1993.01 nr. 344

  1. 01 Levend geloof nr. 344

Kracht om te overwinnen door Gert Jan Doornink

“God zij gedankt, die ons te allen tijde in Christus doet zegevieren”

(2 Kor. 02:14).

Kunnen wij altijd overwinnaars zijn?

Op ons ‘geestelijk verlanglijstje’ voor 1993 komt zonder twijfel het woord ‘overwinning’ voor. Want wie wil nu niet graag overwin­nen? Overwinnen in de geestelijke strijd, overwinnen tijdens allerlei moeilijke omstandigheden, overwinnen gewoon tijdens het leven van elke dag.

Het is een ingeboren verlangen van elk kind van God. Een verlangen echter dat nog maar al te vaak niet vervuld wordt en waarbij wij dan onze vraagtekens zetten en ons afvragen waar we gefaald hebben. Hoe is satan er toch nog weer in geslaagd ons de nederlaag toe te brengen, terwijl wij toch belijden en geloven dat ‘overwinning’ een wezenlijk onderdeel van ons ‘nieuwe leven in Christus’ is?

Nu is satan er altijd weer op uit om te proberen bij ons te in­filtreren. Dikwijls lukt het hem niet, maar die keren dat hij er wèl in slaagt, grijpt hij ogenblikkelijk aan om ons dat later, bij andere ‘aanvallen’, weer voor de voeten te werpen. En wanneer wij dan weer gehoor geven aan zijn stem is het opnieuw mis. . .

Gelukkig leren wij als waarachtige kinderen Gods hoe ‘overwin­ning’ hoe langer hoe meer een werkelijk onderdeel van ons geloofsleven gaat worden. En uiteindelijk, als het zoonschap er helemaal uitkomt, zal er geen enkele plaats voor nederlaag meer zijn.

Er wordt van ons volledige inzet gevraagd

Maar in de ‘overgangstijd’ waarin we nu leven, nadat de eerste Zoon van God zich reeds ten volle als overwinnaar heeft geopenbaard, is het nodig waakzaam te zijn, te leven met de wil om te geloven en te gehoorzamen, het verlangen hebben om geestelijk te groeien, kortom we behoren ons volledig in te zetten, opdat het nieuwe leven, wat in ons is, zich hoe langer hoe meer gaat openbaren.

Dit is geen wettische aangelegenheid, geen krampachtig pogen van onszelf uit er iets van te maken. Dwang, pressie, prestatiedrang, etc. komen altijd van de verkeerde kant! Van Jezus kunnen we leren dat Hij “zachtmoedig was en nederig van hart” (Matt. 11:29). Paulus beschrijft in (Gal. 05:22) wat de vrucht van de Geest (in en door ons) is: “liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheer­sing”.

Stuk voor stuk eigenschappen die door een waarachtig kind van God, een werkelijke zoon van God, hoe langer hoe meer geopen­baard zullen worden. Als je hierover nadenkt, kun je alleen maar heel erg blij en dankbaar zijn dat je in deze tijd -terwijl de duisternis van allen die buiten Gods Koninkrijk leven hoe langer hoe meer naar buiten komt- mag leven en het mag ‘beleven en doorgeven’.

De levende God wil ons kracht schenken

Doet u mee in dit nieuwe jaar om het nieuwe leven in Christus meer en meer tot werkelijkheid te maken? Daarvoor wil de levende God die, wij dienen, ons kracht schenken. Kracht om te overwinnen. Kracht om het vol te houden tijdens de strijd. Kracht die wij mogen putten uit Zijn Woord en door Zijn Geest. Kracht door een doorgaande vernieuwing van denken, waardoor we steeds meer en steeds beter de positieve eigenschappen van Gods Koninkrijk leren kennen.

Wees niet ontmoedigd als het allemaal nog niet ten volle is gerealiseerd. Bedenk dat we betrokken zijn bij een proces, een ontwikkeling, die absoluut doorgaat, zolang het verlangen daartoe bij ons aanwezig blijft.

Twijfel niet, wees niet bang, laat je niet van het doel -de volle openbaring van het zoonschap- afbrengen. Verwacht dat de levende Heer in wie wij ons vertrouwen hebben gesteld, in staat is oneindig veel méér te doen dan wij bidden of beseffen! Het is Zijn werk en Zijn plan, dus het is honderd procent gegarandeerd dat het voltooid zal worden!

 

Monster door Duurt Sikkens

“. . . niet is hoewel het er is” (Openb. 17:08).

Wat steekt daar de kop op in de onzienlijke wereld? Wat voor okkulte beweging beroert het oppervlak van het dodenrijk en komt daar boven water? Hoe heet deze beweging, die alles uit de weg ruimt aan schijnbare zekerheden in kerk en wereld en zichzelf God noemt? Uit zijn bek komt een vurige storm die alles verbrandt. Die alle politieke en geestelijke macht naar zich toe trekt en mensen zoekt om hen tot valse Christussen te promoveren?

Welke samenzwering ontspint zich onder leiding van deze gruwelijke geest die het offer van Jezus ontkent en tevens ontkent dat de Christus van God in Zijn mensen geopenbaard wordt? Die het Koninkrijk Gods, dat van de hemel is, naar de aarde verplaatst en beweert dat de mens van nature God in zich heeft? Die in zijn paladijnen mensen vindt die anderen dopen met een verkeerde geest?

Die onder het mom van vrede en rust de mensen in een versierd koncentratiekamp stopt en zichzelf laat aanbidden door zich voor God uit te geven? Die beweert het begin te zijn van een nieuw tijdperk, terwijl de jongste dag met Jezus’ opstanding is begonnen? Die liegt en liegt en liegt over God, over de mensheid, over hemzelf naar zijn aard.

Er komt geen eind aan de regering van dit monster dan door de adem van God die in de Zijnen is. Kies en je zult zien. Wil je een lam volgen of een reptiel?

 

Het geheim van de godsvrucht Door Hessel Hoefnagel

In een tweetal artikelen wil ik graag wat nader ingaan op bovenstaand thema, naar aanleiding van wat Paulus schrijft in zijn eerste brief aan Timótheüs, (1 Tim. 03:15-16).

Deze artikelen kunnen als een op zichzelf staand geheel gelezen worden, maar ook als een vervolg op de eerder bij “Levend Geloof’ verschenen brochure “Het geheim van God”. Ging het daarin met name over de openbaring van Gods bedoeling met de mens, in dit verband wil ik nader ingaan op de vrucht, welke zich in en door de mens openbaart als gevolg van een diepe, persoonlijke relatie met God.

De apostel Paulus noemt deze vrucht een groot geheim. Dit woord betekent in de Bijbel niet een onbereikbare verborgenheid, maar wel iets wat voor ‘wijzen en verstandigen’ verborgen blijft, maar aan ‘kinderkens’ geopenbaard, naar het welbehagen van God (Matt. 11:25-26).

Zoals binnen de reine huwelijksband de vrouw de vrucht voortbrengt, welke door de man in harmonie is verwekt, zo is het naar de bedoeling van de Schepper, dat de mens de ‘vrucht’ van God voortbrengt. Het ‘zaad’ van God, dat is Zijn Woord, bewerkt in en door de mens vanuit een ontvankelijk en daadwerkelijk geloof een resultaat, wat we vanuit de Bijbel kennen als een ‘nieuwe schepping’, welke uit de oude tevoorschijn komt. Deze nieuwe schepping ontstaat in het proces van de ‘wedergeboorte’ door het onvergankelijke zaad, het levende en blijvende Woord van God (1 Petr. 01:23).

Het is mijn verlangen dat deze artikelen er toe zullen bijdragen dat deze ‘mens Gods’ in veelvoud tevoorschijn zal komen, zodat het doel van de Schepper mede daardoor wordt bereikt in het herstel en het volmaken van Zijn totale schepping.

De uitgangstekst

Het in de aanhef genoemde bijbelgedeelte wordt in de NBG- vertaling als volgt weergegeven: “. . . dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid. En buiten twijfel, groot is het geheimenis der godsvrucht: Die Zich geopenbaard heeft in het vlees, is gerechtvaardigd door de Geest, is verschenen aan de engelen, is verkondigd onder de heidenen, geloofd in de wereld, opgenomen in heerlijkheid”.

In deze tekst, en zo ook in andere gangbare vertalingen (onder andere de Statenvertaling), hebben de vertalers het akcent gelegd op de persoonsvorm ‘God’. In vers 16 wordt dan gesteld dat God zich heeft geopenbaard in het vlees, Die (met hoofdletter), Zich (met hoofdletter), enz. Bij het juist en in verband lezen is echter duidelijk, dat het hier specifiek gaat om de openbaring van godsvrucht.

Godsvrucht is de vrucht die door God bewerkt wordt vanuit Zijn oorspronkelijk verlangen. Het voortbrengen van deze vrucht is in diepste zin het doel van de hele schepping en met name van de mens als ‘hoofd’ en verantwoordelijk daarin.

De gegeven omschrijving van dit bijbelgedeelte betreft de door­werking en openbaring van de godsvrucht in de mens(en) als individu en als gemeente. Deze doorwerking noemt de apostel een groot geheim.

Een groot geheim

Het begrip ‘geheimenis’ wordt door hem wel vaker gebruikt als hij in zijn brieven spreekt over de verhouding tussen God en mens, individueel, als gemeente en als totale mensheid.

De individuele mens, de gemeente als lichaam van Christus en de totale mensheid zijn van oorsprong bedoeld als de belichaming van het wezen en de bedoeling van de eeuwige God, Die enkel Geest is.

Godsvrucht is datgene wat de mens, vanuit gemeenschap met en betrekking tot God, naar buiten brengt. De mens staat centraal in de openbaring van God. De mens is de gestalte of het lichaam van God, die enkel Géést en onzichtbaar is, maar bezig is Zich te openbaren in het zichtbare ‘vlees’.

Zoals de vrucht van de menselijke geest zich openbaart en manifesteert in en door het menselijk lichaam, zo is het naar Gods bedoeling, dat de mens(heid) zich openbaart als het ‘lichaam’ van God. Een bijbels begrip van gelijke strekking als ‘lichaam’ is de aanduiding ‘vrouw’. De mens brengt vanuit de ware en intieme gemeenschap met God Zijn ‘vrucht’ voort.

Deze vrucht is allereerst de ‘nieuwe mens in Christus’, welke vanaf de wedergeboorte gevoed wordt door en ontwikkelt uit het Woord van God, dat reeds in onze Heer en Heiland, Jezus (de) Christus, volkomen ‘vlees en bloed’ geworden is.

Dit gegeven is de kern van het evangelie van Jezus Christus en van het Koninkrijk der hemelen. Toch is dit voor vele (godsdienstige) wijzen en verstandigen verborgen, hoewel het reeds volop wordt geopenbaard aan ‘kinderen’, zoals onze Heer het al stelde in Zijn dankzegging naar de Vader toe (Matt. 11:25).

Het evangelie van Jezus Christus herbergt het plan van God vanaf de eeuwigheid. Het is de ‘schat in de akker’, waarvan onze Heer al sprak in woorden en gelijkenissen (onder andere in Matt. 06:19-21 en Matt. 12:35 en Matt. 13:44). Deze schat moet niet verborgen blijven, maar juist ontdekt (door persoonlijke inzet!) en geopenbaard worden in woord en daad. Met dit vooropgezette doel heeft God de mens geschapen en bestemd.

De bedoeling van de genoemde tekst moet daarom als volgt worden geïn­terpreteerd:

“. . . En buiten twijfel, groot is het geheim van de godsvrucht:

die zich heeft (en wordt) geopenbaard in vlees,

die is (en wordt) gerechtvaardigd in geest,

die is (en wordt) gezien en erkend door engelen,

die is (en wordt) geproklameerd onder de volken,

die is (en wordt) geloofd in de wereld,

die is (en wordt) verheerlijkt”.

Het gaat in dit bijbelgedeelte dus niet direkt over het feit dat Göd Zich heeft geopenbaard in het vlees van de ware méns Jezus, de Christus, zoals de in verschillende vertalingen toegevoegde hoofdletter Z(ich) suggereert. Deze waarheid is wel bekend. Uit het tekstverband blijkt echter duidelijk dat hier de godsvrucht het onderwerp is.

De aanduiding ‘godsvrucht’ of ‘godvruchtig’ wordt wel gehanteerd om iemands levensstijl met betrekking tot God aan te duiden. Soms terecht, maar ook vaak vanuit een vrome teneur.

In de ware betekenis is godsvrucht echter de vrücht, het resultaat van de gemeenschap en bedoeling van God met de mens, zoals Hij die heeft gezocht vanaf het begin.

In den beginne

In den beginne sprak God (Gen. 01:26-27): “Laat ons mensen maken, naar ons beeld, als onze gelijkenis. . . En God schiep de mens. . . “:

naar zijn beeld, dus diens eigen beeld, als een zelfstandige persoon­lijkheid, met een eigen keuzemogelijkheid (èn) naar Gods beeld, dus met Goddelijke eigenschappen.

Er wordt dan toegevoegd, dat God de mens als man en vrouw schiep.

Te gemakkelijk wordt er van uitgegaan, dat God de mens alleen maar schiep naar het beeld van God. Te gemakkelijk ook wordt deze tekst als een absoluut bewijs gehanteerd, als zouden er meerdere personen in de Godheid worden bedoeld. Het woordje ‘ons’ wordt dan al bij voorbaat op de zo aangeduide ‘drieëenheid’ van toepassing geacht en vaak om die reden met een hoofdletter ‘O’ geschreven.

We weten uit het gegeven in (Gen. 02:07), dat God de mens in zichtbare zin formeerde van ‘stof uit de aardbodem’ tot het lichaam van vlees en bloed, met daarin de mogelijkheid tot schier oneindige vermenigvuldiging.

In dat lichaam ‘blies’ de Schepper ‘levensadem’, hetgeen een aanduiding is voor het geestelijk en zieleleven, dat in feite de persoon­lijkheid van de mens karakteriseert. Vanwege deze innerlijke mens of ‘mens des harten’ kan het lichaam funktioneel zijn binnen het kader van de gehele schepping.

God en mens

Uit de openbaring van de Bijbel weten we, dat God één is en enkel Géést, met onbegrensde en ongekende potenties. In een aantal bijbelplaatsen wordt dat duidelijk weergegeven. Ik noem er enkele:

Hij is de onzienlijke en enige God (1 Tim. 01:17).

Hij bezit alleen (enkel) onster­felijkheid.

Hij bewoont een ontoegankelijk licht.

Geen mens heeft Hem ooit gezien.

Hij kan door geen mens gezien worden (1 Tim. 06:16).

Alle dingen zijn door Hem geschapen, met Zijn Woord als drijvende kracht (Joh. 01:03 en ; Rom. 11:36 en 1 Kor. 08:06 en Heb. 02:10).

Als er daarom sprake is van de mens als ‘beeld’ van God, dan mag dit niet omgekeerd worden door aan de eeuwige en onzienlijke God een individuele menselijke gestalte toe te denken.

Ook is de mens niet in zijn uiterlijk, als natuurlijk mens, het beeld van God. Vanuit deze gedachte wordt immers onbewust vaak terug geredeneerd en wordt aan de eeuwige God een verheven menselijke gestalte toegedacht, die ergens te lokaliseren is in het heelal. De eeuwige Schepper wordt door deze wijze van denken onbedoeld plaatsgebonden gemaakt, omdat Hij immers ‘gezeten’ is op een grote, witte troon in de hemel, een lokatie ergens ver ‘boven de starren’. Hier verkeert dan sinds Zijn opstanding en hemelvaart ook onze Heer Jezus, want ook Deze is toch ‘gezeten’ in de troon van de Vader.

De komst van de Heer

Ook over de zogenoemde ‘wederkomst’ van onze Heer Jezus bestaat onder ‘christenen’ nog steeds veel verwarring en onduidelijkheid, terwijl deze naar het woord van de apostelen en vanuit de ’tekenen der tijden’ aanstaande is en er dus geen verwarring mag zijn over dit aktuele gegeven.

De Heer zelf maakte al in woorden en gelijkenissen duidelijk, dat we waakzaam en werkzaam moeten zijn met betrekking tot deze komst (Matt. 24:46 en Luc. 12:37). Ook de apostelen spreken in dat opzicht dui­delijke taal

(o. a. 2 Petr. 03:12).

Het is niet juist om de komst of openbaring van de Heer zó voor te stellen, alsof Hij zich uitsluitend als individu zal openbaren in een bepaalde menselijke gedaante, welke zich naar veler gedachte ergens in de atmosfeer zal vertonen, omgeven door wolken van waterdamp, terwijl toch aller oog Hem zal zien.

Eén van de vragen daarbij is immers, op welk menselijk ras zal de Heer dan lijken? Zal Hij zich bijvoorbeeld als blanke, of als neger, of als eskimo laten zien, of zal Hij er voor iedereen weer anders uitzien?

De vragen, welke ten aanzien van de ‘komst des Heren’ bestaan, zijn echter zeker te beantwoorden vanuit het bijbelse perspektief en de kennis van het plan van God. Noodzakelijk daarbij is openbaring door de heilige Geest, welke onze God geeft aan elk, die Hem daarom bidt vanuit een waar verlangen en zonder een door menselijke leringen gestuurd (voor)oordeel.

Met het oog op de tijd waarin we leven is het zeer noodzakelijk, dat er ten aanzien van deze zo belangrijke gebeurtenis, welke een centrale plaats heeft in de openbaring van de ‘dag Gods’, een helder en duidelijk geluid weerklinkt.

Ook worden wij door de Geest van God, bij monde van het woord van de apostelen, opgewekt om ‘in heilige wandel en godsvrucht’ vol verwachting de komst van deze ‘dag’ te bespoedigen (2 Petr. 03:11-12).

De vrucht van God

De vrucht van God is de openbaring van de ware mens. Deze van oorsprong bedoelde ‘vrucht’, is begonnen zich te openbaren in de verschijning van de Christus. De ‘Christus’ is de ware mens, vervuld met de Geest en het wezen van de ware God.

Van deze nieuwe mens is onze Heer Jezus de ‘eersteling’ en ook door God aangesteld als ‘Hoofd’ van dit ‘lichaam’, waarin de eeuwige en onzienlijke God bezig is Zichzelf te openbaren.

In het schaduwbeeld onder de wet van Mozes werd de eerstelingsgarve van de gersteoogst voor het aangezicht des Heren bewogen bij de bereiding van het brandoffer en het spijsoffer. Daarna werd de totale oogst binnen­gehaald, welke werd afgebeeld in de offers op de ‘Pinksterdag’, precies vijftig dagen na het bewegen van de ‘eerstelingsgarve’ (Lev. 23:10).

Degenen, die ‘in Christus’ zijn, vormen als ‘lichaam van Christus’, samen met het Hoofd, het begin van de overvloedige en totale oogst ofwel het totale ‘lichaam’, waarin God Zich openbaart. Dit uiteindelijke ‘lichaam van God’ bestaat uit mensen van alle tijden en alle plaatsen sinds de openbaring van Jezus Christus. De ‘wederkomst’ van de Heer of de ‘dag des Heren’ betreft daarom de openbaring en verheerlijking van Jezus Christus in Zijn heiligen, waarin Hij met verbazing zal worden aanschouwd. Aller oog zal Hem in deze ‘wolkenformaties’ zien, want deze openbaring zal zich wereldwijd manifesteren (2 Thes. 01:10 en Openb. 01:07). Godsvrucht is daarom datgene, wat de mens naar buiten brengt met betrekking tot het eeuwige voornemen van God. De mens staat centraal in de openbaring van dit voornemen of ‘plan’ van God en is de gestalte of het lichaam van God, die Geest is.

Openbaring van vele zonen

Als de eerste ‘Zoon Gods’ en ‘Zoon des mensen’, in deze totaal nieuwe en verheerlijkte schepping, wordt onze Heer gevolgd door véle zonen, welke als de ‘wolken’, waarmee Hij verschijnt, aan dezelfde heerlijkheid deelhebben.

Samen met de Heer geven deze ‘zonen’, waarop de zuchtende schepping met reikhalzend verlangen wacht, verder gestalte aan het eeuwig voornemen van de Schepper tot herstel van alle dingen (Rom. 08:19 e.v. en Heb. 02:10).

Voor ons geldt derhalve dat wij in ons lichaam het heilige en reine leven van Jezus moeten openbaren, zodat ook in ons lichaam het sterfelijke door het leven zal worden verslonden en onze ‘woonstede uit de hemel’, zich zal openbaren ( 2 Kor. 05:01-10).

(In het tweede en slotartikel over dit onderwerp, welke volgende maand wordt gepubliceerd, gaat broeder Hoefnagel verder in op een aantal kenmerken van de godsvrucht).

 

Vruchten door Duurt

Vergelijk geen vruchten met elkaar: elke boom, elke struik

draagt z’n eigen vrucht met z’n eigen kleur en smaak

 

Persoonlijk. . . door Gert Jan Doornink

Een jaar geleden spraken wij de verwachting uit dat 1992 een vruchtbaar jaar zou worden in dienst van Gods Koninkrijk en dat “Levend Geloof’ daarbij één van de middelen mocht zijn. Deze verwachting is wat ons blad betreft volledig gerealiseerd, waarvoor we bijzonder dankbaar zijn.

Uit de talrijke reakties welke we in het afgelopen jaar ontvingen, blijkt dat ons blad duidelijk in een behoefte voorziet. Daarom gaan we vol vertrouwen 1993 binnen en inmiddels hebt u het eerste nummer van dit jaar al weer onder ogen.

Nu hopen we dat niemand zal denken dat de samenstel­ling en uitgave van een nieuw nummer altijd van een leien dakje gaat. De duivel heeft een ontzettende hekel aan een blad als “Levend Geloof’ wat als doelstelling heeft de verkondiging en uitleg van het evangelie van het Koninkrijk der hemelen in al zijn facetten. We staan dan ook heel vaak onder zware geestelijke druk, maar altijd weer mogen we ervaren dat we er niet onderdoor gaan. Wat dat betreft kunnen we heel goed Paulus begrijpen als hij bijvoorbeeld schrijft dat “wij in alles in de druk zijn, maar niet in het nauw” (2 Kor. 04:08).

Met blijdschap en toewijding willen wij ook dit jaar als volle evangelieblad funktioneren, waarbij wij uiteraard rekenen op de steun van onze lezers en lezeressen, die ook in hetzelfde evangelie geloven en met ons verlangend zijn het te beleven. Door onze gezamenlijke inzet kunnen wij een duidelijk geluid laten horen temidden van alle verwarring en verslapping waarmee de duivel probeert zijn slag te kunnen slaan.

Anders dan een plaatselijke gemeente hebben we als blad tevens de taak opinievormend te werken. Dat houdt ook in dat men niet alles wat men leest als een soort wet van Meden en Perzen behoeft over te nemen. Wèl vragen wij u er over na te denken en het te toetsen. We willen gezamenlijk de volle betekenis van het evangelie van Jezus Christus gaan ontdekken, die als een geestelijke schat voor de waarachtige gemeente van Jezus Christus bedoeld is, maar waarbij soms op onderdelen nog verschillend gedacht wordt. Zoals iedere lezer en lezeres zijn ook alle schrijvers van “Levend Geloof’ in een bepaald stadium van hun geestelijke ontwikkeling. Dit vindt zijn weerslag in de verschillende artikelen.

Het is echter een heerlijke en hoopgevende gedachte dat we, op de hoge weg die wij bewandelen, niet verdwalen kunnen, maar vast en zeker het einddoel zullen bereiken. Wij wensen u en onszelf veel geloofsmoed en overwin­ning toe voor dit nieuwe jaar en mogen er zeker van zijn dat Jesaja 40 vers 31 (Jes. 40:31) tot realiteit gaat worden in ons leven, want “wie de Here verwachten, putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen, maar worden niet moede; zij wandelen, maar worden niet mat”. Halleluja!

 

Ruimte om te geven (gedicht) door Anjo Luhukay-Kampmans

We vragen God zo vaak:

‘Heer, doet U dit,

Heer, doet U dat’

En denk je soms:

‘Hij hoort me niet’

weet dan dat je ‘m onderschat

’t ligt meestal aan jezelf en niet aan Hem

Hij hoort jou altijd

¿Hoor je Hem ook, herken je wel Zijn stem?

Je kan jezelf ongelukkig maken

door teleurgesteld te zijn

je wordt maar al te gauw verbitterd

je doet jezelf onnodig pijn

je vraagt je af waarom satan dit toch doet

maar weet je, al die aandacht verdient hij toch zeker niet

richt je op God, want Hij is goed!

 

Misschien bid je elke dag

omdat je iets

heel erg graag wilt

maar heb jij wel eens beseft

dat God pas praat

wanneer jij zelf verstilt

Gun Hem ook eens de tijd

om jou te zeggen: ‘”k heb een plan

maar jij zult eerst op moeten ruimen

voordat Ik jou iets geven kan”

 

Al het klagen eerst eruit

ook de verbittering

hè, hè, eindelijk ruimte

nu kan Mijn plan erin

nu kan Ik geven, nu kan Ik vullen

met Mijn liefdevolle Geest

weet je kind, ‘k heb je al die tijd gehoord

maar er is in jouw hart

nooit ruimte voor Mijn plan geweest

Weet heel vast in je hart

‘k wil alles voor je zijn

en je mag Mij alles vragen

of het nu groot is of heel klein

Jij hoeft alleen geduld te hebben

vertrouw met heel je hart op Mij

en richt je énkel op de góede dingen

want dan pas ben je waarlijk vrij!

 

De vermeerdering van de kennis door Wim te Dorsthorst

Velen zullen onderzoek doen

De grote godsman Daniël heeft indrukwekkende en tegelijk beangstigende gezichten gezien over de tijd van het einde, daar waar het in het einde der tijden op uit zal lopen. De volheid van Gods volk, het heilige volk, en de volheid van de antichrist met zijn volk. Daniël 12 vers 1 (Dan. 12:01)spreekt over een tijd van grote benauwdheid voor het volk van God. Geweldig vertroostend en bemoedigend is het dan dat de grote engelvorst Michaël zal opstaan, met zijn engelen: zie (Openb. 12:07) om het volk van God bij te staan. En ook is er de belofte dat het volk dat opgetekend staat in het boek des levens van het Lam ontkomen zal en behouden zal worden.

Daniël krijgt de opdracht om alles wat hij gezien en opgeschreven heeft in een boek te verzegelen tot de eindtijd. De engel zegt: “Velen zullen onderzoek doen en de kennis zal vermeerderen” (Dan. 12:04).

En in vers 9 horen we nogmaals dat de dingen die Daniël in de voorgaande elf hoofdstukken beschreven heeft, verborgen en verzegeld blijven tot de eindtijd. De tijd dat de kennis zal vermeerderen.

Het begin van de eindtijd is niet duidelijk aanwijsbaar, maar het is een tijd die zich aankondigt, waar alles naar toe ontwikkelt en zo zichtbaar wordt.

Bij de vele kenmerken kunnen we nu in ieder geval al duidelijk zien wat Daniël zegt: “Velen zullen onderzoek doen en de kennis zal vermeerderen”. Dit is een geweldig belangrijk aspekt van de eindtijd wat reeds duidelijk in werking is.

Valse profeten en leraren

Een geweldige tijd om in te leven, maar tevens een gevaarlijke tijd voor het volk van God. Daniël noemt het een tijd van grote benauwdheid (Dan. 12:01). Vele slachtoffers zullen gemaakt worden daar waar geen duidelijk onderscheid is uit welke geest de kennis en de leringen voortkomen.

Jezus zelf zegt over deze tijd: “En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden” (Matt. 24:11).

Johannes waarschuwt en zegt: “Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan” (1 Joh. 04:01).

Jezus, maar ook alle bijbelschrij­vers, waarschuwen voor het gevaar van valse profeten, valse leraren, verleiders, enz. Zie hiervoor bijvoorbeeld: (2 Petr. 02:01 en 1 Tim. 04:01 en 1 Tim. 06:20-21 en Titus 01:14 en Judas 01:03-04).

Het zou wel dwaas zijn te denken dat het de gemeenten in deze tijd voorbij zal gaan, want het is de duivel juist om de ondergang van Gods volk te doen. Wee hen die hun vastheid niet vinden in het Woord van God, maar o zo gemakkelijk achter boodschap­pers met iets nieuws aanlopen. “Zie toe” -zegt Jezus- “dat niemand u verleide. Want velen zullenkomen onder Mijn Naam en zeggen: ‘Ik ben de Christus’ en zij zullenvelen verleiden” (Matt. 24:14). En in vers 23 nogmaals: “Zie hier is de Christus of: Hier, gelooft het niet”, is de waarschuwing van de Heer.

Nu geloof ik niet zozeer dat iemand, wijzend op zichzelf, zal zeggen: ‘Ik ben de Christus’, want daar zullen niet veel kinderen Gods in meegaan. Het zal veel meer gaan om de leringen en dat ‘In Mijn Naam’, zegt Jezus.

Paulus zegt: “Ziet toe, dat niemand u medeslepe door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstem­ming met de overlevering der mensen, met de wereldgeesten, en niet met Christus” (Kol. 02:08). Hierin schuilt het gevaar en hierdoor kunnen niet alleen, maar zullen helaas ook vele kinderen Gods verleid worden, zegt Jezus.

Gods Woord is de maatstaf

Als er onderzoek gedaan wordt en als de kennis vermeerdert, dan zal de enige bron hiervoor dienen te zijn de Bijbel, het Woord van God. Dit zal ook de enige toetssteen dienen te zijn voor de juistheid van alle leringen die gebracht worden. Op vele plaatsen wordt het duidelijk gemaakt dat de Bijbel onder de inspiratie van de heilige Geest geschreven is. Petrus bijvoorbeeld. zegt dat de Geest van Christus in de profeten sprak (1 Petr. 01:11). Daarom schrijft hij ook met grote overtuiging: “Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken” (2 Petr. 01:20-21).

De 66 boeken van de Bijbel, ook wel ‘de Canon’ genoemd, is zo het geïnspireerde Woord van God, welke alleen maar op de juiste wijze te verstaan is door diezelfde heilige Geest, die ons van de hemel gezonden is (1 Petr. 01:12). Het woord ‘Canon’ betekent eigenlijk ‘maatstaf of ‘richtsnoer’. Als zodanig is het ons door God gegeven en heeft Hij erover gewaakt, het is nog even betrouw­baar als toen het geschreven werd, ongeacht wat mensen ervan zeggen.

Alleen wat gebouwd is volgens Gods Woord en onder de leiding van Gods Geest, zal bestemd blijken te zijn tegen de stortvloeden van de eindtijd, zoals Daniël die beschrijft.

Bijbelkritiek en moderne theologie

De grote verleider en misleider, de aartsleugenaar, de duivel, is juist zeer aktief als er onderzoek wordt gedaan en de kennis vermeerdert. Het is juist hier dat hij komt als een engel des lichts (2 Kor. 11:14) en als een roofgierige wolf in schapevacht (Matt. 07:15).

Toen Luther in de zestiende eeuw een geweldige beroering teweegbracht in de geestelijke wereld door het Woord van God weer te laten spreken, kwam daar vanuit het rijk van satan een heftige reaktie op.

Er kwam een stroom van bijbelkritiek en leringen op gang die van de Bijbel en van de persoon Jezus Christus niet veel overlieten. De antichristelijke geest trok ten strijde tegen het Woord dat uitging zoals we dat ook duidelijk beschreven zien in Openbaring 6.

Het is doorgewoekerd tot in onze dagen, want iedere christen heeft wel gehoord of in aanraking gekomen met de zogenaamde moderne theologie. Een uitdrukking die aangeeft dat men de Bijbel anders wil bezien en meer vanuit moderne denkpatronen, zonder leiding van Gods Geest, de inhoud wil benaderen. Het ‘geloof moet meer en meer plaats maken voor het verstand, de rede. De vermaning van Judas “tot het uiterste te strijden voor het geloof dat eenmaal. de heiligen overgeleverd is” (vs. 3) is dan ook zeker op zijn plaats.

Het menselijke verstand wordt opgeworpen als de absolute maatstaf, waaraan het geloof onderworpen moet worden. De logika is meer maatstaf dan het geloof in het Woord van God.

Deze geestesstroming is niet nieuw maar heeft mede geleid tot de Franse revolutie. Dr. H. J. Honders schrijft in ‘De geschiedenis van de kerk’: ‘Zo zette de Franse revolutie in met de alles omkerende geest: ‘Geen God en geen meester’. Het was een strijd der geesten geworden, die heel ons werelddeel teisterde’. In die tijd van ‘de verlichting’ werden de fundamenten van het geestelijke leven omvergehaald. Niet meer het Woord van God was maatgevend voor het leven, maar wijsgerige ideeën gingen steeds meer de Schrift verdringen’.

Dr. W. H. van Zuylen zegt (eveneens in ‘De geschiedenis van de kerk’): ‘Nog heden ten dage wordt de wereld beheerst door de machten die toen omhoog gekomen zijn’.

Een uitspraak die haarscherp aangeeft met wat voor duivelse listen wij hier te maken hebben. En ook juist nu, nu de kennis vermeerderd wordt, hebben wij met die machten te maken die toen omhoog gekomen zijn.

De hoofdkenmerken van deze geestelijke verschuiving zijn:

Het gezag van de openbaring Gods in Zijn Woord wordt in twijfel getrokken en opzij gezet voor het door het verstand begrijpelijke, ‘de rede’.

Jezus Christus is niet langer iemand, waarin men gelooft, zoals men in God gelooft. Jezus zelf zegt: “Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij” (Joh. 14:01). Jezus is niet langer iemand die door openbaring van Gods Geest gekend wordt, maar Hij is beredeneerbaar geworden en staat voortdurend ter diskussie.

Alleen in Christus verdwijnt de bedekking

Vele vormen van schriftkritiek, van waaruit de Bijbel benaderd wordt, hebben elkaar opgevolgd. Om enkele te noemen: Historische kritiek, literaire kritiek, vorm­kritiek, redaktie-kritiek, enz.

Daar is in deze tijd nog bijgekomen de ‘nieuwe Joodse visie op Jezus en het Nieuwe Testament’, die in vele boeken van Joodse schrijvers onder christenen verwarring zaait. Een verontruste dominee merkte op: ‘Er gaat op het moment een golf van Joods denken door de Nederlandse christengemeenschap’. Openlijk wordt gepropageerd dat de christenen moeten leren de Bijbel te verstaan vanuit het Joodse denken. Wat een enorme misleiding komt hier om de hoek.

De tragiek is dat de Joodse theo1ogen, die zich opwerpen als leraren van de christenen en door velen als zodanig worden erkend, Jezus Christus als de Zoon van God en de Messias ontkennen en hun eigen Schrift niet eens kunnen verstaan. Paulus leert toch dat de bedekking alleen in Christus verdwijnt. Hij zegt: “Want tot heden toe blijft dezelfde bedekking over de voorlezing van het Oude Verbond zonder weggenomen te worden, omdat zij slechts in Christus verdwijnt. Ja, tot heden toe ligt telkens wanneer Mozes voorgelezen wordt, een bedekking over hun hart, maar telkens wanneer iemand zich tot de Here bekeerd heeft, wordt de bedekking weggenomen” ( 2 Kor. 03:14-16).

Wat zeer bekende Joodse geleerden als D. Flüsser, P. Lapide en andere, gemeen hebben, is dat ze Jezus niet erkennen als de Messias die gekomen is. Hij kan niet degene zijn die in de Schrift als de knecht Gods getekend wordt, want hij heeft geen vrede gebracht op aarde. Deze geleerden benaderen de evangeliën vanuit taal en letterkunde (literair onderzoek). Van tevoren staat bij hen reeds vast dat de tekst in de evangeliën terug vertaald moet worden naar het oorspronkelijke Aramees om er achter te komen wat de oorspronkelijke versie is geweest. Vandaaruit komt men dan tot wat dan heet: ‘oorspronkelijke teksten’, waar dan vaak dat uit is wat voor de Joden aanstotelijk is, maar voor de christenen juist fundamentele waarheden zijn.

Dit lijkt allemaal geleerd en indrukwekkend en voor de menselijke wijsheid is het dat misschien ook wel, maar het brengt veel verwarring onder de christenen. Helaas zijn er vele theologen en leraren die het overnemen en er ‘dankbaar’ gebruik van maken. Maar men heeft niet in de gaten dat men zo een evangelie krijgt waar het hart van het christendom, namelijk de persoon Jezus Christus, Gods Zoon, wordt ondermijnd en van zijn waardigheid wordt ontdaan.

Wij behoren nuchter en waakzaam te zijn

De apostel Johannes stelde het al zeer scherp en duidelijk: “Wie is de leugenaar dan wie loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent. Een ieder, die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon be1ijdt, heeft ook de Vader” (1 Joh. 02:22-23). Maar daar tegenover stelt hij dan ook: “Iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God” (1 Joh. 04:02).

Wat belangrijk om nuchter en waakzaam te zijn, want het is de duivel die het volk van God op een dwaalspoor wil leiden. Hij is het die de naam van Jezus tot verdeeldheid maakt onder het volk van God, zoals de oude Simeon reeds profeteerde. Juist nu alles wankelt is Jezus Christus opnieuw een teken dat weersproken wordt en voor velen een steen des aanstoots en een rots der ergernis (Luc. 02:34-35 en 1 Petr. 02:07b).

Kennis door openbaring van de Geest

Meer dan ooit tevoren gelden al die ernstige waarschuwingen in de Bijbel, het volk van God die, nu de kennis vermeerdert, het volle zoonschap zal gaan bereiken. Steeds klinkt het: Zie toe!

Er ligt dus een stuk persoonlijke verantwoordelijkheid. Wie staande wil blijven in deze tijd, zal onverwrikt vast dienen te houden aan de betrouwbaarheid van de Bijbel, ‘Gods Woord’, en aan Jezus Christus, zoals de Schrift Hem ons openbaart.

Alle kennis zal door openbaring van de heilige Geest tot stand dienen te komen. Alleen de Geest, onder wiens leiding de Bijbel geschreven is, kan ons de diepte van de waarheden openbaren. Paulus zegt, wanneer hij spreekt over de onbeschrijfelijke heerlijkheid voor de mensen in Jezus Christus, de mensen die God liefhebben: “Want ons heeft God het geopen­baard door de Geest”

(1 Kor. 02:10).

Dat is het geheim van waarachtige kennis. Het zal verkregen zijn door openbaring van Gods Geest en zal nooit in tegenspraak zijn met wat in de Bijbel is opgetekend.

Daarom zegt Paulus ook verder: “Wij nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is. Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleid zijn” (1 Kor. 02:12-13).

Zelf zegt Jezus dat de Geest der waarheid ons de weg zal wijzen naar de volle waarheid en dat Hij ons de toekomst zal verkondigen. En dan weer zo’n kenmerk hierbij is, dat de Geest het uit Jezus neemt en Hem verheerlijkt (Joh. 16:13-15).

Tot zevenmaal. toe is de oproep van de Heer in Openbaring: “Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt”. En dan roept Hij ons als het ware toe als een bemoediging, maar ook als een waarschuwing voor deze tijd: “Ik kom spoedig; houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme” (Openb. 03:11).

 

Kan God Zijn doel met ons bereiken? Door Gert Jan Doornink

In het plan van God met Zijn schepping, neemt de Gemeente van Jezus Christus een unieke en belangrijke plaats in. Het is het uitvoeringsorgaan waarvan God gebruik wil maken om Zijn verlossings èn voltooiingswerk verder voort te zetten. Het is -om in termen van deze tijd te spreken- de geestelijke luchtmobiele brigade, berekend voor zijn taak. En wat dat laatste betreft daarvoor is voortdurend training en opleiding nodig. Want we zijn pas optimaal bruikbaar als we geestelijk volgroeid zijn, volwassenen in het geloof, zoals de Bijbel op vele plaatsen duidelijk aangeeft.

Paulus spreekt zelfs over een gemeente “stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet” (Ef. 06:27). Daar is elk lid van de gemeente, elk kind van God, ten volle bij betrokken. Van ons wordt gevraagd bereid en gewillig te zijn daaraan volledig mee te werken, zodat God Zijn doel met ons leven -en daardoor (via ons!) met de levens van anderen­ kan bereiken. Punten die daarbij van belang zijn, zijn onder andere:

  1. Geloof in het evangelie zoals Jezus dat bracht

Er is maar één werkelijk evangelie, dat is het ‘volle evangelie’, het evan­geie van het Koninkrijk der hemelen. Ons geloof in de levende God mag nooit losgemaakt worden van de boodschap die Hij bracht. Dit is maar al te vaak gebeurd en gebeurt nog op grote schaal. Maar dan houd je een evangelie over, wat geen werkelijk evangelie meer is, maar een flauw aftreksel, een surrogaat. Het gaat om het échte evangelie. Wie dat heeft leren kennen zal ook niet anders meer willen dan dat evangelie nog beter leren kennen.

2.Het Koninkrijk Gods waartoe wij behoren is een geestelijk Koninkrijk

Jezus zei -toen Hij voor Pilatus terechtstond- dat Zijn Koninkrijk niet van deze wereld was! (Joh. 18:36). Wij behoren tot het geestelijk Koninkrijk, waarvan Jezus de Koning is! Dit maakt ons ook bewust dat onze plaats met Christus is in de hemelse gewesten (Ef. 02:06). Alleen van daaruit kunnen we ook geestelijk strijden en overwinnen en bereiken we het einddoel.

3.Wij behoren ons los te maken van verkeerde leringen

Voor zover we dat nog niet gedaan hebben is het belangrijk dat we radikaal breken met elke lering, elke prediking, die ons van het hoge doel, wat God met ons wil bereiken, wil afhouden. Natuurlijke, aardsgerichte leringen zijn in lijnrechte tegenspraak met het evangelie van het Koninkrijk. Daar moeten we ons niet (langer) mee in laten, ons er van distantiëren of ons er van laten bevrijden.

Hebben we dat gedaan dan komt er volop ruimte voor het werk van Gods Geest. Als bevrijdde en ontspannen levende kinderen Gods laten we ons niet langer opjutten vanuit het rijk der duisternis. Dan gaan we zelf de weg met de Heer ontdekken, ontwikkelen we tot volwaardige individuen waarin God Zijn welbehagen heeft. Op een gezonde wijze komt onze persoonlijkheid dan tot volle ontplooiing. En dat terwijl we vroeger misschien dachten dat we zelf ’totaal uitgeschakeld’ moesten worden. Over verkeerde leringen gesproken!

  1. We zoeken gemeenschap met andere kinderen Gods

Om verder te groeien en te ontwikkelen naar Gods bedoeling, is het ook nodig dat we gemeenschap met andere kinderen Gods zoeken. Daarom is opbouw nodig in een gezonde, plaatselijke gemeente waar het evangelie van het Koninkrijk centraal staat. Het aantal mensen dat er komt is minder belangrijk. Het kunnen er bij wijze van spreken 10, 100 of 1000 zijn. Alle gemeenten, zoals die op het ogenblik bestaan, zijn nog aan veranderingen onderhevig en gaan vaak nog weer op de helling. In vele landen zien we bovendien een ontwikkeling naar meer (kleine) huisgemeenten. Ook moeten we bedenken dat de werkelijke gemeente van Jezus Christus momenteel nog dwars door alle Kerken, kringen en gemeenten heen loopt.

Belangrijk is echter dat we kontakt zoeken en hebben met andere gelovigen en dat het niet oppervlak­kig is. We behoren elkaar te bemoedigen, te korrigeren, te versterken, te helpen, kortom voor elkaar op de bres te staan.

  1. We hebben een taak in de wereld

Hoe meer we elkaar helpen om verder de juiste geloofsweg te bewandelen, hoe meer we ook naar buiten toe vruchtbaar kunnen zijn. Want ook dat hoort bij onze taak! We moeten ons wèl afsluiten voor de ‘wereldgeesten’, maar niet voor de mensen die in de wereld leven. Jezus sprak dat we het ‘licht der wereld’ en het ‘zout der aarde’ zijn.

Hoe zouden we kunnen funktioneren in het plan van God, als we ons terug zouden trekken in een klooster of kommune? Juist in het leven van elke dag, op ons werk, op kantoor, in de fabriek, op school, als zakenman of in de huishouding, zal moeten blijken dat het waar is wat Paulus eens schreef aan de gemeente te Efeze: “Maar gij geheel anders: gij hebt Christus leren kennen” (Ef. 04:20). Dit betekent niet dat we te pas en te onpas de ander met bijbelteksten moeten bombarderen, maar wèl dat door onze houding, onze relaties, onze kontakten, we openbaar maken dat we een nieuwe schepping zijn, waardoor het leven van Het Koninkrijk Gods geopenbaard wordt.

En dit leven zal steeds meer en steeds beter geopenbaard worden in allen die zich bewust daarvoor openstellen en instellen. Ook in 1993 zal deze ‘groei naar de volkomenheid’ verder doorgaan, want één ding is zeker: God zal Zijn volle doel met ons leven bereiken!

 

Het wonder van het leven door Gert Jan Doornink

Eén van onze meest gevraagde brochures van het afgelopen jaar was “Het wonder van het leven”. Een boekje dat in het kort vertelt over de oorsprong van het leven, de beschadiging, het nieuwe leven in Christus, de rijkdom en ontwikkeling van het nieuwe leven, de laatste vijand en het grote toekomstperspektief. Wanneer u dit boekje nog niet hebt gelezen, raden wij aan het aan te schaffen. Het is fraai geïllustreerd met tekeningen van Duurt Sikkens en leent zich ook uitstekend voor verspreiding. Het is op verschillende boekentafels in de gemeenten verkrijgbaar, maar ook bij ons te bestellen (zie achterpagina).

 

De Gemeente in de eindtijd door Jan Kees Roose.

Bijbelstudie, op basis van Openbaring, over plaats en taak van de Gemeente van Jezus Christus in het herstelplan van God (12)

De gemeente en het herstel aller dingen.

(Openb. 20:04-06 en Openb. 21:01-05 en Openb. 21:09-11 en Openb. 21:22-27 en Openb. 22:01-05. Zie ook het algemeen overzicht in “Levend Geloof’ van januari 1992).

‘Alles wordt nieuw’ is de belofte. Aan de mens hebben we al de nodige aandacht geschonken, evenals aan de zuivering, dat wil zeggen de nieuw- making van de onzienlijke wereld, de hemel dus. Nu zullen we ons vooral koncentreren op het herstel van de aarde: hoe gaat dat plaatsvinden en welke normen worden daarbij gehanteerd? We besluiten met hoe het einde zal zijn.

Hoe zal de aarde worden geregeerd?

Bij de eerste opstanding, dus na het blazen van het zevende bazuin, vindt er een omwenteling van de macht plaats in hemel en op aarde. Openbaring 11 vers 15 (Openb. 11:15) zegt daarvan: “Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden”. Niet dat op dat moment alle strijd al is gestreden, maar de Gemeente is onoverwinnelijk geworden.

