand! Waar vinden we dat vermeld in Gods Woord? Het tegendeel is waar. Jezus is dezelfde, gisteren ……naar ook vandaag en tot in eeuwigheid. Dit betekent dat Hij de dingen die Hij toen deed, ook nu wil doen. Hij is niet veranderd.

Zoals Hij destijds zondaren hun zonden vergaf, zieken genas, gebondenen bevrijdde en de mensen werkelijk gelukkig maakte, zo wil Hij het ook thans doen!

Voorwaarde is slechts geloof. Vertrouwen dat Hij een Waamaker is van Zijn beloften. Ieder die in het geloof tot Hem kont, zal ervaren dat Hij de onveranderlijke is! Hij is gekomen om leven en overvloed te brengen. (Joh. 10:10)

Kent u Jezus?

In de eindtijd waarin wij leven, komt het er op aan dat wij Jezus leren kennen zoals Hij werkelijk is. Het heeft voor de mens geen enkele waarde, als hij al een bepaalde voorstelling van Jezus heeft, zonder te weten wie Hij werkelijk is.

Paulus, die op zo’n radicale wijze tot geloof in Christus was gekomen, wist dat het er om ging Jezus werkelijk te “kennen”.

Hij schrijft aan de Filippenzen in hoofdstuk 3, hoe hij voor zijn bekering naar de wet onberispelijk was en naar zijn ijver een vervolger van de gemeente.

“Maar alles wat mij winst was, heb ik om Christus’ wil schade geacht. Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijs gegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen, en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten, naar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit God is op de grond van het geloof. (Filip. 03:07-08)

Dit alles om Hem te kennen en de gemeenschap aan zijn lijden om de kracht zijner opstanding, of ik, aan zijn dood gelijkvormig worden­de, zou mogen komen tot de opstanding uit de doden”(Filip. 05:07-11).

ledere volgeling van Jezus in deze eindtijd zal ervaren dat hij pas een waarachtig volgeling van Jezus is, als hij leeft uit de opstandingskracht van Jezus, dus als hij een overwinnende Christen is. En als hij “gemeenschap heeft aan Zijn lijden”.

Dit laatste is in feite een logisch’, gevolg van het waar­achtig volgen van Jezus. Immers de haat van de duivel richt zich op diegene die Jezus radicaal volgt. Evenals Jezus zelf door de duivel gehaat werd.

Maar Gods Woord zegt dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die over ons geopen­baard zal worden, (Rom. 08:18).

“Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord, en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben”(1 Kor. 02:09).

Hebt u Jezus werkelijk lief? Kent u Jezus? Volgt u Hem met geheel uw hart?

Belijd Hem uw zonden. Neem Hem aan als uw Verlosser en Bevrijder, Aanvaard het nieuwe leven wat Hij u uit genade schenken wil.

U zult er nooit geen spijt van krijgen, maar een alles­overheersende vrede en blijdschap zal uw leven vervallen.

 

De Heer is mij Herder (getuigenis) door Gert Jan Doornink

(Het getuigenis van Joop Holterman)

Onlangs ontvingen wij van zr. Holterman-Mannes uit Soestdijk, een bewerking van Psalm 25 van haar man, br. Joop Holterman, die een jaar geleden – op 2 december 1973 – door de Heer werd Thuis gehaald in Zijn Heerlijkheid. (Op de volgende bladzijden treft u dit artikel aan).

Door de onregelmatige en late verschijning van “Levend Geloof”, hebben wij destijds geen aandacht geschonken aan het heengaan van br. Holterman, die zo’n grote plaats in­nam in de harten van zeer velen.

Dit laatste bleek wel het duidelijkst door de overweldi­gende belangstelling op de dag van de begrafenis. In de uitvaartdienst gaf br. Herman ter Welle op aangrijpende wijze door wat het leven van br. Holterman beheerste. Ontroerend was het moment toen br. Ter Welle de Bijbel van br. Holterman overhandigde aan diens zoon. Deze Bijbel, vol aantekeningen en onderstrepingen, was letterlijk “stuk” ge­lezen.

Sinds ik in 1964 voor het eerst kennis maakte met br. Holterman, heb ik vele indringende gesprekken net hem gehad waarvoor ik erg dankbaar ben, ook al botsten onze meningen nog al eens.

Velen in nood werden door br. en zr. Holterman opgevan­gen. Of het nu een eenvoudige bosarbeider of een ontwikkeld intellectueel was, br. Holterman nam alle tijd om, soms tot midden in de nacht door te praten en…..de problemen aan de levende God bekend te maken. Wij zouden vele namen kunnen noemen van hen die tot geloof in Christus en levens­vernieuwing kwamen, maar dat zou geheel in strijd zijn met zijn leefwijze, die wars was van alle eigen eer en roem.

Het was de allesoverheersende liefde van Christus die Zijn leven in beslag nam, waardoor hij een gedrevene werd en voor zo velen tot een levende wegwijzer van Christus was.

Psalm 23 bewerkt door J. Holterman

De Heer is mijn Herder; mij zal niets ontbreken. Niets – radicaal. Niet’, niet veel, doch: niets!

-Mij zal geen rust ontbreken, want Hij voert mij zachtkens aan zeer stille wateren.

Mij zal geen vergeving ontbreken, want Hij ver­kwikt mijn ziel.

Mij zal geen leiding ontbreken, want Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid om Zijns Naams wil.

Mij zal geen gezelschap ontbreken, want al ging ik ook in een dal van de schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt bij mij.

Mij zal geen troost ontbreken, want Uw staf en Uw stok, die vertroosten mij.

Mij zal geen voedsel ontbreken, want Gij richt een tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders.

Mij zal niets ontbreken in dit leven, want mij zullen het goed en de weldadigheid volgen, al de dagen mijns levens.

Mij zal niets ontbreken in de eeuwigheid, want ik zal in het huis des Heren verblijven tot in lengte van dagen.

Wie mag zeggen; “De Heer is mijn Herder”, zegt daarmee niet nu zal ik nooit meer tegenslag hebben, nooit geldelijke zorgen, nooit huwelijksmoeilijkheden, nooit opvoedingspro­blemen.

Maar hij zegt wel: in al deze noden en moeite is de Heer. En als Hij er is, dan is het goed. Ook al gaat de weg, waarop Hij ons leidt, in tegen vlees en bloed.

Wie van harte belijdt: de Heer is mijn Herder, hoort door het rommelen van aardschokken, door het knetteren van hemelvuur, door het dreunen van explosies heen, hemelse koren bemoedigende melodieën zingen, vindt een weg door brandend hete woestijnen en andere onherbergzame oorden.

Aan dit van harte belijden: de Heer is mijn Eerder, gaat de klacht wegens Godsgemis vooraf, gelijk aan Psalm 23, Psalm 22 vooraf gaat, dat wil zeggen de lijdenspsalm: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?” Dit gaat vooraf aan de Psalm van het Geloofsvertrouwen.

We zien in Psalm 22 en 25 rechtstreeks Messiaans, met andere woorden in Psalm 22 horen wij Christus klagen zijn “de Profandis” en in Psalm 23 zien wij Christus “de Triomfator”, die als de Herder Koning, de Zijnen regeert, leidt, onderhoudt, troost en beschermt.

Als altijd loopt ook thans de prediking op Christus uit. Buiten Hem is God een verterend vuur. (Heb. 12:29). In Hem ingelijfd, is de Heer onze Herder, die de lammeren in Zijn schoot draagt en de zogenden zachtkens leidt. Hij gebruikt mensen als middelen om Zijn Herder-Ambt uit te oefenen. In de maatschappij in het algemeen, in de gemeente, in de ge­zinnen. Bovenal schenkt Hij aan een man zijn vrouw en aan de vrouw haar man, opdat zij onder toezicht van de Opper­herder elkander tot hand en voet zouden zijn. Elkander in alle dingen, die tot het natuurlijke leven behoren, zouden steunen, bij staan, bovenal elkander telkens bij inzinkingen en twijfelmoedigheden zouden wijzen op De Steun en de Bij­stand, die nooit tekort schiet en tot Wie een mens zich in gebed te allen tijde wenden mag:

Wil mij ook voortaan schragen,

door Uw grote kracht,

mij in Uw armen dragen,

door duisternis en nacht,

mij hulp en troost verlenen,

als alles mij begeeft

tot Gij mij voert daarhenen,

waar nooit een hart neer beeft.

 

Brief uit Curaçao

Wij ontvingen van broeder Bart Elling, Box 503, Curaçao een brief met het verzoek extra exemplaren van “Levend Geloof” te sturen omdat het hun toegezonden nummer, wat doorgegeven werd aan anderen voor verschillenden tot zegen was. Uiteraard voldoen wij gaarne aan dit verzoek. Reeds vele jaren sturen wij gratis veel extra nummers van “Levend Geloof naar verschillende landen, o.a. ook Indonesië. Dit wordt ons mogelijk gemaakt door extra giften van lezers waarvoor we uiteraard erg dankbaar zijn.

Wat br. Elling betreft: Deze is reeds vele jaren een hard en toegewijd werker in Gods Koninkrijk. In Nederland o.a. bekend uit tent campagnes en conferenties en als bijbelschool leraar en voorganger van de Pinkstergemeente te Stadskanaal. Enkele jaren geleden vertrok broeder Elling naar de West, waar hij eerst in Suriname en thans op Curaçao, de Heer mag dienen.

Een deel van zijn brief willen wij gaarne doorgeven.

 

Als de bouwers actief zijn…

We zijn hier op Curaçao om te dienen, te midden van veel verwarring en teleurgestelde christenen. We weten dat de vijand altijd actief wordt als de Heer ook gaat werken. Het is nog precies zoals in de dagen van Ezra en Nehemia. Toen de bouwers actief waren met de bouw van het heiligdom, kwam ook de vijand in actie. Helaas zien wij ook vandaag dat de vijand soms raak kan toeslaan, omdat de gelovigen niet waakzaam zijn. En de vijand niet doorhebben. Nadat de vijand dan zijn oogmerk heeft bereikt en de gelovigen heeft uit elkaar gedreven, gaat men vaak elkaar de schuld geven en de oorzaak zoeken bij de anderen. Ook zelfs deze beschuldigingen gebruikt de satan weer om nog grotere kloven te maken tussen de ge­lovigen.

We zien hoe langer hoe meer hoe belangrijk het is dat we duidelijk Gods weg zien en niet steeds de negatieve dingen in het oog houden.

Honger naar de dingen van de Heer

Temidden van de verwarringen mogen we zien dat de Heer toch doorgaat met Zijn werk. Hij bouwt Zijn Gemeente en maakt de Zijnen klaar naar Zijn plan.

Overal in de wereld zien we ook weer honger naar de din­gen van de Heer. Het hart van de mens wordt immers niet be­vredigd in de moderne sensaties. Vele jonge mensen zien dit duidelijk en daarom zoeken zij iets anders, iets reëels.

We zagen in Canada en Amerika een groot werk van de Heer, vooral onder jonge mensen. Misschien dat sommige “nuchtere” christenen in Holland wat sceptisch staan tegen­over deze movements, maar we hebben gezien de levensvernieuwingen en blijdschap bij velen.

Vooral zien we dat de gelovigen overal meer tot aanbidding komen. In sommige diensten is de aanbidding de hoofd­zaak en, neemt de meeste tijd van de dienst.

De gemeenten, die het geheim van de aanbidding kennen, zijn meestal de gezondste gemeenten en ook vaak de grootste gemeenten.

De aanbidding is een nieuwe ontdekking van de christenen en sluit zich volkomen aan bij de aanbiddingen in het Oude Testament. Denk aan de Psalmen van David, enz. Er staat in de Engelse vertaling dat Job zelfs in zijn verdriet over verlies, de Heer ging aanbidden. (Job 01:20)”

 

Eindtijd tekenen door H. J. Glasbergen

Als Paulus ons wijst op de tekenen die zich in de eindtijd zullen openbaren, en wij de wetteloosheid zien van onze tijd, geloven wij dat de komst van Jezus Christus dichtbij is.

(2 Thess. 02:01-17).

Er zijn en komen wetten van mensen, die Gods wetgeving . volkomen belachelijk maken en de wetsovertreders zelfs be­schermen. Een overheid die dichtbij het atheïsme is, al zijn er nog zich noemende christelijke partijen die deel hebben aan de regering.

De toenemende immoraliteit, het zedelijk verval, aangemoedigd door wettelijke erkende en beschermde verenigingen, zo­als de N.V.S.H. en C.O.C., is een gruwel voor God en een aan­fluiting voor deze mede regerende politieke partijen, die de Naam die zij zeggen te belijden tot hoon en spot maken.

Een geest uit de afgrond, die alle levenswaarden en het leven zelf veracht, zoals huwelijk, gezin, ongeboren leven, maakt zich meester van de moderne, nihilistische mens. “Laten wij heden genieten en alle geboden overtreden, want morgen sterven wij….. is het parool.

Het begint op de scholen, bij het jonge groen. De opstel­ling van een soort leraren, die God verwerpen, verpest de geest van veel jonge kinderen. Het is een geraffineerde hersenspoeling, verdraaid en verkromd moeten deze kinderen dan klaargemaakt worden voor de derde wereld, waar gerechtig­heid zal zijn voor ieder, tenminste dat geloven deze wijsgeren, die geloven in zichzelf.

Abortus is actueel op dit moment, kinderen die volgroeid zijn in de moederschoot tot 18 weken, wie weet nog verder, het is nog voor de moeder nog voor de wetenschap die deze dingen bedrijft een bezwaar. Waar is de grens van deze moordpartijen, als de maatschappij en de regering hieraan medeplichtig zijn?

Wij zwijgen in alle talen, wij hébben het veel te druk met ons zelf, ijveren om zo nodig erkend te worden door de­ze overheid, wat nog gelukt ook, als je maar bereid bent tot het compromis.

Een geest van verderf heerst in Nederland, de zonden rijken tot de hemel, terwijl het Woord van God, wat wij zeggen te kennen boven de anderen, ons leert, dat hen die het ge­weten hebben en gezwegen hebben, dubbel gestraft zullen worden.

De christelijke partijen buigen zich in alle richtingen, om de gunst van de kiezers niet nog meer te verliezen. Wij hebben het zo druk met zielen winnen voor ons eigen stand­punt en om elkander te bestrijden, dat duizenden kinderen oneer druk van boven af geestelijk vermoord worden.

In plaats van te jagen God te behagen, worden wij in de stroom van ongerechtigheden volkomen meegesleurd en weten wij niet meer hoe wij ons op moeten stellen tegenover deze machten. Als wij werkelijk één waren, zoals Jezus Christus één was met de Vader (dit is Zijn wil en ook mogelijk), zou God dan niet bij machte zijn om Nederland wakker te schudden uit zijn doodslaap?

Niet in organisaties, door mensen weer georganiseerd met hun hang naar erkenning van de wereld, maar één in de Geest van God, in Zijn liefde groeiende naar de band’ der volmaaktheid. Lees Gods Woord, van de tijd, van de Richteren, toen het volk in afgoderij en vele andere zonden verviel, en toen zij zich bekeerden was God telkens weer vol van genade en liefde on te vergeven en de vensters van de hemel open te zetten?

Is God dan niet dezelfde, wij zijn toch geheel anders. Wij hebben Jezus Christus bron kennen, maar zijn ook kerkje aan het spelen, net allo gevolgen van dien. Die zegt Hem te ken­nen en zwijgt is een leugenaar, zegt Gods Woord.

Als je niet bij een bepaalde groepering bent aangesloten wordt je niet erkend. Wij hebben onze naamkaarten afgelegd, omdat wij gezien hebben dat dit niet de wil van God is een merkteken van de mens te dragen. Nu worden wij niet verdra­gen, wel niet openlijk, mar wel voelbaar.

Het Lichaam van Jezus Christus is een organisme en geen organisatie. Alles verachtende om Hem te kennen. Wat in de   praktijk wil zeggen, dat Hij op de troon is van je hart. Als wij werkelijk Hen moeten openbaren in Nederland, wat één groot zendingsveld is, zullen wij terug moeten aan de voeten van Jezus, waar Hij ons zal leren, en de tekenen en wonderen zullen de gelovigen weer volgen.

Als wij geen beelddragers worden van Hen in deze samenleving, zal de goddeloosheid Nederland totaal overspoelen.

Toen minister Van Agt zijn beleid verdedigde in de tweede kamer, en enige détails noemde van abortus in de klinieken, onder andere dat kinderen aan stukken gesneden worden van­uit het moederlichaam, toen schuimbekten en tandenknarsten de voorstanders van deze moordwaanzin. Het deed mij denken aan de dood van Stéfanus. (Hand. 07:54-60). Alleen de stenen ontbraken nog in de tweede kamer…..

Gods volk, probeer je naam waardig te gedragen, het gaat om de eer van God, en niet om onze onbelangrijkheid, al voe­len wij onze belangrijkheid zo goed.

Hij gaf ons Zijn Geest, de Geest der Waarheid, niet voor onze organisatie of groepering, maar om Zijn Naam te ver­heerlijken. (Joh. 16:12-15). Hij alleen!

 

Jacobs droom gedicht door Judith Jacobs

(De geloofsladder)

De zon ging voor hen onder,

Hij rustte op een steen;

Maar daar gebeurde ’t wonder;

God hoorde zijn gebeen.

Hij sprak: ‘”k Zal u bewaren,

Uw voet, voor diepe val;

Omringen u gevaren,

’k Zal met u zijn in ’t dal…..

Vrees niet en klim naar boven,

Vat moed en zie Mij aan;

Al kan uw hart niet loven,

‘k Wacht u op ’t eind der baan….

En Jacob heeft zijn wegen

De Here toevertrouwd;

Hij heeft – die plaats ten zegen

Een huis voor God gebouwd.

Toen alles leek verloren.

Heeft hij Zijn God aanschouwd;

Daar werd in ’t hart geboren –

’t Geloof, dat nooit berouwt…..

Heer, leer mij U vertrouwen,

Geef, dat in nood en strijd,

Uzelf mijn hart zult bouwen:

De tempel, U gewijd.

Ja, ‘k heb het niet geweten,

Ik zag U Heer, niet staan;

Gij had me niet vergeten:

Ge zag me lang reeds aan.

Mijn voet zal ‘k vaak bezeren,

Ge wilt dat ‘k zal verstaan

Om op de weg te léren,

En Gij gaat zelf vóóraan.

O laat Uw kracht mij schragen,

Vervul mij met die moed:

’t Geloof dat – zonder vragen –

Uw roepstem volgen doet.

En mag ik straks belanden,

Dan weet ‘k door alles heen:

Het waren Heer, Uw handen,

’k Roem Uw gena alleen.

(Gen. 28:10-22; Heb. 11:01).

 

1972.01 nr. 135

Levend Geloof 1972.01 nr. 135

Voorwaarts door Gert Jan Doornink

Eén van de strijdliederen die een waarachtig gelovige graag mag zingen, is ongetwijfeld het lied dat begint met de woorden: “Wij gaan voorwaarts, roemend in des Heilands kracht….”

Dit “voorwaarts-gaan” houdt in: volhardend zijn in het uitdragen van Jezus in deze wereld, niet in eigen kracht, maar in de kracht van Jezus, in de kracht van de Heilige Geest, Dit is het streven en verlangen dat elk kind van God beheerst,

Zeker in deze ondergaande en in het moeras der zonde weg­zinkende wereld, is er slechts één anker dat houvast, uit­komst en een nieuw leven betekent: Jezus, de Zoon van de le­vende God.

De Geest vervulde Prof. Rodman Williams zei op de veelbe­sproken “charismatische conferentie” te Nijmegen: “De duivel beleeft ook een soort pinksteren. Bij ons in Amerika kunnen we het satanisme overal de kop zien opsteken. Er is een on­verbloemde hekserij. Men doet aan astrologie en horoscopie. Mensen worden media en roepen doden op. Waarzeggerij is er in alle vormen. We hebben als christenen te doen met een we­reld waarin het kwaad hoogtij viert en men er van alle kan­ten aan deelneemt. En het is alleen door de Heilige Geest, dat we kunnen ontdekken wat de machten eigenlijk zijn en hoe we de machten te lijf moeten gaan”.

Wat voor Amerika geldt, geldt voor elk land, voor elke streek, voor elke plaats waar wij als kind van God geplaatst zijn. De duivel die weet dat hij nog een korte tijd heeft, pro­beert de mensen zo hecht mogelijk aan zich te binden…..en probeert zo veel mogelijk kinderen Gods uit te schakelen in dienst van de Meester.

Eén ding is zeker: de geestelijke strijd zal zich in 1972 verder gaan toespitsen. Het is een strijd op – en om – leven en dood on ieder mens is er – bewust of onbewust – bij be­trokken.

Voor 1972 is daarom het parool voor elk kind van God: de volheid van Jezus uit te dragen door woord en daad. Geen compromis met de duivel maar volledige overgave aan Jezus Christus ’ Wij zijn geroepen ons ten vollé’ (geestelijk) in te zetten. Paulus heeft gezégd-: “Weest krachtig in de Here eh in de sterkte zijner macht. Doet de wapenrusting Gods aan “(Ef. 06:10-20).

Zo zullen we in dit nieuwe jaar zingen en beleven:

”Wij gaan voorwaarts, roemend in des Heilands kracht,- Zijn banier bevrijdde ons van satans macht;

Hoe de wereld ons bespot of ook belacht, wij gaan voort tot zegepraal”.

 

Van de redactie

Actie 5 = 6

Hartelijk welkom aan allen die door middel van de “Actie 5 = 6 een (geschenk)abonnement hebben ontvangen op “Levend Geloof”. Wij hopen en geloven dat u door het lezen van “Levend Geloof” iedere maand wonderbaar gezegend zult worden.’

Wij zijn blij en dankbaar dat wij inmiddels van de PTT vergunning hebben ontvangen ons blad in ’t vervolg als “frankering bij abonnement” te kunnen verzenden. Dit betekent een aanmerkelijke besparing in de portokosten, maar wel moeten ‘ per postdistrict voldoende abonnees zijn.

