1985.07-08 nr. 261

Levend geloof 1985.07.08 nr. 261

Vernieuwing van ons denken door Gert Jan Doornink

“Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld; maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken; opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene” (Rom. 12:02).

Geestelijke vernieuwing

Vernieuwing is een modewoord geworden in onze tijd. Dagelijks worden we er via de media mee overspoeld. Wie niet meedoet aan ‘vernieuwing’ is ouderwets, conservatief, bekrompen en telt niet meer mee. Vernieuwingsideeën en bewegingen treft men op alle terreinen van het maatschappelijk leven aan. In dit artikel gaat het echter over een andere vernieuwing, een geestelijke vernieuwing. Deze vernieuwing, waarvan alleen de Bijbel spreekt, is van een totaal andere dimensie en grijpt radicaal in in het leven van een mens. Het is de vernieuwing die ontstaat wanneer iemand Jezus Christus leert kennen. Paulus zegt: “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie het nieuwe is gekomen” (2 Kor. 05:17) .Wie door geloof in Jezus Christus een nieuwe schepping is geworden, is totaal nieuw geworden en is vanuit het rijk  der duisternis overgeplaatst in het

Koninkrijk van Jezus Christus.

Maar  nu een belangrijke vraag: Is er een doorwerkende vernieuwing in ons leven? Als Paulus schrijft aan de gemeente te Rome over het hervormd worden door de vernieuwing van hun denken, schrijft hij aan mensen die reeds nieuw geworden zijn! Dat is iets om even over na te denken! Het betekent dat de vernieuwing die we hebben ontvangen een doorgaande vernieuwing behoort te zijn. Dat wordt zo gemakkelijk vergeten. Vernieuwing heeft dus heel concreet te maken met geestelijke groei. Zonder geestelijke groei geen doorgaande vernieuwing. Zoals de natuurlijke mens groeit, behoort ook de geestelijke mens te groeien. In (2 Kor. 03:18) staat: “Wij allen, die… de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is”.

Is deze verandering in ons leven reeds zichtbaar? Hebben wij groei in ons geloofsleven? Openbaren wij de heerlijkheid van Jezus? Zijn wij – zoals Paulus zich uitdrukt – hervormd door de vernieuwing van ons denken? Uiteraard betekent dat hervormd (omgevormd) worden niet dat wij lid worden van een kerk die toevallig hervormd heet. Ik kom zelf uit de Hervormde kerk. Toen ik 19 jaar deed ik ‘belijdenis van mijn geloof’ en werd lid van de kerk. Dat hoorde bij de traditie van het dorp waar ik woonde. Maar pas enkele jaren later kwam ik tot bekering en wedergeboorte en werd daardoor lid van de kerk: de gemeente van Jezus Christus.

Het gaat dus om een geestelijke hervorming die als doel heeft: de volle openbaring van het nieuwe leven wat wij door geloof in Jezus hebben ontvangen. Dit nieuwe leven mag niet verborgen blijven. Wij zijn immers geroepen het ‘licht der wereld’ en het ‘zout der aarde’ te zijn? Maar wat is dan de oorzaak dat daar bij velen nog zo weinig van terecht komt, dat velen niet hervormd en veranderd worden naar het beeld van Jezus? Het antwoord is: omdat hun denken geen doorgaande vernieuwing ondergaat.

Wat is ons denken?

Ons denken, ónze gedachtewereld is het centrale punt van heel ons bestaan. Het vormt als het ware het ‘hoofdkwartier’ waar de beslissingen worden genomen. Want ieder woord wat wij spreken, iedere daad wordt voorafgegaan door een gedachte. Vanuit ons denken nemen we – bewust of onbewust – de beslissingen. Maar als kind van God nemen we niet alleen de beslissingen. Jezus is onze Leidsman, en nu Hij niet meer lichamelijk op aarde is, is daar de Plaatsvervanger gekomen, de Heilige Geest, die ons leidt in alle waarheid. Voor de vernieuwing van ons denken is het dus van essentieel belang dat wij de Heilige Geest hebben ontvangen. Onze geest behoort continu verbonden te zijn met de Heilige Geest. Dan ontstaat er ook een doorgaande vernieuwing van onze nieuwe mens, dat wil zeggen: wij gaan meer en meer het nieuwe leven van Jezus tot openbaring brengen. In (2 Kor. 04:16) zegt Paulus: “Maar al vervalt ook onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd”.

Enkele praktische wenken

Wij willen nu enkele praktische wenken doorgeven hoe ons denken vernieuwd wordt.

1 – Het loslaten van verkeerde leringen. Binnen de gemeente van Jezus Christus is veel dwaling binnengedrongen. Velen hebben zich laten infiltreren door natuurlijke, aardsgerichte leringen, die de geestelijke groei afremmen en de openbaring van de heerlijkheid van Christus wegschuiven naar een verre toekomst, terwijl het juist Gods bedoeling is dat we nu het nieuwe leven van Christus openbaren. Ook zijn deze leringen in strijd met de wil van God dat er een gemeente gaat komen die stralend zal zijn en zonder vlek en rimpel (Ef. 05:27). Daarom is het ook zo belangrijk dat wij als basis van ons geloofsleven (individueel en als gemeente) de boodschap van het Koninkrijk Gods kennen, de boodschap zoals Jezus en de apostelen die brachten.

2 – Bijbelonderzoek, onder leiding van de Heilige Geest. Hoeveel tijd besteden wij per dag aan het onderzoeken en bestuderen van het Woord van God? Het is zo belangrijk dat wij iedere dag voldoende tijd nemen om kennis en inzicht te verkrijgen in de Bijbel. Daarbij wil Gods Geest ons inzicht geven. Alleen dan krijgen wij de juiste visie op Gods Woord. Paulus spreekt in Titus 3 over de vernieuwing door de Heilige Geest. Zonder Gods Geest gaat het niet, anders worden wij ‘letterknechten’ en heeft Gods Woord geen uitwerking meer in ons leven.

3 – Het spreken met anderen over Jezus. Het getuigen met anderen over Jezus verfrist onze gedachten, vernieuwt en inspireert ons, maakt ons blij! Heeft u dat reeds ontdekt? We bedoelen uiteraard niet dat we elk moment van de dag met anderen over Jezus moeten spreken en hen bombarderen moeten met Bijbelteksten. Dat zou een averechtse uitwerking hebben. Maar we zullen de gelegenheden moeten benutten om van Hem te getuigen en de talenten die de Heer in ons heeft gelegd in Zijn dienst behoren te stellen. Daarbij hebben we niet , alle dezelfde werkzaamheden (Rom. 12:04). In een

geestelijke groeiende gemeente gaan de leden meer en meer als een harmonieus geheel in het plan van God functioneren.

Het beantwoorden van de liefde Gods jegens ons bestaat dus in het hervormd worden door de vernieuwing van ons denken. Dan gaan wij erkennen (onderkennen, openbaar maken) wat de wil van God is: het goede, welgevallige en volkomene! Zoals Jezus eens Gods wil en wezen openbaar maakte, gaan ook wij dat doen! Een geweldige taak, maar de vervulling van een opdracht die ons intens blij maakt. Wij beantwoorden dan immers aan het doel van God met ons leven. En dat doel is dat de nieuwe mens vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn schepper (Kol. 03:10).

 

Communicatie in relatie met God door Gert van de Kamp

Als je een christen bent (dat betekent dat je van Christus bent), is daarvan een automatisch gevolg dat je een levendige relatie (verbinding) hebt met God. Of niet soms?

Binnen die relatie is communicatie (met elkaar van gedachten wisselen) één van de belangrijkste din­gen.

Relatie en communicatie, het zijn beiden twee be­langrijke begrippen in ons leven met God.

De Oost-Indische naam voor god – havate – is: Hij roept. Ook komt voor: De veel aan geroepene. In deze betekenis van de naam god schuilt een diepe waarheid: Het karakter van God is gemeenschaps­zin zoeken, met de mens van gedachten wisselen, zeggen tegen God wat je op je hart hebt waardeert Hij, daar roept Hij om!

In het woordenboek lees je over communicatie: Het uit­wisselen van gedachten en gevoelens. Binnen onze re­latie met God is dat gevoel niet uit te sluiten. De mens namelijk voelt, dat hij bij God ‘wel goed zit’. Het geeft een goed gevoel om van Hem te zijn. De mens kan zijn gevoel uiten door Hem in lofprijzing te eren., te aanbidden, te laten merken dat je van Hem houdt. Omgekeerd geldt hetzelfde: God is niet gevoelloos. Hij toont belangstelling voor de mens, veel belangstelling zelfs. God heeft bij voorbeeld een ‘jaloers’ gevoel. (Jak. 04:05) zegt: “Onze geest, die Hij in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid”. God wil onze aandacht. Hij wil een relatie aangaan waarin wederkerig aandacht voor elkaar is.

Die relatie vinden we heel sterk uitgedrukt in de tekst die staat in 1 Korinthiërs 6: (1 Kor. 06:16) “Wie zich aan de Here hecht is één geest (met Hem)”. Eén van geest, eensgeestes zijn, hetzelfde denken, voelen en doen. Zover wil God die relatie doorvoeren, elkaar steeds beter leren kennen, begrij­pen. Zo groei je naar el­kaar toe, ga je op Hem lij­ken, neem je zijn eigen­schappen over.

Tweezijdige communicatie

Je hebt eenzijdige en twee­zijdige communicatie. Voor­beeld: Als je naar de radio luistert is er sprake van eenzijdige communicatie, de zender zendt een bericht uit waar je niet met elkaar over van gedachten kunt wisselen. Er is geen reactie mogelijk. Zo is het ge­lukkig niet in de relatie met God. Daar heerst twee­zijdige communicatie waar­van het kenmerk is dat je wel kunt reageren, met el­kaar van gedachten kunt wisselen.

Een heel mooi voorbeeld van die tweezijdige communicatie in de relatie met God vilden we in Psalm 139. Daar zegt David te­gen God: “Gij doorgrondt en kent mij, Gij kent mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachten”. God en David kenden elkaar. David weet van God dat hij voor Hem geen vreemde is. Vele ma­len hebben ze hun gedach­ten en gevoelens gewis­seld. Wat David denkt weet God.

In vers 4 van diezelfde Psalm (Ps. 139:004) staat nog: “Want er is geen woord op mijn tong, of, zie, Here, Gij kent het volkomen”. ,

Dit is voor ons een bijzon­der grote inspiratie om on­ze relatie met God te ver­diepen, om ook zo door en door gekend te worden bij God, de Vader. Om bij Hem kind aan huis te zijn! God begeert onze geest met jaloersheid, kwamen we al tegen.

De Heer kent de Zijnen

Jezus, de Zoon van God, wist wat tweezijdige communicatie met zijn Vader was. In hun relatie was sprake van sterke weder­kerigheid. Jezus getuigde: “Alle dingen zijn Mij over­gegeven door mijn Vader en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren” (Matt. 11:27). God kent Jezus, Je­zus kent God. Het gaat hier niet om eenzijdige ken­nis van elkaar: Het komt echter van twee kanten. Er is een wisselwerking.

In onze taal is sprake van: “Kijk, daar loopt een ken­nis van me”. Een kennis, een bekende, die geen hechte vriend of vriendin hoeft te zijn, maar gewoon iemand is die je wel kent. Jezus heeft bewerkt-dat de mens God niet als een kennis beschouwt, iemand die je wel eens tegen komt, maar als een vriend, als iemand die aan jouw kant staat, jou wil leren kennen, met jou wil optrekken, met jouw je leven wil delen.

Dat heeft Jezus duidelijk van God aangetoond.

Als je van God bent, kent Hij je. Hij weet wie je bent. We zijn geen onbekenden voor Hem. In een hechte relatie past een perfecte communicatie. Ook in het samenleven van God met de mens.

Dan zijn wij door God ge­kend. Dat is zo belangrijk dat Timotheüs uitspreekt: “En toch staat ongeschokt het hechte fundament met dit merk: De Here kent de zijnen” (2 Tim. 02:19a).

Op basis van die wederzijd­se kennis wordt het Ko­ninkrijk van God op deze aarde voor eens en altijd gevestigd. In dat Konink­rijk geldt dan: Het is goed, als broeders tezamen wo­nen… want daar gebiedt de Heer zijn zegen!

 

De weg verder omhoog door Gert Jan Doornink

De hoofdstukken 12, 13 en 14 van de eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs zijn veel geciteerde en bestudeerde hoofdstukken uit Gods Woord. Terecht, want hoewel uiteraard elk onderdeel van Gods Woord belangrijk is, geeft Paulus hier een duidelijke beschrijving over de taak en het functioneren van de gaven van de Geest in de gemeente. En een ‘levendegemeente, die functioneert naar de wil van God, is ondenkbaar zonder een juist functioneren van de gaven en zonder dat ieder ‘lid van het lichaam’ zijn of haar door God aangewezen plaats heeft genomen. Naarmate de eindtijdgemeente geestelijk groeit, zal er ook in dit opzicht meer harmonie in de gemeente ontstaan en van daaruit zal ook ons getuigenis naar buiten meer effect gaan sorteren.

Nu wordt het hart van de zo even genoemde hoofdstukken gevormd door 1 Korinthiërs 13, het bekende gedeelte over de liefde: ‘Al ware het dat ik alles had, maar ik had de liefde niet, ik ware… niets’. Zie je wel, wordt er dan door sommigen nog wel eens gezegd dat die gaven van de Geest, toch niet zo belangrijk zijn? Het gaat toch primair om de liefde? Hier moeten we oppassen dat we geen kardinale denkfout maken, want als Paulus de uitleg over het gebruik van de gaven voorlopig afsluit met de woorden: “En ik wijs u een weg, die nog vee! verder omhoog voert” (1 Kor. 12:31b), begint hij te schrijven over de liefde, maar dan bedoelt Paulus geen ongeestelijke schijnliefde, moor spreekt hij over de echte liefde Gods die blij is met de waarheid (1 Kor. 13:06). Echte liefde, voortkomend uit het hart van God, was op een volkomen wijze in Jezus aanwezig en zal zich meer en meer op een volkomen wijze gaan openbaren in allen die jezus werkelijk volgen. Daarom is het aanvaarden van de volle waarheid zo belangrijk. Zonder dat fundament in ons leven, waarop wij geestelijk bouwen, kan zich ook de echte liefde door ons heen niet openbaren. Paulus zegt van deze liefde, dat zij niet blij is over de ongerechtigheid (1 Kor. 13:06). Voor een waarachtig kind van God is derhalve elk compromis met wereldgeesten, vrome geesten en dwaalgeesten

uitgesloten.

Als eindtijdgelovige willen wij de weg hogerop gaan. Wij willen op volmaakte wijze functioneren in het plan van God. Wij willen de liefde najagen en streven naar de gaven des Geestes (1 Kor. 14:01). Maar voor alles behoort er dus een volledige aanvaarding te zijn van de volle boodschap: de boodschap van Het Koninkrijk Gods. Alleen zij die op de juiste wijze bouwen zullen het einddoel bereiken en ten volle Gods liefde gaan openbaren.     

 

Woord en wederwoord door Klaas Goverts -2-

Een fundamentele oproep

Het sleutelwoord, het kern­woord van Lukas 15 is ‘blijdschap’. Als de herder het verloren schaap gevon­den heeft, staat er: “En als hij het vindt, tilt hij het met blijdschap op zijn schouders; en thuis geko­men, roept hij zijn vrien­den en buren bijeen, en zegt: Verblijdt u met mij”.

‘Verblijd u met mij’ is een fundamentele oproep.

Blijdschap heb je nooit alleen. Het hart van het evangelie is: je ver­heugen met de Herder, je verblijden met de Zoon des mensen. In wezen is het Jezus, die als goede Her­der zegt: ‘Verblijd u met Mij!’

We zien dat blijdschap nooit een bezit is, in de zin van: j ‘Ik sluit me een tijdje op en ga lekker blij zitten zijn. Ik heb het toch zo goed met mezelf getroffen. Ik hoop maar dat niemand mijn blijdschap komt verstoren’. Als er intussen iemand aan­belt, die iets van je nodig heeft, stuurt die persoon roet in het eten. Bijbels gezien is het totaal anders? Als er iemand komt, die iets van je nodig heeft, is dat juist degene die jouw blijdschap maakt. Dan kun je je mét iemand verblijden. In de gelijkenis van het verloren schaap is het een verblijden van de herder over hetgeen verloren was. Het is het kernthema in het evangelie van Lucas.

Het komt weer terug in de gelijkenis van de verloren penning. (Luc. 15:09) zegt: “En als zij de pen­ning gevonden heeft, roept zij haar vriendinnen en bu­ren bijeen en zegt: Ver­blijdt u met mij, want ik heb een schelling gevonden, die ik verloren had”.

Beide gelijkenissen eindigen met: “Er is blijdschap in de hemel over één zondaar, die zich bekeert”. Het is de zondaar die weer in het gesprek komt. Het is een zondaar, die van denken verandert en vanuit de mo­noloog in het gesprek met God komt.

De mens als beeld van God

In de derde gelijkenis, van de verloren zoon, is het­zelfde thema aan de orde: Blij zijn met de ander, blij zijn met God.

“Iemand had twee zonen”, zegt (Luc. 15:11). Let­terlijk staat er: een zeker mens had twee zonen. Het is niet zomaar iemand, maar het is een méns. Hier is die mens beeld van God. In gelijkenissen komt het vaak voor dat de mens als beeld van God gesteld is. Dit is niet vreemd, want de mens is naar Gods beeld gemaakt.

Als de jongen thuiskomt, zegt de vader: “En haalt het gemeste kalf en slacht het, en laten wij een feestmaal hebben” (Luc. 15:23). Let­terlijk: Laten wij eten en vrolijk zijn. Er is een re­den voor dat je het zó moet vertalen en niet met ‘feest­maal’ . De nadruk valt niet op het éten, maar op het ‘vrolijk zijn’.

Het ‘vrolijk zijn’ legt ver­binding met andere teksten in Lukas, maar ook met (Deut. 12:12) staat: “Gij zult vrolijk zijn voor het aange­zicht van de Here, uw God, gij, uw zonen, uw dochters, uw dienstknech­ten en uw dienstmaagden, en de Leviet, die binnen uw poorten woont”. Wat Lucas zegt speelt terug op Deuteronomium.

“…Want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden” (Luc. 15:24). Het is precies wat met Je­zus gebeuren zal. ’Hij was dood en is weer levend ge worden’. Jezus gaat de weg van de verloren zoon. Hij wordt verloren Zoon in on­ze plaats.

Dan vers 24b (Luc. 15:24b) waar letterlijk staat: “En zij begonnen vrolijk te zijn” en niet: zij begonnen feest te vieren.

Vers 25 (Luc. 15:25): (Hier komt het probleem) “Zijn oudste zoon was op het land, en toen hij dicht bij huis kwam, hoorde hij muziek en dans. En hij riep een van de knechts tot zich en vroeg wat er te doen was. Deze zeide tot hem: Uw broeder is gekomen en uw vader heeft het gemeste kalf laten slachten, omdat hij hem ge­zond en wel terug heeft”.

Een kwestie van dood of leven

Er klopt niets van wat de knecht zegt. Als je het aan de vader zou vragen, zegt deze heel wat anders. Het is niet ‘uw broeder is geko­men’, maar: ‘hij was dood en is weer levend gewor­den; hij was verloren en is gevonden’. De knecht heeft het evangelie niet begrepen en zegt maar wat. Het gaat niet om het feit dat de va­der hem gezond en wel te­rug heeft, maar dat hij hem uit de dóód gehaald heeft’ Het is geen kwestie van ziek of gezond, maar van dood of levend. De oudste zoon komt van de knecht eigenlijk niets te weten.

Vers 28 (Luc. 15:28): “Maar hij werd boos en wilde niet naar bin­nen gaan”. Dan staat er heel mooi: “Toen kwam zijn vader naar buiten en drong bij hem aan”. Er staat eigenlijk: de vader gaat uit.

De vader wil ook het ge­sprek met de óudste zoon. Letterlijk: hij riep hem er­bij; in plaats van: drong bij hem aan (parakalioo). Hier staat hetzelfde woord als voor de Heilige Geest gebruikt wordt: parakleet.

Het woord ook wel vertaald met: troosten of bemoedi­gen.

De oudste zoon wordt tot het gesprek geroepen. Het antwoord dat hij geeft, is beslissend. Vers 29 (Luc. 15:29): “Maar hij antwoordde en zeide tot zijn vader: Zie, zovele ja­ren ben ik al in uw dienst en nooit heb ik uw gebod overtreden, maar gij hebt mij nooit een geitenbokje ge­geven, om met mijn vrien­den feest te vieren”. Letterlijk: om met mijn vrien­den vrolijk te zijn.

Het basisprincipe van het gesprek

Hier komt de ware aard te­voorschijn . De oudste zoon wil vrolijk zijn met zijn vrienden, maar zonder zijn broer. Dit gaat lijnrecht in tegen het basisprincipe van het gesprek, dat alle vlees het heil van God zal zien, ‘maar niet met mijn broer’. De oudste zoon wil zélf selecteren . Maar ie kunt niet vrolijk zijn zonder je broe­der. Dat geitenbokje is bij de vader niet beschikbaar, want de vader houdt niet van onderonsjes.

Vers 30a (Luc. 15:30a): “Doch nu die zoon van u gekomen is…” Zoiets van: u hebt hem verwekt. Het is mijn schuld niet dat hij geboren is. De knecht zei ook: uw broeder is gekomen.

Vers 30b (Luc. 15:30b): “…die uw bezit heeft op gemaakt met slech­te vrouwen”. Dit staat nér­gens in het voorafgaande. Het is uit de duim gezogen. De oudste zoon is het beeld van de zuurpruim, die al­tijd het ergste van de ander denkt. Hij doet nóóit iets verkeerd, maar die ‘zoon van u’ is een slechte vent. Sommige mensen weten precies wat een ander heeft gedaan maar zij praten nooit met de ander, alleen óver de ander.

Vers 30b (Luc. 15:30c): “…en gij hebt voor hem het gemeste kalf laten slachten”. – ‘Ik kreeg nog geen bokje en hij krijgt meteen een heel kalf’. Het punt is, dat het de geboor­te van de zóón is. Dan wordt er geen bokje ge­slacht , maar het gemeste kalf wordt geslacht (zie ook Genesis 18).

De vader is nog steeds in gesprek met de oudste zoon. Aan de vader zal het niet liggen. “Doch hij zeide tot hem: Kind, gij zijt altijd bij mij…” Eigenlijk: mét mij. ‘Kind jij bent toch een deelgenoot van mij. Je hoort er helemaal bij. Waarom ver­blijd je je niet met mij?’ “. al het mijne is het uwe”. Het betekent: jouw familie hoort er óók bij. Je kunt je niet aan je broer onttrekken. Het gaat niet om één bokje, maar om al het mijne.

Paulus zegt: “Zou Hij ons dan ook niet met Hem alle dingen schenken?” (Rom. 08:32). Buiten Christus kan God ons niets geven, maar mét Christus geeft Hij ons alles: de totaliteit van de bevrijding van God: Het heil dat alle vlees zal zien. Je moet echter wel bereid zijn om bij ‘alle vlees’ te behoren. De oud­ste zoon wilde er niet bij ­horen. Hij dacht: ‘ik ben een apart soort. Ik sta wel een stukje hóger dan die broer van mij’.

Vers 32 (Luc. 15:32): “Wij moesten feest­vieren en vrolijk zijn…” Letterlijk: men moest vrolijk zijn en blij zijn. ‘Blij zijn’ is het grondwoord in vers 6 en 9, ‘vrolijk zijn’ in vers 23 en 24.

De laatste regel vat heel het hoofdstuk samen: “…want uw broeder hier was dood en is levend geworden, hij was verloren en is gevon­den”. ‘Uw broeder’, niet al­leen ‘mijn zoon’, maar het is uw broeder.

Het is merkwaardig dat het woord ‘vrolijk zijn’ nog tweemaal voorkomt in Lukas. Daarom is het van het grootste belang dat er met hetzelfde grondwoord wordt vertaald. Zo lezen wij in Lukas 12 vers 19 (Luc. 12:19) (in de ge­lijkenis van de rijke dwaas): “En ik zal tot mijn ziel zeg­gen: Ziel, gij hebt vele goe­deren liggen, opgetast voor vele jaren, houd rust, eet, drink en wees vrolijk”. De rijke dwaas wil alleen met zijn éigen ziel vrolijk zijn; verder met niemand. Het enige gesprek dat hij voert. is een gesprek met zichzelf.

Daarom mist hij het hart van het evangelie.

God zegt: “Geef dan je ziel maar terug, want je beant­woordt niet aan je bestem­ming’. Hij gaat zijn rijkdom voor zichzelf oppotten en voert geen gesprek met God: ‘Wat zal ik er mee dóen?’ Hij voert ook geen gesprek met zijn medemens, om er samen verheugd over te zijn. Dat zou bijbels en evangelisch zijn. Er staat letterlijk in vers 17: Hij overlegde in zichzelf. Deze man sluit zich af voor ‘alle vlees’, het is alleen maar: ik en mijn ziel en mijzelf.

Tenslotte lezen we in (Luc. 16:19) (in de gelijkenis van de rijke man en de ar­me Lazarus): “En er was een rijk man, die feest hield”. Letterlijk: en elke dag schitterend vrolijk was. Alleen de bedelaar aan de poort kreeg niets. Het tegenbeeld van het evangelie: ‘Verblijdt u met mij’, het samen met God en met de ander vrolijk zijn. De rijke man voert geen gesprek met Lazarus aan de poort.

Het wezen van het evangelie is, dat alle vlees de bevrijding van God zal zien. God gaat de mens weer in het gesprek plaatsen.

 

Intermezzo door Gerry Velema

bemoedigen

Zie ze daar nu eens zitten. Twee frisse jonge mensen. Teleurgesteld! Gesmaakt dat de Heer goed is! Deel gehad aan de beginselen van het evangelie. Zichzelf gegeven en ontvangen. Ingezet met een stuk warm enthousiasme. En nu? Het is allemaal weg.

Teleurgesteld…, teleurgesteld. Wat hoor ik dat nog veel om me heen. ‘We zijn zo teleurgesteld”. De één in de voorganger, die neen voorganger was. De ander in het onbegrip van een oudste. Weer een ander in het resultaat dat uitbleef na een gebed. Teleurgesteld, veel ja heel veel in mensen, vrienden en broeders en zusters.

Zie ze daar nu eens zitten, die twee bruikbare en inzetbare mensen voor de Heer. Paulus zou misschien hebben gezegd: ‘Wie is toch tussenbeide gekomen, wie is op je pad gekomen om je van je koers af te brengen, of om je te ontmoedigen?’ En weet u, dat kan net zo goed ik als u zijn geweest. Toen we niet echt goed geluisterd hebben naar de ander. Die keer dat we direct met onze kritiek klaar stonden. Of toen we wel fout waren, maar het zo moeilijk vonden om terug te gaan en onze fouten te belijden. Wie weet hoe groot de draagwijdte was van die ene negatieve opmerking die we maakten.

Zie ze daar nu eens zitten. Teleurgesteld. Op een gevaarlijk kritiek punt beland. Zal ik maar afhaken. .. of… of is er nog een uitweg, nog begrip, nog een stevige helpende hand? Zijn er op zo’n moment nog mensen, die je er door weten te helpen door woorden van bemoediging? Weet u nog hoe goed het u deed, dat er uit waardering een arm om uw schouder werd gelegd? Of op het moment dat u aarzelde of u in het geloof uit de boot zou stappen, en iemand die aarzeling zag en u toeknikte: ‘Vertrouw maar, toe stap maar uit’?

Bemoediging helpt je door kritieke momenten heen. Bemoediging helpt je over drempels heen, hoe hoog soms. Bemoediging sterkt je Godsvertrouwen en je zelfvertrouwen. Bemoediging troost en heelt teleurstellingen. God zij gedankt voor iedere bemoediging die we naar elkaar uiten. Kom op, broeders en zusters, laten we bemoedigd en bemoedigend doorgaan met onze Heer.

 

Gij geheel anders (gedicht) (Ef. 04:20). Door Piet Snaphaan

Ja anders zijn, zoals gezegd

Geheel vernieuwd, niet opgelegd

’t Is juist van binnenuit gekomen

Vervuld door ware Geestesstromen

Je leven wordt dan fris en blij

de Waarheid maakt je immers vrij

Daar mag je nu geheel aan wennen

Je hebt Christus immers leren kennen

Hij is de Bron van ’t anders zijn

’t Herstelt de mens, ’t vernieuwt zijn brein

Door ’t Woord ben je gaan leven

’t Werd je door God gegeven

Hij heeft de mens verhoogd, verheven

Om met Hem door zijn Geest te leven

Te herstellen ’t geen beschadigd is

Verleugent ook, dat is gewis

Hier ligt een taak, een werkterrein

Voor allen die reeds anders zijn.