(Christus komt terug! Deze wederkomst des Heren vindt ‘getrapt’ plaats: eerst in de Zijnen (2 Thess. 01:10), dit is de verheerlijking van de Gemeente bij de eerste opstanding. Na de overwinning bij Harmagedon, als het duizendjarige rijk aanbreekt, zal ook Christus zich weer op aarde gaan openbaren (minder spektakulair dan vaak wordt voorgesteld: op aarde heeft Hij een ‘gewone’ mensengedaante!). Tezamen met zijn Gemeente vormt Hij de nieuwe ‘wereldregering’. Daarover staat onder andere: “En ik zag tronen, en zij zetten / zich daarop, en zij heersten als koningen met Christus” (Openb. 20:04). Een theokratie (- God regeert) waarin de principes van Gods koninkrijk ook op aarde zichtbaar/merkbaar zullengaan funktioneren: de grootste zal aller dienaar zijn. Bovendien geldt er maar één wet: die der liefde.

Wat de toenmalige wereldbeheersers niet deden, doet nu de Gemeente. Zij zal de geringe en wees richten, de ellendige en de behoeftige recht doen, de geringe en de arme bevrijden en redden uit goddeloze hand, zowel in geestelijk als in natuurlijk opzicht (Psalm 82).

Het duizendjarige rijk heet ook vrederijk: “Hij zal richten tussen de volkeren en rechtspreken over machtige natiën tot in verre landen. Dan zullenzij hun zwaarden in ploegscharen omsmeden. . . en zij zullende oorlog niet meer leren” (Micha 04:03). Dat is het werk van de Godsregering op aarde.

Hoe was het ‘in den beginne’?

Naast het herstel van de mensheid en het zuiveren van de geestelijke wereld, richt de Gemeente zich ook op de natuurlijke wereld, de bezielde schepping, de plantenwereld, de mikro-kosmos, klimaatstelsels, natuurwetten. Kortom, de hele schepping wordt onder handen genomen.

Maar hoe moet alles weer gaan worden (de mens even buiten beschouwing gelaten)? Om dat te weten te komen moeten we naar het begin kijken waarvan God sprak: zie, het is zeer goed. De Bijbel geeft daarover vrij veel informatie.

Wat gebeurde er na de zondeval?

Na de zondeval is de aardbodem vervloekt (Gen. 03:17), dat wil zeggen onder de invloedssfeer van satan gekomen. In Genesis 6 vers 11 (Gen. 06:11) lezen we dan: “En God zag de aarde aan en zie, zij was verdorven, want al wat leeft had zijn weg op de aarde verdorven”. De levende schepping -mens, dier en plant- degenereerde, raakte beschadigd en bezet (‘bezeten’) door het rijk der duisternis.

Zo ontwikkelden zich afzichtelijke monsters, ‘draken’ gelijk. Dieren werden agressief, ongeacht hun omvang (van de gigantische tyrannosaurus tot de kleine wesp). Ze vielen elkaar aan en vraten elkaar op. Planten gingen parasiteren, woekeren, dorens dragen. Ziekte deed zijn intrede, doordat onder andere de mikro-kosmos (eencelligen, bakteriën) zich niet meer aan hun taak hielden.

Zo was het in het begin niet geweest! In Genesis 1 staat onder andere dat de dieren het groene kruid tot spijze hadden. En er wordt pas over ‘doornen en distels’ gesproken na de vloek over de aarde (Gen. 03:18).

Wat is de invloed van de zondvloed geweest?

De zondvloed blijkt een wereldramp geweest te zijn waarna er andere klimaatstelsels zijn gaan funktioneren: “Voortaan zullen zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht niet ophouden” (Gen. 08:22).

Dit was nieuw, althans gedeeltelijk. Voor zomer en winter is een ten opzichte van de zon ‘scheve’ aardas nodig die eerst kennelijk recht stond. Daarvóór heerste er over de hele aarde een soort subtropisch klimaat, tevens mogelijk gemaakt door een waterdampkoepel rondom de aarde (Gen. 01:07). Deze zorgde voor een gelijkmatige verwarming van de aarde en temperde het direkte zonlicht. Van seizoenen was toen nog geen sprake.

Twaalf maal. vruchtdragen in een jaar was ook heel gewoon (en nodig aangezien er alleen groenten, fruit en andere gewassen gegeten werden!). Regen was een onbekend verschijnsel; damp of dauw was, naast bevloeiing door rivieren, de wijze van bevochtigen van de aardbodem (Gen. 02:05). Het water daarvoor kwam uit reusachtige onderaardse waterreservoirs. De zeeën waren toen veel kleiner van omvang dan nu het geval is.

Bij de zondvloed zijn de onderaardse reservoirs ‘opengebarsten’ en is de waterdampkoepel in de vorm van geweldige regenbuien op aarde neergestort (Gen. 07:11), waardoor de aardoppervlakte voor ongeveer 70 procent (!) door water werd bedekt en dus onbewoonbaar werd. Van de 30 procent die overbleef zijn grote delen onbewoonbaar geworden onder invloed van het veranderde klimaat (de polen, woestijnen, oerwouden) en door ruig hoogebergte: tijdens deze wereldramp opgestuwde aardoppervlakten. Aardbevingen vinden tevens hun oorsprong in deze verstoringen van de aardkorst, zoals orkanen en andere natuurrampen dat onder andere vinden in de grote klimaatverschillen.

Wat moet er dus gebeuren?

Dat weten we dan: de aardas moet weer rechtgezet worden, de wateren gescheiden als op de tweede scheppingsdag en onherbergzame gebieden weer bewoonbaar gemaakt; de woestijnen zullenweer gaan bloeien en grote delen van de zeebodem bewoond. Het dierenrijk moet bevrijd en genezen worden zodat hun aard weer vriendelijk en verdraagzaam wordt en ze alle weer planteneters worden. Voor planten met dorens en distels mogen andersoortige op gaan schieten met prachtige en geurige bloemen.

Wat zegt de Bijbel over de nieuwe aarde?

Klinkt het u te verwonderlijk in de oren? Sla er de volgende tekstgedeelten maar eens op na. Het zijn bijna alle profetieën met een geestelijke strekking, maar ook profetieën ontlenen hun beelden aan de zichtbare werkelijkheid!

Over het dierenrijk: (Jes. 11:06-09 en Jes. 65:25). Over het plantenrijk en klimaat: (Jes. 55:13 en Ez. 47:12 en Openb. 22:02).

Over woestijnen, onherbergzame streken en de oceanen: (Jes. 32:15 en

Jes. 35:01-07 en Jes. 41:18-20 en Jes. 43:20 en Openb. 21:01).

Hoe zal het herstel plaats gaan vinden?

De aarde wordt hersteld in de periode van het duizendjarige vrederijk. Zoals we hiervoor al hebben gezien zal de Gemeente kennis moeten hebben van de oorsprong. Met betrekking tot het vrederijk zegt Jesaja 11 vers 2 (Jes. 11:02) het als volgt: “Op hem (hen!) zal de Geest des Heren rusten, de geest van wijsheid en verstand, de geest van raad en sterkte, de geest van kennis en vreze des Heren”.

Zij zullen op de juiste wijze en op het juiste moment machtswoorden uitspreken, allereerst tot bevrijding, voor zover nodig en dan tot herstel zoals God in het begin sprak (en het er was). Of het dan plotsklaps verandert of dat er sprake is van een lange periode van herstel? We weten het niet, maar gelet op de wijze waarop de schepping heeft plaatsgevonden lijkt een herstelproces meer voor de hand liggend dan een herstelmoment.

Je kunt je nog afvragen of het herstel alleen op bovennatuurlijke wijze plaatsvindt of dat ook de door de menselijke geesten ontwikkelde technieken en wetenschappen benut worden? De Bijbel geeft daarop geen antwoord. Daar zal de Geest van wijsheid en verstand de Gemeente in bijstaan!

Wat gebeurt er met alles wat de mens heeft voortgebracht?

De huidige beschaving is het produkt van een hoog ontwikkelde menselijke geest (invloeden der duisternis buiten beschouwing gelaten); allerlei takken van wetenschap en techniek, ekonomische en sociale stelsels, etc. Wat moeten we daarmee? Hebben we nog auto’s nodig of vliegtuigen? En steden die uit torenflats zijn opgebouwd? Kunnen we de televisie nog benutten? Wat doen we met al onze medische, biologische, chemische en natuurkundige kennis, om maar wat te noemen? En de ekonomische systemen als kapitalisme en socialisme? Onze maatschappijen drijven op geld! Kunnen we wel zonder? Of moeten de mensen terug naar de natuur, weer een soort bosvolk worden en leven als Adam en Eva? En dan hebben we het nog niet gehad over alle beschadigingen die zijn aangericht aan bijvoorbeeld. het milieu, van een gat in de ozonlaag tot atoomafval op de bodem van de oceaan. Dit zijn maar enkele, en misschien wel rare, vragen maar ze moeten wel beantwoord worden!

Het zal nog heel wat aanpassingsvermogen van de mensheid vergen om zich een geheel andere wijze van leven eigen te maken. Dat zal alleen maar kunnen als de verlokking daarvan het verlangen naar het oude doet vergeten. En dat zal ongetwijfeld zo zijn omdat iedereen de Heer in zijn volheid zal kennen en beleven: “Want allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen” (Jer. 31:34) en: “de aarde zal vol zijn van de kennis des Heren” (Jes. 11:08). Het duurt niet voor niets ‘duizend jaar’: een aanduiding van een lange periode. Het herstel zal niet geforceerd gaan, iedereen krijgt daardoor tevens de tijd om te wennen!

Hoe zal het einde zijn?

En dan is het in Openbaring 21 vers 1 (Openb. 21:01)zover: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Maar dat is het einde nog niet, want eerst moeten nog allen die uit het dodenrijk gekomen zijn en die in het boek des levens staan, tot de volmaaktheid gebracht worden.

Dat betekent opnieuw een periode van herstel, weer anders dan in de periode van het duizendjarig rijk. Nu is er geen enkele vorm van duisternis meer. Er is volmaakte harmonie en vrede. De bruiloft des Lams, die na de verheerlijking van de Gemeente bij de eerste opstanding begonnen was (Openb. 19:06-09), wordt nu voltooid. De bruiloft des Lams duidt op de voltooiing van de mensheid: naar geest, ziel en lichaam ontwikkeld tot het nivo van God.

Deze laatste schare van allerlei volken, talen en natiën wordt nu ook op dit nivo gebracht. Zo er eerst sprake is van Jeruzalem waarin zich nog een tempel. Ik vindt, eindigt het met Jeruzalem als één grote tempelstad. Nu is er tussen God en de mensheid niet meer een Vader-zoon-, maar man-vrouw- verhouding!

Christus heeft Gods plan tot een goed einde gebracht. Het moment is aangebroken dat Hij (en zijn Gemeente!) zijn macht weer afstaat aan God. Vanaf nu geldt dat God zal zijn alles in allen (1 Kor. 15:28). Is dit al te vatten? Nauwelijks. En hoe het daarna zal zijn is al helemaal. onuitsprekelijk (2 Kor. 12:02).

 

Ik antwoord (gedicht) door Astrid Poldervaart

Spreek, m’n kind

je woorden

wat Ik hoor je.

Spreek, m’n kind

je woorden

want Ik hoor ze.

Elke zin, elke gedachte.

Ik ken je stem.

Ik wil jouw ontvanger wezen

Ik wil jouw zender zijn

Ik zal je antwoord geven

altijd.

 

Spreek, m’n kind

Ik antwoord

Ik ben er altijd voor jou

Ik heb mezelf gegeven

omdat Ik van je hou.

En als jij blijft komen

zal Ik er altijd voor je zijn

want Ik wil jouw Helper,

Ik wil jouw Raadsman,

Ik wil jouw Vader zijn.

 

1992.12 nr. 343

Levend geloof 1992.12 nr. 343

De geboorte door Gert Jan Doornink

De geboorte van Jezus was ongetwijfeld de meest unieke geboorte aller tijden. Niet vanwege de moeilijke omstandigheden waaron­der Jezus geboren werd in een stal van een herberg te Bethlehem. Er zijn heel wat landen in deze wereld, denk bijvoorbeeld aan het voormalige Joegoslavië en Somalië, waar de omstandigheden op dit moment vele malen moeilijker zijn. Maar wel vanwege het feit dat Jezus geboren werd èn als Zoon van de levende God èn als zoon van de mens Maria! Jezus groeide immers op in de schoot van Maria en kwam, zoals bij iedere andere geboorte, als baby ter wereld.

God heeft de mens niet afgeschreven

Als er ooit een bewijs geleverd werd dat God de mens niet had af­geschreven, ondanks het feit dat de mens, onder inspiratie van de vorst der duisternis, zich van Hem had afgewend, dan was het wel door de geboorte van Jezus. Jezus was ‘mens onder de mensen’, maar wel van Goddelijke oorsprong en juist dit bijzondere feit toonde in al zijn heerlijkheid Gods grote liefde (Joh. 03:16).

In het plan van God kreeg Jezus, na Zijn groei naar de volwassen­heid en na de doop door onderdompeling en de vervulling met de Geest van de Vader, de bijzondere taak de duivel te ontmaskeren en te overwinnen en de zonde van de gehele wereld weg te nemen. Aan het kruis van Golgotha betaalde Hij de prijs voor onze zonde en bracht Hij een volkomen verlossing teweeg.

Dit aspect van Gods verlossingswerk wordt door het naam- christendom en de moderne theologen afgewezen, maar gelukkig door de werkelijke gemeente van Jezus Christus beleefd en beleden.

Toch is dit niet de volledige doelstelling die God met de geboorte van Zijn eniggeboren Zoon op het oog had. De Bijbel spreekt ook over het feit dat Jezus de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen. Wat houdt dit in?

Waarom Jezus ons voorbeeld is

Zoals ieder mens had Jezus de volledige keuze te gehoorzamen of ongehoorzaam te zijn. Jezus bleef echter tot het einde toe gehoorzaam en juist daarom is Hij voor ons ook het grote voorbeeld om na te volgen. Petrus schrijft: “Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden” (1 Petr. 02:21).

Jezus was de eerste mens die volledig gehoorzaam was aan de Vader. Wij kunnen dit niet afdoen door te zeggen: ja, dat kwam omdat Hij van Goddelijke oorsprong was. Neen, Hij is in alle dingen op gelijke wijze als wij verzocht geweest (Heb. 04:15). Maar Hij gaf niet toe aan de verzoekingen.

Wij worden niet boven vermogen verzocht

Ook wij zullen, naarmate wij geestelijk groeien, meer en meer gaan leren niet toe geven aan de aanvallen uit het rijk der duisternis. Bovendien weten wij dat wij geen bovenmenselijke verzoeking hebben te doorstaan. En dat God getrouw is, die niet zal gedogen, dat wij boven vermogen verzocht worden, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat wij ertegen bestand zijn (1 Kor. 10:13).

Zo worden wij steeds meer omgevormd naar het beeld van Christus, waarvan Paulus trouwens in Romeinen 8 vers 29 (Rom. 08:29) ook zegt dat wij bestemd zijn tot gelijkvormigheid aan het beeld van zijn Zoon. En dan schrijft hij er nog bij “opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen”.

Een nieuwe wereld gaat voor ons open

Ik geloof met heel mijn hart dat in de komende tijd dit aspect bij de werkelijke gelovigen veel meer aandacht zal krijgen dan tot dusver. Zodra wij hier visie en inzicht voor ontvangen -en daarvoor moeten wij onszelf openstellen- gaat er een geheel nieuwe wereld voor ons open!

We gaan ontdekken en beleven dat wij, als leden van de waarach­tige eindtijdgemeente, het geestelijk volwassen stadium gaan bereiken en ons als zonen Gods gaan openbaren. En dat is iets wat volledig in overeenstemming is met de wil van God en in Zijn plan vastgelegd.

Het is allemaal begonnen met de geboorte van Jezus in Bethlehem ‘s stal. Maar wie het eindresultaat onder ogen ziet, mag zeker spreken van de geboorte . En zal ongetwijfeld het komende kerstfeest met grote blijdschap kunnen vieren.

Zoals eens de engelen God hulde brachten in het veld van Efratha, zo willen ook wij de levende God loven en prijzen. En Hem danken en aanbidden dat Zijn Zoon geboren werd en dat wij, in Zijn voetstappen gaande, ons ook als zonen Gods gaan openbaren.

 

De volheid van de tijd door Evert van de Kamp

 

De apostel Paulus vertelt in Galaten 4 vers 4 (Gal. 04:04) dat met de komst van Jezus de ‘volheid des tijds’ is aangebro­ken. Hij schrijft: “God heeft zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen”. En in Efeziërs 1 vers 10 (Ef. 01:10) spreekt hij over de voorbereiding der tijden, om al wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd, dat is Christus, samen te vatten. God is getrouw, Zijn plannen falen niet.

Tijden van herstel

Wij leven in de volheid der tijden. In tijden van herstel, op weg naar de wederoprichting aller dingen (Hand. 03:21). Er is dus meer dan één bepaalde en afgeronde ‘volheid des tijds’.

In zijn uitleg van de brief aan de Efeziërs heeft de auteur J. E. van den Brink dit als volgt samengevat: ‘Het herstel gaat niet ineens, maar kent perioden en gelegenheden. In een eerder tijdsdeel vindt iets anders plaats dan in een volgend. Elke bedéling (tijdperk) heeft haar volheid. Jezus werd geboren aan het einde van de bedéling der wet in de volheid des tijds. God heeft het herstelplan gemaakt om de volheid der tijden voor te bereiden. Daarna zal God zijn alles in allen, wanneer dus al deze bedélingen van herstel voorbij zijn gegaan en Jezus Christus alles zal overgegeven hebben aan de Vader’

(1 Kor. 15:28).

De Griekse grondtekst spreekt van het plan (oikonomian) van de volheid der tijden. Dat is Gods heilsplan, maar ook de uitvoering van dit plan.

De tijd voor de komst van Jezus is een enorme voorbereidingstijd geweest. In het laatste der dagen spreekt God tot ons in de Zoon, ver­haalt de schrijver der Hebreeën. Daarvoor sprak God vele malen en op vele wijzen tot de vaderen in de profeten (Heb. 01:01-02).

Nauwelijks heeft Adam de hele schepping, overigens tegen haar wil, uitgeleverd aan de duivel (Rom. 08:20) of God is er al meteen bij met woorden van belofte voor herstel.

De schrijver P.A. de Rover heeft dat destijds, in zijn werk ‘Naar ’t heilig blad’, onvergelijkelijk mooi beschreven: ‘Op een stralende dag is de volslagen licht loze nacht gevolgd. Door de volkomen duisternis, deze absolute wanhoop, komt het aarzelende licht van de eerste aankondiging van de Heiland, Jezus Christus, die miljoenen eens zaligen zal. Deze eerste aankon­diging, deze eerste profetie van zijn komst is het woord: ‘Ik zal vijandschap zetten tussen u (satan) en tussen deze vrouw (Eva)’. De strijd op aarde is ontbrand. De strijd tussen God en satan. God kan niet gedogen, dat zijn volk door satan vernietigd wordt. Satan mag niet zegevieren. Gods volk mag niet ondergaan, omdat uit dat oude volk Israël de Christus geboren moet worden naar Gods raad. Het gehele eerste bijbeldeel is voorbereiding voor Jezus’ komst. Het licht der profetie, dat schemerig schijnt door het wanhoop-donker na de zondeval, wordt gaandeweg helder­der tot de volle dag’.

Wij prijzen de Vader der lichten (Jak. 01:17) die deze ‘dag’ deed aanbreken.

Aanvankelijk hebben de eerste christenen de komst van Jezus in het vlees nauwelijks of niet gevierd. En in de loop van de geschiedenis der kerk is er dikwijls veel geharrewar over geweest. Soms door de enorme wereldse poppenkast rondom het Christusfeest. Fel afkerig van deze verwereldlijking besloot de synode van Dordrecht in 1574 daarom alleen de zondag te vieren en het volk tot afschaffing van het Kerstfeest te vermanen. Over Christus’ geboorte zou dan op de zondag voor de 25e december worden gesproken. Later is dit besluit, terecht, weer ingetrokken. Dat Jehovah’s Getuigen deze viering boycotten valt wel te begrijpen. Zij belijden Christus nu eenmaal niet als de volstrekt enige en unieke Verlos­ser. Van christenen is een boycot moeilijk te aanvaarden, gezien het onloochenbaar heerlijke feit in de heilsgeschiedenis van het herstel aller dingen.

Christenen moeten in staat zijn om de enig juiste inhoud aan het geheim van Jezus’ bevruchting van de heilige Geest, de geboorte uit de maagd Maria, te geven. Jezus zelf heeft de andere feesten en vieringen door zijn werken een volkomen nieuwe inhoud gegeven.

Het is groot feest, want de tijden van herstel zijn gekomen. Kerst , wordt gevolgd door Golgotha en Pasen, door Hemelvaart en Pinksteren, door Wederkomst en Voleinding.

De tijd is vervuld

In Markus 1 vers 15 (Mark. 01:15) lezen we: “De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie”.

Voor ’tijd’ staat hier het Griekse woord ’kairos’. Dat is: het beslissende ogenblik, het meest gunstige moment.

De volheid van de tijd, dit heilshandelen, is door God, die niet aan de tijd en de wisseling der tijden onder­worpen is, toch nauwkeurig bepaald.

In zijn ‘Bijbelse woorden en hun geheim’ merkt de theoloog F.J. Pop op: ‘De tijd (kairos) is vervuld = de kairos, waarin de oud­testamentische profetie vervuld wordt en die gekenmerkt wordt door de verschijning van de Messias en de nabijheid van het Koninkrijk Gods. Daarom is huiveringwekkend ernstig. Nu moeten de juiste beslissingen genomen en de passende daden gedaan worden. Het enige dat adequaat is aan het karakter van deze tijd, is de bekering (het geloof)’.

Een tijdperk is vol geworden. Wat daarin moest geschieden, is gebeurd. £)p het moment waarop het ‘vol’ was, zond God zijn Zoon Jezus Christus. Met Jezus’ komst vangt een compleet nieuwe tijd aan. In geloof kun je daarop reageren.

In het onlangs verschenen boek ‘De kern van het christelijk geloof typeert dr. Joh. Verkuyl dit heel treffend als hij zegt: ‘De geboorte uit de maagd Maria is een betrouwbaar teken dat God bij de uitwerking van zijn voornemen tot redding en verlossing aan Jezus de centrale plaats toekent en dat Hij in Hem iets absoluut nieuws begint te midden van de mensen. Het Woord, de ‘Logos’, dat bij God was en zelf God is, is vlees geworden (vgl. Joh. 01:14). Jezus is de drager van de Logos en in Hem komt God zelf bij ons in een voluit menselijke bestaanswijze om zijn bedoelingen en plannen te verwerkelijken.

Hij is ‘vlees’, door en door mens ten voeten uit. Johannes’ woord heeft de diepte die reikt tot in het hart van God en verwijst naar een scheppingsdaad van God in de maagd Maria. Het gaat om en nieuwe creatie en niet om een nieuwe generatie. Het gaat om een schepping in de maagd Maria en een geboorte uit haar.

Het onvergetelijke verhaal van Lukas 2 is niet alleen symbolisch waar, maar ook waar gebeurd en het feest daarvan wordt ieder jaar van geslacht tot geslacht terecht gevierd in de volkerenwereld’.

Er zijn er die met dit deel van de Bijbelse boodschap moeite hebben. Zij kunnen onder andere met een ‘maagdelijke geboorte’ niet uit de voeten.

Uiteindelijk zullen wij echter moeten erkennen dat het diepe mysterie van Jezus’ geboorte, zijn persoon en zijn werk, althans voor een deel, mysterie blijft. Menselijke woorden en begrippen zullen altijd te kort schieten om dat grote geheimenis geheel te kunnen bevatten.

De oudchristelijke kerk analyseerde het niet, rafelde het niet uiteen, maar aanbad het in een loflied.

Vermoedelijk is het de oudste hymne van de christelijke kerk. Het staat opgetekend in 1 Timótheüs 3 vers 16 (1 Tim. 03:16) en wordt ingeleid met de woorden: ‘Groot is het geheimenis (het mysterie) der godsvrucht’ (de christelijke religie).

‘Die zich geopenbaard heeft in het vlees, is gerechtvaardigd door de Geest, is verschenen aan de engelen, is verkondigd onder de heidenen, geloofd in de wereld, opgenomen in heerlijkheid’.

De tijd raakt vol

Jezus heeft de bedéling der wet tot volheid gebracht. De wet en de profeten legde Hij geestelijk uit. Hij maakte de profetieën los uit de natuurlijke wereld en zette ze over in de geestelijke wereld. Met woord en daad verkondigde Hij het evangelie. Door wonderen en tekenen liet Hij zien dat het Koninkrijk van God is gericht op het herstel van de mens naar lichaam, ziel en geest.

Jezus heeft ons de hemelse werkelijkheid geopenbaard. Het werk dat de Vader Hem had opgedragen voleindigde Hij (Joh. 17:04). Aan het kruis nam Hij in de onzienlijke wereld de zondes­chuld weg, de scheiding tussen God en mens. Hij schonk de heilige Geest. Door de doop in de Heilige Geest kunnen we het ‘recht van zonen’ uitoefenen.

Zo zijn wij in onze tijd in staat om de ‘volheid des tijds’ tot de komst van Jezus te realiseren.

De tijd loopt snel.

Met grote kracht ontwikkelt de valse kerk zich. Heel de occulte wereld probeert in een laatste poging met verdraaiing van de Woorden Gods de geestelijke macht te grijpen.

Maar ook de tijd van de volle open­baring van de zonen Gods, die door de Heilige Geest voor Jezus op aarde het werk voltooien, breekt aan. Jezus zelf gaat ons voor. Hij is opgevaren om alles tot volheid te brengen (Ef. 04:10).

Na elke bedéling voltrekt zich steeds een definitieve scheiding. Die tijden of gelegenheden zijn in Gods hand (Hand. 01:07). Jezus zegt: ‘Het Koninkrijk Gods komt niet zó, dat het te berekenen is; ook zal men niet zeggen: zie, hier is het of daar! Want zie, het Koninkrijk Gods is bij u”.

Toch is het een goede zaakje daarover te bezinnen (1 Thess. 05:01-11). We mogen wel degelijk ons afvragen wat gaat er nog gebeuren? Het is ons geraden oog te hebben voor wat er zich op dit moment afspeelt in de geestelijke wereld. Om te onderscheiden waar het op aan komt!

In 1 Korinthiërs 15 vers 52 (1 Kor. 15:52) spreekt de Bijbel over een volgende bedéling in de volheid des tijds. Bij de laatste bazuin, de eerste opstanding (Openb. 20:06), wordt de gemeente van Jezus omgezet voor een nieuwe taak. Het is tegelijkertijd de val van de verbasterde kerk, het grote Babylon (Openb. 18:02).

In een ’tijdperk van duizend jaar’ herstellen de zonen Gods onder leiding van de Heer vervolgens de hele schepping (Rom. 08:19). Bij de tweede opstanding (Openb. 20:11- 15) loopt dat uit op de definitieve scheiding tussen de doden. Weer wordt een stuk volheid des tijds afgesloten.

In de laatste ‘eeuw’ (aion) wordt het herstel voltooid (Openb. 22:02, Heb. 11:40). De stad Gods beantwoordt nu geheel aan de gedachte van de grote ‘Ontwerper en Bouwmeester’ (Heb. 11:10).

De tijd is vol!

In de tijd tot de eerste opstanding roept de gemeente: ‘Kom, Heer Jezus’ (Openb. 22:20).

Met verlangen zien wij uit om in een ondeelbaar ogenblik te worden veranderd (1 Kor. 15:52, 1 Thess. 04:15-17).

We mogen echter niet een deel van Gods plan overslaan. Dat zou trouwens niet eens kunnen. De Geest en de bruid roepen namelijk in de tijd voor die ‘gemeenteopname’ om de inwoning van Jezus Christus door de heilige Geest in allen, die het evangelie nog zullen aannemen (Openb. 22:17).

De heilige Geest zal eerst zijn werk van herstel en opbouw verrichten met het doel om de gemeente klaar te maken voor de zichtbare wederkomst van de Heer en voor de taak die de gemeente wacht.

In ‘onze’ volheid des tijds valt er dus nog wel wat te doen.

Tot het doel is bereikt, mogen wij de Heer verder laten werken aan de voltooiing van ons leven en ons inzetten om overal herstel te be­werken.

Het verlangen van Jezus is zijn gemeente voor zich te plaatsen, zonder vlek of rimpel (Ef. 05:27). Hij, Jezus, is de grote Voleinder!

En wij?

Wij zijn Zijn medearbeiders, Gods akker, Gods bouwwerk (1 Kor. 03:09).

 

Het evangelie en de leer van de uitverkiezing door Duurt Sikkens

 

Een tijdje geleden kwamen in de gemeente vragen naar boven over de leer van de uitverkiezing. Veel broeders en zusters komen uit die kerken waar die leer verkondigd wordt. Hoewel je die leer graag inruilt voor een nieuwe, het werkelijke evangelie, blijkt datje gedachten vaak nog door die oude leer vertroebeld kunnen worden, zodat je het volle licht niet kunt onderscheiden.

Een reden te meer om de waarheid duidelijk tegenover de leugen te zetten, dan ga je weer heel duidelijk zien dat onze God geen God van willekeur is, die je eigenlijk niet kunt begrijpen en die ver van je afstaat. Zijn eniggeboren Zoon Jezus Christus heeft Hem ons doen kennen.

In 1 Johannes 1 vers 5 (1 Joh. 01:05) staat: “De verkondiging die wij van Hem gehoord hebben is: God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis”! Als ook wij ons aan die gedachte vasthouden, worden waarheid en leugen steeds duidelijker. Zó kun je standhouden en je gedachten volledig laten ver­nieuwen.

In het kort komt de leer der uitverkiezing hierop neer: Alles ligt van tevoren vast. God kiest wie behouden worden en wie verloren gaan.

De Bijbel leert echter: Het plan van God ligt van tevoren vast en de méns kiest of hij daarin wil zijn of niet.

Het plan van God

In Spreuken 15 vers 22 (Spr. 15:22) staat: “Plannen mislukken bij gebrek aan overleg”.

God had een plan gemaakt. Hij wilde iemand aan wie Hij Zijn gedachten helemaal kwijt kon, aan wie Hij zich helemaal kwijt kon, aan wie Hij zich helemaal kon geven. Hij wilde een vrouw.

Daartoe schiep Hij hemel en aarde. En als kroon op Zijn werk: de mens, Zijn toekomstige vrouw!

God handelde met overleg en Hij zag dat de mens bedreigd werd door de duivel. Daarom had Hij ook al een plan gereed dat in werking zou treden als de mens zich van hem af zou keren. Een weg terug, zodat Zijn hele schepping niet verloren zou gaan. Dat plan was: een Lam dat geslacht zou moeten worden als offer voor de zonde. In Openbaring 13 vers 8 (Openb. 13:08) lezen we: “Het Lam dat geslacht is sedert de grondlegging der wereld”. (In een andere vertaling staat: “Sedert de neerwerping der wereld”). Jezus was toen nog niet geslacht, maar de Vader hield rekening met de mogelijkheid.

In de Bijbel is nergens een aanwijzing te vinden dat God van tevoren wist dat Adam zou zondigen. Hij had Zijn schepping immers niet zo gemaakt dat het op een nederlaag móest uitlopen. God zag dat het zéér goed was en daarom durfde Hij een risico te nemen. Hij gaf de mens een vrije wil waarmee hij kiezen kon wie hij dienen wilde. God is een God van vrijheid. En Hij wil ook dat wij hem vrijwillig dienen. Niet uit angst voor straf, maar omdat we weten en ervaren dat Hij goed is.

Helaas bezweek Adam voor de verleiding. Hij koos de duisternis in plaats van het licht. Een onmiddel­lijk begint God van Zijn alternatieve plan te spreken (Gen. 03:15). Het Lam zou geslacht moeten worden. Zó alleen kon de mens weer in gemeenschap met God komen.

Was God het die zo’n offer vroeg? Volgens Psalm 40 vers 7 (Ps. 049:007) heeft Gód geen zondoffer gevraagd. “Hij heeft geen lust in slachtoffers en spijsoffers”. En helemaal niet in het offer van Zijn Zoon, Zijn Geliefde.

De Vader moet het vreselijk gevonden hebben om te zien dat Zijn Zoon vermoord werd! Vermoord door de machten der duisternis. Want de duivel is het die offers eist. God wil maar één offer, dat wij ons leven in dienst van de gerechtigheid stellen. In zulke offers heeft God een welgevallen (Heb. 03:15-16). Adam verbrak het verbond dat God met hem gesloten had (Hos. 06:07). Daarom sloot God een nieuw verbond.

God kiest

Om Zijn plannen te realiseren heeft God medewerkers nodig. Die kiest Hij zelf. Evenals een architect die bekwame medewerkers kiest, let God ook op bekwaamheden. Gééstelijke bekwaamheden.

Hij kiest Noach om de ark toe te bereiden. Was dat een willekeurige keus? Nee, want Hij vond in Noach iets waar Hij op aan kon sluiten.

Van Noach staat namelijk in Genesis 6 vers 9 (Gen. 06:09): “Hij was onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig en on­berispelijk man. Hij wandelde met God”. Daarom kon God hem gebruiken.

De zondvloed was niet iets dat moést gebeuren, omdat God het van tevoren bepaald had. Als de mensen zich bekeerd hadden op de prediking van Noach, zou de catastrofe nooit hebben plaats gevonden. Ninevé bleef immers ook gespaard omdat de inwoners zich bekeerden.

Dan kiest God Abraham. Om stamvader te worden van Zijn volk. God zag dat Abraham geloof had (Gal. 03:07) en daar kon Hij op aansluiten. Abraham wilde God gehoorzamen. Uit vrije wil. Hij had ook kunnen weigeren. Dan had God een ander moeten zoeken.

God kiest Jakob. Omdat hij er alles voor over had om de zegen van God in bezit te krijgen. In tegenstelling tot Ezau, die er zeer nonchalant mee omsprong.

Dan kiest God Mozes, die liever met het volk van God kwaad verdroeg

dan tijdelijk van de zonde te genieten (Heb. 11:25).

Zo zien we het hele Oude Testament door dat God kiest. Niet om de een voor te trekken en de ander achteruit te zetten, maar om mee te werken aan de voortgang van Zijn plan. Want dat plan moet gerealiseerd worden. En wil iemand die God uitgekozen heeft niet? Johannes zegt tegen de Joden: “Beeldt u niet in dat gij bij uzelf kunt zeggen: wij hebben Abraham tot vader. God is bij machte uit deze stenen Abrahams kinderen te verwekken” (Matt. 03:09).

God weet niet alles. God weet niet van tevoren of de mens op Zijn keus
in wil gaan. De mens is vrij om zélf te kiezen. Als God alles van tevoren» wist, bleef er voor de mens niets te kiezen over.

Weten betekent eigenlijk: kennis hebben van. God weet niets van het kwade. Ook Jezus wist niet alles van te voren, want er staat dat Hij zich verwonderde over iemands geloof. Als je alles van te voren weet hoef je je ook niet te verwonderen.

Maar God weet wél alles van de waarheid. Hij heeft kennis van alle dingen (ook de verborgen dingen die wij soms nog niet zien). En Hij weet ook zeker dat Zijn plan gestalte krijgt. En een ieder die daaraan mee wil werken is welkom. Hij gelooft in Zijn Woord.

Gods laatste keuze

Tenslotte heeft God nog één keus: Jezus. Het Lam dat geslacht moest worden. Maar ook Jezus mocht zélf kiezen. In Gethsémané heeft Hij het er moeilijk mee. Maar Hij ziet dat de wil van Zijn Vader beter is dan Zijn wil. Want door Zijn offer zullen er vele zonen tot heerlijkheid kunnen komen.

God kiest Jezus en als je in Hem bent, ben je ook uitverkoren (Ef. 01:03). Dat gold in het oude verbond ook al. Wie zich voegde bij de uitverkorene, deelde in diens zegen (Ruth, Rachab).

Het offer van Jezus was voldoende voor de zonde van de gehele wereld (1 Joh. 02:02). Daarom zou niemand verloren behoeven te gaan. God heeft niet de één voor het eeuwige leven en de ander voor de eeuwige dood bestemd. Hij wil zelfs niet dat iemand verloren gaat, maar dat iederéén tot erkentenis der waarheid komt (1 Tim. 02:04). De duivel wil dat de mensen de duisternis grijpen in plaats van het licht. Daarom moet de mens kiezen.

In Romeinen 9 vers 18 (Rom. 09:18) staat: “God ontfermt zich over wie Hij wil en Hij verhardt wie Hij wil”. God wil zich graag over iedereen ontfermen, maar Hij kan dat alleen over degenen die op Zijn beloften ingaan. En wie dat niet doet, daar kan God niets aan kwijt. Die zal zich steeds meer afsluiten voor de liefde Gods. God dringt zich niet op. Jezus staat aan de deur en vraagt of Hij binnen mag komen. De méns moet de deur openen. Een God die iemand verhardt zou iets gruwelijks zijn. Dat is het werk van de duisternis.

Volgens 2 Korinthiërs 2 vers 14 tot 16 (2 Kor. 02:14-16) zijn wij voor God een geur van Christus. Voor de één een geur ten leven, voor de ander een doodslucht ten dode. Bepalen wij wie de levensgeur bereikt of wie de doodslucht? Natuurlijk niet. Dat wordt bepaald door de mens, die reageert op de prediking van het evangelie. Wie er op ingaat vindt het leven en wie het afwijst blijft in de dood en de stank.

Zo zijn er nog veel meer teksten die in verband met de uitverkiezingsleer aangehaald kunnen worden. Het zou te ver voeren om ze hier allemaal te bespreken.

Als je vasthoudt dat er in God alleen maar licht is en geen duisternis is, krijg je een heel nieuw licht over verschillende Bijbelgedeelten, die tot dusver duister waren.

Ook als de duivel je wil aanvallen met gedachten als; ‘Voor mij is het evangelie toch niet’, ‘God mag me niet’, ‘Ik hoor er niet bij’, ‘De volkomenheid is voor mij onbereikbaar’, dan weet je uit welke koker die leugens komen.

De waarheid is beter en voor honderd procent betrouwbaar. In Hem zijn wij immers uitverkoren opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn. Wij zijn bestemd om zonen Gods te worden.

God gelooft in Zijn Woord. U ook? Hij gelooft in Zijn eigen schepping. Hij gelooft ook jou die Hem gelooft.

 

 

 

Kerstfeest (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Er is zoveel geschreven en gedicht,
gezongen en gesproken
over het Kerstfeest: herders, stralend licht,
een roze, fris ontloken…

 

Maar als de romantiek voorbij is gegaan,
de boom naar buiten gezet,
wat is er in ons hart blijven bestaan,
beseffen we dat Jezus redt?

 

Dat God de mens niet afgeschreven heeft,
misvormd door duizend zonden,
dat Jezus overvloed van leven geeft
aan allen, die Hem vonden?

 

U bent geboren om te dienen. Heer!
Uw losprijs geldt zovelen.

Ik kniel aanbiddend aan uw voeten neer:
U mag mijn leven hélen.

Tea Keuper-Dijk

 

Raadsbesluiten uit een ver verleden door Wim te Dorsthorst

 

Gods eeuwige raadsbesluiten

De eerste regel van een lied zegt: ‘Het heil begon in Bethlehem’. Dit zal ongetwijfeld weer veel gezongen worden in de kerstvieringen en terecht. Het heil, waar al de Schriften van hebben gesproken, begon in Bethlehem in vervulling te gaan. Gods eeuwige raadsbesluiten gaan volvoerd worden.

Jesaja profeteerde: “Ik -God- die van den beginne de afloop verkondig en vanouds wat nog niet geschied is; die zeg: Mijn raadsbesluit zal volbracht worden en Ik zal al mijn welbehagen doen; die uit het oosten een roofvogel roep, uit een ver land de man van mijn raadsbesluit; Ik heb gesproken, Ik doe het ook komen; Ik heb het ontworpen, Ik breng het ook tot uitvoering. Hoort naar Mij, gij trotse van hart, die ver van gerechtigheid zijt. Ik breng mijn gerechtigheid nabij, zij is niet ver, en mijn heil zal niet vertoeven; Ik geef in Sion heil, aan Israël mijn luister” (Jes. 46:10-13; zie ook Ef. 01:04-05, Ef. 01:09-11).

Dat is onze God. Trouw aan zijn eeuwige raadsbesluiten, die alle zijn naar het welbehagen van Zijn wil, zonder enige verandering of zweem van ommekeer.

Geen verandering

God heeft na de val in de engelenwereld en na de zondeval van de mens, zijn raadsbesluiten niet gewijzigd om er alsnog het beste van te maken. Neen, Hij zegt: ‘Ik heb het ontworpen, Ik breng het ook tot uitvoering’.

En als het dan moet dan zweert God, om aan de mens de onveranderlijkheid van zijn raad te doen blijken (zie Heb. 06:13-18). Dat is onze vastheid, onze rots en de zekerheid van onze hoop. De Spreuken-dichter zegt: “Vele zijn de overleggingen in het hart des mensen, maar de raad des Heren, die zal bestaan” (Spr. 19:21).

De christenheid wordt overal in verwarring gebracht door leringen die uit de overleggingen van het mensenhart voortkomen. En wij weten hoe dwaalgeesten en leugengeesten hierin werken en inspireren (1 Tim. 04:01). Men neigt soms meer daar naar te luisteren dan vanuit een eenvoudig en toegewijd hart Gods woord te geloven. Hoeveel die overleggingen echter ook zijn, de raad des Heren zal onveranderlijk bestaan en volvoerd worden en de trotse van hart zullen beschaamd staan (Jes. 25:01; Jes. 46:12).

‘En Hij zal vrede zijn’

Zo is de geboorte en de geboor­teplaats van ‘de man van Gods raadsbesluit’ zijn Zoon Jezus Christus, al ongeveer 800 jaar tevoren aangekondigd door de profeet Micha als deze zegt: “En gij Bethlehem Efratha, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid” (Micha 05:01).

En om er geen misverstand over te laten bestaan dat dit woord de geboorte van de Messias betreft, vervolgt Micha: “Daarom zal Hij hen prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. Dan zal het overblijfsel zijner broederen terugkeren met de Israëlieten. Dan zal Hij staan en hen weiden in de kracht des Heren, in de majesteit van de naam des Heren, zijns Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde en Hij zal vrede zijn” (Micha 05:02-03).

Wat een profetisch woord! Dat ziet op de geboorte van Jezus Christus, maar ook op zijn koningschap over de gehele aarde. En dan die slotzin; “En Hij zal vrede zijn”. Een andere vertaling zegt: “Hij zal de man van de vrede zijn”. De man van Gods raadsbesluiten is de ‘Vredevorst’, Jezus Christus.

Als we deze woorden lezen, dan horen we Jezus zeggen: “Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u” (Joh. 14:27).

Tekenen der tijden

Vrede, wat is die nu nog ver te zoeken op deze aarde. Oorlog, geweld, bloed, tranen, honger, het stroomt met al het nieuws de huiskamer binnen. Niet te bevatten is het leed wat mensen elkaar aandoen. Zeker nu we zien hoe volk tegen volk opstaat om elkaar uit te , moorden (Matt. 24:07).

Maar ook nog nooit is de roep naar een nieuwe wereldorde zo groot geweest. Er wordt gepraat over de mensheid als één grote familie, waarin alle verschillen van ras, stand, godsdienst, taal, enz. niet meer voor zullen komen. De wereld moet één grote stad worden!

Velen klinkt dit als muziek in de oren, omdat men niet begrijpt hoe hier de geest van de antichrist voorbereidend werk verricht voor zijn imitatie vrederijk. Er wordt gepraat over de herstructurering van de wereld, maar men begrijpt niet, dat dit voortkomt uit de herstructurering in de geestelijke wereld.

Daar -in de hemelse gewesten­moeten de overheden, de machten en de wereldbeheersers, de groten maar ook de kleinen, onder één hoofd samen gebracht worden. En dat ene hoofd zal de antichrist zijn als tegenbeeld van Jezus Christus, onder wie alles in hemel en op aarde samengevat zal worden in overeenstemming met Gods welbehagen (Ef. 01:09-10). Daarom woelen de volken en de natiën en is er grote angst. Jezus zegt: “En er zullen tekenen zijn aan zon en maan en sterren en op de aarde radeloze angst onder de volken vanwege het bulderen van zee en branding, terwijl de mensen bezwijmen van vrees en angst voor de dingen die over de wereld komen. Want de machten der hemelen zullen wankelen” (Luk. 21:25-26). Als volken elkaar afslachten dan is dat omdat de machten in de geestelijke wereld wankelen en strijden om nog machtsgebied over te houden.

De antichristelijke geest die in hoofdstuk 8 van het boek Daniël be­schreven wordt, duldt echter geen enkele andere macht naast zich. Alles wordt neergestoten. Voor Daniël, die uitgeput en ziek was door het zien van dit gezicht, was dit nog verre toekomst (Dan. 08:26-27).

Voor ons wordt het echter steeds meer realiteit. De christen die zijn wandel heeft in de geestelijke wereld, zal het zien en verstaan. Christenen zullen gehaat gaan worden, want in de nieuwe wereldorde past geen absolute waarheid. Dus Jezus Christus zoals Hij in de Schriften geopenbaard wordt, die de weg, de waarheid en het leven is, vormt -door de gemeente- een struikelblok voor de eenheidsdrang van de nieuwe-tijd- denkers.

De volheid van de tijd

Gods woord is duidelijk en toont een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop vrede zal zijn juist door Jezus Christus, Gods Zoon. Hij is de alfa en de omega, het begin der schepping Gods (Openb. 03:14), maar ook de voleinder, de voltooier (Heb. 01:10-12).

De schepping wacht niet op de vrede van de New Age denkers, maar op de zonen Gods, die Jezus Christus als hun Koning en Heer belijden (Rom. 08:19). Die Jezus, waar de gehele Schrift van spreekt en die in de volheid des tijds gekomen is, zoals God het gesproken had. Paulus zegt het zo duidelijk in Galaten 4 vers 4 en 5 (Gal. 04:04-05): “Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen”.

Het Woord is vlees geworden

Op indrukwekkende wijze beschrijft Lukas, in de eerste hoofdstukken van zijn evangelie, hoe hemel en aarde er aan meewerkten “dat zij die baren zou, zou gaan baren” (Micha 05:02). Het grote wonder ging geschieden, dat het Woord vlees werd in de schoot van Maria om zo te wonen onder de mensen (Joh. 01:14). God bereidde zijn Zoon een lichaam (Heb. 10:05), waarin Hij onze zonden op het kruis zou brengen (1 Petr. 02:24), waardoor de gerechtigheid en het heil Gods nabij kwam voor een ieder die gelooft (Jes. 46:13).