Mede daarom hebben wij de “Actie 5 = 6” die aanvankelijk . 15 januari zou werden afgesloten, nog verlengd tot 15 febru­ari. U weet de condities? Als u ons de namen en adressen van vijf personen opgeeft, ontvangt u zelf het blad in 1972 gra­tis. De kosten zijn 5 x 8 = ƒ 40,—, maar u heeft tot 1 okto­ber 1972 de gelegenheid om te betalen, desgewenst in termij­nen. Als u nog niet meedeed, stuur dan nog deze week 5 adres­sen, waar wij iedere maand “Levend Geloof” naar toe zullen, sturen. Als u op de enveloppe zet: Antwoordnummer 21 – Heerde hoeft u geen postzegel te plakken. Mogen wij ook op u rekenen?) Red. “Levend Geloof”.

 

Nieuwjaarsbede gedicht door Judith Jacobs

(Gen. 22:22-32)

De deur (Joh. 10:09)

U bent de deur tot wie ’k mag gaan,

door U mag ‘k blijde binnengaan;

dank zij Uw liefd’ heb ‘k steeds verstaan,

Dat niemand buiten hoeft te staan.

 

U bent de Deur, U biedt ’t me aan,

Ik aarzel met naar binnen gaan…..

Wat moet ‘k U geven, dierb’re Heer?

Welk sieraad strekt tot Uwe eer?

 

Mijn leven? Ach, zover ik weet –

Was dat gelijk een schamel kleed;

Mijn handen hebben werk gedaan,

U louterde ’t bleef niet bestaan           

 

O zie mij God, in Jezus aan,

En laat mij slechts dan binnengaan

Wanneer Uw zegen, rein en klaar

Mijn gids zal zijn in ’t Nieuwe Jaar!

Het woord van God door H. J. Glasbergen (3)

“Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord be­waren…. .Wie Mij niet liefheeft bewaart mijn woor­den niet”(Joh. 14:25-24)

Het nieuwe jaar 1972 is gekomen, het oude is verleden tijd. Ook nu willen wij alle vrienden en kennissen gezondheid en vrede met God toewensen en levend geloof, geboren uit Gods Geest, de levendmakende Geest. Wat zal het nieuwe jaar ons brengen, voor ons persoonlijk leven en gezin? Is deze rust in u, dat niets ons kan scheiden van de liefde van Christus, hit is de zekerheid van het geloof, als je weet van Hem te zijn, gekocht en betaald. Het brengt ook verplichtingen mee uiteraard, want je gaat Hem erkennen op de eerste plaats, in je werk, bij het zakendoen en in welke maatschappelijke positie ook. Laten we elke dag beginnen met Hem en alles in Zijn handen leggen, wetende dat Hij ons zal leiden in ons werken.

Alle gelovigen zijn discipelen van Jezus, naar: het beeld van de eerste gemeente (Hand. 06:02) en de opdracht van Jezus. Het doel van God is dat wij leven tot eer van Hem en wandelen en werken in het Koninkrijk Gods, het Koninkrijk geopenbaard in Jezus Christus’ komst naar de aarde, met wonderen en tekenen. In ons zal Zijn liefde openbaar moeten worden, Zijn liefde aan een wereld die ten onder gaat aan haat. Zijn liefde gaat uit naar mensen die Hem niet kennen.

Maar hoe kan God zich openharen in mensen die zelf nog opgesloten zijn in eigen kerkje of groepje, klein zijn in hun denken? Het Koninkrijk van Zijn liefde zal niet in woorden en geschriften, leerstukken of belijdenissen, nog inzichten en kennis openbaar worden, maar uit werken des geloofs, geen theorie, maar praktijk. Jezus leerde de discipelen hoe het werkte, maar ook dat de prijs hoog was om in dit Koninkrijk te mogen werken. “Ik zal mijn geloof tonen uit mijn werken”, zegt (Jak. 02:18). Jezus heeft gezegd: “Gij onderzoekt de Schriften en meent daarin eeuwig leven te hebben, maar….. tot Mij komt gij niet”(Joh. 05:39-40)

Er is maar een weg: Jezus ’

Wij kunnen de Bijbel stuk lezen en vol zijn met kennis en toch niet leven, naar -Zijn wil. De theologie is bezig het volmaakte offer van Jezus Christus belachelijk te maken door Gods Woord te onderzoeken zonder geloof .”Zij” zoeken het in wijsheid en kennis, wat juist tussen God en de mens kan staan. De jeugd dacht dat seks, liefde was en drugs, bevrijding maar ‘komen bedrogen uit. Er is maar één weg, zeggen de hippies die bekeerd zijn en wijzen raar boven: Jezus alleen. Hij stelt nooit teleur.

God doet een machtig werk in Amerika onder deze jeugd die geen uitkomst meer zag in hun leven. Wij verheugen ons omdat het een bewijs is dat Gods plan doorgaat, ondanks al­le weerstanden van de hel. De “Jezus beweging” is bijna uit­gegroeid tot een miljoen. Zij laten’ zich niets meer wijsma­ken door wie dan ook, zij hebben hun les geleerd.

Als je met broeders en zusters praat, vol blijdschap, sta je verbaasd dat ook deze niet verblijd zijn en hoor je meest­al het volgende: Ja, er waren bij ons, zondag, ook twee be­keerlingen, het groeit lekker.

Als driehonderd geestelijke leiders van verschillende kerken bijeenkomen in Nijmegen, om gezamenlijk met een op­recht hart de waarheid te zoeken, hebben wij alleen maar kritiek en stellen ons negatief op. Dit zouden de arbeiders van het laatste uur wel eens kunnen zijn.

Gods gedachten zijn hoger dan de onze en Hij weet dat er duizenden oprecht zoekende mensen zitten in de kerken die hongeren en dorsten naar gerechtigheid. Als deze geestelijke leiders zoeken, zullen zij vinden, zoals wij gevonden hebben. Ook wij moesten groeien van pas “wedergeboren kinderen” naar “geestelijk volwassen” zijn, (waar wij nog mee bezig zijn).

Als jaren lang ons geleerd is dat God alleen door Zijn ge­meente werkt, geloof ik dat er bij God een ander beeld van de gemeente bestaat, dan wat wij laten zien aan de wereld, die alleen geloven zal als zij de waarheid in ons ziet.

Dat gebeurt bij de bekeerde hippies, zij zien dat het werkt, dat het waar is, ondanks de .sombere uitspraak van een voorganger die bij de hippies is geweest, dat over een bepaalde tijd niets meer van de Jezusbeweging over zal zijn, on­danks zijn bekentenis dat dit het werk van de Heilige Geest is.

Gods Geest werkt onder de hippies

God laat echter niet varen het werk wat Zijn hand begon.’ Deze hippies – zo uit het rijk van satan, net hun vergiftig­de lichamen, nu genezen door de kracht van de Heilige Geest, gehoorzaam geworden aan het Woord van God – zullen tijd moe­ten hebben om zich in te stellen in het Koninkrijk der heme­len. De uitspraak dat hier echte, reine liefde wordt nage­jaagd, is een bewijs dat het niet geroofd kan worden door de duivel.

Zij zoeken gemeenschap met God door de Heilige Geest en in liefde met elkander. Alleen waar Gods liefde niet is krijgt de duivel een kans. Hoe iemand, na een kort verblijf bij deze hippies, tot dergelijke uitspraken komt over een beweging die bijna een miljoen bedraagt, en dan nog uit drie grote stromingen met een verschillend geestelijk klimaat bestaat, is ons een raadsel. Gods Woord is zaad en Hij zal doen wat Hij wil, onze inzichten ten spijt.

De hippies moeten maatschappelijk en geestelijk omgeturnd worden. Van asociaal en belast met een paranoïde psychotisch gedrag, gaan zij arbeiden in het Koninkrijk Gods, zonder bal­last en zonder dat zij gewichtig doen of zich belangrijk voe­len. Het zijn alleen maar kinderen Gods, vol van liefde voor het verlorene. Zij leven naar het beeld van de discipelen van Jezus, zij hebben ook alles prijsgegeven en zeggen: “Tot wie zouden wij gaan?” Er zal wel kaf onder het koren zijn, maar waar is dat niet? Laat beiden opgroeien tot de oogst zegt Jezus in (Matt. 15:24-50). Ook jong graan moet groeien tot een halm en dan de tarwekorrel. Zeker is dat onder deze jeugd mosterdzaadjes zullen zijn.

Dit is de liefde waarin zij zich geborgen weten voor hun leven en de eeuwigheid en niets kan hen scheiden van deze liefde van Christus. Ook Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en de mensen. Zo zullen ook deze opgroeien, dus geen paniek. Hoeveel mensen worden niet afgeschrikt in plaats van gewonnen door “volle evangelie mensen” die even een lading kennis en inzicht te beste, geven, waar nu net niet om. gevraagd was en als iemand dan niet van eerbied in elkaar klapt, worden zij nog boos ook. Maar, als je goed oplet zie je dat zij niet waar maken in hun leven wat zij allemaal weten en er een grote ruimte ligt tussen theorie en praktijk. Ook is het gevaarlijk voor zwakke figuren die gauw topzwaar worden. “De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde sticht” (1 Kor. 08:25) Het is duidelijk dat er een kloof is in. de volle evangelie groeperingen, in dit opzicht verschillen wij. niet van de reformatorische kerken, maar of dit naar de wil van God is en door de Heilige Geest geleid, is een open vraag.

Als wij naar het beeld van Gods Zoon willen groeien, zul­len wij Zijn liefde en bewogenheid moeten hebben en door de diepte moeten gaan. De graankorrel moet sterven aan zichzelf wil hij vrucht dragen. Paulus zegt: “Wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt?”.

Een evangelie zonder liefde is waardeloos

In (2 Kor. 11:25-29) geeft Paulus een beeld van wat het hem kost om een discipel van Jezus te zijn. Ook welkom bij ons?.. “Ik acht alles vuilnis om Christus te kennen en als ik zal roemen, zal ik in Hem roemen”. Paulus was een man vol wijs­heid en inzicht, waar God. Zijn kracht en heerlijkheid in kon openbaren. Wij missen dit nog zo erg. Maar hij was volkomen in de wil van Hem die zegt: “Mij is gegeven alle macht in he­mel en op aarde” en “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Le­ven” .

Als iemand een hogere weg weet, een hogere waarheid en een beter leven met Jezus Christus en die gekruisigd, komen wij graag luisteren. God is. liefde en het hele universum kan Zijn liefde niet bevatten. Hij gaf Zijn Zoon voor ons, ‘het is Zijn offer en er is niets van ons bij.

Als Zijn liefde, blijdschap en vrede in ons niet openbaar wordt zijn wij mislukt.

Over 1 Korinthe 13 spreken wij maar niet meer, uit schaamte waarschijnlijk, maar al wist ik alle ge­heimenissen die te weten zijn en had de liefde niet, dan is het niets. De liefde vergaat nimmermeer.     ;

Een evangelie zonder liefde is waardeloos. Zonder liefde wordt alles star en kil en dan ga je ook van de liefde een lachertje maken met een zouteloze humor. Als er over liefde gesproken wordt richt zich dat op hun eigen gemeente: “onze gemeente”.

Het hogepriesterlijk gebed is niet voor een bepaalde groep, maar is voor al Gods kinderen bedoelt. Over (Kol. 03:12-17 praten wij maar niet over. En (1 Joh. 04:7-21 is een te zwa­re opgave voor ons, dit kost je alles, maar het kostte ook Jezus alles.

God is liefde en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem. Wat een hoogte en diepte van Gods liefde, daar kun je stil van worden.

Zijn wij vertegenwoordigers van Gods koninkrijk?

Een ieder onderzoeke zichzelf. Als wij het Koninkrijk der hemelen vertegenwoordigen, zullen wij toch wel iets anders moeten laten zien als nu. Dan zullen er velen van hun hoogte af moeten komen en door die diepe kloof van scheiding moeten gaan.

(Ef. 03:14-21) is de voorwaarde om volheid Gods te ontvangen en te beleven. “Geworteld en gegrond in de Liefde, zult gij dan, samen met alle heiligen, in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te ken­nen die liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, op­dat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods.

Hem nu, die blijkens de kracht, welke in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of besef­fen, Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Je­zus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid.’ Amen”.

 

Naar de volle overwinning door Jan W. Companjen

“Vlees en bloed kunnen het Koninkrijk Gods niet beërven en het vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet”(1 Kor. 15:50)

“Want dit vergankelijke moet onvergankelijk­heid aandoen en dit sterfelijke moet onster­felijkheid aandoen. En zodra dit vergankelij­ke onvergankelijkheid aangedaan heeft, en dit sterfelijke onsterfelijkheid aangedaan heeft, zal het woord werkelijkheid worden, dat geschreven is: de dood is verzwolgen in de overwinning”(1 Kor. 15:53-54)

Vervuiling

Hét probleem van onze tijd in deze wereld is ongetwijfeld “de vervuiling”. Denk maar eens aan de luchtvervuiling o.a. door stikstof en zwavelhoudende dampen; aan watervervuiling door kwik, fosfaat uit wasmiddelen en fabrieksafval; aan lawaaivervuiling door vliegtuigen, motoren en stadslawaai. De hérsenen moeten de hele dag door hard werken om al dat la­waai te weren; aan vervuiling van het land door plastics, landbouwgif en roofbouw; maar ook – en dat is nog het be­langrijkste – de geestelijke en erfelijke vervuiling.

Om het geestelijke beter te kunnen begrijpen, gaan wij eerst de natuurlijke zijde van dit grote vraagstuk bekijken. De natuur is onze grote reiniger. De oceanen met haar enorme massa’s water, met haar stromen en tegenstromen die deze wa­teren voortdurend in beweging houden, worden dusdanig ver­vuild dat verzadiging van het reinigingsvermogen van de natuur dreigt. Al het vuil dat thans als een lawine opeens af­komt, wordt in wezen veroorzaakt door onze sociale vooruit­gang. De mens in de westelijke industriële gebieden heeft het nog nooit zo goed gehad. Nog nooit is de conversiefactor, dat wil zeggen de omzetting van voer in vlees, zo hoog geweest. En toch zou er nog te weinig voedsel in de wereld zijn, indien het rechtmatig verdeeld zou worden. In grote ge­bieden van de wereld is het maximum bereikt, want: de natuur slaat terug. Het evenwicht is verbroken.

Evenwicht

In de natuur vindt men de wet, ook daar is dus een wet, van de “overleving van de sterkste”. Dat betekent, dat de sterkste zich handhaaft, dat de sterkste zich het best voortplant en daardoor het ras in stand houdt. Zo blijft de natuur in evenwicht. Zijn er veel kikkers dan zijn er ook veel vogels die kikkers eten, zoals reigers en ooievaars. Zijn er veel kleine dieren in het veld dan zijn er ook veel roofvo­gels. Sterft het één uit, de kikkers en het klein gedierte, dan volgt het andere. De sterksten blijven over en houden het ras in stand, of – en dat is in het verleden ook meermalen gebeurd – het ras sterft uit. Zie hier de kringloop der na­tuur die zich zelf in stand en in evenwicht houdt. Het is een natuurwet die even feilloos werkt als de hemellichamen, die ook hun vaste kringloop hebben.

In deze natuurlijke wereld is de mens gezet. Wie en wat is hij??? Is hij alleen maar het hoogst begaafde “natuurlijke” wezen hier op aarde??? Of is hij als kroon der schepping iets meer dan een natuurlijk wezen en is hij geroepen om boven het natuurlijke te staan?

Ik hoop dat wij samen het antwoord daarop vinden en dat zal zijn “Ja”. Ja de mens is geroepen om over het natuurlijke te gaan heersen. Hij is geroepen tot een bovennatuurlijk leven waarin het licht de duisternis van deze wereld zal overwin­nen.

Evolutie

Indien de mens inderdaad door evolutie is geworden wat hij thans is en dus van een laag soort dierlijk wezen via de mensaap tot de mens is uitgegroeid, zoals door zeer veel theologen wordt aanvaard omdat een groot deel natuurkundigen dit als de enige “natuurlijke” oplossing ziet, ja dan zijn we heel gauw ‘klaar. Dan is de mens een heel gewoon natuurlijk wezen die alleen maar instinctief of op zeer begaafde wijze zijn ras in evenwicht en in stand, houdt. Dan is de mens een deel van de natuur en dus haar wetten onderworpen.

Doch ieder weldenkend mens, die iets verder kijkt dan zijn neus lang is dat wil zeggen die iets verder durft te denken – zal al spoedig tot de ontdekking en de erkenning komen dat de mens meer is dan alleen maar een “natuurlijk” wezen. Hij kan in navolging van Zijn Schepper, ook zelf scheppende daden verrichten. Hij kan in zijn geest de dingen formeren en ze daarna omzetten, zodat ze in de zichtbare wereld zichtbaar, tastbaar of hoorbaar zijn.

Langs die weg, langs die geestelijke weg, onderscheidt zich de mens op een unieke wijze van alle andere levende wezens, hij kan namelijk met zijn geest, met Gods Geest, maar ook met duivelse geesten in de onzienlijke wereld contacten onderhouden.

Deze mogelijkheid geeft de mens een uitzonderlijke posi­tie en brengt hem daardoor tot een hogere positie dan die der engelen, omdat hij een natuurlijk en een geestelijk le­ven kan onderhouden.

Met dit beeld voor ogen gaan wij opnieuw weer eens de volle aandacht aan Gods Woord – de Bijbel – besteden. Het Oude Testament – met het Godsvolk “Israël” – is in hoofd­zaak een natuurlijke aangelegenheid geweest.

Botsing

Door middel van profeten sprak God tot het volk en maak­te aldus Zijn plannen bekend. Mozes werd o.a. op de berg Sinaï getoond hoe hij het Godshuis, de tabernakel, bouwen moest. Dit bouwwerk was dus een getuigenis van hetgeen God tot Mozes gesproken had. (Zie Heb. 03:01-06).

De mens werd een wetende mens. Hij wist wat God wilde en die wil kon hij uitvoeren. Hier komt de grote botsing tussen de mens als natuurlijk wezen en de mens als een schepping Gods, waarmee de Schepper zich zelf wil uitdrukken in de zienlijke wereld hier op aarde.

Jezus, Gods Zoon, is de afdruk van Gods wezen. Hij, het vleesgeworden Woord, is naar deze aarde gekomen om vele zo­nen tot heerlijkheid te brengen. Door Zijn lijden heen heeft Hij de weg gebaand om hen, die in Hem geloven, te volmaken. Want Hij die heiligt en zij die geheiligd worden, zijn uit eén, dat wil zeggen uit één Geest geboren.

Uit die Geest werd de liefde geboren en die gaat tegen de natuur in. In de natuur geldt: “vreten of gevreten worden” met een bescherming van het eigen “ik” en een vernietiging of onderwerping van de ander. In Hitler zien wij een pracht type van verdediger van de natuurwetten. Hij streed voor het Germaanse ras dat ras had levensruimte nodig en daarvoor moest alles en iedereen wijken. Zijn eigen ras hield hij ook zuiver door uitroeiing van alles wat een gezonde groei van het “derde rijk” in de weg kon staan. Zwakzinnigen en mis­vormden werden opgeruimd met daartegenover een aanleg van stamboeken van rasechte Germanen, “stamboekvee”.

Geestelijk

Hoeveel anders is het met het Goddelijke, Geestelijke le­ven gesteld. Hoewel de mens vanaf zijn schepping de mogelijk­heid bezat een geestelijk leven te leiden is het tot op he­den een nogal moeilijke aangelegenheid geweest omdat de mens altijd een natuurlijke leiding boven een Geestelijke leiding heeft verkozen.

Mozes bevond zich nog maar enkele dagen op de berg Sinaï of men riep al moord en brand en men wendde zich in hun hart weer naar Egypte, het land der dienstbaarheid, zeggende tot Aaron: Maak ons góden, die voor ons uittrekken, dat wil zeg­gen die wij zien kunnen en zij maakten zich een gouden kalf. Zij verheugden zich daarop in het werk hunner handen.

Israël had zich nog maar amper in hun land Kanaän geves­tigd of men riep om een koning. Het antwoord van de Here was dan ook aan Samuël: Niet u hebben zij verworpen, maar Mij heb­ben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn. (1 Sam. 08:07b),

Dit alles doet Stéfanus aan het einde van zijn rede in (Hand. 07:51) uitroepen: “Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij verzet u altijd tegen de Heilige Geest; gelijk uw vaderen, zo ook gij”, de eerste mens, Adam, is uit de aarde, hij was geroepen tot een hoger Geestelijk leven, doch hij heeft het niet volbracht. Hij, de man die door de Schepper als heerser ever de natuur werd aangesteld, bleef in het aardse, natuurlijke leven steken. Hij luisterde niet in gehoorzaamheid naar zijn Schepper, maar wel naar een aan hem ondergeschikt natuurlijk wezen, de slang. Hier werden de rollen al omgekeerd en bukte de mens naar het lagere neer.

Zo werd, de eerste mens een natuurlijk, stoffelijk wezen. Het zaad hieruit geboren is stoffelijk want gelijk de ‘ stoffelijke is, Adam, zo zijn ook zij,  stoffelijken die uit dit geslacht geboren zijn. (1 Kor. 15:45-48)

Bovennatuurlijk

Dit natuurlijke leven, met al zijn natuurlijke wetten, kan niet anders dan door het bovennatuurlijke overwonnen wor­den. Dat bovennatuurlijke heeft niets té maken met een beetje of met veel godsdienst, dat heeft ook niets te maken met een bekering tot Jezus tot vergeving van zonden, dat is maar een klein onderdeel. Dit kan het begin van de grote roeping zijn, maar het moet gevolgd worden door het Goddelijk inzicht dat wij Gods wil gaan leren verstaan en dat is het herstel van alle dingen. Dat begint bij de mens, de kroon der schepping. Die gevallen mens kan door geloof in Jezus Christus en door overgave, dat wil zeggen door de aanvaar­ding van de leiding van de Heilige Geest als Leidsman ten leven, tot volkomen herstel komen en Christus gelijkvormig worden, o.a. in woord en daad.