 

Vakantie: een kostbare tijd door Liesbeth Seepma

Op het moment dat ik dit schrijf moet ik eraan den­ken, dat over een korte tijd een periode van het jaar aanbreekt, die eigen­lijk heel anders is dan alle andere perioden in een jaar. Een periode waar in­tens naar toe geleefd wordt, waarnaar verlangd wordt, terwijl hij… pijl­snel omvliegt. Die periode heet: vakantie.

Nu weet ik wel dat het be­grip vakantie niet voor al­le mensen hetzelfde inhoudt. Maar ik bekijk va­kantie als een tijd die je vrij maakt om tot rust te komen. Een tijd, waarin allerlei zorgen of beslomme­ringen van je werk of van school, of van wat je ook maar doet in je dagelijks leven, van je afvallen en uit je gedachten gaan. Je gedachten worden zo als het ware vrij om eens rus­tig na te denken over din­gen die je interesseren, maar waarvoor je nooit de tijd hebt. En zo kun je lekker genieten van allerlei leuke, mooie, spannende en ontspannende, vrolijke, te gekke, doldwaze dingen. Het klinkt misschien gek, maar als ik er eens goed over nadenk, is vakantie een mooie, kostbare tijd, maar toch ook een ‘gevaarlijke’ tijd. Waarom zou vakantie een gevaarlijke tijd zijn? Ik zal proberen dit aan je uit te leggen. Zoals ik al zei, is vakantie een tijd waarin je andere dingen doet dan anders. Vaak ben je ook – als je ‘op vakantie’ gaat – in een andere, misschien voor jou vreemde omgeving. Doordat je je zorgen en alledaagse probleempjes achter je laat want dat is toch de bedoeling) sta je open voor allerlei dingen die er in die nieuwe omgeving te be­leven zijn. Je bent in een echt jolige vakantiestemming, en dat betekent: de bloemetjes buiten zetten! Besef je dat je in zo’n om­geving heel gemakkelijk iets kunt vergeten? Jouw handel en wandel met God zou namelijk wel eens door al dat amusement in de verdrukking kunnen komen.

Contact met God

Het zou eigenlijk zo fijn zijn als jouw en mijn vakantie niet gekenmerkt worden door het ontbreken van contact met God. Het zou heerlijk zijn als jij en ik onze vakantie nu eens zó gingen inrichten dat er meer ruimte en meer gele­genheid komt voor contact met God’ Is dat mogelijk? Dat móét mogelijk zijn; Het lijkt me een experiment om m’n vakantie zó in te rich­ten dat God in mij een open kanaal vindt. Lijkt het jou ook geen uitdaging?

Het zou eigenlijk zó fijn zijn als jouw en mijn va­kantie niet gekenmerkt Is praktische zin zijn er in ons land veel mogelijkhe­den om je vakantie in Gods dichte tegenwoordigheid te beleven. Ga maar eens na hoeveel fijne, opbouwende kampweken er zijn, speci­aal voor jou! Speciaal voor jongeren, die hun handel en wandel met God serieus nemen zijn er hele fijne mogelijkheden om samen op vakantie te gaan!

Ook kun je je vakantie – of misschien een deel daar­van – in dienst van God stellen, bijvoorbeeld door het meewerken aan evan­gelisatie, of als kamplei­ding in een kinderkamp.

Misschien bidt je vaak voor lijdende christenen in lan­den die (door mensen) voor het evangelie gesloten zijn; Zou jij er misschien aan kunnen meewerken dat deze christenen bijbels krijgen?

Geestelijke instelling

Nog veel belangrijker dan al deze praktische punten is jouw geestelijke instel­ling in je vakantie. Zakt je contact met God een beetje weg doordat je af­geleid wordt door al die leuke vakantie-evenementen om je heen? Of gebruik je deze kostbare, vrije tijd om in ontspanning God beter te leren kennen?

Voor mijn eigen vakantie hoop ik dit laatste!

“Mogen de woorden van mijn mond

en de overleggingen van mijn hart U welgevallig zijn o Here, mijn Rots en mijn Verlosser” (Ps. 019:015).

Mogen ook jouw en mijn activiteiten in de vakantie de Heer welgevallig zijn. Ik wens je een hele pret­tige, gezegende, goed be­stede vakantie toe.

 

Geestelijk licht op de eindtijd door Wim te Dorsthorst – 15 –

Het einde van de evangelieprediking

Duidelijk is dat deze boze geesten (zie vorige aflevering) ook komen te staan onder supervisie van de antichrist en in (Openb. 11:07) lezen we dan ook dat ze de getuigen overwinnen en doden. Jezus zegt al: Dit hebben ze altijd gedaan van Abel af tot nu toe (Matt. 23:35-39) . “Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn…”(vers 37a; zie ook (Openb. 11:08 en Openb. 18:24).

De gemeente van Jezus Christus wordt in Openbaring 11 uitgebeeld door de twee getuigen. Zij dragen het koningschap en het priesterschap. “En Ik zal mijn twee getuigen last geven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderdzestig dagen lang. Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aangezicht van de Here der aarde staan” (Openb. 11:03-04; zie ook Zach. 04:01-03 en Zach. 04:11-14).

Er komt een einde aan de prediking van het evangelie door de gemeente van Jezus Christus. Dan zal echter ‘dir evangelie van het koninkrijk’ in de gehele wereld gepredikt zijn tot een getuigenis voor alle volken (Matt. 24:14) . Overal en voor iedereen zal geklonken hebben: “Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen Gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen (Openb. 18:04) Wij lezen dan in (Openb. 11:07) en wanneer zij hun getuigenis, zullen voleindigd hebben. Dat is wat Jezus bedoelt in (Matt. 24:14), dan zal het einde gekomen zijn. Zal het beest dat uit de afgrond opkomt, de geest van de antichrist hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden. Op dit moment is de macht van de antichrist het grootst. Ook zijn grootheidswaanzin in (Openb. 13:07) lezen wij aan hem werd gegeven om tegen de heiligen oorlog te voeren en hen te overwinnen en hem werd macht gegeven over elke stam en natie en taal en volk, evenals de koning van Assur. Die het ook door God gegeven was, denkt hij macht te hebben over het volk van God (Jes. 10:05-14) alle grootmachten uit het rijk der duisternis zijn hem onderworpen.in zijn hoogmoed denkt hij dat het zijn kracht is. Die de heiligen overwint en hij begrijpt niet dat het hem gegeven is door Jezus Christus en de gemeente zelf.

De dood en de opstanding van de gemeente

Evenals Jezus zichzelf heeft overgegeven toen Hij zijn werk voleindigd had (en niet eerder!) zo gaat de gemeente nu hetzelfde doen. Er komt een geweldige ruimte en vrijheid in een kind van God die vrij is van e aanklager. Daarin is alle verwerping uitgebannen.

Daarin leeft, evenals in Jezus Christus, de vaste overtuiging: Als ze mij doden dan zal ik weer opstaan want ik heb leven in mijzelf. Ze hebben hun natuurlijke leven met meer lief (Openb. 12:11) en zij laten zich als echte zonen volmaakt leiden door de Heilige Geest. Dit zijn zonen Gods, die evenals Paulus begrepen hebben dat via deze weg de volle heerlijkheid van de gemeente bereikt zal worden. Zolang de dood nog niet is overwonnen, kan de gemeente de volle heerlijkheid – ook naar het lichaam – nog niet bereiken. Daarom zegt Paulus: Dit alles om Hem te kennen in de kracht zijner opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden, of ik aan zijn dood gelijkvormig wordende, zou mogen komen tot de opstanding uit de doden” (Filip. 03:10) . Dit is dus niet de opstanding uit de dood bij de bekering alleen, maar dit is de voltooiing daarvan als geest, ziel en lichaam er deel aan heeft evenals Jezus Christus op Paasmorgen.

De gemeente zal ook hierin dezelfde weg gaan als haar Deer, Zij zal ook prediken in het dodenrijk, evenals Jezus Christus (1 Petr. 03:19), dat er verlossing is door het eeuwige evangelie Gods. Deze vertegenwoordiging van de gemeente doet geen verzoening voor de mensheid, dat is duidelijk, want dat heeft Jezus gedaan en kan ook niemand anders doen. Hij was het Lam Gods! Neen, deze zonen Gods, die vrijwillig in het dodenrijk neerdalen om, evenals Jezus Christus, de sleutels van dood en dodenrijk in ontvangst te gaan nemen (Openb. 01:18) , banen de weg voor de verheerlijking van de gemeente en de wederkomst van Jezus Christus. Ze worden, evenals Jezus Christus, door de majesteit des Vaders uit de dood weer opgewekt (Rom. 06:04; Openb. 11:11) .

Zoals door de verheerlijking van Jezus de weg gebaand werd voor de uitstorting van de Heilige Geest (Joh. 07:39b), dit is de eerste wederkomst van de Heer, zo wordt nu door de zonen Gods de weg gebaand naar de tweede wederkomst van de Heer. Jezus zal nu met zijn verheerlijkt lichaam op aarde aanwezig kunnen zijn temidden van de gemeente, die nu tot volmaaktheid is gekomen en verheerlijkt is evenals de Heer. Dit is een groot geheimenis en daarom staat er ook in Openbaring 11 vers 7 (Openb. 11:07) dat bij de zevende bazuin het geheimenis Gods voleindigd zal zijn, gelijk Hij zijn knechten de profeten heeft verkondigd. Het geheimenis Gods is de verheerlijkte gemeente van Jezus Christus. Verheerlijkt naar geest, ziel en lichaam       (1 Thess. 5:23-24; Filip. 03:20-21) .

De dood is verzwolgen in de overwinning

Over de opstanding van de getuigen die gedood zijn lezen wij in Openbaring 11 vers 11 en 12 (Openb. 11:11-12): “En na die drie en een halve dag voer een levensgeest uit God in hen, en zij gingen op hun voeten staan en grote vrees viel op allen, die hen aanschouwden. En zij hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: Klimt hierheen op. En zij klommen naar de hemel op in de wolk en hun vijanden aanschouwden hen”. Zij varen weer in hun dode lichamen en dit wordt op datzelfde moment een verheerlijkt lichaam evenals bij Jezus Christus op de Paasmorgen. Paulus spreekt ook over dit gebeuren in (1 Thess. 04:13-18). De bazuin is dan de zevende bazuin. De gestorven heiligen worden bekleed met een opstandingslichaam. Hun geestelijk lichaam waarmee ze in de geestelijke wereld zijn, wordt opgewekt en bekleed met een verheerlijkt of onvergankelijk lichaam. (1 Kor. 15:35-55)

En dan is er nog de gemeente die niet met de getuigen gedood zijn. Paulus noemt dat: de levenden die achterbleven (1 Thess. 04:17a). Ook van deze zal in een ondeelbaar ogenblik het sterfelijke onsterfelijkheid aandoen (zie ook 1 Kor. 15:51-53). (Wij zullen hier nu met ingaan op het punt of dat alle gemeenteleden tegelijk zijn. Er zullen immers ook nog onvolgroeide leden zijn en kinderen die verzorgd moeten worden, enz.) Voor de gehele gemeente is dan de dood overwonnen. Paulus zegt zodra dit vergankelijke onvergankelijkheid aangedaan heeft en dit sterfelijke onsterfelijkheid aangedaan heeft, zal het woord werkelijkheid worden dat geschreven is: De dood is verzwolgen in dé overwinning”. Let wel, het zal werkelijkheid WORDEN’ Dat is nu nog niet het geval. De gemeente is dan tot volle heerlijkheid gekomen naar geest, ziel en lichaam en zal nu niet meer aan de aarde gebonden zijn, maar voor altijd zo met de Here wezen, zegt Paulus. In wezen is het koningschap van de Heer en zijn gemeente nu reeds aangebroken (1 Thess. 04:17). (Openb. 11:15) zegt dan ook: En de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken in de hemel, zeggende: Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en zalfde (de verheerlijkte gemeente) en Hij zal heersen tot in alle eeuwigheid”.

De zee van glas met vuur vermengd

Alvorens echter het koningschap definitief aanvaard wordt, moet eerst nog de laatste slag geleverd worden tegen het rijk der duisternis, waarbij de antichrist met het beest in de poel des vuurs geworpen wordt, Babylon zal vallen én de duivel gebonden in de afgrond geworpen zal worden. Daarna breekt het duizendjarig rijk aan waarin de heerschappij is aan Jezus Christus en de gemeente en de schepping hersteld zal worden.

De gemeente is door de grote verdrukking heengegaan, geleid door haar Heer Jezus Christus. Die grote verdrukking is ‘de zee van glas met vuur vermengd’ die voor de troon van God is (Openb. 15:02) . Dat wil zeggen dat zij die de plaats op de troon in gaan nemen, door deze zee heen moeten trekken. De heerschappij van Egypte en Babel moet hierbij verbroken worden. De belofte uit (Zach. 10:11-12) begeleidt de gemeente: ‘Dan zal men in benauwdheid door de zee trekken en in de zee de golven slaan; en alle diepten van de Nijl zullen uitdrogen. Zo zal de trots van Assur neerstorten, en de scepter van Egypte zal verdwijnen. Ik zal hen sterken in de Here en in zijn naam zullen zij wandelen, luidt het woord des Heren”.

De gemeente gaat niet ten onder in de zee, maar zal overwinnend de troon bereiken. En dan zegt de Heer: ‘Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon” (Openb. 03:21) . De gemeente zal dezelfde weg gaan als de Heer en op dezelfde wijze overwinnen als de Heer. Doortrekken en de machten neerslaan in zijn Naam en door de kracht van de Heilige Geest. Niet door kracht of geweld, zoals de antichrist, maar door mijn Geest! zegt de Here der heerscharen (Zach. 04:06b). De gemeente is deze weg gegaan met grote volharding (Openb. 13:10b; Openb. 14:12) en als een volmaakte vrucht van de aarde geoogst (Openb. 14:14-16; Mark. 13:27) en opgenomen in heerlijkheid.

De zon en de maan treden terug in hun woning

Er is nu geen evangelieprediking meer. De mens kan nog wel tot inkeer komen en dan zullen ze ook behouden worden, maar er zal niemand gedoopt worden of gedoopt worden in de Heilige Geest, alvorens de duivel gebonden is en in de afgrond geworpen (Openb. 15:08). De profeten – en ook Jezus – spreken van een tijd dat de zon en de maan en de sterren hun licht niet laten schijnen ten dage dat God aan de goddelozen bezoeking zal doen en de toorn zal uitgieten over alles wat kwaad bedrijft, de overmoedigen en geweldenaars (Jes. 13:09-11; Mark. 13:24-26; Joh. 09:04).

Alles is nu gereed voor de bevrijding van de schepping. De schepping die aan de vruchteloosheid onderworpen is, zucht en ziet uit naar de vrijheid van de verheerlijkte zonen Gods (Rom. 08:19-22) . Voor ontelbare scharen is het licht al gaan schijnen juist tijdens de grote verdrukking (Openb. 07:09-17) . Nu de gemeente verheerlijkt is, is ze in staat op een volkomen wijze te strijden in de hemel en op aarde. Wij willen ons nu niet gaan verdiepen hoe dit zal zijn, want wij kunnen ons daar moeilijk een voorstelling van maken. Zeker is dat de geestelijke strijd zich van de aarde naar de hemelse gewesten (‘het luchtruim’) verplaatst. De verheerlijkte gemeente kan op aarde verschijnen en daar werken, maar ze kan, evenals Jezus Christus, weer geheel opgaan in de onzichtbare geestelijke wereld en zo op een volkomen wijze in twee dimensies de geestelijke strijd strijden.

Nu is de tijd van de toorn – het oordeel – aangebroken. Door middel van de plagen (beter vertaald in ‘slagen’) wordt de duivel – die op aarde geworpen is (Openb. 12:09) – gedwongen weer op te stijgen voor de strijd met Jezus Christus, de gemeente en de heilige engelen in de hemelse gewesten. Op eigen bodem zal de duivel verslagen worden. Ezechiël profeteert: “In de plaats waar gij geschapen zijt, in uw land van herkomst zal Ik u richten. Ik zal mijn gramschap over u uitstorten; met het vuur van mijn verbolgenheid zal Ik tegen u blazen” (Ezech. 21: 30b-31a) . Uiteraard hebben de mensen die zich met de duivel verbonden hebben ook deel aan de toorn Gods, het oordeel of eindgericht.

Waar de toorn Gods zich tegen richt

“Rechtvaardig zijt Gij, die zijt en die waart, Gij Heilige…” (Openb. 16:05a) . Ik geloof dat het goed is hier nog eens heel duidelijk te stellen, dat het niet Gods ‘ bedoeling is de mensheid te treffen met de meest verschrikkelijke plagen of pijniging, als een soort wraak of straf. Ook als wij teksten lezen als: “Wee die dag; want nabij is de dag des Heren; als een verwoesting komt hij van de Almachtige” (Joël 01:15; Jes. 13:06), moet ons dat niet afschrikken maar dan mogen wij weten:

Nabij is de ondergang van het rijk der duisternis. Nabij is de ondergang van alle duisternis in de ganse schepping. De toorn Gods richt zich tegen het rijk der duisternis wat al zijn macht en kracht verenigd heeft in de gemeente van de antichrist en allen die vrijwillig hiervoor gekozen hebben, terwijl het volle evangelie door de zonen Gods gepredikt werd.

In (Openb. 11:18) lezen we dan: “…maar uw toorn is gekomen… om te verderven, wie de aarde verderven’. Dat is duidelijk wie dat zijn! Door de zonen Gods is met grote duidelijkheid verkondigd – wat Johannes in visioenen door de heilige engelen van de gemeente ziet en hoort doen – “Indien iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, die zal ook drinken van de wijn van Gods gramschap, die ongemengd is toebereid in de beker van zijn toorn” (Openb. 14:09-10a). In hoofdstuk 16, waar gesproken wordt over de zeven slagen, lezen we in vers twee (Openb. 16:02): “En de eerste ging heen en goot zijn schaal uit op aarde, en er kwam een boos en kwaadaardig gezwel aan de mensen, die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden”. Vervolgens lezen we in vers 15: “Zie, Ik kom als een dief. Zalig hij die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele en zijn schaamte niet gezien worde. Dat wil zeggen, zalig is hij die niet is meegegaan met de verlokkingen van de antichrist, maar die de ingeschapen wetten Gods heeft bewaard. Die is nog enigszins bekleed en niet naakt. Ook zullen er zeer veel christenen zijn, die wel zware tijden hebben gehad, omdat de kerk prijsgegeven werd (Openb. 11:02) , maar die hun rechtvaardiging door het bloed van het Lam hebben bewaard en de mantel der gerechtigheid niet prijsgegeven hebben, ondanks de zware verdrukking. Ze hadden geen verweer tegen de stortvloed van demonen, maar ze -hebben bewaard wat ze hadden.        

Uit deze aanhalingen blijkt wel duidelijk hoe rechtvaardig en enkel goed en liefdevol God is. De engelen roepen het uit als een lofzang aan God, als ze zien hoe rechtvaardig en heilig Hij in dit oordeel te werk gaat.

En ik hoorde de engelen der wateren zeggen: Rechtvaardig zijt Gij, die zijt en die waart, Gij Heilige dat Gij dit oordeel hebt geveld” (Openb. 16:05) . De gemeente sluit zich bij deze lofprijzing aan in (Openb. 16:07).

En ik hoorde het altaar zeggen: Ja, Here God, Almachtige, uw oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig” .

De naam des Heren wordt uitgeroepen

De gemeente en de heilige engelen roepen nu de Naam des Heren uit. Maar ook zingt de gemeente lof aan de Koning der volkeren namens hen allen: “Wie zou niet vrezen, Here, en uw naam niet verheerlijken? Immers Gij alleen zijt heilig. Want alle volken zullen komen en zullen voor U neervallen in aanbidding, omdat uw gerichten openbaar zijn geworden” (Openb. 15:04) . Nooit eerder is aan de ganse schepping Gods rechtvaardigheid, heerlijkheid en goedertierenheid – en alles wat in zijn Naam besloten is (Ex. 34:06) zo  geopenbaard als juist in deze laatste fase van de strijd. Bij het uitroepen van Gods Naam door de heilige engelen en de gemeente wordt het hele wezen van God uitgedrukt. Reeds in (Ex. 03:14) lezen hoe God zich aan Mozes heeft geopenbaard als Redder met de woorden: “Ik ben die Ik ben, is mijn Naam . Hier wordt het vertaald met: “Gij Heilige, Die zijt en Die waart”. De Statenvertaling zegt: “Die is en Die was en Die zijn zal”. Met die ‘Naam’ heeft Mozes het volk Israël uitgeleid uit de macht van Farao. Met die Naam zal nu Jezus Christus en zijn gemeente alle volkeren van de ganse aarde uitleiden uit de macht van satan. De naam’ is nu gegeven aan Jezus Christus.

Jahweh redt’ (zie ook Hand. 02:36; Matt. 01:22-23) en het oordeel is in Zijn  handen gelegd (Hand. 17:31) . De engelen, die de zeven slagen hebben, komen dan ook uit de tempel in de hemel (Openb. 15:05-06) .

Nu klinkt vanuit het hemels heiligdom: ‘Laat de volken gaan!’ Door middel van de slagen wordt het beest uit de afgrond, die alle macht van de duivel heeft ontvangen, het beest uit de aarde – de antichrist – en de duivel met zijn engelen gedreven om op te stijgen naar de plaats, die genoemd wordt Harmagedon. (Openb. 16:16). De verheerlijkte gemeente met hun Heer zijn in de geestelijke wereld gereed voor de strijd. Ik neem aan dat na het voorgaande het wel duidelijk zal zijn dat Harmagedon geen plaats op aarde kan zijn, waar alle volkeren der aarde samen komen om te strijden tegen het natuurlijke volk Israël. Het gaat hier om een puur geestelijke aangelegenheid waarvan we in Richteren 4 en 5 een goed beeld hebben in de strijd van Debora en Barak tegen Jabin, de koning van Kanaän en Sisera, zijn legeroverste. Als we deze laatste grote strijd op aarde projecteren van volk tegen volkeren, dan ontroven we het boek Openbaring van zijn diepste wezen, namelijk: “Openbaring van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn dienstknechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden” (Openb. 01:01). De apostel Johannes heeft namens de gemeente alles in ontvangst genomen en Jezus Christus zelf spreekt dan in (Openb. 22:16): ‘Ik. Jezus, heb mijn engel gezonden, om ulieden dit te betuigen voor de gemeenten: Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende morgenster”.     (slot volgt).

 

De verheerlijking op de berg (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Here, U zocht op de hoogten de vrede,

waarin U saam met Uw Vader kon zijn;

Eens nam U drie van Uw jongeren mede

en zij ervoeren die sferen, zo rein.

 

Jezus, U bad daar in Geest en in waarheid,

dan werd U sterk, ook vertroost en verlicht.

Want, door de Geest gaf de Vader U klaarheid

en bent U nooit voor het duister gezwicht.

 

U maakt ‘t ons moog’lijk ook daar te verkeren,

als we gedoopt zijn in d’ Heilige Geest,

die ons wil troosten, bemoedigen, leren.

Ondanks de strijd wordt ons leven een feest’

 

1985.06 nr. 260

Levend geloof 1985.06 nr. 260

Gods plan met ons leven wij zijn verantwoordelijk door Gert Jan Doornink

God heeft een plan (een doel) met ons leven. Dit is een zekerheid, een waarheid waar niemand onderuit kan. We zijn geschapen naar het beeld van God en uitverkoren vóór de grondlegging der wereld. Eer dat wij geboren waren, lag alles wat er in ons leven zou en zal gebeuren reeds vast in het programma van God. Nu zouden wij geneigd zijn om te denken dat het er daarom helemaal niet op aankomt hoe wij denken of leven: “Het gebeurt immers allemaal toch zó, zo God het geprogrammeerd heeft…” Dit is echter een gevaarlijk misverstand. God handelt niet door en in ons leven, door onze eigen verantwoordelijkheid uit te schakelen. God gaf ons een ‘vrije wil’, daarom zijn wij verantwoordelijk voor alles wat er in ons leven gebeurt.

Nu moeten wij ons dit niet zo voorstellen alsof er een zware last, een soort wet op ons leven rust. Integendeel, Gods eerste programmapunt van zijn plan met ons leven is juist dat Hij ons gelukkig wil maken. Jezus sprak: “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht” (Matt. 11:28-30). Velen zijn ‘vermoeid en belast’ in deze tijd. Satan heeft hun leven geruïneerd. Maar Gods grote liefde aanbod geldt voor ieder mens: “De genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen” (Titus 01:11). Jezus is gekomen om ons ’leven en overvloed’ te schenken (Joh. 10:10). Zijn wij ingegaan op dit geluk aanbod? Wij kunnen ook weigeren, want wij hebben een vrije wil. Velen gingen en gaan niet in op de roepstem van Jezus. Het is net als in de dagen toen Jezus op aarde was en sprak: “Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild” (Matt. 23:37). Maar er zijn gelukkig ook velen die wel ingaan op de roepstem van God in zijn gemeenschap terug te keren en een nieuw leven met Jezus te beginnen. Zij hebben ’ja’ gezegd op het eerste programmapunt in Gods plan met ons leven.

Wat is de volgende stap?

Maar nu punt twee’ Zijn wij bereid een volgende stap te doen? Een nieuw leven met Jezus beginnen is uiteraard een geweldige zaak, maar is niet voldoende! De volgende stap is: gehoorzaamheid. Het nieuwe leven in ons behoort te groeien totdat het beeld van Jezus in ons ten volle tot openbaring komt en wij volwassen christene’’ zijn geworden. Daarvoor behoort er eerst een goed fundament te liggen. Wij behoren ons te laten dopen door onderdompeling, om daarmee te getuigen: ik heb mijn oude leven begraven in het watergraf en ben met Christus opgestaan om een nieuw leven te beginnen. Dit nieuwe leven kan echter pas functioneren als wij gedoopt zijn met de Heilige Geest. Ook dat hoort bij het fundament, want zonder de Heilige Geest hebben wij geen ‘krachtbron’ in ons om weerstand te kunnen bieden tegen de satan en is een effectief overwinningsleven niet mogelijk. Bovendien leidt de Heilige Geest ons in Gods waarheid, dat wil zeggen wij komen dan niet in allerlei dwalingen terecht, maar blijven in de juiste koers.

Wat wij ook spoedig zullen ontdekken is dat God met elk van zijn kinderen een eigen weg gaat. Het overgrote deel van ons wordt geen ‘full time werker’ in Gods Koninkrijk, maar is geplaatst in het normale maatschappelijke gebeuren. Maar juist dat is de meest ideale plaats om te ‘bewijzen’ dat wij een christen zijn. God gaat met ieder van ons een eigen weg. Paulus zegt: “Want, gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden niet alle dezelfde werkzaamheden hebben, zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander” (Rom. 12:04-05). Dat gaan wij in deze eindtijd meer en meer ontdekken en beleven. Dan lopen we elkaar niet langer voor de voeten, maar functioneert de gemeente als een harmonieus geheel in het plan van God.

Opdracht en belofte gaan samen

De verantwoordelijkheid die op ons leven rust, wordt uiteraard groter naarmate we geestelijk groeien. Maar dit kan ons alleen maar blij maken. Iedere vreesachtigheid verdwijnt, naarmate wij ons meer en meer bewust worden dat de volheid van Christus in ons is. Het is daarom diep tragisch als christenen niet geestelijk groeien, maar in het beginstadium blijven steken. God kan met hen niet verder gaan, zij hebben zichzelf uitgeschakeld door ongehoorzaamheid en ongeloof. God gaat alleen verder met hen die de ‘volle weg’ met Jezus blijven bewandelen Voor de anderen geldt dat het Koninkrijk Gods van hen zal weggenomen worden en gegeven zal worden aan een volk Dat de vruchten daarvan opbrengt (Matt. 21:43).

Wanneer de Heer ons de ogen geopend heeft voor de boodschap van het Koninkrijk Gods (het volle evangelie), dragen wij ook de verantwoordelijkheid die boodschap uit te dragen. Want het is alleen die boodschap die ons ook het einddoel doet zien en bereiken! Christus is ook de Voleinder van ons geloof. Hij wil dat wij mondig zijn stabiel en volwassen, zodat wij alle opdrachten die Hij ons opdraagt, kunnen uitvoeren. Daarbij hoeven wij niet te denken aan allerlei spectaculaire dingen, maar juist in de gewone dingen van elke dag wordt openbaar hoever wij gevorderd’ zijn op de geestelijke weg. Daarbij mogen we bedenken dat de Heer nooit iets van ons vraagt wat wij niet zouden kunnen uitvoeren. En Hij laat zijn opdrachten altijd vergezeld gaan van beloften. Toen Hij sprak: “Gaat heen en maakt al de volken tot mijn discipelen”, zei Hij er meteen bij: “Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld”.  (Matt. 28:19-20)

Wat is het daarom een geweldige zaak dat God een plan heeft met ons leven, dat wij geen toeschouwers zijn, maar deelnemers! Wij zijn medewerkers Gods, wij mogen meehelpen Gods schepping te verlossen van iedere disharmonie en destructie. Zijn programma wordt puntsgewijze uitgevoerd, gaat niet buiten ons om, maar wordt in en door ons ten uitvoer gebracht, opdat de ganse schepping de volle heerlijkheid Gods zal zien!