De boodschap van Gabriël aan Maria was: “En gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als Koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid en zijn koningschap zal geen einde nemen. De heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het Heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden” (Luc. 01:31- 35)

Er ontstaat geweldige lofzang, aanbidding en profetie door de heilige Geest. En hele en­gelenscharen, die zingende God loven en heil verkondigen aan de hele schepping: “U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David”, is hun boodschap aan de eenvoudige herders (Luc. 02:11).

Gods raadsbesluiten worden volvoerd op de juiste tijd en de duivel, de grote tegenstander van God en mensen, die eeuwenlang de komst van het zaad (Gen. 03:15) heeft trachten te verhinderen, kan alleen maar toekijken, want als God werkt, wie zal het keren? (Jes. 43:13).

Zonen worden geboren

Opnieuw leven wij naar een volheid des tijds toe. Nu gaat het echter om de geboorte van zonen, die uit de ene, Jezus Christus, geboren worden. Jesaja noemt Hem ook: ‘Eeuwige Vader’. Zoals Adam de vader is van alle natuurlijk levenden (Hand. 17:26), zo is Gods Zoon -het Woord- de Vader van alle geestelijk, levenden.

Zoals er in de dagen van Jezus een sterke Messias verwachting was bij een rest in Israël, zo ziet de zuchtende schepping met reikhalzend verlangen uit naar het openbaar worden van de zonen Gods (Rom. 08:19). En zoals met grote zekerheid al de profetische woorden aangaande de geboorte van Jezus vervuld werden, zo zal dat ook nu geschieden, wat betreft de geboorte van de zonen Gods. Opnieuw tracht de duivel dit te verhinderen en staat hij als de rossige draak met zeven koppen en tien horens voor de gemeente die baren zal. Hij wil zelfs de zonen verslinden, maar het zal juist zijn ondergang worden (Openb. 12:01-05).

Het hemelse Jeruzalem

In Jesaja lezen we al de belofte: “Ik breng mijn gerechtigheid nabij, zij is niet ver, en mijn heil zal niet vertoeven; Ik geef in Sion heil, aan Israël mijn luister” (Jes. 46:13).

Simeon profeteert: “Het heil dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken: licht tot openbaring voor de heidenen en heer­lijkheid voor uw volk Israël” (Luc. 02:30-32).

Ook de profetes Anna profeteerde over de verlossing van

Jeruzalem door Jezus Christus (Luc. 02:37).

Nu is het niet zo dat christenen hun geld moeten beleggen in Israël om het land tot ontwikkeling te brengen en al biddende uit moeten zien naar de herbouw van de tempel in Jeruzalem, zoals ik onlangs hoorde in een radiopraatje. Nee, het aardse Jeruzalem met de tempel was slechts een beeld van het hemelse Jeruzalem, van de berg Sion, de stad van de grote koning, Jezus Christus.

De schrijver van de brief aan de Hebreeën zegt het heel duidelijk: “Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem” (Heb. 12:22).

Het is een grote misleiding van boze geesten om goedwillende christenen bezig te houden met het volk Israël en met het Jeruzalem in het Midden-Oosten. De zonen Gods zullen geboren worden uit het hemelse Jeruzalem waar Jezus Christus Heer en Koning is. Daar -in de hemel- ziet Johannes het gebeuren!

De Zoon is gegeven

Al de Schriftplaatsen, die spreken over de verlossing en de bouw van Jeruzalem, over Sion en al het heil en de heerlijkheid, wat daar openbaar gaat komen, spreken van de voor de gemeente bestemde genade, zegt Petrus (1 Petr. 01:10-12).

Daarmee is er geen verwerping van het volk Israël, maar een liefde en bewogenheid zoals met de gehele zuchtende schepping. “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door hem behouden worde” (Joh. 03:16-17).

Dit is het ‘meerdere’ wat niet aan Kerst mag ontbreken. Een kind is geboren, jawel, maar de Zoon is gegeven, ja, ‘overgegeven’ in onze plaats, in de plaats van een ieder die dit in geloof aanneemt.

God sprak tot Jesaja: “Ik breng mijn gerechtigheid nabij” (Jes. 46:13).

Voor een ieder is de gerechtigheid Gods in Jezus Christus heel dicht nabij. Door het geloof, uw eigen geloof, is het uw deel en daarbij is geen onderscheid van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: in Christus zijn allen één, zegt Paulus (Gal. 03:28).

Alles spoedt zich naar het einde. Hemel en aarde zijn in barensweeën en de schepping staat aan de vooravond van een nieuwe volheid des tijds.

Er zal door Jezus Christus heil tevoorschijn treden. Eerst in Sion, de gemeente. En van daaruit voor de volkeren. Zullen wij er acht op slaan en niet verslappen? Hemel en aarde wachten op ons!

 

 

 

Een Vriend (gedicht) door Duurt Sikkens

Weliswaar ben ik nu zonder zonde,

-daar ben ‘k mijn Vader altijd dankbaar voor­

maar ’k heb nog altijd zulke diepe wonden

en ‘k ga er dan wel eens haast onderdoor.

 

Mijn levend huis bestaat uit vele kamers,

de meeste daarvan zijn ook mooi hersteld,

maar ik hoor nog het slopen van de hamers

die indertijd mijn binnenste hebben geveld.

 

Misbruikt werd toen(het allermooist verlangen

-het liefste dat ik nauw’lijks wist dat ik bezat-:

Ik kon geen lieflijkheid van anderen ontvangen,

had slechts een gapend gat in mijn verbijsterd hart.

 

’t Leek ongeneeslijk: zóveel vernielde stukken,

die ‘k zelf met surrogaat maar wat had opgevuld.

‘k Bewoog me voort op onzichtbare krukken

die ik achter schijnaanpassing had verhuld.

 

Tot, op een goede dag -en ‘k had dit nooit gedacht-

er zeer bescheiden aan mijn tuindeur werd geklopt.

Daar stond God zelf, de laatste die ik had verwacht.

De anderen had ik altijd van de stoep geschopt…

 

Hij stond daar maar, in de gedaante van een mens

zó mooi, eenvoudig en zó echt naar mij te kijken.

En nóg zei ik, zeer arrogant: “U wenst?”

(‘k Mocht mijn onzekerheid immers niet laten blijken…)

 

Hij keek mij aan, ’t was Iemand die mij mocht

en zei: “Ik ben eens langs gekomen

en kom vervullen wat je altijd hebt gezocht.

Die vrijheid heb Ik zelf voor jou genomen.

 

En eind’lijk heb Ik je dan toch gevonden,

je was ver weg, geloofde er niet meer in.

In je verdriet zó muurvast opgesloten

vond je jezelf voor iedereen te min”.

 

Nóg aarzelde ik, maar ook sloeg het verlangen

hoog door mijn ziel. Ik zag, Hij had me lief!

Zonder verwijt en ook zó onbevangen

dat ik de deur ontsloot en Hem bij mij binnenliet.

 

Ik ben gelukkig, want God heeft me gevonden

in de gedaante van een mens die voor mij vocht.

Nou ben ik vrij en ben met hem verbonden:

Een ware Vriend, die mij heeft opgezocht.

 

Wat doen wij met onze verantwoordelijkheid? door Annotee Tineke

 

Ons hele leven dragen wij verantwoordelijkheid voor iets of iemand. Soms maakt het mensen moe omdat het veel energie kost. Soms geeft het mensen juist plezier omdat ze ervaren dat liefde (je leven inzetten) niet zomaar een gevoel is, maar een daad van hun wil. De vraag hierbij is: hoever gaat verantwoording en wat zijn onze beperkingen? Kunnen wij de wereld hervormen terwijl wij toch beperkt zijn? Of moeten we de wereld maar buiten sluiten?

Wie is verantwoordelijk?

In eerste instantie is God verantwoordelijk voor wat Hij geschapen heeft. Boven God is er niemand om verantwoording aan af te leggen. God is alleen verantwoording schuldig aan zichzelf.

God heeft verantwoordelijkheid op zich genomen door ons te maken naar Zijn beeld en gelijkenis opdat wij -net als Hij- persoonlijkheden zouden zijn. En omdat Hij verantwoordelijkheid kent, kennen wij dat ook, door middel van opdrachten aan ons gegeven (Gen. 01:27-28). Wij ontvingen verantwoordelijkheid voor de schepping en dus ook voor onszelf.

Door een verkeerde keuze faalt de mens en kan zich niet meer verantwoorden tegenover God. Doordat satan dan de ‘macht’ overneemt, kan de mens zijn oorspronkelijke opdracht niet meer uitvoeren. Hij is beschadigd geraakt en dus beperkt in zijn vermogen. ?

De wederopstanding van de mens begint dan ook bij zijn bekering, want alleen die mens die kan leven vanuit de kracht van de heilige Geest is instaat om zijn verantwoor­delijkheid te dragen op een juiste wijze. Die is dus ook verantwoordelijk!

Jezus begreep als geen ander, hoe Zijn Vader zich verantwoordelijk wist voor de gevallen mens, en omdat Hij, Jezus, het eerste gebod kon vervullen: ‘Heb God lief boven alles!’, kon Hij meegaan in die liefde voor de verloren mens. Hij begreep Zijn Vader en kende Hem.

Ook wist Jezus wat er in het boek Ezechiël stond: “Ik heb onder hen gezocht naar iemand, die een muur zou kunnen optrekken en voor mijn aangezicht op de bres zou kunnen staan ten behoeve van het land, zodat Ik het niet zou verwoesten, maar Ik heb hem niet gevonden” (Ez. 22:30).

God zocht maar vond niemand die Zijn plan kende en zijn leven wilde inzetten. Toen kwam de Zoon van God om overoude puinhopen te herbouwen en de grondvesten van vorige geslachten te herstellen.

Jezus wilde dus zelf verantwoor­delijk gesteld worden en een ieder die Hem volgt wil dat ook.

Voor wie zijn wij verantwoordelijk?

‘Ben ik soms mijn broeders hoeder?’, riep Kaïn boos toen God naar Abel vroeg. ‘Ben ik soms verantwoordelijk voor het leven van mijn broeder?’, had hij bijvoorbeeld ook kunnen zeggen.

In principe is onze liefde voor alle mensen, zoals ook Gods liefde uitgaat naar iedereen, maar wij zijn als mensen wel gehouden aan een bepaalde plaats op aarde (wij kunnen niet overal zijn) en daarom zijn wij toch beperkt.

Christenen zullen daarom in de eerste plaats hun liefde laten zien in het huisgezin van God, de gemeente! Jezus zei eens heel duidelijk voor wie Hij zich verantwoordelijk voelde: “Al wie de wil Gods doet, die is mijn broeder en zuster en moeder” (Mark. 03:35)!

En dat Jezus in zijn liefde ook oog had voor natuurlijke zaken blijkt uit wat wij lezen in Johannes 19 vers 25 tot 27 (Joh. 19:25-27): “En bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder en de zuster zijner moeder, Maria van Klopas en Maria van Magdala. Toen dan Jezus zijn moeder zag en de discipel, die Hij liefhad, bij haar staande, zeide Hij tot zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon. Daarna zeide Hij tot de discipel: Zie, uw moeder. En van dat uur af nam de discipel haar bij zich in huis”.

Als wij Jezus willen volgen dan mogen wij deel hebben aan dezelfde verantwoording als Hij. Ons verantwoordelijk weten voor onze broeder en zuster en -niet te vergeten- velen die nog buiten staan.

Waar zal het uiteindelijk toe leiden?

Jakobus zegt dat als een broeder of zuster gebrek heeft aan kleding en dagelijks voedsel, wij dat moeten verstrekken. Wie heeft dat nog in Nederland en België? Daarom leeft er, in de praktijk van ons gemeenteleven, veel meer een andere nood die wij te lenigen hebben. Dat is de geestelijke nood van de mens. Mensen die geprest worden tot dingen die ze niet willen en toch moeten doen. In zo’n leven is nood. Voor zo iemand mogen wij vechten, bidden en strijden, tot er overwin­ning komt op de geestelijke vijanden van de mens. Op de bres staan, noemen wij dat.

Lang geleden werden steden aangevallen door ze eerst te omsingelen met manschappen en daarna breuken (bressen) te maken in de stadsmuur(wal). Wanneer deze aanvallers verdreven werden, waren er moedige mannen nodig die op de bressen gingen staan. De tegenstander kreeg dan geen kans meer om terug te komen. Intussen kon er puin geruimd worden en ook de muren werden dan hersteld.

Als wij ons dus verantwoordelijk weten, zal het leven van onze zuster of broeder tot herstel kunnen komen. En deze houding zal uiteindelijk leiden tot de val van satan, in ons leven en in dat van onze naaste. Wat grandioos en heerlijk is het dat God ons bekwaam gemaakt heeft om verantwoordelijk te willen zijn tot het einde toe!

 

Goede werken als bewijs van ons geloof door Gert Jan Doornink

“Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood” (Jak. 02:26; lees ook vs. Jak. 02:12-25).

God is een goede God

God is een goede God. Geloven wij dat? Een overbodige vraag misschien, maar toch waard om er nog eens over na te denken. Zeker nu wij ons bezig willen houden met het onderwerp ‘Goede werken als bewijs van ons geloof.

Wanneer wij twijfelen aan de goedheid van God, ondergraven wij daarmee één van de fundamenten van ons geloofsleven en komt er ook van de goede werken, die van ons gevraagd worden, niets of weinig terecht.

Nu is de uitdrukking ‘God is een goede God’ niet iets waar wij oppervlakkig mee om moeten gaan. Dan wordt het alleen maar een holle kreet zonder verdere inhoud. Dan maken we van God een soort goedige figuur, een slappeling. Iemand die alles door de vingers ziet, dat wil zeggen iemand die een compromis zou sluiten met de zonde, met het kwade, met de duivel… En -u begrijpt het al wel- dat soort goedheid is geen werkelijke goedheid, maar een vermenging van goedheid en slechtheid.

Ons geloof in de goedheid en liefde van God is daarom ook niet los maken van ons geloof in de heiligheid en rechtvaardigheid van God. Alléén dan zullen we ook werkelijk op de juiste wijze Gods goedheid beleven. En -wat ook zeer belangrijk is- het ook bekendmaken aan allen die niet geloven in de goedheid van God.

Wat dat betreft is er nog volop werk aan de winkel. Velen -ook vele christenen- zijn zo geïndoctrineerd door allerlei verkeerde Godsvoorstel­lingen dat er nog heel wat puin te ruimen valt.

Heeft uw wel eens een tekening gezien van een oog in een driehoek? Dat moet een oordelende God voorstellen. Ik las in een interview met prins Rainier van Monaco, hoe hij iedere keer als hij zo’n tekening zag dat weer vreselijk vond. Hij zag veel liever een afbeelding van een glimlachende God… Toch zijn er veel christenen die God alleen maar zo zien en kennen. Zij geloven alleen maar in God als een strenge, veroordelende God.

Gods wezen en werken zijn één

Als wij geloven in de goedheid van God, betekent dit, dat wij geloven dat God honderd procent goed is, zowel in Zijn wezen als in Zijn werken. Ook dat hoort bij de eenheid van God waarvan Jakobus zegt dat het goed is om daarin te geloven (Jak. 02:19a). De duivel weet dit ook drommels goed. Daarom haat satan God en alles wat uit God voortkomt met een intense, niet te beschrijven haat.

De duivel wéét dat God niet alleen in Zijn wezen goed is, maar ook naar buiten toe tot openbaring brengt: in Zijn scheppingswerk en in de mens die Hij formeerde als kroon van Zijn scheppingswerk. Ook toen de eerste mens door zonde faalde, bleef Gods goedheid onaangetast. Ook naar buiten toe!

En dat ‘naar buiten toe’ vond zijn grote openbaring in Zijn Zoon, Jezus Christus.

Als je daarover nadenkt kom je maar tot één conclusie: De eerste Adam faalde, maar de laatste Adam niet!

En omdat Hij niet faalde, moet het ook voor ons mogelijk zijn niet te falen (Matt. 10:48), mits wij daarvoor de Goddelijke principes en richtlijnen in acht nemen.

Deze principes werken niet als een soort wet, een moeten, een krampachtig pogen op Goddelijk niveau te komen. Daarvan komt toch niets terecht. Er zijn echter een aantal aspecten die hierbij van belang zijn en waaraan we niet voorbij kunnen gaan.

Ons geloof behoort één te zijn met onze werken

Jakobus laat er geen enkel misverstand over bestaan dat ons geloof één behoort te zijn met onze werken. Hij zegt immers: “Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood” (Jak. 02:26). Toch is dat iets waar heel veel christenen moeite mee hebben. Zij menen dat zodra je over ‘werken’ praat, je afbreuk doel( aan het volbrachte verlossingswerk van Jezus Christus. Je kunt aan Gods genade toch niets toevoegen… Inderdaad, maar dan haalt men wel twee dingen door elkaar; a. Gods verlossingswerk in Jezus Christus was een volkomen verlossingswerk, maar b. zoals Gods Zoon één was met de Vader, behoren ook wij één te zijn met Hem. En deze eenheid wordt bewezen door ons geloof dat met werken gepaard gaat. Anders is het geen geloof, zegt Jakobus.

Dacht u dat God alleen in Zijn Zoon ‘geïnvesteerd’ had en niet in ons? Gods investering is totaal, allesomvattend. Voortkomend uit Zijn goedheid heeft Hij slechts één verlangen: dat alle mensen zijn volkomen goedheid (weer) zullen leren kennen.

Daarom is één van Gods principes: vermenigvuldiging. Eerst de Zoon, nu de zonen! En via de zonen weer anderen.

Hoe kunnen nu de mensen Gods goedheid -en alle andere positieve eigenschappen- leren kennen, als we die niet zelf tot openbaring brengen? ‘Die kan men toch lezen in Gods Woord en die heeft Jezus toch getoond’, kan men opmerken. Dat is dan wel een opmerking waarbij we ons er op goedkope wijze van afmaken. Want dat zou betekenen dat het helemaal niet van belang is dat in en door ons leven de goedheid van God tot openbaring komt.

Terwijl juist door die openbaring, door de werken die we doen, we bezig zijn ons op positieve wijze in te zetten om anderen te brengen vanuit het rijk der duisternis in het Koninkrijk van Jezus Christus! Je zou het ook zo kunnen zeggen: De investering die God in ons heeft gedaan, behoort rente op te brengen. Goede werken doen, als bewijs van ons geloof, doen we daarom ook niet alleen uit ‘dankbaarheid’, zoals wel eens gezegd wordt. Dan krijg je al gauw de gedachte van: God heeft iets gepresteerd, nu moeten wij ook iets presteren!

Wat is goede werken doen dan wel? Het is een opdracht die we bij wijze van spreken automatisch ten uitvoer brengen. Het is een uitdrukking, een openbaring, een bewijs van ons geloof (Heb. 11:01-06). Blijven de goede werken achterwege dan bewijzen we daarmee dat we geen geloof hebben of dat ons geloof op een laag pitje staat.

Jakobus haalt in het tweede hoofdstuk van zijn brief Abraham en Rachab aan als voorbeelden van mensen die hun geloof bewezen door de werken die zij deden. In vers 22 zegt hij dat Abrahams geloof samenwerkte met zijn werken en dat dit geloof volkomen werd uit de werken.

Wat zijn goede werken?

Hoe kunnen we het beste omschrijven wat goede werken zijn?

Dat zijn alle dingen die wij doen in gehoorzaamheid aan datgene wat God van ons vraagt.

Wat waren de goede werken die Jezus deed. Dat was de opdracht van de Vader uitvoeren door Zijn goedheid tot openbaring te brengen (Hand. 10:38).

Als Jezus in de synagoge te Nazareth -de stad waar hij opgroeide- in de synagoge voorleest uit de profeet van Jesaja, leest Hij het gedeelte voor waar staat: “De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren” (Luc. 04:18-20). En als Hij dan de boekrol gesloten heeft, zegt Hij deze bijzondere woorden: “Heden is dit Schriftwoord voor uw oren vervuld” (Luc. 04:21b). Met andere woorden: ‘Wat Ik zo even gelezen heb, dat ga Ik nu in praktijk brengen’. Als je verder hierover nadenkt, betekent dit, dat de goede werken die Jezus deed, en waartoe ook wij worden opgeroepen om die te doen, een rechtstreekse confrontatie met het rijk der duister­nis is. Immers, iemand die gelooft in de goedheid van God, weet dat zonde, ziekte, gebondenheid, enz., niet van God afkomstig zijn, maar van de duivel.

Als wij dat weten dan weten wij ook dat het doen van goede werken betekent: geestelijk bezig zijn. Strijd voeren in de geestelijke wereld om tot overwinning te komen.

Goede werken doen is dus niet (alleen) allerlei goede dingen doen in de natuurlijke wereld -die doen we vanzelfsprekend ook-, maar de gees­telijke strijd aangaan, en dat is lang niet altijd zichtbaar. Als ik bijvoor­beeld voor iemand bidt (in tongen), dan is dat een ‘goed werk’, maar het blijft vaak ‘verborgen’. Dat hoeven we niet aan de grote klok te hangen, zoals in de tijd van Jezus gebeurde bij het vasten (Matt. 16:16-18).

Veel van onze goede werken die wij doen als gevolg of in samenwerking met ons geloof, komen dus niet in de openbaarheid, maar zijn wel heel belangrijk in Gods ogen. Daarom zijn het ook ‘geloofswerken’.

Soms zie je ook niet direct resultaten. Maar dan weten wij dat Paulus zegt: “Laten wij niet moe worden goed te doen, want, wanneer het eenmaal tijd is, zullen wij oogsten, als wij niet verslappen” (Gal. 06:09).

Wat is nodig om goede werken te doen?

Als Jezus op een keer op sabbat een man die reeds 38 jaar ziek was, geneest (de bekende genezing bij het badwater te Bethesda), krijgt Hij van de Joden het verwijt te horen dat Hij dat op sabbat doet. Het eenvoudige maar duidelijke antwoord van Jezus is: “Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook” (Joh. 05:17). Voor Jezus was het een vanzelfsprekende zaak dat Hij dezelfde dingen deed als Zijn Vader, al krijgt Hij dan het verwijt te horen, dat Hij zich met God gelijkstelde.

Nu van de kant van de wereld (en zeker van de vrome wereld) zullen wij altijd tegenstand, verwijten en beschuldigingen te horen krijgen. Maar het zal ons niet deren. Uiteindelijk worden wij er, net als Jezus, immuun voor.

Belangrijk voor ons is dat we toch in getrouwheid en volharding doorgaan met ons geloof te bewijzen door goede werken te doen!

Wat is er nu nodig om goede werken te doen? In de eerste plaats: geloof. Dit geloof moet echter een beginpunt hebben. Je kunt niet tot iemand die buiten Gods Koninkrijk staat, die nog niet wedergeboren is, zeggen: ‘Doe maar veel goede werken, dan verdien je vanzelf het nieuwe leven in Christus wel…’ Nog afgezien van het feit dat zo iemand -geestelijk gesproken- niet eens weet wat goede werken zijn, kan dit natuurlijk niet.

Ten tijde van Luther werd dit accent wel gelegd. Het gevolg was van de zogenaamde ‘kerkhervorming’. Luther legde uitsluitend nog de nadruk op ‘het geloof. Maar dit werd weer zo overgeaccentueerd dat de goede werken op de achtergrond raakten.

Voor een ongelovige, voor iemand die buiten staat, is het dus in de eerste plaats nodig dat hij tot geloof komt, zoals ook blijkt uit Johannes 6 vers 27 tot 29. (Joh. 06: 27-29) Jezus zegt daar: “Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal; want op Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt”. Dan zeggen de omstan­ders tot Hem: “Wat moeten wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken?”. Jezus’ antwoord is duidelijk: “Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die Hij gezonden heeft”.

Als we eenmaal tot geloof gekomen zijn is het ook nodig dat onze denkwereld geheel wordt vernieuwd (Rom. 12:02). We kunnen geen goede werken doen, als we zelf niet eerst geloven in de goedheid van God en in het feit dat Hij het goede, welgevallige en volkomene met ons voor heeft (Rom. 12:2b).

In Johannes 9 vers 4, bij de genezing van de blindgeborene, (Joh. 09:04) zegt Jezus: “Wij moeten werken desgenen, die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; er komt een nacht waarin niemand werken kan”. Soms denk ik wel eens: dat kon wel eens spoedig aanbreken. Gevaarlijk is het echter daarover te gaan filosoferen en niets te doen. Het is nu nog dag! Wat is er dan heerlijker dan goede werken openbaar te maken als bewijs dat we geloven in de levende God, de God van liefde en goedheid.

Jezus zelf is ons grote voorbeeld. Hij was de grote lichtverspreider en sprak: “Ik ben het licht der wereld. En een ieder die in Mij gelooft zal nimmer in de duisternis wandelen”.

Maar weet u wat Jezus nog meer zei?:” Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. Ook steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn”.

En dan zegt Jezus -en Hij zegt het ook tot ons-: “Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken” (Matt. 05:14-16). God wordt op een machtige wijze verheerlijkt als wij geloof openbaar maken gepaard gaande met goede werken!

 

De gemeente in de eindtijd door Jan Kees Roose (11)

Bijbelstudie, op basis van Openbaring, over plaats en taak van de Gemeente van Jezus Christus in het herstelplan van God (11)

De gemeente, de dood en het oordeel (3)

Iets over kinderen

Wellicht is het u opgevallen dat ik met betrekking tot deze onderwerpen nooit over de plaats van de kinderen gesproken heb. En dan doel ik met name op jonge leeftijd overleden kinderen en alle reeds in de moederschoot gestorven of vermoorde kinderen. Waar zijn zij? Wanneer staan zij op? Hoe komen zij tot de volmaking? In dit kader passen zeker ook nog alle gehandicapten (zowel volwassenen als kinderen).

De Bijbel zegt daarover niet veel; in Openbaring is er geen enkele verwijzing naar. Natuurlijk bestaan er wel uitleggingen over de positie van kinderen in het herstelplan, zoals ‘kinderen gaan naar het dodenrijk en komen terug op de nieuwe aarde’, maar die hebben mij niet zo overtuigd.

Reden om er eens ‘hardop’ over na te denken als een aanvulling op deze studie.

Enkele overwegingen

Kleine kinderen hebben nog niet gezondigd zodat de geestelijke dood geen claim zou kunnen doen gelden. Ook weten wij dat ze ingeschreven zijn in het boek des levens. Jezus zegt over kinderen: ‘hunner is het Koninkrijk’ en ‘hun engelen zien voortdurend het aangezicht Gods’. Bij het sterven zullen deze engelen ‘hun’ kinderen natuurlijk niet plotseling verlaten. Hun intrek innemen in het Koninkrijk van God is het meest voor de hand liggende.

Houdt dit dus in dat ze de fase van het dodenrijk overslaan en ‘automatisch’ en voorgoed in het Koninkrijk Gods zullen vertoeven en aldaar naar de geestelijke volmaking geleid zullen worden? Het klinkt aannemelijk, doch doet enigszins geweld aan de gedachte dat iedereen wel zelf gekozen moet hebben of met zijn hart daden te kennen heeft gegeven het licht lief te hebben, en daartoe zijn ze niet in de gelegenheid geweest.

Het is geen automatisme dat iedereen voor het goede kiest, dat hebben we gezien aan de afval der heiligen na het duizendjarig rijk. Als je deze gedachte wel aanneemt, dan kun je in de verleiding komen te bedenken dat het voor elk mens dan maar beter zou zijn op kinderleeftijd te sterven, zodat er geen ‘afval der heiligen’ plaats kan vinden en iedereen de volmaaktheid, zij het niet op de door God bedoelde wijze, al bereiken. Dus ergens klopt er iets niet.

Ook kun je je nog afvragen of er onderscheid bestaat tussen gestorven kinderen die geheiligd zijn in de ouders en zij die dat niet zijn. De eerste categorie zou dan vertoeven in het Koninkrijk Gods en de andere in het dodenrijk, maar is dit ‘rechtvaardig’? Hiermee worden de vragen niet beantwoord, integendeel zelfs.

Meer passend zou zijn als alle gestorven kinderen uit de dood opstaan bij de aanvang van het duizendjarig rijk, om zo in de gelegenheid gesteld te worden om hun aardse ontwikkeling alsnog te kunnen doormaken, om geestelijk tot ontwikkeling te komen en om bewust voor Christus te kunnen kiezen en dat te bewijzen aan het einde van deze periode, als satan nog een keer verleidend rondgaat.

Maar deze gedachte vindt geen steun in de Bijbel. Openbaring 20 vers 4 en 5 (Openb. 20:04-05) spreekt ervan dat bij de eerste opstanding immers alleen de overwinnaars opstaan. De overige doden worden niet meer levend voordat de duizend jaren voleindigd zijn.

Een mogelijke verklaring

Een poging, waarbij ik er enerzijds van uitga dat alle kinderen verblijven in het Koninkrijk Gods (ik maak geen onderscheid tussen ‘geheiligden’ en ‘niet geheiligden’; heiliging is geen garantie van een plekje in de hemel, maar van geestelijke bescherming) en dus ergens hun plaats hebben in het hemelse Jeruzalem (een kinderwijk?), en anderzijds dat elk mens in zijn bestaan een keuze moet maken. Gevolg van eerstgenoemd uitgangspunt is dat gestorven kinderen een geestelijke ontwikkeling doormaken, inherent aan het Koninkrijk Gods (alleen in het dodenrijk vindt geen ontwikkeling plaats).

Als satan aan het eind van het duizendjarig rijk wordt losgelaten, omsingelt hij de heilige stad (Openb. 20:09), beeld van de Gemeente Gods in de hemel (alle gestorvenen die geen deel hadden aan de eerste opstanding) en op aarde: niet alleen de herstelde mensheid op aarde, maar ook de nog niet volmaakte gelovigen in de hemel komen in verleiding, worden dus voor een keuze gesteld.

Het zou kunnen, immers al eerder zijn hemelingen die voor het eerst moesten kiezen, gevallen, denk maar aan Lucifer en alle gevallen engelen. Als dit waar is hebben in ieder geval alle mensen en alle geesten hun keuze gemaakt, voordat sprake is van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Dat past mijns inziens geheel in de ontwikkeling zoals Openbaring ons die aanreikt.

Bij de tweede opstanding krijgen deze kinderen een opstandingslichaam en komen zij in de gelegenheid om ook hun aardse talenten te ontplooien en hun geestelijke ontwikkeling, waarmee ze in het hemelse Jeruzalem al een begin hadden gemaakt, af te maken.

(In het kader van deze Bijbelstudie komt in “Levend Geloof’ van januari het onderwerp: ‘De Gemeente en het herstel aller dingen’ aan de orde. Daarbij worden onder andere de volgende vragen beantwoord: Hoe zal de aarde worden geregeerd? Hoe was het in het begin? Wat zegt de Bijbel over de nieuwe aarde? Hoe zal het herstel plaats gaan vinden? Wat gebeurt er met alles wat de mens heeft voortgebracht? Hoe zal het einde zijn?).

 

God is goed (gedicht) door Piet Snaphaan

Goedertierenheid en trouw ontmoeten elkander,
gerechtigheid en vrede kussen elkaar”
(Ps. 085:011).

Wat zijn ze nauw verbonden
ze horen bij elkaar,
als eenheid ongeschonden
God zelf bevestigt haar

 

Je kunt ze nimmer scheiden
ze zijn als hand en voet
als doel hebben ze beiden
te tonen: God is goed

 

1992.11 nr. 342

Levend geloof 1992.11 nr. 342

De volheid Gods in Christus, maar ook in ons! door Gert Jan Doornink

“In Hem (Christus) woont al de volheid der godheid lichamelijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht” (Kol. 02:09-10; lees ook Kol. 02:4-15).

Scheiding der geesten

We leven in een tijd waarin de scheiding der geesten in volle gang is. Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11) gaat voor onze ogen in vervulling. Daar lezen wij: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”. En wij zijn er ten volle bij betrokken. Daarbij spreekt het vanzelf dat dit speciaal geldt voor het laatste deel van deze tekst, wij zijn immers ‘heilig’ en ‘rechtvaar­dig’.

Nu is het niet zo dat de zogenaamde ‘scheiding der geesten’ alleen maar in onze tijd plaatsvindt. Weliswaar zien wij thans een toespitsing, die nog verder door zal gaan, maar ook in de tijd van de eerste christen­gemeenten speelde dat al een grote rol.

De gemeente van Kolosse bijvoorbeeld was een gemeente die op een gezonde wijze functioneerde. Paulus maakt in hoofdstuk 2 vers 5 (Kol. 02:05) de opmerking: “Ik zie met blijdschap de orde, die bij u heerst, en de hechtheid van uw geloof in Christus”. Ik denk dat dit lang niet van iedere gemeente in onze tijd gezegd kan worden.

Toch geeft Paulus enkele belangrijke’ adviezen, die -geheel in over­eenstemming met de duidelijke en radicale uitspraken die hij altijd deed- niet voor misverstand vatbaar zijn.

Geloofsadviezen van Paulus

Het eerste advies geeft hij in (Kol. 02:06), door op te roepen te ‘wandelen in Hem’. Hij legt in (Kol. 02:07) uit hoe dat in zijn werk werkt.

Het tweede advies is in feite iets scherper. Het is een waarschuwing zich niet te laten meeslepen door wijsbegeerte en ijdel bedrog “in overeenstemming met de over­levering der mensen, met de wereldgeesten en niet met Christus” (Kol. 02:08).

En dan komt Paulus tot die geweldige uitspraak die centraal staat in dit artikel: “Want in Christus woont al de volheid der godheid lichamelijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem”.

Paulus legt dan in vers 11 tot en met 15 verder uit welke geweldige betekenis dit heeft voor ons persoonlijk geloofsleven.

Wat is volheid?

In Christus woont dus als ‘de volheid der godheid’ lichamelijk. Maar wat moeten wij onder ‘volheid’, waar de Bijbel ook op diverse andere plaatsen over spreekt, verstaan?

In het woord ‘volheid’ treffen we het woord ‘vol’ aan. Als je in een woordenboek het woord ‘vol’ opzoekt, kom je een achttal verschillende betekenissen tegen. De voornaamste zijn:

  1. vol, in de betekenis van: er kan niets meer bij, een tot de rand toe gevuld glas met water bijvoorbeeld,
  2. vol zijn van iets: ik ben vol van iets nieuws, mijn gedachten zijn er helemaal mee vervuld.
  3. vol heeft ook de betekenis van: volledig, dat wil zeggen alles is volledig aanwezig, bijvoorbeeld volle melk: niet afgeroomde melk, volkoren brood, het volle evangelie(ï).
  4. vol heeft ook te maken met volgroeid zijn, volwassenheid.

Samengevat: vol zijn, wil zeggen dat alles volledig aanwezig is, het is volgroeid, er ontbreekt niets aan, het is compleet. En… dit heeft óók betrekking op de levende God die wij dienen!

God is een volmaakte God

Aan God mankeert niets. Onze hemelse Vader is volmaakt, is volkomen. Paulus noemt God in Kolossenzen 1 vers 19 (Kol. 01:19): ‘de ganse volheid’. Jezus zegt van God dat Zijn hemelse Vader volmaakt is (Matt. 10:48).

God was niet alleen in Zijn wezen volmaakt, maar ook in Zijn werken. Daarom spreken wij van een volmaakte schepping en lezen wij in Genesis 1 verschillende keren dat God zag dat het goed was.

Niemand hoeft te twijfelen aan de volmaaktheid van God. Net zo min als wij hoeven te twijfelen aan alle andere positieve eigenschappen die in Hem aanwezig zijn.

En het heerlijke is dat wij ons steeds weer mogen realiseren dat God die volmaaktheid en alles wat erbij hoort, niet voor zichzelf gehouden heeft, maar in Zijn totale schep­pingswerk heeft overgedragen. Jakobus 1 vers 17 (Jak. 01:17) zegt: “Iedere gave, die goed, en elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neer, van de Vader der lichten, bij wie geen verandering is of zweem van ommekeer”.

Jezus is een volmaakte Jezus

Nadat we tot deze conclusie zijn gekomen denk ik, dat geen van onze lezers en lezeressen bezwaar zal hebben in de opmerking dat Jezus even volmaakt was als de Vader!

Immers: “In Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk”. Paulus is daar zeer duidelijk over. In Hem woont niet een deel van de volheid van God, maar de gehele volheid.

Nu zijn er gelovigen die zeggen: ‘ja, geen wonder, Hij was immers God, God die in het vlees is gekomen, dus je kunt ook niet anders verwachten’.

Ik denk dat, als we zo praten, we ons er wel een beetje goedkoop van afmaken.

Er is de laatste tijd -ook in onze kringen- nogal een felle discussie gaande over het onderwerp: ‘Wie Jezus was en is’. Het is zelfs zo dat sommigen elkaar er te vuur en te zwaard voor aan het bestrijden zijn. En vaak geldt ook hier: ‘Hete hoofden, koude harten’.

Ik geloof dat we in de eerste plaats duidelijk mogen stellen dat Jezus niet God zelf is maar de Zoon van God. Weliswaar noemen de nieuwtestamentische evangelisten hem op enkele plaatsen ‘God’, maar dan altijd in de betekenis van Zijn volmaakte openbaring van het wezen van God.

Hebreeën 1 vers 3 (Heb. 01:03) zegt dat Jezus de afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen is.

Handelingen 10 vers 38 (Hand. 10:38) zegt over Jezus “hoe God Hem met de Heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem”. (Let wel: er staat niet: ‘omdat Hij God was’, maar ‘God was met Hem!).

En wat te denken van het feit dat Jezus gedoopt werd en vervuld met Gods Geest, vóórdat Hij Zijn bediening begon” (Matt. 03:17).

De eerste Zoon van God

Jezus was de Zoon van God. Hij was de eerste Zoon van God die niet zondigde, die zo volkomen leefde in gemeenschap met de Vader, dat Hij later kon getuigen: “De duivel komt en heeft aan Mij niets”.

Jezus was ook de eerste mens die volkomen gehoorzaam was aan de Vader. In tegenstelling met de ‘eerste Adam’, faalde de ‘laatste Adam’ niet!

Van deze Jezus zegt Paulus in Filippenzen 2 vers 8 (Filip. 02:08) dat Hij zich vernederd heeft en gehoorzaam is geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. Hij is de volkomen weg gegaan die de Vader in Zijn grote plan had uitgestippeld. En juist daarom heeft Hij ook een volkomen verlossing teweeg gebracht en de zonde van de gehele wereld gedragen.

Nu zou het voor sommige bijbeluitleggers en gelovigen waarschijnlijk wel gemakkelijk zijn als hiermee de kous af was. Ik bedoel als Kolossenzen 2 vers 9 (Kol. 02:09) niet eindigde met een puntkomma, maar met een punt… Maar er staat nog iets achter! Wat?: “Gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht”.

Wij zijn aan heel wat Bijbelwoorden al zo gewend geraakt, dat het ons soms niets meer doet. Maar eigenlijk zou zo’n tekst ons geweldig moeten raken! Want wat betekent dit? Dat dezelfde volheid die in Jezus was, ook in ons is!

Dat kan toch niet waar zijn? Maar het is wel waar! Dacht u dat God in Zijn grote liefde de volheid die in Zijn Zoon was, niet aan ons zou schenken? Wij zouden Hem zwaar beledigen als we dat zouden denken. Want dat zou dan betekenen dat God de liefde die Hij in Zijn Zoon legde, toch voor Zichzelf hield, dat wil zeggen slechts deelde met Zijn Zoon Jezus. Maar God houdt niets achter!

Natuurlijk weten wij dat Christus het Hoofd is van Zijn gemeente en wij zijn de leden. Maar dat is een onderwerp apart. Het gaat er nu om dat ook wij gaan inzien dat wij ten volle mogen delen in de volheid Gods. Laten wij maar eens op een rijtje gaan zetten wat die volheid voor ons betekent.

Wat Gods volheid voor ons betekent

Wij hebben genade ontvangen. 1.

We zijn vrijgesproken van de ‘straf, want “de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem” (Jes. 53:05). Johannes 1 vers 16 (Joh. 01:16) zegt: “Immers uit Zijn volheid hebben wij ontvangen zelfs genade op genade; want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen”. Daar begint het mee. Ons geloof in Jezus, de Zoon van God, is geen eindstation, maar nu beginnen ook wij te functioneren en evenals Jezus zijn wij geroepen dezelfde dingen te doen die Hij deed. Hetzelfde leven dus te openbaren. Daarbij mogen we geen misbruik maken van de genade die ons geschonken is (Rom. 06:01).

Wij hebben de volheid van Gods Geest ontvangen. 2.

Van Jezus staat geschreven dat Hij vol van de Geest was. Dacht u dat wij met minder kunnen volstaan? Johannes 16 vers 13 zegt: “Wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen naar de volle waarheid”.

Zonder Gods Geest zouden wij onmogelijk Gods volheid kunnen beleven. Zonder Gods Geest geven we de duivel kans te infiltreren en kunnen we gemakkelijk misleid worden.

De volheid maakt ons volwassen. 3.

Geestelijke groei is een ‘must’ voor ieder kind van God. Iemand die niet geestelijk groeit zal ook nooit de volheid van God in en door zijn leven beleven. In zijn brief aan de Efeziërs spreekt Paulus over het bereiken van de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon van God (Ef. 04:13). Weet u hoe Paulus dit noemt? “De mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus”.

Jezus zelf spreekt in één van zijn gelijkenissen ook over deze groei naar de volwassenheid (Mark. 04:26-29). Het gaat uiteindelijk om het volle koren in de aar.

Volheid ontstaat door gemeenschap. 4.

Er zijn verschillende teksten die spreken over de gemeenschap die wij hebben met God en met Zijn Zoon. Zo schrijft Paulus in 1 Korinthiërs 1 vers 9 (1 Kor. 01:09): “God is getrouw, door wie gij zijt geroepen tot gemeenschap met zijn Zoon Jezus Christus, onze Here”. En Johannes schrijft dat onze gemeenschap is met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus (1 Joh. 01:03).

Zijn wij ons bewust dat het leven in gemeenschap een belangrijk facet is van het functioneren van Gods volheid in en door ons?

Zoals Jezus leefde in volkomen gemeenschap met Zijn Vader, gaan ook wij dat meer en meer beleven in de komende tijd. En zoals Jezus als eerste volmaakte Zoon van God die niet faalde, de volheid Gods openbaarde, gaan ook wij dat doen. We zijn immers geroepen in Zijn voetstappen te treden en ons óók als zonen Gods te openbaren!

Het is duidelijk tot welke slotconclusie wij kunnen komen: God was één met Zijn Zoon. En Zijn Zoon was en bleef één met de Vader. Diezelfde eenheid gaat ook in ons leven hoe langer hoe meer gestalte krijgen. En vanuit die eenheid, die gemeenschap, die volheid, gaat Gods heerlijkheid en overwinning, in al zijn facetten, in en door ons leven tot openbaring komen!

 

Sion (gedicht) door Piet Snaphaan

“Zijn stichting ligt op heilige bergen”
(Ps. 087:001)

Een stad, een volk, een geestelijk volk
allen uit God geboren,
in ’t hemelse Jeruzalem
daar is hun thuis, voorgoed bij Hem
voor eeuwig uitverkoren.

 

Herstel en geestelijke strijd door Ron Gast

Herstel van de gehele mens is een zaak waarnaar ongetwijfeld ieder mens uitziet. Elk mens verlangt naar een ‘compleet’ leven, ook al zal menigeen een ander idee hebben van die volledigheid.

Een gezond lichaam (gezondheid is wens nummer één van de gemiddelde Nederlander), natuurlijke voorspoed (zoals het huisje-boompje-beestje-verlangen of bijvoorbeeld het streven naar rijkdom), vrede en harmonie, zijn zaken waaraan zo gedacht wordt. Ook christenen zullen vaak geneigd zijn niet verder te denken dan deze wereldse invulling.

De volkomen mens

Een wedergeboren christen zal echter een andere compleetheid op het oog moeten hebben: de volko­menheid waarover de Bijbel spreekt. De mens die volledig naar Gods beeld en gelijkenis functioneert.

De volledige mens: geest, ziel en lichaam, functionerend in en voor Gods Koninkrijk. Dat is een volstrekt andere visie op de mens. Niet (meer) de mens die centraal staat, maar God die centraal (dat wil zeggen in het midden van ons leven) staat. En omdat God Geest is, zoekt Hij via de heilige Geest met de geest van ieder mens contact. Jakobus 4 vers 5 (Jak. 04:05) zegt: “De geest die Hij in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid”.

Een hechte relatie

Om een (h)echte relatie tussen God en de mens mogelijk te maken zal de geest van de mens daarom ‘centrale meet- en regelkamer’ moeten worden. Dus geen overheersende positie meer voor het menselijke verstand (met zijn denkpatronen en gefilosofeer), het menselijk gevoel (gevoelens zoals angst of leed kunnen mensen helemaal verscheuren) of het lichamelijke (allerlei verslavingsvormen van ( zwaar tot licht, bijvoorbeeld van drugs tot snoepzucht).

De relatie die God met de mens wil en die de wedergeboren christen zo graag met Zijn hemelse Vader wil, kan alleen via de geest van de mens tot stand komen. Via de geestelijke weg zal dan het denken van de mens en het functioneren van het menselijk lichaam gaandeweg (soms vlug, soms langzaam) worden vernieuwd en hersteld. De heilige Geest geeft via de geest van de mens leiding aan dit herstelproces.

Geestelijke strijd

Herstel, dat klinkt geweldig! Wie wil dit nu niet? Elke christen toch immers! O, zeker. Maar de duivel niet, en de boze geesten ook niet. Zo ontstaat er strijd, geestelijke oorlog. Herstel van de gehele mens vergt geestelijke strijd. Strijd in de mens, strijd om de mens.

Een voorbeeld: wat de geest van een mens wil, dat wil het gevoel (nog) niet altijd. Uitspraken als ‘dat voel ik niet zo’ en ‘dat beleef ik anders’, geven dat aan.

Een ander voorbeeld: het lichaam verzet zich: ‘dat kan ik niet’ of ‘ik heb dat absoluut nodig’.

Kortom waar de Geest van God via de menselijke geest gaat regeren, zal de tegenstand van het eigen menselijke IK vaak blijken. Als het gevoelsleven bijvoorbeeld al jarenlang op sommige terreinen van iemands leven de baas is, dan zal dat gevoel (de ziel van de mens) niet gauw accepteren ondergeschikt te worden aan de geestelijke leiding in die mens, aan datgene wat wordt geloofd, wat wordt beleden, aan datgene wat God zegt.

(De) moeite (waard)

Verandering van denken kost moeite, verandering van gevoel ook. De vraag is: wil je dat? Wil je moeilijkheden opzoeken? Wil je de strijd aangaan?

Herstellen? ja! Herstellen hoe? ‘Graag liefdevol en vooral zachtjes (en s.v.p. een beetje achteraf)’, zal menigeen zeggen.

Maar zo gaat dat niet. Herstel gaat door middel van een proces van pijn en moeite. Wie wil dat werkelijk? Is het de moeite waard (voor jezelf)? Is God het waard?