Zoals Jezus zich als Zoon Gods openbaarde, zo zullen de zonen Gods geopenbaard worden. De laatste Adam – Jezus – is een levendmakende Geest en aldus staat er ook geschreven: De eerste mens Adam werd een levende ziel, de laatste Adam een levendmakende Geest. Doch het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke. De eerste mens is uit de aarde stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel. Gelijk de stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken, en zo als de hemelse is, zijn ook de hemelsen. En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen. Nogmaals (1 Kor. 15:45-49)

Geloof

Op deze weg zal zelfs de dood door de overwinning ver­zwolgen worden. Wat is het toch verschrikkelijk jammer dat de mens na 2000 jaren Christendom het in het algemeen nog steeds niet verder gebracht heeft dan tot een natuurlijk denken waarin de mens een onderdeel van de natuur is geble­ven. In de wereld wordt dit volmondig erkend, maar ook op het kerkelijke en geestelijke erf slaat men dezelfde rich­ting in en komt men tot een natuurlijke of blijft men IN. een natuurlijke denkwijze steken. Juist voor de omzetting van een natuurlijk naar een Geestelijk leven is het zo dringend nodig dat wij Hervormd worden in ons denken.

Wat is het wat deze natuurlijke wereld overwinnen zal??? Dat is ons geloof. Maar dan moet ons geloof ook afgesteld worden op de wil Gods en dat is niet alleen bekering en doop in water, die boodschap bracht Johannes de Doper ook al, neen dat is meer, dat is dat wij het leven Gods deelachtig worden door de Heilige Geest. Die Geest, die Jezus Christus vervul­de en Hem Gods Zoon liet zijn, wil ook u en mij tot ware zonen Gods maken. Door die Geest geleid mogen wij opwassen tot alle volheid Gods.

Wilt u ook in dit nieuwe jaar die weg gaan??? Wendt u dan af van dit aardse leven waarin u aan haar wetten onder­geschikt bent met al haar gevolgen. De overste dezer wereld is de duivel die u onder alle omstandigheden van een boven­natuurlijk leven zal afhouden. Hij zal u net als Jozef opge­sloten willen houden in uw kerk(er), waarin u wel medegevan­genen dienen kunt, maar niet kunt uitgroeien tot een koning waartoe u bestemd bent. Ook voor Jozef gingen de gevangenis­deuren open toen het bovennatuurlijke (dé verklaring van de dromen van de farao) aan bod kwam.

Overwinning

Onze strijd is niet meer een natuurlijke strijd. De over­winning die Jezus behalen zal, is en zal geen strijd zijn die door een “natuurlijk” volk gestreden zal worden. Het zal een strijd zijn in de hemelse gewesten en het zal gestreden wor­den door een volk dat door één Geest (dat is de Heilige Geest) tot één Lichaam gedoopt is.

Dat volk zal de wil gaan doen van de Vader die in de he­mel, in de onzichtbare wereld is. Jezus zei daarvan in (Matt. 12:50); Want al wie doet’ de wil mijns Vaders die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster en moeder. Kortom dat is de familie van het Godsrijk dat zich zal baanbreken met kracht.

Velen zijn daarvoor geroepen, kerken vol, maar het is als altijd, men wil de Heilige Geest – die ons in alle waarheid leiden wil, niet gehoorzaam zijn. Men verheft het natuur­lijke tot bovennatuurlijk, niet door hetgeen wat is geweest te vereren, maar tot een persoonlijk Geestelijk leven, waarin men de persoonlijke inwoning van de Heilige Geest beleeft en ervaart, komt men niet.

Voor dit nieuwe jaar wil ik u allen persoonlijk oproepen.

Laat los al datgene wat u van deze hoge, hemelse weg afhoudt. Weest krachtig in de Here en in de sterkte Zijner macht. Twij­fel niet aan de “beloften Gods, die ook voor u “bestemd zijn en niet voor het één of andere ‘speciale volk. Doet de wapenrus­ting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels; want wij hebben niet te worstelen tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten,

Strijd

Daar is uw plaats, indien gij een volgeling van Jezus bent, en ten volle wilt zijn. Dan zal de strijd in de hemelse gewes­ten gaan losbranden. Michaël en zijn engelen zullen oorlog voeren tegen de duivel en zijn engelen. De duivel zal geen stand kunnen houden en zijn plaats zal in de hemel niet meer gevonden worden.

De overwinning van Jezus zal dan ook in de zienlijke we­reld zijn weerspiegeling krijgen en dan zal vervuld worden het woord gesproken in (2 Thess. 01:10) “Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in Zijn heiligen en met verbazing aan­schouwd te worden in allen die tot geloof gekomen zijn’.’.

– U kunt daarbij zijn en waarom kunt u daarbij zijn? Omdat dit getuigenis geloof gevonden heeft bij u. Amen.

 

De gave van onderscheiding van geesten door J. Noë

“Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten of ze uit God zijn”(1 Joh. 04:01)

Gave van de Heilige Geest

Lieve lezers! Als slot wil ik het nu hebben over de gave van het onderscheiden van geesten. Het is een gave van de Heilige Geest, dus geen kritische geest van mensen in natuur­lijke dingen. Zoals ik reeds eens eerder geschreven heb: het is de wil en het plan van God zich een volk, Gemeente, te vergaderen, stralend, zonder vlek of rimpel, heilig en onbe­rispelijk naar lichaam, geest en ziel. Dit kan alleen ge­schieden door de werking en de kracht van de Heilige Geest. We moeten daarom geheel vervuld zijn met de Heilige Geest, om de boze geesten te kunnen onderscheiden en zo nodig uit te werpen.

Paulus zegt in (Ef. 06:12), de geestelijke wapenrusting:

“Want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten”.

Deze dingen zijn alleen te begrijpen door geestelijke en niet door vleselijke gelovigen. Satan is er op uit om bovengenoemd plan van God zoveel mogelijk tegen te werken. Hij stelt daartoe alles in het werk en gooit zijn hele demonische legermacht in de strijd.

Boze geesten

Er zijn heel wat boze geesten en ik wil er enige van op­noemen:

Dwaalgeesten – Mijn volk gaat ten gronde door gebrek aan kennis, zegt de Heer. Zij, die het Woord Gods slechts ten dele aanvaarden, die het vleselijk bekijken en verdraaien en valse leringen verkondigen, zijn de prooi geworden van dwaalgeesten.

Vrome geesten – Van hetzelfde laken een pak. De mensen trachten door uiterlijk vertoon, indruk te maken om zo hun innerlijke geestelijke armoede te verbergen.

Leugengeesten – Op het geestelijk terrein is het boven­staande van toepassing. Ook in het natuurlijke leven kunnen we constateren, dat een onnoemelijk aantal mensen de prooi zijn van deze demonische macht.

Onreine geesten – Niet alleen op seksueel gebied, maar iedere besmetting van lichaam, geest en ziel is het werk van onreine machten.

Occulte machten – Spiritisme, magnetisme, sterrenwiche­larij, waarzeggerij, hypnose, enz., enz., is alles het werk van occulte machten.

Verder zou ik willen noemen: haat, kwaadaardigheid, moordlust, sadisme, jaloersheid, kwaadsprekerij, drift, boosheid, twist, kritiek, zwaarmoedigheid, neerslachtig­heid, zelfbeklag, verslaafdheid aan alcohol, drugs, roken, enz., enz. Dit alles is een binding met boze geesten.

Wat is een boze geest?

Een boze geest is een persoonlijkheid en hij bezit ken­nis, een wil en heeft gevoel en kan spreken. We kunnen dat alles lezen in het Nieuwe Testament en bemerken dan dat door de Heilige Geest de aanwezigheid van boze geesten wordt kenbaar gemaakt, maar eveneens dat door de kracht van de Heilige Geest de demonische machten zichzelf openbaren.

Jezus stelde bij de Farizeeën en Schriftgeleerden hun huichelarij en schijnheiligheid openlijk ten toon. Bij de Samaritaanse vrouw ontdekte Hij de onreine geest, die van haar bezit had genomen. Bij andere gelegenheden begonnen de demo­nen zich te openbaren en te schreeuwen als Jezus in de nabij­heid van de betreffende persoon kwam, bijvoorbeeld bij de man met onreine geest in de synagoge (Mark. 01:21-28) en bij de be­zetene in het land der Gerasenen. In deze bezetene waren vele boze geesten en ze vroegen aan Jezus of ze in de zwijnen, die daar aanwezig waren, mochten gaan. Zij zochten een woning en de zwijnen werden er de dupe van (Mark. 05:01-20).

Bij Petrus en Paulus zien we ook dat de gave van onder­scheiding zich openbaarde, bijvoorbeeld bij Petrus in het ge­val van Ananias en Saphira (Handelingen 5) en bij Paulus bijvoor­beeld bij de slavin die een waarzeggende geest had (Hand. 16:16-18). Let wel, het meisje zei dingen die volkomen juist waren, maar Paulus zag de geest die er achter zat.

Gods Geest werkt ook nu

Lieve lezers, zo werkt de Geest ook nog heden ten dage. Indien wij gedoopt zijn met de Heilige Geest ‘ en wij volkomen gemeenschap, met Hem hebben, openbaart de Geest de boze mach­ten-, die in personen aanwezig zijn, en die zo nodig op Bijbelse wijze uitgedreven moeten worden.

In bijeenkomsten in het buitenland heb ik meegemaakt dat onder de zalving van de geest de demonische machten zich be­gonnen te openbaren. Ze begonnen te schreeuwen, te brullen en beantwoordden de vragen die hun gesteld werden. Soms hoestende of spugende, soms brakende, verlieten zij de be­treffende persoon. Vrome, occulte en onreine geesten zijn, soms nogal vasthoudend en laten zich dan moeilijk verdrijven, maar door de kracht van de Heilige Geest zullen ze moeten verdwijnen.

Jezus zegt in (Mark. 16:17) “Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: In Mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven”.

Beproef de geesten of zij uit God zijn. Dit is ook zeer be­langrijk bij de uitingen des Geestes, als tongentaai, vertol­king, profetieën, openbaringen en visioenen. Het gebeurt nog­al eens, dat men hiermee in het vlees te werk gaat, met alle gevolgen van dien. Om dit te kunnen beoordelen moet men wel door de Geest volkomen met de Heer verbonden zijn. Lieve le­zers, hebben wij zo’n contact met Hem?

 

Handoplegging door A Brasz

Grote verzoendag

De “grote verzoendag” was een van de joodse feestdagen door Mozes ingesteld, op het bevel van God. De betekenis van dit feest is voor ons en de niet-joodse westerse wereld, veelal verloren gegaan.

Op de grote verzoendag moest Aaron o.a. zijn beide handen leggen op de kop van de levende bok, onder het belijden van de ongerechtigheden van het volk. Er vond een overdracht van schuld plaats. En dan werd er verzoening verkregen met God. Uitdrukkelijk leert de Schrift ons, dat deze handeling geldig was tot aan het grote keerpunt, dat Jezus kwam, en als Godslam de schuld uitwiste.

Wanneer iemand gezondigd had, dit beleden had en een zond­offer bracht, dan moest de offeraar zijn hand op de kop van het offerdier leggen. Dit was voorschrift zowel bij het zondoffer, als bij het brandoffer en het vredeoffer. Bij deze handeling wilde hij, de offeraar zeggen: ik draag mijn schuld over op het offerdier. (Lev. 01:04; Lev. 03:02; Lev. 04:15)

Als bijzonderheid moet nog vermeld worden, dat wanneer er in Israël een Godslasteraar gestenigd werd, al degenen die het gehoord hadden, hun handen op het hoofd van de schuldige moesten leggen. Met andere woorden als vertegenwoordigers van het Volk, van de Gemeenschap,… van de Gemeente, dra­gen wij de schuld, die terwille van deze zonde op de gehele Gemeente rust,… geheel over op het hoofd van de misdadiger.

Vervuld in Christus

Nu is het geweldige van het evangelie, dat deze overdracht van schuld, in Christus is vervuld. Wij mogen nu onze schuld belijden aan God, en geloven, dat Hij, Jezus, dat alles als Lam Gods voor ons gedragen heeft. (Jes. 53:05-06). De gelovige draagt de zondeschuld op Hem over. De straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem.

Ook in het Oude Testament reeds, vinden wij de oplegging der handen, bij het overdragen van een zegen, of bij het overdragen van een verantwoordelijkheid. Jacob zegende de zonen van Jo­zef. (Gen. 48:14). Men legde bij de inwijding van de Levieten hun de handen op. (Num. 08:10). Mozes moest op Jozua de handen leggen, en van zijn heerlijkheid en verantwoordelijkheid op hem overdragen. (Num. 27:18-23). Het resultaat daarvan wordt ons in (Deut. 34:09) verhaald, n.l.: “Jozua nu, de zoon van Nun, was vol van de geest der wijsheid, … want Mozes had zijn handen op hem gelegd”.

In het licht van wat ons in het Oude Testament wordt ver­haald, zien wij dat in het Nieuwe Testament eveneens bij het opleggen der handen sprake is van overdracht:

1.Bij het ontvangen en het vervuld worden met de Hei­lige Geest.

2.Om een zegen te ontvangen.

3.Bij de inzegeningen tot een ambt.

4.Voor genezing.

Overdracht

Let er vooral op, dat God dit middel kan gebruiken, maar dat Hij ook zonder de oplegging der handen, één van de reeds ge­noemde zegeningen kan bewerken. Hij gebruikt het, maar wij mo­gen er nooit een gestandaardiseerd systeem van maken. Wij zul­len het nooit mogen uitschakelen of afschaffen. Hij, onze Meester, wil vrijmoedig zijn volk zegenen.

Het gaat echter om overdracht, uitstroming van Goddelijke kracht.. En daarom mag er niets van ons zelf bij zijn. Nooit kan de oplegging der handen bewerken, wat niet eerst door het geloof in het Woord van God, in de vergeving der zonden door het geloof in Zijn bloed, in het hart van de mens is ge­werkt. Waar het hart niet ife gereinigd door het geloof, daar kan handoplegging deze reiniging niet bewerken.

De apostelen legden de gelovigen in Samaria de handen op,… nadat zij tot het geloof gekomen waren, en nadat zij zelfs gedoopt waren met de doop der onderdompeling.

Maar bij Cornelius de hoofdman, ontvingen zij de Heilige Geest, zonder dat Petrus hen de handen had opgelegd. Petrus was na­melijk nog niet eens uitgesproken.

Paulus daarentegen, ontving genezing en de vervulling met de Heilige Geest, door de oplegging der handen van Ananias. In dit geval wilde God deze zegen aan Paulus geven door bemid­deling van die eerst zo verachte broeders, die door Paulus vervuld waren.

Wij lezen dat de Here Jezus de kinderen de handen oplegde en hen zegende.

Bij de inzegening der diakenen, werden hun de handen opgelegd (Hand. 06:06).

Timotheüs ontving een bijzondere gave bij de oplegging der handen (1 Tim. 04:14) terwijl Paulus hem tegelijkertijd waarschuwde, niemand overijld de handen op te leggen. Treffend  is het dat in dezelfde tekst staat: “Heb ook geen deel aan de zonden van anderen.

Er bestaat ook een overdracht in de omgekeerde betekenis. Men kan ook iets overnemen van diegene die men de handen oplegt. De Here Jezus legde nimmer bezetenen de handen op!

Handoplegging voor genezing

Bij de handoplegging voor de genezing gaat het eveneens om de uitstroming van kracht omdat Christus de Heer het opdraagt. Niet systematiseren. Eerst woordverkondiging, dan bevestiging van het woord. (Mark. 16:15-2O).

Er bestaat een groot misverstand wat betreft de zogenaamde gave der gezondmaking. Men veronderstelt dan, dat wanneer iemand die gave maar zou hebben, hij of zij iedereen kan ge­nezen, die door deze persoon de handen wordt opgelegd. Wie dat denkt wordt onherroepelijk teleurgesteld.

In (1 Kor. 12:09) staat:” En de ander gaven van genezingen”. Eigenlijk staat er:. Genadegaven der genezingen, dat wil zeggen dat de Heilige Geest daar een werktuig voor wil gebruiken, doch alleen onder Zijn leiding. ‘Want Hij blijft souverein. Anders zou men te snel in de verleiding komen, op mensen te gaan zien. Doch nu moet men zien op Hem, Jezus de Opdrachtgever, die wil staan achter de gehoorzame uitvoer­ders ‘van Zijn ‘opdrachten. Alleen Jezus moet eeuwig eer ont­vangen. Dé Zijnen ‘moeten er op gericht zijn, Zijn stem en Zijn opdracht te verstaan, zodat zij niet naar eigen inzicht han­delen, doch zich hierbij ten allen tijde geleid weten door de Heilige Geest.

Jezus’, Hij ‘gaf Zijn opdrachten, en deze zijn voor ons opgete­kend ‘in Zijn ‘Woord. Hij zegt gehoorzamen ‘is beter dan of­ferande     Daarom: hoort naar Zijn stem. Laat je niet ver­leiden om’ te’ zeggen. “Maar hoe’ moet dit dan….of…maar hoe zal . dat?” Eens was er een discipel die dat ook eens pro­beerde en’ de Here Jezus gaf hem ’ten antwoord: “Volgt gij Mij” Dit is vandaag ook het antwoord voor u en voor mij. Volg Hem, Hij is de Heer. HIJ is de Meester en van Hem is alle macht in hemel en op aarde. Hij is de grote Generaal die nimmer faalt. Hij voert de Zijnen naar de overwinning, naar de zege.

Een spreekwoord zegt: Zo meester, zo knecht. Hij wil er van maken: Zo Generaal, zo soldaat. Zo Koning, zo dienst­knecht.

Waarom zo vrijmoedig? Wij mogen die vrijmoedigheid hebben omdat Vaders Boek het ons leert. (1 Joh. 04:17)

Gelijk Hij is, zo zijn ook wij in deze wereld!

Wij zijn niet van de wereld, wel in de wereld. Jezus zegt ons: Hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.

En als de vijand u aanvalt, biedt weerstand, en hij zal van u vlieden, want in Hem zijn wij meer dan overwinnaars.

De dingen die Ik doe, zult gij ook doen…….

Broeder, zuster, jongen en meisje, wel in de wereld, doch met Jezus overwinnaar, want: Gelijk Hij, zo zijn ook wij in deze wereld. Halleluja. Amen.

1978.04 nr. 181

Levend Geloof 1978.04 nr. 181

De weg naar de volle waarheid door Gert Jan Doornink

“Wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid” (Joh. 16:13).

De Heilige Geest is de Geest der waarheid

Pinksteren, het feest van de uitstorting van de Heilige Geest, staat weer voor de deur. Terwijl de wereld, met inbegrip van het naam- christendom, niets begrijpt van de geweldige betekenis van dit feest, viert de echte chris­ten met dankbaarheid en blijdschap dit feest. Niet alleen omdat tweeduizend jaar geleden de Heilige Geest voor het eerst werd uitgestort te Jeruzalem, maar ook omdat – als het goed is – hijzelf de Heilige Geest in het geloof heeft aanvaard. Daardoor mag hij dagelijks er­varen welk een radicale verandering en kracht­bron er in zijn leven kwam, sinds hij gedoopt werd met Gods Geest.

Wie over de Heilige Geest schrijft of spreekt, kan zeer veel facetten belichten. We kunnen het hebben over de vrucht en de gaven van de Geest, over de zalving en leiding van de Geest, over de kracht van de Geest, de persoon van de Geest, enz. Daarbij dienen wij te bedenken dat dit alles met elkaar in verband staat en als het ware een eenheid vormt. Als wij één van deze ‘onderdelen’ minder belangrijk achten – of geheel achterwege laten – krijgen wij een scheefgetrokken zaak en zullen wij ook niet ten volle beseffen wat het betekent vervuld te zijn met Gods Geest.

Bij dit alles dienen wij bovendien te bedenken dat de Heilige Geest door Jezus wordt genoemd: “De Geest der waarheid”. Hier raken we wel de kern van de zaak. Want als we niet inzien dat de Heilige Geest de Geest der waarheid is, zitten we er helemaal naast en hebben nog nooit ten volle de grote betekenis beseft die de Heilige Geest heeft in het leven van een kind van God.

Het onderscheiden van waarheid en leugen

Hebt u er wel eens over nagedacht waarom Jezus de Heilige Geest de geest der waarheid noemt? Ik geloof dat het hierom was, omdat een van de meest noodzakelijke dingen voor en kind van God is, het onderscheiden van waarheid en leugen. Immers op geen enkel terrein is de duivel zo actief als op dit terrein. Hij heeft er het grootste belang bij dat het begrip “waarheid” zoveel mogelijk wordt aangetast.

Terwijl het “kenmerk” van God ten alle tijde “waarheid” is, is het “kenmerk” van satan ten alle tijde “leugen”. Met een variant op de uitspraak: “God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis”(1 Joh. 01:05), mogen wij ook weten dat God waarheid is en dat er in Hem in het geheel geen leugen is.

Als Paulus in Rom. 03:04 schrijft dat “God waarachtig is en ieder mens leugenachtig” zegt hij daarmee iets dat één van de grondprincipes van ons menselijk bestaan raakt. Want de mens zon­der Christus is in de greep van satan, die door Jezus de “vader der leugen” wordt genoemd. Lees eens wat Jezus zelf zegt over de kenmer­ken van satan. Nergens vinden we dat zo duidelijk als in Joh. 08:44: “De duivel was een mensenmoorder van den beginne en (1) staat niet in de waarheid, want (2) er is in hem geen waarheid. Wanneer (3) hij de leugen spreekt, spreekt hij naar zijn aard, want (4) hij is een leugenaar en (5) de vader der leugen”. In één uitspraak zegt Jezus hier tot vijfmaal toe, dat de duivel de grote leugenaar is, om iedereen er toch maar goed van te doordringen wie satan is.