 

Woord en wederwoord door Klaas Goverts Deel 1

 

”Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen” (Luc. 01:37).

God is een God van gesprek

Bovenstaande tekst is een citaat uit Genesis 18 vers 14 (Gen. 18:14). Letterlijk staat er: “Bij God is geen woord onmoge­lijk”. Lucas bouwt zijn evangelie op naar het pa­troon van Genesis. Het is merkwaardig, dat Lucas, die uit de heidenwereld komt, zijn evangelie gaat op zetten vanuit de gedach­tegang van de Boeken van Mozes, met name vanuit Ge­nesis. De grondstructuur van Genesis komt in Lucas terug. Matteüs doet het ook, maar op een heel an­dere manier.

“Geen woord, dat van God komt, zal krachteloos we­zen”. Bij God is een woord tegelijk een daad. ’Woord en daad’ is een begrip van­uit het Hebreeuws. Een daad of een daadwoord. Het vormt een twee-eenheid. Vanuit God komen woorden, die bij Hem hun oorsprong hebben.

God spreekt zijn woord en bedoelt dat er een antwoord komt. Het plan van God is gebouwd op woord en we­derwoord. Je kunt ook zeg­gen dat de geschiedenis is gebouwd op het gesprek. ” Het hoort heel wezenlijk bij de aard van God. God is de God van het gesprek. Het wezen van de zonde is, dat de mens niet meer tot gesprek in staat is.

Een wezenlijk punt van de verlossing is, dat de mens het gesprek weer aankan en ook aandurft. In onze tijden zijn er woorden in overvloed. Er wordt heel veel gepraat, maar er is zelden een waarachtig ge­sprek. God durft het aan en laat zijn woord tot men­sen komen.

Maria gaat het gesprek met God aan

In Lucas 1 vers 38 (Luc. 01:38) stelt Maria zich voor met de woorden: “Zie, de dienst­maagd des Heren; mij ge­schiede naar uw woord”.

Verschillende figuren uit het oude testament komen in Maria terug. In vers 38 is sprake van een antwoord. Maria is de Griekse vorm van Mirjam. Bij de uittocht uit Egypte was er een Mir­jam; hier is ook sprake van een Mirjam. Ook de gestal­te van Hanna zien we in Maria terug. Er is veel overeenkomst in beider lof­zang. Maria zegt letterlijk: “Mij geschiede overeenkom- het woord van u”.

Maria gaat in op het spre­ken van God. Zij heeft de moed om in het gesprek met God binnen te treden. Aan de basis van het evangelie staat het gesprek tussen God en mens. In eerste aanleg is dit tussen God en Maria. Het gesprek tussen God en mens zet zich voort in een gesprek tussen men­sen. Daarom is het goed om in eigen leven na te gaan in hoeverre ik het gesprek met de ander aankan.

In vers 45a zegt Elisabeth tegen Maria: “En zalig is zij, die geloofd heeft”.

Eigenlijk staat er: “die ver­trouwt heeft”. We verkijken ons vaak op het abstracte woord ’geloof’, maar vanuit de grondbetekenis is het veel meer ‘vertrouwen’. Je merkt soms hoe de mens verleerd heeft te vertrou­wen. Maria is zalig: door en door gelukkig, omdat zij vertrouwd heeft.

Vers 45b: “…want wat vanwege de Here tot haar gezegd is, zal volbracht worden” (letterlijk: “daar­aan zal voleinding zijn”.

Als de mens in het gesprek binnengaat, is er de belof­te, dat er een voleinding zal zijn aan wat God gezegd heeft.

De betekenis van het woord Heiland

Vers 46-48: “En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot de Here, en mijn geest heeft zich verblijd over God, mijn Heiland, omdat Hij heeft om gezien naar de lage staat (oude vertaling: naar de nederigheid) van zijn dienstmaagd”.

Maria komt hier met een lofzang. Haar ziel en geest, haar hele wezen, maakt er deel van uit. Maria noemt God: haar Heiland.

‘Heiland’ is één van de kernwoorden in het evan­gelie van Lucas. Het bete­kent vanuit de Hebreeuwse achtergrond: Bevrijder. Het ‘bevrijden’ heeft te maken met het herstellen van het gesprek. God is in ons bezig als Bevrijder, om ons tot het gesprek te brengen.

Het woord ‘Heiland’ komt op twee plaatsen voor in Lu­cas. Ook in hoofdstuk 2 vers 11 (Luc. 02:11)waar staat: “U is heden de Heiland (Bevrij­der) geboren”. Deze twee teksten spelen op elkaar in. Als Lucas het thema van zijn evangelie gaat aange­ven, pakt hij uitgerekend dat woord weer op.

In Lucas 3 vers 4 (Luc. 03:04) wordt de prediking van Johannes de Doper gefundeerd met een woord vanuit Jesaja: “…gelijk geschreven staat in het boek der woorden van de profeet Jesaja: De stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden”. De woestijn, of wil­dernis, is de plaats van de eenzaamheid; de plaats waar geen gesprek is, waar de mens alleen nog leeft in de monoloog, de alleenspraak.

Het hoofdthema van het Lucasevangelie

Vers 5-6: “Alle kloof zal gevuld worden en alle berg en heuvel zal geslecht wor­den, en de krommingen zul­len recht worden en de on­effen wegen vlak, en alle vlees zal het heil Gods ft zien” (zie ook Jes. 52:10). Hier stelt Lucas het hoofd­thema van zijn evangelie vast. “Alle vlees zal het heil Gods zien”, staat, als het ware als een opschrift, vanuit Jesaja, boven het evangelie van Lucas. ‘Alle vlees’: de hele mensheid zal het zien. Het ‘aanne­men’ is punt twee. De hele mensheid zal de bevrijding van onze God zien.

Merkwaardig is dat ook Matteüs en Markus dit citaat van Jesaja hebben, maar zij hebben alleen de eerste drie regels. Lucas gaat vijf regels verder. Boven­dien voegt Lucas de slotre­gel toe: “Alle vlees zal het heil van onze God zien”. Lucas laat “de heerlijkheid des Heren zal zich openba­ren” weg, uit Jesaja 40 vers 5, (Jes. 40:05) maar voegt er een regel aan toe, die uit een ander gedeelte van Jesaja komt.

Lucas neemt niet klakkeloos over wat Matteüs en Mar­kus ook al hebben, maar laat expres een regel weg en voegt een andere toe, omdat hij het woord ‘heil’ er in wil hebben. De evan­gelisten schreven duidelijk met een vast omlijnd doel. Er wordt in Lucas 16 keer gesproken over dat ‘bevrij­den’. Telkens gaan allerlei mensen een bevrijdingsdaad van God ontdekken. Het is hét thema van Lucas. Juist in deze bevrijdingsdaden komt het gesprek weer naar voren en gaat een belang­rijke rol spelen.

‘Lofzingen’: Het antwoord van de mens

In Lucas 1 vers 46 (Luc. 01:46) begint Maria met haar lofzang. Het ‘lofzingen’ is een essentiële reactie van de mens. Daar­door wordt de mens een antwoordgever; de mens geeft een wederwoord aan God.

Het woord ‘lofzang’ is in het Hebreeuws het woord ’tehillah’. Het is in de grondtekst de titel van het hele boek der Psalmen. Het boek ‘Psalmen’ heet in de Hebreeuwse Bijbel eigen­lijk: het boek ‘Lofzangen’ of ‘Lofprijzingen’. Al de Psalmen samen worden ‘lof­prijzingen’ genoemd; tot het bitterste klaaglied toe is er onder vervat.

Zoals er vijf boeken van Mozes zijn, zijn er vijf boe­ken van de Psalmen. Dus vijf boeken waarin God spreekt en vijf boeken waarin de mens antwoord geeft. Vijf boeken van Mo­zes vormen de onderwijzing. Als de mens antwoord geeft, al is het in een klaagzang, is het voor God als een lof­lied. God hoort anders dan wij geneigd zijn te denken. Als een mens vanuit het diepste van zijn wezen tot God gaat klagen, is het voor God een lofzang. God beoordeelt een lofzang niet naar spraakgebruik, of daarin wel precies de geijk­te formules voorkomen. God heeft liever een mens die voor zijn aangezicht klaagt en zucht, dan een mens die allerlei formules uitspreekt. God heeft er een behagen in dat de mens met het diepste van zijn wezen in het gesprek gaat intreden.

Het is zo uniek dat Maria haar lofzang precies in de lijn van de Psalmen begint. In Lucas 2 komt het zo prachtig tot uiting , als je kijkt naar het begrip ‘verheerlijken’. Ook hierin komt de wederkerigheid tot uiting. God is hierin uniek, dat Hij de wederkerigheid met de mens wil.

De heidense góden hebben alleen maar een relatie met elkaar. De mens moet maar afwachten wat er over hem beschikt wordt. God heeft geen relatie met andere gó­den, maar Hij heeft een re­latie met de mens. God heeft de mens als partner. Het Hebreeuws kent geen woord voor ‘godin’.

Wat God bedoelt met ‘heerlijkheid’

In Lucas 2 vers 9 (Luc. 02:09) zien we de beweging vanuit de he­mel naar de aarde. De heerlijkheid van God komt naar de herders toe. Het is de eerste beweging die daar plaats vindt.

(Luc. 02:13): “En plotseling was er met de engel een grote hemelse legermacht, die God loofde, zeggende: Ere zij God in de hoge”. Nog steeds gaat de heerlijkheid van God naar de aarde. De engelen prijzen God voor het aangezicht van de her­ders. Het hoort nog bij de verkondiging. Al sprekend tot de herders zijn de en­gelen bezig om God te prij­zen.

De herders gaan naar Bethlehem. (Luc. 02:20): “En de herders keerden terug, God lovende en prijzende”, maar de juiste vertaling is: “God verheerlijkende en prij­zende”. Hier komt het woord ‘verheerlijken’ naar voren. Het is de reactie op de Heerlijkheid, die hen omscheen. Als je in vers 9 vertaalt met ‘heerlijkheid’, dan moet je het in vers 20 ook doen. Woord en weder­woord, actie en reactie, horen bij elkaar. ‘Loven’ heeft ook wel iets met ‘ver­heerlijken’ te maken, maar het gaat om het verband tussen beide teksten. Je kunt niet zomaar woorden door elkaar klutsen, want dan ga je het woord van God devalueren; je berooft het van zijn waarde.

Het gaat om het wezenlijke punt van de heerlijkheid. Heerlijkheid kan betekenen: lichtglans; vanuit de grond­tekst betekent het ‘gewicht’. Het is het gewicht dat aan iemand wordt toegekend. Met vers 20 is het gesprek gesticht. De mens is niet compleet zonder God en God is niet compleet zonder de mens. Een vader is niet compleet zonder zijn kinde­ren. Het is juist iets fundamenteels in verband met God. De heerlijkheid die God wil hebben is een gegeven heerlijkheid. God wil geen heerlijkheid, die Hij opeist of van zichzelf heeft. Heerlijkheid is altijd iets wat een ander je geeft; het is niet iets wat je zo­maar van jezelf hebt. De grootheid van God is een grootheid die Hem gegeven wordt.

Op die manier komt het ge­sprek tot uiting. Ook in verband met het openbaar worden van de zonen Gods, is het zo, dat onze heerlijk­heid ook altijd een gegeven heerlijkheid zal zijn. Het is nooit iets waarvan je kunt zeggen: ‘Dit bezit ik’. Je bezit het alleen in het ge­ven en ontvangen; anders ga je het oppotten. Dit komt in de gelijkenissen van het verloren schaap, de verlo­ren penning en de verloren zoon, uit Lucas 15, prach­tig tot uiting. Daarover volgende maand, wanneer het tweede en laatste deel van deze Bijbelstudie volgt.

 

 

 

Een nachtje Armageddon door  Gert van de Kamp

 

Vakantie in Israël

Tijdens onze vakantie in Israël kwamen we ook in de plaats Meggido. Door een samenloop van omstandighe­den kwamen we daar in een kibboets terecht waar we de nacht doorbrachten.

Nadat we, onder leiding van onze gastheren, uitge­breid de kibboets- hadden bekeken, werd het bedtijd. Tijdens de rondleiding viel ons al op, dat het gebied van de kibboets bewaakt werd door gewapende man­nen (hoeveel het er waren, werd ons om veiligheidsredenen niet verteld!). Ook vielen ons de schuilkelders in het centrum van de kib­boets op. Men vertelde ons dat de kinderen van de kibboets daar elke week een middag les kregen om zo aan het gebruik van de schuilplaats te wennen.

Het was ons duidelijk dat men rekening hield met een vijand. Men was gemobili­seerd, daar in Meggido. Helemaal verbaasd was ik, toen ik een geweer, geladen en al, naast het hoofdkussen van mijn bed zag staan. Het gaf aan, dat de eigenaar van het bed (en het geweer) zijn taak om zich en de zijnen te verde­digen goed verstond. Ik, als Hollander, die nog nooit zo’n apparaat had vastgehouden, had een beetje een merkwaardig ge­voel. Een geweer naast je hoofd, geladen en al… Nochtans liet de slaap niet lang op zich wachten, de slaap des onschuldigen!

Een geestelijke les

U begrijpt het misschien al, klit het één en ander is achteraf een geestelijke ‘les’ te halen.

Het woord Armageddon be­tekent vertaald: berg van Meggido. Meggido zelf betekent: waar de troepen zich verzamelen. Tegen­woordig is Meggido een ruïne-heuvel, een waar Mekka voor archeologen.

Ook in de Bijbel komen we Meggido tegen. In Openba­ring 16 vers 16 (Openb. 16:16) staat dat de koningen der wereld zich daar zullen verzamelen om oorlog te voeren op de grote dag van God. Armageddon, berg van Meggido, daar zal de eindstrijd plaatsvinden. Daar ook lag ik niets vermoedend te sla­pen!

Veel christenen geloven dat deze strijd zich letter­lijk daar in de natuurlijke staat Israël zal afspelen. Rusland tegen Amerika, Europa erbij betrokken,

China, de Arabische we­reld. Kortom wereldoorlog 3 voorzegt door de Bijbel. Er zijn mensen die daarin geloven, ik niet! Voor mij spreekt de Bijbel een heel andere taal. De Bijbel is voor mij een geestelijk boek, voor geestelijke men­sen.

Een  geestelijk boek

Wat wil dat zeggen: geeste­lijk boek, geestelijke men­sen? Ik lees bijvoorbeeld in Efeziërs 6 vers 12 (Ef. 06:12) dat we niet moeten vechten in de natuurlijke wereld, te­gen medemensen van vlees en bloed, maar tegen de boze geesten in de lucht , dat is de geestelijke wereld. Deze laatste strijd is van een geheel ander niveau, van een heel andere intentie dan die van een op handen zijnde wereldoorlog, al of niet met atoomwapens. Christenen die zich met een dergelijke toekomende strijd bezig houden, ver­keren met hun gedachtewereld niet in de geestelij­ke wereld. Zij trachten de Bijbel, in het bijzonder de profetieën, toe te passen op de natuurlijke ontwikke­lingen. De staat Israël speelt daarbij voor hen een niet geringe rol.

Voor mij geldt echter dat ik mijn gedachtewereld transformeer naar de gees­telijke wereld, om daar scheiding aan te brengen tussen licht (God) en duis­ternis (satan). Dat is een strijd in de hemelse gewes­ten, daar heb ik als opge­wekte uit de dood mét Je­zus Christus, een plaats (Ef. 02:06). Deze strijd gaat zo diep dat daardoor de wortels van het kwaad voor altijd uitgeroeid wor­den .

Paraat zijn

Zoals de mensen in de kib­boets alert (Franse woor­denboek: wakker! pas op! te wapen! ) waren, eigenlijk ieder moment de vijand te­gemoet konden treden, zo geldt dat ook voor ons. Wij dienen zo te leven dat een confrontatie met de vijand (satan) in de geestelijke wereld niet als een verrassing komt. In dit perspectief misstaat een geestelijke wapenrusting een christen niet! (Ef. 06:10-20). Ons geldt de oproep: bewapen u, wees op uw hoede, wees alert!

We hoeven ons hierbij niet krampachtig op te stellen, maar mogen ons realiseren dat we God aan onze kant hebben. In die relatie is – totaal geen plaats voor vrees. In Lucas 10 vers 19 (Luc. 10:19) zegt Jezus tegen de tweeënzeventig: “Zie, Ik heb u macht gegeven om op slan­gen en schorpioenen (dui­velse machten!) te treden en tegen de gehele leger­macht van de vijand; en niets zal u enig kwaad doen”. En zoals schuilkel­ders bescherming bieden, zo kun je bij God, onze Vader, een schuilplaats vinden. Lees de geweldige Psalm van David er maar op na (Psalm 91) .

De strijd bij Armageddon, een geestelijke strijd, waarin God afrekent met J de tegenstander, luidt dan j een nieuw tijdperk in. Een tijdperk van vrede, waar de wetten van het Konink­rijk van God voor eeuwig gelden. Weet u, zo’n nacht­je Armageddon, kan héél verhelderend werken. . . !

 

In Christus is alles volbracht! door Jan W. Companjen

“Deze (Jezus), de afstra­ling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in de hoge”. (Heb. 01:03).

Gods liefde onbeperkt!

Bij de komst van Jezus op aarde, toen het woord vlees werd, begrepen het volk Israël en ook de dis­cipelen niet wat Jezus be­doelde toen Hij hun als een nieuw volk van God wilde verzamelen, zoals een hen haar kuikens. Ze za­gen het Koninkrijk der hemelen niet en Jesaja 49 vers 4 (Jes. 49:04) werd vervuld, waar staat: “Tevergeefs heb ik mij afgemat, voor niets en vruchteloos mijn kracht verbruikt. Evenwel, mijn recht is bij de Here en mijn vergelding is bij mijn God”.

Maar meteen volgt daar de belofte op dat die verwer­ping tot vrucht had, dat Hij een nog veel groter roeping kreeg: “Hij (God de Vader) zegt dan: Het is te gering, dat gij Mij tot een knecht zoudt zijn om de stammen van Jakob weder op te richten en de bewaarden van Israël terug te brengen; Ik stel u tot een licht der volken, opdat Mijn heil reike tot aan het einde der aarde. (Jes. 49:06)

De opdracht aan Jezus werd wereldomvattend. Gods liefde is oneindig groot en goed. Hij is nog steeds de Schepper, die thans alles in handen heeft gegeven van de Zoon. God houdt de heerlijkheid en volmaaktheid van Zijn schepping niet voor zich­zelf, maar heeft die over­gegeven aan mensen. Aller­eerst aan Jezus Christus als Eerstgeborene en ver­volgens aan hen die Hem toebehoren (van Hem zijn), dat wil zeggen uit dezelfde Geest geboren zijn. Zij zijn door die Geest tot een eenheid met God de Vader en Christus geroepen.

Wij zijn geroepen om het werk dat Christus begon te doen voort te zetten. De heerlijkheid Gods werd in Christus openbaar en wij mogen hetzelfde nu verwachten. Hoe is uw verwachting in dit opzicht? Met zijn Geest vervuld zijn wij hiertoe in staat, indien ook wij gaan opwassen tot het zoonschap. Hebt u reeds die roeping ontdekt? God wil zich in ons open­baren en Hij roept ons: “Adam – mens van mijn schepping – waar zijt gij?” Christus is de afdruk van Gods wezen en de gemeen­te van Christus behoort dat ook te zijn. Wij hebben dezélfde opdracht.

Staan wij op eigen grond?

Broeders en zusters in Christus, let er op dat u en uw gemeente daarmee bezig is. Bouw elkander op in dit geloof. Stel u hiervoor open en ontdek z., dat dit als christen je ” eigendom is en dat je op eigen grond staat. Er zijn steeds veel leringen geweest waarvan de ach­tergrond was dat je klein bleef, dat je afhankelijk en ondergeschikt bleef. Dat is van de duivel.

Satan wil niet dat de mens, laat staan de gehele ge­meente van Christus, op­wast en volwassen wordt. Gods werk is dat de mens Gods tot ontwikkeling komt en op eigen grond komt te staan. Jezus wist wie Hij was en op welke grond Hij stond. Hij handelde en wandelde daar­naar. Klim hier naartoe op en ga in de verwachting staan wat voor werk Chris­tus je op die grond, in die tuin, te doen geeft. Inzicht en het op de juiste wijze verstaan wat God met ons voor heeft is daarbij nood­zakelijk.

Ga ontdekken dat God één is, uit één, dat wil zeggen: ‘ongedeeld’. Veel christenen zeggen: God is liefde…, maar Hij is ook… vult u zelf maar in wat u daarvan zelf allemaal hoort. Neen, God is enkel liefde. God is Jezus en Jezus is God en zo heeft Hij zich u en mij gedacht. Hij houdt vast die Hem loslaten; Hij heelt al die Hem haten; Hij geneest en herstelt en breekt niet af; Hij is hét leven en heeft de dood overwonnen, heeft daar geen deel meer aan. Hij is licht en in Hem is in het geheel geen duis­ternis. Kom tot de bevrij­dende en ontzagwekkende ontdekking dat God zich in Jezus heeft geopenbaard, dat Hij zo is en dat Hij u zo wenst. Alle andere beel­den die men zich van God vormt, zijn menselijke beel­den, zijn door mensen ge­schilderd en gesneden beel­den. God wil zijn leven in ons openbaren en daarvoor in Christus alles vol­bracht.

Stel u open voor deze ge­weldige werking die Hij in u wil doen met zijn Geest. Daartoe is pinksteren nood­zakelijk. De mens zelf zal in dit opzicht niets kunnen doen. Christus aannemen is meer dan Hem alleen maar diep in je hart te laten le­ven. Hij wordt door vele broeders en zusters als de Verlosser gezien. Dat is na­tuurlijk waar, maar Hij is méér. Hij is ook onze Leids­man. Hij wil ons verder, hogerop voeren naar de weg van het heil voor deze we­reld. Wij moeten Hem gaan zien als onze grote Hoge­priester, die ons, ook van­daag, in alle waarheid leidt naar de grote voleinding. Het volk dat daarvoor be­stemd is zal de geaardheid, het wezen Gods, ten volle gaan zien en gaan openba­ren.

Durf het roep om te gooien!

Ik kom menigmaal tot de verzuchting dat juist het Christendom op deze weg nog maar weinig zicht heeft. Het wettische en starre leven, waarin zo weinig ruimte is voor liefde ten opzichte van de mede­mens, viert daar nog op tragische wijze hoogtij. Veelal is het ‘de wereld’ die ten opzichte van vrede en bescherming van alles voorop loopt. De christen, ook zij die wedergeboren zijn en vanuit de Geest Gods kunnen leven, zijn nog vaak verstrikt in het oudtestamentische denken waarin voor de wet van Christus: ‘De naaste liefhebben en God boven alles’ nog weinig plaats is. In plaats van God liefhebben is men bang voor Hem. Is het dan vreemd dat men ook bang is voor de mede­mens? Het roer moet om!

Wij moeten de netten aan de andere zijde overboord gooien en Jezus Christus niet als een historisch ge­beuren zien, maar Hem aan­vaarden als de Leider van nu. Hij is het die de oplos­sing zal brengen, omdat Hij en dat samen met zijn volk, de gemeente, de opdracht Gods zal uitvoeren waarnaar de hele schepping zucht. Wat in geen mensenhart is opgeklommen en geen oog heeft gezien, dat heeft Hij voor ons bereid. Dan ont­staat er een wereld waarin Gods liefde openbaar wordt. Dan stappen wij over van het koninkrijk (de koninkrijken) der macht, (wie is de sterkste?), naar het Koninkrijk der liefde, naar het Koninkrijk Gods waar liefde en gerechtigheid heerst.

De heerlijkheid van God ook in ons!

Laat de Geest die op de Pinksterdag werd uitgestort met dit doel in uw

leven komen. Jezus staat, als Doper met de Heilige Geest, op u te wachten! Hij wil het leven Gods zeer graag in uw en mijn leven waar maken. Dat is zijn opdracht en die opdracht wil Hij graag aan zijn lichaam, het Israël Gods, doorgeven. Hij was het licht der we­reld en wij mogen nu het licht der wereld zijn. Wij moeten het zout der aarde zijn en een volk waarin de Vader en de Zoon verheer­lijkt worden.

Dan zullen wij met Gods Zoon, als zonen Gods, bid­den: Vader verheerlijk U- zelf in ons, opdat de wereld moge weten dat gelijk Jezus gezonden werd door de Va­der, wij gezondenen van Hem zijn. Heilig uzelf in die waarheid, dan zullen wij één zijn, dat wil zeggen: gelijk- denkend, gelovend en han­delend, omdat wij als lichaam van Christus, de gemeente Gods, in Christus en de Vader zijn. Johannes 17 vers 21 (Joh. 17:21) zegt: “…gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in ons zijn”. Dan wordt het Hogepriesterlijk gebed in u en in mij, volbracht. De heerlijkheid die God aan Christus gegeven heeft, heeft Hij ons gegeven, opdat wij één zijn, gelijk de Vader en de Zoon één zijn (vs.23). “Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één (tot dat leven in staat), opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.

O, liefde Gods, oneindig groot, – ver boven ons verstand, – die zondaars weer een weg ontsloot, – naar ’t hemels Vaderland!

 

Intermezzo. Door Gerry Velema

Soms lijk ik te veel op de verloren zoon en eis te vroeg het voor mij bestemde loon.

Dit kleine rijmpje ontwikkelde zich in me tijdens een periode van. Nou wil ik wel eens zien wie er aandacht voor mij heeft. Voor mijn gevoel had ik de periode daarvoor zoveel gegeven aan de Mensen om me heen aan liefde, aandacht, vriendelijkheid of troost dat ik moe in een stoel ging zitten met de gedachte, Er is een tijd van geven en een tijd van nemen. Die laatste tijd zal nu al zijn aangebroken. Dus wacht ik maar af. Na een paar dagen zo afwachtend en passief in de stoel te hebben doorgebracht, stapelde de ene teleurstelling zich op de andere frustratie. Het werkte helemaal niet. Herkent u het? Het beste beentje heb je voorgezet voor een broeder of zuster en dan vergeten ze dankjewel te zeggen of je vriendelijkheid wordt bits beantwoord. Soms komt dan dat gevoel van, waardoor ik het nu toch voor. Eigenlijk een hele goede vraag, ondanks het ontmoedigend gevoel. Want al dat gevende liefde werk deed je toch in de eerste plaats voor de Heer, maar dan toch nog wat terug verwachten? Iets van beloning, waardering of dankbaarheid? Ja, er is een tijd van geven heden. Vandaag mag je je leven vervullen met dienstbetoon voor je Heer en je naasten. En zeker, er is een tijd van nemen prijst God daarvoor, een tijd dat onze Heer het loon uitbetaald. Het verdiende loon op zijn tijd als hij zal zeggen, wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf. Over weinig. Soms alleen jezelf, ben je getrouw geweest, over veel, zal ik je stellen. Maar ga eerst in tot het feest van de heer.

 

In de ruimte (gedicht) door Piet Snaphaan

Kom in de ruimte, om daar te leven

Bekrompen zijn stelt steeds teleur

Je mist je kansen, ’t wordt een sleur

Je kan dan niet naar buiten treden

Zo wordt het plan van God vermeden.

 

Kom in de ruimte, dat is Gods wil

Niet aardsgezind, maar Geestelijk leven

God wil Zijn plan gestalte geven

Leer dan als hemelburgers strijden

Met kinderen Gods ten alle tijden.

 

Kom in de ruimte, in Gods plan

Bouw mee aan ’t Geestelijk Huis als stenen

Die daarvoor goed zich laten lenen

De Tempel Gods, wees dan oprecht

De Hoeksteen is reeds lang gelegd.

 

Het wonder van zelfacceptatie door Liesbeth Seepma

Vorige maand heb ik je mogen uitleggen dat Gods volmaakte liefde alle vrees wil uitdrijven. Herinner je je nog? In de eerste plaats wil God de vrees voor ons eigen falen wegnemen, zo­dat wij onszelf kunnen lief­hebben en accepteren. Het gevolg zal een diepe, in­nerlijke vrede in ons leven zijn, omdat vanaf dat moment onze levenshouding niet meer wordt bepaald door de verkeerde bron de duivel, die als een be­lager aan de deur staat om te verslinden – maar door de goede bron – Jezus Christus, de Herder, die klopt om binnen te komen en maaltijd met ons te hou­den.

Diepe innerlijke vrede in ons leven heeft vervolgens zijn uitstraling naar de ander, die wij zo kunnen accepteren en liefhebben.

Een ander wonder

Ik heb ontdekt, dat deze ontwikkeling, dit ‘proces’ zoals ik het hierboven be­schrijf, me al een hele tijd bezig houdt. Ik heb me afgevraagd waaróm dit zo is. Na een tijd van naden­ken ben ik tot deze conclusie gekomen: het is een ontwikkeling die ik zélf meemaak. Dat is een eenvoudige, maar tegelijkertijd geweldige conclusie!