Volledig naar Gods beeld en gelijkenis worden, betekent net zoveel van je Vader houden als Hij van Zijn kind. En alles uit de weg ruimen wat jou van Hem afhoudt. God heeft er recht op. En jij ook, zegt Hij.

Au? ja, maar niet als pijnkreet maar als aanduiding (Aurum = goud) van wat er dan ontstaat: kostbaar goud. Volkomen zuiver, gelouterd.

Geschikt voor het edelste doel: bouwmateriaal te zijn van Gods tempel.

 

Het plan van God in schaduw en werkelijkheid door Hessel Hoefnagel

Het zaad van de eerste mens

Het aardse volk Israël kende meerdere perioden van slavernij als gevolg van ongehoorzaamheid aan de geboden van God. Uiteindelijk kwam het volk daardoor onder de macht van respectievelijk het Griekse en het Romeinse rijk. Deze natuurlijke slavernij duidde in schaduwbeeld op de geestelijke ‘slavernij’ onder de macht van de Dood.

Aan deze slavernij komt voor het ware volk van God (uit alle volken, stammen en natiën) een eind, wanneer in de ‘volheid van de tijd’ de ‘Christus’ wordt geopenbaard in het veelvoud van de ‘zonen Gods’, waarvan Jezus Christus de eersteling is. Deze Zoon van God, de uit een vrouw en onder de Wet geboren méns Jezus (Gal. 04:04), werd verbonden met de Geest van God en tot ‘Here en Christus’ gemaakt.

In ‘Christus’, dat wil zeggen door de vervulling met de Geest van Jezus Christus werd (wordt) het ‘zaad’, dat reeds aan Adam en Mannin werd beloofd, genoemd (Rom. 09:07; Gal. 04:04-07; Heb. 11:18).

Zó is het ware nageslacht van de eerste mens bezig vorm en gestalte te krijgen. Deze laatste ‘mens in Christus’ is de levendmakende geest ‘uit de hemel’, waarin Jezus Christus centraal staat en voor eeuwig zichtbaar is als ‘het Lam, dat geslacht is’ (Openb. 13:08). Dit ‘nageslacht in Christus’ is niet te identificeren op aarde. Het is een geestelijk volk, dat haar plaats en taak heeft in de ‘hemel’, waar Christus is en van waaruit hij Zich in en met de Zijnen zal openbaren op aarde.

Wat is onze opdracht?

Voor ons geldt dezelfde opdracht als aan de ouden, namelijk dat we ons bezig moeten houden met deze werkelijkheid van Christus. Dit geldt temeer omdat ook nu nog (of misschien wel juist nu!) het gevaar groot is, dat de blik gericht wordt op de schaduw, die echter altijd van ‘beneden’ is en op het uiterlijke gericht.

Het is namelijk een gegeven, dat er heden ten dage, terwijl de onzienlijke werkelijkheid van Christus bezig is zich te openbaren, zeer veel christenen zijn, die deze werkelijkheid nog niet zien, maar daarentegen volop gericht zijn op een terugkeer van de schaduw. Velen verwachten namelijk ten opzichte van de openbaring van Jezus Christus en in de ontwik­kelingen betreffende het plan van God een speciale plaats voor een aards volk Israël daarin.

Evenals de eerste mens(heid) is en blijft het eerste (aardse) volk Israël echter een schaduwbeeld, in dit geval van het ware (hemelse) volk Israël.

Dit volk, waarin uiterlijke afstamming geen enkele rol speelt

(Gal. 03:26-29), is bezig zich in de ‘hemel’ te vormen en zal zich te zijner tijd samen met haar Hoofd, Jezus Christus, manifesteren op aarde. Door middel van dit volk van God zal de geknechte mensheid van alle tijden en alle plaatsen tot herstel gebracht worden. De ‘veelkleurige wijsheid’ van onze God zal door middel van de gemeente gezien worden in de zichtbare schepping, zoals ze reeds nu geproclameerd wordt aan de ‘overheden en de machten in de hemelse gewesten naar het eeuwig voornemen in Christus Jezus’ (Ef. 03:10-11).

Van de schaduw in de ontwikkeling van het plan van God mogen we nooit werkelijkheid maken, omdat in dat geval een zuiver beeld op dit eeuwige voornemen wordt vertroebeld. Net als de eerste mens is het eerste volk Israël bewust door de Schepper geformeerd om uiteindelijk het ‘zaad’ voort te brengen, waarover Hij profeteerde aan Adam en Mannin (Gen. 03:15). Het volk Israël is voortgekomen uit de belofte aan Abraham. Deze belofte hield in en is ook zo bevestigd, dat hij tot een menigte van volken zou uitgroeien (Gen. 15,17,28; Rom.4).

Schaduw gaat uiteindelijk over in verdwijning, omdat ze behoort bij het oude, dat plaats moet maken voor het nieuwe (Heb. 08:13). De werkelijkheid gaat daarentegen door tot het bereiken van de volheid van God.

De schaduw en werkelijkheid van Christus

De eerste mens, waartoe ook het eerste volk van God behoort, is geroepen om op aarde gestalte te geven aan de ‘schaduw’ van het plan van God. De nieuwe mens-in- Christus heeft een hemelse roeping, namelijk om gestalte te geven aan de werkelijkheid, die van Christus is (Kol. 02:16-17).

Uit de reeds aangehaalde ges­chiedenis van de Bijbel weten we, dat de lijfelijke zoon van Abraham, Izaäk, toen deze door Abraham geofferd zou worden (Gen.22), een schaduwbeeld was van Jezus Christus. Deze werd als enige en eigen Zóón van God door de Vader niet gespaard, maar vanwege Diens grote mensenliefde voor ons allen overgegeven (Rom. 08:32). Evenals Izaäk in de schaduw stelde de Heer Jezus zich in de werkelijkheid be­schikbaar aan de wil van God de Vader. Zijn zondeloos leven gaf Hij tot verzoening van de zonde der wereld.

In zijn bereidheid om zijn enige zoon op te offeren, werd Abraham een schaduwbeeld van de Vilder in de hemel. Vanwege zijn groot geloof in de Almachtige werd hij niet slechts de natuurlijke vader van het aardse volk Israël en haar broedervolken’, maar hij is ook de geestelijke ‘vader’ van degenen, die door geloof ‘in Christus’ zijn (o.a. Gal. 3 en 4).

Zoals uit Izaäk het aardse volk Israël is voortgekomen, zo is uit de ware ‘Zoon’ van Abraham, Jezus Christus het ware Israël, de gemeente, voortkomende en tot volheid uitgroeiende.

Waarom de schaduw gaat verdwijnen

Het is heel belangrijk voor de christenen vandaag, om deze dingen goed te onderscheiden. Velen richten wat dit betreft, hun oog op de schaduw en verwachten ten onrechte een opleving daarvan, als zijnde de bedoelde ontsluiering van de gedachten van de Vader. Nimmer zal echter de schaduw, dus de aardse verhouding, zoals die in de ‘bedeling der schaduwen’ gold, herhaald of voortgezet worden in zichtbare vormen en ‘rituelen’. Integendeel, de schaduw zal met het toenemen van de ‘dag’ steeds meer vervagen en zelfs geheel verdwij­nen. Daarentegen zal de werkelijkheid van Christus steeds meer duidelijk en helder worden (vgl. Spr. 04:18).

De werkelijkheid van Christus betreft een volk, ‘Gode ten eigendom’, dat de grote daden van de Schepper zal verkondigen’ in de komende heerlijkheid van de nieuwe schepping. Deze heilige natie’ zal zich tezamen met haar ‘Hoofd’ als ‘lichaam van Christus’ open­baren tot herstel van de zuchtende schepping, die met ‘reikhalzend verlangen’ naar deze openbaring uitziet (Rom. 08:19-23).

Er is in de christenwereld zoals gezegd nog veel onbegrip inzake het onderscheiden van schaduw en werkelijkheid met betrekking tot de bedoeling van God. Het is voor velen moeilijk om bijvoorbeeld bij de begrippen ‘huis’ en ’tempel’ te denken aan de afbeelding van een levend lichaam, dat is opgebouwd uit levende stenen.

Hetzelfde geldt bij de voorstelling van het ware volk van God, waarvan het aardse volk Israël het schaduwbeeld is.

Door veel christenen wordt aan het aardse volk Israël in de tijd van het einde weer een centrale rol toegedacht, waarbij men zich vanuit gemis aan inzicht meent te kunnen beroepen op de Bijbel.

Het zichtbare, wat ooit als schaduw gediend heeft, zal echter nooit tot werkelijkheid worden, evenmin als bijvoorbeeld het offerlam ooit weer tastbare werkelijkheid zal worden, omdat Jezus Christus als het ware eeuwige ‘offerlam’ is geopenbaard. Hij is (en blijft ook tot in eeuwigheid) het Hoofd van de ware mensheid, de éérsteling van de nieuwe schepping, waarin de levende God bezig is Zich te openbaren.

Bovenstaand artikel werd overgenomen uit de nieuwe brochure: ‘De mens, heerlijkheid van God’, door Hessel Hoefnagel. Deze tweedelige brochure is zojuist bij ons verschenen. Op pagina 31 treft u een overzicht aan van de inhoud.

 

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

In ieder nummer van “Levend Geloof’ -dus ook in dit nummer- proberen wij in de verschillende artikelen weer in te haken op het feit dat ieder kind van God zich bevindt in een bepaald stadium van geestelijke ontwik­keling. Na onze geestelijke (weder)geboorte groeien wij op van baby’s in het geloof tot geestelijke volwassenen. De Bijbel maakt ons dit op verschillende plaatsen duidelijk.

Wie in eigen leven een terugblik werpt, zal deze ontwikkeling kunnen constateren. Sommigen hebben daar geen oog voor, maar dit wordt dan meestal veroorzaakt doordat men in een bepaald stadium van geestelijke groei is blijven steken. Dit is niet iets van de laatste tijd alleen, maar deed zich in de eerste christen­gemeenten ook al voor.

Maar wie werkelijk het einddoel des geloofs -de volkomenheid in Christus- wil bereiken, heeft ook het verlangen geestelijk te groeien en wil op een hoger niveau van geloofsbeleving komen. Niet om een soort ‘hoogmoed-christen’ te worden, maar wel uit gehoor­zaamheid met als resultaat: meer en meer openbaring van het beeld van Christus.

Naarmate ons geloof innerlijk groeit wordt de uitstraling naar buiten toe ook effectiever en voldoen we dus meer aan de grote opdracht een getuige van Christus te zijn en anderen te winnen voor Zijn Koninkrijk. Ook op dit aspect zullen we in “Levend Geloof’ steeds weer de nadruk leggen.

Maar primair is het dus belangrijk dat onze geestelijke ontwikkeling niet tot stilstand is gekomen of door gebondenheden wordt afgeremd. Als ergens het gezegde ‘stilstand is achteruitgang’ van toepassing is, dan is het wel in geestelijk opzicht.

In welk stadium van uw geloofsleven u zich ook bevindt: Ga de weg verder omhoog en ontdek de volle rijkdom en heerlijkheid van alles wat God ons in Zijn grote liefde wil geven!

 

De hoop der heerlijkheid (gedicht) door Piet Snaphaan

“Christus onder u, de hoop der heerlijkheid” (Kol. 01:27)

In Christus zijn is waarlijk leven
door Hem als hoop der heerlijkheid.

Hij is door God aan ons gegeven
tot steun te zijn naar geestelijk streven,
om te groeien tot volkomenheid.

 

In Hem is leven, licht en vrijheid

ontwikkeling tot groei naar meer.

Om te komen tot volmaaktheid
door volharding en bereidheid,
Hij is onze Leidsman aller Heer.

 

Wat zijn we rijk en begenadigd
Christus in ons een vaststaand feit.
In Hem zijn we geheel rechtvaardig,
Hij maakt ons sterk en keurt ons waardig
om Hem te volgen ’t allen tijd.

 

De wedloop in de renbaan door WIM TE DORSTHORST

In een jaar waar het ene grote sportgebeuren volgde op het andere, moest ik denken aan de woorden van Paulus in 1 Korinthiërs 9 vers 24 tot 27 (1 Kor. 09:24-27). Hij schrijft daar: “Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts één de prijs kan ontvangen? Loopt dan zó, dat gij die behaalt. En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een ver­gankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke. Ik loop dan ook niet meer in den blinde en ik ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat. Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden”.

De renbaan

Paulus vergelijkt de weg die de christen dient te gaan met een wedloop in de renbaan, waarbij de winnaar beloond wordt met een erekrans. In onze dagen is dat het eremetaal, de gouden plak. Het is niet de bedoeling van Paulus de gelovigen te ontmoedigen door de weg voor te stellen als een bijna niet te lopen traject. Ook niet om het behalen van de erekrans voor te stellen als een onmogelijke zaak, hooguit weggelegd voor enkele geestelijke krachtpatsers.

Neen, hij wil iedere christen op het hart binden dat het een serieuze zaak betreft. Het is niet maar wat aanhobbelen, maar het is een zaak van leven of dood, van winnen of verliezen, de kroon ontvangen of missen.

Hij zegt in vers 23 dat hij alles doet om ook zelf deel te krijgen aan het evangelie, het einddoel des geloofs dus.

De gemeente van Jezus Christus dient te bestaan uit zulke geestelijke sportlieden die er alles voor over hebben die erekrans te behalen. En de bedoeling is dat een ieder zó loopt dat hij die ook behaalt.

De wedstrijd

Wij hebben geen wedstrijd tegen elkaar in de gemeente. Ook geen wedstrijd tegen andere gemeenten of tegen de Heer om te zien wie het sterkste is. Neen, het gaat voor een ieder om die onvergankelijke erfenis, die in de hemelen weggelegd is voor ons, zegt Petrus (1 Petr. 01:04).

De strijd die we daarbij te voeren hebben, is tegen de hielenbijter (Gen. 03:15b), de duivel en zijn rijk, die de voortgang bemoeilijkt. Heel duidelijk beschrijft Paulus in Efeziërs 6 dat we niet te strijden en te worstelen hebben tegen vlees en bloed, tegen mensen dus, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten (vs.12-13).

Het is de overste van de macht der lucht, de grote verleider (Ef. 02:02; Ef. 06:11b), de aanklager van de broeders en zusters (Openb.l2:10). Jezus noemt hem de mensenmoor­denaar, de vader der leugen, de dief, de slachter en de verdelger (Joh. 08:44; Joh. 10:10a).

De ene keer zal hij als een brullende leeuw en een andere keer als een engel des lichts (1 Petr. 05:08; 2 Kor. 11:14) trachten de gelovigen beentje te lichten in de renbaan of in de ‘worsteling’ ten onder te brengen.

Het is geen wedstrijd wie zal winnen: de duivel of de mens. Maar de mens zal winnen als hij daarbij strijdt tegen de duivel en zijn rijk in de naam van Jezus.

De instelling

In de dagen van Paulus waren er niet alleen de Olympische spelen maar onder andere ook de Istmische spelen die om de twee jaar in Korinthe werden gehouden. De Korinthiërs begrepen dus heel goed wat Paulus bedoelde te zeggen met dit beeld en weer het hem ten diepste om ging, namelijk ‘met wat voor instelling ben je bezig in je leven als uitverkoren heiligen en geliefden’? Hij zegt: “En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles”. Andere vertalingen zeggen: ‘onthouden’ of ‘ontzeggen’ zich alles.

Waarschijnlijk nog meer dan in Paulus’ dagen zien we dat de atleten zich inderdaad alles moeten ontzeggen om het eremetaal te kunnen pakken. Niet alleen op de dag van de grote wedstrijd maar voortdurend in al de jaren van training en voorbereiding.

Dit dient ook de instelling van iedere christen te zijn. Ongeïnteres­seerdheid, lauwheid, onachtzaamheid… het kan niet en is uit de boze, de grote misleider. De Bijbel spreekt in termen van: volijverig, vurig van geest, begerend, worstelend, waakzaam, nuchter, volhardend tot het einde, vasthouden watje hebt, tot bloedens toe weerstand bieden in de worsteling tegen de zonde, enz.

Met die instelling moet een ieder zijn weg gaan en de strijd strijden en dat – heel belangrijk- precies volgens de regels van de kamp, want anders is er geen goud, maar diskwalificatie (2 Tim. 02:05). Niemand kan een eigen methode of strategie uitstippelen.

De trainer-coach

Veel, zo niet alles, hangt af van de trainer-coach, waarbij de beste diegenen zijn, die zelf de sport beoefend hebben. Zo is onze trainer- coach onze Heer, Jezus Christus. Hij is de weg, de waarheid en het leven. Hij is in alle opzichten aan ons gelijk geworden -terwille van ons- ” opdat Hij een barmhartig en getrouw Hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen. Want doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden te hulp komen”, zegt Hebreeën 2 vers 17 en 18 (Heb. 02:17-18).

Hij kan met ons ‘meevoelen’, dat is , veel dieper dan ‘begrijpen’. Het is ‘mede lijden’, als hoofd van het lichaam, met onze zwakheden, want Hij is in alle dingen op gelijke wijze als wij verzocht geweest, doch zonder te zondigen!

Daarom kan Hij ons zo genadig zijn en ons te hulp komen waar wij zouden bezwijken (zie Heb. 04:15-16). Als wij onze ogen allen op Hem -als coach- gericht houden, zullen we de onverwelkelijke krans ontvangen.

De belangrijkste regel

Onvoorwaardelijk geloven in- en gehoorzamen aan alle aanwijzingen die Hij geeft, is wel de belangrijkste regel van deze kamp. Hij alleen is aan de gemeente gegeven als Hoofd om alles in allen te volmaken (Ef. 01:22-23).

Paulus zegt: “Ik loop dan ook niet maar in den blinde en ik ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat”. Paulus wist de weg die hij gaan moest en hij deelde rake klappen uit onder de leiding van zijn Heer en in Zijn Naam.

Zelf zegt Jezus: “Wie in de duisternis wandelt, weet niet waar hij heengaat”. Maar ook: “Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben” (Joh. 12:35c; 08:12).

Wie in Hem gelooft als het licht en het leven van de mensen (Joh. 01:04) en Hem volgt, zal evenals Paulus, niet in den blinde of in het duister lopen. Een wie Hem werkelijk volgt, zal niet alleen zeggen: ‘Here, Here’, maar ook doen wat Hij zegt (Luc. 06:46).

Veronderstel dat sportlui niet zouden doen, wat de coach zegt. Het zou een grote mislukking worden op de grote dag van de wedstrijd, wanneer het er werkelijk op aankomt.

De toerusting

Een ieder die aan deze geestelijke wedloop wil deelnemen, zal volgens de regels van de kamp gekleed en toegerust moeten zijn.

Alleen hij die de gerechtigheid Gods in Jezus Christus draagt (2 Kor. 05:21), het oude leven in de dood gebracht heeft in de waterdoop (Rom. 06:03) en de kracht van omhoog, de heilige Geest, ontvangen heeft (Hand. 01:08), heeft de basisuitrusting om de wedloop te lopen.

Verder wordt de wapenrusting Gods aangereikt, zoals beschreven in Efeziërs 6 vers 14 tot 18 (Ef. 06:14-18). Dit om te kunnen standhouden in de worsteling tegen de verleidingen van de duivel en om weerstand te kunnen bieden in de boze dag (Ef. 06:11-13).

Ziet u al iemand voor u in deze uitmonstering? Ziet u dan ook dat daar niets van hem of haar zelf bij is? Alles, maar dan ook alles, wordt aangereikt door de Heer, de ’trainer-coach’. Het zijn de klederen des heils, de matei der gerechtigheid, het zegel aan het voorhoofd, de schoenen van de bereidvaardigheid aan de voeten en de gehele wapenrusting Gods.

Alleen zó kan een christen krachtig zijn in de Here en in de sterkte zijner macht en met succes de wedloop lopen.

De genade en kracht

Paulus begreep het toen een engel des satans hem met vuisten sloeg (let op dat ook de boze geesten proberen geen slagen in de lucht te slaan!) en toen hij op zijn gebed als antwoord van de Heer kreeg: “Mijn genade is u genoeg, want de kracht (de kracht Gods dus) openbaart zich eerst ten volle in zwakheid”.

Vandaar dat hij zegt: “Zeer gaarne zal ik dus in zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome” (2 Kor. 12:08-09).

Paulus wist wat het was uit genade te leven en te werken. “Door de genade Gods ben ik wat ik ben en door die genade is het dat ik heb gearbeid”, zegt hij (1 Kor. 05:10). Hij was zich hier terdege van bewust. Alleen door genade en in de kracht Gods is de wedloop, volgens de regels van de kamp, te lopen.

Iemand die roemt in eigen kracht en grootheid zal onherroepelijk gediskwalificeerd worden want hij kan de genade en kracht van God niet ervaren. Zo iemand is als de sportmensen die doping gebruiken, waardoor zij op verkeerde krachten steunen.

De heilige weg

Een goede sportman of vrouw zal alles afleggen wat hem of haar zou kunnen hinderen om een topprestatie te leveren. Zo zal ook de goede christen alles afleggen wat hem zou kunnen blokkeren of hinderen op de hoge weg.

Een onheilig volk kan nooit het einddoel des geloofs bereiken via de ene heilige en hoge weg. Jesaja zegt hiervan: “Daar zal een gebaande weg zijn, die de heilige weg genaamd wordt; geen onreine zal die betreden; maar hij zal alleen voor hen zijn (de verlosten des Heren); reizigers noch dwazen zullen er op dolen” (Jes. 35:08).

Daarom is het dat er in de Bijbel zo’n sterke oproep staat om te breken met- en tot onthouding van alle soort van kwaad (1 Thess. 05:22). “Al wie de Naam des Heren aanroept, zal behouden worden”. Maar er staat ook: “Een ieder, die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid” (Rom. 10:13; 2 Tim. 02:19).

(Lees ook wat de Bijbel schrijft over het afleggen, het doden van de leden die op aarde zijn en het aandoen als door God uitverkoren heiligen en geliefden, in bijvoorbeeld Efeziërs 4 vers 17 tot 32 (Ef. 04:17-32) en Kolossenzen 3 vers 5 tot 17). (Kol. 03:05-17)

De Geest der waarheid

Eeuwenlang is het ‘volk Gods’ misleid en is er gepredikt dat de mens tot niets in staat is, armelijk, zwak, zondaar tot de dood, enz. Dat is een blind en doof volk die de basisuitrusting (zoals eerder genoemd) niet heeft. Ze zijn niet van boven geboren, geestelijk geboren, al erkennen ze misschien wel de schuldvergeving door het bloed van Jezus. Ze hebben de heilige Geest niet ontvangen en missen daardoor alles om te kunnen zien in de geestelijke wereld.

Maar de Bijbel spreekt tot waarachtige christenen, die staan op het Bijbelse fundament en die de naam ‘christen’ met recht dragen (Hand. 11:26) en die de taal Gods daarom verstaan. Jesaja zegt: “Dan zullen de ogen der blinden geopend en de oren der doven ontsloten worden” (Jes. 35:05).

Wie binnengegaan is via de ene weg, Jezus Christus, hoeft niet meer als een blinde en dove rond te dolen, maar is wedergeboren tot een levende hoop, door de oneindige barmhartigheid van God (Joh. 03:03-05; 1 Petr. 01:03). Deze christenen zijn niet machteloos, maar zijn zelf geheel betrokken bij het proces van heiliging en vernieuwing, van afleggen en aandoen. Wel is het de heilige Geest die dit proces in ons leidt, die zowel het willen als het werken in ons werkt (Filip. 02:13), maar daar de mens bij nodig heeft en niet uitschakelt.

Paulus zegt: “God heeft u als eerstelingen Zich verkoren tot behoudenis in heiliging door de Geest en geloof in de waar­heid” (2 Thess. 02:13). Ook Petrus zegt dat we in heiliging zijn door de Geest (1 Petr. 01:02). Het is de Geest der heiligmaking en de Geest der waarheid, die ons de waarheid doet verstaan en de waarheid zal ons vrijmaken, zegt Jezus (Joh. 08:32).

De geopende hemel

Wat leven wij in een geweldige tijd, waarin de hemel weer geopend is! Zullen we dan niet met volharding de wedloop lopen, die voor ons ligt, zoals de echte sportmensen? En met de instelling dat we de prijs ten koste van alles willen behalen, er alles voor over hebbend, alles ontzeggend en alles afleggend?

De erekrans ligt gereed als een onverwelkelijke, onbevlekte erfenis, een eeuwige heerlijkheid. Dat is in de hemelen -niet op aarde waar gelopen wordt voor het ver­gankelijke- weggelegd voor ons, die in de kracht Gods bewaard worden door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd.

 

Onderweg Nieuw blad voor jonge mensen door Gert Jan Doornink

Drie jonge echtparen uit de volle evangelie gemeente te Kampen (Edwin en Diana Jonker, Ronald en Anke Bolier, en André en Ina Heuer) namen vorig jaar het initiatief tot oprichting van het christelijk jongerentijdschrift ‘Onderweg’. Inmiddels zijn drie nummers verschenen van dit blad, dat vier keer per jaar wordt uitgegeven en waarvan in december het vierde nummer uitkomt. De uitgave van het blad is ondergebracht in de gelijknamige stichting ‘Onderweg’, die zich ten doel stelt ‘gedachten over God door te geven aan jonge mensen en hen zo aan het denken te zetten en hen te stimuleren met God om te gaan’.

In een verdere toelichting wordt vermeld dat ‘Onderweg’ een blad is speciaal voor jonge mensen die op zoek zijn naar God en die God beter willen leren kennen: ‘We hebben gekozen voor de naam ‘Onderweg”, omdat dit voor ons groeien, zoeken naar en actief zijn symboliseert. Samen met God ben je ‘onderweg’ om je leven inhoud te geven’.

Het blad ziet er eenvoudig maar goed verzorgd uit met enkele foto’s, terwijl Duurt Sikkens en Ina Heuer voor de illustraties zorgen, leder nummer heeft een bepaald thema. Tot dusver zijn de thema’s ‘Wie is God?’, ‘Onschuld’ en ‘Vriendschap’ aan de orde gekomen. Behalve een artikel over het thema-onderwerp heeft het blad de nodige variatie, zoals boek- en plaatrecensies, puzzels, gedichten, korte verhalen, citaten, etc. In ieder nummer komt ook een interview voor onder de titel ‘Onderweg ontmoet’. Anke Bolier, die dit onderdeel voor haar rekening neemt, ontmoette tot dusver de zanggroep ‘Oase’, Henk van Pagée en Elly en Rikkert.

Na het ‘doornemen’ van de tot dusver verschenen bladen, is onze conclusie dat het geheel een frisse en ongecompliceerde indruk maakt en feitelijk door iedere jongere gelezen zou moeten worden. In ieder geval kunnen we het blad van harte aanbevelen. U kunt zich voor ƒ 15 per jaar opgeven als abonnee, maar wilt u eerst een proefnummer ontvangen dan kan dat natuurlijk ook. Adres: Stichting Onderweg, Enkhuizen.

 

Kerstnummer “Levend Geloof”

Het volgende (december)nummer van ons blad wordt alweer de laatste uitgave van dit jaar. Het is een speciaal nummer dat zich bij uitstek ook leent voor verspreiding. Vergeet daarom niet een aantal bladen extra te bestellen (10 exemplaren en meer a f 1,75 per ex. + porto). In verband met het bepalen van de oplage is het noodzakelijk dat u vóór 25 november opgeeft hoeveel exemplaren u wenst te ontvangen.

 

Gelijkwaardig door Duurt Sikkens

“… die bij hem past…” (Gen. 02:18).

Wat is er al een hoop onzin verteld, vooral in alle godsdiensten op aarde, over de verhouding man – vrouw. Mensen die puur natuurlijk denken en wier gedachten niet door religies zijn aangetast, hebben daar vaak veel zuiverder ideeën over. Anders lees je maar eens wat Jezus daarover gezegd heeft. Met de Bijbel in de hand is de vrouw vaak in een slaafse, ondergeschikte onmachtspositie geduwd, maar, zou Jezus zeggen, ‘zo was in het begin niet’.

In de grondtekst staat: ‘hem gelijkwaardig’. De man is geen vrouw, of andersom, maar ze hebben gelijke waarde. Daarin is geen verschil. Beiden uniek en beiden elkaars hulp, om de eigen identiteit tot volle ontplooiing te laten komen, zodat je jezelf ziet zoals je bent.

Man en vrouw is een beeld van het huwelijk tussen Jezus en Zijn gemeente, tussen God en mensheid. Jezus ziet Zijn vrouw als gelijkwaardig zodat de heerlijke gestalte van God, zowel in Hem als in Zijn gemeente, tot lieflijkheid wordt. Paulus zegt dat Jezus Gods heerlijkheid is en de gemeente de heerlijkheid van Jezus (1 Kor. 11:07b).

Wij hebben een Vader in de hemel die elk mens die lieflijke schoonheid wil geven die Hij, al voordat Hij de aarde schiep, in gedachten had. En dat voornemen laat Hij nooit varen. Wie gelooft dit?

 

De gemeente in de eindtijd door Jan Kees Roose

Bijbelstudie, op basis van Openbaring, over plaats en taak van de Gemeente van Jezus Christus in het herstelplan van God (10)

De gemeente, de dood en het oordeel (2)

(Openb. 20:06-15; Openb. 21:04. Zie ook het algemeen overzicht in “Levend Geloof’ van januari).

Vorige maand hebben we een begin gemaakt met het principe van het oordeel, daar gaan we nu mee verder. Daarbij gaan we in het kort in op het boek des levens.

Iedereen vindt zijn eindbestemming: satan met zijn demonen, de dood met zijn machten, levenden en overlevenden.

Sterven in het duizendjarig rijk nog mensen?

Het duizendjarig rijk is een aanduiding van een lange periode van herstel.

Aan velen op aarde is de confrontatie tussen de gemeente van Jezus Christus en de gemeente van de antichrist voorbij gegaan; ze hebben het niet opgemerkt of waren niet geïnteresseerd. Wat niet wil zeggen dat ze de geestelijke klimaatsverandering niet hebben gemerkt, velen hebben daaronder geleden. Ook hebben veel machten der duisternis na de confrontatie bij Harmégedon een schuilplaats gezocht in mensen. Vrijuit bewegen in de onzienlijke wereld betekent voor hen direct geworpen te worden in de afgrond; de zonen Gods zijn immers heer en meester in de onzienlijke wereld.

Voor al deze mensen op aarde klinkt de boodschap van redding, bevrijding en herstel. De dood is er nog wel: zowel de geestelijke als de lichamelijke dood. Maar tengevolge van het herstel van de schepping, en door het achterwege blijven van de destructieve werkingen van de satanische legermachten, herwint de mensheid al wel zijn vitaliteit die het bezat voor de zondvloed.

In Jesaja 65 vanaf vers 20 (Jes. 65:20) staat daar onder andere over: “… daar zal niet langer een zuigeling zijn die slechts weinige dagen leeft, noch een grijsaard die zijn dagen niet voleindigt, want de jongeling zal als honderdjarige sterven, zelfs de zondaar zal eerst als honderdjarige door de vloek getroffen worden”.

Er is dus nog een sterven, maar dan op hoge leeftijd waarbij iedereen in de gelegenheid is geweest de ontwikkeling van zijn geestelijke lichaam te voltooien.

Degenen die vroegtijdig sterven of door de vloek getroffen worden zijn zij die niet breken willen met de zonde die wel openbaar gekomen is: in de confrontatie met de zonen Gods worden de inwonende machten der duisternis in de afgrond geworpen en het loon der zonde -de dood- is vervolgens het deel van de zondaar. Met de macht der duisternis die hij liefhad verdwijnt hij in de geestelijke afgrond.

Ook voor deze tijd gaat de uitspraak van Jezus uit Johannes 20 vers 23 (Joh. 20:23) op: “Wie gij hun zonde kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden, wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend”. Dat is: “… en het oordeel werd hun gegeven” (Joh. 20:04). Zo wordt de aarde geoordeeld en gezuiverd.

Hoe wordt de duizendjarige herstelperiode afgesloten?

Deze periode van herstel wordt anders afgesloten dan we zouden verwachten. Er komt ‘opstand’ tegen de Gemeente van Jezus Christus, met name tegen de verheerlijkte zonen Gods. Is het afgunst op de statuur van de ‘eerstelingen’? We zullen ons er in het kader van deze studie niet te veel in verdiepen. Eén ding is wel duidelijk: satan, ‘losgelaten’ (in een laatste poging van de dood om nog te redden wat er te redden valt?), speelt er opnieuw een belangrijke rol in op zijn welbekende wijze. Macht bezit hij niet meer, maar inspireren en verleugenen des te meer, net zoals hij ooit bij Eva deed.

De opstand bewerkt een scheiding tussen de levenden, het is voor of tegen Christus. Opnieuw gaat er een oordeel over deze wereld, die eigenlijk al één grote gemeente geworden is. Voor alle duidelijkheid: er komt geen scheiding tussen verheerlijkte zonen Gods, die zijn één met God en onaantastbaar, maar tussen alle levenden op aarde met nog een sterfelijk lichaam. Hoe het afloopt is enerzijds verdrietig om allen die alsnog de keuze maken voor de duisternis, anderzijds verheugend omdat nu definitief afgerekend zal worden met satan. Hij krijgt zijn loon uitgekeerd: eeuwige verbanning. Daarmee is het oordeel over satans rijk voltrokken. Rest nog één vijand: de dood.

Wie bevinden zich in het dodenrijk?

De dood maakt inactief, belet ontwikkeling en belemmert daarom de voortgang van het herstelplan van God. Maar wie bevinden zich nog in het dodenrijk? Allen die niet in Christus gestorven zijn, die tijdens hun leven op aarde dus geen beroep op het bloed van Jezus gedaan hebben, zodat de macht van de dood vast kon houden wat door zonde in zijn bezit was gekomen.

Dit zijn alle mensen die ten tijde van het oude verbond geleefd hebben, uitgezonderd hen die Jezus bij Zijn opstanding als ‘krijgsgevangenen’ meevoerde in Zijn Koninkrijk (Ef. 04:08) en allen uit de periode van het nieuwe verbond die niet voor Christus gekozen hebben. Redenen genoeg: nooit van Hem gehoord, of wel van hem gehoord maar zich niet bekeerd, een zo’n vertekend beeld van Hem en God voorgeschoteld gekregen dat het afstootte de duisternis liever gehad dan het licht of zonde tegen de heilige Geest. Het gaat dus om miljarden mensen!

Tevens bevinden zich in het dodenrijk alle machten der duisternis die ten tijde van het duizendjarig rijk in de afgrond zijn geworpen. En natuurlijk de doodsmachten, de ‘bewaarengelen’ van satan.

In het dodenrijk vindt dus geen ontwikkeling plaats. Maar er is wel leven in de zin van een bewust bestaan. Leven’ al deze geesten van mensen en demonen nu ‘door elkaar heen’? Dat is niet het geval. In het dodenrijk blijkt een kloof te zijn tussen de ‘lichtzijde’ en de ‘duistere zijde’. De lichtzijde wordt ook wel ‘Abrahams schoot’ genoemd en de duistere zijde ‘de afgrond’ (lees de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus er maar eens op na, (Luc. 16:19-31). De kloof blijkt onoverbrugbaar, hoewel er kennelijk wel communicatie mogelijk is tussen licht- en duistere zijde. Dit valt alleen te begrijpen als we het dodenrijk niet als een plaats’ maar als een geestelijke situatie kunnen zien.

Hoe komt de scheiding in het dodenrijk tot stand?

Maar wie bepaalt nu of je aan de lichtzijde, dan wel aan de duistere zijde terechtkomt? Uit de gelijkenis in Lukas blijkt dat ieders werken (beter gezegd’ ieders hart) doorslaggevend blijken te zijn.         ‘

Tijdens het leven op aarde valt dus de beslissing voor elk mens: hij heeft zelf gekozen. Velen hebben de duisternis liever gehad dan het licht, denk aan de volgelingen van de antichrist en allen die welbewust Christus hebben afgewezen of die de zonden van bijvoorbeeld hebzucht, zelfzucht, onreinheid, macht, schijnheiligheid, afgoderij en occultisme gekoesterd hebben. Anderen echter hebben naar hun hart geluisterd (zie Matt. 25:35-40). Ook zijn er veel ‘heidenen’ geweest die van nature de wet Gods hielden, terwijl hun geweten mede getuigde, dus functioneerde (Rom. 02:14-15).

In het dodenrijk heeft de scheiding tussen licht en duisternis al plaatsgevon­den. Daarom zal het laatste oordeel niets anders zijn dan een bekrachtiging daarvan. Maar om dat mogelijk te maken moet dus de macht van de dood eerst zijn claim op deze gestorven mensheid ontnomen worden: de dood heeft nog nooit vrijwillig iemand teruggegeven! Dit wordt de laatste confrontatie in de hemel.

Hoe wordt de ‘laatste vijand’ overwonnen?

De zonen Gods hebben reeds ervaring opgedaan, ze kunnen de sleutels van dood en dodenrijk hanteren! Nu gaan zij als verheerlijkte zonen Gods het dodenrijk in.

Welk ‘zwaard’ hanteren zij in het dodenrijk? Zie bijvoorbeeld Psalm 82: heb je de geringe en de wees geleid, de ellendige en de behoeftige recht gedaan, de geringe en de arme bevrijd? Hun verschijning is zo overweldigend en hun woord maakt de waarheid zo pijnlijk openbaar, dat er maar één uitweg is: vluchten naar de diepste duisternis, die daarmee een concentratie wordt van alle duistere machten en zondige geesten. Vandaar ook: ‘poel des vuurs’, waar geen enkele liefde en respect tot in der eeuwigheid zal zijn. Dit wordt ‘de tweede dood’ genoemd, de definitieve scheiding.

De grootvorst van de dood, de verderfengel die vanaf den beginne geheerst heeft, moet voordat hijzelf in de poel des vuurs verdwijnt, ook zijn macht over de lichamelijke dood opgeven: allen die overblijven, dus allen die zich aan de lichtzijde bevinden, staan op uit de dood met een nieuw geestelijk lichaam, ook opstandingslichaam genoemd.

Dit is geen ‘verheerlijkt’ lichaam. Zij moeten immers nog met hun geestelijke ontwikkeling beginnen! Dit lichaam is wel onsterfelijk maar (nog) niet gelijk aan dat van de verheerlijkte zonen Gods. Wellicht is in de verschijningsvorm nog wel onderscheid tussen man en vrouw, maar het geslacht heeft geen functie meer, van voortplanting is geen sprake. De maat van de mensheid voor God is vol!

Wie zijn geschreven in het boek des levens?

Diegenen die opstaan worden geoordeeld of beloond naar hun werken. Eén ding is duidelijk: allen hebben gezondigd, daarvan spreken de ‘boeken’ als stille getuigen. Nu heeft de aanklager -de duivel dus- natuurlijk geen boekhouding bijgehouden. De zonden hebben de mens ‘getekend’, ze omhullen hem; de mens draagt zijn boek als het ware mee.

Maar er is nog een ander principe: er is sprake van het ‘boek des levens’. Elk mens hoort in principe aan God toe, elk mens is bestemd voor de eeuwigheid Al vanaf de conceptie is hij gekend (Jer. 01:05). Hij wordt niet in het boek des levens ingeschreven als hij zijn best doet, maar uitgewist als hij de duisternis liever heeft dan het licht (Openb. 03:05)! Zonden zijn geen maatstaf voor veroordeling, maar de hartgesteldheid die aan elke daad ten grondslag lag Het ‘verborgene’ wordt geoordeeld (Rom. 02:16). Met elk goed werk bekrachtigt de mens dat hij God toebehoort. Ondanks de zonden sieren zulke werken hem, ook die worden gezien en beloond!

Wat is het oordeel over gebondenen die met Paulus uitriepen:”… want ik doe niet wat ik wens, maar waar ik een afkeer van heb, ik ellendig mens” (Rom. 07:15; Rom. 07:24)? Hun wens is hun redding!

Ook staat er: barmhartigheid roemt tegen het oordeel (Jak. 02:13). Door daarnaar te handelen leek de mens op zijn Vader! Velen zullen blij verwonderd zijn, ze zullen God herkennen hoewel ze nooit van Hem gehoord hebben. Voor al dezen geldt: “Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af’ (Matt. 25:34).

Leven we eeuwig door in hemel èn op aarde?

Over de periode die nu aanbreekt staat:”… en God zelf zal bij hen zijn, en de dood zal met meer zijn, want de eerste dingen (!) zijn voorbijgegaan” (Openb. 21:3-4) Er vindt een volmaakte vertroosting plaats, gevolgd door algeheel herstel.

Na het herstel zal de mensheid voor eeuwig de mogelijkheid blijven houden zich zowel in de onzichtbare als de zichtbare schepping te manifesteren. De zichtbare wereld is voor de mens geschapen en dat blijft zo. God zal zich nooit een aards lichaam aanmeten, Hij openbaart zich op aarde alleen in en door mensen.

Wij mogen ernaar uitzien Hem voor eeuwig te blijven verheerlijken in hemel en op aarde!

1992.10 nr. 341

1992.10 nr. 341

De macht die God ons heeft toevertrouwd door Gert Jan Doornink

Lees vooraf: (Luc. 03:21-22 en Luc. 04:01-13).

In dit artikel willen wij het hebben over macht. Hoe gaan wij als kinderen Gods om met macht? Waarom is er zoveel strijd om de macht? Hoe gingen Jezus en de apostelen om met macht? Op deze en andere vragen willen wij proberen in dit artikel een antwoord te vinden.

De strijd tussen de machten

We kunnen spreken van een ‘positieve macht’ die van God afkomstig is en een ‘negatieve macht’ die van de duivel afkomstig is. Met beide hebben we te maken, maar het spreekt vanzelf dat wij als kinderen Gods ons natuurlijk in de eerste plaats betrokken weten bij de positieve macht van God.

In Lukas 4 vers 1 tot 13 (Luc. 04:01-13) lezen we over de strijd tussen deze twee mach­ten. We lezen hoe de duivel op een gegeven moment tot Jezus zegt, als Hem de koninkrijken van deze wereld in een flits getoond worden: “U zal ik al deze macht geven en hun heerlijkheid, want zij is mij overgegeven, en ik geef haar wie ik wil. Indien Gij mij dan aanbidt, zal zij geheel van u zijn” (Luc. 04:06-07).

We zien echter ook hoe Jezus niet ingaat op dit aanbod, deze verzoeking van de duivel, die tot driemaal toe probeert Jezus ten val te brengen. De positieve macht van God was in dit geval sterker dan de negatieve macht van de duivel. In feite is deze natuurlijk altijd sterker.

Jezus liet Zijn afscheidswoorden, waarbij Hij tot Zijn discipelen sprak: “Gaat dan heen en maakt al de volken tot Mijn discipelen…”, voorafgaan door de belangrijke opmerking: “Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde” (Matt. 28:18b).

Eerder al had Hij er geen twijfel over laten bestaan dat Zijn discipelen óók konden delen in die macht.

Toen Hij op een gegeven moment 72 discipelen twee aan twee uitzond, sprak Hij: “Zie, Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand; en niets zal u enig kwaad doen” (Luc. 10:19).

Geen automatisme

Maar hoe werkt dat ‘delen in de macht van Jezus’ nu in ons praktische, dagelijkse leven? Wij zullen in de eerste plaats moeten bedenken dat het delen in de macht van Jezus geen automatisme is, net zo min als dat bij Jezus het geval was. Er zijn een aantal voorwaarden waaraan wij moeten voldoen, evenals Jezus dat ook moest.

Ten eerste werd Jezus gedoopt. In Lukas 3 wordt dat even summier genoemd en in Markus 1 staat het nog korter vermeld, maar Matthéüs gaat er uitvoeriger op in (Matt. 03:13-17). Het eerste wat duidelijk naar voren komt is, dat Jezus toen Hij op aarde was, volkomen mens was.

Als Johannes tegensputtert om Jezus te dopen, is het duidelijke antwoord van Jezus: “Laat Mij thans geworden, want aldus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen” (vs.15). Prof. Brouwer vertaalt: “Laat het thans toe; want aldus betaamt het ons, Gods wil geheel te volbrengen”. Met andere woorden: Het is Gods wil dat dit zo gebeurt. Als Jezus van Zijn Goddelijke volmacht gebruik zou maken, zou het niet eens nodig zijn geweest, maar Jezus wilde een voorbeeld stellen, opdat de mens, die geroepen is Zijn weg te gaan, dit ook zal doen.

Het doet ons ook denken aan wat Paulus later in zijn brief aan de Filippenzen opmerkt over Jezus: “Hij heeft het Gode gelijk zijn niet als een roof geacht, maar heeft Zichzelf ontledigd, en heeft de gestalte van een dienstknecht aangenomen, en is aan de mensen gelijk geworden” (Filip. 02:06-07).

Jezus was volkomen mens toen Hij op aarde was, maar Zijn volledige gehoorzaamheid aan de Vader deed Hem triomferen, gaf Hem de machtspositie zoals God dat bedoeld had. Daardoor is Hij ons grote voor­beeld om na te volgen, zoals Petrus dat ook onder woorden brengt in zijn eerste brief, hoofdstuk 2 vers 21 (1 Petr. 02:21).

Daarom laten wij, om te beginnen, ons dopen of hebben ons laten dopen. De doop is als het ware het beginteken van onze rechtvaar­digheid. Paulus zegt: “Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus” (Rom. 05:01). In Romeinen 6 vers 4 (Rom. 06:04) legt Paulus dan ook uit wat de doop inhoudt: “Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen”.

De doop is dus een begin. Nu komt het er op aan in ‘nieuwheid des levens te wandelen’. Wij zijn gerechtvaardigd, maar dat moet bewezen worden uit ons leven… “Wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid” (Openb. 22:11). Een andere vertaling zegt: “Hij doe nog meer goede werken”.

Nu weer terug naar Jezus. Ook bij Hem was de doop een begin. Want wat gebeurde er meer? Lukas vertelt het ons: Terwijl Jezus in gebed was, opende de hemel zich, en de heilige Geest daalde in lichamelijke gedaante als een duif op Hem neer, en er kwam een stem uit de hemel: ‘Gij zijt mijn Zoon, de geliefde, in U heb Ik mijn welbehagen’ (Luc. 03:21b-22).

Een eenmalige gebeurtenis zonder verdere betekenis? Ik geloof het niet, want juist uit het vervolg blijkt hoe Jezus vol van Gods Geest was geworden. We lezen namelijk in

Lukas 4 vers 1 en 2 (Luc. 04:01-02): “Jezus nu, vol van de heilige Geest, keerde terug van de Jordaan en werd door de Geest geleid in de woestijn, waar Hij veertig dagen verzocht werd door de duivel”.

Stel dat er gestaan had: ‘Jezus nu keerde terug van de Jordaan en ging de woestijn in, waar Hij veertig dagen verzocht werd door de duivel’. Ik denk dat Hij dan al heel gauw het loodje zou hebben gelegd! Conclusie: Willen wij delen in de macht van Jezus dan is dus de eerste voorwaarde, na onze doop, vol te zijn van de Geest van God.

Vol zijn van Gods Geest; wat houdt dat in?