Beheerst de Geest der waarheid der waarheid ons?

Wanneer wij gedoopt worden met de Heilige Geest komt de Geest der waarheid in ons. Het spreekt vanzelf dat de doop met de Heilige Geest “een begin” is. Wij moeten zodanig groeien, totdat de Heilige Geest ons leven vol­ledig beheerst. Dat is alleen in de weg van volkomen gehoorzaamheid te leren. Dan luiste­ren wij ten alle tijde naar de stem van de Hei­lige Geest en blijven op de weg der waarheid. Dat dit noodzakelijk is wordt wel bewezen uit de vele waarschuwingen die we in de Bijbel aan­treffen om de Heilige Geest niet te bedroeven of uit te blussen, om niet vleselijk te leven maar om te wandelen in de Geest. Iemand die werkelijk vol is van de Heilige Geest zal daarom ook de leugen haten en de waarheid liefhebben. Wat zijn er veel gelovigen ont­spoord en gemeenten en groepen stuk gegaan, doordat leugengeesten de overhand kregen en het niet zo nauw meer werd genomen met de waarheid. De bekende geschiedenis van Ananias en Sapphira is een waarschuwend voorbeeld hoe God de leugen haat.

Op het gebied van de leugen treedt de duivel uiterst geraffineerd op. Het hele occulte terrein wordt door hem gebruikt om via hele en halve waarheden de mensen in de greep van de leugen te brengen. Velen komen in onze dagen onder de indruk van waarzeggers en helderzien­den, onder het motto: “Zij spreken toch de waarheid”. Zij beseffen niet dat zij tegelij­kertijd gebonden raken door de duistere mach­ten van satan en in leugengeesten verstrikt raken.

Bovendien is er nog een terrein waarbij satan de ogen van velen verblind heeft, dat is de ontkenning van zijn bestaan. Het bestaan van de duivel wordt door velen als ouderwets en belachelijk van de hand gewezen. In het “Alge­meen Dagblad” van 7 april schreef dhr. Smeets dat “de duivel niet bestaat en nimmer bestaan heeft en dat dit de grootste denkfout is die de mensen door de eeuwen heen gemaakt hebben en waardoor alle ellende over hen gekomen is”. Prof. H. van Praag schreef 8 april in “De Tele­graaf” over de “on-Bijbelse leer van de duivel” en dat er “geen bovennatuurlijke macht van het boze bestaat”.

Overwinning over satan door Gods Geest

De waarachtige gelovige weet maar al te goed dat de duivel wel bestaat, maar….hij weet ook dat Jezus hem overwonnen heeft! Weliswaar moet zijn “eindvernietiging” nog plaats vinden maar reeds nu kan hij in het geloof en omdat de Geest der waarheid in hem is, overwinning over de machten van satan beleven. Een kind van God, dat vol is van de Heilige Geest, laat zich daarom ook niet beïnvloeden door het rijk der duisternis, ook niet als deze op occulte wijze op hem af komt. Paulus werd eens achter­volgd door een vrouw die een waarzeggende geest had. Zij sprak de waarheid door te zeg­gen: “Deze mensen zijn dienstknechten van de allerhoogste God, die u de weg tot behoudenis boodschappen”. Paulus wendde zich echter tot de geest door te zeggen: “Ik gelast u in de naam van Jezus Christus van haar uit te gaan”. En hij ging uit op datzelfde uur. (Hand. 16:16-18) .

Wie de “Geest der waarheid” in zich heeft, laat zich niet in met de werken van de duivel. Hij heeft slechts één verlangen: in het spoor der waarheid te blijven en ervaart dat dit mo­gelijk is, omdat niet de geest(en) van satan, maar de Heilige Geest zijn leven bestuurt.

Toen Jezus sprak: “Wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid”, was het nog geen Pinksteren geweest. Wij staan achter de feiten. De Heili­ge Geest IS uitgestort. Voor ieder die gelooft is het mogelijk de Heilige Geest te ontvangen. Wie de volle weg met Jezus wil gaan, kan dit niet zonder vol te zijn van de Heilige Geest. Laten we daarom de Heilige Geest in Zijn vol­heid aanvaarden en ervaren, opdat – zoals Je­zus sprak – “de Geest der waarheid tot in eeu­wigheid bij ons zal zijn. De wereld kan die niet ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn!” (Joh. 14:16-17). Halle­luja!

G.J.R.D.

 

Pinksteren nu! door Jan W. Companjen

Dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen, opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden”. (Ef.  03:09b-10).

Hemelvaartsdag en Pinksteren zijn weer aanstaande. Wij gaan samen herdenken wat dit alles voor ons te betekenen heeft. Het groot­ste gebeuren aller tijden, dat Christus verzoening kwam brengen voor alle men­sen, wordt bekroond met het wonder dat Pinksteren heet.

Een opmerkelijke zaak

Jezus, als nieuwe Adam van een nieuwe scheppingsorde, maakte ook dit mogelijk doordat Hij alles volbracht. Het is toch wel een opmerkelijke zaak dat het nieuwe leven in het Konink­rijk der hemelen zo moei­lijk bij veel mensen van de grond komt. Dat is niet al­leen nu zo, dat is reeds altijd zo geweest. Jezus wandelde drie jaar rond met Zijn discipelen. Hij onder­wees hun haast vanaf de eerste dag, dat Zijn Ko­ninkrijk niet van deze we­reld was en dat Hij moest lijden en sterven.

Het antwoord aan het einde van deze drie jaar was on­der andere van Petrus: “Dat zal U geenszins geschieden” en bij de gevangenneming trok hij als laatste moge­lijkheid, het zwaard om op die wijze Zijn Koning te redden.

Bij de opstanding was er niemand die naar het graf ging om zelfs te gaan kij­ken of er soms toch iets bijzonders aan de hand zou zijn. Ja zelfs bij de eers­te berichten over Zijn op­standing bleef men in twij­fel, zelfs tot men het met eigen ogen kon aanschouwen. Denk maar eens aan de onge­lovige Thomas.

Ook nu aanvaardt men Zijn Koningschap nog maar ten dele. Voor zeer velen is Hij opgestaan, is Hij ten hemel gevaren, zit Hij ter rechterhand Gods, enz. Maar wil Hij werkelijk Zijn Ko­ningschap oprichten, “dat niet van deze aarde is”, dan, ja dan moet Hij terug­komen ….

De scheppende kracht

U zult het toch met mij eens zijn dat wij zo in ons denken nog niets verder zijn gekomen dan de disci­pelen. Zij deden daar drie jaar over en wij nu bijna tweeduizend jaar. En toch, broeders en zusters, zal het gaan gebeuren, zoals Hij dat gezegd en bedoeld heeft, toen Hij de opdracht van de Vader kwam uitvoeren. Hij was de eerste vol­ledig herstelde mens die uit het Woord Gods geboren werd. God sprak tot Maria en dat Woord werd als man­nelijk zaad in Maria, waardoor zij Gods Zoon kon voortbrengen.

Dit is een groot wonder, maar Gods Woord is een scheppende kracht. Ook u bent uit dat Woord, door dat Woord tot wedergeboorte gekomen. Hij heeft in u, als u een nieuwe schepping bent, hetzelfde volbracht. Het heeft u namelijk een kind van God, een komende zoon van God gemaakt. Die Geest, die Hem Gods Zoon maakte, woont ook in U en die Geest, die met Pinksteren werd uitgestort, zal ook onze sterfelijke levens levend maken en ons her­stellen tot ware zonen Gods, ja tot een herstelde kroon der schepping, waar­van Hij – de grote Schepper aller dingen – zei, dat het goed, ja zelfs zeer goed was.

Hij verlaat niet wat Zijn hand begon. Wij zijn geen zondaars meer, maar levende kinderen Gods, die Hij zal gaan gebruiken als levende stenen tot opbouw van een geestelijk huis. Hij, Jezus Christus, is daarvan de Hoeksteen. Hij is de Eerste en op Hem rust alles. Hij is de Steenrots en wie op Hem zijn geloof bouwt, zal tot de bestemming komen, waartoe hij of zij geschapen is.

In de kracht Gods

Dit is, geliefde lezers, het geweldige van Pinksteren. Het is namelijk het opstandingsfeest der gelovigen. Petrus, een bang mannetje, die toch nog de dapperste was, omdat hij achter Jezus aanging toen Hij gevangen was genomen, kroop nog in zijn schulp, toen hij aan het einde van Jezus’ rond­
reis op aarde moest kiezen. Hij zei: “Ik ken Hem niet”» en dat tot driemaal toe….

Met Pinksteren was dat an­ders. Petrus sprong op een sinaasappelkistje en riep luidde Uit: Dit is het, dit is het, nu wordt het Woord der profetie vervuld! In die tussentijd – tussen opstan­ding en hemelvaart – heeft Petrus en al de anderen na­melijk nog menig lesje ge­had. In Handelingen 1, de eerste verzen, lezen wij dat Hij hun al die veertig dagen is verschenen. Hij heeft hun toen eens heel duidelijk al­le dingen verteld die het Koninkrijk Gods betroffen. Dat was een geweldige tijd en die gesprekken hebben tot gevolg gehad dat door die mensen, die dit hebben mee­gemaakt, in één generatie deze wereld tot een andere wereld werd gemaakt.

Zij gingen uit in de kracht Gods. Jezus zei tot hen: Blijf in Jeruzalem en wacht op de belofte van de Vader die jullie, nu alles vol­bracht is, ontvangen zullen. Johannes doopte met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden. Gij zult Mijn Geest ontvangen. Die zal het uit Mij nemen en het u verkondigen. Gij zult – met andere woorden – één Geest met Mij zijn.

Dat is het wat Hij ook be­doelde toen Hij zei dat zij één moesten zijn, gelijk Hij één was. Uit één Geest gebo­ren tot alle goede werken toegerust, dat wil zeggen de werken van satan verbreken en de schepping herstellen tot eer en glorie van Zijn Naam. Dat is licht op de kandelaar zijn en zoutend zout zijn, opdat het leven goed is, ja zeer goed.

Een groot feest

Geliefde broeders en zus­ters, dit geweldige komt te­rug, het wordt nog een groot feest en de beste wijn is tot het laatst bewaard. Fon­kelend en bruisend zal nog éénmaal het werk Zijner han­den schitteren. Hij zal het zien tot verzadiging toe, het einde zal goed zijn. Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon in het Koninkrijk Gods.

Deze dingen zullen kunnen gaan gebeuren indien ook wij daarvoor ontvankelijk zijn geworden. Vernieuwing van denken is daarbij ook een zeer belangrijk iets. Eeu­wenlang zijn wij opgevoed met een godsdienst van angst. Zelfs in zogenaamde evangelische kringen komt men niet veel verder dan een oproep tot bekering omdat men God moet ontmoeten. Een plotselinge dood of de wederkomst des Heren kan je voor een voldongen feit zetten en dan moet je klaar zijn! Klaar zijn om God te ontmoeten.

Wij zijn echter voor een ge­heel ander doel geschapen en dat doel vinden wij onder andere uitgedrukt in de tekst die boven dit artikel staat.

Een levend lichaam

Wij zijn geroepen om als gemeente, als lichaam van Christus, de grote daden Gods te verkondigen. Wij zijn Zijn mond, hand en voet. Dat wil zeggen dat wij mogen leven voor Hem. Dan zijn wij geen kerkgan­gers of gemeentegangers meer, maar dan zijn wij zelf kerk, dan zijn wij le­den van een levend lichaam, die door de Geest Gods ge­leid wordt tot de volle waarheid.

De eindgemeente zal er naar toe groeien dat zij op de­zelfde wijze geleid en op­gevoed wordt als de eerste discipelen tussen Pasen en Hemelvaartsdag. Hij zal de Zijnen persoonlijk aan­wijzen, uitzenden en lei­den. En zij zullen gaan in Zijn kracht en autoriteit. Op gezag van Zijn Naam. Dat is een wederkomst in de Zijnen en dat zal met ver­bazing aanschouwd worden in allen die tot het geloof gekomen zijn, dat Hij dit kan en dat Hij dit doen wil. Ons geloof zal ge­sterkt worden. Hij zal ons helpen bij onze opbouw en herstel.

Ook ten tijde van Jezus’ sterven en opstaan gebeur­den er in de natuurlijke wereld dingen die aangaven dat er op geestelijk ter­rein iets gebeurd was. De toegang tot God werd her­steld. De afscheiding tus­sen het heilige en het hei­lige der heilige scheurde. Mensen stonden op en hun graven werden geopend. Christus stond op en de steen werd afgewenteld.

U zult het toch met mij eens zijn, dat al deze din­gen een extra teken waren om aan te tonen dat er iets was geschied van grote waarde. Jezus kon uit het graf komen zonder dat de steen afgewenteld was, en de opstanding van de heili­gen was van een zelfde orde ook zij hadden een geeste­lijk lichaam ontvangen en werden op dat moment opgenomen in het Geestelijk Je­ruzalem.

Vernieuwing van denken

Ons denken zal in veel din­gen vernieuwd moeten wor­den. Men staat er versteld van  hoe gemakkelijk jonge­ren in onze tijd toch noch steeds weer dingen overne­men en opnieuw invoeren, ondanks het feit – de fei­ten – dat alle vleselijke inspanning ons tweeduizend jaar niets verder hebben gebracht.

Toch gaat de Heer door met Zijn werk en Zijn tijd komt, ja is zelfs zeer aanstaande. In dit nummer van “Levend Geloof” zult u een profetie kunnen lezen die in 1961 werd ontvangen. Ondanks al­les kunt u nu, na 17 jaar, duidelijk zien dat wij op deze weg vorderen. Het Li­chaam ‘Van Christus, de Ge­meente, wordt opgewekt en zal op dezelfde wijze, ja zelfs veel machtiger, de wereld overgaan als de eerste discipelen. Opdat thans – nu – heden – door middel van de Gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend wordt. Daarvoor vie­ren wij Pinksteren en He­melvaart, opdat wij ook zelf aan deze dingen deel zullen hebben tot verheer­lijking van Zijn Naam!

 

Na Pinksteren door Judith

Inleiding

Wie aan Pinksteren denkt, wordt gelijk bepaald bij’ de taak en bediening van de Heilige Geest.

Met de uitstorting had er één facet plaatsgevonden, maar daarna. Van welk nut of betekenis was Zijn komst verder? Het gedicht (voorzien van enige Schrift­gedeelten) wil daaromtrent enige indruk geven.

Evenals Eliëzer, de knecht van Abraham, de opdracht kreeg een bruid te zoeken voor Isaak en haar tot hem te geleiden, zo heeft de Heilige Geest de specifieke taak de eindtijd-christenen binnen te leiden in het Koninkrijk Gods.

Het is een vanzelfsprekende zaak dat nu reeds, op deze aarde, het stempel van Gods wezen op onze persoonlijk­heid gedrukt moet zijn, willen we tot de bruid van Christus behoren. Wie anders dan de Heilige Geest zou dat proces in ons hart en leven tot een goed einde kunnen brengen?

De Heilige Geest is de onmisbare persoon die ons, dage­lijks bij de hand moet nemen om (ver)dwalen te voorko­men. Waarschuwt de Bijbel daar niet ernstig voor?

 

Na Pinksteren gedicht door Judith.

Joh. 14:06; Rom. 08:26; Openb.22:17.

Hij is – zoals beloofd – gekomen:

De Geest, die woning maakt in ’t hart;

Daar zoekt Hij zich een vast’ verblijfplaats,

Hij wil de Trooster zijn in smart.

 

Hij is: een wondervolle Raadsman,

Zijn hulp komt in het donkerst’ uur;

Als je vermoeid bent en verslagen,

Schenkt Hij je nieuwe kracht en vuur.

 

Hij is: de Gids die je de weg wijst,

Die dagelijks je pad bestraalt;

Indien je hand rust in de Zijne,

Zorgt Hij dat je niet meer verdwaalt.

 

Hij is: d’ onmisbare Geleider,

Die Christus’ bruid gans toebereidt;

Totdat zij – zonder vlek of rimpel –

Zal binnengaan tot d’ eeuwigheid.

 

Levend geloof journaal door Gert Jan Doornink

222 Miljoen christenen?

De Amerikaanse zendingsorganisatie “World Vision Inter­national” heeft een bereke­ning gemaakt, volgens welke er thans op de wereld 222 miljoen “belijdende” chris­tenen zijn, 1.023 miljoen christenen-in-naam en 2.870 miljoen niet-christenen. Dat zou betekenen, dat er van elke twintig mensen in de wereld er één “belijdend” christen is en nog eens vijf christen-in-naam. Verreweg de meeste niet-christenen namelijk 2.411 miljoen, le­ven buiten het culturele bereik van de kerken en bui­ten het bereik van 95 pro­cent van alle zendelingen.

Commentaar

In hoeverre de cijfers van dit bericht in “Trouw” juist zijn, valt moeilijk te beoordelen. Ook wordt niet vermeld wat men precies verstaat onder de term “belijdend christen”, maar in ieder geval is wel duidelijk dat het overgrote deel van de mensheid Jezus niet kent als Verlosser. In ieder geval weer een aansporing om actief te zijn in dienst van de Meester bij het uit dragen van het evangelie. Waarbij wij ons bewust moeten zijn dat het gaat om de verkondiging van het échte evangelie, waarvan Jezus zei: “Dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt wor­den tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn”(Matt. 24:14).

De PEK komt in zicht

Voor degenen die het nog niet weten: PEK is de af­korting van de “Pinkster Europa Conferentie”, de driejaarlijkse ontmoeting van Pinksterchristenen uit heel Europa. Dit jaar wordt deze conferentie in Neder­land gehouden in de Hout- rusthallen in Den Haag. Het programma ziet er als volgt uit: Op 29, 30 en 31 juli wordt er een Neder­landse zogenaamde voor conferentie gehouden, in sa­menwerking met “Teen Challenge”, waar de spreker is de bekende Amerikaanse evangelist David Wilkerson. Van 1 tot en met 6 augustus wordt dan de eigenlijke conferentie gehouden. Iede­re avond is er een grote evangelisatiemeeting met internationaal bekende Eu­ropese evangelisten. Verder worden de dagen gevuld met bidstonden, Bijbelstudies en workshops. Terwijl iede­re middag honderden jonge christenen gaan evangelise­ren op de boulevard en het strand van Scheveningen.

Zoals wij reeds eerder schreven zijn er ƒ 200.000 aan voorbereidingskosten nodig. Een belangrijk be­drag is reeds binnen. Ge­streefd wordt het gehele bedrag voor de conferentie betaald te hebben, zodat alle collecten tijdens de conferentie dan besteed kan worden aan zendings- projecten.

Dat er voor de organisatie van deze grote ontmoeting van Pinkstergelovigen uit heel Europa – ook van ach­ter het ijzeren gordijn – heel wat werk verzet moet worden, spreekt vanzelf. Br. Beaupain schreef in de “PEK-krant”, die ter infor­matie om de 2 maand ver­schijnt, dat zondermeer van een wonder kan worden ge­sproken, dat deze conferentie een concrete gestalte heeft gekregen, als men be­denkt dat een wereldse conferentie van veel kleiner formaat ongeveer 10 mensen gedurende 3 jaar fulltime bezighoudt. En dat voor PEK-70 zegge en schrijve één (1) zuster fulltime en een 40-tal broeders en zusters in hun toch al schaarse vrije tijd, bezig zijn met de voorbereidingen van deze conferentie.

Wat de Heer openbaarde aan Tommy Hicks.

Op deze bladzijden volgt de inhoud van het visioen, waar onze medewerker br. Jan W. Companjen in zijn artikel op attendeerde. Het werd destijds ontvangen door de in de jaren vijftig zeer bekende evangelist Tommy Hicks

Om half drie in de ochtend van 25 juli 1961 ontving ik van de Here een gezicht, dat mijn leven en dienst volkomen ver­anderd heeft. Ik had die nacht nog nauwelijks geslapen, toen het visioen mij gegeven werd en wel tot drie maal toe. Telkens waren zelfs de details hetzelfde.

In dit gezicht werd mij zeer duidelijk een’ beeld gegeven van de gehele aarde. Ook kwamen vanuit de hemel sterke donder­slagen en bliksemschichten Daartussen en ermee verbonden hoorde ik een luide stem als die van God.

Mijn blik werd naar het noorden getrokken. Terwijl een heldere bliksemstraal de aarde verlichtte, zag ik beneden mij de massieve gestalte van een geweldige reus. Verbaasd merkte ik dat deze kolos de gehele wereld bedekte. Het scheen alsof zijn voeten tot de noordpool reikten en zijn hoofd de zuidpool raakte, terwijl zijn armen zich uitbreidden van oceaan tot oceaan. Opnieuw flitste een krachtige bliksemstraal en zag ik dat de reus leefde, hoewel hij, hoe vreemd het ook was, voor zijn leven streed. Ik riep uit: “Here, wat moet dit betekenen?”

Dit reusachtige wezen was met puinhopen bedekt en hij bleek geboeid te zijn. Terwijl ik naar hem keek, zag ik dat hij begon te beven en krampachtige bewegingen maakte. Ook zag ik dui­zenden kleine, zonderlinge wezens. Zo dikwijls als de reus zich bewoog, trokken zij zich terug; maar als hij stil was, kwamen zij op hem af. Duidelijk werd mij getoond met welke wezens ik te doen had. Het waren de machten die eeuwen lang het lichaam van Christus gebonden hebben gehouden.