Weet je, persoonlijk heb ik geen radicale, plotselinge bekering meegemaakt. Ik heb dat wel eens jammer gevonden. Zo’n radicale ommekeer in je leven leek mij een groot wonder, een wonder dat ik jammer genoeg gemist had. Maar nu heb ik ontdekt, dat er in mijn leven een ander wonder heeft plaats gevonden (en nog steeds plaats­vindt) : het wonder van het accepteren van mijzelf.

Ik ben ervan overtuigd dat het accepteren van jezelf, het volledig liefhebben en aanvaarden van jezelf, één van de grootste wonderen is, die in het leven van een jongere kunnen plaats­vinden. En daarom voel ik een grote drang om dit wonder met jou, die dit leest, te delen. Het is mis­schien goed als ik je iets uit mijn persoonlijk leven vertel, dat dit wonder goed tot uitdrukking brengt.

Ongeveer op mijn derde jaar kwamen mijn ouders te weten, dat er met mijn ogen iets niet goed was, waardoor één oog scheef trok zodat ik scheel keek. Hierdoor kreeg ik als kind al snel het gevoel dat ik anders was dan andere kin­deren. Het gevolg was, dat ik me nogal schuw en ver­legen gedroeg. Hoewel de duivel mij op deze manier aanviel, werd ik door mijn ouders echter voortdurend opgedragen aan God.

Toen ik twaalf jaar was werd mijn oog rechtgezet. Het- was een succesvolle operatie, die tot gevolg had dat mijn ogen keurig recht stonden. Maar de

verandering van mijn uiterlijk betekende nog niet automatisch een verandering van mijn gevoelens. Die gevoelens, vrees om te falen, vrees om niet geaccepteerd te worden, waren van binnen nog steeds aanwezig. Vreemd genoeg was ik me van deze gevoelens niet bewust, zodat ik ook

niet bad om bevrijding en genezing. Ik kende mezelf nog niet zo goed.

Maar God kende mij wel.

Hij doopte mij met Zijn Heilige Geest toen ik achttien was. De Heilige Geest werd mijn Vriend en maakte mij duidelijk wat er in mijn leven aan de hand was: ik had mezelf niet lief, zodat ik innerlijk erg onzeker was tegenover de ander.

Er is, na deze openbaring van de Heilige Geest, met mij gebeden. En nu ik naar dat moment van gebed terugkijk, kan ik getuigen: de Here Jezus begon op datzelfde moment mijn gevoelens te genezen. Het grote wonder van mijn zelfacceptatie was begonnen!

En dat wonder neemt steeds duidelijker en reëler vormen aan

Onderzoek jezelf!

Zeg, hoe zit het met jouw zelfacceptatie? Ik hoop dat je, door het lezen van mijn getuigenis, jezelf gaat onderzoeken. Ik hoop, dat de Heilige Geest, die je Vriend wil zijn, je duidelijk maakt hoe jij denkt over jezelf. Het zóu kunnen dat je opeens ontdekt dat er in jouw leven net zo goed een wonder aan de gang is. Prijs God daar dan voor! Echter, de mogelijkheid be­staat ook dat de Heilige Geest je wijst op beschadi­gingen in je gevoelens.

Jezus wil die beschadigin­gen graag genezen. Ga in het gebed tot Hem. Of vraag je broeders en zus­ters, je jeugdleider of je ouders om je de handen op te leggen, zodat ook in jou een begin wordt gemaakt met het wonder van zelfacceptatie .

Ik las vandaag een stukje uit Psalm 18, en dat wil ik ook aan jou meegeven omdat het zo heel bemoedi­gend is:

“Gij toch doet mijn lamp schijnen, de Here, mijn God, doet mijn duisternis opklaren.

Met U immers loop ik op een legerbende in en met mijn God spring ik over een muur” .

Hij wil je over de muur van onzekerheid heen helpen! God zegene jou in het ontdekken en liefhebben van jezelf.

 

Geestelijk licht op de eindtijd door Wim te Dorsthorst -16-

De bazuinen worden geblazen

“En de zeven engelen, die de zeven bazuinen hadden, maakten zich gereed om te bazuinen” (Openb. 08:06). (Voor een uitvoerige uitleg over de betekenis van de bazuinen verwijzen wij naar de brochure “Wegen naar de voleinding” van Klaas Goverts).

De engelen zullen in de eindtijd heel nauw met de gemeente samenwerken. In Openbaring 12 vers 7 (Openb. 12:07) lezen we: “En er kwam oorlog in de hemel: Michaël en zijn engelen hadden oorlog te voeren tegen de draak”. Het initiatief gaat van de gemeente uit en Michaël en zijn engelen zullen de zonen Gods terzijde staan in de geestelijke oorlog die een grote benauwdheid op aard^ teweeg zal brengen (Dan. 12:01). Ook Jezus zelf spreekt’ over grote benauwdheid en verdrukking zoals er nog nooit geweest is (Mark. 13:19; Matt. 24:21) . Hoe ontstaat die benauwdheid en verdrukking? De profeet Micha zegt: “Maar de aarde zal tot een woestenij worden vanwege haar bewoners om de vrucht van hun handelingen” (Micha 07:13). Hieruit spreekt duidelijk door wie de duisternis op aarde gestalte krijgt. De mensen hebben de machten met horden naar zich toegehaald – uiteraard door verleiding, list en sluwheid van de duivel en nu er oorlog tegen hen gevoerd gaat worden en het gericht begint, voelen de mensen de gevolgen van de ongerechtigheid.

De wetsverachting neemt toe en de liefde verkilt

Nu geloof ik dat we niet moeten denken aan de volken die nog nooit van God en Jezus Christus gehoord hebben, maar veel meer aan het grote christendom, dat de weg Gods niet meer bewandelt en eigen wegen gaat. Dit is dus het grote Babylon, waarvan Openbaring 18 vers 2b (Openb. 18:02b) zegt: “Babylon is geworden een woonplaats van duivelen, een schuilplaats van alle onreine geesten een schuilplaats van alle onrein en verfoeid gevogelte” . Maar aangezien Babel overal zijn verbindingen heeft, zal ook overal de benauwdheid ervaren worden. Vers 3 (Openb. 18:03) zegt dan ook dat alle volken van de wijn van de hartstocht harer hoererij gedronken hebben en de koningen der aarde met haar gehoereerd hebben en de kooplieden der aarde rijk geworden zijn uit de macht harer weelderigheid.

De ware strijd is een geestelijke strijd tussen de ware stad en de valse stad, tussen Sion en Babel, tussen de ware vrouw en de hoer en niet een strijd tegen de volken. Ezechiël profeteert: “En gij zult weten, dat Ik de Here ben, naar wiens inzettingen gij niet gewandeld hebt, en aan wiens verordeningen gij niet voldaan hebt: naar de zeden der volken rondom u hebt gij gehandeld (Ez. 11:12). Geweld en ongerechtigheid zijn gaan heersen. Men heeft de ingeschapen wetten Gods onderdrukt, men heeft zich verhard en is het kwade goed gaan noemen, duisternis licht, bitter zoet, tegennatuurlijke seksuele relaties natuurlijk en ook door God geschapen, opstand en ongehoorzaamheid tegen gezag wordt aangemoedigd, enz. (Jes. 05:18-24; Rom. 01:26-32; 2 Tim. 03:01-05).

Als de ene mens niet meer voor de ander zorgt en hem als het ware vasthoudt, hoe moet God dan nog verder? God werkt immers met en door mensen? Zijn barmhartigheid werkt als de ene mens de andere barmhartigheid bewijst (Luc. 10:25-37) . Als er geen ouders meer zijn die het kind heiligen, die dus de ingeschapen wetten Gods in het kind beschermen en helpen ontwikkelen (ik bedoel hier ook een normale gezonde opvoeding, waar men niet geestelijk voor hoeft te zijn), dan staan ze weerloos tegenover het geweld en de ongerechtigheid die in de wereld heersen. In Openba­ring 8 vers 7 (Openb. 08:07) wordt gesproken over het verbranden van al het groene gras.

De voorbereiding op Armageddon

Wat echter de oorlog betreft zal de duivel al zijn aandacht nu richten op de gemeente van Jezus Christus. Alleen de gemeente vormt voor hem een bedreiging. Door list en verleugening, door bijvoorbeeld de aandacht te richten op het aardse Jeruzalem in plaats van het hemelse, door pressie, geweld en misleiding, werpt hij een groot deel van de gemeente weer op de aarde. “En zijn staart sleep­te een derde van de sterren des hemels mede en wierp die op de aarde” (Openb. 12:04) .

Het zal blijken dat deze christenen de ware gemeente gaan haten en dat is het fundament voor de gemeente van de antichrist. Het fundament, Jezus Christus, van de ware gemeente zou men liefde en waarheid kunnen noemen en het fundament van de antichrist is haat en leugen en wordt geboren uit het grote Babylon. De duivel geeft in deze tijd alle macht aan het beest uit de zee (Openb. 13:01-10) en deze vaart in de antichrist, het beest uit de aarde (Openb. 13:11-18) en zo wordt de gemeente van de antichrist gebouwd (Openb. 13 en Openb. 08:10-11) . Hiermee wil de duivel beletten dat de volmaakte gemeente tevoorschijn komt die hem de kop zal vermorzelen (Gen. 03:15) en hem met zijn hele rijk zal brengen in de poel des vuurs. Maar in wezen is het afstaan van de macht (Openb. 13:02b) al zijn ondergang, want deze zal nooit meer tot hem terugkeren.

Het doel van dit alles is: oorlog voeren tegen de heiligen en tegen het Lam (Openb. 13:07; Openb. 17:14). Alle machten worden ontbonden in deze tijd en God geeft daar ook toestemming voor (Openb. 07:01-03) . Want alleen de machten die hun plaats verlaten uit de gevangenis, kunnen gegrepen worden door de zonen Gods in de grote slag van Armageddon. De zonen Gods zullen met alle machten en krachten geconfronteerd moeten worden om ook de totale overwinning te kunnen behalen. Dit is de ontwikkeling die we zien ten tijde van de bazuinen.

De mensen die tot het oordeel bewaard zijn

Al is de strijd dan nog zo geestelijk, het zal niet buiten de mens omgaan, want juist de mens is de inzet van de strijd en is met de machten, waar de toorn Gods op ( st, verbonden. Het beest uit de zee is de koning van de afgrond en zijn naam is in het Hebreeuws Abáddon en in het Grieks heeft hij tot naam Apollyon (Openb. 09:11). Deze grootmacht brengt een enorm groot leger occulte en spiritistische geesten, geweldmachten en onreine geesten mee, die tot de eindtijd opgesloten hebben gezeten. Petrus spreekt van engelen die gezondigd hebben: “Want indien God engelen, die gezondigd hadden, niet gespaard heeft, maar hen, door hen in de afgrond te werpen, aan krochten der duisternis heeft overgegeven om hen tot het oordeel (gericht) te bewaren” (2 Petr. 02:04).

God zelf heeft dus deze machten – uiteraard door middel van de heilige engelen – in de afgrond geworpen en ze daar bewaard tot de gemeente deze machten kan overwinnen. De bedoeling is immers dat door middel van de mens (Jezus Christus en de gemeente) de machten in de afgrond en uiteindelijk in de poel des vuurs komen (Gen. 03:15; Ps. 149:005-009).

Wat zijn dit voor machten? Petrus (en ook Judas) noemt dan de zondvloed en Sodom en Gomorra. Machten die plotseling in de afgrond zijn terecht gekomen en waarvan we onder andere in Genesis 6 vers 1 tot 4 (Gen. 06:01-04) lezen als ‘de zonen Gods’. De vertaling van Reisel spreekt van ‘buitengewone krachtfiguren’. Wij zouden zeggen: ‘grootvorsten der duisternis’. Misschien kunnen we ook nog denken aan de bij uitstek occulte machten die in de afgrond kwamen bij de ondergang van de Farao en zijn leger in de Schelfzee en die bezeten zijn van een haat tegen het volk van God, dat ze moesten laten gaan.

Het volk op aarde dat in de hemel leeft

De ontwikkeling van de gemeente en de zonen Gods gaat steeds verder. Het is een geheimenis hoe juist ten tijde van de grote verdrukking deze zonen tot volmaakte volheid komen. De zeven bazuinen is het spreken Gods tot de gemeente om ze tot voltooiing en onvergankelijke heerlijkheid te leiden. En dit spreken geschiedt door de Heilige Geest. (Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeente zegt). De Heilige Geest neemt het uit Jezus, die als eerste tot die onvergankelijke heerlijkheid gekomen is en kennis heeft van alle dingen.

Die voltooiing wordt bereikt bij de laatste (zevende) bazuin “… maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij bazuinen zal, is ook voleindigd het geheimenis van God, gelijk Hij Zijn knechten, de profeten, heeft verkondigd” (Openb. 10:07) .

Johannes hoort, in de geest zijnde, dit spreken Gods in de stemmen van de zeven donderslagen en hij wil dit opschrijven, maar een stem uit de hemel zegt dat dit een geheimenis is wat tot de eindtijd verborgen zal blijven: en toen de  zeven  donderslagen gesproken hadden, wilde ik het opschrijven, maar ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Verzegel hetgeen de zeven donderslagen gesproken hebben en schrijf het niet op” (Openb. 10:04 zie ook Dan. 12:04). Wat er gesproken is staat niet opgetekend, maar het zal aan de gemeente van Jezus Christus op de juiste tijd geopenbaard worden.

Johannes, die als vertegenwoordiger fungeert van de gemeente, eet het boekje op en zo zal dit geheimenis alleen in de gemeente nog door de periode van binnenuit bekend worden. Een buitenstaander zal dit nooit kunnen verstaan. Eerst moet de gemeente nog door de periode van de zesde bazuin heen. Dit zal de zwaarste tijd worden voor het volk van God, wat zal leiden tot de overwinning op de antichrist en tot de val van Babylon, waarna het Duizendjarig Vrederijk aanvangt. Maar ook voor de mensen die op de aarde wonen, is het een verschrikkelijk zware tijd in grote grimmigheid is de duivel nedergedaald, zegt Openbaring 12 vers 12 (Openb. 12:12) en in Openbaringen 8 vers 13 (Openb. 08:13) klinkt uit het midden des hemels. Dat is de plaats van de troon Gods wee, wee, wee hun die op aarde wonen vanwege de overige stemmen van de bazuin der drie engelen, die nog bazuinen zullen. Dit is geen bedreiging, wee gij slechte mens. Ook geen geboortewee, maar een uitroep en kreet van smart, van droefheid en ontsteltenis. Omdat de bewoners op aarde overkomen, gaat. God is met zijn hele wezen bij zijn schepping betrokken., maar de dingen die geschieden zijn nodig tot bevrijding van de ganse schepping. Door de uitroep wee is wel duidelijk dat niet God de duisternis op de mens afzendt. Zeg tot hen: Zo waar ik leef, luidt het woord van de Here Here. Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft.  (Ez. 33:11)

De Goddeloosheid en onreinheid van Babylon

“En de zesde engel blies de bazuin, en ik hoorde een stem uit de vier horens van het gouden altaar, dat voor God staat, zeggende tot de zesde engel, die de bazuin had: Laat de vier engelen los, die bij de grote rivier, de Eufraat, gebonden zijn” (Openb. 09:13-14) . De gemeente, die onbeweeglijk staat voor het aangezicht van God in het hemels heiligdom, roept nu: Laat de laatste groep machten los! (Het gouden altaar is beeld van de gemeente) . Het zijn de machten die geassocieerd worden met Babel (aan de Eufraat). Eens trok de koning van Babel op en overwon het volk Israël, doodde zeer velen voerde anderen mee in ballingschap. De geestelijke machten van Babel zijn nog onveranderlijk hetzelfde en hebben maar één verlangen, namelijk het volk van God te doden (Openb. 18:24) . Altijd heeft de valse kerk strijd gevoerd tegen de ware kerk. Bij de opening van het vijfde zegel zien we al de martelaren die geslacht zijn om het woord van God en het getuigenis (Openb. 06:09).

Johannes ziet het geestelijk wezen van Babel in Openbaring 17 en hij is met stomheid geslagen: “En ik zag de vrouw dronken van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus. En ik verbaasde mij, toen ik haar zag, met grote verbazing” (vs.5-6). Babel kan de waarachtige heiligheid ‘ van het volk van God niet verdragen. Openbaring 18 vers 2 (Openb. 18:02) zegt dat het een woonplaats van duivelen is, “een schuilplaats van alle onreine geesten en een schuilplaats van alle onrein gevogelte” . Het is er maar kan zich nog niet ten volle openbaren voor de zesde bazuin gesproken heeft. De profeet Zacharia ziet het als een vrouw opgesloten in een efa met een loden deksel er op. En de engel noemt dan de naam en zegt: “dat is de goddeloosheid” (Zach. 05:05-11).

Bij de ontbinding van deze machten zal er dus een vloedgolf van goddeloosheid over de aarde gaan, want dat is hun naam en zo is hun wezen. In Zacharia 5 vers 9 (Zach. 05:09) lezen we dan nog over    deze goddeloosheid in de Efa:

“Toen ik mijn ogen opsloeg, zag ik en zie, twee vrouwen kwamen naar voren, met de wind in haar vleugels; zij hadden namelijk       vleugels als van een ooievaar. En zij droegen de efa weg tussen hemel en aarde” . Tussen hemel en aarde is de lucht. Dat is de geestelijke sfeer van de aarde. Dat is hetzelfde gebied als waarvan Paulus spreekt in Efeziërs 2 vers 2 (Ef. 02:02), als hij zegt: “…overeenkomstig de overste van de macht der lucht” (zie ook Ef. 06:12, Statenvertaling). De duivel is geen overste van de hemelen waar de troon Gods is, maar van de wereld, wat zeggen wil het geestelijke gebied dat bij de aarde behoort. De Luthervertaling noemt dit gebied in Efeziërs 6 vers 12 (Ef. 06:12)  onder de hemel’ en de Leidse vertaling ‘het luchtruim’.

Evenals Assur in de tijd van het volk Israël, zullen deze goddeloze machten, zich sterk wanen (Jes. 10:05-14), maar zij begrijpen de raadslagen des Heren niet en zien niet dat ze hun ondergang tegemoet stormen en meehelpen dat de gemeente tot heerlijkheid gebracht zal worden. God zelf heeft gesproken, bij monde van de profeet Micha, over deze en alle machten der duisternis:

“Wel zijn nu vele volkeren tegen u (de gemeente van Jezus Christus) vergaderd, die zeggen: Zij worde ontwijd, en mogen onze ogen zich aan Sion verlustigen.’ Maar zij kennen de gedachten des Heren niet en verstaan zijn raadslag niet, dat Hij hen verzamelt als schoven op de dorsvloer. Sta op en dors, gij dochter Sions; want Ik zal uw hoorn van ijzer maken en uw hoeven van koper, en gij zult vele volkeren verbrijzelen en gij zult hun onrechtmatig gewin door de ban aan de Here wijden, en hun vermogen aan de Here der ganse aarde” (Micha 04:11-13).

Met deze belofte en overtuiging in hun hart kan de gemeente met autoriteit zeggen: Laat deze machten los! (Openb. 09:14) . De gemeente is bekleed met de kracht Gods, zoals Jezus Christus, en de leden van deze gemeente zullen de werken doen die Hij gedaan heeft en )g grotere (Joh. 14:12). Ze zullen door hun prediking grote scharen uit de hand van de vijand rukken en brengen tot de Here van de ganse aarde, in het Koninkrijk Gods (Micha 04:13; Openb. 07:15).

Maar er zullen ook mensen zijn, die zich niet bekeren, die wel religieus bezig zijn, maar de goddeloosheid van Babel blijven omarmen en zich verharden en het evangelie der heerlijkheid afwijzen. Alles mag en alles wordt getolereerd in Babel, het is occultisme, spiritisme en afgoderij. Daar spreken de verzen 20 en 21 van Openbaring 9 duidelijk van. Uitgerekend de zonden waardoor de toorn Gods komt, zoals we op vele plaatsen in de Bijbel lezen. Deze mensen blijven onder de toorn Gods en komen onder hetzelfde oordeel als de machten der duisternis (Joh. 03:36).  (wordt vervolgd).

           

1985.05 nr. 259

Levend geloof 1985.05 nr.

De opening van ons verstand door G. J. R. Doornink 1985.05 nr. 259

”Toen opende Hij hun ver­stand, zodat zij de Schrif­ten begrepen” (Luc. 24:45).

Het bewijs van de opstanding

Het grote bewijs van de opstanding van Jezus is niet alleen het lege graf, maar vooral ook het feit dat Hij zich in de veertig dagen tussen zijn opstan­ding en hemelvaart, ver­schillende malen toonde in een lichaam van vlees en bloed. Zoals bijvoorbeeld beschreven wordt in het laatste deel van Lukas 24. De discipelen waren bijeen in druk gesprek met de Emmaüsgangers aan wie Jezus eerder op de dag was verschenen. Plotseling stond Jezus in hun midden en de eerste reactie was dat ze “ontzet en verschrikt werden en meenden een geest te aanschouwen” (Luc. 24:37).

Deze eerste reactie is in eerste instantie niet zo ver­wonderlijk. Ik denk dat ook wij op zijn minst vreemd zouden opkijken als plotse­ling iemand bij ons zou staan die niet op de norma­le wijze tot ons was geko­men. Toch zou het voor de discipelen niet zo’n groot wonder behoeven te zijn, omdat zij wisten dat Jezus de Zoon van God was en alles wat over Hem geschre­ven stond, vervuld moest worden. Daarom sprak Hij ook: “Dit zijn mijn woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog bij u was, dat alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen moet vervuld worden” (Luc. 24:44).

Tot de Emmaüsgangers, die eerst ook niet konden geloven dat het Jezus zelf was die met hen opliep, had Hij in min of meer dezelfde be­woordingen gesproken: “O onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in te gaan? En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrek­king had” (Luc. 24:25-27).

Onverstandigen, noemt Je­zus hen, tragen van hart, ongelovigen. Hetzelfde kan van zijn discipelen gezegd worden. Toch maakt Jezus hen geen verwijten

Wat gaat Jezus doen?

Toch maakt Jezus hen geen verwijten, integendeel: na­dat Hij zijn handen en voeten getoond heeft, eet hij zelfs een stuk gebakken vis op. Hij maakt openbaar dat Hij werkelijk bij hen is! Hieruit blijkt ook weer de grote liefde van God. Ter­wijl er alle reden toe was, de discipelen aan de kant te zetten omdat Hij reeds zo vaak in hen teleurgesteld was en nu weer opnieuw, gaat Hij iets positiefs in hen doen! Hij gaat hun verstand openen, zodat zij de Schriften kunnen begrijpen!

En dan wordt hun heel het grote (herstel )programma van God met zijn schepping nog eens in een notendop geopenbaard. Hij gaat hen nog eens uitleggen wat hun taak gaat worden: Zij moe­ten in zijn Naam prediken tot vergeving der zonden aan alle volken, te begin­nen bij Jeruzalem. Maar zij hebben daarbij de kracht uit de hoge nodig, waarop zij eerst moeten wachten (Luc. 24:46-49).

Nu moeten we ons dit niet voorstellen dat Jezus even een soort knopje omdraaide, waarop de discipelen van de ene op de andere minuut totaal van inzicht veranderd waren en geheel geschikt waren geworden, voor de taak die zij moesten uitvoe­ren. Neen, zo werkt het niet. God werkt altijd fase voor fase. Hij gaat van stap tot stap met zijn discipelen …en met ons! Want Hij wil ook ons leren onderweg, zo­dat we uiteindelijk volkomen bruikbaar zijn in dienst van Gods Koninkrijk en als volwaardige getuigen van Hem gaan functioneren.

Ook de discipelen leerden op deze wijze en werden klaargemaakt voor de grote taak in Gods Koninkrijk. De ‘ontzetting en schrik’, waar­van in vers 37 nog sprake is, maakt plaats voor ’grote blijdschap en lofprijzing’ (Luc. 24:53). En dat is het altijd wat God ook in ons leven wil doen!

Vanuit het negatieve in het positieve!

God haalt ons uit het nega­tieve en brengt ons in het positieve. Zoals Hij ons eens uit de duisternis haal­de en plaatste in het licht. Ook al hebben wij Hem vaak teleurgesteld en fouten ge­maakt, Hij is een goed werk in ons begonnen… en zal het voortzetten, tot de dag van Christus Je­zus (Filip. 01:06).

Maar hoe wordt dat nu in ons leven bewerkstelligt? Wat is de sleutel daartoe? Het antwoord is: door de werking van Gods Geest in ons. Die Geest van God die ook de discipelen nodig had­den, alvorens hun taak te kunnen uitvoeren (vs.49). Daarom horen Pasen en Pinksteren bij elkaar! De grote tragedie van veel christenen is dat zij ergens tussen Pasen en Pinksteren afhaken! Denk aan de vele orthodoxe christenen die wel geloven in de opstanding van Christus, maar voor wie Pinksteren een gesloten boek is.

Wij moeten dus in feite aan twee voorwaarden voldoen, willen wij onze taak in dienst van Gods Koninkrijk optimaal kunnen vervullen,

a – Ons verstand moet ge­opend zijn, zodat wij de Schriften (en voor ons als gemeente van Jezus Chris­tus geldt dat voor de gehele Bijbel) kunnen begrijpen, b – Wij hebben (daarvoor) de vervulling met de Heilige Geest nodig.

Zonder deze twee gaat het niet. Het gaat zowel om het één als het ander. Zij zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Alleen dan kun­nen we beantwoorden aan de doelstellingen die God wil uitgevoerd zien: door woord en daad openbaar ma­ken dat God de mens los wil maken uit het rijk der duisternis en, zodat er weer volkomen gemeenschap met Hem tot stand komt.

Is ons verstand geopend?

Het komt er dus op aan dat ons verstand geopend is. Bij het woordje ‘verstand’ krijgen vele kinderen Gods een soort huivering… Het verstand hoort er toch niet bij, dat staat toch lijnrecht tegenover het geloof?, wordt er dan gezegd, veel­al met citering van teksten als dat het voor wijzen en verstandigen verborgen is, maar aan kinderen geopen­baard. Bij het aanvaarden van Jezus kan inder­daad ons verstand een be­langrijke hinderpaal zijn, daarom zegt Jezus ook dat wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, het voorzeker niet zal bin­nengaan (Mark. 10:15).

Wie Jezus echter heeft aan­genomen en een nieuwe schepping is geworden, be­hoort met heel zijn wezen Hem te dienen, dus ook met het verstand. Zoals trou­wens ook duidelijk onder woorden gebracht wordt door Jezus als Hij zegt: “Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand” (Matt. 22:37).

Waar het echter wat ons verstand betreft om gaat is of het geopend is! Het kan namelijk ook gesloten zijn. Terwijl God ons ver­stand wil openen is satan er op uit ons verstand ge­sloten te houden. Het is heel essentieel voor het functioneren van ons ge­loofsleven dat wij dit on­derkennen , want er zijn vele kinderen Gods met een gesloten verstand. En met een ‘gesloten verstand’ be­doel ik dan dat het – even­als dat van de mens die Christus niet kent – alleen functioneert op het natuur­lijke vlak. En als het al op het geestelijke vlak functioneert, dat hebben verkeer­de (occulte, vrome) geesten het voor het zeggen. Een kind van God behoort zijn verstand afgesloten te heb­ben voor verkeerde gees­ten.

Inzicht door de Heilige Geest

Feitelijk behoren wij een verstand te hebben met slechts één geopende deur: dat is de deur waardoor de Heilige Geest binnenkomt! Want zonder inzicht door de Heilige Geest kunnen we namelijk onmogelijk de Bijbel op de juiste wijze, dat wil zeggen geestelijk, verstaan! Ik gebruik hier het woord ‘inzicht’, want terwijl de Statenvertaling, de NBG- en Lutherse ver­taling het woord ‘verstand’ gebruiken, spreken de an­dere Nederlandse vertalin­gen van ‘inzicht’. Zo zegt de Leidse en Canisiusvertaling: “Toen verhelderde Hij hun inzicht, zodat zij de Schriften verstonden”.

En prof. Brouwer zegt: “Toen ontsloot Hij hun in zicht, zodat zij de Schriften konden verstaan”. We zou­den kunnen zeggen: Jezus draaide de sleutel om.

Het geweldige is hierbij dat het initiatief van deze ont­sluiting, verheldering en opening van God uitgaat! Maar wij moeten ons wel rea­liseren dat wij de verant­woording dragen of de deur van ons verstand geopend of gesloten is. Misschien hebt u de deur tot dusver op een kier staan… Dan wordt u via dit artikel opge­roepen hem wagenwijd open te zetten! Zoals wij nu in het voorjaar de frisse lente­lucht naar binnen ademen, behoren we ook in geestelijk opzicht ’grote schoonmaak’ te houden, opdat Gods Geest ons leven geheel kan leiden naar zijn wil.

Want wat gaat er gebeuren tijdens het doorgaande pro­ces van de ontsluiting van ons verstand?

a – We gaan Gods Woord meer en meer verstaan op de wijze zoals God dat bedoelt heeft.

b – We gaan ten volle beant­woorden aan het plan van God met ons leven: volledige omvorming naar zijn beeld èn anderen bekend maken dat ook zij daaraan deel kunnen hebben.