Dat vol zijn van de Geest van God, wat begint met de doop in de Geest, is geen oppervlakkige aangelegen­heid. Net zo goed als de doop door onderdompeling bewezen moet worden door in ‘nieuwheid des levens’ te wandelen, zo moet ook de doop met de Geest ‘bewezen’ worden door een leven van overwinning. Bij Jezus was dit het geval, maar ook door ons leven behoort dat tot openbaring te komen.

Het eerste wat in het leven van Jezus gebeurde na de doop met de Geest van de Vader, was dat Hij door de Geest in de woestijn geleid werd. Een merkwaardig gebeuren, zou je zo denken, maar wel met een geweldige betekenis! De Geest leidde Jezus in de woestijn…

Hoe moeten we ons dat voorstellen? Heel eenvoudig, zoals het er staat. Jezus kreeg het in gedachten en Hij deed het, Hij was gehoorzaam…

De leiding van Gods Geest in ons leven is geen dwangmatige aangelegenheid. Dat is bij boze geesten wel het geval. Die dwingen, pressen, commanderen, onderdruk­ken de mens, geheel naar de aard van de duivel.

Maar Gods Geest is weliswaar een Geest van kracht, maar die kracht geldt alleen ten aanzien van de werken der duisternis, van de boze geesten. En daar hebben we uiteraard’ als kinderen Gods voortdurend mee te maken. De positieve macht van God ten opzichte van de negatieve macht van de vijand.

Maar ten aanzien van de medemens kunnen wij van Jezus leren dat Hij zachtmoedig was en nederig van hart (Matt. 11:29). Hij was vol liefde en bewogenheid voor de door satan geknechte medemens. Hij openbaarde in ieder opzicht het karakter, het wezen van God. Paulus noemt later, als hij het heeft over de vrucht van de Geest, zachtmoedigheid één van de ken­merken (Gal. 05:22).

Er is nog iets dat opgemerkt moet worden: Het is een verkeerde gedachte te denken dat bij het ‘vol zijn van de Geest’, ónze geest is uitgeschakeld. We komen niet in een soort narcose terecht, een verdoving, waardoor we niet meer weten wat we doen. Dat zou een typische invalshoek van de boze kunnen zijn. U kent wel de uitdrukking: Het verstand op nul en de blik op oneindig… Alleen al om die reden wijzen wij het zogenaamde ‘vallen door de Geest’ af. We hebben er meermalen over geschreven. (Lees in dit verband ook wat Rianne van der Smitte in haar nieuwe boek ‘Twee heren’ daarover schrijft).

Onze geest wordt niet uitgeschakeld, maar juist op optimale wijze ingeschakeld, zoals dat ook bij Jezus het geval was. Tot driemaal toe probeert de duivel Jezus ten val te brengen en Hij doet dat op uiterst geraffineerde wijze, onder andere door te speculeren op de macht van Jezus en door in te spelen op het geschreven woord.

In alle gevallen weerstaat Jezus de aanvallen van satan, ten eerste omdat Hij vol is van de Geest en ook doordat Hij zich beroept op het geschreven woord. En wat dit laatste betreft, het is natuurlijk een groot verschil of de duivel dat doet of Jezus.

Wat gaf Jezus gezag en macht?

Jezus’ verbondenheid met de Vader gaf Hem gezag en autoriteit. Je zou kunnen zeggen dat de verzoeking in de woestijn een test, een examen was voor Zijn verdere bediening. Toen Jezus nog maar pas met het uitvoeren van Zijn taak was begonnen en Zijn grote rede op de berg had gehouden, rapporteerde Matthéüs daarover met de woorden: “En het geschiedde, toen Jezus deze woorden geëindigd had, dat de scharen versteld stonden over zijn leer, want Hij leerde hen als gezaghebbende en niet als hun Schriftgeleerden” (Matt. 07:28-29). Jezus ‘leerde’ niet alleen, maar bracht ook in praktijk wat Hij leerde! Dat was het grote verschil met de Farizeeën en Schriftgeleerden. Woord en daad waren één bij Hem. Jezus had gezag, macht, kracht en autoriteit, maar dan ook over alles wat uit het rijk der duisternis tot Hem kwam.

En nu het geweldige! Datzelfde gezag, diezelfde kracht, diezelfde autoriteit en macht bezitten ook wij! Maar het spreekt vanzelf dat wij er dan ook op de juiste wijze mee behoren om te gaan. Zijn wij al zo afges­temd op de levende Heer, zo vol van Zijn Woord en Geest, dat dit al ten volle functioneert in en door ons leven…?

Toch is dat uiteindelijk Gods bedoeling. En denk nu niet dat dit iets is wat toch nooit bereikt zal worden. Ik geloof met heel mijn hart dat we een tijd zijn binnengegaan waarop de strijd tussen de ‘machten van het goede’ en de ‘machten van het kwade’ zich hoe langer hoe meer gaat toespitsen. Billy Graham voorspelde het veertig jaar geleden al.

Wie zal het winnen: de ‘positieve macht van God’ of de ‘negatieve macht van de satan’? Wij weten gelukkig het antwoord! Maar het is wel aan ons daaraan gestalte te geven! Het is onze taak, onze opdracht!

Veel van wat we thans soms nog in de gemeenten en in ons eigen leven meemaken aan nederlaag, falen, mislukking, machteloosheid of macht uit de verkeerde hoek, moet nog opgeruimd worden. Maar dat zal ook gebeuren naarmate we meer en meer gaan leven in het ‘klimaat van Gods Koninkrijk’. Een uitdrukking die wel is wat te gemakkelijk wordt gebruikt, zonder er bij na te denken wat dat inhoudt.

Want bij een vakantiereisje naar de Canarische eilanden genietje een paar weken van een warm klimaat, maar je komt weer terug in ons eigen kille en natte klimaat. Maar het is Gods bedoeling dat we continu in Zijn (geestelijk) klimaat gaan leven! Jezus maakte duidelijk wat dat inhoudt: geloof, overgave, toewijding, gehoor­zaamheid, leiding door Woord en Geest. Wij zijn persoonlijk verantwoordelijk dat dit gaat functioneren.

Daarbij mogen we er zeker van zijn dat de Heer ons daarbij zal helpen. Dat blijkt ook telkens weer als we Gods Woord lezen. Als we nieuwe kracht putten uit dat Woord. En als we vol zijn van Gods Geest. Dan gaan de mensen ook meer en meer het beeld van Jezus in ons zien. En begrijpen wij dat het verlangen en de wens die Paulus had ten aanzien van de gemeente te Thessaloniki ook op ons van toepassing is: “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn” (1 Thess. 05:23).

En weet u, wat zo geweldig is? Dat erop volgt: “Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen”. En dat geldt ook met het op de juiste wijze omgaan met de macht die God ons heeft toevertrouwd!

 

Van welke Adam zijn wij beelddragers? door Wim te Dorsthorst

In het bekende hoofdstuk 15 van de eerste brief aan de Korinthiërs stelt Paulus dat de mens in wezen het beeld draagt van een ander.

Wij lezen in de verzen 47 tot en met 49 (1 Kor. 15:47-49): “De eerste mens is uit de aarde stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel. Gelijk de stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken en zoals de hemelse is, zijn ook de hemelsen. En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen”.

En de scheppingsproclamatie van God is: “Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis” (Gen. 01:26a).

De mens wil zichzelf zijn

Het hoogste wat de mens schijnbaar bereiken kan is zichzelf zijn. Je hoort, ziet en leest het dagelijks. In de reclame wordt met dit gegeven gemanipuleerd: ‘Wees heerlijk jezelf, leef blij en ontspannen met en door … en dan volgen allerhande zaken, waarvan de fabrikant vindt, datje die op zijn minst nodig hebt. Zelfs onder christenen schijnt het een modewoord te worden. Door het evangelie vrij jezelf zijn! Ontdek het oorspronkelijke weer in jezelf! In het nieuwe tijds denken (New Age) heet het: ‘Ontdek dat jezelf een eigen innerlijke God hebt’.

In het paradijs maakte de duivel al reclame voor zijn product -de leugen- om de mens los te maken van God, zijn Maker, om dan zichzelf te kunnen zijn. ‘Je zult als God zijn!’, is zijn verdraaiing, terwijl God tevoren bepaald had dat de mens aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig zou worden (Rom. 08:29).

Heel typerend voor de ‘geest’ van deze tijd is dat de mens zelf wil bepalen hoe en welke weg hij wil gaan en niet afhankelijk wil zijn van een ander. Individualisme en ik- gerichtheid bepalen de huidige maatschappij, overeenkomstig de overste van deze wereld, de duivel.

De mens is beelddrager van een ander

Het eerste wat opvalt in de woorden van Paulus is dat de mens nooit alleen zichzelf kan zijn, want hij draagt het beeld van een ander. Daar is hij uit voortgekomen, uit geboren. Daar lijkt hij op, daar wordt zijn bestaan in grote mate door bepaald. Die ander draagt hij als een kleed (Gen. 05:03; Gal. 03:27). De ander, waaruit hij voortgekomen is, bepaalt zijn mogelijkheden en on­mogelijkheden, zijn ruimte en zijn begrenzing. Paulus stelt dat de mens of in Adam of in Christus is. Duidelijk spreekt Paulus over twee wezens, twee typen, een eerste en een laatste, die beiden een groep mensen vertegenwoordigen. In onze teksten (47-49) is de tegenstelling: stoffelijk-hemels, maar hij spreekt ook over dood- leven; vergankelijk-onvergankelijk; natuurlijk-geestelijk; levende ziel- levendmakende geest, enz.

Je kunt dus als mens deelhebben aan twee belevingswerelden van verschil­lend niveau, afhankelijk van of je in Adam of in Christus bent. Blijkbaar kun je niet in de ene zijn en deelhebben aan de bestaanswijze van de ander. Ook kan één niet beiden vertegenwoordigen.

Paulus is op dit punt heel duidelijk. In Romeinen 5 vers 14 (Rom. 05:14) stelt hij dat Adam niet de werkelijkheid is, maar dat hij een beeld is van de komende of van Hem die komen moest. Zo was de tabernakel die Mozes bouwde niet de werkelijkheid, maar was nauwgezet naar het beeld van de hemelse, die later komen zou in Jezus Christus (Heb. 08:05; Ex. 25:40).

De laatste, geestelijke of hemelse zaken, zijn er dus bij God voor de tijdelijke, stoffelijke, over­eenkomstig Gods eeuwige raadsbesluiten. Alles wat God geschapen heeft is goed, zegt het woord (1 Tim. 04:04a). Het eerste is dus niet verwerpelijk in vergelijking met het laatste, maar heeft een door God gewilde plaats en functie. Het behoort echter wel bij de door God geschapen wankele dingen als van iets, dat slechts geschapen is, opdat blijve, wat niet wankel is (Heb. 12:27).

De tegenstelling: stoffelijk – geestelijk

Ee eerste Adam is door God geschapen als een levende ziel, natuurlijk, stoffelijk (Gen. 02:07; 1 Kor. 15:45a). En allen die uit Adam voortkomen, dragen zijn beeld (Gen. 05:03; 1 Kor. 15:49a).

Nogmaals, dat is niet slecht, verwerpelijk of zondig, maar dat is naar Gods ordening en wil. De zondeval is er wel bijgekomen, waardoor er een scheiding kwam tussen God en mens (Jes. 59:02), maar dat doet niets af aan Gods eeuwig voornemen. Handelingen 17 vers 26 (Hand. 17:26) zegt: “God heeft uit één enkele (Adam) het gehele menselijke geslacht gemaakt om op de ganse oppervlakte der aarde te wonen”.

Adam kan echter geen hoger leven doorgeven dan waartoe hij geschapen is door God (Gen. 01:28a). We zien dan ook dat Adam nooit geestelijk leven verwekt heeft en dat de laatste Adam, Jezus Christus, ook nooit natuurlijk leven heeft verwekt.

In Adam zijn wij, buiten onze wil om, door onze natuurlijke geboorte uit onze ouders. Dat is uit vlees en bloed.

Inde laatste Adam, Jezus Christus, komen we juist wel door een wilsbeschikking. Wij komen in Hem door het geloof. “Een ieder die gelooft, dat Jezus de Christus is, is uit God geboren. God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in Zijn Zoon” (1 Joh. 05:01; 1 Joh. 05:11). Zelf zegt Jezus: “Wat uit het vlees geboren is, is vlees. En wat uit de Geest geboren is, is geest” (Joh. 03:06).

Adam zoekt een hulp die bij hem past op aarde en God formeert uit Adam zijn vrouw, been van zijn gebeente en vlees van zijn vlees. Eva is de moeder geworden van alle (natuurlijk) levenden (Gen. 02:20-23; Gen. 03:20).

De laatste Adam, Jezus Christus, zoekt een hulp die bij hem past in de hemel, in de geestelijke wereld. Zo wordt de gemeente geformeerd uit Hem, Geest van Zijn Geest, het hemelse Jeruzalem, de moeder van alle geestelijke verwekkingen (Jes. 66:10-11; Gal. 04:26). Uit Hem zal, als één enkele, het gehele geestelijke geslacht voortkomen als hemelbewoners (Filip. 03:20).

Verschillend koningschap

Het koningschap wat Adam van God ontving, was voor de aarde (Gen. 01:28b; Ps. 08:07-09). Hij verloor dat bij de zondeval. Zo heeft de laatste Adam, Jezus Christus, alle macht in hemel en op aarde. Een eeuwig geestelijk koningschap naar het eeuwige voornemen van God (Dan. 07:13-14; Ef. 01:09-10).

Het gaat dus duidelijk niet over twee ideeën of twee vormen van leven alleen. Ook niet om een ‘Christusidee’ of ‘Christus-functie’ die iemand zou kunnen vervullen. Neen, het gaat heel concreet over twee wezens, die elk een ander leefgebied vertegenwoordigen, Adam of Christus, aards of hemels. Paulus spreekt in dit Bijbelgedeelte over de meest fundamentele pijlers van Gods schepping: de eerste en de laatste Adam. De diepste gedachten van God met de mens, worden hier in enkele verzen ontvouwd.

Paulus en de geheimenissen Gods

Paulus was een geroepen apostel door Jezus Christus en God de Vader (Gal. 01:01). Hij had het evangelie, door rechtstreekse openbaring van Jezus Christus ontvangen en wist dus wat hij schreef en verkondigde (Gal. 01:11-12). Dat geldt zeker ook voor 1 Korinthiërs 15 vers 47 tot en met 49 (1 Kor. 15:47-49).

Ook heeft hij in een visioen mogen zien (2 Kor. 12:01-04) wat het zeggen wil dat God ‘alles zal zijn in allen’, waar hij ook over schrijft in 1 Korinthiërs 15 vers 28. (1 Kor. 15:28) Hem is het einddoel getoond, een mensheid die, in en door Jezus Christus, het beeld van de hemelse draagt. Maar ook het begin in Adam, de stoffelijke en hoe allen uit hem datzelfde beeld dragen, werd hem getoond.

Hij is ook de apostel die spreekt van de openbaring van de geheimenissen Gods in Jezus Christus. Wij kunnen daarvan onder andere lezen in

Romeinen 16 vers 25 (Rom. 16:25); Efeziërs 1 vers 3 tot 14  (Ef. 01:03); Kolossenzen 1 vers 16 (Kol. 01:16); (Kol. 02:02-03; 2 Tim. 01:09-10 en Titus 01:02).

In Efeziërs 3 vers 8 tot en met 11 (Ef. 03:08-11) vat hij de eeuwige gedachten van God in Jezus Christus aldus samen: “Mij is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het evangelie de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen, en allen te verlichten dat zij mogen verstaan, welke de gemeenschap der verborgenheid zij, die van alle eeuwen verborgen is geweest in God, welke alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus; opdat nu, door de Gemeente, bekend gemaakt worde aan de overheden en de machten in de hemel de veelvuldige wijsheid Gods, naar het eeuwig voornemen, dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus, onze Here” (Statenvert.).

De onnaspeurlijke rijkdom van Christus

Paulus spreekt hier duidelijk over de onnaspeurlijke rijkdom van Christus; over het eeuwige voornemen dat God gemaakt heeft in Christus Jezus en dat deze geheimenissen van alle eeuwigheden af verborgen zijn geweest in God. Niemand heeft hier ooit van geweten dat God zelf. Ook de engelen en de boze geesten niet (vs.10 en 1 Petr.1- 12).

Met de openbaring (1 Petr. 01:20) of de verschijning (2 Tim. 01:09) van zijn Zoon, Jezus Christus, die in God was, zijn ook de eeuwige bedoelingen van God met de mens in Jezus Christus geopenbaard. Het geheimenis Gods is immers “Christus in wie alle schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn” (Kol. 02:02b-03) En dit dus voor de mens, de eerste Adam en allen uit hem geboren.

Het is dit evangelie, van de onnaspeurlijke rijkdom van Jezus Christus, wat Paulus ook, anderhalf jaarlang (Hand.l8:ll), aan de Korinthiërs verkondigd, uitgelegd en toegelicht heeft. Hij wijst hen er op dat ze dit machtige evangelie zó vast dienen te houden als hij, Paulus, het verkondigd heeft (1 Kor. 15:01).

In de laatste Adam wordt de eerste niet vervangen of afgedaan, maar komt juist tot de door God tevoren bepaalde bestemming, namelijk aan het beeld van zijn Zoon gelijkvormig (Rom. 08:29). “God heeft ons immers vóór de grondlegging der wereld in Zijn Zoon, Jezus Christus, de laatste Adam, uitverkoren, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor Zijn aangezicht.

“In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van Zijn wil” (Ef. 01:04-05).

Het beeld van de hemelse

“En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen”. Dat is niet alleen een vaststelling van een feit, maar een enorme heilsverkondiging. Paulus stelt het als een zekerheid: ‘gelijk wij’. Iedere vorm van twijfel wordt uitgesloten: ‘Zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen’.

Nu al mag en zal de mens in Christus deze metamorfose, deze gedaanteverwisseling, ervaren als is het nog niet volkomen. Immers: “wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heer­lijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is” (2 Kor. 03:18). Halleluja!

 

‘De mens, heerlijkheid van God’ door redactie

Over enkele weken verschijnt de nieuwe brochure van Hessel Hoefnagel getiteld: ‘De mens, heerlijkheid van God’. De brochure, die in twee delen wordt uitgegeven, heeft als ondertitel: “Het plan van God in schaduw en werkelijkheid’. In het voorwoord schrijft broeder Hoefnagel:

‘Over de verhouding tussen God en mens is en wordt veel geschreven en gesproken, met als uitgangspunt de Bijbel. De Bijbel is een verzameling van boeken en geschriften, waarin deze verhouding centraal staat. Het is echter een gegeven, dat er zeer uiteenlopend wordt geïnterpreteerd, waar het over dit belangrijke thema gaat. Belangrijk omdat het te maken heeft met de eeuwige bestem­ming van de mens. Belangrijk ook, omdat wij als christenen midden in een wereld staan, waarin steeds meer openlijk te zien en te horen valt, hoe de geestelijke wereld maatgevend wordt voor het denken en handelen van de mens, ondanks toenemende materiële kennis en mogelijkheden.

Deze brochure is niet alleen bedoeld om als boekje te lezen, maar meer nog om te dienen als leidraad bij persoonlijke en gezamenlijke Bijbelstudie.

In dat opzicht hoop ik, dat het in een behoefte zal voorzien. Het is een noodzaak voor de christen, om weet te hebben van het plan van God met de mens en de hele schepping. Om daartoe voor zich persoonlijk tot de juiste, mogelijk radicale keuzes te komen en in gezamen­lijk verband elkaar te stimuleren tot het bezig zijn met de ‘dingen van de Vader in de hemel’, zoals de Heer al op zeer jeugdige leeftijd deed. Het is mijn verlangen, dat de inhoud van deze brochure zal bijdragen aan het méér en beter leren kennen van de Vader in de hemel en van Jezus Christus, die Hij daartoe in de wereld gezonden heeft. Deze heeft de ‘zonde der wereld’, dat is de onmogelijkheid voor de schepping met de mens voorop, om tot het doel van God te kunnen komen, weggenomen door de duivel en de dood te overwinnen. Daardoor kan de schepping weer uitgroeien en ontwikkelen tot haar verheven bestemming’.

Tot zover broeder Hoefnagel. En wat hij schrijft kunnen wij volledig beamen. Onze eigen conclusie na het lezen was dat het een belangwekkende en waardevolle studie is, waarvan wij hopen dat deze door velen aangeschaft zal worden.

‘De mens, heerlijkheid van God’. Twee delen. De prijs is, evenals van onze andere brochures, f 5,- per deel. Bij afname van 10 exemplaren en meer, f 4,- per deel. Exclusief porto. De boekjes verschijnen eind-oktober, maar u kunt ze eventueel nu reeds bestellen.

 

Geweld of gerechtigheid? door Klaas Goverts

Wat is het kenmerk van geestelijke volwassenheid? Paulus zegt tot de Korinthiërs: ‘Jullie zijn nog onmondig. Nog onrijp. Je gedraagt je nog als kinderen’.

Het geestelijke kind denkt in beloning en straf. Zo denkt het ook over God. Het heeft een god die prijzen uitdeelt, die beloont en straffen toedient en zo de mensen behandelt als eeuwige kinderen. Het goede wordt beloond en het kwade bestraft. Wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe.

En vaak denkt men dat de beloning komt in de vorm van een prettig gevoel. Dan heb ik het gevoel dat het goed gaat, dat er zalving is, dat er zegen op rust.

Wat zoekt de volwassen mens?

Maar nu wordt die mens volwassen. Dan spreekt de Bijbel over geestelijke vaders. Een vader leeft niet meer voor beloning; hij laat zich niet meer leiden door de gedachte: als ik dit of dat niet doe, dan zwaait er wat.

De volwassen mens zoekt gerechtigheid. Hij doet iets omdat het rechtvaardig is. Hij weigert een weg te gaan omdat die weg besmet is met onrecht.

Dat is de basis. De grondslag. Waar we dit vergeten of enigszins uit het oog verliezen, daar gaan we zweven. Dan zeggen we: we hebben toch zo fijn gebeden. En zo gauw wordt dat een grond waar we ons huis op bouwen.

Het volk van God heeft altijd geleefd met één basis: dat is het kennen van de wil van God. Opheffing van heilige handen. Wanneer mijn handen niet zuiver zijn, dan is het beter dat ik ze niet ophef. Want dan is het een leugen.

Er zit een gevaar in: we kunnen zo bezig zijn met lofprijzing, met God (zogenaamd), dat we de gerech­tigheid voorbij lopen.

De ander komt niet tot zijn recht. Een mens raakt tussen de wal en het schip.

Wat zoeken we? Ervaring? Dat we kunnen zeggen: o, het geeft me zo’n kick. Ik voelde me zo dicht bij de Heer.

Dan maken we van die ervaring weer een doel; of een geruststellend idee: als ik een warm gevoel heb van binnen, dan weet ik dat het goed zit. Soms valt het me op hoe vaak we het woord ‘fijn’ hanteren: we hebben fijn gezongen, we hadden een fijne aanbidding, fijne liederen. Wordt het dan toch niet weer een doel in zichzelf? We hebben een fijn gevoel en concluderen: er is zo’n zalving.

God openbaart zich in onderwijzing

De Joodse denker Yossel ben Yossel zegt: ‘De God van de Schriften openbaart zich niet in een gevoel, maar in een woord’. Een onderwijzing. Een Thora en dat betekent immers onderwijzing.

Een mens kan inmiddels een station gepasseerd zijn. Van de mensen in Ninevé staat geschreven dat ze omkeerden van het geweld dat in hun handpalmen was.

Geweld dat is in het Bijbelse denken altijd datgene wat de ander wordt aangedaan.

Er is een tijd geweest dat veelvuldig de tekst werd aangehaald: ‘Gij zult de meerderheid in het kwade niet volgen’ (Ex. 23:02). Helaas is het verband van dit Schriftwoord zelden of nooit aan de orde gekomen. Want onmiddellijk eraan vooraf staat: ‘Gij zult geen vals gerucht verbreiden; ge moogt de schuldige niet helpen als misdadig getuige’. Een getuige van geweld, staat er als we nauwkeurig lezen.

Slachtoffers van het geweld

Geweld, dat is dat een mens niet meer gehoord wordt. De karavaan trekt verder. En daar ligt die gewonde man, langs de kant van de weg. Maar priester en Leviet lopen door. Waarom? Misschien uit onmacht. Onmacht om te horen, om zich in te leven in die ander.

Hun diepste nood was dat ze -net als die gewonde- slachtoffer waren van het geweld. Ze durven niet meer een stap rechts of links te doen; ze lopen geprogrammeerd, in hun vaste patroon; angst beheerst hun bestaan.

Een gedicht van W. Barnard zegt het zo treffend waar het om gaat:

Liefde mag het leven heten en de tijd is niet meer boos. Angst en argwaan zijn vergeten; al wat leeft, leeft argeloos

Vaak zijn dat de twee fundamentele bedreigingen waardoor een mens wordt afgeremd: angst en argwaan.

Wat zullen ze zeggen? Wat zal ‘men’ ervan vinden als ik dit of dat doe of als mijn mening geef?

Mensen zijn zo schuw geworden en gesloten. Ik laat me niet meer kennen.

Er was een kleine stad, er woonden maar weinig mensen. Toen kwam er een grote koning, die omsingelde de stad en bouwde grote bolwerken tegen haar. Nu bevond zich in dat stadje een man, hij was arm, hij was ook wijs. Een man met inzicht. Die heeft met zijn wijsheid de stad gered.

Maar toen het onheil voorbij was, dacht niemand meer aan die arme man. Ze vierden feest, we zijn bevrijd, de vijand is weg, maar de arme man werd vergeten.

Dit verhaal staat in de Bijbel, in het boek Prediker. Maar is het niet vaak ons verhaal? Mensen worden zo gemakkelijk vergeten. Ook dat is een vorm van onrecht, van geweld.

Een Bijbelse opdracht

Gedenken is een Bijbelse opdracht. Gedenkt degenen die u gediend hebben. Die gebouwd hebben aan het huis des Heren, misschien met hun tekort en hun gebreken, maar ook met hun toewijding en inzet.

In de dagen van Amos werd er veel gezongen. En zingen is toch niet verkeerd?

Maar een lied kan ook vals klinken. Het kan tot een holle klank worden. Of tot een soort statussymbool: als een soort legitimatiebewijs. Ik heb er geen welgevallen aan, zegt de Here God. Ik wil het niet horen.

‘Doe van mij weg het getier (er staat: het tumult, het rumoer) van uw liederen. Het snarenspel van uw harpen wil Ik niet horen’ (Amos 05:23). In het volgende gedeelte (Amos 06:05): ‘Gij die joelt bij het geluid van de harp, als David dachten ze zich muziekinstrumenten uit’.

Maar één ding ontbrak: ze bekommerden zich niet om de verbreking van Jozef. Daar wordt een heel diepgaand woord gebruikt: ‘ze werden niet ziek vanwege de breuk van Jozef.

Mensen zijn breekbaar

Klaagliederen spreekt vijf keer over de breuk van het volk, van de dochter mijns volks. ‘Groot als de zee is uw breuk: wie kan u genezing brengen?’ (Klaagl. 02:13).

Een mens is zo breekbaar. En ook Jeremia spreekt ervan: ‘Om de breuk van de dochter mijns volk ben ik gebroken’ (Jer. 08:21). De rabbijnen hebben vanouds dit woord betrokken op God: Hij is gebroken vanwege de breuk van zijn mensen. Jozef is gebroken. Jozef staat hier voor de tien stammen; maar er is meer. In de Schrift is Jozef ook altijd symbool van de verworpen broeder. Die in de put wordt geduwd, die niet meer mee mag doen. De mens voor wie geen plaats is. En zonder hem gaan we gewoon verder.

Een opengevallen plaats wordt zo gauw opgevuld. Want het werk moet doorgaan.

Maar dat is geen gerechtigheid.

Amos zegt: ‘Laat het recht als water golven. Laat er een golfslag zijn van recht, en gerechtigheid als een immer vloeiende beek’ (Amos 05:24). Een oeroude beek, staat er eigenlijk.

Dat is een beek die er in wezen altijd al was, want zo is het begonnen. Die beek mag nooit uitdrogen, nimmer ophouden.

En gerechtigheid, dat is bij Amos, zoals steeds in de Schrift, heel concreet. Want wat was het probleem? Ze haten in de poort wie opkomt voor het recht, die terechtwijst, die correctie wil aanbrengen. ‘De geringe wordt vertrapt’, zegt hoofdstuk 5 vers 11 (Amos 05:11); ‘gij benauwt de rechtvaardige, de arme wordt in de poort terzijde gedrongen’.

De poort: dat is nu precies de plaats waar een mens recht kon vinden. De plaats waar oudsten zitting hadden, rechters. Waar tenminste iemand was die naar je luisterde.

Het denken van Emmanuel Levinas kan ons op dit punt wellicht verder helpen. Hij heeft intens nagedacht over ‘het aangezicht’. God heeft een gezicht. Mensen hebben ook een gezicht. Maar vaak is dat aangezicht van die mens zo verborgen.

In het begin was er het gezicht van de ander. Dat gezicht kijkt je aan. Dat gezicht is zo kwetsbaar, want wat is er kwetsbaarder dan een gezicht.

Dat gezicht is een vraag. Of eigenlijk: een gebod. Als ik dat gezicht van die ander gezien heb, kan ik niet meer doen alsof het er niet geweest is.

Dan is daar die vraag: wat doe ik met dat gezicht van die ander? Wend ik me af? Benader ik dat gezicht van die mens met ontferming of met geweld?

Dat kan ook heel subtiel: de ander negeren, de ander een etiket opplakken. O, ja dat is er zo een! We weten al wat die gaat zeggen. Bij voorbaat al veroordeeld.

Bij God krijgen mensen weer een gezicht!

De Egyptische slavin Hagar komt in de woestijn tot een verrassende ontdekking: ‘Gij zijt een God des aanziens’ (Gen. 16:13). Hagar, een van de minste der mensen, slavin en dan ook nog Egyptisch. Maar zij krijgt een moment in haar leven dat ze iets gaat verstaan wat voor velen verborgen bleef. Gij zijt een God die mij aanziet. Een God met een gezicht.

Bij Hem krijgen mensen -die soms zo naamloos en gezichtsloos zijn gemaakt, zo verduisterd, ze mochten er niet zijn, geen ruimte om te leven- weer een gezicht.

En wat is het kostbaar als het gebeurt onder ons: dat de ene mens de andere aanziet. Ogen, misschien met pijn en verdriet, kijken je aan. En daar is een blik van ontferming. Van aanvaarding. Mens, het is goed dat je er bent. Ik nodig je uit om te leven.

Om water voor de zee te zijn, om anderman een woord te zijn, om niemand weet hoe groot en klein,

-gezocht, gekend, verloren­

om avond- en morgenland,

om hier te zijn en overkant,

om hand in een and’re hand,

om niet te zijn verloren.

 

Om mens voor een mens te zijn

wordt alleman geboren.

 

Jaargetijden door Tea Keuper Dijk

“Zolang de aarde blijft bestaan, zullen zaaitijd en oogsttijd, koude en warmte, winter en zomer, dag en nacht niet ophouden” (Gen. 08:22, Het Boek).

We zijn de herfst weer ingegaan en mochten genieten van heerlijk nazomerweer. Volop kleuren in de tuinen en parken, geuren in het vochtige klimaat. Ik zocht naar een tekst over de jaargetijden en vond bovenstaande. God zegt deze woorden ‘bij Zichzelf nadat Noach met zijn familie in de ark is gered uit de zondvloed met vele dieren.

God maakte een nieuw begin met mens en dier, bloemen, planten en bomen, met Zijn schepping. En Hij belooft het voortgaan van de getijden.

Hierin zitten ook prachtige beelden, hoe God het leven van een mens tot ontplooiing wil brengen, geschikt en bestemd voor Zijn Koninkrijk. Laten we een en ander eens nagaan.

Winter:

Alles lijkt dood. Een mens die tot geloof komt sterft aan zichzelf. Hij aanvaardt de woorden van Jezus, zijn Verlosser. Zijn oude begeerten, die het oorspronkelijke beeld van God in hem misvormden, legde hij af:

“Wat Ik Jullie zeg, is de waarheid: Een tar­wekorrel moet in de aarde vallen en sterven; anders blaft het een tarwekorrel zonder meer. Als zij sterft, brengt zij veel vrucht voort” (Joh. 12:24-25, Het Boek).

Lente:

Deze mens wordt opnieuw geboren. Verwekt door Gods Geest, wordt zijn denken vernieuwd.

Hij neemt Gods gedachten over, wordt ‘van boven’ geboren! Alles wordt jong en fris in hem, het komt tot nieuw leven! “Door geloof in Zijn Naam worden zij opnieuw geboren, natuurlijk niet als mens, maar geestelijk, uit God!” (Joh. 01:13, Het Boek).

Zomer:

Hierin komt de mens tot bloei. De veelkleurige wijsheid van God wordt in hem openbaar. Daarvoor is levend water en goed voedsel nodig: gemeenschap met God, lezen uit Zijn Woord. Zonder dit water en voedsel, wat de Landman geeft, komt geen groei en bloei tot stand!

“Ik ben de ware wijnstok en Mijn Vader is de Landman… Blijft in Mij, gelijk Ik in u”(Joh. 15:01-04)

Herfst:

De tijd van de vruchten, de druiven aan de rank, vruchten aan de bomen. In veelvoud worden ze geoogst. Alleen de mens, die voorjaar en zomer doorleeft (geestelijk), nadat hij de winterse dood heeft aanvaard, komt tot zijn doel: vruchtdragen in Gods Koninkrijk!

“Ik ben de wijnstok en gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen” (wat vrucht voortbrengt) (Joh. 15:5).

Als u in deze herfst wandelt, fietst of rijdt door de natuur, is het goed het bovenstaande eens te overdenken en u te verheugen in Hem, die ons eeuwig leven op het oog heeft!

 

De werkelijkheid van de geestelijke wereld door Evert van de Kamp

Het sociaal en cultureel rapport 1992 van het ‘Sociaal en cultureel planbureau’ is verschenen. Het vermeldt dat slechts de helft van de kerkleden in Nederland nog in het bestaan van een duivel, beter gezegd de duivel, gelooft. In 1966 was dat nog driekwart.

Een tweede bericht: De krant laat weten dat het Volle Evangelie in Suriname als nooit tevoren bloeit. Een Nederlandse predikant aldaar erkent dal volmondig. Maar als het over ‘duiveluitdrijving’ gaat, is zijn commentaar kort en bondig; ‘Volkomen belachelijk’.

Twee voorbeelden die aantonen dat het aantal kerkleden in ons land, bekend met de geestelijke wereld en dat vooral bijbels gezien, gering is.

Onherkenbaar kwaad

Vooral in onze westerse samen­leving is veel kwaad (de bron daarvan is altijd het rijk der duisternis van de duivel) onherken­baar geworden. Hierover uitte Gerard Broekhuizen in ‘Trouw’ zich met een verrassend stukje. Hij schrijft: ‘Wij spreken in onze moderne tijd eigenlijk nooit meer over de duivel. Die is in onze tech­nologische wereld verwezen naar het rijk der sprookjes. In de middeleeuwen was dat nog wat anders. De duivel speelde in het leven van de mensen een grote rol. Overal op kathedralen zag je afbeeldingen van de duivel. Soms afschrikwekkend, soms ook voor ons meer komisch. Maar steeds was

het om mensen er eindeloos aan te herinneren dat het kwaad altijd en overal aanwezig was’.

Langzamerhand verandert dit beeld. In de Bijbel ligt alles, althans voor hen die inzicht hebben, heel duidelijk. Maar in de samenleving vervaagt het beeld van satan. Hij wil graag onherkenbaar opgaan in volledige anonimiteit. Dat is een ontwikkeling.

Van Broekhuizen vervolgt: ‘Als je de duivel volgt in zijn gang door de geschiedenis dan zie je een opmerkelijke ontwikkeling. In oude tijden stelde men zich de duivel voor als een dier. Als slang bijvoorbeeld in het verhaal van de zondeval in het boek Genesis (Gen. 03:01-24). Maar het hoeft niet per se een slang te zijn. In de eerste Petrusbrief lezen we dat hij rondgaat als een briesende leeuw (Gen. 05:08). En in het boek Openbaring wordt hij beschreven als een monsterlijke draak (Openb. 12:01-08; Openb. 13:01-11; Openb. 16:13; Openb. 20:02, etc.).

Maar dan gebeurt er iets opvallends: de slang als beeld van de duivel krijgt in de kunst van de twaalfde eeuw menselijke trekken. Eerst krijgt ze een mensenhoofd en vervolgens ook een vrouwelijk (!) bovenlichaam. Het begin van een ontwikkeling, want later wordt de duivel zelfs afgebeeld als volledig mens. Tenslotte schijnt de duivel volledig uit ons leven te verdwij­nen’.

De schrijver stelt vervolgens de vraag: ‘Is dat zo? Is hij totaal onherkenbaar? Is dat misschien nou juist de situatie waarin wij verkeren?’

Zijn conclusie is: ‘Er is kwaad in de wereld, maar het is soms nauwelijks nog als zodanig herkenbaar. Goed verpakt als ideologie waarin het kwaad verhuld en het kromme recht gesproken wordt. Machten die ons bepalen, die we mogelijk zelf in het leven geroepen hebben, maar die we niet meer beheersen. Onherkenbaar kwaad’.

Versluiering

Satan slaagt er meesterlijk in zijn ware identiteit te verbergen. Hij doet zich graag voor als een engel des lichts.

Will Baron (onlangs op de TV) vertelt in zijn boek ‘Misleid door de New Age’, dat hij oog in oog stond met de sluwste misleiding waarmee de mensheid ooit te maken heeft gehad, een duivelse geest die zich voordoet als Jezus Christus zelf (Matt. 24:24).

Zelfs de IKON-radiopastor ziet nu in dat er gevallen engelen zijn. Eerder schreef hij het boek ‘Nu de engelen zijn teruggekeerd’. Hij wil, volgens het blad ‘Uitdaging’, dat zijn boek niet wordt herdrukt.

In onze dagen kom je tot de conclusie dat de christenheid in het algemeen zich voor een groot deel in slaap heeft laten sussen. Zelfs ondanks het feit dat velen toch wel het bestaan en het functioneren van de machten der duisternis erkennen. Er is vaak weinig zicht op de gees­telijke werkelijkheid, het werkelijk functioneren van het rijk der duisternis.

Dat ligt niet aan het Woord van God. De Bijbel is duidelijk genoeg. Het ligt nog minder aan de werking van de heilige Geest. Je raakt diep onder de indruk van de vele Bijbelse gegevens over de geestelijke wereld. Het bijbels getuigenis en de werken van Jezus en de apostelen zijn onloochenbaar. Zij hebben de geestelijke wereld zo voor ons ontsloten dat je eigenlijk wel geestelijk volstrekt blind moet zijn als je dit niet ziet.

Ik herinner u, uit al die overvloed van Bijbelwoorden, aan het woord van de apostel Johannes: “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou” (1 Joh. 03:08). En aan Petrus’ getuigenis over Jezus: “Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met hem” (Hand. 10:38).

Jezus kende de mensen en hun nood. Voor Jezus was het niet nodig dat iemand Hem daarom zelfs maar informeerde. Door de heilige Geest beschikte Hij (ons ten voorbeeld) over een volledig inzicht in het reilen en zeilen van de geestelijke wereld.

Jezus onderscheidde de geestelijke werkelijkheid van alle dingen.

Johannes schrijft van Jezus: “Hij wist zelf wat in de mens was” (Joh. 02:25). En dat missen veel christenen juist nu.

Laten we niet denken dat er in de geestelijke wereld iets veranderd is. Satan, de zoon des verderfs, de tegenstander, verheft zich (hoe versluierd ook) nog altijd tegen al wat God of voorwerp van verering heet. Om zich in de tempel Gods (de mens) te zetten, om aan zich te laten zien dat hij een god is (2 Thess. 02:04). Velen hebben zich, zie de geschiedenis van de kerk, de kennis en de sleutels van het Koninkrijk der hemelen laten ontfutselen (Matt. 16:19; Luc. 11:52). De doop in de heilige Geest en het gebruik van de Geestesgaven (o.a. 1 Kor. 12:04-11) vindt men van geen belang of men heeft er een eigen visie over.

Het gevolg is dat men eigenlijk geen raad weet met de geestelijke wereld en de werkelijkheid daarvan kan men niet aan.

Maar ook al ontvangen wij en hebben wij kennis van deze geestelijke zaken, toch is het nodig heel alert te blijven. De beïnvloeding van het rijk der duisternis is soms zo listig en subtiel dat het je makkelijk verblinden en misleiden kan. Je geregeld heel ootmoedig laten ‘doorlichten’ door de heilige Geest is voor niemand een overbodige luxe. De gedachte in alle dingen altijd onfeilbaar te zijn is niet juist. De praktijk leert dat bepaalde gedachten, waarvan je werkelijk meende dat ze van de Heer waren, dat niet altijd blijken te zijn. Dat maant ons tot voorzichtigheid en be­scheidenheid. Toetsing is nodig. Net zo noodzakelijk als bij de profetische gaven. Dat vraagt van ons dat we open staan voor correctie. Wie niet voortdurend scheiding aanbrengt in zijn (gedachten)leven verliest de strijd. Ook hier geldt dat zonder heiliging niemand de Heer zal zien (Heb. 12:14).

Niet voor niets waarschuwt de Bijbel tegen het volgen van dwaalgeesten en leringen van boze geesten en dat je je niet moet laten meeslepen door allerlei vreemde leringen. Wat vandaag nog een stukje versluiering is, kan morgen een wezenlijke bedekking vormen. En die ben je niet zomaar kwijt.

Verslagen vijanden

Onder deze titel schreef de evangeliste Corrie ten Boom in de jaren zestig een heel klein boekje. Ik vind het nog altijd een juweeltje. Op de eerste bladzij schrijft zij: ‘Ik heb veel mensen ontmoet, zelfs trouwe dienaren van de Heer, die de machten der duisternis, de duivel en de demonen, die hen omringden, niet onderkenden en ook niet wisten hoe deze tegemoet getreden dienen te worden. Deze mensen hebben wel alles gegeven, maar niet alles genomen’.

Jezus heeft een opdracht gegeven. Hij zei: “Drijft boze geesten uit. Om niet heb je het ontvangen, geef het om niet” (Matt. 10:8).

Hij geeft macht en gezag over alle boze geesten (Luc. 09:01). In Zijn naam zal Gods volk de boze geesten uitdrijven (Mark. 16:17).

De vrees om dat te doen neemt Hij weg, want Hij zei ook: “Zie, Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand; en niets zal u enig kwaad doen” (Luc. 10:19).

Rein door het bloed van Jezus en verzegeld met de heilige Geest, staan wij in Hem sterk. Door geloof onwrikbaar. Gods vijanden zijn onze vijanden. Het zijn bij voorbaat verslagen vijanden. De apostel Paulus vertelt ons dat Jezus de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoonges­teld en zo over hen gezegevierd heeft (Kol. 02:05).

Bovendien reikt de Heer ons een complete en afdoende wapenrusting aan, uitvoerig beschreven in Efeziërs 6 vers 10 tot 18 (Ef. 06:10-18).

We kunnen de boze overwinnen in ons eigen leven, maar ook anderen naar de overwinning leiden. Door het bloed van het Lam en het woord van ons getuigenis (Openb. 12:11). Eigenlijk kunnen we maar twee fouten maken. Corrie ten Boom noemt dat de twee tegengestelde dwalingen. De ene is het niet geloven aan het bestaan der boze machten, de andere is er wel aan te geloven en er een ongezonde belangstelling voor koesteren.

Waar het op aankomt is het te weten in Christus overwinnaar te zijn (Rom. 08:31-39), en de geestelijke werkelijkheid van Zijn Koninkrijk te beleven. Want: “Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde” (Kol. 01:13) en: “Hij heeft ons een plaats gegeven in de hemelse gewesten in Christus Jezus”.

 

Jaargetijden (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Nog éven nagenieten van de late zomer,
de geuren van de aarde en ’t gewas.
Een warme dag maakt mij tot dankend dromer,
die in natuur Uw scheppend leven las.

 

Hoe rijk, hoe goddelijk zijn de getijden:
Uw plan ten léven wordt geopenbaard,
Het sterven, weergeboorte, leven, lijden,
wordt niemand, die wil leven ooit bespaard.

 

Maar in dit alles zegt de grote Maker
van al wat eeuwig leeft en zal bestaan:
‘Ik ben de alfa en omega, de Bewaker,
wie Mij vertrouwt loopt op de eeuw’ge baan’.

Tea Keuper-Dijk

 

De gemeente in de eindtijd door Jan Kees Roose

Bijbelstudie, op basis van Openbaring, over plaats en taak van de Gemeente van Jezus Christus in het herstelplan van God (9)

De gemeente, de dood en het oordeel (1)

(Openb. 11:07-12; Openb. 20:04-06. Zie ook het algemeen overzicht in “Levend Geloof’ van januari).

Deze maand maken we een begin met ‘het oordeel’ en welk principe daarachter schuil gaat, en hoe de dood overwonnen kan worden. Volgende maand gaan we daarmee door om het tot een goed einde te brengen!

Waarom gaat er een oordeel over de wereld?

Uit Openbaring blijkt steeds weer dat er scheiding komt tussen licht en dui­sternis, tussen goed en kwaad. Bij de schepping sprak God: ‘Zie, het is zeer goed!’ Maar zo is het niet gebleven. Door de zonde van de mens is satan als overste van deze wereld gaan heersen. Alles verloor zijn gratie, zijn schoon­heid, zijn onschuld.

Maar God gelooft in Zijn schepping: zoals het was, zal het ook weer worden: ‘Zie, Ik maak alle dingen nieuw!’

God haat vermenging. Met minder dan het gave, het schone, het volmaakte neemt hij geen genoegen. God zal zich nimmer met de duisternis verzoenen. Daarom gaat er een oordeel over deze wereld: Er moet definitief scheiding aangebracht worden. Maar de scheiding moet wel duidelijk zijn. Daarom heeft God gekozen voor de weg van de ontwikkeling. Lees eventueel nog eens wat wij hierover schreven in deel 1 van deze serie.

Wie worden geoordeeld?

Als we het hebben over het oordeel, dan doelen we op de mensheid -of men nog leeft of reeds overleden is, doet er niet toe- en op de geestenwereld: satan met zijn demonen, en de macht van de dood met zijn doodsmachten. Maar ook de schepping zelf -de bezielde schepping, de dode materie en de natuurwetten- moet gescheiden worden van alle destructieve en wetteloze invloeden en be­schadigingen. Hier komen we later op terug.

In de afleveringen over Babylon en de antichrist hebben we gezien dat er scheiding komt in de ‘geloofswerelden’. Alleen de waarheid houdt stand en de Gemeente is daar de oorzaak van. Ze is het oordeel voor de tegenpartij. In dit verband spreekt Openbaring ook over de oogst (Openb. 14:14-20).