Plotseling verhief zich de rechterhand van de reus en tegelijker­tijd klonk er een luide stem vanuit de hemel als het rollen van donderslagen. Toen ging ook de linkerhand naar boven en beide handen strekten zich uit naar de hemel. Langzaam hief de reus zich op en begon met zijn geweldige handen het puin weg te ruimen. Toen stond hij op de voeten. Hij was zo immens groot dat de handen tot in de hemel reikten, terwijl de ene voet op de aarde en de andere op de zee rustte. Ik beefde zeer, daar ik nimmer zulk een beeld gezien had.

Op dat ogenblik werd de gehele hemel met wolken bedekt. Het waren dichte wolken die langzaam een zilverachtige glans kregen en uit deze wolken van zilver vloeiden druppels van licht en kracht over het lichaam van dc reus. Gespannen zag ik toe dat de reuzengestalte onder deze lichtstroom wegsmolt en op zijn plaats zag ik miljoenen mensen staan. Ik riep tot de Here wat dit alles te betekenen had. Een zuivere en heldere stem ant­woordde: “Ik zal u vergoeden de jaren toen de sprinkhaan alles opvrat, de verslinder, de kaalvreter en de knager, mijn groot leger dat Ik op u afzond.”

Terwijl ik naar deze stem luisterde en de grote mensenmenigte zag, kwamen uit de wolken grote droppels vloeibaar licht. Deze heerlijke, hemelse substantie had bij aanraking tot gevolg, dat ieder eigen leven en begeerte verloor en de gestalte van Jezus in allen duidelijk zichtbaar werd. Er waren geen begrenzingen meer, geen belijdenisgeschriften, geen richtingen, maar de stralende heerlijkheid van de hemel rustte op al deze mensen. Toen hieven deze de handen op naar de hemel om te loven en te aanbidden.

Ik spande mij in om Hem te zien die door allen aangeroepen werd. Ik zag een grote, witte gestalte uit de hemel komen, die met de vinger dan naar de een dan naar de ander wees. Het bleek dat Hij aanwijzingen gaf, want zij stonden op en gingen heen; sommigen naar het oosten, anderen naar het westen, in iedere richting. Zij trokken door steden en dorpen, doorkruisten woestijnen, bossen en jungles. God was bij allen en op deze wijze vormde Hij een volmaakte gemeente. Op deze wijze werden zij met kracht vervuld, zodat zij niet meer voor zichzelf leefden, maar Christus was in hen de hoop der heerlijkheid. Zij gingen door het vuur zonder zich te branden en trokken door rivieren alsof er geen water in was. Zij verplaatsten zich over zeeën en ontkwamen aan vervolgingen, omdat een hand hen uit hun om­geving wegtrok. Hoewel de wilde dieren tegen hen brulden en mensen met krijgswapenen aanvallen tegen hen ondernamen, scheen hen dit niet te deren. Zij trokken over berg en dal, sprongen als herten tegen de heuvels. Hun gelaat was als dat van overwinnaars … en dat waren ze dan ook.

Het volgende deel van het gezicht vertel ik aarzelend, omdat mijn lichaam beefde toen ik het zag. Opnieuw wees de wit­ geklede gestalte met de scepter in de hand ergens heen. Weer ging die vloeibare kracht uit zijn hand. Wanneer iemand hierdoor aangeraakt werd, waren zijn handen eveneens met dezelfde hemelse stof gevuld en vloeide dit ook van hem af. Na deze zalving gingen zij naar de ziekenhuizen, naar dc straten, naar de krank­zinnigengestichten en zo doortrokken zij dc hinden in hun lengte en breedte, terwijl deze kracht uit hun handen stroomde, werd een ieder die aangeraakt werd, onmiddellijk genezen en gezond. In de geest zag ik, hoe deze boodschappers van volk tot volk gingen. Ik zag hen in Siberië, in Afrika, in Canada en in de verste streken van de wereld. Door de Geest werden zij in de meest letterlijke zin omhoog geheven en naar de verschillende landen gevoerd.

Toen hoorde ik een stem – het was nu niet als van een donderslag, maar het geluid was mooi en diep als het geruis van wateren: “Mijn kinderen Ik heb jullie lief met een eeuwige liefde. Nu zal mijn kracht in jullie zijn. De gaven die Ik jullie ga schenken, zullen ten dienste staan voor een stervende wereld. Ik ga jullie teruggeven, wat jullie verloren hebt,” Deze mensen stonden in de kracht van de grote opdracht. Ik zag hen oceanen doorkruisen en door het vuur gaan en vervolgingen trotseren; zij werden zelfs door die Geest opgeheven en naar vele plaatsen gevoerd. Zij werden gebracht waar God hen wilde heb­ben. Zij kwamen aan oorden, waar de Here zijn volk ging be­zoeken. Zij waren bereid en gereed

Ik herkende in dit machtige tafereel de manifestatie van het Koninkrijk Gods. Ik zag nog steeds die mensen als een stroom voorwaarts gaan en zieken genazen, blinden ontvingen het gezicht, doven het gehoor en miljoenen ervoeren de kracht van deze grote openbaring van Gods Geest. Onder hen was niemand de eerste, maar zij herhaalden eenvoudig de woorden: “Weest gezond op Zijn bevel!”

Terwijl ik zo toekeek, was het alsof de dagen tot weken werden en maanden en jaren voorbijgingen. In het midden van hen die de volheid ontvangen hadden, waren er ook die zich terugtrokken. De smart stond op veler gelaat, want de prijs die betaald moest worden, was te hoog. Zij konden hun eigen wezen niet loslaten. Zij wilden niet voorwaarts gaan en daarom vielen ze af. De prijs was groter dan zij betalen wilden en tenslotte stortten zij zich in de duistere nacht.

Nu ik over de volgende gebeurtenissen spreek, voel ik mij onmachtig de kracht en de heerlijkheid van de slotscène te be­schrijven. De dagen, maanden en jaren waren voorbijgegaan en toch had ik alles misschien in enige seconden aanschouwd. Geen tong zou echter kunnen beschrijven de glans en heerlijkheid van de scharen engelen, die ik nu opmerkte. Ik zag de hemelse heer­legers zich opstellen. In een ogenblik waren de graven der hei­ligen als een omgeploegde akker en uit de zee, uit de rotsen, uit de woestijnen en alle denkbare plaatsen werden de heiligen van alle tijden opgewekt en zag ik hen allen in de geweldige reus oprijzen. Geen puin bedekte het lichaam; hij was gekleed in hemelse heerlijkheid en in een wonderbaar stralend gewaad, zo schitterend, dat een miljoen diamanten ervoor verbleken zou. Iedereen was tot volmaaktheid gekomen. Op dit ogenblik hoorde ik opnieuw geweldige donderslagen. Ik keerde mij om en zag het vreselijkste schouwspel, dat een mensenoog ooit kan waarnemen. Uit de hemel werden de schalen van Gods toom uitgegoten. Het was alsof de toorn en de rechtvaardigheid van God druppels, van onuitsprekelijke pijnen tevoorschijn brachten. De volkeren der aarde, die Christus verworpen hadden, kregen de beker ermee gevuld.

Nog eenmaal werd mijn aandacht bij het verheerlijkte lichaam bepaald. Ik hoorde weer een stem als een donderslag: “Zie, de bruidegom komt, ga uit hem tegemoet. “Want Deze is de Heer der heerlijkheid. Heft, poorten, uw hoofden omhoog, en verheft u, gij al oude ingangen, opdat de Koning der ere inga.” Hierop klonken, alsof de Here God zelf het teken ervoor gegeven had, hemelse orkesten in een machtige symfonie. Het was rijke, klank­volle hemelse muziek; het was het lied van de verlosten. Zij zongen het en wat ik voor de begeleiding gehouden had, werd steeds sterker en duidelijker. Het was de stem van de bruid, veel­stemmig en toch als één stem zongen zij het lied van Mozes en van het Lam.

Toen ik luisterde, voelde ik mij zwak, maar deze zwakheid was tevens sterkte, omdat ik mij in de nabijheid wist van de Heer der Heren en de Koning der koningen. Ik was vervuld met een onuitsprekelijke kracht van dc Heilige Geest, een drang om dit alle naties te verkondigen en om de strijd naar de loop­graven van een verloren en stervende wereld te dragen. Ik wist dat dit de openbaring van de Koning was in zijn koninklijk gezag. De Here toonde mij dat het Godsrijk in het zicht komt. De Geest en deze kracht grepen mij zo aan, dat ik mij voelde als een die aan de derde hemel ontrukt was. Daniël zag dit eeuwige Ko­ninkrijk, dat geen macht in deze wereld vernietigen kan. Nog eens zag ik het lichaam, maar het werd naar boven getrokken, naar hemelse plaatsen.

Ik kwam tot ontwaken. Tot drie maal toe herhaalde het gezicht zich op dezelfde wijze. Iedere keer stemde het tot in de kleinste bijzonderheden overeen. Van dat ogenblik klonken deze woorden onophoudelijk in mijn ziel: Hij komt! Hij komt spoedig!

 

De Heilige Geest door J. Noë

Daar wij Pinksteren naderen wil ik het dit keer hebben over de Heilige Geest. Want we hebben de Heilige Geest nodig om tot een volkomen gemeenschap met Jezus en God de Vader te komen. Nu gaan wij Gods Woord eens op­slaan om te zien wat er zo over de Heilige Geest gezegd wordt. Ik zal slechts de noodzakelijke teksten aanha­len, want anders zou dit ar­tikel veel te lang worden.

Beloften voor het ontvangen van de Heilige Geest (Trooster)

In het Johannes evangelie zegt Jezus het volgende: Joh. 14:15-20:

“Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij Mijn geboden bewa­ren. En Ik zal de Vader bid­den en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn, de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn.

Ik zal u niet als wezen ach­terlaten. Ik kom tot u. Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer, maar gij ziet Mij, want Ik leef en gij zult leven. Te dien dage zult gij weten, dat Ik in Mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u”.

Joh. 14:25:

“Dit heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik nog bij u ver­blijf; maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb”.

Joh. 16:13-16.(Werk van de Trooster):

“Doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen en het u verkondigen. Al wat de Vader heeft, is het mijne; daarom zeide Ik: Hij neemt uit het Mijne en zal het u verkondigen”.

Ook in Luc. 11:13, Joh. 07:37 (zie onder), Hand. 02:38 en Ef. 01:13 kunt u lezen over de belofte.

De levendmakende Geest

Jezus zegt: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het leven”. (Joh. 14:06, zie ook eerder genoemd vers 18). Jezus is de levendmakende Geest (1 Kor. 15:45).

Jezus zegt in Joh. 04:14:

“Maar wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven”. (Dit geldt ook voor het Woord). Joh. 07:37:

“Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, wel­ke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zou­den”. Joh. 06:63:

“De Geest is het, die le­vend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn Geest en zijn Leven”.

Zie verder ook bijvoorbeeld Rom. 08:11 en 2 Kor. 03:06. Zo zijn er nog meer teksten. Ik laat het hier maar bij. Ik wil u echter nog even attent maken op het volgen­de :

a – Stilstaand water gaat stinken.

b – Levende vissen zwemmen tegen de stroom in, dode vissen drijven met de stroom mee.

Kracht van en door de Heilige Geest

Jezus was pas in staat won­deren en tekenen te doen na­dat Hij gedoopt was met de Heilige Geest. Zo moesten ook de discipelen (ook wij) wachten op de doop van de Heilige Geest.

Jezus zei in Luc. 24:49:

“Maar gij moet in de stad blijven, totdat gij bekleed wordt met kracht uit de hoge”. Hand. 01:08:

“Maar gij zult kracht ont­vangen, wanneer de Heilige Geest over u komt en gij zult Mijn getuigen zijn”.

Nu zij werden Zijn getuigen.

Jezus had gezegd in Joh. 14:12-13:

“Ik zeg u, wie in Mij ge­looft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader; en wat gij ook vraagt in Mijn Naam, Ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheer­lijkt worde”.

En aldus geschiedde. De Heer bevestigde Zijn Woord door tekenen die er op volgden. De geestelijke kracht en ga­ven kwamen in werking. (Zie Marcus 16, slot en Handelin­gen). Broeders en zusters, zo dient het ook heden ten dage te geschieden.

Vrucht en gaven van de Geest

De geestelijke gaven worden door Paulus in 1 Korinthe 12 en 14 uitvoerig beschreven. Maar zeer belangrijk is ook de vrucht van de Geest (Galaten 5), waar als eerste staat vermeldt de liefde. Ik schrijf dit met hoofdletters omdat hier bedoeld wordt de Goddelijke (verticale) liefde. Jezus’ hele wezen getuigde hiervan. Als we de Bergrede van Jezus lezen, alsmede wat staat in het Johannes evangelie, in de brieven van Johannes en in 1 Korinthe 13, bemerken wij dat zonder die liefde niets is te bereiken. Als deze lief­de ontbreekt, kan de Heili­ge Geest niet tot ontplooi­ing komen.

Wat machtig is de veelzij­digheid van de Heilige Geest. Hoe God op diverse manieren Zijn Almacht, Zijn Heerlijkheid, Zijn Liefde, Zijn wil, Zijn Kracht, Zijn Wijsheid, maar ook Zijn Tuchtiging door Zijn Geest aan ons openbaart.

Paulus zegt in Ef. 01:17-19:

“Opdat de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve de Geest van wijsheid en van openbaring om Hem recht te kennen: verlichte ogen uws harten, zodat gij weet, welke hoop zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijk­heid is Zijner erfenis bij de heiligen, en hoe over­weldigend groot Zijn kracht is aan ons, die geloven”.

1 Joh. 05:20 zegt: “Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te ken­nen; en wij zijn in de Waarachtige, in Zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven”.

Zo is het, broeders en zus­ters. Wat is het heerlijk om als kinderen Gods zo deel te hebben aan de God­delijke natuur, vereenzel­vigd te zijn met Hem, door Zijn Zoon Jezus Christus en door de Heilige Geest, te wandelen in het Goddelijke licht, waardoor iedere duisternis moet wijken en wij in staat zijn de licht­ste fluistering van Zijn stem te horen. Halleluja! Ik eindig nu met 1 Kor. 02:06-12:

“Toch spreken wij wijs­heid bij hen, die daarvoor rijp zijn, een wijsheid ech­ter niet van deze eeuw, noch van de beheersers dezer eeuw wier macht teniet gaat, maar wat wij spreken, als een ge­heimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God reeds van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid. En geen van de beheersers dezer eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben.

Maar gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft ge­hoord en wat in geen mensen­hart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor dege­nen die Hem liefhebben.

Want óns heeft God het geo­penbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle din­gen, zelfs de diepten Gods.

Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des eigen mensen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods.

Wij nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is”.

God zegene u allen!

 

Overwinnen door lofprijzing door Nico Goverts

“Welzalig het volk dat de jubelroep kent, zij wandelen, Here, in het licht van uw aanschijn”. (Ps. 089:016).

Belangrijk in de ogen van God

Het volk van de eindtijd is een volk dat de jubel­roep kent. Dat is hun ge­heim. Want zo overwinnen zij de duisternis, zodat ze kunnen treden in het volle licht van God. Met die jubelroep komen ze door de eindstrijd heen.

Als we de Bijbel daarop nalezen, zien we hoe be­langrijk lofprijzing is in de ogen van God. Psalm 81 roept ons op: “Jubelt Gode onze sterkte, juicht ter ere van Jakobs God”. “Want”. zo lezen we dan in vers 5, “dit is voor Isra­ël een inzetting, een ver­ordening van Jakobs God”. Daar zien we: het is een verordening van God zelf. Lofprijzing behoort tot de orde van het koninkrijk Gods, het hoort bij de wetten van de Geest. Al­leen zo kunnen we in het koninkrijk Gods functione­ren.

Daarom is het goed, eens na te gaan: welke beteke­nis heeft lofprijzing in het plan van God met ons leven en met de gemeente? Allereerst zien we dan wat Asaf vermeldt in Ps.077:012: “Ik zal de daden des Heren gedenken, ja ik wil geden­ken uw wonderen van ouds”. Asaf verkeerde in de strijd; hij spreekt over de dag der benauwdheid. In vers 4 moet hij vaststel­len: “Denk ik aan God, dan kreun ik”. Zijn denken was negatief. Maar dan komt er in deze psalm een keer­punt, in dat twaalfde vers. Het denken van Asaf wordt veranderd, doordat hij de Heer gaat prijzen. De depressieve houding wordt doorbroken.

Wat is lofprijzing?

Lofprijzing is: gedenken wat God heeft gedaan. Zo oefenen we onze gedachten, we richten ze op de Heer en op zijn macht. Zo wordt ons denken vernieuwd.

Hiermee hangt samen wat we leren uit Exodus 15. God heeft zijn volk door de zee geleid en ze hebben zojuist gezien hoe de hele legermacht van Farao omgekomen is in het water. En wat doet Mozes dan? Onmiddellijk, daar aan de oever van de zee, zet hij een lied in. En in dat lied ontdekken we de twee hoofdmotieven van alle lofzang: er wordt bezongen ‘ wie God is: “Ik wil de Here zingen want Hij is hoog verheven”. En er wordt getuigd van wat Hij doet: “Het paard en zijn ruiter stortte Hij in zee”.

Waarom doet Mozes dat?

Waarom gaat hij meteen met het volk zingen? Omdat hij begrepen heeft: als God je een overwinning geeft, dan moet je die direct vast­leggen. En juist door lof­prijzing leg je de over­winning van God vast in je hart, in je geheugen. Een lied onthoud je gemakke­lijk. Daarom laat Mozes er  geen gras over groeien. Deze machtige openbaring van de majesteit Gods mag niet weer vervagen. Dit moeten ze niet weer verge­ten.

De boze is er altijd weer op uit, ons de overwinning en de zekerheden van Gods Woord te ontroven. Maar dan moeten we doen wat Mo­zes deed. We leggen vast wat God ons gegeven heeft. We zetten het als het ware zwart op wit. We houden vast wat we hebben. Als we de Heer prijzen, maken we daarmee ons anker vast in Hem. Dan kunnen de gol­ven ons niet meer meesleu­ren, want we zijn geankerd in Jezus. We slaan onze pinnen vast in wat God is en in wat Hij doet.

De dubbele betekenis van lofprijzing

Lofprijzing heeft een dub­bele betekenis. Het is van belang voor God. Want zo bereiden we Hem vreugde. Het is reukwerk voor zijn aangezicht. En daarvoor zijn we gemaakt. Tot Zijn vreugde zijn wij gescha­pen. Pas dan komt een mens tot Zijn bestemming, als hij zijn Schepper gaat lo­ven. Zolang dit ontbreekt, blijft er een leegte in het hart van de mens.

Hebt 8 er wel eens bij stil gestaan: God vindt uw lofprijzing belangrijk. Die is kostbaar voor Hem. Maar tegelijkertijd is het ook van betekenis voor onszelf. Ons probleem is vaak dat we teveel bezig zijn met onszelf. Maar als we God gaan prijzen, krij­gen we aandacht voor Hem. Ons gezichtsveld wordt verruimd. We gaan, zoals David zegt in Ps. 017:015, Gods aangezicht aanschou­wen. We zien Jezus. En we gaan ons verzadigen met Gods beeld. We drinken zijn grootheid in, zijn vrede, zijn liefde. We worden verzadigd met zijn sterkte, met zijn heer­lijkheid en macht. Lof­prijzing beïnvloedt ons­zelf. Onze kennis van God wordt erdoor verdiept en vermeerderd. We worden er zelf door versterkt. We maken ons eigen, wat in God aanwezig is.

Wanneer we Hem loven, zijn we in feite bezig, om te scheppen uit de bronnen des heils. Jesaja nodigt ons uit om dat te doen. (Jes. 12:03), en om het te doen met vreugde. De keuze is aan ons. Tegenover de stroom van ongerechtigheid stelt God, ook in de eind­tijd, de bronnen des heils.

Wat doen we? We kunnen ons bezighouden met wat voor ogen is, met het negatie­ve. We kunnen ook het lof­lied aanheffen op de God van ons heil, en zo een dam opwerpen tegen de stroom van verderf en on­heil die ons wil overspoe­len.

Wat lofprijzing doet

Lofprijzing brengt ons in de ruimte, doet ons staan in de vrijheid van Chris­tus. David zegt hiervan in Ps. 030:012: “Mijn rouwklacht hebt Gij veranderd in een reidans, mijn rouwkleed hebt Gij losgemaakt, met vreugde mij omgord. In de lofzang komen we los van het aardse, en kunnen we treden op onze hoogten.

Daarom stelt de vijand al­les in het werk, dat we maar zullen zwijgen. Hij zegt: Wacht maar tot mor­gen. Vandaag ben je niet in de stemming om de Heer groot te maken. Maar David heeft dit wel door, en daarom voegt hij er in vers 13 aan toe: “Opdat mijn ziel U zou psalmzingen en nimmer verstommen”. Da­vid onderkende het: de vijand wil mij de mond snoeren, hij wil mijn lied laten verstommen. Maar hij zegt: dat nooit! En ook voor ons geldt: laat u niet deprimeren, laat u niet terneer drukken door de aanklager of door zorg­en. Laat uw lof niet ver­stommen.

Als we het boek Openbaring lezen, valt het op, hoeveel plaats de lofprijzing daar inneemt. Daaruit blijkt: juist in de eindtijd moeten we extra veel zingen. Dege­nen die het lied van Mozes kennen en het lied van het Lam, dat is het volk dat de eindstreep haalt.

Uitwerking naar drie kanten

Zijn we ons wel bewust, tot wie we spreken als we de Heer prijzen? Wat wij spre­ken, heeft een uitwerking naar drie kanten. Om te be­ginnen: we richten ons tot God; Hij hoort onze woorden en de engelen luisteren toe. Maar er is meer. Lofprijzing is ook: de machten der duisternis aanzeggen wie Jezus is. Het is een proclamatie. Het is uitroe­pen wie de Koning is, wie de heerschappij heeft. Onze jubelroep is een wapen te­gen de vijand.