Satan haat uiteraard deze ontwikkeling, maar door de volheid van Gods Geest in ons kunnen we hem weer­staan en overwinnen. De da­gelijkse geestelijke strijd, waarmee we te maken heb­ben, is geen strijd tegen vlees en bloed… We zullen steeds weer opnieuw te ma­ken krijgen met boze gees­ten en machten die zich op allerlei wijze zullen manifes­teren, met name ook in de verschillende leringen die op ons afkomen, maar door de boodschap van het Ko­ninkrijk Gods, die wij heb­ben leren kennen en door de vervulling met de Heili­ge Geest, blijft ons ver­stand geopend en worden we van dag tot dag in zijn waarheid geleid.

Vertegenwoordigers van het nieuwe leven

Wij zijn als leden van de gemeente van Jezus Chris­tus vertegenwoordigers van het nieuwe leven wat wij in Christus hebben le­ren kennen. De kerninhoud van dit nieuwe leven is dat God niet de dood wil maar het leven. Jezus was de eerste volwaardige Verte­genwoordiger van dat nieu­we leven. En nu zijn wij levensvertegenwoordigers! Daarom proclameren wij het door ons leven heen: Het nieuwe leven is er voor iedereen! God heeft alle mensen op het oog!

Ik las als opschrift van een overlijdensadvertentie “Een bijzonder mens is  heengegaan…” Maar dat geldt voor alle mensen, we zijn allemaal bijzondere mensen, unieke mensen. Waarom? Omdat we geschapen zijn naar het beeld van God! Als we Jezus reeds kennen, zijn we feitelijk bevoorrecht dat het nieuwe leven reeds in ons is. Maar God wil dat ook anderen Hem leren kennen. Daarom behoren we ons optimaal in te zetten voor de zaak van Gods Koninkrijk.

En of deze inzet optimaal is, of we werkelijk geheel en al in de wil van God staan, hangt dus af van het feit of ons verstand geopend is en blijft door de Heilige Geest, zodat wij de Schriften geestelijk kunnen verstaan. Dan brengen wij, temidden van de kakofonie van door de satan geïnspi­reerde, disharmonische ge­luiden van deze wereld, een helder en klaar geluid. Want dan worden op volle sterkte en in zuivere toonaarden de bazuinen van Gods overwinningsleger gehoord.

Tot dat leger wil ik beho­ren! U ook…? Laten we zorgdragen dat we onze plaats hebben ingenomen in dat leger, opdat het nieuwe leven wat in ons is, niet verborgen blijft, maar ten volle door ons heen tot openbaring gaat komen! Gouden tekst. – De Bijbel heeft vele teksten die rechtstreeks over het geloof spreken. Niet voor niets wordt de Bijbel daarom wel het ‘Boek des geloofsgenoemd. Eén van de meest duidelijke teksten is ongetwijfeld Hebreeën 11 vers 1 (Heb. 11:01) waar staat: “Het geloof is de zekerheid van de dingen die men hoopt en het bewijs van de dingen die men niet ziet”. Deze tekst kunnen we rustig de ‘gouden tekst’ over het geloof noemen en zou iedereen uit zijn hoofd moeten kennen. Want alles wat wij, in overeenstemming met de wil van God, ‘hopen’ en ‘niet zien’, zoals eeuwig leven, gezondheid, overwinning, etc., is door het geloof zekerheid en bewijs!

 

De identiteit van God door Klaas Goverts – 2 –

In deze tweede en laatste studie over de wederkerig­heid tussen God en mens, nog een aantal teksten met toelichting uit het evangelie van Lukas.

God richt de mens omhoog

(De opwekking van de jongeling te Naïn).

“En de dode ging over­eind zitten en begon te spreken” (Luc. 07:15).

Er staat: Hij ging omhoog­zitten. De mens komt weer in de staat, zoals hij oorspronkelijk bedoeld is: rechtop. Ook in de natuur­lijke wereld gaat de mens rechtop; heel anders dan de andere schepselen.

Oprechtheid betekent oor­spronkelijk: rechtop gaan. Van de verlamde staat: Hij stond op. In beide gebeur­tenissen staat het woord ’ana’: omhoog. Het komt ook voor in verband met de we­dergeboorte: omhoog gebo­ren worden of van boven geboren worden.

“De dode ging overeind zit­ten en begon te spreken”. Het resultaat ervan was, dat de schare God ging ver­heerlijken (Luc. 07:16).

(De verkromde vrouw). “Toen Jezus haar zag, sprak Hij haar toe en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw zwakheid; en Hij legde haar de handen op, en terstond richtte zij zich op en zij verheerlijkte God” (Luc. 13:12)

Zij richtte zich op. Letter­lijk: Zij werd omhoog recht gemaakt. Zij komt in haar oorspronkelijke staat. En zij verheerlijkte God. Zij komt meteen in de wederkerigheid te staan en maakt hiermee God compleet. Je zou haast kunnen zeggen dat God niet compleet is zolang zijn schepping nog zucht. God wordt pas ten ­volle God, als Hij alles in allen zal zijn.

(De tien melaatsen).

“En één van hen keerde terug, toen hij zag dat hij genezen was, met luider stem God ver­heerlijkende” (Luc. 17:15).

Het merkwaardige is dat meteen op de genezing van de melaatsen, door de farizeeën de vraag wordt ge­steld wanneer het Koninkrijk Gods zal komen (Luc. 07:20). Wij hebben geleerd om in peri­kopen te lezen. Maar vers 20 sluit heel diep aan op vers 11 tot en met 19. Er waren tien melaatsen. Het getal 10 komt ook bij de schepping voor; ook bij Sodom. Er waren tien recht­vaardigen nodig om Sodom te redden. Er waren hier tien rechtvaardigen nodig om het Koninkrijk Gods te doen komen.

‘Behouden betekent meer dan ‘Genezen’

Het blijkt dat van de tien genezen melaatsen één terug komt. Deze ene komt in de wederkerigheid te staan. De negen melaatsen hebben in wezen God alleen maar ge­bruikt. Ze hebben gebruik gemaakt van hulp en heil en zijn daarna verdwenen.

De man die terugkwam was een Samaritaan. Je zou kun­nen zeggen: een randfiguur. Deze mens komt in het cen­trum te staan en wordt de mens waarin het Koninkrijk Gods komt. Vers 20 hoort er dus helemaal bij. Tien rechtvaardigen hadden het Koninkrijk Gods kunnen brengen. Het gaat erom of zij aan hun bestemming be­antwoorden. Alleen de vreemdeling heeft het be­grepen. Daarom staat er zo merkwaardig in vers 19: “En Hij zeide tot Hem: Sta op (ana: omhoog), ga heen, uw geloof (eigenlijk: ver­trouwen) heeft u behouden. ‘Behouden’ betekent veel meer dan ‘genezen’. Voor ‘genezen’ wordt een ander woord gebruikt. ‘Behouden’ betekent ‘heel gemaakt’ of ‘gaaf gemaakt’. Dus: uw vertrouwen heeft u heel gemaakt. Hij is de mens ge­worden zoals God hem be­dacht heeft.

(De genezing van de blinde Bartimeüs). ”En terstond werd hij ziende en hij volgde Hem, God lovende” (Luc. 18:43).

Het merkwaardige is, dat voor ‘ziende worden’ een woord wordt gebruikt met een dubbele betekenis. Het kan betekenen: (ana)

  1. weer zien;
  2. omhoog kijken Je kunt vertalen:
  3. de blinde werd weer ziende;
  4. de blinde zag omhoog. In al de besproken genezin­gen komt ‘ana’ voor: omhoog. Steeds in de beteke­nis van: weer rechtop staan. Hij volgde Hem, God loven­de. Letterlijk: God verheer­lijkende. En al het volk zag het en gaf Gode lof. Hier wordt een ander woord ge­bruikt: En al het volk prees God. De blinde komt in de wederkerigheid en gaat God prijzen. Twee werkingen. De mensen hebben de heer­lijkheid wel niet aan den lijve ondervonden, maar staan er als medegenieters omheen.

Het antwoord op Lucas 2

(De intocht in Jeruza­lem). De menigte der discipelen begint God te prijzen, om al de krach­ten, die ze gezien heb­ben. “Gezegend Hij, die komt, de Koning, in de naam des Heren; in de hemel vrede en ere in de hoogste hemelen!” (Luc. 19:38).

Dit is het antwoord op de engelenzang in Lucas 2: Heerlijkheid in de hoogste en vrede op aarde. ‘Heme­len’ staat er in de grond­tekst niet bij. De engelen zingen van boven naar be­neden: vrede op aarde. De mensen zingen van beneden naar boven: vrede in de hémel. Lucas 19 is het ant­woord op Lucas 2! Het moet in de hémel óók vrede wor­den. De engelen beginnen met heerlijkheid en spreken dan over vrede op aarde. De mensen beginnen met vrede in de hemel en eindigen met heerlijkheid in de hoogsten. Het betekent: hoogste plaatsen of hoogste gebieden. Hier komt de we­derkerigheid prachtig tot uiting: Lukas 2: het woord; Lukas 19: het wederwoord, de echo.

(Het sterven van Jezus). “Toen de hoofdman zag wat er geschiedde…” (Luc. 23:47).

Namelijk dat Jezus zich aan het kruis overgeeft aan de Vader, en zegt: “Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest”. Het is het beeld van de totale overgave van de mens aan God. Jezus wordt daar de mens die zich teruggeeft aan de Vader. De hoofdman zag wat er ge­schiedde. Er geschiedde iets. Toen verheerlijkte de hoofdman God, zeggende: “Inderdaad (eigenlijk: we­zenlijk), deze mens was rechtvaardig’ ”

Het evangelie begon met: God geeft zijn heerlijkheid aan de mens. Het eindigt met de heidense hoofdman, die Jezus, wat de zichtbare wereld betreft, ziet in totale ontluistering, en God gaat verheerlijken. Deze heidense hoofdman komt in de weder­kerigheid te staan en gaat God de heerlijkheid terug­geven. God kan nu eigenlijk zeggen: Het doel is bereikt, de cirkel is rond.

‘Heerlijkheid’ kun je ook weergeven met ‘waardigheid’. God geeft waardigheid aan de mens; en de mens mag waardigheid geven aan God. Het is een gesprek tussen God en mens. Je bemerkt iets heel wezenlijks van de goedheid van God. God zal niet rusten voordat het woord van Hem beantwoord is, voordat het gesprek er helemaal uit gaat komen.

Het evangelie van Lukas is het evangelie van de weder­kerigheid. De mens komt omhoog en gaat God de heerlijkheid teruggeven, die van Hem uitgaat. Dit gaat steeds gebeuren als een vernederde verhoogd wordt. Vertrapte figuren, die van hun waarde beroofd waren, worden in waardigheid her­steld. Het is veel meer dan lichamelijke genezing. Van de mensen die buitenspel stonden en beroofd van waardigheid wa­ren, ontvangt God zijn waardigheid. We zien hier de omkering van de waarde: De hoogmoedigen worden van de troon gestoten en de nederigen worden ver­hoogd. Maria heeft dit in haar lofzang in Lukas 1 , al profetisch aangekondigd. Het is eigenlijk het op­schrift boven het evangelie van Lukas.

Als je de lofzang van Maria te pakken hebt, hebt je de draden in handen waarmee het evangelie van Lukas ge­weven wordt. God keert de rollen om. Degenen, die denken dat ze het hébben, komen aan de kant te staan. Degenen die denken dat het voor hun niet is, worden in hun waardigheid verhoogd, omhooggericht: op Gód ge­richt. Een mens is in wezen iemand, die omhooggericht is: anthropos; een mens die in gesprek is met zijn Maker. God en mens hebben elkaar nodig’

 

Adam, waar zijt gij? door Jan W. Companjen

”Door de overtreding van één persoon (Adam) begon de dood te heersen, door die ene man dus. Maar hoe­veel meer is bereikt door die ene mens Jezus Chris­tus! Want door hem zullen alle mensen leven en heer­sen, die de genade en ge­rechtigheid overvloedig ge­schonken krijgen” (Rom. 05:17, Goed Nieuws vertaling).

De keuze tussen leven en dood

In de Statenvertaling is deze tekst als volgt ver­taald: “Want indien door de misdaad van één de dood geheerst heeft door die ene, veel meer zullen degenen, die de overvloed der genade en de gave der rechtvaar­digheid ontvangen, in het leven heersen door die Ene, namelijk Jezus Christus. Welke vertaling men ook op­slaat doet er niet toe, maar duidelijk blijkt uit elke vertaling dat de komst van Je­zus op aarde geschiede­nis van mens en wereld- beslissende wending heeft gegeven. Ieder mens is zelf verantwoordelijk voor zijn lot. De mens kan kiezen, kan een keuze maken tussen dood en leven. Hij kan de weg gaan die Adam koos en zelf zijn weg bepalen, zelf heer en meester zijn en Gods weg, die ons in Jezus Christus gegeven is, afwij­zen. De genade en gerech­tigheid, de vrede en de blijdschap, die ons in Chris­tus overvloedig geschonken is, gaat aan zo’n iemand voorbij en de kloof tussen God en deze mens blijft be­staan. De toorn, de onvrede Gods, blijft op hem of haar. (Joh. 03:36 zegt: “Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem”.

De mens kan zichzelf niet bevrijden. God de Vader gaf ons een deur waardoor wij opnieuw het paradijs konden binnengaan. Ten aanzien daarvan zei Jezus: “Ik ben de deur, als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden; en hij zal in gaan en uit gaan en weide vinden” (Joh. 10:09). Die deur staat open voor u en mij en die deur kan door niemand gesloten worden (Openb. 03:08).

De weg, de waarheid en het leven

Dat ingaan door die ene mens, Jezus Christus, is dé weg, dé waarheid en hét leven. Daarvoor is alles ge­reed gemaakt en wij zeggen met Paulus: “In naam van Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen. Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons (u) tot zonde gemaakt, op­dat wij zouden worden ge­rechtigheid Gods in Hem” (2 Kor. 05:20-21). Hij heeft ons gekocht en betaald. Op grond van dit geloof zult u bezegeld worden met de Geest der belofte, de Heilige Geest, die u in alle waarheid leiden zal.

Christus heeft aan de ver­strikking van zonde en schuld een einde gemaakt en een nieuwe verhouding tussen God de Vader en de mens mogelijk gemaakt. De gave der rechtvaardigheid , die God in Christus aan ieder schenken wil, die ge­looft in het Goddelijk offer dat leven geeft en overvloed aan genade. Daarom klinkt tot ieder mensenkind dage­lijks de roep: Adam (mensenkind), waar zijt gij? Het is Gods roep om zijn eigen schepping. Hij wil het alles in u en met u volmaken. Dat wil zeggen afmaken op de manier zoals dat vanaf het begin Gods bedoeling is geweest. De mens, zoals die zich in Christus heeft gemanifesteerd.

Is het niet geweldig dat wij één met de Vader en de Zoon mogen zijn? Dat wij als een nieuwe schepping uit God geboren mogen zijn en mogen en zullen opwas­sen tot alle volheid Gods? Wij mogén en kunnen met Hem wandelen op de hoge weg in het Koninkrijk der hemelen.

Men is nog lang niet tot het begrip gekomen wat het zeggen wil te behoren tot hét Koninkrijk van Chris­tus. Het wordt weer volop pinksteren, de Geest Gods gaat stromen, opdat het lichaam van Christus tot volheid komt door de open­baringen van die Geest. Die Geest zal het lichaam van Christus volwassen ma­ken en leiden naar de volle waarheid. Dan zullen wij beseffen wat het betekent dat wij een lid zijn van zijn lichaam, de gemeente, het volk, het Israël Gods. Daarvoor moeten wij geeste­lijke Christenen worden. Men komt er niet uit als men geestelijke zaken op een natuurlijke wijze wil op­lossen of verklaren. Gees­telijke dingen, groot of klein, kunnen alleen maar geestelijk opgelost worden.

Kijk bijvoorbeeld eens om je heen hoe men de steeds groter wordende bewape­ning tracht te beheersen door evenwicht. De één mag onder geen voorwaarde sterker zijn dan de ander. Door nog meer geweld, be­tere en machtiger atoombe­wapening, tot in de ruimte toe, tracht men elkaar te overtroeven. Men ziet ech­ter niet in dat achter deze hele bewapeningswedloop een macht zit van wantrou­wen, van verwerping van die ander, van haat. Al deze dingen worden door duivelse geesten veroor­zaakt en aangewakkerd. Men ziet elkaar als tegen­standers en niet als mede­mens. Het elkaar verwerpen heeft tot gevolg partijvor­ming en het instellen of laten geworden van groot­machten die de partijen ver­tegenwoordigen. Niet het dienen maar het heersen geldt hier als wet. De oud­ste moet de jongste dienst­baar zijn is daar een onbe­kend geluid, terwijl wij als Christenen toch zeker beter moesten weten.

Let eens op deze dingen en u zult ontdekken dat vele christenen een natuurlijke weg kiezen onder andere op politiek gebied. Men kiest voor de meest aantrekkelijke partij of voor die partij die ons, vooral godsdienstig, zo min mogelijk in de weg legt. En wij kiezen vooral zoveel mogelijk rechts, om­dat daar het meest met God en zijn gebod rekening wordt gehouden.

Broeder en zuster, vergeet niet dat al deze dingen, na­tuurlijke, menselijke aange­legenheden zijn. Houdt uzelf niet langer voor de gek door te denken dat u door te kiezen voor de een of an­dere partij, de omstandig­heid, uw levensinhoud, het geweld en de wereldbeheersers dezer eeuw, kunt veranderen of beïnvloeden,

De tijd is voorbij dat wij iemand moeten kiezen die voor ons uit gaat. Het gaat om u en mij persoonlijk. Er is een roep van God tot u en mij: “Adam, waar zijt gij?” Hij zoekt een volk dat leeft, zich wil laten gebruiken als levende stenen tot bouw van het huis Gods. Van dat huis is Jezus de bouwmees­ter en hoeksteen. De relatie tussen God en mens, die verstoord was, moet hersteld worden en dit zal geschieden omdat Gij het wil en Hij daartoe alles volbracht heeft.

Gods uurwerk loopt precies

Er is een precisie in het gebeuren van de wereld als een uurwerk. Het uurwerk Gods, waarin de dingen ge­beuren op het moment door God zelf bepaald, dat wil zeggen als de tijd vol is. De Geest Gods broedt nog steeds op deze aarde om al­les tot volheid te brengen. Wij als mensen mogen daarin meegroeien en opwassen tot alles tot zijn doel, zijn be­stemming komt.

Zeer veel kinderen Gods zien uit naar die komende heerlijkheid, waarin dit al­les geopenbaard wordt in Christus en zijn gemeente. Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord, dat heeft Hij weggelegd voor ons die Hem liefheb­ben. Het is al een hele doorbraak dat wij zo zijn gaan denken. De spade re­gen maakt de oogst rijp en men strekt zich uit naar een volwassen geloof, waar­in men niet zoet geworden wordt met spel en zang of met het opplakken van pleisters op wondjes en wonden. Er wordt doelbe­wust, maar ook nog wel zoekend en tastend, ge­streefd naar gelijkvormig­heid aan het beeld van Christus. Maar aan ons al­len geeft Hij zijn zegen om­dat wij oprecht en eerlijk bezig zijn.

Wij zijn als het ware in de fase van Jezus toen Hij als twaalfjarige jongen optrok met zijn ouders naar de tempel en het moment dat Hij als volwassene (30 jaar) optrok en uitriep: Het Ko­ninkrijk der hemelen is over u gekomen. Hij groeide op in die tijd en wij nu even­eens. Hij kende zijn roeping en zijn afkomst. Hij werd volwassen en trok uit in de kracht Gods.

In diezelfde verwachting mogen ook wij leven. Dan zullen wij ook begrijpen en verstaan dat zijn bloed tot bevrijding en verlossing over ons en onze kinderen kwam. Dat wij – Jood en heiden – gekocht (en niet verkocht) zijn uit de macht van satan. De duivel heeft geen recht meer op ons. Wij behoren Hem toe en wij wil­len één Geest met Jezus en de Vader zijn. Niet meer heen en weer geslingerd door allerlei wind van leer willen wij ons vasthouden aan de waarheid die ons door zijn Geest geleerd wordt.

Gods Geest is een Geest van éénheid, die pinkstergeest zal ons blij maken omdat het lichaam vele, ja vele leden heeft. Dan zullen wij blij zijn met elkaar omdat wij elkaar aanvullen en werkelijk mens kunnen zijn. Een mens met eten eigen identiteit die geen geweld wordt aange­daan.

Bent u ook zo op weg? Of bent u bang dat er wat aan u veranderd moet worden? Bent u bang dat oude waar­den als steun zullen wegval­len? Weet dan dat de steun die Jezus geeft meer is dan welke aardse kracht ook. Zaai uw zaad uit op de ak­ker van de Geest en u zult daarvan ook oogsten. Kom uit uw schuilplaats en ga staan onder de milde regen die neervalt en u doet op­wassen, die u vrijmaakt en tot leven brengt. Jezus leeft en wij met Hem, halle­luja!

Zing en juich tot eer van Jezus, –

Hij, de rots waar­op wij staan. –

’t Is Zijn woord, vol geest en leven, –

dat ons krachtig voort doet gaan.

Opgewekt tot een nieuw leven, –

zijn wij nu van Gods geslacht. –

Wij ver­krijgen door volharding, –

wat Hij ons heeft toegedacht.

God roept u om uit te trek­ken, –

uit het duister tot Zijn licht, –

koningen met Hem te worden, –

in het Rijk door Hem gesticht.

 

Intermezzo Door Gerry Velema

Geen geduld, maar Jezus! De voorganger moest maar eens op huisbezoek komen. Ze wilden allebei verder komen. Het kon toch zo niet langer. Hun tienerdochter gaf hun zoveel kopzorgen dat vooral de moeder regelmatig haar geduld verloor. En de moeder begreep heel goed, dat uiteindelijk zijzelf de grote verliezer was, als ze haar moeilijke dochter hardhandig had aangepakt. Ze vocht en worstelde al een tijdje met dit gebrek aan geduld. Had al dikwijls met haar man hiervoor gebeden en gestreden, maar de veranderingen bleven uit.

Zo kwam het dat de voorganger, onder het genot van een aangekleed kopje koffie, het hele verhaal te horen kreeg.

Het was even stil in de kamer toen moeder was uitgesproken. “Tja”, zei de voorganger, “ik vrees dat het niet zoveel zin heeft om voor u te bidden”. Wat was dat nu voor opmerking! Moeder verloor bijna alweer haar geduld. Maar de man ging verder. “U hebt toch immers samen er ook al voor gebeden?” Ja, dat hadden ze samen inderdaad gedaan. “En dat gebed is toch ook niet verhoord? Waarom zou de Heer dan mijn gebed voor u wel verhoren?”

Toen werd het helemaal stil. God verhoorde toch altijd? Niet verhoren van gebeden? Wat moesten ze dan, ze wilden toch verder met de Heer?

“Ik denk dat ik wel weet waarom de Heer dit niet verhoren kon. U hebt geen geduld nodig, maar u hebt Jezus nodig”.

Geen geduld, maar Jezus? Waar lag dan het verschil? “U wilt geduld voor die en die situaties, maar Jezus wil in uw hart geduld laten functioneren in alle situaties. Hij wil de vruchten van de Heilige Geest in uw hart kweken, zodat u geduldig wordt van karakter. Daarom hebt u Jezus nodig, en geen geduld”.

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

De uitspraak van Jezus: “Een ieder dan, die mij belijden zal voor de mensen, die zal ook Ik belijden voor mijn Vader die in de hemelen is; maar al wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal ook Ik verloochenen voor mijn Vader, die in de hemelen is” (Matt. 10:32-33), laat aan duidelijkheid niets te wensen over.

Was Jezus zo fanatiek dat Hij zich op een der gelijke wijze moest uitdrukken? Neen, want wie fanatiek of extreem is wordt niet beheerst door de Heilige Geest, maar door verkeerde geesten. Jezus was echter vol van de Heilige Geest en bracht op een volkomen wijze de liefde van God tot openbaring.

De grote taak van Jezus was de werken van satan te ontmaskeren en te overwinnen en het wezen van de Vader terug te brengen in de mensen. De mens moest volkomen gescheiden worden van de machten der duisternis en teruggebracht worden in de gemeenschap met God. Daarom waren de woorden van Jezus radicaal en recht op de mens af. Jezus openbaarde geen zoetsappige schijnliefde en sloot geen compromis met wie of wat ook waarbij de vorst der duisternis nog in het spel was. Dat was ook de reden waarom Hij niet door iedereen aanvaard werd en bloot stond aan felle kritiek, met name van de kant van de Farizeeën en Schriftgeleerden.

Hetzelfde zien wij weer in onze dagen. Nu de groeikracht van het oorspronkelijke evangelie in de waarachtige gelovigen meer en meer zijn positieve uitwerking gaat krijgen, komt dezelfde felle tegenstand tot uiting. Dat bemerken wij ook in de arbeid van “Levend Geloof”. De vijand haat dat wij op compromisloze en duidelijke wijze het volle evangelie doorgeven via ons blad. Maar wij gaan door, daarbij aangespoord door Gods Woord en Geest. Wij zien hoe de Heer “Levend Geloof” gebruikt om mensen de ogen te openen voor het volle heil in Christus en hoe er bij velen een niet tegen te houden groei is naar de volkomenheid in Hem.

Ontrouw aan deze opdracht zou betekenen dat wc Jezus en Zijn boodschap zouden verloochenen. Wilt u bidden voor onze arbeid en met ons op de bres staan dat deze veel vrucht zal dragen voor Gods Koninkrijk? Alles lol eer en verheerlijking van onze grote Koning: Jezus Christus!       

 

Jezelf liefhebben: mag dat?

Als je het bovenstaande zinnetje leest, zul je misschien zeggen: “Wat een vreemde vraag! Natuurlijk mag je jezelf liefhebben!”  Toch wil ik je vragen om eens even te stoppen met lezen, en hierover na te denken. Mag je jezelf lief hebben? Voor vele jongelui zal het antwoord niet vanzelfsprekend ‘ja’ zijn.

Liefde voor jezelf is namelijk een heel gevoelig begrip. Liefde voor jezelf, dat is iets waar je niet over praat. Dat is toch zeker egoïstisch? Hoe kun je eigenlijk jezelf liefhebben als je nog zoveel dingen in je leven fout doet, als er nog zoveel punten zijn, waarop je steeds weer faalt? Hoe kun je jezelf liefhebben als je in de spiegel kijkt en een gezicht of lichaam ziet, waarvan je ‘weet’ dat anderen het lelijk vinden? Trouwens, wat , dacht je van die daad in het verleden, waardoor je een ander gekwetst hebt? Nee, liefde voor jezelf is helemaal niet zo vanzelf­sprekend! En tóch. . . denkt God daar anders over.

God wil dat wij onszelf liefhebben!

In (Matt. 22:37-40) geeft Jezus het gebod: “Gij zult de Here, uw God, liefhebben, met geheel uw hart en met geheel uw ver­stand, en gij zult uw naas­te liefhebben als u zelf” . Ja, dat zegt God tegen jou en mij: je zult je naaste liefhebben als jezelf. Nu wordt heel vaak bij deze uitspraak de nadruk gelegd  op het eerste gedeelte, het liefhebben van de naaste.

Ik denk niet dat dit juist is. Om deze uitspraak goed te kunnen begrijpen, zou je hem misschien in een iets andere vorm moeten gieten: “Je zult je naaste ? liefhebben op de manier, waarop je jezelf liefhebt”.

Zie je nu, dat de manier waarop je jezelf liefhebt de basis vormt voor je liefde tot de naaste? Hieruit blijkt dan dat je jezelf van God mag en kunt liefhebben.

Sterker nog: Hij WIL dat jij jezelf liefhebt. Het maakt deel uit van het grootste  gebod dat Hij aan jou gaf.

Hij wil dat je jezelf liefhebt, opdat je ook de ander zult kunnen liefhebben. Het is . Zijn wil dat jij jezelf aanvaardt. Maar het is Zijn wil niet, dat jouw zelfbeeld gevormd wordt door fouten, of door je uiterlijk, door je zwakheden, of door je verliezen.

“Ja”, zul je zeggen, “ik weet dat God wil dat ik mezelf liefheb. Maar waar zal ik de kracht vinden om dit echt in praktijk te brengen? Op welke manier zal ik elk  gevoel van minderwaardigheid, wat zich aan mij wil opdringen, kunnen overwinnen?”

Laten we samen eens gaan naar de eerste brief die Johannes schreef. Daarin vond ik een gezegde dat mij heel erg aansprak, en waardoor ik begreep dat ik mezelf mag liefhebben, ondanks mijn fouten.

Dat gezegde staat in (1 Joh. 04:08-10):

“Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde. Hierin is de lief de Gods jegens ons ge­openbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld opdat wij zouden leven

door Hem. Hierin is de liefde, niet, dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefge­had en Zijn Zoon gezon­den heeft als een ver­zoening voor onze zon­den” .