Wie komen niet in het oordeel? “Wie mijn woord hoort en Hem gelooft die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven” (Joh. 05:24). De keuze voor Jezus Christus is doorslaggevend. Maar dat is aan velen niet gegeven. Denk aan allen die nooit van hem gehoord hebben door alle eeuwen heen. Ook zij worden geoordeeld; dat vindt plaats tijdens het laatste oordeel.

Zo voltrekt het oordeel zich aan levenden, aan overledenen, engelen en schep­ping. Voordat er gesproken kan worden van ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’ moet het oordeel geheel voltrokken zijn. Daarin heeft de Gemeente een belangrijke taak: “En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop en het oordeel werd hun gegeven” (Openb. 20:04; zie ook 1 Kor. 06:02-03). De Gemeente van Jezus Christus zal samen met Hem het oordeel voltrekken waardoor de schepping, en allen die daarvoor kozen, weer aan hun oorspronkelijke bestemming kunnen beantwoorden.

Maar op hun weg komen ze nog een geweldige vijand tegen die dit proces blokkeert: de dood. Daarvoor is het nodig dat de Gemeente macht heeft over de dood, de laatste vijand die overwonnen zal worden.

Wat of wie is ‘de dood’?

In de geestelijke wereld gelden wetten zoals: wie zondigt, die sterft (Ez. 18:04), en: het loon van de zonde is de dood (Rom. 06:23).

Dat sterven heeft dan niet direct effect op het lichaam, maar wel op de inner­lijke mens. Die wordt gescheiden van God. Geestelijk gezien raakt hij dus los van de levensbron.

De dood is allereerst dus een (geestelijke) situatie. Maar wie houdt hem daarin? Dat zijn de doodsmachten, de ‘bewaarengelen’ uit het rijk van satan. Deze doodsmachten brengen niet tot zonde, dat doen de satanische demonen­legers, maar zij bewaren wat door de zonde in hun macht komt. Dat gebeurt dus al tijdens het leven van de mens op aarde. In natuurlijk opzicht leeft hij verder, maar geestelijk gezien is hij reeds ‘gestorven’. Sterft deze mens ook in natuurlijke zin, dan blijft hij wat hij al was: dood, gescheiden van God. Hij komt dan in het ‘dodenrijk’, een geestelijke situatie waarin geen ontwikkeling meer mogelijk is.

De overste van dit dodenrijk wordt zelf met ‘de dood’ betiteld. Een macht die iedereen bewaart die in zijn ‘domein’ wordt gebracht, ook de demonen die eventueel inwoning in de mens hadden en ook alle machten die door de gelovigen ‘in de afgrond’ geworpen zijn. Zo is zijn aard, zo is zijn opdracht: bewaar!

De dood heerst ook op aarde: een zodanige inwerking op het lichaam dat er een onomkeerbaar vervalproces plaatsvindt waardoor het tenslotte sterft. Hoe geestelijk een gelovige ook is: in de onzienlijke wereld ligt een blokkade die voorkomt dat de innerlijke mens het aardse lichaam optimaal in stand kan houden. Dit is de vloek tegen het leven die als een geestelijke wetmatigheid na de zondeval is gaan functioneren. Die vloek wordt in stand gehouden door de macht van de dood.

Hoe wordt de dood zijn macht ontnomen?

De macht van de dood is dus op twee manieren gaan heersen: over de innerlijke mens en over het lichaam. Maar God heeft voorzien! Hij gaf Zijn Zoon tot redding van de verloren mensheid. Een ieder die in Hem gelooft, zal in der eeuwigheid de dood niet zien (Joh. 08:51). Het bloed van Jezus reinigt van alle zonden (1 Joh. 01:07). De doodsmachten moeten dan wijken. De mens staat dan naar de innerlijke mens tijdens zijn aardse bestaan op uit de dood en krijgt deel aan het eeuwige leven (en komt dus niet meer in het oordeel).

Maar daarmee is nog niet de vloek over de aardse lichamen verbroken. In die zin heerst de dood nog altijd, ook na Jezus’ triomf over het rijk van satan. Dat geldt ook voor de zonen Gods in de eindtijd. Ook zij hebben nog een ‘gewoon’ sterfelijk lichaam.

Alleen over Jezus heeft de dood geen macht meer. Hij stond op uit het graf.

Hoe kon dat? Hij kon pas onsterfelijkheid aandoen nadat Hij de dood op eigen terrein had overwonnen. Nu bezit Hij een ‘verheerlijkt’ lichaam dat niet meer onderworpen is aan de wetten van deze aarde en waar de dood niet meer ‘aan kan komen’.

Is dit het geheimenis van de zeven donderslagen waarvan in hoofdstuk 10 gesproken wordt en dat bij het blazen van de zevende bazuin geopenbaard zal worden: zonen Gods overwinnen de dood -zijn heerschappij over het lichaam- door hem ‘op eigen erf op te zoeken en onsterfelijkheid voor de Gemeente van Jezus Christus als het ware op te eisen? Hiervan is sprake als zij hun taak op aarde voleindigd hebben en zich overgeven om gedood te worden (Openb. 11:07). Johannes zegt hiervan: ‘in mijn mond was het zoet als honing’, maar in de praktijk moet het wel ondergaan worden (hij kreeg er pijn van in zijn buik!; zie Openb. 10:09-10). Met Paulus zeggen zij: Hem te kennen en de kracht zijner opstanding en de gemeenschap aan Zijn lijden, of ik, aan Zijn dood gelijkvormig wordende, zou mogen komen tot de opstanding uit de doden (Filip. 03:10).

Jezus openbaart zich in hoofdstuk 1 vers 17 als de bezitter van de sleutels van dood en dodenrijk. Deze sleutels (= kennis) dienen niet om af te sluiten, om het maar niet meer over de dood te hebben (uit angst misschien?), maar om ermee te openen! De Gemeente durft die sleutels te hanteren met een glorieuze overwinning als gevolg!

Nog even voor alle duidelijkheid: het sterven van de twee getuigen, als ver­tegenwoordiging van de Gemeente, is niet om de zonde van de wereld weg te nemen, daarvoor is door Christus eens en voor altijd het volmaakte offer gebracht, maar om voor de Gemeente de blokkade van de dood te slechten die voorkomt dat het sterfelijke de onsterfelijkheid kan aandoen (1 Kor. 15:54). Pas dan kunnen zij in alle delen, naar geest, ziel en lichaam dus, het einddoel bereiken.

In alles zijn ze gehoorzaam gebleven, ze hebben stand gehouden ‘in de boze dag’, de dood is overwonnen, ze hebben hun taak ‘in het vlees zijnde’ geheel volbracht. Nu is het moment van hun verheerlijking als zonen Gods aan­gebroken!

Wat is de ‘eerste opstanding’?

De mens heeft een innerlijke mens -geest en ziel- en een aards (natuurlijk) lichaam. Tijdens zijn leven op aarde kan de mens door geloof en door goede werken ook een geestelijk lichaam ontwikkelen. De Bijbel spreekt ook in beelden van een (geestelijke) woning of van een kleed waarmee hij zich in geestelijk opzicht bekleedt (“als wij maar bekleed, en niet naakt bevonden worden”; 2 Kor. 05:03). Deze bekleding is de geestelijke verschijningsvorm in de hemel. De mate van ontwikkeling bepaalt zijn geestelijke statuur. Dit lichaam is eeuwig.

Nu is het altijd Gods bedoeling geweest dat dit geestelijke lichaam zich ook op aarde kan gaan openbaren en ‘stof kan aannemen’. Het aardse, natuurlijke lichaam is altijd bedoeld als een ’tijdelijke woning’ om het geestelijke lichaam te kunnen ontwikkelen. De dood heeft deze ontwikkelingen dus geblokkeerd. Maar hij wordt overwonnen door de Gemeente. Daardoor wordt het mogelijk dat het geestelijke lichaam zich in een aardse verschijningsvorm openbaart. Dit verheerlijkte lichaam is op dat moment wel van vlees en bloed, maar is niet onderworpen aan de wetten van de aarde. Het kan zich manifesteren, maar ook weer aan de zichtbare wereld onttrekken. Deel hebben aan dit gebeuren wordt de eerste opstanding genoemd.

Voor overledenen die hierin delen gaat het dus in deze vorm. Maar wat gebeurt er met de ‘sterfelijke’ lichamen van hen die nog op aarde zijn en met de dode lichamen van de vertegenwoordigers van de Gemeente die vermoord zijn? Die lichamen worden als het ware geabsorbeerd in hun geestelijke lichamen; zo zal “dit vergankelijke onvergankelijkheid aandoen, en dit sterfelijke onster­felijkheid”. Lees in dit verband 1 Korinthiërs 15 vers 35 tot 54 (1 Kor. 15:35-54) maar eens door.

Wie hebben deel aan de eerste opstanding?

Allen die tijdens hun leven op aarde de boze hebben overwonnen, hebben deel aan de eerste opstanding, zowel levenden als diegenen die reeds hun intrek bij de Heer genomen hebben (Openb. 03:21; Openb. 20:04). En de boze overwinnen kan op verschillende manieren: de boze weerstaan of uitdrijven, de rechtvaardiging door het bloed van het Lam blijven vasthouden, barmhartige daden doen, etc. Het betreft allen die in hun leven naar de woorden van Jezus gehandeld hebben (bijv. Mark. 16:15-18), het einddoel van het geloof nagestreefd hebben en stand hebben gehouden tot het einde (2 Tim. 02:12). Uitzondering wordt gemaakt voor de martelaren. Tijdens de behandeling van het vijfde zegel (Openb. 06:10-11; aflevering 2) is daarover reeds geschreven.

Gelet op de taak die nog wacht (de confrontatie met de antichrist moet nog plaatsvinden, de bevrijding en het herstel van mens en schepping), is het begrijpelijk dat niet allen die ‘behouden’ zijn, aan de eerste opstanding deel hebben. Zalig hij die deel heeft aan de eerste opstanding! Dan behoor je tot de uitverkorenen die een begin mogen maken met het herstel aller dingen en het oordeel zullen voltrekken over satan en de dood.

1992.09 nr. 340

1992.09 nr. 340

Hebben wij de staf Gods in onze hand? door Hessel Hoefnagel

“Wat hebt gij daar in uw hand? … Een staf!” (Ex. 04:02).

In de Bijbel is meermalen sprake van een staf als gebruiksvoorwerp, vooral bekend bij de herders, maar ook wel bij reizende mensen als teken van waardigheid. Ook de profeten spraken in overdrachtelijke zin over de ‘staf des broods’ en de ‘staf der heerlijkheid’. In het boek Openbaring lezen we over de ‘ijzeren knots of staf, waarmee de ‘heidenen’ gehoed zouden worden.

Bij de koningen was ook de scepter in gebruik als teken van koninklijke waardigheid. Deze scepter zou “van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo (Jezus Christus) zou komen en

Hem zouden de volken gehoorzaam zijn” (Gen. 49:10).

Beeld van gezag en autoriteit

De staf is dus het symbool van gezag, heerschappij, waardigheid (scepter), bescherming en leiding (herdersstaf) en zekerheid (‘staf des broods’). In geestelijke zin kunnen we eigenlijk maar één ding zeggen, namelijk dat de staf het beeld is van het gezaghebbende, leidende en zekerheid gevende Woord van God.

De engel des Heren gaf bij de ‘brandende braambos’ opdracht aan Mozes om naar Egypte te gaan en het volk Israël uit te leiden. Toen Mozes onder deze opdracht dacht uit te komen met argumenten als: ‘Wie ben ik…? Wat moet ik zeggen als…? Als ze me niet geloven, wat dan…? Ik ben zwaar van tong en woord…’, zei de engel tegen hem: ‘Wat hebt gij daar in uw hand?’. Het antwoord van Mozes was: ‘Een staf!’

Als we dan bemerken welke zinnebeeldige waarde de engel des Heren gaat geven aan deze staf, dan is het zinvol na te gaan wat de ‘staf Gods’, zoals hij later genoemd wordt, ook nu nog voor ons betekent.

De engel sprak: ‘Deze staf, waarmee gij de tekenen voor Farao zult doen, moet gij in uw hand nemen’ (Ex. 04:17). Wanneer Mozes dan met zijn gezin vanuit Midian naar Egypte vertrekt, staat er treffend bij: ‘Ook nam hij de staf Gods in zijn hand’ (Ex. 04:20).

Meermalen stelde God zichtbare voorwerpen en handelingen tot een symbool van geestelijke zaken. Denk maar aan de regenboog bij Noach, de besnijdenis bij Abraham en de tabernakeldienst bij het volk Israël.

Hier wordt de staf van Mozes tot een ‘staf Gods’ gemaakt, waarmee de tekenen in Egypte en later in de woestijn, verricht worden. Voortaan zijn Mozes en Aaron niet meer los te denken van deze staf Gods in hun hand, als beeld van het gezag en de autoriteit, welke zijn in hun bediening van God hadden ontvangen.

Waarom wij de staf Gods nodig hebben

Ook nu is het voor de christen, die bewust wil wandelen in de geestelijke wereld en dienstbaar wil zijn in het Koninkrijk van God, een noodzaak om de ‘staf Gods’ in de ‘hand’ te hebben, dat wil zeggen om voortdurend met zijn geest verbonden te zijn met het woord en de gedachten van God. Meermalen komt hij in moeilijke situaties, waarin het gemakkelijker lijkt om het maar af te laten weten of net als Mozes te argumenteren over eigen onkunde of zwakheid. Juist dan is het echter zo belangrijk om zichzelf de vraag te stellen: ‘Wat heb je eigenlijk in je hand? Waar is je staf?’

Ook in gemeenteverband wordt zo gemakkelijk gezegd: ‘Ik kan dat niet, ik durf dat niet, ik ben daar niet rijp genoeg voor, er zijn anderen die het veel beter kunnen, ik ben onbespraakt, enzovoort’. Alsof de roeping van de Heer afhankelijk is van menselijke kwaliteiten. Het is juist zo, dat God het zwakke der wereld heeft uitverkoren om het sterke te beschamen. Paulus wist zichzelf ook zwak, maar de Heer maakte hem duidelijk dat de kracht Gods in zwakheid wordt volbracht. ‘Onze bekwaamheid is Gods werk’, zei hij met betrekking tot zijn bediening der verzoening.

Door de staf Gods kunnen wij overwinnen

Zonder de ‘staf Gods’ is de christen niet in staat te overwinnen in de geestelijke worsteling tegen de demonen, welke hem in velerlei ver­zoekingen belagen. En zoals aan Mozes de Leviet Aaron werd gegeven tot een hulp naast hem, zo is aan ons de heilige Geest gegeven om ons innerlijk te bevestigen in het Woord Gods.

In de hemelse gewesten geldt: ‘Door middel van de ‘staf Gods’ heb Ik u macht gegeven om op ‘slangen en schorpioenen’ te treden en over de gehele legermacht van de vijand en niet zal u enig kwaad doen’ (Luc. 10:19).

Het is opmerkelijk dat het eerste teken dat Mozes met de staf moet uitvoeren, is dat zij op de grond geworpen wordt en verandert in een slang. Daarna wordt deze slang weer tot staf in de hand van Mozes (Ex. 04:03-04). Dit teken herhaalt zich later voor Farao en hoewel de Egyptische tovenaars hetzelfde doen, worden hun tot slangen gemaakte staven niet meer verheven tot staf, maar verslonden door de staf Gods in de hand van Mozes en Aaron.

Het eerste teken in de geestelijke wereld

‘De staf Gods tot slang gemaakt’ is het eerste teken in de geestelijke wereld tot redding en bevrijding van de door satan overweldigde en geknechte mens. Het in Jezus Christus vleesgeworden Woord Gods, dat nimmer zonde gekend heeft, werd tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem (2 Kor. 05:21).

De staf Gods werd vernederd tot slang, beeld van de zonde, maar na deze vernedering werd Hij weer tot de staf der heerschappij aan wie alle macht gegeven is in de hemel en op aarde.

Toen in de woestijn de Israëlieten voor de zoveelste keer ongeduldig werden, kwamen er vurige slangen die het volk beten, zodat er velen stierven. Mozes moest toen een afbeelding van zo’n vurige slang maken en op een staak verhogen. Ieder die dan op deze verhoogde slang zag, werd genezen en bleef in leven (Num. 21:04-09).

Ten onrechte wordt wel gedacht dat de koperen slang zonder meer een beeld van de Heer Jezus zou zijn, omdat deze later sprak: Want gelijk (op dezelfde wijze) Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden’ (Joh. 03:14). Het moet echter duidelijk zijn dat de Zoon des mensen, als het vleesgeworden Woord Gods, tot zonde gemaakt werd. In Hem werd de ‘slang’ (zondemacht) verhoogd, want Hij heeft in Zijn lichaam onze zonden (en die van de gehele wereld) op het hout gebracht, opdat wij, aan de zonde afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven (1 Petr. 02:24).

Ook werd het vleesgeworden Woord tot ziekte gemaakt, zodat wij genezing zouden hebben in Zijn striemen (Jes.53, 1 Petr. 02:24). De ‘overheden en machten’ werden door Jezus alzo openlijk tentoonges­teld en ontmaskerd, evenals weleer de slang in de woestijn.

Hanteren wij het Woord Gods als staf?

In de geestelijke wereld is het Woord Gods de ‘staf of de ‘bazuin’, waarmee de ’tekenen in de hemel’ worden ingeluid en de   oordelen over de valse kerk voltrokken, zoals door middel van de staf van Mozes en Aaron de plagen in Egypte werden ingeluid. Door de ‘staf Gods’ omhoog te houden op de heuveltop, legde Mozes, ondersteund door Aaron en Hur, de ‘hand op de troon des Heren, zodat de overwinning op Amalek werd behaald (Exodus 17). De herdersknaap David nam niet alleen zijn natuurlijke staf in de hand om de reus Goliath te verslaan, maar hij trad deze tegemoet in de naam van de Here der  heerscharen, de God der slagorden van Israël (1 Sam. 17).

Door het hanteren van het Woord Gods worden de geestelijke reuzen van het rijk der duisternis geveld. Dit kunnen wij in onze geestelijke strijd ter harte nemen. David wist zich troost te verschaffen door de Here God zich als herder voor te stellen, die met zijn ‘stok en staf hem beschermde (Psalm 23), zoals hijzelf zijn schapen tegen de roofdieren beschermde.

Zo kunnen ook wij, als wij in geestelijke strijd, gewikkeld zijn, beseffen, dat wij een staf Gods in de hand hebben. Als we die tot het einde onverwrikt vasthouden, geldt ook voor ons, dat we macht hebben gekregen over de ‘heidenen’ (boze geesten), om hen te hoeden met een ijzeren staf; als aardewerk worden zij verbrijzeld. Evenals Jezus hebben ook wij deze macht van de Vader ontvangen! (Openb. 02:26-27). Daarom is ons antwoord op de vraag wat wij in onze hand hebben: de staf Gods!

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

De zomer is weer bijna voorbij en dit betekent dat bepaalde activiteiten, die in de meeste gemeenten tijdens de afgelopen maanden op een laag pitje stonden, weer volop van start zijn gegaan. Wat “Levend Geloof’ betreft ging het werk tijdens de zomermaanden gewoon door, terwijl ook de respons aanhield. We konden weer verschillende nieuwe abonnees inschrijven, terwijl het aantal brochures en bladen dat werd afgenomen groter was dan ooit tevoren.

Daar zijn we uiteraard erg dankbaar voor, want het is voor ons een bewijs en bemoediging dat het “Levend Geloof’-werk vrucht draagt. En daar gaat het uiteindelijk om. De kostbare, rijke boodschap van het volle evangelie is het waard om op zo groot mogelijke schaal bekend te worden. En “Levend Geloof’ mag daarbij één van de middelen zijn om dat te realiseren.

Daar willen we mee doorgaan zolang we daarbij op duidelijke wijze door Gods Geest geleid worden. We stellen dan ook ieder nummer weer met grote blijdschap en inzet samen. Als eindredacteur hebben we mede een – coördinerende taak, waarbij wij er op toezien dat de inhoud van ons blad zo gevarieerd mogelijk blijft. Dit houdt in dat wij proberen dat zoveel mogelijk lezers en lezeressen iets kunnen vinden dat opbouwend en/of corrigerend voor hun geloofsleven kan zijn. Daarom zijn sommige artikelen meer gericht op hen die verder op de weg zijn, terwijl andere artikelen meer bestemd zijn voor pasbekeerden, terwijl ook onbekeerden ze kunnen begrijpen.

In de afgelopen tijd hebben we nogal het accent gelegd op geestelijke groei en ontwikkeling. Daar zullen we ook in de komende tijd zeker mee doorgaan. Het is namelijk zeer belangrijk dat wij ons openbaren als volwassen christenen, zonen Gods, werkelijke beelddragers van Christus. En dit geloofsstadium kan alleen maar door een verdere geestelijke ontwikkeling en groei tot stand komen.

Bij deze groei naar de volle openbaring van het zoonschap mogen we dankbaar gebruik maken van alles wat God ons door Zijn Woord en Geest aanreikt. En dat is heel veel! Gods schatkamers zijn onuitputtelijk.

Daarom is het evangelie wat wij hebben leren kennen ook een onbegrensd evangelie, een evangelie zonder plafond, een evangelie waardoor Gods volle heerlijkheid :openbaring komt. Over dit evangelie willen wij in Levend Geloof blijven schrijven en over dit evangelie kunt u in “Levend Geloof’ blijven lezen.

 

Wordt als de kinderen (Matt. 18:03) (gedicht) door Piet Snaphaan

Al zijn we volwassen
wat leeftijd betreft,
toch moeten we ook leren
datgeen te begeren
wat Jezus ons zegt.

 

Te worden als de kinderen
die gelovend, spontaan
nog jong zijn ten dele,
doch een voorbeeld voor vele
om Gods wegen te gaan.

 

Want in ’t Koninkrijk Gods
gelden regels als deze:
Wie de grootste wil zijn
moet op aarde juist klein
als een kind kunnen wezen.

Piet Snaphaan

 

Hemellichamen door Duurt Sikkens

“… thans zijt gij licht in de Heer” (Ef. 05:07).

Het woord is vlees geworden. Welk woord? Het eerste woord van God: Er zij licht. Vlees geworden betekent dat het in een mens ontstoken is en is gaan schijnen, de mens Jezus. Hij zegt zelf dat Hij het licht van de wereld is. Hij was een lamp die het licht droeg van de aanwezigheid van God in Hem. Hij was de eerste kandelaar en in Hem zagen de mensen Gods vriendelijk aangezicht vrolijkheid en licht geven.

Het is dus de bedoeling dat de heerlijkheid van God, Zijn wezen, dat vol leven en liefde is, gestalte krijgt in de mens. Kan dat? Jezus zegt tegen Zijn volgelingen: ‘En nou jullie. Jullie zijn het licht der wereld’. God wordt in Jakobus 1 ‘de Vader der lichten’ genoemd; meervoud. Jezus was het eerste, het grootste licht vergelijkbaar met de maan die het licht van de zon de duister­nis inzendt. Maar er zijn ook nog sterren die Gods licht de duisternis in doen schijnen (Gen. 01:16). Dat zijn de volgelingen die boven wonen en vanuit hun hemelse positie de mensen beschijnen die zich in duisternis, in zonde, leugen en haat bevinden.

Wanneer je dus een licht uit het ware Licht bent, afstammend van God, dan ben je iemand die liefheeft, die scheiding maakt tussen goed en kwaad en de mensen wijst op Jezus en Zijn Vader. Dan is in jou ook het licht vlees geworden.

 

Wandelen in waarheid door Folkert Pool

Johannes schrijft in zijn korte brieven dat het hem zeer verblijdt dat er mensen zijn, die in de waarheid wandelen. Ja, groter blijdschap kent hij niet, dan dat hij hoort, dat zijn kinderen in de waarheid wandelen. Wat betekent het begrip ‘in de waarheid wandelen’? Wat is waarheid? Het tegenovergestelde van leugen?

In ons westers denken is waarheid concreet: het is waar of het is niet waar. Twee plus twee is vier en geen zeven. Vorige week bracht ik een bezoek aan Amsterdam. Ik was daar wel of niet, ja of nee.

In Openbaring 22 vers 15 (Openb. 22:15) lezen we over mensen die de leugen liefhebben en doen. De leugen doen is dan een levensstijl. In de filosofie verandert waarheid per generatie of eeuw in een leugen. Niets is dan zo veranderlijk als die waarheid.

Alleen God is in waarheid absoluut. De Bijbel is al bijna tweeduizend jaar hetzelfde waardevolle boek, het boek vol waarheid. De vreze des Heren brengt waarheid in wijsheid aan het licht. Deze waarheid is een weg ten leven.

Waarheid tegenover leugen

Is waarheid het ontkennen van de leugen? Petrus verloochent de Here Jezus door te zeggen: ‘Ik ken Hem niet’. Judas verraadt zijn Heer door een kus en zegt daarmee: ‘Ik ken Hem wel’. Beide werden gedreven door zelfbehoud, ze zochten zichzelf en gingen ten onder.

Petrus vroeg Jezus: “Wat is ons deel, omdat we alles hebben prijsgegeven?’ Hij was op voordeel, op winst uit en had zichzelf, zijn eigen belang niet opgegeven, dus had hij niets opgegeven, over gegeven!

Judas was van dezelfde gezindheid , en had liever de kostbare mirre verkocht om zichzelf te bevoordelen en allen stemden met hem in.

Na het verraad en de verloochening hebben beiden berouw. Ook Judas van wie we in Matthéüs lezen: ‘Ik heb gezondigd, onschuldig bloed verraden’ en hij verhing zich. Judas zoekt en vindt de dood en Petrus ontvangt nog een geweldige opdracht. Beide hebben berouw, maar er is een verschil van leven en dood.

Bepalend is: waar ga je heen in je nood? Judas ging naar de overpriesters en oudsten terug, maar vond geen genade, enkel afwijzing en veroordeling: ‘Wat gaat ons dit aan? Je moet zelf maar zien wat er van komt’. Dit is demonisch, dit is door satan geïnspireerd. Deze uitspraak komt overeen met het antwoord van Kaïn aan God: ‘Ben ik mijn broeders hoeder?’

Petrus gaat naar zijn broeders, ontvangt begrip, steun en bemoediging en hij behoudt het leven. Zo is de gemeente de weg ten leven. Daar kun je niet omheen. Klaas Goverts zei eens: ‘Er zijn geen omwegen, alle andere wegen zijn omwegen’. Het zijn dood­lopende wegen.

Jezus is een doorgaande weg. Gods weg loopt niet dood, maar brengt door middel van de gemeente het leven. Zijn plannen worden waarheid in mensen, die tot alle goed werk volkomen zijn toegerust. ‘Wie Mij volgt’, sprak Jezus, ‘zal nooit in duisternis, in onwaarheid, wandelen’. Hij raakt de weg niet kwijt. Daarom is er geen midden­weg, geen compromis. De Here onze God is één! Er is slechts één evangelie en Paulus schrijft aan de Galaten dat wie een ander evangelie predikt, vervloekt is. Daarom gaat hij niet-waarheid-predikers niet uit de weg opdat de waarheid van het evangelie bij hen zou blijven (Gal. 02:05).

Paulus wil de rechte weg bewandelen naar de waarheid van het evangelie, zodat de vrijheid, die wij in Christus Jezus hebben, ons niet ontnomen wordt en wij tot slavernij gebracht zouden worden. De wet -het evangelie- in handen van satan brengt veroordeling, straf en schuld, maar de wet in Gods handen geeft onderwijzing tot bevrijding. Dan kan men in waarheid wandelen doordat men God kent.

Zo wordt God, de onzichtbare, in waarheid zichtbaar in de mens: de bevrijde mens, de mens in waarheid, de mens in waardigheid, de mens in het evangelie waardig. Jezus, het lam als geslacht, is waardig de boekrol te openen. Hij is waardig. Hij is de waarheid. Hij legt het meeste gewicht in de weegschaal door zijn wezen, zijn karakter, door zijn omgang met de Vader. De weegschaal slaat door. Goud, zilver en edelgesteente blijken zwaarder te zijn als hout, hooi en stro.

Jezus is de waarheid en vertegen­woordigt echtheid, hechtheid en betrouwbaarheid. Het Griekse woord voor ‘waarheid’ kan vertaald worden door ‘de ware aard, de werkelijkheid, de waarachtigheid’ en zelfs door ‘rechtvaardigheid’. Jezus is de waarheid. Hij is alle moeite waard.

Deelhebben aan de waarheid

Wie heeft het meeste deel aan deze waarheid, aan Zijn ware aard? Het gaat om het wezen der dingen. Het woord ‘waarheid’ komt in de grondtekst niet in het meervoud voor. Het gaat niet om de vraag: ‘Wie heeft de meeste waarheden?’. Het is ook niet mogelijk van het woord ‘waarheid’ een werkwoord te maken. We hebben deel aan de waarheid, we zijn in de waarheid, we zijn gerechtvaardigd en gevrij­waard van de leugen. Wij ontvingen in Christus een vrijwaringsbewijs. Daarom gaan wij, wat er ook gebeurt, wat de tegenstander ons ook aan wil doen, vrij uit! Jezus stelt ons in de waarheid en vrijwaart ons van zonde, schuld en veroordeling. Wij volgen Jezus en rijden evenals Hij op witte paarden. ‘En in hun mond is geen leugen gevonden, ze zijn onberispelijk’.

Hoe gaan wij om met wat ons waar lijkt? Wat houden we voor waar? Hoeveel mensen zijn er door de eeuwen heen gedood, terwijl de moordenaars dachten de waarheid te dienen, maar Jezus in zijn ware aard niet werd gezien?

De Schriftgeleerden en oudsten hebben de Christus gedood om wat in hun ogen de waarheid was. Is het misschien mogelijk dat ik mijn broeder doodt, veroordeel, afstoot om de door mij zo hoog geschatte waarheden?

De Joden trekken de conclusie dat Jezus God heeft gelasterd en in Leviticus 24 vers 16 staat geschreven: ‘Wie de Naam des Heren lastert, zal zeker ter dood gebracht worden”. Ze kwamen voor God op en doden de Zoon. Met de Bijbel in de hand, kruisigen ze Jezus. Ze hadden niet door dat de beheersers van deze eeuw, de machten der duisternis, door hen hun plan uitvoerden (1 Kor. 01:08).

Geen wettische waarheid

De waarheid van het evangelie mag nooit wettisch worden in ons leven, want dan houdt het evangelie op blijde boodschap te zijn. Waar waarheid als wet wordt toegepast, verdwijnt genade. Barmhartigheid roemt tegen elk oordeel. Jezus haalt de profeet Hosea aan en zegt: ‘Barmhartigheid wil Ik en geen offerande’. De Farizeeën passen de wet toe wanneer de discipelen aren plukken op sabbat, maar Jezus kent zijn Vader en stelt alles onder de wet der liefde.

Betekent de vraag: ‘Wat is waarheid?’, dat er een antwoord gevonden moet worden op de vraag: “Wat mag wel of wat mag niet?’ Volgens de wet mocht een Jood in het Oude Verbond nimmer trouwen met een vrouw uit de heidenvolken. Was dit toch gebeurd dan moest er steniging volgen!

Jezus wordt genoemd de Zone Davids, de man Gods. David was de zoon van Isaï, de zoon van Obed, de zoon van Boaz en Ruth, de Moabitische! Boaz was de zoon van Salmon en Rachab, de Kanaänietische uit Jericho! In het voorgeslacht van David en van Jezus komt dus tweemaal een vrouw voor uit de heidenvolken.

Ruth en Rachab heffen de wet op door zich te verenigen met het volk van God en God past de wet niet wettisch toe. De gerechtigheid van de Farizeeën en Schriftgeleerden brengen Jezus om het leven terwille van hun waarheid, hun begrip van wat waarheid is.

De waarde van de waarheden is verschillend voor een klein kind met zijn fantasie en voor iemand die op het sterfbed ligt en misschien eindelijk in staat is alle leugens af te leggen. Wanneer door de radio vermeld wordt dat het een prachtige zomerdag is, heeft deze waarheid voor een gevangene in zijn cel, die dit beluistert, weinig waarde, weinig werkelijkheid. Welke waarde heeft een preek over de drie-eenheid -wel of niet-, wanneer je vrouw overspannen is en de vader vier kleintjes over de vloer heeft? Hoe moet je verder als je gemeente door midden scheurt terwille van één der waarheden? Wat beleef je als je voorganger overspel heeft gepleegd?

Hoe beleven we alle dingen om ons heen? Een auto is een auto, dat is waar. Maar hoe ver kom je met een auto zonder benzine of zonder accu of zonder contactsleutel? Wat kunnen we met een evangelie zonder bevrijding of zonder de doop met de heilige Geest of zonder geloof in het zoonschap?

Wees een boodschap!

Wij hebben de boodschap! Zeker weten, tenminste voor zover ik het weet, anders zou ik het anders weten. De boodschap werkt, brengt goede vruchten voort. Prijs de Heer! Maar maak haar niet tot onze boodschap, mijn boodschap. Wees veeleer een boodschap! Een boodschap is immers altijd bestemd voor de ander. Wanneer we de boodschap voor onszelf gaan reserveren, is het gevaar groot dat we de ander buiten sluiten of zelfs gaan veroordelen. ‘Ik heb de waarheid, de boodschap en de ander moet luisteren. Wie niet luistert, wordt veroordeeld’. Wie oordeelt, denkt de splinter te zien in het oog van zijn broeder, maar zie de balk in eigen oog.

Wie oordeelt stuurt zijn broeder weg en blijft alleen over.

Jezus zoekt daarentegen zijn broeders en bidt voor hen in plaats van te veroordelen. Hij werd zelf veroordeeld tot de dood maar blijft bidden: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat waarheid is’. Geen oordeel over hen en over mij maar een gebed werd de waarheid. Een gebed om de nood van de ander, de broeder, opdat deze niet omkomt, niet te kort komt aan waarheid.

Maar wie is dan wel mijn broeder? Wie de wil doet van de hemelse Vader! Hij gaat het Koninkrijk Gods binnen. ‘Wie in Mijn woord blijft is in waarheid Mijn discipel en hij zal de waarheid verstaan en de waarheid zal hem vrijmaken’ (Joh. 08:32). Waarvan? Van dood en verderf en alles wat daarmee verbonden is. Wie Gods woord bewaart, waarheid doet zijn, zal de dood in eeuwigheid niet zien. Hij is beschermd en geborgen. Hij komt veilig thuis. Buiten het ‘Vaderhuis’ is de put van eenzaamheid en verlatenheid. Daar is alleen de waarheid van haat, honger en dood.

Wie gemeentevisie heeft, heeft kijk op de thuiskomst. Daar kom je om te herstellen. Daar is shalom, echte vrede als volkomen bevrijding van aanklacht, schuld, verwerping, demonie en leugen. Jezus bidt: ‘Heilig hen in uw waarheid, uw woord is de waarheid’ (Joh. 17:17). In het Woord ligt onze bevrijding en waarheid. Wanneer de Zoon, het vleesgeworden Woord, ons heeft vrijgemaakt, dan zijn we werkelijk vrij, dan kun je gaan nadenken over de waarheid. Niet in de gevangenis, niet in de duisternis, maar in Gods tegenwoordigheid is overvloed van vreugde omdat er vrijheid is. Waar de Geest des Heren is, is volkomen verlossing, daar komt het zoonschap tot openbaring. Waar de Geest des Heren de leiding heeft, daar zijn de zonen Gods.

Zo is Jezus de Zoon van God. Hij is één met zijn Vader. Zoals Hij spreekt, is Hij in waarheid. Wat Hij belooft, doet Hij in waarheid. Woord en daad zijn één. Alle beloften Gods zijn in Hem: ja, waar gemaakt, amen. Ons geloof in Zijn woord, maakt dat woord tot werkelijkheid, tot waarheid. Ons geloof is het bewijs van de dingen die we nog niet zien. Wie, gelooft, ervaart het beloofde.

De waarheid van het Woord

Jezus heiligt zichzelf voor ons, gaf zichzelf volkomen voor ons, opdat ook wij geheiligd mogen zijn in waarheid (Joh. 17:19). In welke waarheid? De waarheid van het Woord.

Zo lezen wij onder andere in 1 Johannes 1 vers 9 (1 Joh. 01:09) dat indien wij onze zonden belijden, Hij getrouw en rechtvaardig is om ons de zonden te vergeven. En in Hebreeën 2 vers 15 (Heb. 02:15) staat dat Jezus de duivel onttroond heeft, opdat Hij allen zou bevrijden van de angst voor de dood. In Romeinen 8 vers 1 (Rom. 08:01) schrijft Paulus dat er geen veroordeling is voor hen die in Christus Jezus zijn. Ook is er genezing door geloof in Gods woord. In Psalm 107 lezen wij dat Hij zijn woord zond en hen genas. En in Filippenzen 4 vers 6 (Filip. 04:06) schrijft Paulus dat we in geen ding bezorgd behoeven te zijn. Het zijn maar enkele voorbeelden die duidelijk maken hoe belangrijk het Woord is.

Hoe breng ik dit alles nu in praktijk? Hoe wandel ik in waarheid? In mijn eigen leven, in mijn gezin, in de gemeente, overal elders? Hoe bewaren wij de woorden Gods? Adam en Eva mochten de hof bewaren en bewerken (Gen. 02:15). Wanneer ze Gods woord bewaard hadden, dan hadden ze de hof bewaard, tot waarde gebracht. Zij zouden zenen Gods zijn en de heerlijkheid van God gezien hebben. Jezus sprak bij de opwekking van Lazarus: ‘Heb Ik u niet gezegd, dat gij, indien gij gelooft, de heer­lijkheid Gods zult zien?’ (Joh. 11:40). De heerlijkheid van God heeft eeuwigheidswaarde. Het is het enige wat blijft in eeuwigheid. Daar hebben de zonen Gods, die in waarheid wandelen, kennis van genomen. Zij worden door God geleerd.

Velen zullen tot de Heer zeggen: ‘In Uw naam hebben we geprofeteerd en in Uw naam boze geesten uitgedreven en in Uw naam vele krachten gedaan…’ Maar Hij antwoordt: ‘Ik heb u nooit gekend’.

Van de dwaze maagden zegt de bruidegom: ‘Voorwaar, Ik ken u niet, Ik weet niet vanwaar gij zijt’ (Matteüs 25 en Luc. 13:25). Dat wil zeggen, hun oorsprong is niet bekend, ze zijn niet uit God geboren. ‘Ik ken je niet, Ik herken je niet, Ik zie in jou niet de kenmerken Gods’.

Jezus vertelt een verhaal over een rijke en een arme man. De arme man heeft een naam: Lazarus = ‘God helpt’. De rijke is een naamloze. Hij heeft geen naam, geen karakter. Gods karakter wordt niet herkend. Zorg datje een naam hebt. Zorg dat je naam, je wezen, in waarheid staat opgetekend in de hemel (Luc. 10:20). Dan is er reden tot blijdschap!

Gods naam is liefde en ontferming. God is liefde. Wie in de liefde blijft, blijft in God en God in hem. Dat bewerkt waarheid en vrijheid. Wie in de liefde blijft, is vrij van mensen, om mensen te kunnen dienen.

Jezus was volkomen vrij en geeft ons een voorbeeld door de voeten van de discipelen te wassen. Hij was volmaakt in vrijheid, wanneer Hij aan het kruis blijft hangen en bidt: ‘Vader, vergeeft het hen, ze weten niet wat waarheid is’.

Wees ook herkenbaar voor God. Laat de Zoon herkenbaar zijn in je leven voor God. De Zoon van wie de Vader zei: ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, van wie Ik houd’. Dat is echte waarheid. Dat helpt je er doorheen. ‘God houd van mij, van jou’. Dit aan de mensen bekendmaken, laten voelen, laten beleven, is gemeentebouw.

Dat is de vervulling van de wet, die ook Jezus heeft vervuld. Dan kun je aanbidden in geest en in waarheid.

De Schriftgeleerden aanbaden niet in waarheid. Ze waren niet vrij, niet vrij van zelfzucht en daarom gold hun aanbidding henzelf en werd zij een leugen.

De aanbidding van Jezus aan het kruis betrof ons. Zijn liefde weerstond zelfs de dood, want wie liefheeft, blijft niet in de dood. Ook wij zijn overgegaan uit de dood in het leven, omdat we de broeders liefhebben (1 Joh. 03:14; een tekst om over na te denken).

Satan wil de bevrijding van onbarmhartigheid tegenhouden. Maar Gods liefde werkt in ons en wij groeien, ons aan de waarheid houdende, in liefde, naar Hem toe. Wij groeien zelfs van de waarheid naar de volle waarheid of wel naar alle waarheid.

Zo wordt het beeld Gods in ons openbaar. De mens Gods in volkomenheid, tot alle goed werk volkomen toegerust. Gods werk, Gods plan gaat door, het einddoel wordt bereikt. Kom tot het besef van deze waarheid: God is liefde, Jezus is het bewijs.

 

De blauwe kamer door Ron Gast

Langs een rivier, ergens in het midden van ons land, ligt een verlaten steenfabriek. Tientallen jaren hebben mensen hier dakpannen en stenen gemaakt. Vele huizen in het land zijn zo de afgelopen decennia opgetrokken met bouwmaterialen uit het rivierengebied.

De rivier bracht eeuwenlang vruchtbare klei vanuit het bovenstroomse gebied naar het laagland. Op de klei werd naar verhouding weinig ‘geboerd’: de rivier overstroomde te vaak de laag liggende uiterwaarden. Daarom bleef de land- en tuinbouw hoofdzakelijk binnendijks; buitendijks heerste de rivier. Toch wisten ondernemende mensen hun voordeel te doen met dit ogenschijnlijke nadeel.

Deze mensen kwamen er achter dat de klei ook prima geschikt was voor de steen- en pannenbakkerijen. Ter weerszijden van de grote rivieren van Nederland vinden we ze: de steenfabrieken. In de directe omgeving werd de klei gewonnen; overal zijn de vergraven terreinen waarneembaar. Onregelmatig afgegraven, soms nog gras, vaak dras of moeras. Niet meer geschikt voor nuttig gebruik.

Niet meer geschikt? Welzeker geschikt! De schepping heeft haar schoonheid niet verloren. Een nieuwe natuur is aan het ontstaan, de natuur herstelt zich! Waar vroeger rond de steenfabriek ‘De Blauwe Kamer’ de machines groeven en de fabriek een zwarte walm uitblies, is nu een oase voor plant en dier in ontwikkeling. En om de natuurlijke processen een handje te helpen, begeleiden biologen (kenners!) deze natuurontwikkeling.

Soms zijn mensen(-levens) als afgegraven terreinen: ze dragen de sporen van langdurig en zwaar gebruik. ‘Afgeschreven’ voor de wereld. Ieder laat zulke mensen links liggen; niets meer te halen, niets meer mee te beginnen.

En dan komt God. Hij ziet nieuwe mogelijkheden. Hij kent het herstellingsvermogen van Zijn schepping, van Zijn schepselen. En omdat Hij er in gelooft, stuurt Hij Zijn ‘levensdeskundlge’ om een handje te helpen.

God zelf geeft het vergraven leven vernieuwde kracht; Zijn eeuwig stromende rivier met levend water zorgt daarvoor.

En wij? Wij mogen er van genieten. Genieten dat God niet ophoudt met mensen te herstellen en te vernieuwen, met u, met mij.

 

Helden grijpen ernaar door Evert van de Kamp

“Sinds de dagen van Johannes de Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en geweldenaars grijpen ernaar” (Matt. 11:12).

Er zijn van die Bijbelteksten die je om de een of andere reden danig kunnen intrigeren. Bovenstaande tekst, in die vorm althans, is er voor mij zo één. Ik heb altijd al het gevoel gehad: hier (met deze NBG- vertaling) klopt iets niet. Ik kan niet voldoende uit de voeten met de woorden ‘geweld en geweldenaars’. Tenminste niet in de context, de samenhang, van dit verhaal. Het woord van de Heer tot Zerubbabel luidde al: “Niet door kracht noch door geweld, maar door mijn Geest!” (Zach. 04:06). De woorden in de Griekse grondtekst kunnen mij in de gegeven letterlijke vertaling al evenmin helpen. Die woorden zijn: “Het Koninkrijk der hemelen wordt geweld aangedaan en geweldenaars rukken het weg”. Nu vinden alle bijbelvertalers dat de vertaling erg moeilijk is. Iedere vertaler vraagt zich in gemoede af: wat bedoelt de bijbelschrijver nu precies? Dan komt het er heel erg op aan: versta je watje leest? De uitleg kan de vertaling behoorlijk beïnvloeden. En dan kun je lelijk de mist ingaan.

Versta je werkelijk wat je leest?

Dat blijkt in de praktijk soms best moeilijk te zijn, ondanks alle goede bedoelingen. De ene vertaling is de andere niet. Soms spreken de verschillende vertalingen elkaar tegen.

Het is niet doenlijk al die vertalingen in een paar zinnen met elkaar te vergelijken. Een enkel voorbeeld verduidelijkt hopelijk wel wat.

Zo zeggen de Statenvertalers: “Het Koninkrijk der hemelen wordt ? geweld aangedaan en de gewel­denaars nemen hetzelve met geweld”.

In datzelfde spoor zit de populaire Goed Nieuws Bijbel met: “Het hemelse Koninkrijk heeft het zwaar te verduren; geweldige machten proberen het te nemen”. Deze vertalers suggereren in het eerste vers deel dat de tegenstander, de duivel met zijn trawanten, een geweldige druk uitoefenen op het Koninkrijk van God en in het tweede vers deel dat de vijandige geweldenaars het wegroven. En inderdaad, die strijd in de hemelse gewesten of de onzienlijke wereld kennen we.

Maar de vraag is of deze uitleg, gezien het gehele verband, hier wel juist is. Het tekstverband spreekt namelijk ten eerste niet van zo’n gewelddadig optreden en ten tweede is de gedachte van een wegroven van het Koninkrijk moeilijk aanvaardbaar. De meeste commentatoren kunnen zich in deze opvatting vinden en dat terecht, denk ik.

De Leidse vertaling komt al wat dichterbij. Die zegt: “Op het Koninkrijk der hemelen wordt storm gelopen, en bestormers grijpen er met geweld naar”. Beide tekstdelen zeggen hier echter hetzelfde en dan gaat er toch een stuk verloren van de wezenlijke inhoud.

Ik vond een veel bevredigender vertaling, mooi en duidelijk. Hij is van Herman Ridderbos en luidt: “Het Koninkrijk der hemelen breekt zich krachtig baan en die met kracht te werk gaan, nemen het als buit”. In het eerste deel valt het volle accent op het Koninkrijk van God dat ‘krachtig’ baan breekt en in het tweede deel wordt verteld hoe wij met ‘kracht’ te werk kunnen gaan om het te verkrijgen.