En dan is er nog iets. Wan­neer we God groot maken in de gemeente, dan heeft dat ook een uitwerking naar het volk van God. Dan zijn we, zoals Jesaja het noemt, vreugdeboden, die heil ver­kondigen, die tot Sion spreken: Uw God is Koning. (Jes. 52:07). Zo zeggen we elkaar aan, zo verkondigen we elkaar, wie God is. We bouwen de ander op.

Psalm 19 vertelt dat de hele schepping God verheerlijkt. De hemelen vertellen Gods eer. En dat is een voor­beeld voor ons. En dan leert de psalmist ons iets heel opmerkelijks. Dan staat er in Ps. 019:003: “En de nacht predikt kennis aan de nacht”. Daar zien we wat lofprijzing met name ook inhoudt. Het is ook: kennis prediken. Als we God prijzen in de samenkomst, kan de kennis Gods bij an­deren verdiept en verrijkt worden. Zo prediken we ken­nis. Door wat de ander zegt in zijn aanbidding, kunnen we niéuwe dingen ontdekken in God of bevestigd worden in ons geloof. Als een an­der belijdt: Heer, U bent Koning, dan kan dat ons op­bouwen en versterken. Zoals de sterren Gods grootheid laten zien in de nacht, zo kunnen wij dan ook stralen als sterren in de eindtijd.

De Geest van God is gekomen om ons ook in deze dingen in te leiden. Als we ver­vuld zijn met de Heilige Geest, hebben we een lofge­waad ontvangen, in plaats van een kwijnende geest. En daarom: juist met Pink- steren komt de oproep van God tot ons als volk van de eindtijd: Sta op en trek uw lofgewaad aan!

 

Pinksteren

Zij werden allen ver­vuld met de Heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken zoals de Geest het hun gaf uit te spreken”. (Hand. 02:04)

 

Het werk van Gods Geest door H. J. Glasbergen

Ik heb Hem verheerlijkt

Dit zegt God van de Zoon en de Zoon van de Vader. (Joh. 12:22-36). De Heilige Geest is ons gegeven om Gods Naam te verheerlijken. Daar is reeds duizenden keren over gesproken, maar het is al­tijd weer nieuw. De Heilige Geest maakt geen scheiding of scheuring. Hij brengt geen verdeeldheid, geen verdriet en teleurstelling. En toch zien wij deze din­gen in een veelvoud in de kerken en kringen. Blijk­baar zijn er meer geesten die werken onder een valse naam, die net echt zijn, maar het net niet zijn. Die geen duisternis zijn, maar ook bepaald geen licht. Tot in de kleinste groepjes en kringetjes kom je deze geesten tegen, die nooit uit God zijn. Dat zijn de geesten die zichzelf willen verheerlijken en hun (ei­gen) werk zo belangrijk vinden. Wat niets met het Koninkrijk Gods te maken heeft, zoals Jezus Christus ons leert.

Dit Koninkrijk moet name­lijk in allen openbaar wor­den. Daar is ook geen plaats voor eigen werk of eigen zaakje. Maar zo vol­wassen zijn wij nog niet, ook niet in pinksterkring- en. En toch is ons maar één Naam gegeven: Jezus Christus en die gekruisigd. Voor Zijn lijden en sterven zei Hij, dat de Zoon des mensen verheerlijkt moest worden. Dat was niet met het roepen van “hosanna” en “gezegend Hij die komt in de Naam des Heren”. Maar door Zijn op­standing en hemelvaart.

Gij moet wachten te Jeruzalem

Die in het geloof tot Hem komen zullen stromen van levend water ontvangen. Je­zus sprak: “Gij zult met de Heilige Geest gedoopt wor­den, niet vele dagen na de­ze. En gij zult kracht ont­vangen, wanneer de Heilige Geest over u komt. En gij zult Mijn getuigen zijn”. Dat laatste betekent: Discipelschap. De leer, die Jezus Zijn discipelen leer­de, en ook voor ons de waarheid is, is een vol­maakte leer. Bekeert u, laat u onderdompelen (het watergraf) – het bad der wedergeboorte – en gij zult de Heilige Geest ontvangen.

Wat zijn de kerken in alle schakeringen, ver van de leer van Jezus afgedwaald. En deze leer komt van de Vader, het is niet Mijn leer zegt Jezus. (Joh. 07:14- 20). De mensen hebben een leer uitgedacht door hun eigen geest, daarom ook de grenzeloze verwarring. De leer van de kerken is uit­gedacht in de studeerkamers van Rome en Genève. God heeft geen behagen in deze “godsdienst”, daar wordt Hij juist vermoeid van. Hij heeft alleen behagen in volkomen gehoorzaamheid.

Om het geloof gemakkelijk te maken en de mens te be­hagen ,» hebben zij een kin­derdoop uitgedacht, waar dan het geloof zou begin­nen, gezien het “dooplid”. Op een latere leeftijd moet hij of zij dan de leer van zijn kerk onderschrijven en zelfs onderwerpen, op straffe van uitsluiting van het heil der kerk. Daar hebben zij zelfs sacramen­ten voor, die het eeuwig leven moeten garanderen. De onwetende mens wordt dus verblind door geesten die niet uit God zijn.

De volle waarheid

Eeuwen lang zuchten genera­ties onder dit juk. De Bij­bel noemt hen slaven. Geslacht op geslacht leren de ouders de kinderen wat zij zelf hebben ontvangen. Het natuurlijke voedsel geven zij hun kinderen niet, voor dat zij weten dat het goed voor hen is, terecht. Maar het geestelijk voedsel, wat eeuwig leven betreft, gelo­ven zij, zonder zelf tot geloof te komen en te on­derzoeken of het de waar­heid is. De Bijbel wordt misbruikt om hun gelijk te bevestigen, zoals Jehova’s getuigen.

Gods Woord is ons gegeven om ons daaraan te onderwer­pen. Jezus heeft gezegd: “Die Mijn Woord hoort en doet, is Mijn moeder, broeder en zuster”. Dit is de enige absolute voorwaarde.

Bekering is de eerste stap om tot geloof te komen. Het kruis van Jezus Christus en Zijn opstanding, als je vergeving vraagt voor je zonden. Maar niet om je le­ven bij het kruis door te brengen, maar dan moet de tweede stap volgen. Het ou­de leven, wat voor God waardeloos is laten begra­ven. Nog steeds de wet van gehoorzaamheid. Dan wil God Zijn Geest geven om een nieuw leven te beginnen met Hem, Jezus. De wandel in het Koninkrijk Gods, om tot levende werken te komen, om vrucht te dragen.

Een natuurlijk gelovig mens aan een kerk verbonden, kan God niet behagen. Deze mens kan ook niet gehoorzaam worden, omdat er een bedek­king op ligt. Wij bemerken het dikwijls als wij een gesprek hebben met toch wel oprechte mensen uit de kerk dat er een natuurlijke ge­meenschap is. Maar beginnen wij over de leer van Jezus Christus, dan valt er een benauwend stilzwijgen.

De Heilige Geest

Geloof is een gave van de Heilige Geest. (1 Kor. 12:09). Jezus zegt: “Elke plant die Mijn Vader niet heeft ge­plant, zal uitgeroeid wor­den. (Matt. 15:08-15). “Dit volk eert Mij met de lippen maar hun hart is verre van Mij. Tevergeefs eren zij Mij omdat zij leringen leren, die geboden van men­sen zijn”. Toen, maar ook nu. Zij blijven hun zonden belijden, hun leven lang. Zij weten en kennen ook het nieuwe leven uit Christus niet. Hij leerde een nieuwe (weder)geboorte uit de mens.

Lieve mensen, als de oude, natuurlijke gelovige mens, God had kunnen behagen, had God Zijn Zoon niet als een offer behoeven te geven voor de mensheid. Als er gerechtigheid was in de ou­de mens, waarom dan niet in het priesterdom van die tijd?

Hij kwam om de mens te be­vrijden van de heerschappij van de duivel. De mens kan niet door ijver en goede werken, zich uit zijn zon­dige verlorenheid bevrij­den. Daar moet een offer voor zijn, rein en heilig. Zonder bloedoffer is er geen vergeving. Hij alleen is het Lam Gods, voor de wereld geslacht. Hij alleen heeft het oordeel. Geen leer of sacramenten van een kerk hebben eeuwig leven in zich. Geen gewijde grond of herstel na de dood, kunnen de mens helpen. Dat is een leugen, door mensen bedacht om een greep te hebben op de dierbare gelovigen. Hij heeft alle macht in hemel en op aarde, zegt Hij tegen Zijn discipelen.

Ik heb de wereld overwonnen

De mens moet van binnen uit vernieuwd worden, door de Heilige Geest. Jezus zegt tot de farizeeën dat zij gewitte graven zijn, van buiten schoon, maar van binnen onrein. Laat je huis reinigen door het bloed van Jezus Christus en wordt vervuld met de Heilige Geest. God is Geest, Hij kan geen gemeenschap hebben met een natuurlijk gelovig mens. Hij woont ook niet in kerken met mensenhanden ge­maakt, maar in Zijn tempels dat zijn de zonen Gods, waarin Hij zich kan openba­ren. Die vermoeien zich niet met dode en goede wer­ken. Met politieke vraag­stukken of morele herbewa­pening .

Wij schrijven dit voor men­sen die nog onder de jukken zitten van een leer van theologen en andere deskun­digen. Vreest niet voor een kerkleer, maar vreest Hem, die nadat Hij gedood heeft, macht heeft om in de hel te werpen. (Luc. 12:05). Wordt gehoorzaam aan Jezus Chris­tus en ontvang het nieuwe leven wat Hij geeft aan ie­der die komen wil. Wij wor­den geoordeeld op een per­soonlijk geloof, een geloof uit God geboren, zegt de Bijbel. Laat dit Pinksteren uw geboortedag zijn en ont­vang het leven waaraan nooit meer een einde komt. Hij roept u, vermoeide mens toe: Geef uw leven aan Hem, Jezus Christus en die gekruisigd. Of weet u een be­tere Naam dan deze?

Wij voelen ons niet geroe­pen kerken te bestrijden, maar wel om van de waarheid te getuigen. Christenen of niet: Bekeert u, laat u verzoenen met God de Vader, door onze Here Jezus Chris­tus. “Wij dan gerechtvaar­digd uit het geloof, hebben vrede met God, door onze Here Jezus Christus”. De ene ware kerk is de Bruidsgemeente van Jezus Chris­tus, waarvan Hij het Hoofd is. Geboren op de eerste Pinksterdag na hemelvaart. Jezus leerde het reeds aan Nicodémus: Daar kom je niet in door godgeleerdheid, maar door wedergeboorte.

 

Wat Jezus voor u wil doen

Leven en overvloed

“Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed”.  (Joh. 10:10).

De komst van Jezus naar deze wereld betekende een radicale inbreuk in het rijk van satan, met zijn zonde, ziekte. Angst en dood. Jezus kwam om zijn werken te verbreken. Jezus schertst het werk van satan door te zeggen dat de dief niet komt dan om te stelen en te slachten en te verdelgen.

Welk een vernietigend werk de duivel aanricht in mensenlevens zien wij tot op de dag van vandaag voor onze ogen. We hoeven daar geen voorbeelden van op te noemen. Veel belangrijker is dat wij inzien en geloven dat Jezus Christus in deze wereld kwam om de werken van Satan te verbreken. (1 Joh. 03:08). Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren. (Hand. 10:38). Deze Jezus is niet veranderd. Hij is vandaag nog dezelfde en blijft dat tot in eeuwigheid!

Velen hebben dit in hun leven ervaren, toen zij, Jezus Christus, de zoon van de levende God, als Heer en Heiland in hun leven aanvaarden. Het gevolg was dat hun leven totaal nieuw werd, in plaats van het ruïnerende en vernietigende werk, wat Satan in hun leven aanrichtte, kwam er leven en overvloed, het leven van God, voor in de plaats. Wat een verandering, wat een bevrijding voor iemand die gebroken heeft met het oude, door Satan beheerste leven en het nieuwe leven van Christus heeft leren kennen! Wij hopen dat ook u reeds hebt gebroken met dit oude leven. Is dit nog niet het geval, kom dan nu tot overgave aan de zoon van de levende god. Beleid hem uw zonden en schuld. Dank hem dat hij ook voor u een volkomen verlossing aan het Kruis van Golgotha heeft teweeggebracht. En ervaar het iedere dag opnieuw dat Jezus is gekomen om uw leven en overvloed te schenken!

1979.12 nr. 199

Levend Geloof 1979.12 nr. 199

Jezus is Koning door Gert Jan Doornink

“Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten van de vreugdebode, die vrede aankondigt, die goe­de boodschap brengt, die heil verkondigt, die tot Sion spreekt: Uw God is Koning.

Hoor, uw wachters verheffen de stem, zij jube­len tezamen, want met eigen ogen zien zij, hoe de Here naar Sion wederkeert.

Breekt uit in gejuich, jubelt eenparig, puin­hopen van Jeruzalem, want de Here heeft zijn volk getroost, Hij heeft Jeruzalem verlost. De Here heeft zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle volken en alle einden der aarde zullen zien het heil van onze God.

Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar; raakt het onreine niet aan, gaat weg uit haar mid­den, reinigt u, gij die de vaten des Heren draagt. Want niet overhaast zult gij uittrek­ken en niet in vlucht heengaan: de Here immers gaat voor u heen en uw achterhoede is de God van Israël”(Jes. 52:07-12).

“In de zesde maand nu werd de engel Gabriël van God gezonden naar een stad in Galilea, ge­naamd Nazareth, tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, genaamd Jozef, uit het huis van David, en de naam der maagd was Maria. En toen hij bij haar binnengekomen was, zeide hij: Wees gegroet, gij begenadigde, de Here is met u. Zij ontroerde bij dat woord en overleg­de, welke de betekenis van die groet mocht zijn. En de engel zeide tot haar: Wees niet bevreesd, Maria; want gij hebt genade gevonden bij God. En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jacob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen”(Luc. 01:26-33).

Zo op het eerste gezicht hebben deze twee ge­deelten uit de Bijbel niet veel met elkaar te maken, maar als we ze wat nader bekijken, dan blijkt al heel gauw dat er overeenkomsten zijn.

a – Het gedeelte uit Jesaja gaat over de Knecht des Heren, dus over Jezus. Het is de derde profetie over Hem. Het gedeelte uit Lu­cas gaat ook over Jezus.

b – Het gedeelte uit Jesaja is een profetie, wat de engel Gabriël tot Maria zei in feite ook.

c – Jesaja spreekt over het koningschap (vs.7), Lucas ook (vs.32-33).

Wij willen in dit artikel onder ogen zien, waarom Christus Zich geopenbaard heeft als koning, en wat dit voor ons te betekenen heeft.

Wat Gabriel zei tot Maria

Gabriël kondigt niet alleen de geboorte van Je­zus aan, maar hij gaat ook regelrecht op het doel af, waarom Jezus naar deze wereld kwam, wat Zijn uiteindelijke bestemming zou zijn.

Gabriël sprak over Jezus dat Hij koning over het huis van Jakob zal heersen tot in eeu­wigheid, en dat zijn koningschap geen einde zal nemen. Zijn uiteindelijke bestemming zal dus zijn dat Hij Koning zal worden.

Wat hebben wij daar als gelovigen nu mee te ma­ken? Gaat dat niet buiten onze wil om? Neen, want God handelt nooit buiten de mens om. Dat wordt met de geboorte van Jezus nog weer eens onomstotelijk bewezen. De maagd Maria wordt in­geschakeld. De engel Gabriël sprak haar aan met “begenadigde”. Zij had genade gevonden bij God om Jezus ter wereld te brengen.

De geboorte van Jezus kwam bovendien niet on­verwachts, maar was op velerlei wijze door de profeten aangekondigd in het oude verbond.

Denk bijvoorbeeld aan Jes. 09:05 als de pro­feet spreekt: “Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouders en men noemt Hem Wonder­bare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst” .

Ten alle tijd blijft de mens ingeschakeld in het plan van God met deze wereld. Feitelijk kan dit ook niet anders, want de mens is immers Gods schepping. Wij zijn naar het beeld van God geschapen. (Gen. 01:26-27). Ps. 008:006 zegt dat God de mens bijna goddelijk heeft gemaakt, en hem met heerlijkheid en luister heeft gekroond. Ondanks het feit dat het de duivel gelukt is de mens uit de gemeenschap met God te halen, bleef God Zijn schepselen liefhebben. Daarom werd Jezus naar deze wereld gezonden, om de werken van satan te verbreken. (1 Joh. 03:08).

Daardoor werd het voor de mens weer mogelijk om in Gods gemeenschap te komen.

Door te geloven in het volbrachte werk van Je­zus Christus zijn wij in gemeenschap met God gekomen. Zoals 1 Joh. 01:03 zegt: “Onze gemeen­schap is met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus”. Dat is een gemeenschap waaraan wij ons niet mogen onttrekken. We kunnen niet zeg­gen: Ik ben een kind van God, maar ik leef bui­ten Zijn gemeenschap. ‘Paulus zegt in 1 Kor. 01:09 zelfs dat wij geroepen zijn tot gemeenschap met Gods Zoon: Jezus Christus.

Wij zijn betrokken bij Gods plan met deze wereld

Daarom is het ook zo belangrijk dat wij ons be­wust zijn dat wij ingeschakeld zijn in het plan van God met deze wereld. Als wij in Jes. 52:07 lezen over de “vreugdebode” denken wij in de eerste plaats aan de Here Jezus, maar Rom. 10:14-15 zegt dat het geldt voor alle gelovigen! “Hoor, uw wachters verheffen de stem, zij jube­len tezamen…”(Jes. 52:08). We leven in een tijd dat de Gemeente van Jezus Christus weer zijn stem gaat verheffen. Hoe kan het ook anders?

We zien met eigen ogen dat God alles terug gaat geven aan de gemeente, wat door de duivel ont­roofd is! Hij geeft Zijn gaven terug. Hij open­baart zich als de volkomen Verlosser. Hij heeft ons in Christus de ganse volheid Gods geschonken .

God is bezig in onze dagen alles te herstellen. En dit proclameert de waarachtige Gemeente van Jezus Christus door woord en daad. Jezus zei: “En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuige­nis voor alle volken, en dan zal het einde ge­komen zijn” (Matt. 24:14). Maar wij moeten niet denken dat dit gebeurt door gelovigen die zelf part nog deel hebben aan het volle heil. Die leven buiten Gods gemeenschap. Die leven in zonde en gebondenheid.

Daarom vraagt hij van ons geloof en vernieuwing van denken. Vele kinderen Gods zijn nog gebonden aan allerlei aardse, natuurlijke leringen, èn hebben nog weinig visie voor dit God­delijke herstelwerk. Velen weten precies wat er in het verleden gebeurt is en wat er in de toekomst gaat gebeuren. Maar wat wil God vandaag doen? En waar is God vandaag mee bezig? En wat is onze taak en plaats in dit alles?

Onze taak in deze wereld

“De Here heeft zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle volken en alle einden der aarde zullen zien het heil van onze God” (Jes. 52:10). Wat Jesaja hier zegt gaat niet buiten ons om, maar heeft rechtstreeks te maken met onze opdracht, onze taak in deze wereld.

Maar hoe zullen zij het heil van God zien als er “onreinheid” is? Jes. 52:11 zegt: “Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar: raakt het onreine niet aan, gaat uit haar midden, reinigt u, gij die de vaten des Heren draagt”. In Jezus, in de apostelen, in de eerste christengemeente was het heil van God zichtbaar, en kwam de volheid Gods tot openbaring.

Bij hen was geen onreinheid of gebondenheid. Onbevreesd getuigden zij van de grote daden Gods, gevangenis en vervolging trotserend. Als zij zich door de omstandigheden zouden laten beïnvloed hebben, was er van gehoorzaamheid aan Gods opdracht niets terecht gekomen. Zij zijn ons tot een inspirerend voorbeeld.

Jes. 52:12 zegt: “Want niet overhaast zult gij uittrekken en niet in vlucht heengaan: De Here gaat voor u heen en uw achterhoede is de God van Israel”. Nieuwtestamentisch ge­sproken: Jezus heeft gezegd: “Zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der we­reld” (Matt. 28:20). Want Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde! (Matt. 28:18). Hij is Koning.

Paulus schrijft in 2 Timoteüs 3 over de negatieve eigenschappen van de mensen die “in de laatste dagen” zullen leven. Het zijn “zware tijden”. Maar temidden van deze door satan beheerste mensheid, bevindt zich de echte gemeente van Jezus Christus. Zij slaan niet op de vlucht voor de vijand. Hun proclamatie is: God wil alle dingen nieuw maken. Aanvaardt Jezus en volgt Hem! Jezus is hun Koning en zij met Hem!

Als we deze maand weer Kerstfeest vieren, laten we dan niet alleen zien op het Kind in de krib­be, (daar begon het mee), maar ook denken aan wat de engel Gabriël nog meer van Hem zei! 0, laten wij aanbidden…. die Koning!

Want Hij is onze Koning…. voor eeuwig!

 

De kracht van Gods Woord door Gert Jan Doornink

Er schuilt een ongekende en ongeëvenaarde kracht in het Woord van God. Het is de meest dynamische kracht in het heelal en heeft scheppende en vernieuwende eigenschap­pen. Niet alleen in het verleden of in de toekomst, maar ook in het heden!

De schrijver van de brief aan de Hebreeën formuleert het met deze woorden: “Het Woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó diep dat het vaneenscheidt ziel en Geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten” (Heb. 04:12).

Ieder kind van God kan elke dag opnieuw deze kracht be­leven en ervaren, als hij zich daarvoor openstelt. Dat vereist onderzoek van Gods Woord; biddend en onder de leiding van de Heilige Geest. Want Gods Geest wil ons Zijn Woord doen verstaan en doet ons groeien in – en één worden met – Zijn Woord. Door de Heilige Geest le­ren we de werkelijke kracht van het Woord kennen, want “de letter doodt, maar de Geest maakt levend!” (2 Kor. 03:06). 