Hoe leren we zonder fouten, zonder te­kortkomingen in deze we­reld leefde? Neen! ! ! Hij deed het, omdat Hij zo zielsveel van jou houdt. Omdat Hij niet kan aanzien, dat jouw persoonlijkheid verstikt wordt in je eigen fouten. Omdat Hij het niet kan aanzien, dat jij verlo­ren zou gaan door je zon­den. Omdat Hij, koste wat het kost, een verzoening tot stand wilde brengen, een verzoening voor alle fouten.

Daarom spreidde Hij een liefde ten toon, die alles bedekt. Een liefde die ook jou wil bedekken, zodat je, beschermd door die banier van liefde, zélf kunt leren wat liefde is. Zelf kunt leren jezelf lief te hebben. En vanuit deze gezonde, door God uitgedachte basis, een ander lief te hebben.

Het kenmerk van volmaakte liefde

Zo kun je ontdekken dat de volmaakte liefde begint bij God. Sterker nog: God is volmaakte Liefde. Hij plant Zijn volmaakte liefde in jou. Als deze liefde in jou volgroeid is, tot zijn recht komt, zul jij in staat zijn volmaakt liefde te planten in je naaste. Weet je wat een kenmerk van volmaakte liefde is? Dat staat in (1 Joh. 01:18): “Er is in de liefde geen vrees, want volmaakte liefde drijft de vrees uit” .

Wat is dat geweldig, dat de volmaakte liefde juist hierdoor gekenmerkt wordt: door het uitdrijven van o vrees! Dat is immers vaak de grootste belemmering in het liefhebben van jezelf en de ander: vrees om te falen, vrees om minder te zijn dan de ander, vrees om bij de ander in ongenade te vallen, vrees om veroordeeld te worden, kortom: wantrouwen in de ander.

Deze grote belemmering wordt uitgedreven door Gods liefde voor jou.

In Hooglied, Gods liefdeslied voor jou, staat: “Want sterk als de dood is de liefde” . Maar zal ik je eens wat zeggen? God heeft door Jezus getoond dat Zijn vol­maakte liefde sterker is dan de dood. De macht van de aanklager, de duivel die vrees inboezemt, is voorbij, want hij is neergeworpen!

Ik zou je willen zeggen: laat deze volmaakte liefde jouw leven mogen beheer­sen. Laat hij bij jou alle vrees mogen uitdrijven. Laat hij bij jou zó mogen doorwerken, dat jouw ogen mooi gemaakt worden doordat volmaakte liefde, zonder vrees, daar doorheen straalt. Volmaakte liefde, ook voor jezelf. Want ik verzeker je: Gods liefde maakt een mooier en waar­devoller mens van je dan je ooit geweest bent.

 

Geestelijk licht op de eindtijd door Wim te Dorsthorst – 13 –

De toorn van God en van het Lam

Keren we nu terug naar (Openb. 06:16-17), waar staat: “…verbergt ons voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon en voor de toorn van het Lam; want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan?” dan begrijpen we dit al veel beter als we het beeld van het vuur verstaan hebben. Onder de toorn van God en van het Lam moeten we – evenmin als het vuur – niet verstaan de duivel en zijn machten (het rijk der duisternis), welke op de schepping, als een soort wraak van God losgelaten wordt. God is niet vertoornd op de mensheid of de schepping, want Jezus zegt in (Joh. 03:16): “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe”.

De toorn is dus in wezen niet bedoeld voor de mensen. Paulus zegt in (2 Kor. 05:19 dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen. God wil de mens behouden en heeft de ganse kosmos in Jezus Christus weer met Zichzelf verzoend. Wij zien ook dat Jezus weent als Hij de onwilligheid van de Joden ziet (Luc. 19:41). Wat is dan de toorn van God? Dat is niet zo gemakkelijk in een paar woorden uit te drukken, maar ik zou het als volgt willen formuleren: De toorn van God is Gods gezindheid ten opzichte van de duisternis, waarin het negatieve oordeel over het rijk der duisternis besloten ligt, welke ten tijde van het eindgericht voltrokken gaat worden. (Synoniem met toorn is: gramschap, verbolgenheid, grimmigheid, wrake, gericht, oordeel, het aangezicht afwenden en dergelijke) .

De poel des vuurs

“God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis”, zegt de apostel Johannes (1 Joh. 01:05b). God zelf heeft de scheiding tussen licht en duisternis bepaald en gesteld tot elkaar vijandige, niet te vermengen waarden (Gen. 01:03-05). Het licht is dag, is leven, is gerechtigheid; de duisternis is nacht, is dood, is ongerechtigheid of wetteloosheid en deze hebben niets gemeenschappelijks zegt Paulus (2 Kor. 06:14). God heeft de duisternis – wat concreet wil zeggen satan en zijn rijk – veroordeeld (Gen. 03:15). God heeft daar een rechtvaardig oordeel over uitgesproken. En dat rechtvaardige oordeel is een absolute uitstoting uit de schepping zonder enige verbinding met God, wat uitgedrukt wordt met de eeuwige dood, de tweede dood, de buitenste, de buitenste duisternis of de poel des vuurs. Dat ligt buiten de schepping. Je zou ook (misschien beter) kunnen zeggen, dat God de keuze van Lucifer en zijn engelen respecteert en Zich van hen afkeert. Jezus spreekt heel duidelijk uit wat dat inhoudt als Hij zegt: “Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is” (Matt. 25:41) .

Wij dienen er dus goed op te letten, dat de duivel en zijn engelen niet het vuur zijn, ook niet het vuur vormen, maar het is van eeuwigheid bereid voor hen. De poel des vuurs is niet een zichtbaar of tastbaar vuur, maar een situatie, waarin de tegenstander, van God – het volk waarop de Here voor eeuwig toornt (Mal. 01:04) – terecht komen. In Hebreeën 1 (Heb. 01:03) lezen wij dat Jezus Christus die de af druk en afstraling is van Gods heerlijkheid en wezen en van de’ Vader alle macht heeft ontvangen in de hemelen op aarde (Hij is op de troon), “alle dingen draagt door het woord zijner kracht” (vers 3). “Hij houdt alles in stand door Zijn machtig woord” (Willebrordvertaling) .

Buiten Hem is er dus geen leven mogelijk, want alleen Hij kan het in stand houden. Nu is de poel des vuurs een situatie die niet gedragen wordt door het woord zijner kracht, dus geen leven kent. Er is wel een bestaan’, want alles wat geest is (God, mensen, engelen) blijft eeuwig bestaan, maar er is geen leven, geen instandhouding, maar eeuwige dood. In de buitenste duisternis is geen leven mogelijk. (Jes. 66:24 besluit met: “…want hun worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitdoven, en zij zullen voor al wat leeft een afgrijzen wezen” (zie ook Mark. 09:48). Het volkomen naakte, kale, ontluisterde bestaan blijft, ver van het aangezicht van God. Paulus drukt het in (2 Thess. 01:09) zo uit: “Dezen zullen boeten met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte” . Over deze plaats buiten het aangezicht des Heren spreekt ook (Openb. 22:15): “Buiten (dat is buiten de plaats, waar het leven is, buiten de heilige stad) zijn de honden en de tovenaars, de hoereerders en ieder die de leugen liefheeft en doet” . Er is alleen maar leven mogelijk binnen het gebied waar God is, dus waar zijn aangezicht niet afgewend is (zie ook Ps. 027:009; Ps. 104:029).

Eeuwige raadsbesluiten worden volvoerd

Zoals wij lezen dat God gezworen heeft om de onveranderlijkheid van zijn raad te doen blijken ten aanzien van de erfgenamen (Heb. 06:13-18), zo lezen wij ook herhaaldelijk dat God gezworen heeft over de ondergang van het rijk der duisternis en alle ongerechtigheid. De toorn van God is dus net zo onveranderlijk als de liefde van God en met een eed bekrachtigd. In Jesaja 14 is Assur het beeld van satan en zijn rijk (Jes. 14:12-14) en dan lezen we: “De Here der heerscharen heeft gezworen: Voorwaar, zoals Ik gedacht heb, zó zal het geschieden, en zoals Ik besloten heb, zal het tot stand komen: Ik ga Assur in mijn land verbreken en het op mijn bergen vertreden; dan zal zijn juk van hen weggenomen worden en weggenomen de last van hun schouder. Dit is het besluit dat gemaakt is over de ganse aarde, en dit is de hand die uitgestrekt is over alle volken. Want de Here der heerscharen heeft een besluit genomen; wie zal het verijdelen? En zijn hand is uitgestrekt; wie zal haar afwenden?” (Jes. 14:24-27) .

God heeft het gedacht en besloten! Het is Zijn raadsbesluit en Hij heeft gezworen dat het alzo geschieden zal! Niemand zal of kan dit afwenden en de machten der duisternis weten dit. De tijd dat het beschreven vonnis door de zonen Gods (de gemeente) voltrokken zal worden is aangebroken (Ps. 149:005-009) . Ze bemerken dat deze ‘zonen’ ‘het woord van God’ gebruiken als een vuur of als een hamer of als een zwaard of als een ijzeren staf (Jes. 30:30-32; Openb. 12:05). Ze weten dat nu de tijd van de toorn van God en van het Lam gekomen is (Openb. 06:16-17). De toorn van God en van het Lam is echter ook de toorn van de gemeente! Wij kunnen het lichaam – de gemeente – niet los zien van het hoofd Jezus Christus. In de dagen van Jezus Christus begon dit reeds in werking te treden, maar dat was nog niet de grote dag van de eindtijd. De machten weten dit en ze schreeuwen het uit tegen de Heer: “Wat hebt Gij met ons te maken, Zoon van God? Zijt Gij hier gekomen om ons vóór de tijd te pijnigen?” (Matt. 08:29) . Jezus weet ook dat de grote dag van de toorn nog niet gekomen is. Als Hij in (Luc. 04:18-19) Jesaja 61 citeert, dan laat Hij heel bewust de uitspraak van (Jes. 61:02b) weg, waar staat: “…en een dag der wrake van onze God”. Niet omdat Jesaja dit verkeerd profeteerde, maar omdat dit nog niet aan de orde is. En als de boze geesten dan Jezus smeken of ze in de zwijnen mogen varen, dan stemt de Heer daarin toe (Matt. 08:30-32) .

Zie, Ik heb u macht gegeven!

Nu is de tijd wél aangebroken en de Heilige Geest openbaart dat steeds duidelijker in het midden van de gemeente. Nu is er een volk van koningen en priesters aan het opstaan die de strijd strijden zoals hun Heer en Meester Jezus Christus. Eerst moet de gemeente toebereid zijn zoals (Jes. 10:12) zegt: “Doch het zal geschieden wanneer de Here zijn ganse werk op de berg Sion en in Jeruzalem voleindigd heeft… dan!” De eindslag van Harmagedon komt (geestelijk) in het zicht (Openb. 16:16) . Daarom lezen we in (Openb. 12:12b: “Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u nedergedaald in grote grimmigheid, wetende, dat hij weinig tijd heeft” . Het eeuwige vuur is voor de duivel en zijn engelen bereid en ze zullen er allemaal komen. Te beginnen met het beest en de valse profeet en als de duizend jaar van het vrederijk voleindigd zijn, zal de duivel (en zijn machten) nog eenmaal zijn plaats verlaten, maar dan zal hij ook definitief geworpen worden in de poel van vuur en zwavel (Openb. 20:07-10) .

(Jes. 30:33) beschrijft deze plaats als volgt: “Want reeds lang is een brandstapel bereid; ook die is voor de koning gereed gemaakt; Hij heeft de vuurhaard daarvan diep en wijd gemaakt, er is vuur en hout in overvloed; de adem des Heren steekt hem in brand als een stroom van zwavel (zie ook Openb. 20:07-10).

De oordelen van Zijn mond

De toorn van God is dus het oordeel en de uitvoering daarvan dat besloten ligt over het rijk der duisternis en alles wat zich daarmee verbindt en zich niet los wil laten maken (Joh. 03:36). En als de toorn ontbrandt – zoals we dat zo vaak lezen in de Bijbel – dan treedt dit oordeel in werking. Het begint dan te branden (ontbrandt) en vanuit de geestelijke wetmatigheden gaat dat geschieden wat God gesproken of gezworen heeft. De tijd van de toorn is dus de tijd van het oordeel waarin het rijk der duisternis, met allen die de duisternis liever hebben gehad dan het licht, afgescheiden worden van de ganse levende schepping (Openb. 22:05) .

Dit geschiedt in de eindtijd, de dag des Heren! Het gaat dus bij ‘de toorn, de gramschap, de grimmigheid, het vuur’, enz. van God ook weer om ‘zijn Woord’. Het gaat om de oordelende woorden waarvan Psalm 119 zegt: “Ik weet, o Here, dat uw oordelen gerechtigheid zijn”, dat wil zeggen heil voor de mens en onheil voor de duisternis. De oordelen van zijn mond gaan over de ganse aarde (Ps. 105:005-007). Dan spreekt Hij tot hen in Zijn toorn en verschrikt hen in Zijn gramschap (Ps. 002:005).

Paulus spreekt ook heel duidelijk over de toorn van God als het oordeel als hij in (Rom. 02:05-06) zegt: Maar in uw weerbarstigheid en onboetvaardigheid van hart hoopt gij u toorn op tegen de dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardige oordeel Gods, die een ieder vergelden zal naar zijn werken” . En in datzelfde gedeelte zegt Paulus: “Ten dage, dat God het in de mens verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Christus Jezus”.

Het rechtvaardige van Gods oordeel is dat het overeenstemt met de ingeschapen wetten Gods, het eeuwige evangelie (zie ook Openb. 14:06-13) . In wezen heeft ieder mens dit oordelende vermogen in zichzelf. Een liefde tot de gerechtigheid en een haat tot de ongerechtigheid, evenals God en Jezus Christus (zie ook Ps. 045:008). Daarom, zegt Paulus, doen heidenen van nature wat de wet gebiedt, terwijl ze nooit van de wet gehoord hebben (Rom. 02:14). Dit bedoelt Jezus ook te zeggen in (Joh. 07:16b-17), wat ook nog onverkort geldt voor de eindtijd: “Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft; indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek”.

De machten der hemelen zullen wankelen

De tijd van de toorn of het oordeel is dus een bestemde tijd en zo we al meer gezien hebben. In deze studies hangt dit samen met de gemeente van Jezus Christus, die tot volheid gaat komen. De werken der duisternis komen tot volheid. En dus zoon Gods komen tot volheid. Vandaar dus ook de uitroep in Openbaring 6 vers 17, want de grote dag van hun God, het Lam en de gemeente) toorn is gekomen en wie kan bestaan?

Deze uitroep hoort Johannes , in de hemel klinken. In de geestelijke wereld is békend dat dit de zwaarste tijd wordt voor de schepping om die te doorstaan. Jezus zelf spreekt van een radeloze angst op aarde onder de volken, vanwege het bulderen van zee en branding, terwijl de mensen bezwijmen van vrees en angst voor dé dingen, die over de wereld komen. Want de machten der hemelen zullen wankelen (Luc. 21:25-26; Matt. 24:21-22

De oorzaak van alle angst en vrees onder de volken is dat het rijk der duisternis door de gemeente op eigen terrein wordt aangevallen en ontmanteld. (Ez. 21:30b-31 zegt: In de plaats waar gij geschapen zijt (in de geestelijke wereld) in uw land van herkomst zal Ik u richten (oordelen, vonnissen). Ik zal mijn gramschap (woede, grimmigheid, toorn) over u uitstorten; met het vuur van mijn Verbolgenheid zal Ik tegen u blazen en u overgeven in de macht van redeloze mensen die verderf smeden”. Dit moeten we geestelijk verstaan en dan weten we dat alles zal geschieden door Jezus Christus en de gemeente (Openb. 19:11-16) die door het woord des Heren (voedsel zult gij zijn voor het vuur, (Ez. 21:32) de vijanden zullen verderven op hun eigen bodem. Het is een geestelijke strijd! Paulus zegt: Dan zal de wetteloze zich openbaren, die de Here Jezus zal doden door de adem des monds…”(2 Thess. 02:08) zie ook (Openb. 14:06-11)

God heeft Zijn aangezicht nog niet afgewend.

Zolang de tijd van de toorn nog niet is aangebroken zien we, evenals Asaf in zijn dagen (Ps. 73), dat de goddelozen voorspoed kennen. Hoe treffend beschrijft Asaf profetisch de tegenwoordige tijd. Hij tobt erover hij begrijpt het niet, totdat hij ingaat in Godé heiligdommen en dan zegt vers 17b (Willibrordvertaling) :

…en het eind dat hen wachtte gewaar werd”. Andere vertalingen spreken van: “…totdat ik doordrong in Gods heilsgeheimen of raadsbesluiten” .

Zo mag de gemeente van Jezus Christus inzicht hebben en in de geest aanschouwen hoe deze tijdsbedeling afloopt en hoe al wat duisternis is ten onder gaat. God is lankmoedig en Hij wil niet dat sommigen verloren gaan (2 Petr. 03:09). Zelf zegt God: “Om mijns naams wil vertraag Ik mijn toorn” (Jes. 48:09). De machten der duisternis kunnen in de mens nog niet doen wat ze maar willen. Zolang Gods toorn nog niet ontbrand is, is zijn aangezicht ook nog niet afgewend en is er nog steeds bescherming door de heilige engelen. Zelfs de meest verstokte zondaar of geweldenaar heeft nog steeds een bepaalde mate van bescherming om de doodeenvoudige reden dat de tijd nog niet ten volle aangebroken is en de gemeente nog niet opgenomen is bij de zevende bazuin.

De machten der duisternis voelen zich ook nog betrekkelijk veilig. De duivel permitteert zich een grote mate van vrijheid en overmoed. (Dan. 11:36) zegt: “En de koning zal doen wat hem goeddunkt; hij zal zich verhovaardigen en zich verheffen tegen elke god, zelfs tegen de God der góden zal hij ongehoorde woorden spreken, en hij zal voorspoedig zijn totdat de maat van de gramschap (toorn) vol is; want wat besloten is, geschiedt”.

Er komt een moment dat God zijn aangezicht afwendt en het oordeel in werking treedt. (Ps. 104:029) zegt: ‘Verbergt gij uw aangezicht, zij worden verdelgd”. De paniek die dan ontstaat in het rijk der duisternis zal een ieder ervaren, die met duisternis verbonden is. Dat zal het klimaat zijn wat Jezus bedoelt in (Luc. 21:25-26 (zie boven) .

Dit is, evenals alles wat we tot nu toe besproken hebben, een ontwikkeling .van een begin tot een volheid. Wij zien dat heel duidelijk in het boek Openbaring als de eerste zonen geboren worden in (Openb. 08:05) (zie ook Openb. 12:05), tot in (Openb. 11:19) (zie ook Openb. 15:05-08), waar de volheid van de gemeente zichtbaar wordt. Wij kunnen deze ontwikkeling in deze artikelenserie niet in details behandelen. In enkele hoofdstukken zullen we nog proberen de hoofdlijn te laten zien.    (wordt vervolgd).

1985.04 nr. 258

Levend geloof 1985.04 nr. 258

Veertig jaar vrij of altijd vrij? Door Gert Jan Doornink

Veertig jaar vrij

Wij herdenken in deze dagen het feit dat veertig jaar geleden Nederland eindelijk vrij was van onderdrukking van het naziregiem. In talrijke plaatsen worden herdenkingsbijeenkomsten gehouden, met als hoogtepunt enkele grootschalige manifestaties op 5 mei, de dag van de bevrijding. Vooral bij hen die de oorlog bewust hebben meegemaakt komen de gevoelens van grote dankbaarheid en blijdschap weer boven: eindelijk vrij en geen onderdrukking door de vijand meer! Er is daarom ook alle reden voor om deze dag niet ongemerkt voorbij ‘ laten gaan. Waarbij wij uiteraard ook denken aan de ’offers in mensenlevens’ die gebracht werden voor onze vrijheid. Alleen reeds om die reden is een herdenking vanzelfsprekend.

De andere vrijheid

Toch is deze bevrijding op geen enkele wijze te vergelijken met die andere vrijheid, waarvan Jezus sprak met de woorden: “Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult ge werkelijk vrij zijn” Johannes 8 vers 36 (Joh. 08:36). Iedere andere bevrijding is vaak tijdelijk en geldt alleen voor het natuurlijke leven, waarmee we deze vrijheid uiteraard niet willen bagatelliseren. Maar de andere vrijheid steekt daar ver bovenuit! Zij is eeuwig en geestelijk, omdat de oorsprong Goddelijk is. Die vrijheid is op geen enkele wijze te evenaren en is het ‘eigendom’ geworden van ieder die tot waarachtig geloof in Jezus Christus is gekomen!

Houd dus stand!

Over deze vrijheid mag echter niet lichtvaardig gedacht worden. Want evenals wij onze ‘natuurlijke vrijheid’ wel kwijt kunnen raken, geldt dit ook ten aanzien van onze ‘geestelijke vrijheid’. We behoren voortdurend op onze hoede te zijn dat dit niet gebeurd. Paulus zegt: “Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weer een slavenjuk opleggen” Galaten 5 vers 1 (Gal. 05:01).

Satan is een dief!

Dit standhouden is een voorwaarde waaraan elk kind van God moet voldoen, wil de vijand de vrijheid niet geheel of gedeeltelijk ontroven. Gods Woord zegt van deze vijand (satan) dat hij een dief is, die niet komt dan om te stelen te slachten en te verdelgen Johannes 10 vers 10a (Joh. 10:10a).

Geestelijke groei is noodzakelijk

Vele kinderen Gods zijn tevreden met de status ‘kind van God’. Zij weten zich gereinigd door het bloed van Jezus. Wie echter niet het verlangen heeft geestelijk verder te komen wordt al spoedig een speelbal in handen van de vijand. Daarom is het ook zo noodzakelijk om gedoopt (en dagelijks vervuld!) te zijn met de Heilige Geest. Blijft de vervulling en groei in de Geest achterwege dan gaat het -zoals Jezus vertelt – net als iemand die zijn huis ‘geveegd en op orde’ had. In plaats van de onreine geest die uitgevaren was, komen er zeven andere geesten binnen… zie Lucas 11 vers 24 tot en met 26 (Luc. 11:24-26).

Hoe kunnen wij onze vrijheid kwijtraken?

Ons ‘geestelijk huis’ moet derhalve gevuld zijn met de Geest van de levende God. Dan behouden we onze vrijheid in Hem en ontsporen wij niet, waardoor wij onze vrijheid kwijtraken. En dat kan op verschillende wijze gebeuren. Bijvoorbeeld als ‘vrome geesten’ ons in een keurslijf van wetticisme dwingen, waardoor iedere blijdschap wordt onderdrukt en de echte vrijheid aan banden is gelegd. Maar aan de andere kant behoren we ook waakzaam te zijn dat de vrijheid niet ontaard in losbandigheid. Ook dan is er van de beleving van de echte vrijheid geen sprake meer. Als wij menen er in het ‘natuurlijke leven’ er maar op raak te kunnen leven, omdat ons ‘geestelijk leven’ daarvan strikt gescheiden is, zitten we goed fout. Want vanuit ons geestelijk leven behoort een positieve werking uit te gaan naar ons gewone leven. In ons dagelijks leven behoort openbaar te worden dat we werkelijk nieuw zijn geworden in Christus en zijn vrijheid hebben leren kennen.

De boodschap van het koninkrijk

Wie werkelijk vrij wil zijn èn blijven, zal de boodschap van het Koninkrijk Gods in al zijn facetten moeten leren kennen en beleven! En dat is geen eenmalige aangelegenheid, maar vraagt een continu doorwerking van deze boodschap in heel ons wezen. Zie niet op kinderen Gods die in een vroeger of later stadium hebben af gehaakt of bij wie de boodschap teveel ’theorie’ gebleven. Natuurlijk zijn zij geen visitekaartjes van het volle evangelie. De Hebreeënbrief geeft ons echter een duidelijk en gericht advies dat niet voor misverstand vatbaar is en ons altijd de juiste koers doet behouden. Het is deze raadgeving: “Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de Leidsman en Voleinder van ons geloof…” Hebreeën 12 vers 2 (Heb. 12:02).

Op weg naar de volwassenheid

Jezus brengt ons geloof tot voleinding. Hij bewerkt door zijn Woord en Geest de volharding in ons, zodat wij ’tot het einde toe’ standhouden. Ja zelfs meer dan dat: als mondige, volwassen christenenop wie aardsgerichte leringen geen vat meer hebben, gaat de volle heerlijkheid van God zich in ons openbaren. Eindelijk gaat de zuchtende schepping haar verlangen vervuld zien, want zoals eens de Zoon van God zich openbaarde, zo zullen thans de zonen Gods zich gaan manifesteren. Nog is dat alles in ontwikkeling. Nog is er veel onvolkomenheid. Nog moet er vaak ‘ondergronds’ gestreden worden, maar de eindoverwinning is zeker’ De triomfale intocht van Gods bevrijdingsleger staat voor de deur’

Deelgenoten van de eindoverwinning

Dit zijn geen holle kreten, maar is pure realiteit. Diep in de harten van de waarachtige kinderen Gods is dit als een rotsvaste zekerheid verankerd. Gebaseerd op de beloften in Gods Woord, die allen in Jezus Christus ‘ja en amen’ zijn, weten wij, dat wij als leden van de gemeente van Jezus Christus deelgenoten zijn van zijn eindoverwinning! Laten wij niet alleen maar belijden: Jezus is overwinnaar, maar er vooral: ook aan toevoegen: en wij met Hem! Want waarin zou Hij meer verheerlijkt worden dan juist door het feit dat ook wij in Zijn naam de overwinning meer en meer gaan behalen? Gedachten van negativisme (gevolgd door negatieve werken) zullen hoe langer hoe meer gaan verdwijnen bij de waarachtige eindtijdgemeente. Anders zou immers de eindtriomf van Jezus nooit werkelijkheid gaan worden! Want Jezus doet het niet alleen. Hij gebruikt ook ons. Wij zijn door God met deze ‘voorbestemming’ geschapen. Hij heeft ons tot nieuwe scheppingen gemaakt om te functioneren in zijn plan. De overwinning in de tweede wereldoorlog over de dictatuur van Hitlers ‘derde rijk’, kwam niet alleen tot stand door Eisenhower, Montgomery, Stalin en Roosevelt, maar was het gevolg van een gezamenlijke krachtsinspanning. Veel groter, veel heerlijker, en veel majestueuzer zal echter de eindoverwinning van het volk van God worden! Zij zal de werkelijke en volmaakte vrijheid brengen, waardoor Gods universum uiteindelijk in volkomen harmonie zal functioneren!

 

Bent u ingevoegd in Gods huis? door Gert van de Kamp

“Ik bid tot een idee van al­macht. Ik vraag me niet af of die almacht een baard heeft of een jurk draagt. Mijn God is een christelijke, al ben ik niet kerks. Ik ben de kerk uitgepraat door de dominees. Terwijl ik voor mezelf de overtuiging had dat ik een perfect ge­leefde week achter de rug had en mensen slechts voor­deel had gebracht, hielden zij me iedere zondag voor dat ik helaas opnieuw gezondigd had” (Mr. W. J. Geertsema).

Welk beeld hebben wij van God?

Bovenstaand stukje kwam ik weer tegen in het dagblad “De Gelderlander”. Een uit­spraak, dit keer door de liberaal Geertsema, een man, die naar zijn liberale aard, zegt wat hij denkt, zonder er omheen te draaien.

Er komen nogal wat gedach­ten en constateringen in voor die gemeengoed zijn onder (christelijke) Neder­landers. Dat God een oude man in lange gewaden zou zijn (baard en jurk!), dat er kerkse mensen zijn en buiten kerkse, dat je helaas elke dag zondigt (“Ook al weet je niet precies welke zonden je doet, zondigen doe je, elke dag’”). Velen weten uit eigen ervaring wel hoe vaak in een gebed (bijvoorbeeld op school of aan ’t begin van een verga­dering) er automatisch gebeden wordt om vergeving “voor alle kwaad dat wij ook vandaag weer doen”.

Het is jammer, dat christe­nen zich door de eeuwen heen een totaal ongeestelijk beeld van God hebben ge­vormd. Aan God werden en worden allerlei menselijke eigenschappen toegedacht. U kent ze vast wel, zeker uit uw jonge jaren. Uitspra­ken als: “God ziet alles, dus pas maar op!” (God, de boeman) en: “Breng God niet in verzoeking, maak Hem niet kwaad!” (God van de wraak) zijn algemeen verbreid. En al die spreek­woorden die een bepaald beeld van God projecteren: Gods water over Gods ak­ker laten lopen; De mens wikt, God beschikt en Leven als God in Frank­rijk. Telkens weer wordt God een bepaalde rol opge­drongen.

De opdracht voor de mens ‘

Jezus laat echter zien dat God niet is zoals de mensen denken dat Hij is. Jezus zegt: “God is geest” Johannes 4 vers 24 (Joh. 04:24). Het is de opdracht voor de mens aan Zijn beeld gelijkvormig te worden. Andersom is daar geen sprake van!