Het Koninkrijk breekt krachtig baan

Vanaf de dagen van Johannes de Doper is de strijd in het Koninkrijk der hemelen ontbrand. Het is de strijd tussen het Koninkrijk van God en het rijk van de duivel, kortweg de geestelijke strijd. Johannes is de voorloper tot die strijd. Met Jezus ontbrandt de strijd ten volle. ‘Tot nu toe’, staat er. Dit ‘proces’ is dus nog niet afgelopen. In zijn kielzog volgen de Geest gedoopten de Heer Jezus Christus, de Zoon des mensen, de Zoon van God.

Johannes is voor Jezus meer dan een profeet. Letterlijk staat er in het Grieks: ‘Een voortreffelijker man dan een profeet’.

Waarom groter dan een profeet? Omdat zijn bediening (veel) meer inhield dan die van louter profeet alleen. Het is de bediening van Johannes de voorloper van de Messias, de Heer Jezus Christus, te zijn. Voor Jezus is Johannes meer dan de stem die roept in de woestijn!

Vervolgens zegt de Heer iets dat nog opmerkelijker is: “Maar de kleinste in het Koninkrijk der hemelen is groter dan hij” (Matt. 11:11). Waarom groter dan de heraut Johannes? Omdat de kleinste in het Koninkrijk der hemelen een nog groter bediening ontvangt dan Johannes de Doper ontving, namelijk dezelfde bediening als Jezus.

Die bediening staat beschreven in Matteüs 10 vers 7 en 8 (Matt. 10:08): “Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet”.

In de Openbaring van Johannes lezen we in hoofdstuk 19 vers 11 tot 16 (Openb. 19:11-16) van die geestelijke strijders in het Koninkrijk der hemelen. De ruiter (Jezus) op het witte paard (beeld van de heilige Geest) velt vonnis en voert oorlog in gerechtigheid. Hij wordt gevolgd door de heerscharen, die in de hemelen (hemelse gewesten) zijn, op witte paarden, gehuld in wit en smetteloos fijn linnen. De zonen Gods worden openbaar.

Met kracht, de kracht van Gods Geest, als een storm, wordt steeds weer een geweldige slag toegebracht aan de heerschappij van de satan. Er is sprake van een enorme geestelijke worsteling. Hoe is dat?, vraagt Johannes zich af. Op zijn vraag hoe het met die strijd staat, krijgt Johannes ten antwoord: “Blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie”. Niet ten overvloede voegt Jezus er aan toe: “En zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt”. Want er zijn er die zich ergeren en zelfs afhaken. Laten wij bidden, niet definitief.

De enorme realiteit van dit alles wordt in Matteüs 12 vers 28 (Matt. 12:28) in één zin samengevat: “Indien Ik (Jezus) door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen”.

Het is niet tegen te houden. De heilige Geest is de baanbreker aller tijden. In onze tijd zelfs meer dan ooit. Jezus, de eerste Geest gedoopte, zette dit proces in gang. Hij bracht de satan slag op slag toe (Hand. 10:38).

En Jezus sprak: “Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze” (Joh. 14:12).

Ieder dringt zich erin

Lucas 16 vers 16 (Luc. 16:16): “Sinds de tijd van Johannes wordt het evangelie gepredikt van het Koninkrijk Gods en ieder dringt zich erin”, is een prachtige aanvulling. Het sluit welhaast naadloos aan bij de vertaling “die met kracht te werk gaan nemen het als buit”.

Dat zijn geen mensen die er moeiteloos bij willen horen. Integendeel, het zijn gedreven mensen die alles op alles zetten om doelbewust en vol ijver de kans te grijpen het Koninkrijk van God binnen te gaan.

In Jezus’ dagen waren dat, naast zijn discipelen, onder andere tollenaars en hoeren. Indringers, zonder recht of aanspraak op dat Koninkrijk, verschaffen zich met ‘geweld’ toegang. Toen ze het Koninkrijk eenmaal zagen, kon niets hen weerhouden de ‘buit’ te nemen. De poorten staan immers open voor hen die het in bezit willen en kunnen nemen. Elk die wil mag komen! Het zijn de geestelijke ‘krakers’ die komen. Alles hebben ze er voor over om dat Koninkrijk te winnen.

Het woord ‘geweld’ drukt de kracht uit en de Vurige, felle begeerte om het doel te bereiken. Voor gemakzucht is geen plaats. Omdat er ook tegenstand is, moet er gestreden worden (Matt. 07:13-14).

Er is sprake van een geestelijke bestorming. Die beeldspraak herinnert aan iemand die een burcht of een stad bestormt (kraakt) en die geen moeite schuwt zijn poging te laten gelukken.

Met kracht te werk gaan, is mogelijk geworden door de doop in de heilige Geest. De Geestesgaven zijn gegeven om zonen Gods in staat te stellen volledig te overwinnen. Het Koninkrijk van God breekt zich krachtig baan en zonen Gods zetten alles op alles om de volle buit op satan binnen te halen.

Helden grijpen ernaar

Van een Spaanstalige Nederlandse zendeling hoorde ik dat er een Spaanse vertaling is die spreekt van: ‘Helden grijpen ernaar’. Naar mijn ‘gevoel’ is het dat helemaal. Dit komt heel dicht bij de bedoeling van de grondtekst.

Maar wat is een held? Wie is een held? De volksmond zegt wel: ‘Helden worden niet geboren, helden worden gemaakt’. Terecht, in bijzondere vaak zeer moeilijke en zelfs bizarre omstandigheden en toestanden, schiet als het ware ineens een ‘held’ naar voren. We kunnen het best naar Bijbelse voorbeelden zoeken.

In ons Bijbelgedeelte, Matteüs 11:2-15 (Matt. 11:02-15), ziet Jezus de baanbreker Johan- nes de Doper niet als een min of meer zielige twijfelaar, maar als een waardige bondgenoot, een held Gods. Dat blijkt uit de drie vragen die Jezus de omstanders stelt: ‘Wat zijn jullie gaan zien?

Een riet, door de wind bewogen? Een wispelturig mens? Dat absoluut niet.

Een mens, in weelderige (Grieks: zachte) kleding? Een slappeling, een lafaard misschien? Hij zat gevangen omdat hij Herodes Antipas verweet de vrouw van zijn broer te hebben afgenomen.

Een profeet dan? Inderdaad, maar meer dan een profeet’.

Van Jezus zingen wij: ‘Geen graf hield Davids Zoon omkneld,

Hij overwon, die sterke Held’.

Ik denk aan de ‘stotteraar’ Mozes: “Ik ben geen man van het woord, ik ben zwaar van mond en zwaar van tong” (Ex. 04:10). Hij werd een man Gods, een held.

Voor mij is Gideon ook zo’n man. Weggekropen vanwege het gevaar der Midianieten, zoekt de engel des Heren hem op en zegt: “De Heer is met u, gij dappere held!” (Richt. 06:07-17). God had een geheel andere kijk op hem, dan Gideon zelf.

De helden Gods, er waren en er zijn er heel veel, zijn bepaald geen krachtpatsers. Dat wordt trouwens ook niet van hen verwacht.

In zijn proefschrift ‘Het Lied van de Doortocht’, geeft dr. Klaas Goverts een treffende typering. Hij zegt: ‘De strijder Gods is niet de tarzanfiguur, niet de krachtpatser, maar de man of vrouw met een ‘andere geest’ (zoals van Kaleb gezegd wordt), vaak in gevaar, soms ‘dodelijk moe’, doch juist dan dragend het ‘stigma van uw aanwezigheid’, hun enige wapen is maar al te dikwijls dat ze wakker liggen in de nacht der tijden’.

En dan verwijst Goverts naar een versregel uit de strijdzang der Tabonieten (radicale Hussieten): ‘Het heidendom heeft zijn helden, maar de God van Israël heeft zijn mensen. Er is geen groter held dan hij of zij die waarachtig mens is’.

In Hebreeën 11 vindt u een bijna complete lijst van deze mensen, van geloofshelden. Gods monument. Stuk voor stuk mensen die zichzelf zwak noemen, maar die sterk waren in hun God.

Mensen als de apostel Paulus die van zichzelf getuigde: “Als ik zwak ben, dan ben ik machtig” (2 Kor. 13:10). Terwille van Christus was hij een held. Een godslasteraar, een vervolger, een geweldenaar promoveerde tot ‘lam’ (1 Tim. 01:13). Een held Gods is voor mij de gelovige man of vrouw in de straat die het Woord van God onvervalst vasthoudt, die te allen tijde zijn of haar geloof in de Heer bewaart en de helper is van zijn of haar naaste. Met een groot woord: de mens Gods in Christus. De held die zich in het Koninkrijk Gods dringt en dat nooit meer loslaat.

 

Strijd en aanbidding door Margreet Gast

Het lijkt zo’n tegenstelling: strijd en aanbidding. Bij aanbidding denken we aan: vrede en liefelijkheid, aan zingen en spreken tot Gods hart, aan een klimaat van intense, heilige toewijding.

Bij strijd komt eerder het beeld op van moeite en zuchten, van verbeten vasthoudendheid, van roepen tot God in benauwdheid.

Toch hebben strijd en aanbidding alles met elkaar te maken: een aanbid­der die de geestelijke strijd niet voert, bestaat niet. En evenzo kan een strijder in Gods leger niet anders dan een aanbidder van God zijn.

Het Woord in ons

Strijd en aanbidding worden aan elkaar gekoppeld in het leven van een kind van God, door de doorleefde, in geloof aanvaarde waarheid in en over hemzelf. Een christen leeft vanuit de waarheid geopenbaard in de Zoon. Gods woord, we zullen het moeten kennen, heel gewoon door ons erin te verdiepen, de Bijbel te lezen, de studies en spreekbeurten in de gemeente goed te volgen.

Maar we zullen nog meer met het Woord moeten doen: het aanvaarden als gezaghebbend. In gehoor­zaamheid laten we Gods Woord het laatste woord hebben in ons leven. Dan wordt het: ‘Elk van God ingegeven Schriftwoord is voor mij persoonlijk neergeschreven. Het is van toepassing op mijn persoonlijk leven’.

En dan gaat het zijn werk doen: als een scherp tweesnijdend zwaard gaat het scheiding brengen in ons denken. Want God zal met ons spreken over onszelf. Hij maakt ons duidelijk wie we zijn in Hem. Ons eigen-’wijze’ denken en de leugens van satan -ook in ons gevoelsleven­ worden aan het licht gebracht… En de strijd is een feit! Geleid door de Geest der waarheid worden ons onze onzienlijke vijanden feilloos bekend gemaakt.

Relatie met God

Het gesprek met onze hemelse Vader, daar ligt de kern van ons bestaan. Daar wordt de aanbidding geboren. Want wie heeft ooit zulke liefdevolle, herstellende, heilvolle gedachten over ons gekoesterd dan alleen onze God? En wie heeft ons meer hoop voor ons leven gegeven dan Hij? En wie is ons meer tot Leidsman en Leraar geweest dan Jezus Christus? Niemand! Deze Heer aanbidden spreekt dan ook vanzelf!

Iedereen die deze liefde tot de waarheid heeft, zal dan ook elke leugen haten. Ook de leugen en zonde in eigen leven. Er is enorme geesteskracht in het liefhebben van dit evangelie van bevrijding.

Diezelfde kracht zal zich keren tegen de satan, de leugenaar en zondaar vanaf het begin.

Wie gekozen heeft voor Jezus wil niets liever dan helemaal bekwaam worden Hem te dienen in heiligheid en gerechtigheid. En als zonde, gebondenheid, verkeerd denken, ons afhouden van die dienstbaar­heid, is het duidelijk: de strijd zal gestreden worden, met de overwinning in Jezus Christus voor ogen.

Het gesprek met de hemelse Vader, daar ligt ons bestaan. We laten ons door Hem openbaren hoe het in ons leven is gesteld. We laten ons Zijn plan voor ons leven en de gemeente ontvouwen. Een schare die niemand tellen kan, zo velen zullen Zijn aanbidders zijn! En diezelfde schare zal Zijn leger vormen, dat, onder aanvoering van Jezus, de satan zal overwinnen. Wie dit hoort, wil er deel aan hebben!

God steeds meer kennen, houdt onafwendbaar in: Hem meer liefhebben, meer eren en roemen. De liefde voor de Vader houdt in dat het verlangen Hem gehoorzaam te zijn steeds sterker wordt.

Je toewenden naar het licht is: je afwenden van de duisternis.

Je laten grondvesten in de waarheid is: je losrukken uit de leugen.

Je laten bekleden met de mantel der gerechtigheid is: de zonde afleggen. Je hart geven in liefde en gehoor­zaamheid aan God is: onaantastbaar willen worden voor satan.

De Heer der heerlijkheid aanbidden is: elke macht der duisternis maken tot een voetbank voor Zijn voeten. De Geest van God heeft een vuur in ons hart doen ontbranden, dat ons intens toegewijd doet zijn aan God en ons met goddelijke kracht vervult om elke vorm van duisternis te overwinnen.

Aanbidding en strijd, twee uitersten in een christenleven? Aanbidding en strijd: onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ze komen vanuit dezelfde bron: een mensenhart, gevonden, gereinigd, bemind en hoog verheven door zijn God. Want de waarheid van God is: ‘De lof verheffingen Gods zijn in hun keel, en tweesnijdend zwaard is in hun hand’ (Psalm 149:006).

 

De gemeente in de eindtijd door Jan Kees Roose

Bijbelstudie, op basis van openbaring, over plaats en taak van de Gemeente van Jezus Christus in het herstelplan van God (8)

De gemeente en de antichrist (2)

(Openb. 11:03, Openb. 11:7-13; Openb. 16:01-18; Openb. 19:19-21. Zie ook het algemeen overzicht in “Levend Geloof’ van januari).

Opnieuw gaan we ons bezig houden met de gebeurtenissen, aangekondigd door de vierde tot en met de zesde bazuin. Daarover is al eerder verwezen naar Openbaring 8 vanaf vers 12 (Openb. 08:12) en Openbaring 9. We maken nu een begin met de zevende bazuin.

Dit keer behandelen we hoe de antichrist zijn gemeente vormt, de confrontatie met de Gemeente en de zeven plagen. Daarvan heeft de laatste betrekking op de slag van Harmagedon. Daarbij gaat het ons niet om de details, maar om de essentie.

De antichrist; wat is de aard van zijn werk?

Lijkt de woordverkondiging van de antichrist ogenschijnlijk aantrekkelijk en oogsten zijn wonderen veel waardering, al snel zal blijken dat het allemaal minder vrijblijvend is dan het in eerste instantie leek. Diegenen die direct helemaal voor hem kiezen, zullen zelf nog geen-last hebben van de occulte inwoning van de geest uit de afgrond, hoewel ze wezenlijk daardoor veranderen. Maar diegenen uit Babel die niet direct kiezen of meelopers zijn, komen al snel onder een grote geestelijke druk te staan, veroorzaakt door horden occulte geesten die uit de afgrond worden opgeroepen. Dit is een bewuste daad van de antichrist en zijn volgelingen om door geestelijke pijniging tot een keuze te dwingen. De gebeurtenissen na de vijfde bazuin getuigen daarvan.

Door het ‘verbond’ met Apollyon, de vorst over de afgrond, is het voor de antichrist nog maar een koud kunstje om de geesten die gebonden waren in de afgrond, los te maken en in te zetten in zijn sinistere plan. Dat betreffen geesten die onder andere door de gelovigen in de voorbije eeuwen in de afgrond waren geworpen! Die worden er nu weer uitgehaald. Na een periode van inactief-zijn en vernedering gaan ze, onder de meedogenloze leiding van de antichrist, er vele malen actiever tegenaan. Het gevolg is dat de wereld bijna bezwijkt onder de horden duistere occulte machten uit de afgrond. Als rook stijgen ze op, ook worden ze vergeleken met sprinkhanen, schorpioenen en paarden met leeuwentanden.

Het geestelijke klimaat op aarde verandert daardoor. De pressie zoals die nu ervaren wordt is er nog nooit geweest (Matt. 24:21). Iedereen krijgt er mee te maken, inzonderheid hen die in geestelijk opzicht in Babylon vertoeven. Gepijnigd tot het uiterste worden ze tot een keuze voor de antichrist gedwongen. Hij biedt ze verlossing aan. Maar door gebrek aan geestelijk inzicht wordt de oorzaak van de geestelijke pressie niet duidelijk en van echte verlossing is al helemaal geen sprake.

De wijze waarop de antichrist met mensen omgaat is te typeren met: manipuleren, intimideren en overheersen. Wordt men niet goedschiks -door verleiding- volgeling van hem, dan maar kwaadschiks, door middel van geestelijke pressie. Zo bouwt de antichrist zijn gemeente.

Hoe ondergaat de Gemeente deze periode?

Uiteraard gaat deze periode niet ongemerkt aan de Gemeente voorbij! Er heerst een grote geestelijke verdrukking in de wereld. Maar het treft haar niet! Ze leeft in geestelijk opzicht immers in de woestijn, buiten het gezicht van de slang (zie deel 5).

De Gemeente is te vergelijken met de ark van Noach: de rechtvaardige zonen Gods bouwen de ark en het zwakke vindt er bescherming in (zie bijvoorbeeld Openbaring 9 vers 5 (Openb. 09:05). De zonen Gods kunnen volmaakt heiligen hen, die zich daaraan onderwerpen. Pasbekeerden worden ingevoegd. Zij die onder grote geestelijke druk uit Babylon gevlucht zijn, vinden onderdak, bevrijding en vernieuwing.

Zo gaat de ontwikkeling van de Gemeente wereldwijd ‘gewoon’ door. De antichrist trekt weliswaar alle aandacht met zijn nieuwe leer voor een betere wereld, gepaard gaande met occulte tekenen en wonderen. Het verschil in optreden tussen de antichrist en de Gemeente is groot: spektakel versus eenvoud. Maar dat wil niet zeggen dat de Gemeente de mindere is, in tegendeel zelfs. De zonen Gods hebben autoriteit ‘om de hemel te sluiten’ (Openb. 11:06), en dat zullen ze in confrontatie met de antichristelijke gemeente vaak doen als het om behoud van mensen gaat die zoekende zijn naar de waarheid. Lees in dit verband ook nog eens wat ik daarover schreef in de delen 4, 5 en 6.

Verliest de Gemeente het dan toch nog van de antichrist?

De haat tegen de Gemeente van Jezus Christus is onbeschrijfelijk groot. Overal waar van confrontatie sprake is tussen de Gemeente en de gemeente van de antichrist, moet de laatste het afleggen. De ontwikkeling van de antichristelijke gemeente vordert zover, dat de antichrist door zijn geest zijn gemeente de opdracht kan geven (dus op bovennatuurlijke wijze) om de Gemeente te vervolgen en te doden.

Dit is het moment waarop satan heeft gewacht en waarvoor hij zijn macht aan de geest van de antichrist heeft overgedragen: de volmaakte Gemeente, (in ieder geval een grote vertegenwoordiging van gemeenten over heel de aarde), wordt vermoord, wat tot een groot feest leidt (Openb. 11:07-10; Openb. 13:07).

Hoe is dat nu toch mogelijk? De Gemeente heeft toch autoriteit in hemel en op aarde? Dit geheimenis is groot. Eén ding is zeker: het past in het plan van God! Het is geen zwakheid van de Gemeente, maar een welbewuste keuze. Ze kiezen ervoor het getal van de martelaren vol te maken (Openb. 06:11). De volgende maand komen we hierop terug!

Let op het resultaat: ze staan op uit de dood met een verheerlijkt lichaam. Vanaf nu zijn ze niet meer gebonden aan de aarde: dit is de wederkomst des Heren in de Zijnen (2 Thess. 01:10). Ook zij die levend achtergebleven zijn veranderen in een punt des tijds. Zie in dit verband ook 1 Korinthiërs 15 vers 51 tot 57 (1 Kor. 15:51-57) en 1 Thessalonicenzen 4 vers 15 tot 17 (1 Thess. 04:15-17).

De Gemeente is nu niet meer gebonden aan de aarde. Ze onttrekt zich aan de zichtbare wereld om zich voor te bereiden op de laatste confrontatie: de slag bij Harmagedon.

Wat is de reactie van de antichrist op de opstanding?

De verbijstering om de opstanding van de zonen Gods leidt in antichristelijke kring tot grote verwarring. Zou de antichrist dan toch ongelijk hebben? Zou Christus geen leugen maar toch de waarheid blijken te zijn? De antichristelijke gemeente schudt op haar grondvesten. Een deel trekt zich terug en erkent dat God machtiger is dan de antichrist (Openb. 11:13).

Maar de antichrist is woest. Door geestelijke intimidatie met behulp van zijn weerzinwekkende geest brengt hij weer orde in zijn gelederen. De plagen in de antichristelijke gemeente zijn voor een deel hierdoor verklaard, maar daarover straks meer.

Hij ontwikkelt een nieuw plan, opnieuw een reactie op wat God bewerkt heeft: als de Gemeente zich in de geestelijke wereld teruggetrokken heeft, dan zal hij haar opzoeken en in de onzichtbare wereld de strijd met haar aangaan. Daarvoor zal op grote schaal uittreding uit het lichaam plaats moeten vinden: een wereldwijde spiritistische seance.

Maar het lukt hem om zijn volgelingen de leugen te laten geloven: ‘Ze zijn gevlucht, we moeten ze achterna! Als wij ze achtervolgen dan is de gemeente van Christus te overwinnen en zijn wij heersers in hemel en op aarde’. Op deze wijze worden ze voorbereid en verzameld tot de oorlog (Openb. 16:13-14).

Hoe moeten we de plagen verstaan?

Als we de plagen behandelen houden we het axioma vast: God is enkel goed en wil dat alle mensen behouden worden!

De zeven plagen herinneren ons aan de plagen uit Egypte. Ook toen was sprake van een geweldige confrontatie tussen Mozes en Farao, of beter gezegd: tussen God en de góden van Egypte van wie de Farao op aarde de vertegenwoordiger was (Ex. 12:12). Door de weerspannigheid van Farao kwam het oordeel over zijn volk. Hoe dat gebeurde kunnen we bijvoorbeeld lezen in Psalm 78 vers 50 (Ps. 078:050): God behoedde hun zielen niet voor de dood maar gaf hun leven prijs…

De straf van God is dat Hij zich terugtrekt. Elke mens leeft in een zekere bescherming. Hij laat de zon opgaan over bozen en goeden (Matt. 05:24), maar bij welbewust verzet tegen God trekt Hij zijn bescherming terug, waarop de boze geesten hun kans grijpen. De plagen waren niets anders dan loon naar werken voor de Egyptenaren: boze geesten kunnen naar hun aard maar op één manier uitbetalen, met onheil en verderf dus. Maar wie gaf het sein? Wie bepaalde het moment dat de bescherming Gods terugweek? Mozes, zijn dienstknecht. Farao mocht kiezen, tot tien keer toe, maar hij wilde niet luisteren. Zo haalde hij het onheil over zijn volk

Eigenlijk gebeurt bij de antichristelijke gemeente niets anders: de haat en het verzet tegen God is zo groot dat de bescherming van zijn volgelingen wordt weggenomen, (deze actie vindt zijn oorsprong in de tempel, (Openb. 16:01) en de gevolgen van de occulte werken in de gemeente van de antichrist zichtbaar worden. De machten der duisternis leven zich helemaal uit in de mens. Naar geest, ziel en lichaam wordt hij aangetast. Zijn aard wordt gelijk aan dat van het beest uit de afgrond en van de antichrist. Zo er nog sprake zou zijn van inkeer, dan is dit de laatste kans.

Maar de respons lijkt nihil, zo verdorven is hun aard geworden dat ze God en de Gemeente lasteren en de schuld geven. De antichrist, de veroorzaker van de plagen, gebruikt deze om zijn volgelingen ’toe te bereiden’, om ze zover te krijgen dat ze hem in blinde haat zullen volgen om strijd te voeren tegen de Gemeente in de hemelse gewesten.

Is de slag bij Harmagedon langdurig en hevig?

De slag bij Harmgedon is de eindstrijd tussen Christus en de antichrist. Alle kracht en macht uit het rijk der duisternis stelt zich op. De gemeente van de antichrist trekt naar de inwendige mens de hemelse gewesten in. Dit is de grootste spiritistische seance ooit gehouden: hun inwendige mens verlaat het lichaam om oorlog te voeren.

Wie zijn hun tegenstanders? De ruiter op het witte paard gevolgd door de heerscharen die in de hemel zijn, ook op witte paarden: Christus en zijn verheerlijkte Gemeente (Openb. 19:11-16).

Is de strijd hevig? ‘Het is geschied’, staat er eenvoudig in hoofdstuk 16 vers 17 (Openb. 16:17). Zo groot is hun heerlijkheid en kracht dat hun machtswoord het duistere leger krachteloos maakt. De antichrist en zijn geest worden gegrepen en in de poel des vuurs geworpen, ook wel de buitenste duisternis of hel genaamd. Dit is de plaats, voor de satan bereid, waaruit terugkeer in der eeuwigheid niet meer mogelijk is. Zijn volgelingen worden met een gezag woord (het zwaard) in de afgrond -het duistere deel van het dodenrijk- geworpen om te wachten op het laatste oordeel (Openb. 19:19-21). Ook satan wordt gegrepen en voor duizend jaar, uiteraard symbolisch bedoeld, gebonden in de afgrond (Openb. 20:01-03).

De overwinning op het rijk der duisternis is zo gigantisch dat op aarde alle (niet christelijke) religieuze systemen hun macht en invloed op de mensheid verliezen (Openb. 16:19-20).

Er breekt een nieuwe tijd aan: de tijd van herstel aller dingen!

1992.07-08 nr. 339

Levend geloof 1992.07-08 nr. 339

Geen plaats voor twijfel door Gert Jan Doornink

“Hebt geloof in God. Voorwaar, Ik zeg u, wie tot deze berg zou zeggen, hef u op en werp u in de zee, en in zijn hart niet zou twijfelen, maar geloven, dat hetgeen hij zegt geschiedt, het zal hem geschieden. Daarom zeg Ik u, al wat gij bidt en begeert, gelooft, dat gij het hebt ontvangen, en het zal geschieden” (Mark. 11:22-24).

Twijfel is een grote vijand

Hoe overwinnen wij twijfel? Is er in ons leven nog plaats voor twijfel? Dat zijn de vragen die wij onder ogen willen zien. Misschien kunt u zich herinneren dat wij ons enige tijd geleden hebben bezig gehouden met het onderwerp: ‘Hoe overwinnen wij angst in ons leven?’ (Levend Geloof nr. 330, oktober 1991). In dit artikel willen wij het hebben over de twijfel. Want ook twijfel is ongetwijfeld (!) een grote barrière bij het functioneren van ons geloofsleven. Ieder kind van God heeft er in feite mee te maken. De vraag is: Hoe gaan wij er mee om? Hebben wij overwinning over de twijfel?

Twijfel is een grote vijand. Het is één van de pijlen die de duivel op zijn boog heeft om ons geloofsleven onvruchtbaar te maken, om ons uit te schakelen in dienst van Gods Koninkrijk. Twijfel veroorzaakt dat we verkeerde beslissingen nemen of helemaal besluiteloos zijn en een zogenaamde ‘uitstel-christen’ worden.

Twijfel veroorzaakt dat de openbaring van het zoonschap achterwege blijft, dat we nederlaag-christenen zijn, terwijl God ons juist heeft opgeroepen om te overwinnen.

Paulus schrijft aan het einde van zijn brief aan de Romeinen: “De God nu des vredes zal weldra de satan onder uw voeten vertreden” (Rom. 16:20). Let wel: onder uw voeten. Met andere woorden, het is onze taak! God doet het, maar Hij gebruikt daartoe de mens, dat wil zeggen de nieuwe mens in Christus.

Als we ons dat bewust zijn, gaan wij alle vijanden aanpakken die dat willen belemmeren en één van die vijanden is de twijfel. Daarvoor is het nodig dat we ons strijdvaardig opstellen. Hebben wij deze strijdvaardigheid nog in ons? Of zijn we een beetje moe, lui en lusteloos geworden?

Wanneer we over ‘strijd’ spreken bedoelen we natuurlijk de geestelijke strijd, waarvan Paulus in zijn brief aan de gemeente te Efeze zegt dat deze is “tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten” (Ef. 06:12). En Salomo zegt dat er geen verlof is tijdens de strijd. Dus ook in deze vakantietijd gaat het door!

Hoe overwinnen wij twijfel?

Hoe gaan we nu vijand twijfel aanpakken en overwinnen? Wij zullen, vóórdat we hem werkelijk kunnen overwinnen, moeten weten hoe hij zich openbaart.

Want hij probeert zich natuurlijk te verbergen. Dat is typisch de tactiek van de duivel. Hij doet geraffineerd en geniepig zijn werk. Niet voor niets ontmaskerde Jezus de duivel op een niet mis te verstane wijze, tijdens Zijn bediening op aarde. In Johannes 10 vers 10 zegt Jezus van satan dat hij een dief is die komt om te stelen, te slachten en te verdelgen. En in Johannes 8 vers 44 (Joh. 08:44) zegt Jezus van de duivel dat hij de mensenmoordenaar vanaf het begin is en dat er in hem geen enkele vorm van waarheid aanwezig is. Hij is één en al leugen, slechtheid en duisternis.

Vroeger leefden wij in de duisternis, thans in het licht, maar dat betekent dus ook dat iedereen die nog niet behoort tot de Gemeente van Jezus Christus, in meerdere of mindere mate leeft in de duisternis en beheerst wordt door de twijfel, vooral als het de geestelijke zaken betreft.

Zodra wij iemand confronteren met het evangelie van Jezus Christus zal daar vijand twijfel de kop opsteken en zal zo iemand zeggen: ‘Dat heb ik niet nodig. Ik geloof niet in God en Jezus Christus. Ik geloof dat met de dood alles uit is’, enz. Of tegenwoordig: ‘Ik geloof in reïncarnatie en dat ik in één of andere vorm terug zal komen’.

Gelukkig zien en weten wij dat Gods Geest sterker is dan alle geesten waarmee de duivel manoeuvreert en opereert. Mensen komen ook in onze dagen vanuit de duisternis in het licht. Zij laten de twijfel achter zich en aanvaarden de zekerheid van het geloof (Heb. 11:01).

Waarom wij geestelijke groei nodig hebben

Maar ook nadat wij een kind van God zijn geworden laat de duivel ons niet met rust, door ons aan te vallen met twijfel. Zelf heb ik dat gekend. In de eerste jaren na mijn bekering twijfelde ik soms of ik wel een kind van God was.

Daarom is het ook zo belangrijk geestelijk te groeien tot we het volwassen stadium in Christus hebben bereikt en ons werkelijk openbaren als volwaardige zonen Gods!

Hoe staat het ervoor met onze geestelijke ontwikkeling? Zijn wij tevreden met het feit dat wij een kind van God zijn of hebben we werkelijk het verlangen geestelijk te groeien en als zonen Gods de vijand onder onze voeten te vertreden?

Weet u waarom er heel wat kinderen Gods weer terugvallen? Omdat ze in een beginstadium van hun geloofsleven zijn blijven steken! Zij rekenen niet radicaal af met de vijand en geven hem kans te infiltreren, onder andere met de twijfel. Zij gaan niet de geestelijke weg van strijd en overwinning en hebben nog nooit met Christus hun plaats ingenomen in de hemelse gewesten om van daaruit te kunnen strijden en overwinnen (Ef. 02:06). Zij klagen dat zij geen antwoord krijgen op het gebed en twijfelen er aan of God Zijn beloften wel waar maakt. Lees eens wat Jakobus daarvan zegt:

“Indien iemand van u in wijsheid (en in alle andere dingen die de Heer geven wil – red.) te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden. Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt. Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ontvangen, innerlijk verdeeld als hij is, ongestadig op al zijn wegen” (Jak. 01:05-08).

De twijfelaars komen nu misschien met de opmerking: ‘Maar God is toch een goede God, dus Hij geeft toch altijd het goede aan de mens’. Dat is 100% waar. Maar Jakobus geeft hier een duidelijk antwoord waarom het bij twijfel toch niet gebeurd. Zo iemand is innerlijk verdeeld, is ongestadig (veranderlijk, onstabiel) op al zijn wegen.

En iemand die zo is geeft daarmee te kennen dat hij zich niet werkelijk openbaart (of openbaren wil) als zoon van God.

God kan doodeenvoudig aan zo iemand niets toevertrouwen. God is een goede God, maar hij zal nooit Zijn goedheid delen met de slechtheid van de duivel. Geen vermenging van goed en kwaad, geen evenwicht tussen het slechte en het goede, zoals bijvoorbeeld in de New Age gedachten naar voren komt.

In feite is het de mens zelf dus, onder inspiratie van de vorst der duisternis, die de vervulling van Gods beloften tegenhoudt: “Zo iemand moet niet menen dat hij iets van de Here zal ontvangen”, zegt Jakobus.

Geloof zonder twijfel

Ook in Markus 11 treffen we een voorbeeld aan van twijfel. Jezus ging op een dag naar een vijgenboom om te zien of er ook vruchten aan zouden zitten. Het was echter de tijd niet om vijgen te oogsten. Dan doet Jezus de uitspraak: “Nooit zal meer iemand vrucht van u eten in eeuwigheid!’. De discipelen horen dat maar zijn toch verwonderd als zij de volgende dag de vijgenboom totaal verdord aantreffen. Blijkbaar hadden ze getwijfeld aan de woorden van Jezus, terwijl ze na alles wat ze al hadden meegemaakt, toch konden weten dat de woorden van Jezus ‘geest en leven’ waren en dus altijd uitwerking zouden hebben.

Dan volgt een belangrijke uitspraak van Jezus. Hij zegt: “Hebt geloof in God. Voorwaar, Ik zeg u, wie tot deze berg zou zeggen, hef u op en werp u in de zee, en in zijn hart niet zou twijfelen, maar geloven, dat hetgeen hij zegt geschiedt, het zal hem geschieden. Daarom zeg Ik u, al wat gij bidt en begeert, gelooft, dat gij het hebt ontvangen, en het zal geschieden” (Mark. 11:22-24).

Het is duidelijk wat Jezus bedoelt: Als we niet twijfelen, maar geloven, zal de berg zich verplaat­sen, de moeilijkheid zal verdwij­nen, het probleem zal worden opgelost, de overwinning zal komen. En ik ben er vast van overtuigd dat dit in de komende tijd meer en meer in vervulling zal gaan. De waarachtige eindtijdgemeente zal een overwinnende gemeente zijn!

Tekenen en wonderen

God zal Zijn woord bevestigen door tekenen en wonderen, daar waar werkelijk geloof is en de gemeente functioneert naar de maatstaven van God. En het is de plaatselijke gemeente, waarop gezonde wijze de volle boodschap een centrale plaats inneemt, waar dit gaat gebeuren.

Tot dusver zijn de tekenen en wonderen nog vaak in het spectaculaire vlak getrokken. De duivel heeft daar handig op ingespeeld door allerlei surrogaat wonderen en tekenen te bewerken. Daar zullen we in deze eindtijd nog veel meer van horen. Paulus spreekt over bedrieglijke wonderen (2 Thess. 02:09).

De waarachtige christen laat zich in dit opzicht geen rad voor de ogen draaien. Hij weet dat het niet in de eerste plaats gaat om de wonderen en tekenen. Het verlangen daar naar is vaak een kenmerk van geestelijke onvolwassenheid, van ongeloof en twijfel.

Wie verlangden in de tijd van Jezus naar tekenen? Het waren de Farizeeën en Schriftgeleerden. Een verkeerde geest inspireerde hen , want het ging hen om Jezus te verzoeken (Mark. 08:11). Jezus was echter op Zijn hoede en bracht naar voren dat Hijzelf het grote teken was (Matt. 16:04).

De volle openbaring van Christus in ons leven

Wie Hem verlangt te openbaren, wie een zoon van God wil zijn, een volwassen christen, een beelddrager van Hem, voldoet aan de maatstaven die God aanlegt om Zijn beloften waar te maken.

Daarom noemt Jezus in Markus 11, bij zijn belangrijke uitspraak over geloof zonder twijfel, ook in één adem ‘de vergeving’ als onderdeel van ons christen-zijn (Mark. 11:24).

Het gaat om de volle openbaring van Christus in en door ons leven. Niet alleen de kracht tegenover de duivel, maar ook de liefde ten aanzien van de medemens. Vrucht en gaven van de Geest gaan samen. Daarom zullen wij, zoals Jezus één was met de Vader, ook één behoren te zijn met Hem.

En in zo’n situatie verdwijnt twijfel als sneeuw voor de zon. Dan is ons innerlijk zodanig doortrokken met Zijn wezen, Zijn kenmerken, dat we leven in volkomen in volkomen gemeenschap met Hem en er geen enkele plaats meer is voor twijfel. Er staat ook niet voor niets: “en in zijn hart niet zou twijfelen” (Mark. 11:23). Het gaat om onze hartgesteldheid, om het werkelijke verlangen volkomen te leven in gemeenschap met God, de Vader, en met Zijn Zoon, Jezus Christus.

Heeft ‘wachten’ te maken met twijfel?

We hebben duidelijk gesteld en gezien dat twijfel een grote vijand is van het geloof en bij een waarachtig christen dus niet aanwezig behoort te zijn. We hebben ook gezien dat geloof ‘zekerheid en bewijs’ is (Heb. 11:01).

Allemaal duidelijke zaken en misschien denkt u nu, op het moment dat u dit leest: ‘Ik ga ook radicaal breken met de twijfel en als het toch de kop opsteekt, dan zeg ik: Verdwijn, in de Naam van Jezus!’.

Als dat zo is, dan zeg ik: ‘Gefeliciteerd. Dat is een goede zaak. Houd het vast. Ga er mee door. Gooi alle leugenleringen en aardsgerichte leringen en gedachten overboord en bewandel de geestelijke weg, in alle volharding en ontspanning’.

Dat laatste zijn twee dingen die we beslist nodig hebben: volharding, en ontspanning. Waarom? Omdat God nooit iemand onder druk zet (dat is het werk van de vijand). God vraagt: ‘Wil je Mijn weg gaan? Wil je, evenals Mijn Zoon, Mijn wezen en karakter openbaren?’ Als dat zo is, dan leidt Hij je verder in alle rust en zekerheid, maar ook met toewijding en waakzaamheid. Probeer daarbij de stem van God te verstaan, opdat Hij u Zijn instructies kan geven, wat te doen en niet te doen.

Soms moeten we ‘wachten’. Dat heeft niets te maken met twijfel of onzekerheid, maar eenvoudig omdat de tijd (of wijzelf) nog niet rijp zijn het te doen.

Ik moet denken aan de profeet Samuël. Toen hij door God geroepen werd, meende hij dat de oude Eli hem riep (1 Sam.3). Maar Eli had niet geroepen. Dat herhaalde zich tot driemaal toe. Uiteindelijk moest Eli hem duidelijk maken dat het God was die tot hem sprak. Hij kende Hem nog niet voldoende.

Vandaag zijn er velen die net als Samuël zijn. En ik denk dat niemand nog kan zeggen: Ik versta in alle situaties de stem van God. Maar ik ben er óók van overtuigd dat naarmate we geestelijk verder groeien, we uiteindelijk volkomen één zullen zijn met Hem en het ook met Jezus kunnen zeggen: ‘Hier zijn wij om Uw wil te doen!’

De Heer zal ons daarbij helpen! Op een machtige wijze. Boven ons bidden en denken wil Hij immers alles aan ons schenken! Daarom geen plaats meer voor twijfel, maar geloof, geloof alleen!

En de vier woorden die Jezus sprak: ‘Hebt geloof in God’ gaan ook in ons leven de basis worden van onze geloofsbeleving. Want wij geloven in de levende God en danken Hem voor alles wat Hij ons in Zijn grote liefde en goedheid ons toevertrouwd. Hem komt daarvoor toe onze lof, eer, dank en aanbidding!

 

Gods volle raad door middel van de gemeente Gert Jan Doornink?

Op 28 maart werd in Amersfoort een contactdag gehouden van leidinggevende broeders en zusters uit de volle evangelie beweging. Zoals reeds enkele malen aangekondigd, willen wij in “Levend Geloof’ aandacht besteden aan deze belangrijke dag, speciaal aan de twee inleidingen die broeder Lijzenga hield.

Br. Henk Lijzenga, die voorganger is van de volle evangelie gemeente te Enschede en de initiatiefnemer van deze dag, begon met zijn blijdschap uit te spreken over de grote opkomst van voorgangers en oudsten uit Nederland, terwijl ook België en Duitsland vertegenwoor­digd waren. Na eerst iets van zijn levensloop te hebben verteld en hoe hij de boodschap van het koninkrijk der hemelen had leren kennen, vertelde br. Lijzenga hoe Gods Geest naar deze dag had toe geleid. De laatste jaren waren er steeds duidelijker aanwijzingen om dit contact tot stand te brengen, waarbij br. Lijzenga voorbeelden aanhaalde hoe Gods Geest had gesproken.

Wij geven nu een samenvatting van een aantal uitspraken welke br. Lijzenga in zijn beide inleidingen deed:

Een doorgaand ontwik­kelingsproces

“In het evangelie van het koninkrijk der hemelen hebben we sleutelgedachten ontvangen die belangrijk zijn voor de ontwik­keling van Gods plan in en door mensen. De kennis die tot nu toe verkondigd werd, heeft geleid tot veel herstel in mensen en werkte samenbindend voor mensen en gemeenten.

Maar het ontwikkelingsproces gaat verder en het volle evangelie moet steeds duidelijker werken in het leven van elke dag, zodat theorie praktijk wordt. Want deze leer is bovenal een manier van leven, van menszijn.

Daarbij dienen we er rekening mee te houden dat dit ontwik­kelingsproces wordt tegengewerkt door leringen en manieren van beleving die uiteindelijk niet de vrucht opleveren die God zoekt. Ze vragen veel energie en werken op de duur eerder uithollend dan dat je er geestelijk vol van wordt.

De vraag is steeds hoe deze leer omgezet kan worden in mensen die zonen Gods aan het worden zijn, die het in principe al zijn omdat Jezus hen gedoopt heeft met de Geest van het zoonschap”. Br. Lijzenga heeft juist bij zijn werk in het buitenland geproefd en getoetst wat het volle evangelie is en riep op elkaar op positieve wijze te helpen bij het beleven ervan.

Wat is het wezenlijke van de boodschap?

“We behoren ons af te vragen wat het wezenlijke van de boodschap is. God zoekt vrucht en openbaart zich in zonen Gods, in het

Lichaam van Christus. Wij willen graag dat de hele schepping vol wordt van de heerlijkheid des Heren. Daarom horen we op concrete wijze bezig te zijn met de openbaring van de zonen Gods.

Daarbij behoren we elkaars hart te zoeken in de beleving van het evangelie. De weg die Hij met ons gaat komt uit in de werkelijkheid van de Stad Gods, het hemelse Jeruzalem”.

“Terwijl God bezig is Zijn plan te openbaren, kom je ook de vijand tegen. Deze is echter al door God veroordeeld in Jezus Christus. Het vonnis over hem wordt definitief voltrokken door het lichaam van Christus, dat tot volheid komt, onder leiding van haar Hoofd”. Spreker citeerde Paulus die in Efeziërs 1 vers 10 (Ef. 01:10) erop wees dat ter voorbereiding van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd, dat is Christus, samengevat werd.

Het management voor de volheid van de tijd is in handen van de Zoon, die dat uitwerkt door middel van Zijn lichaam, de gemeente. Ook kleine gemeenten van 10 ft 15 mensen kunnen daarbij belangrijk zijn. God zoekt mensen die duidelijkheid geven aan deze boodschap”.

“Verhef je boven het geleuter van de duisternis en werk mee aan de groei om volkomen toegerust te worden tot mensen Gods. Dan ga je de waarheid uitleven. Jezus maakte zich vrijwillig één met de Vader en sprak: ‘Ik ben de weg. Zoals Ik ben, is de Vader’. In Openbaring 6 vers 2 (Openb. 06:02) lezen wij: ‘En ik zag, en zie, een wit paard, en die erop zat, had een boog en hem werd een kroon gegeven, en hij trok uit, overwinnende en om te overwinnen’. Jezus was volledig mens zoals God dat bedoelde, vol van de goddelijke natuur en heerlijkheid en volmaakt zelfstandig, maar ook levend in volkomen afhankelijkheid.

Onze weg verbinden met Gods weg

Zo mogen ook wij onze weg verbinden met Gods weg, daarbij levend uit genade, uit de doop door onderdompeling en de Geestesdoop, maar ook met de inzet van je hele wezen. Gods weg geeft ruimte in ons hart. Het bevrijdt. We komen los van geesten die zich richten op onze persoonlijkheid. Verwacht heel veel in je leven van God en gebruik ook wat de Heer je aanreikt. Neem daarbij de tijd om te onderscheiden of het aan­gebodene werkelijk van Hem is. Wij zoeken niet de buitenkant, het uiterlijke, maar het echte, het wezenlijke”.

In de middagsamenkomst begon br. Lijzenga met er op te wijzen dat temidden van alles wat je bezighoudt, er in ons hart vreugde behoort te zijn om alles wat ons al gegeven is. Br. Lijzenga las Haggaï 2 vers 7 tot 10 (Hagg. 02:07-10) en Zacharia 4 vers 8 tot 10 (Zach. 04:08-10). “In de gemeente wil de Heer Zijn heerlijkheid openbaren, niet door kracht of geweld, maar door Zijn Geest”.

De Heer had br. Lijzenga in zijn leven verschillende keren bepaald bij het ‘meten’. “Van tijd tot tijd meet God om te zien hoe ver de ontwikkeling van Zijn plan in mensen is gevorderd. Wat is de maat? Dat is de volheid die in Jezus Christus openbaar werd en deze volheid moeten mensen leren uitleven. De maat van de ongerech­tigheid wordt vol, maar dat geldt ook voor de maat van de gerech­tigheid. Als wij de maat aanleggen, behoren we ons af te vragen: wat is er wel aanwezig, waar kan ik aansluiten, wat kan ik overdragen? Want God past zich ook bij ons niveau aan. Daarom is evangeliseren: kijken wat er al is aan kennis Gods en daarop aansluiten. Dan valt er een stuk ‘dwang’ weg”.

De weg van de waarheid

“De weg van God is de weg van de waarheid. Met die weg behoren we ons bezig te houden en er naar te zoeken. Wij zijn geboren uit een God die enkele leven, goed, licht en liefde is. Door de intieme levensgemeenschap met Hem ga je Hem leren kennen in Zijn wezen (met ons verstand, door Zijn Woord en in Zijn gemeenschap). Zoek de waarheid in relatie met God, vanuit de omgang met Hem. Niet vanuit een theorie. God is goed, maar niet ‘goedig’. Hij is niet de God van de compromissen”.