 

De ware Godsvrucht door J. Noë

“Daar al deze dingen aldus vergaan (eindtijd), hoeda­nig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en gods­vrucht” (2 Petr. 03:11a).

Wat houdt Godsvrucht in?

De vraag kan gesteld wor­den: Wat houdt Godsvrucht eigenlijk in? We kunnen het als volgt omschrijven:

a – De innigheid van het Godsvertrouwen.

b – Een levenswandel, welke getuigt van dat Gods­vertrouwen, in waarach­tig geloof.

Als wij vertrouwen in ie­mand hebben, wil dat zeggen dat wij hem of haar kennen als een betrouwbaar persoon aan wiens woord wij niet behoeven te twijfelen. Nu is het bedroevend, maar waar, dat onder de kinderen Gods er nog wat zijn, die een zodanig vertrouwen in God en Zijn Woord niet heb­ben, (wat in feite een be­lediging voor God is). Je kunt dit bemerken aan hun opvatting over de Bijbel, alsmede over hun woorden en daden. Ze laten zich gauw beïnvloeden door de omstan­digheden, wat ze zien, ho­ren en voelen (zintuigen), met alle gevolgen van dien. Een en ander getuigt van gebrek aan geloof en het dringt niet tot hen door, dat de duivel vaste voet heeft gekregen.

Jacobus zegt in Jak. 06:06-08 (Verzoekingen): “Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twij­felende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aan­gedreven en opgejaagd wordt.

Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ontvangen, innerlijk verdeeld als hij’ is, ongestadig op al zijn wegen”.

God is onverbrekelijk met Zijn woord verbonden

Nu lijkt het mij gewenst, in verband met mijn onder­werp, onze aandacht weer eens terdege te bepalen op de volgende gedeelten in Gods Woord en daarbij moet het voor ons en in ons vaststaan dat God onverbrekelijk met Zijn woord verbonden is.

a – Jezus heeft de opdracht van de Vader vervuld en op Golgotha heeft Hij al onze zonden en ziekten gedragen en de dood overwonnen. Hij heeft alle machten der duisternis ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd en ons daarvan verlost. Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Hij heeft tot Zijn discipelen gezegd, en dat geldt ook voor ons: Gij zult dezelfde werken doen, die Ik gedaan heb, en nog grotere dan de­ze, als de Heilige Geest over u komt. En door deze kracht zullen alle gelovigen in Mijn Naam duivelen uitwerpen, zieken genezen, doden opwekken, enz. (Jesaja 53; Kol. 01:13-14; Kol. 02:15; Joh. 14:12; Matt. 10:08; Markus 16; Jakobus 5).

b – God zegt in Zijn Woord, dat wij in geen ding be­zorgd behoeven te zijn, dat Hij in al onze noden zal voorzien en ons alles zal schenken in Christus Jezus. (Matt. 06:25-34; Filip. 04:06 en Filip. 04:19; Rom. 08:32).

c – Gods Woord zegt, dat ons geloof beproefd zal worden, dat wij daardoor voor velerlei verzoekingen van de duivel komen te staan en dat dit ons niet bevreemden moet (loutering). Hij doet alles medewerken ten goede voor hen, die Hem liefhebben, (het is tot ons nut, opdat wij het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig worden), en Hij zal niet gedogen, dat wij boven ver­mogen verzocht worden. (Luc. 06:47-49; Luc. 08:04-15; Jak. 01:02-18; 1 Petr. 01:06-07; 1 Petr.  04:12-14; Rom. 08:28; 1 Kor. 10:13).

d – God belooft ons over­winning over alle machten der duisternis in Christus Jezus. (Matt. 10:07-08; Luc. 10:19; Rom. 08:37; 2 Kor. 02:14; Filip. 04:13; 1 Joh. 01:05).

God houdt niet van compromis

Al deze gedeelten uit Gods Woord moeten wij ons toe eigenen in geloof en dat met ons hart en niet alleen met ons verstand, opdat het een realiteit in ons leven wordt. Geen woord dat van God komt zal krachteloos zijn. (Luc. 01:37).

Het heeft mij verbaasd op welke wijze men, wat ziek­ten betreft, om zich als het ware te rechtvaardigen, Gods Woord hanteert. God houdt niet van compromis. God heeft vroeger eens mijn aandacht bepaald bij de ge­schiedenis van koning Asa. Asa was afvallig geworden, en toen hij ernstig ziek werd, zocht hij zelfs geen hulp bij de Here, maar bij de heelmeesters en hij stierf (2 Kron. 16:13).

Broeders en zusters, God heeft ons geroepen tot gemeenschap met Zijn Zoon Jezus Christus. (1 Kor. 01:09), en dat houdt een volledige overgave in en niet een ge­deeltelijke. Door deze overgave hebben wij deel aan de Goddelijke natuur en ontvangen wij alles wat Hij ons belooft. Onze geest, ziel en lichaam functione­ren dan ook overeenkomstig Zijn Goddelijke wetten in ons en wij zijn dan werke­lijk Zijn getuigen, Zijn medearbeiders.

We moeten zo gauw de moed niet opgeven, als wij in de verdrukking zijn, welke ook, maar we dienen te volharden en in geloof, met de zekerheid in ons hart, dat God Zijn woord gestand zal doen. Heb. 10:36 zegt: “Wij hebben volharding nodig om de wil van God doende, te verkrijgen, hetgeen beloofd is”. Zijn kracht zal zich dan in onze zwakheid openbaren. Het geloof is de zekerheid van de dingen die men hoopt, en het bewijs van de dingen die men niet ziet. (Heb. 11:01). We die­nen dienovereenkomstig te handelen. Dat is de ware Godsvrucht.

Ik zal nu tot slot enkele Schriftgedeelten aanhalen, waar over Godsvrucht geschreven wordt.

2 Petr. 01:05-06: “Maar schraagt om deze re­den met betoon van alle ij­ver door uw geloof de deugd door de deugd de kennis, door de kennis de zelfbe­heersing, door de zelfbe­heersing de volharding, door de volharding de gods­vrucht” , enz. Lees s.v.p. het hele hoofdstuk.

Paulus schrijft aan Timótheüs:

1 Tim. 03:16: “Buiten twijfel, groot is het geheimenis der Gods­vrucht”.

1 Tim. 04:07-08: “Oefen u in de Godsvrucht. De Godsvrucht is nuttig tot alles, daar zij een belofte inhoudt van leven, in heden en toekomst”.

1 Tim. 06:11:

Geloof, liefde, volharding en zachtzinnigheid. Strijdt de goede strijd des geloofs”, enz. Amen!

Broeders en zusters, ik ben er mij van bewust dat ik dingen heb aangehaald, waar­over ik vroeger ook wel heb geschreven, maar daar kon ik niet aan ontkomen.

God zegene u allen!

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Dit nummer wordt, behalve aan onze abonnees en anderen die het blad regelmatig ontvangen, ook toegezonden aan een groot aantal adressen ter kennismaking. Bovendien verspreiden sommigen het blad op eigen initiatief. Gevolg is dat deze uitgave van “Levend Geloof”, de grootste oplaag heeft van alle 199 nummers die tot dus­ver van ons blad verschenen zijn. Ook het aan­tal abonnees en zij die het blad per geschenk- abonnement ontvangen stijgt regelmatig.

We zijn daar erg dankbaar voor. Niet dat “Le­vend Geloof” een doel op zich is, maar een middel (één van de vele) om de volle evangelie boodschap in al zijn facetten uit te dragen. We hebben nooit veel aan de weg getimmerd, maar ervaren dat de “kwaliteit” van het blad de beste reclame is. Waarmee we dan bedoelen dat velen gaan ontdekken dat de boodschap zo­als deze onder andere door ons blad gebracht wordt, de enige boodschap is die in deze eind­tijd waardevol is en positieve uitwerking heeft.

Wij willen al onze lezers en lezeressen die ons in het afgelopen jaar, op welke wijze ook, steunden, heel hartelijk dankzeggen. Samen met u willen wij trouw zijn aan de verkondiging van het volle heil in Jezus Christus en waak­zaam zijn om ook in 1980 geen water in de wijn te doen, maar in gehoorzaamheid aan de grote opdracht van Jezus Christus, het evangelie van het Koninkrijk uit te dragen.

Het is heerlijk om in deze tijd de werking van Gods Geest op een machtige wijze te ervaren. Heerlijke waarheden komen onder de “bedekking” van traditie- en menselijke leringen tevoor­schijn en doen de waarachtige gelovigen toe­groeien naar het volmaakte beeld van Jezus in ons. De eindtijd-gemeente zal een overwinnende gemeente zijn. Door strijd en verdrukking heen zal openbaar worden dat uiteindelijk Jezus Triomfator is en wij met Hem!

Wij wensen u, mede namens alle medewerkers, Gods rijke zegen toe op het komende Kerstfeest en voor iedere dag van 1980! Waarbij wij de woorden die Paulus eens schreef aan de gemeen­te te Rome willen doorgeven: “Ik wil dat gij niet alleen wijs zijt tot het goede, maar ook onbesmet van het kwade. En de God nu des vredes zal weldra de satan onder u voeten vertre­den. De genade van onze Here Jezus zij met u!” (Rom. 16:19b-20).

Uw, in onze Heer en Heiland verbonden.

 

Het licht schijnt in de duisternis door H. J. Glasbergen

Jezus, het licht der wereld

God sprak bij de schepping: Er zij licht, en er was licht. En God zag dat het licht goed was. Hij maakte scheiding tussen licht en duisternis.

Zo is Jezus als het licht in deze wereld gekomen. Hij is het vleesgeworden Woord. Wij geloven in de geboorte van Jezus uit de maagd Ma­ria, de “onbevlekte ontvan­genis”. De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen, werd tot haar gezegd. Daarom werd het heilige dat ver­wekt werd, Zoon Gods ge­noemd .

Alleen Zacharias en Elisabeth wisten van de uitver­kiezing van Maria. (Lucas 1). En Maria profeteert: Hij heeft machtigen van de troon gestort en eenvoudigen verhoogd. Waarom maakte God de geboorte niet bekend aan het hogepriesterlijk geslacht? Nu blijkt dat Ma­ria in Rome, een ander is dan in Polen, en weer een ander dan in Mexico, maar wat zegt een naam? De zekerheid voor kinderen Gods is een andere naam. (Hand. 04:8-12).

Wij hebben een Vader die men op Zijn Woord kan ge loe­ven. Want geen woord dat van God komt zal krachteloos wezen. Dit geloofde ook Maria. Deze woorden zijn alleen voor hen die gehoorzaam geworden zijn aan Zijn wet: God liefheb­ben en onze naaste als ons­zelf. Deze liefde is niet uit de mens, maar wordt in onze harten uitgestort door de Heilige Geest. (Rom. 05:01-06). De Heilige Geest is voor iedere gelovige die een nieuw leven wil begin­nen, in gemeenschap met Je­zus Christus. Bidt en u zult ontvangen. (Luc. 11:9-13). Hij zegt: Ik noem u Mijn vrienden, als u doet wat Ik zeg.

Het nieuwe leven is voor iedereen

Het nieuwe leven is: Ge­zondheid, geluk en vrede. Miljarden worden uitgegeven om dit te verkrijgen, en het is voor niets te ont­vangen. Wij wijzen de men­sen de weg om dit te ont­vangen. Het is voor ieder persoonlijk. Veel mensen weten van deze weg, maar gaan deze niet omdat de prijs hun te hoog is. Maar wee hen, die het geweten hebben. Het zijn de mensen die de duisternis liever hebben dan het licht.

God heeft ons Zijn Heilige Geest gegeven om Zijn licht uit te stralen, in een verloren gaande wereld. Hij gaf Zijn Zoon, Jezus Chris­tus, om de geknechte, be­schadigde mens, in de vrij­heid te stellen. Maar al­tijd zijn er hardnekkigen en onbesnedenen van hart geweest, die zich verzetten tegen de Heilige Geest. Tegensprekers van God zijn er te allen tijde. Maar Gods plan faalt niet. Zijn wil werd openbaar in Jezus Christus. U is heden de Heiland geboren, de Chris­tus. Hij die nu in Zijn kinderen woont, door de Heilige Geest. Vrede op aarde, in de mensen die God behagen. God zegt van Zijn Zoon: Hoort naar Hem, want deze is Mijn Zoon, in wie Ik een welbehagen heb.

Wandelen wij als kinderen des lichts?

De nieuwe mens is uit God geboren. Daarom behoren wij te wandelen als kinderen des lichts, want de vrucht des lichts bestaat in lou­ter goedheid en gerechtig­heid en waarheid. Ef. 05:01-14 bevat daarom de oproep: Ontwaakt gij die slaapt, en sta op uit de dood, en Christus zal over u lichten.

Jezus kwam met de blijde boodschap voor dit leven, en niet alleen voor later. Het “alleen voor later” heeft de duivel uitgedacht. Dit wordt graag door een zondig volk geloofd. Men re­deneert dan: Wij zijn tot niets goeds in staat en blijven arme zondaren. Ook de theologie heeft er dit van gemaakt.

Maar als wij tot de erkente­nis der waarheid zijn gekomen, dat Jezus stierf voor onze zonden, en toch in de zonden blijven leven, verachten wij het bloed van Je­zus. (Heb. 10:26). Als u in de zonde leeft, kunt u elk moment in uw zonde sterven. Niet iedereen heeft een sterfbed. Het is gemakkelijk te zeggen aan het einde van je leven: Zijn genade is mij genoeg. Wij kunnen God de wet niet voorschrijven. Al lijkt het er wel veel op in deze tijd, waar iedereen maar doet wat hij goedvindt. (Richt. 21:25). Deze rede is hard, maar er is geen excuus en geen andere weg dan Zijn weg.

Jezus’ woorden zijn: Wordt heilig, zoals Mijn hemelse Vader heilig is. Zijn leer is: Als u zich niet bekeert, zult u in uw zonde sterven. (Luc. 13:01-05). U kunt nu het eeuwige leven binnengaan, door het bloed van Jezus. (Heb. 10:19). Als u weet van Gods Woord en Zijn ge­rechtigheid, moet u het nu doen, want later is het te laat.

De kracht van het bloed

Door het bloed van Jezus kwam er meer kracht vrij, dan alle atoom- en water­stofbommen in de gehele we­reld aan kracht bezitten. Dat besef je als je een slaaf bent geweest van de zonde en vrij bent geworden van de machten der leugen. De zondaren stierven des­tijds in de woestijn, geen enkele kwam er in het be­loofde land, want God er­kent geen slavenvolk. Daar­om heeft Zijn door Zijn bloed gekocht volk Hem en elkaar lief.

Hier wil en kan Hij trots op zijn. Elke dag wordt God door de duivel gehoond en bespot, via mensen die Zijn Naam dragen, maar in hun zonde blijven leven.

Daarom is het zo belangrijk dat de waarachtige kinderen Gods Zijn liefde en overwinning uitdragen, aan ie­der die er voor open staat. Hij vraagt onze liefde en begeert ons met jaloers­heid. Wij moeten de minste willen zijn, ook al is dat moeilijk voor een christen. De meeste willen zijn, dat willen de meesten wel. Je­zus is ons ook hierin een groot voorbeeld. Hij was de meeste, maar werd de minste. Hij ging voor ons de dood in, Hij gaf Zijn bloed, Zijn leven, opdat wij zouden leven. Hij moest buiten de stad sterven, op­dat wij in de eeuwige stad zouden wonen.

Het oordeel begint bij het huis Gods

Het leger van Jezus wandelt in het licht, en heeft niets te verbergen. En ieder die het licht liefheeft, komt tot het licht. Waar zijn we mee bezig, alleen met de dingen van beneden, of ook met de dingen van boven?

Jezus zei tegen Zijn ouders: Wist gij niet, dat Ik met de dingen Mijns Vaders bezig ben? En Hij nam toe in wijs­heid en genade, bij God en de mensen, evenals later de discipelen. (Hand. 02:47).

Dit is ook nu mogelijk, want het Woord is bij ons. In de tijd van Luther was de Bij­bel alleen in het Latijns vertaald. Door de vertaling kwam er veel aan het licht, ook de geestelijke bedrie­gerij. Maar door elkaar weer te bestrijden, ging de kerk weer de duisternis in. De primitieve volken vormen zich afgoden, naar hun denkbeeld. Maar bij de be­schaafde volken is het niet anders. Een ieder heeft zich een beeld van God ge­vormd, naar zijn leer. Elke kerk eist Hem op, God is hun eigendom. Hij moet zich bij elke leer aanpassen. Hij moet enorm flexibel zijn. De laatste nieuwe kerk noemt zich vrij-katho­liek. De gelovigen zijn een soort super-humanisten, die het goddelijke in hun zelf waar moeten maken.

Wat is het volle evangelie?

Het volle evangelie is het Woord van God geloven, ge­hoorzaam worden, Zijn Woord horen en doen. Veel mensen zitten elke zondag in de kerk, horen het Woord en er verandert niets. Zo kan men met een oprecht hart aan een dode leer vastzitten en totaal van God vervreemden. Zij laten zich meedrijven met allerlei theologische leringen en verdrogen gees­telijk totaal. Het is de duivel gelukt zoveel on­kruid te zaaien, dat het een geestelijke wildernis is geworden. De relatie met God is verbroken.

Het volle evangelie erkent maar één Kerk: het lichaam van Christus, de gemeente, die niet deelbaar is. (1 Kor. 01:10-17). Zij die tot deze Kerk behoren worden geleerd en zijn verbonden door de Heilige Geest. In­dien men Gods wil doet, zal men van deze leer we­ten. (Joh. 07:14). Jezus Christus is de enige weg. Het bloed van Jezus reinigt van alle zonden. Het leven begint bij Hem hier op aar­de en blijft tot in eeuwig­heid. Jezus Christus is de Waarheid. Zijn leven be­hoort in ons te zijn. Dat was Gods plan vanaf het be­gin. Jezus bracht terug, wat verloren was gegaan. Met Pinksteren begonnen de discipelen met goed geestelijk voedsel te geven, waardoor de mens weer kon functioneren in het Konink­rijk Gods. De Heilige Schrift is volmaakt en door de Heilige Geest leren we de volle waarheid verstaan. De ganse volheid (volmaakt­heid) is ons in Jezus Christus geschonken. (Kol. 01:15-23). “Gij dan zult vol­maakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is” (Matt. 05:48). Was dat voor vroeger?

Bij velen is het kruis van Christus tot een holle klank geworden. Het mosterdzaadje is verdroogd, de levenskiem had voedsel no­dig, maar is dood gepreekt. De kerk zegt de jeugd niets meer. Zij zeggen terecht: Als je belijdt dat je een christen bent, moet je het waarmaken in je leven. Als dat niet gebeurt ben je voor God en de mensen een leugenaar.

Hoe kan men in de God van de Bijbel geloven, als kar­dinaal Seper, hoofd van het leergezag van het Vaticaan zegt: niet de dode letter van de Bijbel, maar het le­vende woord van de paus, is bepalend voor de rooms ka­tholieke gelovigen. Door deze “onfeilbare” uitspra­ken, heeft God ook een moe­der gekregen. Dat gebeurde in het derde concilie te Efeze in 431. Daar de paus net zo feilbaar is dan alle andere mensen, zal deze he­le kerkelijke hiërarchie instorten. (Mark. 13:01-03).

Nu is de Bijbel een dood boek, zonder de Heilige Geest. Daar de jeugd ook de verdeeldheid ziet en de elkaar niet verdragende re­formatorische kerken, geloven zij ook niet meer in de Bijbel. Gods Woord kan al­leen verstaan worden door Geest vervulde kinderen Gods. Een ongeestelijk mens verstaat de dingen des Geestes niet. (1 Kor. 02:10-16). De Geest maakt levend.

De scheiding der geesten voltrekt zich

In deze eindtijd zal elke gelovige een bewuste keuze moeten maken. Zalig zij, die kiezen voor de waarheid: Jezus Christus: zijn leer ontmaskert iedere an­dere leer. De scheiding zal soms dwars door de ge­zinnen lopen. Maar Jezus heeft gezegd: “Die zijn le­ven wil verliezen om Mij­nentwil, die zal het be­houden” (Matt. 10:32-40) .

Het evangelie is geen goed­kope zaak, maar wel alles waard. Als je water bij de wijn doet, krijg je een troebel mengsel. Jezus zegt: Ik sta aan de deur van je hart en je leven. Hij heeft mensen nodig, waarin Hij Zijn liefde, Zijn leven en Zijn licht kan uitstorten.

Wij leven in een jungle van godsdiensten. Alle glazen­ heilige huisjes, storten in, omdat ze geen enkele waarde hebben. En de brok­kenmakers kunnen geen weg wijzen om uit de puinhopen te komen.

Maar er is een nieuwe, le­vende weg bereid, tweedui­zend jaar geleden! Juist in deze tijd ontstaat er ook bij velen een groot verlangen naar het echte, levende geloof! Jezus wil ook in uw leven alle din­gen nieuw maken!

Het Woord van God en het zwaard des Geestes zal scheiding maken tussen waar­heid en leugen tussen licht en duisternis. Alleen de reinen en rechtvaardigen, door het bloed van Jezus, zullen op de nieuwe, leven­de weg zijn.

Het kerstfeest is geen sprookje, met een stalletje en een kerstboom. God gaf Zichzelf in Zijn Zoon, Je­zus Christus. Hij is het Lam Gods, geslacht voor u en mij. Geef daarom uw le­ven aan Jezus. En kerstfeest 1979 kan uw (weder) geboortedag zijn!

In aansluiting op de arti­kelen in het oktober- en novembernummer onder de ti­tel “Jezus overwon satans macht”, begint br. Glasber­gen in het januarinummer aan een nieuwe serie arti­kelen onder de titel “Het overwinnend leven in Jezus Christus”, waarbij speciale aandacht zal worden be­steed aan de geestelijke wapenrusting. (Ef. 06:10-20).