De feministische theologie valt ook in de fout met haar discussie over de eventuele mannelijkheid of vrouwelijkheid van God. Zij struikelt over God als Va­der, kan Hij niet net zo zeer God de moeder zijn? Ook zij vernatuurlijken God, passen Hem aan hun aardsgerichte denken aan. God is geest en waar God als Vader wordt genoemd, betreft het hier slechts eigenschappen die aan een vader worden toegedacht: zorg en liefde voor de mens, bescherming en opkomen voor de rechten van de mens.

Je kunt pas begrijpen wie God is, als je geestelijk leert denken en leven. Als je gedoopt bent in de Hei­lige Geest. Want: “Niemand weet wat in God is, dan de Geest Gods” 1 Korinthe 2 vers 10 tot en met 16 (1 Kor. 02:10-16). Wil je weten wat in God, die Geest is, leeft, dan zul je naar zijn niveau moeten stijgen. Dat is een geestelijk niveau van waaruit God ten volle gekend kan worden. Paulus schrijft: “Wie zich aan de Here hecht, is één geest (met Hem)”  1 Korinthe 6 vers 17 (1 Kor.6:17).

Ontvangen wij gezond voedsel?

Jammer ook, dat mensen niet het juiste geestelijke voedsel ontvangen. Als echter de geestelijke dimensie uit de kerk verdwijnt, wordt zij gelijkvormig aan de wereld en onderscheidt zij zich niet meer als huis van God. Voor de mens is er dan geen stimulans meer om geestelijk tot ontwikke­ling te komen. Voor de geestelijke dimensie zijn vele surrogaten in huis ge­haald alsof de kerk niets beters te bieden zou heb­ben. Politiek in de kerk is bijvoorbeeld één van die surrogaten.

Waarom breng ik bovenstaande naar voren? Veel mensen noemen zich christen, maar ze zijn niet kerks! Zij voelen om ver­schillende redenen er niets voor om zich in te voegen in een gemeente. Debet daaraan is dat op hen geen beroep is gedaan om zich als levende stenen in te voegen in een geestelijk huis 1 Petrus 2 vers 5 (1 Petr. 02:05) omdat veel kerken onmach­tig zijn zich als een gees­telijk huis te manifesteren. Zo’n gemeente heeft haar roeping verloren.

Gezond geestelijk voedsel is uitermate bepalend voor ons (geestelijk) leven èn voor de gemeente. Waar een mens, week in week uit, er op wordt gewezen dat hij een zondaar is, zal hij zich nooit weten te verheffen boven dit idee. Van ontwik­keling tot zoon van God kan geen sprake zijn. Zij ervaren hun identiteit als waren zij een onpersoonlijk­heid in de geestelijke we­reld. Door hun degeneratie, is er geen contact met God die geest is. Als het goed was, zouden zij met Paulus dienen te belijden dat de zonde géén heerschappij over hen zal voeren

Als je dit laatste belijdt, zal er behoefte zijn om je dan verder te ontwikkelen en zo je als een levende steen te laten invoegen in een geestelijk huis. En dan . .. dan wordt je pas echt ‘kerks’. .. !

 

 

 

24 ste jaargang door redactie

Enkele weken geleden werden wij opgebeld door broeder Montijn uit Zaandam die ons attendeerde op het feit dat op de voorpagina van ons blad staat vermeld ’23ste jaargang’, terwijl dit ’24ste jaargang’ moet zijn. Reeds vanaf januari 1984 werd een verkeerde jaargang vermeld, zonder dat ons of iemand van onze lezers dit eerder was opgevallen. In ieder geval is deze fout thans hersteld. Volgend jaar gaat “Levend Geloof” dus zijn 25ste jaargang in. (De oprichtingsdatum van “Levend Geloof” was 1 november 1961, terwijl in januari 1962 het eerste nummer verscheen).

 

De identiteit van God door Klaas Goverts -1-

De wederkerigheid tussen God en mens

We willen in deze studie na­denken over één grondprin­cipe. Je zou het kunnen formuleren met het kern­woord: wederkerigheid.

De wederkerigheid tussen God en mens is een funda­ment van het Bijbelse denken .

In het Hogepriesterlijk ge­bed kunnen we lezen hoe Jezus, als de volmaakte mens, met de Vader omgaat. Jezus’ gebeden zijn model- gebeden. Je kunt er aan aflezen wat bidden in wezen is. Ook het ‘Onze Vader’ is een modelgebed.

“Dit sprak Jezus en Hij hief zijn ogen ten he­mel en zeide: Vader, de ure is gekomen; … ” Johannes 17 vers 1a (Joh. 17:01a).

Jezus zegt: ‘Het is tijd, Vader!” Als de Zoon dit tegen de Vader zegt, spreekt de Zoon vanuit zijn kennen van de gedachten en tijden van de Vader.

“Verheerlijk uw Zoon, opdat uw Zoon U ver­heerlijke” Johannes 17 vers 11 (Joh. 17:11) Hier zien we de wederke­righeid. God verheerlijkt de mens, opdat de mens; Gód verheerlijkt. Het is het unieke van het Bijbelse denken. Je vindt de weder­kerigheid in geen enkele godsdienst. Als Jezus dit uitspreekt, legt Hij daar­mee een fundament. Jezus spreekt het uit ten aanhore van zijn discipelen. Jezus wil dat zijn discipelen het zullen horen. Hij heeft va­ker op deze wijze gebeden. De bedoeling was dat ze zijn manier van dénken zouden overnemen. Jezus gaat de discipelen betrek­ken in zijn manier van bid­den, om ze het grondprin­cipe van de wederkerigheid te leren.

Waarom van de wederkerigheid

De wederkerigheid is er omdat God dit zo gewild heeft.

Het is er omdat God zo is. God isoleert zich niet. Wederkerigheid hoort bij het wezen van God.

”Wanneer gij gekomen zijt in het land dat de Here uw God u geven zal, zult gij niet leren doen naar de gruwelen van de volken” Deuteronomium 18 vers 9 (Deut. 18:09).

volken bedrijven gruwe­len. Dit is principieel in strijd met het karakter van God; het stuit God tegen de borst, letterlijk gespro­ken. Er staat zo merkwaar­dig: “Dit zult gij niet léren doen”. Blijkbaar moet je dit léren. Het zit er ken­nelijk bij de mens van na­ture niet in.

“Onder u zal niemand worden aan getroffen die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet gaan”, (Een totaal ander principe: een mens wordt opgeofferd aan een god). “…die waarzeggerij pleegt, geen wichelaar, uitleg­ger van voortekenen, of tovenaar, geen be­zweerder (andere ver­taling: iemand die bezwering uitoefent), niemand die de geest van een dode of waar­zeggende geest onder­vraagt of die een dode raadpleegt. Want ieder die deze dingen doet, is de Here een gruwel Deuteronomium 18 vers 10 tot en met 12a (Deut. 18:10-12a).

Het gaat bij deze gruwelen over toverij en bezwerin­gen; dus: magie.

Het kennen van God en de magie staan tegenover elkaar.

Het gaat God om de relatie

Bij magie wordt de godheid tot een voorwerp, een ding, een ‘het’. Met dat ‘het’ kun je manipuleren, je kunt het hanteren en alles naar je hand zetten. Magie wil wel­ken zonder in relatie te treden. Het is Gód juist om de verbinding te doen: de relatie van hart tot hart.

Magie wil alleen maar wér­ken. Gebed stelt zich in de wisselwerking. Het grond­principe van het wezen van God is: Het gesprek. Bidden is een gesprek. Zodra het bidden een af­dwingen wordt, ben je weer op het terrein van de ma­gie. Ik geloof dat hier veel problemen liggen in ver­band met gebedsverhoring, als mensen proberen iets van God gedaan te krijgen, zonder een relatie met God te hebben.

“Gij zult onberispelijk staan tegenover de Here uw God” Deuteronomium 18 vers 13 (Deut. 18:13).

Letterlijk staat er: Gij zult totaal zijn met de Here, uw God; een grondbeginsel. ‘Totaal’ gaat dieper dan ‘onberispelijk’, waar een negatieve klank inzit, namelijk: dat er niets meer op je aan te merken is.

’Totaal zijn’ is een wezensgesteldheid. Je zou ook kunnen vertalen: Gij zult een mens uit één stuk zijn. Het gaat om de gesteldheid van het hart. Er staat: totaal mét God. Als iemand bezig is vanuit het principe van de magie, is hij niet ‘met God’, maar hij ’maakt God tot een voor­werp van zijn werkingen.

Waar is de schepping op gebouwd?

Mozes heeft al het grond­principe doorgegeven voor het leven in het land der belofte, in het Koninkrijk der hemelen.

God verlangt naar woord en wederwoord. Er staat: “In den beginne was het woord”. God heeft gespro­ken om antwoord te krij­gen. Gods wezen is, dat Hij uitgaat naar de ander. Hij wil zichzelf meedelen.

De hele schepping, en ook de geschiedenis, is ge­bouwd op woord en ant­woord. De mens van de eindtijd is de mens, die geleerd heeft om God te antwoorden. De duivel pro­beert dit alles te doorbre­ken. Hij probeert de mens in zichzelf op te sluitend. De mens wordt ingekapseld en is niet meer in staat om te antwoorden.

Laten we goed voor ogen houden dat

  1. De mens God nodig heeft. De mens wordt pas compleet als hij samen met God is. En
  2. God heeft de méns nodig. Alleen via de mens wordt God volledig God. Hoe zou God zijn Vader­schap kunnen ontplooien als Hij geen kinderen had? Temidden van zijn zonen gaat God Gód worden. Door de geschiedenis heen komt God óók tot zijn bestem­ming!

We gaan nu enkele begrip­pen bekijken, te weten:

  1. zegenen,
  2. grootmaken,
  3. verheerlijken.

We doen dit aan de hand van voor­beelden uit het evangelie van Lukas.

  1. Zegenen

(Maria komt bij Elisabeth). “En zij riep met luider stem en sprak: Gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot” Lucas 1 vers 42 (Luc. 01:42).

In vers 64 komen we het zegenen op een andere ma­nier tegen: “En terstond werd zijn mond geopend en zijn tong losgemaakt en hij sprak, God lovende”.

Letterlijk: …en hij sprak, God zegenende. God zegent de mens en de mens zegent Gód. Als je dit weg vertaalt , vertaal je de hal­ve Bijbel weg. Het is zo belangrijk dat de vertaling nauwkeurig en letterlijk is. De mens gaat God niet lo­ven, maar zégenen. Zacharias heeft een tijd lang geen woord kunnen zeggen. Zacharias heeft het woord niet ontvangen, hij weiger­de er op in te gaan, toen de engel tot hem sprak. Hij kon toen ook niet meer ant­woorden. Als Zacharias weer gaat spreken, komt hij in de wederkerigheid en hij gaat God zegenen.

“En zijn vader Zacharias werd vervuld met de Heilige Geest en profe­teerde: Gezegend (niet geloofd) zij de God van Israël, want Hij heeft om ge zien naar zijn volk en het verlossing ge­bracht Lucas 1 vers 67 en 68 (Luc. 01:67-68) .

Paulus begint in Efeziërs 1 vers 3 de wederkerigheid tussen God en mens vast te stellen met de woorden:

“Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse ge­westen gezegend heeft in Christus”.

  1. Grootmaken

Maria heeft het woord van de engel ontvangen en zegt in vers 46:

“Mijn ziel maakt groot de Here”.

Wat zou de mens aan de grootheid van God moeten toevoegen? Het betekent: de grootheid, die God be­doelt, is een toegekende grootheid. God zoekt de grootheid, die Hem door de mens wordt toegekend.

God wordt pas compleet als de mens Hem erkent en Hem antwoord geeft. In de eind­tijd komt de mens thuis en God komt óók thuis. Als de verloren zoon thuiskomt, komt de vader ook thuis. De vader stond buiten op de uitkijk. Als de zoon binnenkomt, komt de vader óók binnen. De vader is dan weer compleet vader. Hij kan eindelijk zijn wezen kwijt. Het kleed voor de zoon hangt al klaar. Ook het kalf is al gemest.

  1. Verheerlijken

“En plotseling was er bij de engel een grote hemelse legermacht, die God loofde” Lucas 2 vers 13 (Luc. 02:13).

Hier staat inderdaad ‘loven’ of ‘prijzen’. Het woord ‘prijzen’ hangt waarschijn­lijk samen met een grond­woord dat ‘doen lichten’ betekent. Als je iemand prijst, doe je de ander op­lichten. Je laat de ander als het ware uit de verf komen. De ander krijgt door dat prijzen de ruimte om te kunnen ‘zijn’. Juist in. de wederkerigheid komt het ‘zijn’ van de mens en het ‘zijn’ van God tot uiting. In de Bijbel draait alles om het ‘zijn’ en niet om het ‘hebben’. Bij de ma­gie gaat het altijd om het ‘hebben’. Het Hebreeuws heeft geen woord voor ‘heb­ben’. Door de relatie van de mens met God, gaat de mens ‘zijn’.

Juist in de verbinding met de mens gaat Gód ‘zijn’;

God gaat tot zijn identiteit komen. In vers 13 prijzen de engelen God. Zij doen God oplichten, en zeggen:

“Ere zij God in de hoge…” Lucas 2 vers 14a Luc. 02:14a).

Er staat eigenlijk: Heerlijk­heid aan God in de hoogsten. Het kan betekenen:

  1. in de hoogste plaatsen of gebieden,
  2. temidden van de hoogsten. ‘Temidden van de hoogste autoriteiten is de heerlijkheid aan God’.

“…en vrede op aarde bij de mensen van het welbehagen” Lucas 2 vers 14b (Luc. 02:14b).

Het woord dat geschied is wordt aan de engelen ver­teld.

“En de herders keerden terug, God lovende en prijzende” Lucas 2 vers 20 (Luc. 02:20).

Letterlijk: De herders keerden terug, God verheerlijkende en prijzende.

Zij kenden God heerlijkheid toe. Hier zien we de weder­kerigheid, want in vers 9 staat, ‘dat de heerlijkheid des Heren ze omstraalt. Het is de wisselwerking van woord en wederwoord.

(De genezing van de verlamde). ’’En onmiddellijk stond de verlamde voor hun ogen op, nam hetgeen waarop hij gele­gen had mede en ging naar zijn huis, God verheerlijkende. En ontzetting beving allen en zij verheerlijkten God” Lucas 5 vers 25 en 26 (Luc. 05:25-26). De verlamde wordt losgemaakt. hersteld. Het is een daad van God aan de mens, om de mens weer tot zijn bestemming te brengen, tot levensvervulling, tot iden­titeit. God brengt de mens tot aanzijn, richt hem op. Het hoort bij het wezen van God. Juist dan gaat de we­derkerigheid intreden.

Het is een vast patroon, dat je in het evangelie van Lukas kunt ontdekken en waarvan we in het tweede en laatste deel van deze Bijbelstudie, welke volgende maand gepubliceerd wordt, nog enkele voorbeelden zullen aanhalen.

 

Intermezzo door Gerry Velema

Joggingpakje

“En, wat is het geworden?”, zo begon het telefoongesprek. “Een dochter!” “Meid wat heerlijk voor je. Alles verder goed?… Ja, we komen zo gauw mogelijk. Zeg, en geniet van je kraambed hoor, tot gauw. Hoiii!”

Met een luide groet deed ze de hoorn op de telefoon. Dit was toch prachtig. Karin had ook een dochtertje gekregen, net als zijzelf een maand of vier terug een meisje erbij hadden gekregen. En wat genoot Loes van dit meisje naast haar twee gezonde jongens. Dit weekend moest ze nog even bij Karin, haar vriendin, gaan kijken naar de baby.

Alleen wat zou ze aan Karin kunnen geven? Loes en haar man leefden, zoals dat heet, uit de hand van de Heer. Ze kenden geen gebrek, maar toch moesten ze wel zuinig leven. Alle kosten voor hun levensonderhoud konden ze betalen. Voor hun kleren werd vaak voorzien door vrienden, die eens wat over hadden. Het meeste kregen ze gewoon.

Loes piekerde even. Geld voor een cadeautje had ze eigenlijk niet… maar ze zou eens bij spulletjes van haar eigen meisje kijken. Misschien lag daar iets tussen.

Terwijl ze in de kast zat te snuffelen, zag ze ineens een pakje hangen, wat ze bij de geboorte van Marianne had gekregen. Het was een prachtig rosé joggingpakje en nog helemaal nieuw! Loes keek er vertederd naar. Wat zou dat haar donkerharige meiske goed staan, als ze er straks in zou groeien. Glimlachend hing ze het pakje terug.

Maar ineens schoot het door haar heen: “Geef dit pakje maar aan Karin”. Ze schrok er haast van. Nee, dat zou ze toch niet doen? Dit was het mooiste pakje wat ze in huis had voor haar meisje. Nee, dit wilde ze bewaren, voor Marianne. Ze wilde iets anders zoeken, maar weer kwam die gedachte. Alleen sterker, duidelijker: “Geef dan het mooiste! “

Loes werd stil. Ze kende de stem van de Heer. Hij was het, Hij die zo goed voor haar zorgde. Hij vroeg het mooiste, om weg te geven. Niet een rosé joggingpakje maar een principe. Iets wat ze als moeder haar kinderen wilde leren: geef het mooiste of het grootste maar aan de ander.

Nu was de vraag aan haar. Wou ze gehoorzaam zijn?

Zondagmiddag, met de kinderen, gingen ze bij Karin op kraamvisite. Daan, de oudste jongen van Loes, gaf het cadeautje. En terwijl Karin het pakje bewonderde zei Daantje zachtjes tegen Loes: “Je gaf zeker het mooiste hè, mam?” Loes knikte bewogen: “Ja, Daan, het mooiste! ”     

 

De troon des Heren door Peter Hagendoorn

Wat zegt de Bijbel over de troon?

Het is de belofte dat Jezus eenmaal alle heerschappij in hemel en aarde zal uit­oefenen vanuit de troon des Heren. Ook wij mogen eenmaal op zijn troon plaatsnemen, mits we dat dan wel doen ter rechter­zijde. In deze situatie mogen we dan als koning/priester – zo’n duizend jaar heersen.

Voor veel mensen is dit het toppunt van heerlijkheid. Persoonlijk heb ik daar moeite mee. Duizend jaar lang, alleen maar zitten’ Wandelen met Jezus is er niet meer bij, want Die zit immers ook op zijn troon. Alle activiteit is ineens voorbij… Of niet?

Wat weten we eigenlijk van die troon des Heren af? Hoe stelt u zich voor dat de troon er uitziet? In de Bijbel staat geen afgeronde beschrijving van de troon. Het is in elk geval wel een heel bijzondere troon, niet van het aardse formaat, maar een tikkeltje groter. Want de troon is in de hemel Psalm 11 vers 4 (Ps. 011:004). Als men God als een persoon voorstelt (de Bijbel leert: God is Geest), en de hemel ergens boven ons hoofd, moet God wel zeer lange benen en voeten hebben, want de aarde is zijn voet­bank Jesaja 66 vers 1 (Jes. 66:01).

In Jesaja 6 vers 1 (Jes. 06:01) kunnen we lezen dat de troon in de tempel staat, de tempel waarvan we mogen aannemen dat het dezelfde tempel is die in het hemelse Jeruzalem staat. Maar dat is een tempel niet door mensenhanden gebouwd. God is Geest, met andere woorden God zelf, heeft geen handen om iets te bouwen. Hetzelfde geldt voor de engelen, want ook zij zijn slechts ‘dienende geesten’. Aangezien de men­sen eveneens als niet-vleselijke wezens opgewekt wor­den, behoeven zij ook geen tronen te hebben om hun vermoeide ledematen eens behaaglijk uit te strekken.

Gegrondvest op principes

Neen, een stoffelijke troon is niet nodig. De troon van God (en van Jezus en straks die van ons) is ge­grondvest op principes, zoals recht en gerechtig­heid Psalm 89 vers 15 en Psalm 97 vers 2 (Ps. 089:015; Ps. 097:002). De troon wordt ook de troon der heerlijkheid genoemd, of troon der genade. Jesaja zegt dat de troon op goedertierenheid wordt ge­vestigd. Al de hiervoor ge­noemde hoedanigheden zijn ‘onstoffelijk’, en daardoor (letterlijk) ongeschikt om stoffelijke zaken zoals een troon/stoel te dragen.

Als we aannemen wat er in Openbaring 22 vers 1 (Openb. 22:01) staat – en waarom niet? – is er nog iets merkwaardigs aan die troon. Er ontspringt zomaar een rivier uit die troon, kristalhelder water, het zogenaamde water des levens. Pas als men dit ge­deelte tezamen leest met Jeremia 17 vers 12 (Jer. 17:12), kan men gaan begrijpen wat er in feite bedoeld wordt.

Laten we God zelf maar eens laten spreken (de Bijbel is toch Gods Woord?). Op de troon zitten mag je als koning, maar niet direct als heerser, want je mag er al­leen op zitten als je een bepaalde mentaliteit bezit (dienen) en bereid bent om de verordeningen van God te onderhouden Deuteronomium 17 vers 18; 1 Koningen 2 vers 4 (Deut. 17:18; 1 Kon. 02:04). En dat onder­houden zal men nu al tijdens zijn leven moeten doen want die troon is een erezetel 1 Samuel 2 vers 8 (1 Sam. 02:08).

Stel nu dat men de eer krijgt om op zo’n troon zit­ting te nemen, wat zou je dan de hele dag moeten doen? Wel, u behoeft niet bang te zijn dat u zich verveelt. Integendeel, geheel uw geest is vereist om met wijsheid en barmhartigheid recht te spreken. Als priester mag u bemiddelen tussen God en de mens, als koning mag u dienen door recht te spreken (te midde­len) tussen de mensen on­derling 1 Koningen 10 vers 9 (1 Kon. 10:09).”Want Gij hebt mij recht en mijne rechtszaak afgedaan: Gij hebt gezeten op de troon, O Rechter der gerechtigheid” Psalm 9 vers 5 Statenvertaling en Psalm 45 vers 7 (Ps. 009:005; Ps. 045:007). “Uw troon, o God, staat voor altoos en eeuwig, uw koninklijke scepter is een rechtmatig scepter, Gij hebt gerechtigheid lief en haat goddeloosheid” Psalm 45 vers 7 en 8a (Ps. 045:007-008a).

n zolang u bereid bent dat te doen, overeenkomstig de waarheid, mag u op die troon blijven zitten. Spreu­ken 29 vers 14 (Spr. 29:14) zegt: “Een koning die de geringen naar waarheid richt, diens troon staat voor eeuwig vast”).

Voldoen wij aan de verwachtingen van God?

Nogmaals, met dat richten zult u nu al bezig moeten zijn, want ‘de troon’ was immers een ‘erezetel’, met andere woorden waar je pas mag zitten als je bewezen hebt die waard te zijn. Dit waard zijn is niet gebaseerd op ‘goede werken’ als een soort investering voor de toekomst, maar zal blijken uit de levenshouding en gedrag van de mens. Doet u iets uit liefde (voor zowel de ander als voor God) om­dat u ‘streeft naar recht en gerechtigheid, of doet u iets met bijbedoelingen?

Let op dat gerechtigheid en recht hier verschillende din­gen zijn. Recht is iets dat volgens strikte normen gaat. Gerechtigheid laat veel meer ruimte toe. Begrippen als liefde en wijsheid spelen hierbij een overwegende rol. Geen ‘oog om oog, tand om tand’, maar veel meer: hoe komt God tot zijn recht (ontplooiing)?

In feite zou je het Hebreeuwse woord ook mogen vertalen als ‘voldoen aan de verwach­tingen (van God)’. Met ande­re woorden: het niet voldoen aan die verwachtingen is zonde. Bij het voldoen aan die verwachtingen staat de liefde centraal, want onze God is een barmhartig God en willen wij Gods naam/beeld uitdragen dan zal deze eigenschap onontbeerlijk zijn.

Dit uitdragen van God heer­lijkheid komt erg fijn naar voren in Jesaja 61 vers 1 (Jes. 61:01): “In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Here zitten op een hoge en verheven troon en zijn zomen (= slip­pen van zijn mantel) vulden de tempel”. Het leuke is nu dat in de NBG-vertaling van 1951 vertaald wordt: “…en zijn zonen vulden de tem­pel…” Ook de Statenverta­ling gebruikt zonen. Met an­dere woorden: taalkundig is het blijkbaar mogelijk om de zomen/slippen van de mantel te verwisselen met het woord voor zonen. En hier zie u nu een principe van weder­kerigheid. Zoals God ons wil bekleden (met de mantel der gerechtigheid) zo vor­men wij – als zonen Gods – de bekleding van God. Zijn mantel, zijn heerlijkheid, wordt door ons gevormd. De Engelse King James vertaling geeft dit ook heel goed weer, daar staat: “…and his train filled the temple”. Als u het woord ’train’ in een woordenboek zou opzoe­ken, kunt u lezen dat onder ’train’ ook verstaan kan worden: ‘nasleep/gevolg’.

Zij zijn het, de zonen Gods, die zich laten leiden door de Heilige Geest en die zich in een geestelijke tempel (gevormd door de gelovigen gezamenlijk) op deze eveneens geestelijke troon mogen zit­ten. Het zijn de mensen, die zich willen geven in het dienen conform de normen van God.

Zij zijn het, die God gestal­te geven in deze wereld.

Het gaat in de geestelijke wereld niet om het ‘aardse heersen’, maar om het God­delijke ‘(be)heersen, het staan boven de omstandig­heden. U bent dan als een rots, standvastig, niet heen en weer geslingerd door wind van leer. Misschien helpt dit artikel u een klein beetje om dichter tot dat einddoel te komen.

 

Ziende de Onzienlijke (gedicht) door Piet Snaphaan

Al zijt Gij dan niet zichtbaar Heer op aard’

’t Aanschouwen wel, door geestelijke ogen,

Die zien ver boven ’t aardse heen,

’t Is door Uw licht dat ons verscheen,

Gij gaf ons dat vermogen.

 

Vandaar we zien op U, o Heer,

Uw plan zij ook ons streven,

Ziende op U, die ’t al volbracht,

Putten we steeds weer nieuwe kracht,

Om doelbewust te leven!

 

Hoe is je relatie met God? Liesbeth Seepma

“Gij legt Uw hand op mij!” Psalm 139 vers 5b (Ps. 139:5b).

Wat betekent ‘geloven’ voor jou?

Hoi! Ik zou me graag aan je willen voorstellen. Ik ben een meisje van twintig jaar. Ik ben opgegroeid in een ‘volle-evangelie-gezin’, het­geen betekende, dat ik al op heel jonge leeftijd werd geconfronteerd met het evangelie, de blijde redding boodschap van Jezus Christus. Daaruit vloeide voort, dat geloven voor mij ‘zo gewoon en vanzelfspre­kend’ was. Het geloof in God was onlosmakelijk met mijn leven verbonden. De gemeente, waar wij als ge­zin naar toe gingen, was voor mij een toevluchtsoord en elke week ging ik naar een jeugdgroep, waar ik gezelligheid vond. Deze twee steunpunten, gemeente en jeugdgroep, speelden een grote rol in mijn leven. Op deze twee was zelfs de beleving van mijn geloof gebaseerd.

Misschien herken jij, die dit leest, wel iets van je­zelf in de bovenstaande om­schrijving. Is geloven voor jou óók ‘gewoon’ en soms zelfs wel een sleur? Is de beleving daarvan gebaseerd op het uiterlijke, op een jeugdgroep, zoals dit bij mij het geval was? Of mis­schien op die grote gemeen­te waarin je zit? Wellicht is het de muzikale omlijsting tijdens de zangdienst? Wel­iswaar mag je van al deze heerlijke dingen volop ge­nieten, maar zijn ze bepa­lend voor jou geloofsbele­ving?

Op zoek naar een antwoord

In mijn leven kwam daarin verandering op het moment dat bleek, dat mijn levens­pad niet helemaal over ro­zen ging. Problemen en teleurstellingen riepen vragen bij mij op. Vragen zo­als: “Wie is God? Wat bete­kent Hij voor mij? Loopt mijn relatie met Hem alléén via mijn jeugdgroep? Of wil Hij dichter bij me zijn?”

Al deze vragen konden in feite samengevat worden in die ene, grote vraag: “Waar was mijn persoonlijke relatie  met God?” Ik zocht naar  een antwoord.

En het antwoord kwam! Niet voor niets zegt de Bijbel: “Nader tot God, en Hij zal  tot jou naderen” . Het antwoord op mijn vragen vond ik in Psalm 139 vers 1 tot en met vers 6 (Ps. 139:001 tot en met 006):

“Here, Gij doorgrondt en kent mij; Gij kent mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre            mijn gedachten; Gij onderzoekt mijn gaan  en mijn liggen, met al mijn wegen zijt Gij vertrouwd.  Want er is geen woord op mijn tong, of, zie, Here, Gij kent        het volkomen; Gij omgeeft mij van achteren en van voren en Gij legt uw hand op mij. Het begrijpen is mij te wonderbaar, te verheven, ik kan

er niet bij”. Wat is dat heerlijk! Zo wil God met jou en mij omgaan!   