“Schuldgevoelens blijven soms nog jarenlang door klinken vanuit onze (Calvinistische) achtergrond. God kent geen vermenging van goed en kwaad. Een goed inzicht hierin geeft antwoord op vele vragen. Wij kennen geen God die samenwerkt met de duisternis en straffend bezig is. Wij moeten de sleutels hanteren van Jezus Christus en van daaruit ontvangen wij inzicht hoe te spreken en te handelen”

“Als je zo met God leeft, heb je allang ervaren wie de duivel is. Hij is de vijand van God, van Jezus Christus, van de mens en het zoonschap. Hij is de bron van alle kwaad die totaal teniet gedaan zal worden. De duivel is er op uit goed en kwaad in evenwicht te brengen. Dat werkt door in vele filosofieën, theorieën en religies”.

“Hoe verder ik kom in de volle evangelie beweging, hoe duidelijker ik ga zien hoe bijvoor­beeld de erfzondeleer onheil heeft gebracht. Omdat deze leer totaal geen rekening houdt met de geestelijke werkelijkheid en verhindert dat je een zoon van God wordt”.

Een relatie van hart tot hart

“Als mens ben je bedoeld om een relatie met God te hebben van hart tot hart. Vandaar dat God respect voor ons heeft. God werkt niet als een inbreker. Hij manipuleert niet en werkt niet in een sfeer van magie. Hij wacht, heeft geduld, klopt. God hoeft niet af te dwingen, te persen. Paulus spreekt over een ‘milde gave’ en niet over een afgeperste gift. Dit gegeven kun je op alle terreinen van het leven met de Heer doortrekken. Dit bewerkt echte relatie”.

“De mens is geroepen in hemel en op aarde te leven. Wat je in de hemel bent, ben je op aarde ook. De ruimte die ik in de hemel ervaar, mag ik op aarde uitleven. Sommigen weten alles over de geestelijke wereld, maar zijn er met hun hart nog niet binnen­gegaan. De duivel is er soms op uit het aardse aan de kant te schuiven. Dan wordt je een soort volle evangelie kluizenaar. Als zoon van God hoor je zowel in de hemel als op aarde te functioneren”.

“Ieder mens is uniek. God heeft die ene enkele op het oog. En omdat je uniek bent is ook de reïncarnatie niet waar. Je bent ook geen schakel in een familieketen. Kinderen moeten we daarom ook loslaten en hun eigen ontwikkeling gunnen, want je kind is geen verlengstuk van jezelf. Ook als gemeenten zullen we elkaar de ruimte behoren te geven. Elke gemeente is uniek”.

“De mens wordt geroepen om zich bewust te zijn van zijn verantwoor­delijkheid. Hoe meer je zelf met de Vader leeft, des te blijer je wordt. En als je weet met Christus begraven te zijn ben je ook bereid de onderste weg te gaan”.

Doorgaande vernieuwing is nodig

Ten aanzien van bevrijding van gebondenheden, merkte br. Lijzenga op dat er miskleunen zijn geweest, maar óók veel moois tevoorschijn is gekomen. Er is in ’t geheel een doorgaande ver­nieuwing nodig waarbij wij de strijd tegen allerlei machtsvertoon van de vijand niet uit de weg gaan.

Ik verwacht dat in de toekomst de Heer tot het hart van de gemeente gaat spreken. Een plaatselijke gemeente wordt in de hemel geboren en de leden ervan behoren elkaar op positieve wijze te beïnvloeden. Denk aan Jezus, die aller dienaar was!”.

“De gemeente wordt ingezet om alles tot een hoogtepunt te laten komen. De duivel zal ervaren wat gemeente-zijn betekent als wij consequent daarin zijn en beseffen dat wij als organisme behoren-te functioneren. In de gemeente? wordt je geleerd aller dienaar te zijn. Wij willen elkaar dienen, niet uit betweterigheid of bemoeizucht. Daarbij hebben ook apostelen en profeten een taak, terwijl zending en evangelisatie volwaardige onderdelen behoren te zijn van een gemeente, maar wel vanuit organische ontwik­keling. De Heer zal ons daarbij inzicht geven”.

De erfenis van eeuwen komt tevoorschijn

Br. Lijzenga benadrukte dat de erfenis van eeuwen tevoorschijn gaat komen. De fase waarin alles zuiver wordt en rein en Gods heerlijkheid zich ten volle gaat openbaren. De gemeente, met Christus aan het hoofd, heeft een grote taak. Daarbij hebben we apostelen en profeten nodig die vanuit het hart van de gemeente spreken. Ten aanzien van het profeteren riep spreker op om te onderscheiden wat werkelijk gedachten van God zijn.

Tenslotte haalde br. Lijzenga Habakuk 2 vers 1 (Hab. 02:01) aan als een getuigenis naar alle voorgangers en oudsten en ten aanzien van de contactdagen, waarbij de tweede is gepland in het najaar: “Ik wil gaan staan op mijn wachttoren en mij stellen op de wal, ik wil uitzien naar wat Hij tot mij spreken zal, en wat ik moet antwoorden op mijn klacht”.

Br. Lijzenga riep op om te bidden en om met suggesties bij hem te komen of contact op te nemen.

“Er zijn zoveel mensen die kreunen onder het juk van de duivel. Wat moet ik ze zeggen, wat moet ik ze geven? Onder­tussen zegt de Heer: Als je zo bezig bent, houd dan je geloof vast, leef vanuit je geloof! Dat. gaan we doen en daarmee gaan we verder. Verwacht dat God gaat spreken in de toekomst en de Heer leiding gaat geven hoe we het verder kunnen uitwerken. Belangrijk is dat we niet zomaar wat uitwerken, maar vanuit het leven Gods bezig te zijn en dan zul je zien dat de Heer nog een heleboel gaat geven! Halleluja!” Amen”.

 

‘New Age’ meer dan een nieuwe trend door Evert van de Kamp

In april 1989 (Levend Geloof nr. 302) schreef ik het artikel “New Age: bedreiging of uitdaging?’ Onder dezelfde titel is in 1991 een boekje verschenen van drs. Jan Minderhoud. Hierover straks wat meer. In februari 1992 kwam de tweede druk van de pers. Geen wonder want New Age is volop in opmars en veel christenen willen weten waar ze aan toe zijn. Vandaar de vraag naar goede, duidelijke en betrouwbare lectuur.

De Nijmeegse psycholoog K. Hafkamp vindt dat de New Age-beweging alle eigenschappen vertoond van een trend, maar wel één die wel eens lang kan gaan duren. Ik denk dat hij gelijk heeft.

Gezien de enorme belangstelling voor meditatiecursussen, onder andere Transcendente Meditatie (T.M.), alternatieve geneeswijzen, oosterse religies, etc. is er meer aan de hand dan een trend van voorbijgaande aard. Uit een langlopend onderzoek onder 700 jongvolwassenen, door de psycholoog dr. J. Jansen, blijkt dat het Nieuwe- Tijds-denken niet aanslaat bij positief gelovige jongeren. Hopelijk blijft dat zo.

De jongeren die wél sympathiseren met New Age zijn vooral studenten van hogescholen en universiteiten. Van de jongeren die belangstelling hebben voor New Age stemt 30% op Groen Links, 19% op de PvdA, 16% op de VVD en 5% op het CDA. Bij de kleine christelijke partijen is de interesse voor het Nieuwe-Tijds-denken nihil. New Age beweegt zich op het terrein tussen geloof en ongeloof. Binnen dat gebied neemt de belangstelling voor datgene wat zich tussen hemel en aarde afspeelt zeer toe.

Hoe komt dat, vraagt men zich af. Dr. J. Jansen typeert dat met twee beelden: secularisering (verwereldlijking) en her-tovering. Hij zegt: ‘Secularisering en hertovering van het wereldbeeld gaan hand in hand. Men beweegt zich van de bron af, maar krijgt tegelijker­tijd meer dorst’.

De uitdaging van New Age op kerk en gemeente wordt steeds scherper. Zijn wij in staat die ‘dorst’ te lessen met het levende water van Jezus Christus?

Wat is New Age?

Voor velen is dit nog een vraag. Voor een deel berust dat op onwetendheid. Anderzijds is het New Age- verschijnsel zo omvangrijk, dat het zich al gauw als bijna ongrijpbaar aan je voordoet. Het is geen afgebakend terrein. Het is meer een verzamelnaam van een hele reeks aan trends. Het zijn bewegingen en groeperingen die zich los van elkaar hebben gevormd vanuit één gemeenschappelijke gedachte. Die gedachte is dat er toch ‘iets meer moet zijn’ dan het leven tot nog toe heeft opgeleverd. Daarom is men bezig met allerlei uitingen van een ‘spirituele beweging’

Roel Braam schrijft in Aktie (Youth for Christ): De mensen van New Age willen ons met allerlei ‘spirituele’ technieken en ervaringen helpen het nieuwe tijdperk zo goed mogelijk te betreden, dat gaat namelijk niet zo maar. Mensen moeten leren hun psychische krachten te gebruiken om in harmonie met zichzelf en de wereld om hen heen te gaan leven. Door be­wustwording van de eigen goddelijke oorsprong en transformatie kunnen ze komen tot een hoger bewustzijnsniveau en een allesomvat­tende spiritualiteit’.

Het christendom wordt als een voorbijgaande fase beschouwd, omdat het ‘dat meer’ niet heeft gebracht. Astrologisch gezien, zegt men, gaan we een nieuwe tijd binnen. De aarde staat onder invloed van de dierenriem­tekens. Na 2000 jaar wordt het teken van de vis opgevolgd door dat van de waterman. Na het donkere gewelddadige christelijke tijdperk van de ware ‘vrijmaking van de geest’, van liefde en licht. Elke 2100 jaar verandert de aarde van teken op haar baan langs de sterrenbeelden. We gaan nu over naar het Aquarius-tijdperk. Het christelijk denken moet vervangen worden door het Nieuwe-Tijds-denken.

Niet één terrein wordt ongemoeid gelaten, de New Age-beweging probeert beslag te leggen op de gehele samenleving: de maatschappij, de kerk en het religieuze leven, de media, de literatuur, het onderwijs, de gezondheidszorg, etc.

Naast de zogenaamde Vrije Scholen en de Antroposofische scholen, verrijzen nu de New-Age-scholen. Hilversum heeft een New Age-basisschool, Rotterdam de Integrale Yogaschool en het T.M.-centrum in Lelystad beschikt over een school waar kinderen leren mediteren. De Stichting Integrale School tracht in Doetinchem een tweede yogaschool te realiseren. Wettelijk is dit schooltype door het ministerie van onderwijs erkend.

New Age is een wereldwijde beweging, een samenzwering van de machten der duisternis, om een nieuw bewustzijn op aarde te manifesteren.

Zo meen ik althans dit fenomeen te moeten omschrijven.

De beïnvloeding vanuit New Age is vaak heel subtiel. Men valt Jezus Christus heus niet openlijk aan. Het Jezusbeeld wordt echter omgevormd en zo brengt men toch een ander evangelie.

Op een studiedag zei iemand: ‘Als ik zie dat New Age heilzaam bevrijdend voor mensen kan zijn, dan is voor mij op die momenten de God van Jezus werkzaam’.

New Age heeft zich de termen van het christelijk geloof toegeëigend zoals: zegen, zonde, spiritualiteit, helen, ziel, wedergeboorte, heilig, etc. Maar doorgaans worden aan deze woorden een totaal andere inhoud gegeven. Steeds moet je je afvragen: wat bedoelt men.

Een blad als de Koorddanser is daar vol van. Sinds 1 april wordt een nieuw New Age-maandblad ‘De Pendel’ uit­gegeven, oplage 25.000 exemplaren. Voor dit blad is werkelijk niets te gek. Alle aspecten van het occulte New Age komen aan bod. De apostolische vermaning: “Beproeft de geesten of zij uit God zijn” (1 Joh. 04:01), heeft nog niets aan waarde ingeboet.

De Christus-geest

Op vele manieren kan de naam van (Jezus) Christus opduiken in de wereld van New Age. In geneeswijzen, therapieën, allerlei verbanden kan bijvoorbeeld worden gesproken over: – het Christus-bewustzijn – het Christus-principe – het Christus-gebeuren – de Christus-impuls – de Christus.

Zo zegt” de New Ager Jacob Slavenburg, (hij studeerde (kerk)geschiedenis): ‘In het vroege christendom had men nog volop weet van het onderscheid tussen Jezus en Christus. Jezus van Nazareth was een mens van vlees en bloed, geboren uit de liefdesgemeenschap van Jozef en moeder Maria. Deze mens Jezus ontving tijdens de doop in de Jordaan de Christus-geest. de Christus-geest, ook wel aangeduid met Christus- bewustzijn, is niet anders dan goddelijk bewustzijn. In andere culturen spreekt men bijvoorbeeld van Krishna(bewustzijn) of Boeddha(bewustzijn), want het goddelijke bewustzijn is nimmer voorbehouden aan christenen alleen. Het is de Chris­tus-geest, waarvan Jezus de drager was, die in ieder mens tot opstanding kan komen en wil komen. Zoals Paulus reeds zei: niet ik, maar Christus in mij (Gal. 02:20). Mogen diverse volkeren dit een andere naam geven, van alle religies (religie = de verbinding herstellen) is dit de diepste kern: het opnieuw ervaren van de eenheid met God’.

Als je dit leest (en je vindt dit heus niet alleen bij Slavenburg), dan komt wel de vraag bij je op: over welke Jezus heeft hij het nu. Is dit nog wel de Jezus Christus van de Bijbel? En kan deze Christus de mens wel verlossen, bevrijden, genezen en dopen in Gods Geest?

Ook de Jezuïetenpater Karel Douwen maakt, evenals Slavenburg en vele anderen, verschil tussen Jezus van Nazareth en de Christus. Voor Douwen is Jezus slechts één van de vele Meesters van de Nieuwe Tijd’.

Men praat over de kosmische Christus, de ‘innerlijke Christus’, die volgens New Age in ieder mens verborgen zit. Bekering, wedergeboorte en doop in de heilige Geest zijn dan overbodig, niet meer nodig.

Binnen New Age heb je buiten jezelf geen verlosser nodig. De mens is zelf zijn eigen verlosser. In New Age heeft verlossing niet met zonde te maken, maar met onwetendheid en gebrek aan inzicht. Je moet ontdekken dat je zelf een eigen innerlijke God hebt.

De Christus van New Age is een totaal andere persoon dan Jezus Christus uit de evangeliën. En de Christus-geest is heel iets anders dan de heilige Geest in de Bijbel. In New Age is de heilige Geest slechts een kracht, een impuls, een principe, die zich kan manifesteren in allerlei religies, mensen en verlichte figuren.

Maar de Bijbel zegt dat alleen Jezus de weg, de waarheid en het leven is (Joh. 14:06) en dat de wereld de Geest van God niet kan ontvangen (Joh. 14:17).

New Age zit vol met frustratie en kritiek op het christendom en lost geen enkel probleem op.

Wij moeten goed weten dat wij niemand anders (nodig) hebben dan de Christus der Schriften, de in ons vlees gekomene, die ons (gelukkig) werkelijk kan verlossen (1 Joh. 04:03).

In onze tijd moeten we ons opnieuw afvragen: wie is Jezus? Zoals Hij het zijn discipelen vroeg: “Wie zeggen de mensen, dat Ik ben?” (Matth.l6:13). De vraag is: wie is Jezus voor mij? Welke Jezus is mijn werkelijke Verlosser?

New Age en occultisme

Binnen New Age willen velen het woord ‘occultisme’ niet meer horen. Daarom spreekt men tegenwoordig dikwijls over ‘esoterie’. In wezen gaat het echter om hetzelfde.

‘Occult’ betekent verborgen en ‘esoterisch’ wil zeggen: geheim, alleen bestemd voor ingewijden. In ‘occultisme’ en ‘esoterie’ gaat het om de verborgen werkelijkheid. Er is meer dan wat we kunnen zien, horen, voelen en beredeneren. Het is het terrein van de paranormale begaafdheden. Maar, let wel, dat zijn niets anders dan nabootsingen van de bovennatuurlijke gaven van de heilige Geest.

Men heeft contact met buitenaardse wezens en (boze) geesten.

Niet alle New Agers zijn daar even blij mee, want, zeggen ze, het god­delijke in deze wereld en in jezelf, moetje zelf zien te ontdekken en niet door tussenkomst van wezens uit een andere wereld.

Maar de praktijk leert dat de New Age- centra tal van (vaak totaal verschil­lende) occulte activiteiten aanbieden zoals yoga- en meditatietechnieken, regressietherapieën, hypnose, psychosynthese, astrologie, hekserij, etc.

Ook is New Age bijzonder druk in de weer met vele vormen van alternatieve geneeswijzen met een occulte oorsprong zoals acupunctuur, yoga- therapie, magnetisme, homeopathie, voet reflexologie, iriskopie.

Geloof in reïncarnatie en spiritisme komen binnen New Age veel voor. Velen (ook christenen) raadplegen alternatieve genezers. Er is sprake van een enorme vermenging. We noemen dat syncretisme.

Over al deze zaken is de Bijbel meer dan duidelijk. In alle eeuwen werkten in wezen al dezelfde principes (Deut. 18:09-15; Jes. 08:19-22; Hand. 08:04-24).

In 1 Korinthiërs 10 vers 21 en 22 (1 Kor. 10:21-22) stelt de apostel Paulus kort en bondig dat het voor een christen absoluut onmogelijk is om tegelijkertijd te drinken uit de beker des Heren en de beker van de boze geesten. Je kunt in het Koninkrijk van God niet deel hebben aan de tafel des Heren en die van de boze geesten.

En wie besmet is, moet zich laten bevrijden. Verbindingen met het rijk der duisternis moeten in de Naam van Jezus Christus worden verbroken.

Sommige christenen (zelfs theologen) denken dat er nog enig neutraal terrein is. Dat is volstrekt een illusie. Voor de mens is het een pertinent verboden gebied. Het is zo satanisch van aard dat je onmiddellijk gevaar loopt (Hand. 16:16-18). Zelfs langs de grenzen ervan moet je je niet ophouden. Door de gaven van de onderscheiding der geesten kun je die grenzen haarscherp markeren (1 Joh. 04:02-03). Openbaring 18 vers 2 (Openb. 18:92) vertelt dat de antichristelijke kerk een woonplaats van duivelen, een schuilplaats van alle onreine geesten en schuilplaats van alle onrein en verfoeid gevogelte gaat worden. Een slechter onderdak is er niet. Ga uit van haar (Openb. 18:04).

Op zoek naar het verloren paradijs

Met opzet heb ik het onderdeel occultisme extra aandacht gegeven. Omdat het occulte meer dan wat ook invloed op de mens heeft. En New Age is er vol van. Het oefent zeker ook op de westerse moderne mens een kracht uit waarvan de reikwijdte in geen enkel opzicht te overzien is.

Tal van New Age-aspecten kunnen nog voor het voetlicht gehaald worden zoals het oosterse denken en de moderne theologie, het feminisme, de antimissiologie (geen zending bedrijven), engelen en meesters, holistische geneeswijzen en zo meer. De lijst is lang en wordt steeds langer.

De mens is wanhopig op zoek naar het ‘meer’ waarvan hij weet dat het er is, het verloren paradijs.

Listiger dan ooit speelt de satan met vele bedrieglijke tekenen en wonderen daar op in (2 Thess. 02:09). Het is ‘wonderlijk’ dat de bovennatuurlijke wereld van de satan zo gemakkelijk wordt betreden, terwijl het boven­natuurlijke leven door de (gaven van de) heilige Geest zo licht(vaardig) aan de kant wordt geschoven. Het komt wellicht ook doordat nog zoveel (positieve) christenen de doop in de heilige Geest (nog) afwijzen. Een groot deel van het ‘paradijs’ blijft dan gesloten.

Inzicht in de onzienlijke, geestelijke wereld door Gods Geest stelt ons in staat de gedachten van de satan te doorgronden (2 Kor. 02:11).

Daardoor kunnen wij onszelf bewaren voor veel duivelse verleiding en anderen bemoedigen met de kennis van God en hen niet de imitatie maar het werkelijke paradijs doen vinden. Wij hoeven geen angst (meer) te hebben voor satan en zijn demonen. Jezus heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd (Kol. 02:15).

Door Jezus is een heerlijk ontspannen geestelijk en natuurlijk leven in het Koninkrijk van God mogelijk gewor­den, vrij van de demonie.

Een tweetal boekjes die uw inzicht zeer kunnen verdiepen, wil ik ter lezing en bestudering aanbevelen. Het eerste is van drs. Martie Dieperink die zelf jarenlang in de ban van het New Age-denken heeft geleefd. Zij studeerde theologie en godsdienst­wetenschap en verbleef tijdens haar studie ook een jaar in Zuid-India vlak bij het New Age Centrum Auroville om de wereld van de New Age en het hindoeïsme te beleven. Helder en duidelijk analyseert zij in haar boek de geest die achter het New Age-denken schuilgaat. Het boek heet: ‘New Age en het christelijk geloof en is een uitgave van J. N. Voorhoeve.

Het tweede is: Nieuw Age: bedreiging of uitdaging?’, geschreven door drs. Jan Minderhoud. Uitgever: Merweboek in Sliedrecht. Iemand die het beoordeelde, noemt het een bijna te goed boek. De schrijver studeerde theologie in Utrecht. Hij benadert New Age vanuit bijbels standpunt. New Age ziet hij als een ’tegencultuur’ en hij vindt het, naast een uitdaging voor christenen, toch meer een bedreiging voor bijbels geloven en denken.

New Age is meer dan een nieuwe trend. Dat is overduidelijk. Het heeft zijn wortels in oeroude godsdiensten. Daardoor is het voor velen heel aantrek­kelijk. Het wijst niets af, voegt wel interessante elementen uit diverse religies en ook uit het christendom samen. Je kunt er ‘zo maar’ aan meedoen.

Het is onze opdracht naar de goede antwoorden op New Age te zoeken. Want Jezus’ antwoord aan ons is nog steeds: “Geef gij hun te eten” (Matth.l4:16). Zeker het Volle Evangelie, waar velen tegenwoordig ‘meer’ weten, mag en kan aan die uitdaging niet voorbijgaan.

Sommigen vragen zich af of New Age de religie van de eindtijd is. Niemand kan dat precies zeggen, denk ik. Maar dat het de kenmerken van Babylon draagt, valt nauwelijks te betwisten. En die stad valt vast en zeker. En het Nieuwe Jeruzalem? Dat overwint, het is komende. Daar woont en heerst de mens als koning tot in alle eeuwigheden (Openb. 22:05).

 

Lofprijzing en aanbidding door Wim te Dorsthorst

In het gebedsleven van een gelovige zal het niet alleen draaien om vragend bidden en voorbede doen, maar zal lofprijzing en aanbidding zeker niet mogen ontbreken.

Jesaja profeteerde al: “Het volk dat Ik Mij geformeerd heb, zal mijn lof verkondigen” (Jes. 43:21). En de apostel Petrus spreekt van een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom, om Gods grote daden te verkondigen en geestelijke offers te brengen, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus (1 Petr. 02:09).

De lofzangen en de gebeden der heiligen zijn geestelijke offers en zijn voor de troon van God als een reukwerk dat geofferd wordt op gouden schalen (Openb. 05:08; Openb. 08:03-04).

De schrijver van de Hebreeënbrief spreekt over voortdurend een lofoffer brengen als de vrucht van onze lippen, die Zijn Naam belijden (Heb. 13:15).

God troont op de lofzangen

Als de Schepper niet door Zijn schepping geëerd wordt, is en blijft Hij onveranderlijk de Schepper van hemel en aarde, maar dan zonder erkenning en koningschap. Dat is precies wat de boze geesten, die geen enkele eerbied voor God hebben, willen bereiken.

Ze willen de mens in wrede slavernij neerdrukken, laten kreunen en klagen en maken dat de mens tot God gaat roepen: ‘Wat maakt U nu? Waarom doet u niets? U bent toch de Almachtige!’ Maar het volk dat Jezus voor Zijn God en Vader gereinigd heeft met Zijn bloed en gemaakt heeft tot ? een koninkrijk van priesters (Openb. 01:06), zal Hem lofoffers brengen en aanbidden in geest en in waarheid.

De psalmist David zegt: “Nochtans zijt gij de Heilige die troont op de lofzangen Israëls”. ‘Tronen’ wil zeggen ‘regeren’. Dan kan God met recht en met gezag heerschappij oefenen. Dan wordt Hij erkend door zijn volk als de grote Koning.

Die lofzang stemt dan samen met de hemelse vertegenwoordiging van de schepping in Openbaring 4 vers 11 (Openb. 04:11), die dag en nacht ((Openb. 04:08), dat is voortdurend, zeggen: “Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om Uw wil was het en werd het geschapen”.

De strijd van God

Vele voorbeelden hiervan zijn tot onze lering opgetekend in de Bijbel. Zeer de moeite waard is het verhaal in 2 Kronieken 20 vers 1 tot 30 (2 Kron. 20:01-30). Het beschrijft de strijd van Josafat tegen de vijanden van Israël. Niet het volk verslaat de vijand, maar door de lofzang en aanbidding treedt Gods koningschap in werking en wordt het de strijd van God (2 Kron. 20:15). En om het geweldige belang van de lofprijzing te accentueren lezen we dan nog in vers 26 (2 Kron. 20:26): “Op de vierde dag kwamen zij in het Dal der lofprijzing; daar prezen zij de Here, hierom noemt men die plaats tot op heden Dal der lofprijzing”. Een schitterend voorbeeld hoe God troont op de lofzang van zijn volk.

In het nieuwe testament vinden we een even bekend voorbeeld, namelijk in Handelingen 16 vers 19 tot 40. (Hand. 16:19-40) We zien hoe Paulus en Silas, om de verkondiging van het evangelie, onder barre omstan­digheden opgesloten zitten in de gevangenis. En dan lezen we: “Maar omstreeks middernacht baden Paulus en Silas en zongen Gods lof, en de gevangenen luisterden naar hen. Doch plotseling kwam er een zware aardbeving, zodat de grondvesten der gevangenis schudden; en terstond gingen alle deuren open en de boeien van allen raakten los” (Hand. 16:25-26).

Dat is het heerlijke gevolg als God kan regeren op de lofzang van zijn volk. Niet voor niets zegt Asaf: “Wie lof offert, eert Mij en baant de weg, dat Ik Hem Gods heil doe zien” (Ps. 050:023). Paulus en Silas en de gevangenen te Filippi hebben het gezien!

Dankbaarheid en af­hankelijkheid

Lofprijs komt voort uit diepe dankbaarheid en totale af­hankelijkheid. In de lofprijzing wordt God geprezen om zijn grote daden als Schepper van hemel en aarde, om zijn macht en heerlijkheid (zie bijv. Hand. 04:23-31). Als dankbaarheid gaat ontbreken zal ook de echte lofprijzing verdwijnen.

Paulus begint zijn brieven altijd met dankzegging aan God en Jezus Christus (zie ook 1 Petr. 01:01-03). Hij dringt er bij de gelovigen op aan om zelfs overvloeiende te zijn in dankzegging (Kol. 02:07). Je voelt dat dit niet oppervlakkig kan zijn, maar uit het diepste binnenste voort moet komen. Het motief van werkelijke lofprijzing en aanbidding is God en Jezus Christus zelf. Andere motieven maken het onwaarach­tig.

Wat is aanbidding?

Lofprijzing en aanbidding worden meestal in één adem genoemd. Je kunt het ook moeilijk van elkaar scheiden terwijl er wel on­derscheid op te merken is. De kracht van de lofprijzing is meer gericht op wat God doet en kan doen en al gedaan heeft, terwijl de kracht van de aanbidding veel meer gericht is op wie God in Zijn wezen is.

De oorsprong van de aanbidding is de geest van de mens verbonden met de heilige Geest. God is Geest en Hij begeert de geest van de mens met jaloersheid (Jak. 04:05). Daar in het diepste binnenste, in het hart, is de gemeenschap met God.

Het Griekse woord voor aanbidden is ‘proskuneo’ en komt ongeveer 60 maal in het nieuwe testament voor. Het is een samenvoeging van het woord ‘pros’, dat ‘naar toe’ of ‘in de richting van’ betekent, en het woord ‘kuneo’, wat ‘kussen’ betekent. Letterlijk betekent ‘proskuneo’ dan: ’toekussen’. Aanbidding is dus geen afstan­delijk gebeuren, maar een zeer intieme aangelegenheid in de Vader-kind verhouding.

In het gesprek met de Samaritaanse vrouw in Johannes 4, waar dit woord 10 maal voorkomt, zegt Jezus: “Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden; maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders; God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid” (Joh. 04:21-24).

Het is de wil van God in Christus Jezus dat de gelovige zich te allen tijde verblijdt, dat hij bidt zonder ophouden, dat hij onder alles dankt (1 Thess. 05:16-18), dat hij voortdurend lof offert als een vrucht van zijn lippen (Hebr. 13:15), maar wat God speciaal zoekt zijn aanbidders.

In de Waarachtige zijn

De plaats van aanbidding was daar waar Gods Naam gevestigd was. “Maar de plaats die de Here, uw God, uit het gebied van alle stammen verkiezen zal om daar zijn naam te vestigen, om daar te wonen, die zult gij zoeken en daarheen zult gij gaan” (Deut. 12:5).

Nu het Woord vlees geworden is (Joh. 01:14) woont God niet meer in Jeruzalem, niet meer in een gebouw met handen gemaakt (Hand. 07:48). Hij is de Christus die verwacht werd. “Ik, die met u spreek, ben het”, zegt Jezus (Joh. 04:25-26).

Hij is de waarachtige tempel. De volheid Gods woonde lichamelijk in Hem (Kol. 01:19; Kol. 02:09).

God is maar op één plaats te kennen en te aanbidden en dat is in Zijn Zoon, die van Hem is uitgegaan. Er is geen waarachtige aanbidding van God mogelijk buiten Jezus Christus om. Hij is de openbaring van de Naam van God in alle volheid.

De waarachtige aanbidding is gebonden aan Hem die de Waarachtige is. In zijn eerste brief schrijft Johannes: “Doch wij weten dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God en het eeuwige leven” (1 Joh. 05:20).

Wij kunnen God dus alleen maar in waarachtigheid zien (Joh. 14:09) en kennen (Matt. 11:27) in Zijn Zoon. En dat is nu in deze tijd alleen maar mogelijk door de heilige Geest, want de Here nu is de Geest, zegt Paulus (2 Kor. 03:17). En die Geest leidt ons in de volle waarheid. Hij neemt het daarbij niet uit God maar uit Jezus, die de Waarachtige is, en verheerlijkt Hem daarmee (Joh. 16:13-15). En waar de Zoon verheerlijkt wordt, daar wordt de Vader op zijn hoogst verheerlijkt.

Kennen met het hart

God kennen is veel meer dan van alles van en over God weten. Met vele woorden heeft Jezus over de Vader gesproken tot zijn discipelen (Joh. 17:06), maar Hijzelf is het beeld van de onzichtbare God (Kol. 01:15; Heb. 01:03a).

De woorden die Hij gesproken heeft en nog altijd spreekt, moeten levend gemaakt worden in het hart door Zijn Geest. Alleen daardoor ontstaat er, door gemeenschap met Hem, een zuiver kennen van God.

Waarachtige aanbidding in geest en in waarheid kan dus niet zonder de heilige Geest, de Geest der gebeden, die ons ook in deze vorm te hulp komt (Zach. 12:10a; Rom. 08:26).

In de tempel vond de aanbidding plaats in het heilige bij het brengen van het reukwerk op het reukofferaltaar. Reukwerk en vuur moesten voor honderd procent heilig en zuiver zijn. Zo zal de waarachtige aanbidder heilig dienen te zijn om voor God te verschijnen (1 Petr. 01:15-16). De oude mens zal radicaal afgelegd moeten worden en de nieuwe aangedaan. Alles wat nog uit het vlees is, vormt een blokkade om tot waarachtige aanbidding te komen (Rom. 08:07-08; Filip. 03:03).

De hele levenshouding en levenswandel zullen aanbidding uit moeten stralen. Dan kan men met de psalmist zeggen: “Laat mijn gebed mogen stijgen als wierook omhoog tot uw aanschijn; moge het, als mijn handen ik ophef, tot een avondoffer voor u zijn” (Ps. 141:002, vert. Gerhardt).

Zulke aanbidders zoekt God, ja daar wacht God op, evenals de zuchtende schepping wacht op het openbaar worden van de zonen Gods (Rom. 08:19). Deze twee verwachtingen lopen parallel, want naarmate de volwassenheid in Christus vordert, zal de aanbidding in waarachtigheid en waarheid toenemen. Dan gaat hemel en aarde samenstemmen, evenals bij de lofzang, en gebeuren er geweldige nieuwe dingen.

Waar we in Openbaring 4 lezen van de vier wezens, de vertegen­woordiging van de levende schepping, en van de 24 oudsten, die de gelovigen van het oude en het nieuwe verbond vertegen­woordigen en die dag en nacht roepen en aanbidden, lezen we in Openbaring 8 dat er stilte komt in de hemel.

Waar de gemeente van Jezus Christus gaat bidden in geest en in waarheid, gaat de hemelse vertegenwoordiging stil worden en luisteren. Hemel en aarde stemmen dan samen in heiligheid en zuiverheid.

Aanbidding vervult de schepping

Wij zien dan hoe alles in gereedheid wordt gebracht voor de troon van God en de laatste fase in Gods plan begint (Openb. 08:01-04).

De gebeden van alle heiligen stijgen dan op en komen ook werkelijk voor Gods aangezicht als bewijs van de zuiverheid en heiligheid daarvan. Hier heeft God op gewacht, nu komt de definitieve omkeer en de glorieuze overwin­ning, door de oordelen, op het rijk van satan. Nu zal spoedig Gods koningschap openbaar komen.

Johannes ziet de overwinnaars staan aan de glazen zee, met de citers Gods. “En zij zingen het lied van Mozes, de knecht Gods, en het lied van het Lam, zeggende: Groot en wonderbaar zijn uw werken, Here God.

Almachtige; rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Gij, koning der volkeren! Wie zou niet vrezen, Here, en uw naam niet »* verheerlijken? Immers, Gij alleen zijt heilig. Want alle volken zullen komen en zullen voor U neervallen in aanbidding, omdat uw gerichten openbaar zijn geworden” (Openb. 15:03-04).

Iedere gelovige die, evenals de discipelen, serieus tot de Heer komt met de vraag: ‘Heer, leer mij bidden’, zal uiteindelijk bij die schare gaan behoren van waarachtige aanbidders die de Vader aanbidden in geest en in waarheid en die Hij zoekt met een verlangend hart. Deze aanbidding van de Vader en de Zoon zal tot in alle eeuwigheden hemel en aarde, ja, de hele schepping blijven vervullen. Halleluja!

 

De gemeente in de eindtijd door Jan Kees Roose

Bijbelstudie, op basis van Openbaring, over plaats en taak van de Gemeente van Jezus Christus in het herstelplan van God. – 7 –

De gemeente en de antichrist (1)

(Openb. 13:01-18; Openb. 08:10-12. Zie ook het algemeen overzicht in “Levend Geloof’ van januari).

Deze keer gaan we ons bezig houden met de openbaring van de antichrist, uitvoerig in beelden beschreven in het 13e hoofdstuk en in de parallelgedeelten uit het 8e hoofdstuk. In het septembernummer gaan we onder andere in op de confrontatie tussen de antichrist en de Gemeente. Het is aan te bevelen om daarover zelf eens wat na te lezen omdat we niet op alle beelden kunnen ingaan.

Is de antichrist een mens?

Van antichristelijke geesten hebben we al vaker gehoord, maar daarmee wordt niet de antichrist bedoeld. De antichrist is het tegenbeeld van Jezus Christus (= Jezus de Gezalfde), een mens dus, ook gedoopt in geest.

In hoofdstuk 13 hebben we van beiden gelezen: het afzichtelijke beest uit de zee is de geest van de antichrist (in hoofdstuk 9 vers 11 (Openb. 09:11) gedefinieerd als de geest uit de afgrond) en het beest uit de aarde is beeld van de antichrist. Deze twee zijn een twee-eenheid, zoals Christus dat is met de heilige Geest.

Als we het hebben over de antichrist, bedoelen we dus een méns, die één is met de geest uit de afgrond. Vorige maand hebben we al behandeld dat satan aan deze geest al zijn kracht, zijn troon en grote macht afstaat. De antichrist is daardoor de representant op aarde van het satanische rijk der duisternis, zoals Christus dat was van de Vader en van zijn Koninkrijk.

Wie is de antichrist en waar komt hij vandaan?

Wie is de antichrist? Na het blazen van de derde bazuin (Openb. 08:10-11) is sprake van een grote ster, die brandend als een fakkel uit de hemel valt. Dat is hem: een blinkende ster die uit de hemel -het Koninkrijk van God- tuimelt. (Dit beeld geeft de geestelijke doorbraak aan, het beeld van het beest duidt op zijn aard). Nauwelijks te vatten misschien: die blinkende ster is een tot ontwikkeling gekomen zoon Gods die zich keert tegen God omdat hij zich kennelijk niet schaart in zijn herstelplan.

Daarmee lijkt hij op Lucifer! In Ezechiël 28 vanaf vers 12 (Ez. 28:12 vv)staat daarover: “Volmaakt van gestalte zijt gij, vol van wijsheid, volkomen schoon…, onberispelijk was gij in uw wandel… totdat er onrecht in u werd gevonden. Trots was uw hart op uw schoonheid, ter aarde wierp Ik u neer”. Zo werd Lucifer satan, de tegenstander van God. En zo wordt een zoon Gods de antichrist, die zich gaat keren tegen de Gemeente van Jezus Christus.

De antichrist is gedoopt geweest in de heilige Geest, kent de geheimenis­sen van het koninkrijk der hemelen, heeft het evangelie verkondigd, heeft gemeenten gebouwd, heeft geprofeteerd, heeft mensen in Jezus’ naam genezen, heeft boze geesten uitgeworpen…, zie Hebreeën 6 vers 4 tot 6 (Heb. 06:04-06) in dit verband. Zich opnieuw bekeren zal hij niet meer, er is geen verlangen om terug te keren, hij is bitter (alsem) geworden. Hij heeft een beter evangelie ‘bedacht’, dat kennelijk aanslaat bij medegelovigen (= afval der heiligen, lees in dit verband 2 Thessalonicenzen 2 vanaf vers 3 (2 Thess. 02:03).

De antichrist komt dus uit de Gemeente van Jezus Christus. (Dat komt overeen met wat in 1 Johannes 2 vers 19 (1 Joh. 02:19) staat: de antichristen zijn van ons uitgegaan). Dat is de waarheid van de derde bazuin. Hoe is het mogelijk!?

Kan een volmaakt mens dan nog zondigen en afvallen?

Ook een volmaakt mens kan zondigen en in verzet komen. In plaats van over ‘volmaaktheid’ is het wellicht duidelijker om over geestelijke volwassenheid te spreken. Want volmaaktheid is niet ‘af zijn: de ontwikkeling gaat door, zoals dat ook geldt voor elk volwassen mens. Satan heeft altijd getracht en vaak met succes om kinderen Gods te verleiden tot zonden te verlokken met gedachten die niet corresponderen met die van God. Ook zonen Gods ontkomen daar niet aan. En hij verleidt op voor hen aansprekende terreinen. Zoals hij dat bij Jezus deed na zijn doop in water en in heilige Geest: “Indien gij Gods Zoon zijt…”, zie bijvoorbeeld Lucas 4 vanaf vers 1 (Luc. 04:01 vv). Jezus weerstond de satan omdat Hij doordrenkt was van het denken van zijn Vader: de Christus moet de ges­talte van een dienstknecht aannemen en veel lijden (Filip. 02:07; Luc. 24:26). Niet zijn eigen wil doen maar die van zijn Vader. Hij had de gehoorzaam­heid geleerd, Hij had als een leerling leren luisteren en was niet weerspannig geworden (Jes. 50:05). Dan heeft Hij dingen gehoord die voor Hem niet altijd aantrekkelijk waren! Maar had Jezus kunnen falen? Dat had Hij! Als er sprake is van verzoeking kan er gekozen worden, dus ook het verkeerde.

Zo zal een geopenbaarde zoon Gods ingaan op de leugenachtige inspiraties van satan. Wat kunnen we daarbij bedenken? Het zal op hetzelfde vlak liggen als waarop Jezus verleid werd: heersen of dienen, aanzien of verwerping, spektakel of eenvoud, aanbidding of lijden! En dit is toch ook niet zo’n vreemde verzoeking: de weg naar het zoonschap is er één geweest van volharding, van veel strijd en lijden, dan wil je wel eens wat anders!

Hoe past de gevallen zoon Gods in ‘het plan van satan’?

Satan heeft geen van te voren bedacht plan zoals God. Zoals we al eerder hebben gezien reageert hij op de Goddelijke initiatieven en ontwikkelin­gen. Het openbaar komen van de zonen Gods heeft hij niet kunnen voorkomen. Dat openbaar worden was een gebeurtenis die hij niet had verwacht, omdat hij stellig geloofde in het effect van zijn drie grootvorsten die hij achter de ruiter op het witte paard aan zond (zie deel 2). Sterker nog: hij wordt uit de hemel geworpen, wat voor hem een vernederende ervaring is omdat hij meende alle macht te bezitten!

Vervuld van haat zoekt hij naar nieuwe wegen om te voorkomen dat nog meer zonen worden geboren en om alsnog af te rekenen met de Gemeente van Jezus. Daarvoor heeft hij nodig:

  1. een geestelijke volwassen mens die ’thuis’ is in de hemelse gewesten, die zijn geestelijke begaafdheden ontwikkeld heeft en die op de hoogte is van Gods plan. En
  2. een geest, die volgens hem in staat is het tegen zonen Gods op te kunnen nemen (hijzelf kon het niet!).

Een geestelijk volmaakt mens doen ontwikkelen kan hij niet, die zal hij moeten zoeken onder de zonen Gods. Zijn wapen, leugen en verlokking, brengt hem weer succes. Hij wil een zoon, één die in staat is zijn plan uit te voeren. De geest zoekt hij in het dodenrijk: hij doet een beroep op Apollyon, de heerser over de afgrond, rechterhand van de (macht van) de dood. De ruiter op het vale paard vond zijn oorsprong in zijn rijk, maar dat is een kleintje vergeleken bij deze vorst. Het wezen van Apollyon is één en al verderf. Hij heerst met een autoriteit waarvoor zijn eigen ‘onderges­chikten’ sidderen; genade is een onbekend begrip in het rijk der duisternis. Zijn klimaat is huiveringwekkend.

Met deze twee, de antichrist en de geest uit de afgrond, zet satan alles op alles om alsnog zijn gram te halen.

Hoe gaat de antichrist te werk?

De antichrist komt uit de Gemeente van Jezus Christus, zijn leer is afgewezen, er is een scheiding van geesten gekomen. In geestelijke zin is hij gevallen. Zijn haat richt zich daarom tegen de Gemeente. Hij zal bewijzen dat hij gelijk heeft! Hij zal haar willen bestrijden, vervolgen en uitroeien. Maar daarvoor moet hij eerst volgelingen hebben, een gemeente die in staat is het tegen de Gemeente van Jezus Christus op te nemen, die dus kan functioneren in de hemelse gewesten en tevens wereldwijd is.

Hij richt zich daarom allereerst op Babylon, gelovigen met een geringe onderscheiding van geesten, die weinig weet hebben van een wandel in de hemel, maar anderszins wel verlangend uitzien naar bijvoorbeeld de wederkomst des Heren en naar geestelijke beleving; een groep die in geestelijk opzicht gemakkelijk is te manipuleren. En hij vindt gehoor omdat zijn prediking met grote tekenen en wonderen gepaard gaat; die macht heeft hij immers.

Wat is de boodschap van de antichrist?

De antichrist presenteert zich niet als Jezus Christus, maar als de nieuwe heilprofeet, de betere Messias met een boodschap voor de gehele aarde. Om gehoor te vinden zal zijn boodschap aanvankelijk in woorden nog gelijkenis vertonen met het evangelie. Maar zodra hij ingang heeft gevon­den zal zijn boodschap al snel veranderen. Hij wil immers geen chris­telijke kerk, maar een antichristelijke!

Wat moeten we ons daarbij voorstellen? Een voorzichtige poging daartoe: De antichrist kent het evangelie van het koninkrijk. Het eerste wat hij gaat doen is dat verdraaien. Het lijden wordt er ongetwijfeld uitgehaald. Evenals de betekenis van het kruis toch altijd al een dwaasheid van het christendom (1 Kor. 01:18) dat gebracht wordt als een gepasseerd station. Over vergeving van schulden wordt niet meer gesproken -het bloed van het Lam is voor hem een gruwel- men moet zijn eigen heil bewerken: je kunt hel zeil, je mag zelf bepalen wat goed is!

Het resultaat daarvan is wetteloosheid. Gods plan wordt aangepast: het leven op aarde wordt een paradijs, alle volken mogen met elkaar in vrede leven (de nieuwe wereldorde!), de opstanding uit de doden en het gelijk zijn aan Christus wordt ontkend: na een ‘geestelijke’ ontwikkeling verlost te zijn van het stoffelijke is het na te streven ideaal. God als Vader en schepper van hemel en aarde verdwijnt; God is een universele kracht voor alle mensen. In deze kracht vindt alles zijn evenwicht: licht en duisternis, positieve en negatieve krachten, goed en kwaad.

Deze god wordt aanbeden, maar het is de draak (Openb. 13:04)! En de Gemeente van Jezus Christus wordt er van beschuldigd het nieuwe tegen te willen houden. De haat tegen de Gemeente zal steeds sterker doorklinken. Het juiste zicht op God, Christus en zijn Gemeente wordt weggenomen. Dit is de periode van de vierde bazuin (Openb. 08:12) waarin de geestelijke duisternis sterk zal toenemen.

Wat wordt met het ‘beeld van de antichrist’ bedoeld?

Vele kinderen Gods worden verleid en volgen de antichrist. Voor hen die zich niet verdiept hebben in het plan van God klinkt het aantrekkelijk en toch ook bekend in de oren. Ook vele ongelovigen of gelovigen uit andere religies worden aangetrokken. Alle aandacht is nu gericht op de nieuwe leider, die macht heeft in hemel en op aarde. Wie is aan hem gelijk (Openb. 13:04)? Zoals de Gemeente van Christus de aanbidding kent (zie deel V), zo weet de antichrist de aanbidding van zijn volgelingen op zich te richten.

En daarmee is de tijd rijp voor een nieuwe fase: de doop in de geest. In de geest van de afgrond wel te verstaan! Zoals de 144.000 uit (geestelijk) Israël verzegeld werden aan hun voorhoofd, zo worden de volgelingen van de antichrist ook verzegeld (Openb. 13:06; zie ook 2 Thess. 02:04). Voortaan is de antichrist hun inspirator. Vervuld van zijn geest, gaan ze denken, spreken (of ‘profeteren’) en handelen als hun leider. Zo worden zij een afspiegeling van hem. Zij worden zijn beelddragers. Het sprekende beeld van de an­tichrist, uit hoofdstuk 13 vers 15(Openb. 13:15), is dus zijn wereldgemeente, een gemeente gevormd door ‘zonen des verderfs’.