 

De proclamatie door Judith (gedicht)

“Want zie, Ik verkondig u grote blijd­schap, die alle volken wezen zal…” (Luc. 02:10).

Wat is gebleven van die boodschap,

Die proclamatie, wereldwijd?

Is alles sentiment, dat thuishoort –

In ’t kader van “verleden tijd”?

 

Wie kan er werk’lijk nog geloven

In vred’ en vreugde hier op aard?!

Ontvlamt er zelfs om simp’le zaken

Niet gauw genoeg een “oorlogshaard”?!

 

Maar dit is ’t grote kerst-gegeven,

Dat – ondanks chaos, leed en strijd –

Uw komst het licht brengt en het leven

Geen denkbeeld, maar: realiteit.

 

Doe ons dat heil zien èn beleven,

In ‘ n wereld ongenaakbaar hard;

Uw blijdschap is: de vrucht der vrede,

En die begint…in ’t eigen hart.

 

Het wezen van God door Nico Goverts

Een tijd van toerusting

We leven in een tijd waarin vele kinderen Gods aange­vallen worden. Er is een strijd gaande. Daarom is het van het grootste belang dat we leren hoe we ons daarin dienen op te stel­len. Het volk Gods moet toegerust worden. De tijd is aangebroken dat God be­zig is. Zijn heerscharen te bekleden, zodat ze bestand zijn tegen wat gaat komen. Als we deze tijd willen ty­peren, dan is het dit: een tijd van toerusting.

Waar we in dit verband nu bij stil willen staan, dat is het basisprincipe van onze toerusting. Waar komt het vóór alles op aan? Wat is nu absoluut onmisbaar voor ons als we zonen Gods willen worden? God wil im­mers dat we gaan leven in het koninkrijk der hemelen. Door de wedergeboorte gaan we daar binnen. Maar de vraag is: hoe kunnen we ons daar handhaven, hoe blijven we daar staande? Hoe blij-: ven we overeind te midden van de stormen die komen? Hoe kunnen we in die gees­telijke strijd overwinte­ren?

Dan is er één punt dat we bovenal zullen moeten ont­dekken. Dat is de grondwet van de geestelijke wereld. Daar staat of valt alles mee. Dat ene punt, dat is het wezen van God. Het pro­bleem is dat heel wat kin­deren Gods heen en weer ge­slingerd worden. Er is veel verwarring. Er zijn aller­lei leringen en vooral ook tradities. Is het u wel eens opgevallen, hoeveel gedachten en voorstellingen er zijn, waarvan menigeen voetstoots aanneemt: o, maar dat staat toch in de bijbel? En bij nader toezien blijkt dat het hele­maal niet zo in de bijbel staat.

De oorzaak van verwarring

Kennen wij het wezen van God? Het is de meest gran­dioze ontdekking die we in ons leven kunnen doen. Voor veel christenen is het ech­ter nog onbekend terrein. Kent u Jezus? Velen weten wat Jezus voor hen gedaan heeft. Maar verder denken ze niet. Ze doorzien de consequenties daarvan niet. Wat weet u over het wezen van God? Of moeten we vol­staan met vast te stellen: dat is een mysterie?

Het meest fundamentele ken­merk van het nieuwe verbond is juist: het kennen van God. En dat nieuwe verbond is niet een zaak van de toekomst, zoals wel gedacht wordt, maar dat is ingewijd door het bloed van Jezus. En aan dat nieuwe verbond is gekoppeld de belofte: “Want allen zullen zij Mij kennen” (Heb. 08:11).

Wat is de oorzaak van zo­veel verwarring? Vaak komt het doordat we te weinig zicht hebben op het wezen van God. Veel problemen ko­men door een vaag beeld van God, of wat ook dikwijls voorkomt, een vertekend beeld. Het gevolg is: een leven dat geblokkeerd, af­geremd wordt door een ver­keerd denken.

De vraag dringt zich op: hoe kom je er dan achter? Hoe is dat wezen Gods dan? Is het wel mogelijk, daar iets over te zeggen? Of is het toch een verborgenheid?

Hebt u er wel eens bij stil gestaan, waarvoor Jezus op aarde geleefd heeft? De He­breeënschrijver noemt Jezus de afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen. (Heb. 01:03). Daaruit blijkt: als we het wezen Gods willen kennen, moeten we naar Jezus kij­ken. Dat was het grootste doel waarvoor Jezus kwam: dat mensen het wezen van God zouden zien. Dat was het unieke, het ongekende. Met de komst van Jezus ge­beurde daar iets totaal nieuws: Gods wezen werd openbaar, werd kenbaar voor mensen. Eeuwen lang was het verborgen geweest. Het volk van het oude verbond kende de wet, maar het wezen van God was voor hen veelal verborgen. Nu echter komt Jezus en Hij brengt ons niet tot de wet van God, Hij brengt ons tot het we­zen van God.

Daar moeten we komen: bij God zelf. Hier nu ligt juist de heerlijkheid van het nieuwe verbond. Het is zo belangrijk dat we een scherp zicht krijgen op het doel waarvoor Jezus kwam. Het optreden van Jezus heeft talrijke aspecten. Maar wat is nu het meest wezenlijke? ten diepste had Jezus één doel voor ogen: de mens te brengen tot de Vader.

Niemand anders kan dat doen: ons tot de Vader brengen. Maar laten we ons wel goed realiseren hoe verstrekkend dit is. Dit gaat veel dieper dan te we­ten: ik ben gered, ik ben een kind van God. Jezus neemt ons mee, in de geest (want God is immers Geest), en we worden tot de Vader gebracht. Onze ogen gaan open, de schellen vallen weg, en we zeggen: Dit had ik nooit gedacht. Vroeger was ik blind, maar nu kan ik zien. Vroeger zag ik een waas, een schaduw, in raad­selen, maar nu zie ik God. En dan hebben we nog maar één woord, maar dat ene woord drukt alles uit, wat we zouden willen zeggen: Abba! Vader!

Eeuwenlang had men een God op afstand. Als Mozes wil naderen tot het brandende braambos, dan klinkt daar een stem: Kom niet dichter­bij. En wanneer daar het volk bij de berg Sinaï komt, dan lezen we: “Toen het volk het zag, beefde het en bleef van verre staan”(Ex. 20:18). Houdt af­stand, was het parool. Zo is het vaak nog voor velen onder ons. Maar wat is het dan een ongekend perspec­tief, wanneer we met Petrus kunnen zeggen: “Want ook Christus is eenmaal om de zonden gestorven als recht­vaardige voor onrechtvaardigen, opdat Hij u tot God zou brengen”(1 Petr. 03:18).

God is onverdeeld

Hoe is dan het wezen Gods? Eén van de meest diepgaande ontdekkingen die we in dit verband kunnen doen, is: God is één. Om misverstan­den te voorkomen: wij gelo­ven in de drie-eenheid. In God zijn drie personen, maar het is één wezen. Zo­wel in de Vader, als in de Zoon, als in de Heilige Geest, vinden we dat ene wezen terug. God is een God met karakter. Hij is onver­deeld. Zijn denken is één, Zijn plan is één. Bij Hem is geen verandering of zweem van ommekeer, zegt Jakobus (Jak. 01:17). God keert nooit op Zijn schre­den terug. God hoeft nooit te veranderen. Waarom niet? Omdat er in Hem niets kwaads aanwezig is. Daarom is het wezen van God voor ons het vaste punt te mid­den van alles wat verandert. Een andere vertaling zegt: bij God is geen ver­duistering door omwente­ling. De aarde maakt haar omwentelingen en daardoor wisselen dag en nacht el­kaar af. Terwijl het aan de ene kant van de aardbol licht is, heerst aan de an­dere zijde het duister. Maar zo is het met God niet. Bij Hem is het niet zo dat licht en duister el­kaar afwisselen. Onze God heeft niet twee kanten: een lichte en een duistere zij­de. Op aarde kan het donker worden, maar God kent geen verduistering. Zijn wezen is licht en blijft licht.

Wat Jesaja reeds zag

Dat geeft houvast. Dat geeft richting aan ons den­ken. Dat geeft basis voor ons geloof. De profeten hebben gesproken over de stad van God. En zij hebben nagespeurd wat het geheim van die stad zou zijn. Want zij zagen in de geest hoe die stad van alle kanten aangevallen zou worden. Zij zou gebouwd worden in de druk der tijden. Het zou een tijd zijn waarin don­kerheid de aarde zou bedek­ken. En ze vroegen af: hoe kan die stad standhouden? Hoe zal zij overeind kunnen blijven temidden van het gewoel der machten? Hoe zal zij koers kunnen bepalen te midden van donkerheid en duisternis?

Een man als Jesaja heeft het gezien: “De zon zal u niet meer tot licht zijn bij dag, noch de maan tot een schijnsel voor u lich­ten; maar de Here zal u tot een eeuwig licht zijn en uw God tot uw luister”(Jes.60: 19). De profeten wisten het: het geheim van die stad moeten wij niet zoeken in de zichtbare wereld. Daar is alles onderhevig aan omwenteling en verduis­tering. Neen, het geheim ligt in de geestelijke we­reld: het is niets minder en niets anders dan het wezen van God zelf. Niet een vage, onbekende God. Maar een God wiens wezen licht is, enkel licht. En niet een licht dat aan en uit gaat, niet een licht dat afhankelijk is van de weersgesteldheid, maar een eeuwig licht.

Ziet u wel hoe uniek, hoe schitterend deze openbaring is, die Jesaja kreeg? Deze man Gods was zijn tijd ver vooruit. Jesaja zag het diepste wezen van God. Licht, eeuwig licht. Zo is onze God. En daarom kon de profeet eraan toevoegen: “Uw zon zal niet meer ondergaan en uw maan niet meer afne­men, want de Here zal u tot een eeuwig licht zijn en de dagen van uw rouw zullen ten einde wezen” (vs.20). Jesaja noemt in deze verzen twee facetten: licht en luister. En dan vertelt Je­saja het geheim: uw God, Hij is uw luister. Ziet u de beslissende betekenis die het wezen Gods heeft voor de stad Gods?

Het wezen van God kreeg gestalte in Jezus

Daarom is het karakter van God zo belangrijk. Daarom kwam Jezus, om als eerste dat wezen Gods te laten zien, ten einde zo de grondslag te leggen voor die stad die zou verrijzen in de hemelen. Met de komst van Jezus krijgen we er zicht op hoe die stad móet gaan worden. Er komt perspectief in de zaak. We zien het model. Het wezen van God krijgt gestalte. Want Jezus is maar niet een figuur op zichzelf. Hij is de gezondene van de Vader. De Vader staat er achter. Alles wat Jezus doet en spreekt, is het plan van de Vader, is uit­drukking van het wezen Gods. Daarom is het optre­den van Jezus voor ons zo van enorme betekenis. En daarom ook zijn de evange­liën voor ons zo belang­rijk. Want daar leren we het wezen van de Vader kennen. En daarmee tege­lijk het wezen van de ge­meente, de stad des Heren.

Wie God kent, weet dat Hij één verlangen heeft, name­lijk om Zijn wezen te openbaren. Daarom zond Hij Jezus. Daarom bouwt Hij aan een stad. Opdat hemel en aarde zal zien: zo is God. In het duister der wereldnacht blinkt de luister van Gods geslacht.

God bezit zoveel licht en luister, dat Hij niets liever wil dan de hele schepping, de zichtbare en de onzichtbare wereld, daarmee vervullen. Dat is Gods doel, dat Zijn wezen zal worden alles in allen. En God maakte het begin in Jezus. En nu zet God het , voort in die stad waarvan Hij de luister is.

Waarom is het kennen van Gods wezen zo belangrijk?

Waarom is het zo noodzake­lijk het wezen van God te kennen? En nog een stap verder, waarom is het zo van levensbelang, te weten dat het wezen Gods onver­deeld is? Maakt dat nu zo­veel uit, of we dat zien of niet?

Hier komen we tot het hart van de zaak. Velen denken: God zendt het goede, maar Hij geeft ook het kwade. Hoe zal dan echter ooit de hele schepping weer goed worden? Dan hebben we geen enkel houvast. En dat is nu precies de opzet van onze tegenstander. Hij wil ons denken ondermijnen, onze zekerheid ondergra­ven. Maar Jezus is gekomen om ons twee dingen glas­helder voor ogen te stel­len. Hij heeft aan het licht gebracht de oor­sprong van het goede en de oorsprong van het kwaad. En Hij heeft laten zien dat die beide oorsprongen liggen in de geestelijke wereld. Hij heeft ons ge­toond het wezen van God en het wezen van de boze.

Juist daarom wekte Zijn boodschap zoveel verzet. Schriftgeleerden en farizeeën hielden zich bezig met de buitenkant, het zichtbare. Maar Jezus stootte door tot de kern, het onzichtbare. Zij deden in feite niet veel anders dan het oppoetsen van de deur, maar Jezus kwam met de sleutels om de deur te openen.

Dit is het evangelie van Jezus. Dit is de boodschap van de eindtijd: de bood­schap van het wezen Gods.

Gods wil voor de gemeente: Optrekken, stellen en vastmaken

Wat zijn nu de consequenties hiervan? Dit betekent in de eerste plaats voor ons een overgang. David vertelt daarvan in Psalm 40. Nu was David een pro­feet en als hij in dit lied de overgang schildert die hij zelf heeft doorge­maakt, dan spreekt hij te­gelijk profetisch over de eindtijd. Dan zien we in deze Psalm de overgang die de gemeente in de laatste tijden zal moeten doorma­ken. David begint: “Vurig verwachtte ik de Here”. Dit is ook een kernmoment voor de gemeente vandaag. Een volk dat de openbaring van God verwacht, dat is de openbaring van Zijn heerlijkheid, de onthul­ling van Zijn wezen.

Daarom is deze Psalm zo bijzonder leerzaam. Want David gaat nu ook beschrijven hoe die openba­ring Gods, die hij ver­wachtte, tot stand kwam. Wat gebeurde er? Wat deed de Heer? “Hij trok mij op uit de kuil van het ver­derf, uit het slijk van de modderpoel; Hij stelde mijn voeten op een rots, mijn schreden maakte Hij vast”. Daar hebben we de overgang. Drie kernwoorden typeren hier wat God wil voor doen voor David, en voor de gemeente. Het zijn: optrekken, stellen, en vastmaken. Deze drie woor­den geven al een geweldig beeld wie God is. Hij is een God van opbouw, niet van afbraak. Deze drie woorden laten ons ook zien wat Gods bedoeling is met ons als gemeente in deze tijd. Dit is Gods program voor de eindtijd.

Waar begint het mee? Hij trok mij op. De nadruk valt bij dit woord op het omhoog gebracht worden. Je komt uit de diepte, op een hoog­te. Zo is de Heer in onze dagen bezig een volk op te trekken, omhoog te voeren. De vraag is dan echter: Waar haalde God David van­daan en waar bracht Hij hem heen? Want dat geeft ons inzicht in onze situatie. We zien daarin de weg die de gemeente gaat.

Wat God met David deed is een belangrijke les voor de gemeente

David kwam uit de kuil van het verderf. Dit woord duidt op een valkuil, een put. Zulke putten werden ook wel gebruikt als ge­vangenis. Bovendien is de kuil of de put ook een beeld van het dodenrijk. Nu is het wel duidelijk dat het hier gaat om een gees­telijke ervaring. David be­vond zich in het klimaat van de dood, hij zat onder de doodsmachten. Het pro­bleem van dergelijke kuilen is: je komt er nooit op ei­gen kracht uit. Want zo’n steile, diepe put biedt geen enkel houvast om om­hoog te klimmen. En daar komt nog bij dat David spreekt over het slijk van de modderpoel. Dat is nu niet bepaald een stevig fundament. Het is een moe­ras waar je in wegzinkt. Hier zien we de zuigkracht van de machten. Het zijn machten van verderf, die het volk Gods omlaag willen trekken, die zoals David zegt in vers 15, mij het leven zoeken te benemen, en mijn onheil begeren. In zo’n modderpoel, daar kom je in vast te zitten. Zo is het ook vaak met het volk van God: ze zitten in de kuil, ze zitten vast in de modder, ze zitten vast in een denken dat beheerst wordt door de machten, door zonde en dood. Hoevelen denken niet dat die modder­poel de plaats is die God voor heb bestemd heeft. Men spreekt immers van ‘al het kwaad dat Hij mij in dit jammerdal toebedenkt’.

Wat is de oorzaak waardoor het volk Gods vaak in het moeras zit? veelal komt dat door een verkeerd beeld van God. Oude denkpatronen van de voorgeslachten houden vaak kinderen Gods gevan­gen. In Psalm 69 zegt David: “Ik ben verzonken in bodemloos slijk, waar ik niet kan staan; ik ben ge­komen in diepe wateren, een vloed overstroomt mij” (Ps. 069:003) .

En juist daar is het God nu om te doen: ons op te trek­ken, dat wil zeggen: dan worden we losgemaakt uit die beklemming, uit die in­vloedssfeer, die ons denken verduistert en naar beneden zuigt. Dat is evangelie, vreugdeboodschap. Is het niet geweldig dat er een kracht is die sterker is dan de zuigkracht van het moeras?

Waar wil God ons brengen?

Maar Gods plan gaat nog verder. Als Hij in deze tijd bezig is om Zijn volk los te maken, dan moeten we er tegelijk oog voor krijgen, dat de Heer ons ook ergens wil brengen. David zegt: “Hij stelde mijn voeten op een rots”. Dat is Gods doel: een volk op de rots. Dit is wel een heel scherp contrast: eerst in een modderpoel, en nu op een steenrots. Dan komen we in een heel andere wereld. We krijgen grond onder de voeten.

Maar nu de kernvraag: wat wordt er met die rots be­doeld? Die rots is niets minder dan God zelf. Nu moeten we, als we dit zeg­gen, wel oppassen, want an­ders missen we de rijkdom van deze uitspraak. Dan lo­pen we gevaar te denken: O, dat wisten we al. Maar als de Geest onze ogen opent, dan ontdekken we hier een ge­weldige diepte. Vaak is dat zo met zulke overbekende uitspraken. God is onze rots: wat houdt dat in? Dat is niet zomaar een formule, het is niet maar een verge­lijking, het is veel meer: het is een realiteit in de geestelijke wereld. We moe­ten het ons duidelijk voor­stellen. Die rots staat niet zomaar ergens; hij staat niet op een rustig plekje waar nooit iets ge­beurt. Neen, hij staat daar in de hemelse gewes­ten, te midden van die die­pe wateren, die overstro­mende vloed, die aanstor­mende golven.

En dan moeten we bedenken: die steenrots, dat is het wezen Gods. Het is zo mach­tig, dit te gaan zien: wat houdt er stand in de on­zienlijke wereld? Het wezen Gods. Dat is de rots in de branding.

Wat is het kenmerkende van een rots? Hij is sterk, stabiel; hij waait niet met alle winden mee. Nu kan een rots eventueel nog van tij­delijke aard zijn; hij kan bijvoorbeeld verbrijzeld worden. Maar van God wordt gezegd: “De Here, Here is een eeuwige rots”(Jes. 26:04), Het karakter van God is on­aantastbaar ; het wezen Gods is een bolwerk in de heme­len voor altijd, een on­neembare vesting.

De plaats waar God ons wil hebben

Maar laten we hierbij niet uit het oog verliezen, waar het nu in feite om gaat. God heeft namelijk een doel. En dat is: dat wij daar komen, op die rots. Dat is de plaats waar Gód ons wil hebben. Wij moeten weer komen waar we thuis horen. Onze plaats is in het wezen Gods. De mens hoort thuis bij God. De mens hoort niet in de duis­ternis, bij de modderpoel. De mens is goed begonnen. En hij moet ook weer goed worden. Gods volk moet weer komen op eigen bodem.

Vaak hebben we veel te wei­nig stil gestaan bij het wezen Gods. Is het toeval dat er, dikwijls ook onder kinderen Gods, zoveel on­kunde is over Gods we­zen? Neen, daar heeft de boze belang bij. Is het tot eer van God, als we zeggen: God doet goed en Hij doet kwaad? de enige die daar winst uit haalt, is de vij­and, want op die manier kan hij zich verschuilen. En bovendien houdt hij zo men­sen af van het ware wezen Gods.

Daarom: de tijd is gekomen dat de Heer een volk op­roept om terug te keren tot de bron. Dat is het volk dat dezelfde gezindheid heeft als David: “Eén ding heb ik van de Here ge­vraagd, dit zoek ik: te verblijven in het huis des Heren al de dagen van mijn leven, om de liefelijkheid des Heren te aanschouwen, en om te onderzoeken in Zijn tempel”(Ps. 027:001). Zij gaan zien wie God wer­kelijk is. Maar nog meer: zij worden zelf vervuld met het wezen Gods. Gods karakter wordt in hen open­baar.

Voor hen geldt: “Want Hij bergt mij in Zijn hut ten dage des kwaads, Hij ver­bergt mij in het verborgene van Zijn tent, Hij plaatst mij hoog op een rots”(vs.5). Zij gaan ervaren: het wezen Gods blijkt te zijn een schuilplaats, een veilig oord, een verheven plaats voor Zijn volk. Zij blijven niet op een afstand, zij gaan binnen in het verbor­gene, in die onzienlijke wereld, waar God Zijn wezen voor hen ontsluit.

En ten dage des kwaads, op de dag van de strijd, dan kennen zij hun God, die licht is, dan bergen ze zich in Hem, in Zijn wezen. Dat is hun tent, dat is hun toren, dat is hun hoge rots. Want het wezen Gods is hoger dan de machten. Het wezen Gods is onaan­tastbaar. En van dag tot dag worden zij zich meer bewust: het wezen Gods, daarin ben ik verankerd, daarin ben ik veilig voor alle leugen en duisternis, het wezen Gods bewerkt in mij heil, heling, herstel, zodat ik met heel mijn hart kan beamen: het wezen Gods is voor mij licht en heil.