Voor mij betekenden deze woorden het begin van een persoonlijk, levend geloof  in Jezus Christus. Een geloof, dat niet meer gebaseerd is op een jeugdgroep  (veeleer andersom!) en niet  op aktiviteiten of geloof  van andere mensen, maar op de stille, liefdevolle,  barmhartige, voortdurende  tegenwoordigheid van mijn  Meester.

Een schild van geloof

Wat wil Hij op mijn levensweg graag naast me lopen!  Hij wil me zo graag vertellen, dat de Heerschappij op Zijn Schouders rust. Hij wil me vertellen dat Hij een  raadsman voor me wil zijn,  een Wonderbare Raadsman. Een Vorst van de Vrede,  die mij wapent tegen de  vorst der duisternis. 

‘Weet je”, zegt Hij, “Ik ga je bekleden. Ik geef je een  pantser van gerechtigheid. En aangezien Ik wel begrijp  dat de boze brandende pijlen op je afschiet, geef Ik je een schild, een schild van levend geloof. En Ik zet een helm van heil op je  hoofd. Om te vechten krijg je een Zwaard. En dat Zwaard is Mijn Woord”

God wil dus niets liever dan een hechte relatie hebben met jou en mij! Is dat niet, waar ieder mens in wezen naar verlangt? Bouw een hechte relatie met Hem op. Dat kan! Neem elke dag de tijd om met Hem te praten, om Hem beter te leren kennen. Ik weet het, dat is moeilijk. In mijn eigen leven merk ik dat het deze ‘stille tijd’ is, waaraan de duivel een ontzaglijke hekel heeft. Maar laat je door hem niet van de wijs brengen! Het Zwaard, het Woord van de God van hemel en aarde, is er voor jóu. Gebruik het maar. De levende God zal je, elke dag meer, leren hoe je met Zijn Woord mag omgaan. Hij zal je laten zien hóé tweesnijdend scherp het is. Daarbij legt Hij Zijn Hand op jouw hoofd. Ga je naar Hem toe? Hij wacht op je met een eeuwig geduld.

 

Geestelijk licht op de eindtijd door Wim te Dorsthorst -12-

De heerlijkheid Gods is vuur en licht

Jesaja 11 voert ons naar het nieuwe verbond waar Jezus Christus het vleesgeworden woord is, dus ook het vuur. Vers 4 en 5 (Jes. 11:04-05) zegt: ‘Want Hij zal de geringen in gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in billijkheid rechtspreken, maar hij zal de aarde slaan met de roede zijns monds en met de adem zijner lippen de goddeloze doden. Gerechtigheid zal de gordel zijner lendenen zijn en trouw de gordel zijner heupen”. In het nieuwe verbond is Jezus Christus het vuur dat van God uitgaat, want ook in het nieuwe testament is dit beeld bewaard gebleven. Het woord van God treedt tevoorschijn en de hoofdkenmerken zijn gerechtigheid trouw, zegt Jesaja. Gerechtigheid uitgedrukt in her beeld van vuur en trouw, zoals alleen God trouw kan zijn. Onkreukbaar, onveranderlijk, geen zweem van ommekeer, scherp afgebakend, zoals licht en duisternis onverenigbaar zijn en zo ook door God gesteld zijn op de eerste scheppingsdag. Hij, Jezus Christus, is het Licht, uitgegaan van God, die ook enkel licht is en in dat licht is leven voor de mensen Johannes 1 vers 4 en 5 (Joh. 01:04-05). Maar als absolute tegenstelling is in dat licht de dood voor de goddelozen, dat zijn de machten der duisternis en hen die de duisternis liever hebben dan het licht.

Hij zal in billijkheid rechtspreken!

“Hij zal de aarde slaan met de roede zijns monds en met de adem zijner lippen de goddeloze doden” Jesaja 11 vers 4 (Jes. 11:04). Hij heeft geopenbaard wat van de grondlegging der wereld verborgen is gebleven. Hij heeft de opdracht het eeuwige leven, bekend gemaakt door God zelf, aan de mens bekend te maken: “Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de ene waarachtige God en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt. Ik heb U verheerlijkt op de aarde door het werk te voleindigen dat Gij Mij te Moen gegeven hebt” Johannes 17 vers 3 en 4 (Joh. 17:03-04) . En het werk waarover gepredikt heeft en gedaan heeft is de mens scheiden van de machten der duisternis en herstellen wat door de duivel en zijn machten vernield en beschadigd is. Zelf beschrijft Jezus zijn werk aldus: “Zie, Ik drijf boze geesten uit en volbreng genezingen, heden en morgen, en op de derde dag ben Ik gereed” Lucas 13 vers 32b (Luc. 13:32b) .

Het verschil tussen oud en nieuw

In het oude verbond was deze scheiding niet mogelijk en dan zien we dat mensen, waar de machten in- en doorwerkten, uit het volk uitgeroeid moesten worden. Laten we nu niet denken dat God dus toen niet enkel goed zou zijn geweest. Hij is immers onveranderlijk. Er was echter geen andere mogelijkheid om het volk te heiligen dan geboden, wetten en offers, om zo uiteindelijk de Christus voort te kunnen brengen tot heil voor alle mensen. Nergens heeft God zich groter betoond in zijn Naam, welke zijn Wezen uitdrukt, dan juist ten tijde van het oude verbond. Hij heeft zich ten volle betoond zoals Hij zich aan Mozes bekend maakte in Exodus 34 vers 6 (Ex. 34:06): “Here, Here, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw…” Zo was Hij temidden van zijn volk. In alles is Hij groot. Hij bewees genade op genade aan een hardnekkig en weerspannig volk. Groot van goedertierenheid en trouw bleef Hij met dit volk meegaan. De Israëlieten wisten dit, ze kenden God als zodanig. Daarom zegt de profeet Joël: “Want genadig en barmhartig is Hij, lankmoedig en groot van goedertierenheid, berouw hebbende-over het onheil. Wie weet, of Hij Zich niet wendt en berouw heeft en een zegen achter Zich laat overblijven…” Joël 2 vers 13b en 14a (Joël 02:13b-14a).

Maar ook voor de mensen die onder het oude verbond zijn gestorven is Jezus Christus de Middelaar en eeuwige Hogepriester geworden. Ook voor deze mensen is Hij degene die rechtvaardig zal oordelen. De schrijver van de brief aan de Hebreeën zegt: “En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan, om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond… Hebreeën 9 vers 15a (Heb. 09:15a). Paulus zegt in Romeinen 5 vers 6 (Rom. 05:06): ” … zo zeker als Christus toen wij nog zwak waren (onder de wet) te zijner tijd (in de volheid des tijds), voor goddelozen is gestorven”.

Ik geloof dat we als axioma kunnen stellen: Niemand zal verloren gaan, die de duisternis niet liever heeft dan het licht. En dat geldt evenzeer voor de mensen van het oude verbond. Wie heeft onder de wet kunnen kiezen tussen duisternis en licht? Onder de wet zijnde komt Paulus tot de uitroep: “Want wat ik uitwerk, weet ik niet, want ik doe niet wat ik wens, maar waar ik een afkeer van heb, dat doe ik” Romeinen 7 vers 15 (Rom. 07:15). “Immers het wensen is wel bij mij aanwezig, maar het goede uitwerken, kan ik niet.        Want niet wat ik wens, het goede, doe ik, maar wat ik niet wens, het kwade, dat doe ik” Romeinen 7 vers 18b en 19 (Rom. 07:18b-19). “De wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen” Johannes 1 vers 17 (Joh. 01:17). Dit is voor alle mensen. Hij, Jezus Christus, is als plaatsvervanger gestorven juist ook voor ‘ het oude verbondsvolk. In Hem was het gehele volk vertegenwoordigd ook in het lijden en sterven. Daarom wist Jezus ook zo goed, vanuit de Schriften, hoeveel Hij lijden moest en is Hij tot verzoening geworden voor het volk en de gehele mensheid.

Het verterende vuur in het nieuwe verbond

Het beeld van het vuur wordt ook in het nieuwe verbond gebruikt voor de gerechtigheid Gods. Johannes de Doper, de laatste profeet van het oude verbond en de wegbereider van Jezus Christus, zegt van Hem: “De wan is in zijn hand en Hij zal zijn dorsvloer geheel zuiveren en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur” Johannes profeteert hier ver de grote oogsttijd die eens zal aanbreken. Bijna alle vertalingen spreken van “zijn wan”. De Statenvertaling spreekt van “zijn tarwe in zijn schuur”. Het gaat om “Zijn wan”, “Zijn hand” en “Zijn dorsvloer” en “Zijn graan in zijn schuur”, maar óver “het kaf” dat hij verbrandt met onuitblusbaar vuur.

Zijn dorsvloer is in de eerste plaats de gemeente, maar even goed ook de gehele wereld. Op de akker wordt gezaaid (en dus ook geoogst), zegt Jezus in Matteüs 13. In vers 38 (Matt. 13:38) zegt Hij: “De akker is de wereld en het goede zaad of het graan zijn de kinderen van het koninkrijk”. Het kaf is het beeld van de goddelozen, geweldenaars, tegenstanders, vijanden. Allemaal benamingen voor de boze geesten en hun ongerechtigheid. Hij, Jezus Christus, zal dit verbranden met onuitblusbaar vuur. Duidelijk is dus dat dit onuitblusbare vuur de gerechtigheid Gods is. Dat is het enige wat de mensen vrij kan maken (zuiveren of reinigen) van alle ongerechtigheid. Jezus zelf zegt: “De waarheid zal u vrijmaken. Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult gij waarlijk vrij zijn” Johannes 8 vers 32b en Johannes 8 vers 36 (Joh. 08:32b en Joh. 08:36) . En waarom wordt hier gesproken over onuitblusbaar vuur; onuitblusbaar, het is dus eeuwig? Omdat het ’t eeuwige, onveranderlijke woord van God is. (Is niet mijn woord zo: als een vuur, luidt het woord des Heren?” Jeremia 23 vers 29 (Jer. 23:29).

Bevrijding, verlossing, volkomen reiniging, genezing naar geest, ziel en lichaam, het is alles door het woord Gods en de kracht van de Heilige Geest. Jesaja 4 vers 4 (Jes. 04:04) zegt: “Als de Here zal afgewassen hebben de drek der dochteren Sion, en de bloedschulden van Jeruzalem zal verdreven hebben uit haar midden, door de Geest des oordeels en door de Geest der uitbranding” (Statenvertaling). Paulus schrijft aan de Efeziërs dat Jezus zijn gemeente liefheeft en Zich voor haar overgegeven heeft, om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad van het woord, en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zodat zij heilig is en onbesmet Efeze 5 vers 25 tot en met 27 (Ef. 05:25-27).

Zo is de Heer in grote overgave en liefde bezig om zijn dorsvloer geheel te zuiveren en zijn graan in zijn schuur het Koninkrijk Gods – bijeen te brengen. Maar het kaf zal Hij met onuitblusbaar vuur verbranden. Het zal niet meer zijn, het is niet eeuwig, niet onuitblusbaar. Jesaja 43 vers 17 (Jes. 43:17) zegt: “…tezamen liggen zij neder, zij staan niet meer op, zij zijn uitgeblust, als een vlaspit uitgedoofd” en in Psalm 118 vers 12 (Ps. 118:012) lezen wij: “…zij omringden mij als bijen, zij werden als een doornenvuur uitgeblust” . Er is dan geen sprake van zichtbaar vuur of zichtbare vlammen, die stoffelijke zaken verteren (denk aan de brandende braamstruik!), maar het gaat om het beeld wat we moeten leren verstaan.

Het werpen van vuur van de hemel

Jezus zegt in Lucas 12 vers 49 (Luc. 12:49): “Vuur ben Ik komen werpen op de aarde en wat is mijn wil, als het reeds ontstoken is?” Overduidelijk blijkt hieruit dat het gaat om beeldspraak. Jezus heeft nooit zichtbaar of tastbaar vuur op aarde geworpen om iets te verbranden. Als Jacobus en Johannes zeggen in Lucas 9 vers 54b (Luc. 09:54b):

“Here, wilt Gij, dat wij zeggen, dat vuur van de hemel zal nederdalen om hen (de Samaritanen) te verteren?” zien wij als reactie van de Heer: “Maar Zich omkerende, bestrafte Hij hen en zeide: Gij weet niet van hoedanigen geest gij zijt”, vers 55, Statenvertaling). De discipelen bedoelden vuur wat mensen kan verteren zoals Elia eens had gedaan 2 Koningen 1 vers 9 tot en met 15 (2 Kon. 01:09-15). Jezus spreekt deze woorden echter met een diepe bedoeling. Hij is de vervulling van de wet en de profeten en deze uitspraak, maar ook de daad zelf, is vervulling van profetie. Hij is gekomen om de gerechtigheid Gods te openbaren waar de profeten van gesproken hebben: “Ik heb mijn Geest op Hem gelegd; Hij zal de volken het recht openbaren” Jesaja 42 vers 1b; Jesaja 11 vers 1 tot en met 5 (Jes. 42:01b; Jes. 11:01-05). Jesaja 9 vers 6 (Jes. 09:06) zegt: “Hij zal een Koninkrijk stichten dat gegrondvest is op recht en gerechtigheid”, maar ook: “Want elke schoen, die dreunend stampt, en elke mantel, in bloed gewenteld, zal verbrand worden, een prooi van het vuur” (vers 4). De profeet Ezechiël profeteert ten tijde van de ballingschap: “Ik zal vuur werpen in Magog en onder hen die in gerustheid de kustlanden bewonen; en zij zullen weten, dat Ik de Here ben. Ik zal mijn heilige naam bekend maken onder mijn volk Israël. Ik zal mijn heilige Naam niet meer laten ontheiligen; en de volken zullen weten, dat Ik de Here ben, heilig in Israël” Ezechiël 39 vers 6 en 7 (Ez. 39:06-07). Jezus Christus heeft dit alles vervul wat Hij zelf aan het einde uitspreekt in het Hogepriesterlijk gebed (Johannes 17).

De oorlog in de hemel (Openbaring 12)

Maar het werpen van vuur heeft nog een betekenis die ook vooral in de eindtijd zo belangrijk is. Het is namelijk een beeld voor de oorlog. Jezus ontketende een geweldige oorlog in de hemelse gewesten. Het rijk der duisternis woonde in grote gerustheid in de mensen Zacharia 1 vers 11b en Ezechiël 39 vers 6 (Zach. 01:11b; Ez. 39:06) en plotseling is daar Jezus van Nazareth, die hen openlijk tentoonstelt en hen overwint door de kracht en de heerlijkheid Gods. Jezus gebruikte ‘het zwaard des Geestes’ wat ook vaak synoniem gebruikt wordt voor vuur dat verteert Jesaja 1 vers 20 (Jes. 01:20). Van Jezus Christus staat geschreven in Jesaja 49 vers 2 (Jes. 49:02): “En Hij maakte mijn mond als een scherp zwaard; in de schaduw zijner hand verborg Hij mij. Hij maakte mij tot een puntige pijl, in Zijn pijlkoker stak Hij mij”. Zo was Jezus voor de machten der duisternis. Ze vluchtten in paniek uit de mensen weg of grepen ze juist vast in de hoop stand te kunnen houden.

Het initiatief gaat altijd van God uit

Jezus wierp vuur in de bolwerken van satan, zoals de bezeten man waarin een legioen boze geesten huisde Markus 5 vers 1 tot en met 20 (Mark. 05:01-20). “Vuur ben Ik komen werpen”, zegt Jezus, “en wat is mijn wil als het reeds ontstoken is? Het vuur is geheel volgens de wil van de Heer gaan branden en het voedsel voor het vuur waren niet de mensen maar de machten der duisternis. De profeet Ezechiël zegt hierover: “Voedsel zult gij zijn voor het vuur; midden in het land zal uw bloed stromen, en aan u zal niet meer gedacht worden, want Ik, de Here, heb het gesproken”.

De profeet Amos, die op zo’n heel bijzondere wijze geprofeteerd heeft over de eindtijd, spreekt maar liefst zes maal over het werpen van vuur als oorlogshandeling in vijandige bolwerken. Beelden van grootmachten van het rijk der duisternis. Zelfs Juda en Jeruzalem worden erbij genoemd, wat we hier als beeld zien van het grote naamchristendom, steeds Babel genoemd Amos 1 vers 2 en Amos 2 vers 9 (Amos 01:02; Amos 02:05). In vers 11 lezen we dan: “Om drie overtredingen van Edom, ja om vier (beeldspraak voor de maat die vol is) zal Ik het niet herroepen. Omdat hij zijn broeder met het zwaard heeft vervolgd en zijn medelijden heeft verstikt zodat zijn toorn eeuwig verscheurt en hij zijn gramschap immer blijft koesteren, zal Ik vuur werpen in Teman, zodat het Bozra’s burchten verteert”. In de eindtijd is de maat van het rijk der duisternis vol, zoals van de Kanaänieten, toen het volk het land in bezit ging nemen Genesis 15 vers 16 (Gen. 15:16). Edom is Ezau en is beeld van de heidenvolken. Het gaat nu om het in bezit nemen van de ganse aarde. De profeet Obadja wijdt zijn hele godsspraak aan het gericht over Edom. En de uitspraak die voor ons nu van zo’n belang is, is vers 17 en 18: “Maar op de berg Sion zal er ontkoming zijn, en die zal een heiligdom wezen; en het huis van Jakob zal zijn bezittingen weer in bezit nemen”. Het huis van Jakob zal het vuur zijn, het huis van Jozef de vlam, en het huis van Ezau de stoppels (andere vertalingen: stro en kaf): zij zullen hen in brand steken en verteren, en van het huis van Ezau zal niemand ontkomen; want de Here heeft het gesproken” .

De dag des Heren die met vuur verschijnt

Jezus Christus was het vuur en Hij zei: “Vuur ben Ik omen werpen op aarde”. In de eindtijd is de gemeente het vuur en ze zullen het, evenals Jezus Christus, op aarde werpen. Dit vuur is de gerechtigheid Gods tot behoud van de volken en tot ondergang van het rijk der duisternis. De gemeente zal werken zoals hun Heer, Jezus Christus, werkte. “Want wanneer uw gerichten op de aarde zijn, leren de inwoners der wereld gerechtigheid” Jesaja 26 vers 9b (Jes. 26:09b).

Zo zien we dat tot het einde toe de heerlijkheid, de heiligheid en de gerechtigheid Gods is als een verterend vuur. Hiermee ontheiligen wij de Naam van God niet, maar integendeel, we heiligen Hem, we verhogen Hem, ver boven alle duisternis, als een God van goedheid, die een ontoegankelijk licht bewoond voor de duisternis 1 Timoteüs 6 vers 16 (1 Tim. 06:16), terwijl Hij woont in zijn volk. En juist daarom en daardoor geldt: “Dan zal het Licht van Israël tot een vuur worden en zijn Heilige tot een vlam, die op één dag de distels en dorens van Assur verbrandt en verteert” Jesaja 10 vers 17 (Jes. 10:17). En van de gemeente die in de allerlaatste dagen het evangelie in heerlijkheid en kracht verkondigt, staat geschreven: “En indien iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zó de dood vinden” Openbaring 11 vers 5 (Openb. 11:05) .          (wordt vervolgd).

 

1985.03 nr. 257

Levend geloof 1985.03 nr. 257

Hoe vieren wij echt Paasfeest? Door Gert Jan Doornink

Gezegend paasfeest’

Wij wensen al onze lezers en lezeressen een gezegend Paasfeest toe! Als gemeente van Jezus Christus gaan wij uiteraard weer met grote blijdschap in onze harten dit feest vieren. Daar is ook alle reden voor, immers het grote en machtige heilsfeit dat Jezus de dood heeft overwonnen en is opgestaan uit de dood, is één van de belangrijkste zekerheden van ons geloof. Jezus maakte openbaar dat God de dood niet wil, maar het leven’ Door de komst van Jezus naar deze wereld bracht God zijn volle heerlijkheid tot openbaring. Daarom lezen we in Hebreeën 1 vers 3 (Heb. 01:03) dat Jezus de afdruk van het wezen van God is en de afstraling van zijn heerlijkheid. Elke twijfel over het karakter en de bedoeling van God gaat verdwijnen als we in de evangeliën lezen hoe Jezus op een volkomen wijze afrekende met het rijk der duisternis. Dat gebeurde niet zonder slag of stoot. Op verschillende plaatsen in de Bijbel wordt beschreven hoe Jezus de ‘volle weg’ voor ons is gegaan. Als voorbeeld een citaat uit Hebreeën 5: “Tijdens zijn dagen in het vlees heeft Hij gebeden en smekingen onder sterk geroep en tranen geofferd aan Hem, die Hem uit de dood kon redden, en Hij is verhoord uit zijn angst, en zo heeft Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden, en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden…” Hebreeën 5 vers 7 tot en met 9 (Heb. 05:07-09). Een waarachtig christen zal daarom ook nooit op oppervlakkige wijze het Paasfeest kunnen vieren. Hij weet dat Pasen werd voorafgegaan door Goede Vrijdag.

Jezus betaalde de prijs voor onze verlossing met zijn leven! Hij gaf zich op een volkomen wijze!

Er gaat meer gebeuren!

Toch behoren we ook te bedenken dat de overwinning van Jezus slechts één van de ‘onderdelen’ is van Gods grote heilsplan met zijn schepping. Er gaat meer gebeuren! En wat er gaat gebeuren is reeds in volle gang! Paulus zegt over Jezus dat Hij de eerstgeborene was onder vele broederen Romeinen 8 vers 29 (Rom. 08:29). Hij is het hoofd van de gemeente, waarvan de leden zelf tot volwaardige zonen zullen uitgroeien! Het herstel van de schepping gaat niet buiten de gemeente om. De gemeente, met Jezus als koning, zal naarmate de geestelijke groei van haar leden verder gaat, hoe langer hoe meer de werken van satan ontmaskeren en overwinnen.

Wij behoren derhalve, bij de viering van Goede Vrijdag en Pasen, niet alleen onze blik terugwerpen, maar vooral ook vooruit! Vanuit de overwinning van Jezus zullen ook wij de overwinning gaan realiseren. Wat Christus vóór ons deed, zal ook dóór ons tot openbaring behoren te komen. Dat is. een proces waarbij gehoorzaamheid gevraagd wordt, zoals ook Jezus de weg van gehoorzaamheid leerde kennen. Die gehoorzaamheid wil God door zijn Geest in ons bewerken. Want het is niet alleen Pasen geweest, ook Pinksteren is een realiteit! Dit betekent dat wij de volheid van Gods Geest nodig hebben, iedere dag opnieuw.

Zonder de Heilige Geest, die ons leidt in de volle waarheid, kunnen wij ook de werkelijke betekenis van het Paasfeest niet verstaan. Dan is het gevaar levensgroot aanwezig dat wij op surrogaatwijze het Paasfeest vieren. We geloven dan nog wel in de opstanding, maar de volle doorwerking van het nieuwe leven van Christus in ons blijft achterwege. En daar gaat het juist om! Wie hier (geestelijke) ogen voor heeft, kan pas echt Paasfeest vieren. Hij laat zich niet meer opjutten door vrome machten, die uiterst geraffineerd te

werk kunnen gaan en waardoor helaas sommige kinderen Gods verblind zijn. Dan zoekt men het in allerlei spectaculaire dingen, zelfs de lofprijs is dan onecht en de geestelijke groei om de ‘mannelijke rijpheid’ in Christus te bereiken is er niet meer bij. Natuurlijk is ‘lofprijs en aanbidding’ een wezenlijk en belangrijk onderdeel van ons christenzijn. Maar dan moet het wel écht zijn’ Gehoorzaamheid is nog altijd beter dan offerande. Wie een voorstander is van lofprijzing en tegelijkertijd de volle boodschap, zoals Jezus die bracht, afwijst, zit onherroepelijk in verkeerd vaarwater, ook al zou hij zichzelf in één of andere vorm van extase brengen. Uiterlijke vormen van blijdschap, zoals dansen springen, hebben dan voor God geen enkele waarde meer.

Het gaat om de volle blijdschap’

Wij zullen in de eerste plaats moeten verstaan dat Jezus een radicale en geestelijke boodschap bracht, rechtstreeks uit het hart van God. Hij leefde in volkomen afhankelijkheid en verbondenheid met de Vader. Daar was geen speld tussen te krijgen. Jezus bracht de boodschap van het (geestelijk) Koninkrijk van God. die de mens losmaakt van de aarde en haar aardsgerichte leringen. Daarom kunnen ook alleen ‘hemelburgers’ op een Gode welgevallige wijze (Paas)feest vieren’

Zorg dat ook u uw plaats met Jezus hebt ingenomen in de hemelse gewesten, want daar heeft dat rijk zijn domicilie. Alleen van daaruit kunnen we op de juiste wijze geestelijk strijden en overwinnen. En alleen van daaruit zijn we op aarde – zij het nu nog in een lichaam van     vlees en bloed – volwaardige

vertegenwoordigers van dat Koninkrijk. Elke vorm van schijnheiligheid en aardsgerichtheid heeft in Gods ogen geen enkele waarde. Dat is altijd al zo geweest, maar geldt zeker voor deze eindtijd, waarin God ten volle zijn heerlijkheid in en door de gemeente tot openbaring wil brengen. Het Paasfeest zal dit jaar pas écht een feest worden als we ons dit gaan realiseren en ernaar gaan handelen’.

 

Intermezzo door Gerry Velema

Er is hoop

Ineens lag er zomaar een pak prachtig witte sneeuw. Dus vegen en sneeuwruimen. Onze buurman was met zijn stoepje bezig. “Prachtig die sneeuw hè, buurman?” “Ach, dit wordt niks hoor. Het is zo weer weg, met dag of wat zitten we met de nattigheid”.          

Na een week, strenge vorst en nog steeds sneeuw uit de hemel. Weer samen met de buurman aan het vegen. “Het blijft toch liggen de sneeuw”. “Tja zo’n winter als we nu hebben is toch wel bar. Dit kost menig gezin een haast niet te betalen gasrekening. Het is me wat, zo’n vorst”. Genieten liet de buurman maar aan anderen over.

Een paar weken later weer zo’n ontmoeting met onze buurman. Hij stond te kijken bij de aanbouw van een grote supermarkt. “Het wordt allemaal groothandel. De kleine zaakjes gaan één voor één over de kop. Er is een grote economische crisis op komst. Ja dat weten de mensen nog niet. Maar de Bijbel heeft het al voorspeld. In 1990 bestaat er geen geld meer. Dan betalen we alles met pasjes en codes. Nou, je kent de Bijbel wel, daar staat dat van het teken aan je hand. Ja dat einde nadert! Dat wordt nog wat, en ik heb ook nog jonge kinderen. Hoe moet dat straks allemaal? Wat voor tijd gaan we tegemoet?” Hoofdschuddend vervolgde hij zijn weg.

Ach, veel heb ik er niet opgezegd. Onze belijdenis kan de buurman iedere dag op onze voordeur lezen: Er is hoop! Geen angst, geen vrees, maar een levende hoop, in ons, gevestigd op Jezus, de Koning die komt!

De nacht vordert, de dag nadert. De zon der gerechtigheid gaat steeds helderder schijnen. Wat een blije en perspectief volle boodschap leeft er in ons.

 

De opstanding tot ontferming door Klaas Goverts

“En er was een rijk man,..” Lucas 16 vers 19a (Luc. 16:19a).

Er staat eigenlijk: Er was een rijk mens. In de grondtekst is het woord ’mens’ het eerste woord waar dit verhaal mee be­gint. Ook de gelijkenis van de verloren zoon begint met: “Een mens had twee zonen”.

“Iemand had twee zonen” is veel te vrij vertaald. Het t om de kern: het mens- . Het woord ’mens’ is een sleutelwoord. Als in de grondtekst het woord ’mens’ staat, behoort ook met ‘mens’ vertaald te worden. Wij horen eerbied te hebben voor wat Gods woord zegt. De mens in dit verhaal is rijk. Het is de vraag of deze rijkdom een zegen is of niet.

Het kernpunt: Waaraan wordt elk menszijn getaxeerd?

Wat is het meest wezenlijke van de mens?

Zowel in het oude als in het nieuwe testament komen de­zelfde grondgedachten voor. Hieruit blijkt des te meer dat het oude testament niet minder is dan het nieuwe testament.

“…die gekleed ging in purper en fijn linnen..” Lucas 16 vers 19b (Luc. 16:19b).

Het is een koninklijk kleed. Je zou kunnen spreken van een koninklijk mens. ‘Fijn linnen’ is eigenlijk een priesterkleed. Deze man gaat gekleed als een koning en priester, maar gedraagt zich niet als een koning en een priester. Iemand wordt niet beoordeeld naar wat hij aantrekt, maar wat hij zich aantrekt: of hij zich het lot van de ander aantrekt. ?

Het wezen van God is, dat Hij zich het lot van de mens aantrekt.

“…en elke dag een schitterend feest hield”. Lucas 16 vers 19c (Luc. 16:19c).

Er staat: “…en elke dag schitterend vrolijk was”.

“En er was een bede­laar” (letterlijk: En er was een arme) Lucas 16 vers 20 (Luc. 16:20).

Deze arme krijgt, in tegen­stelling tot de rijke, een naam. In de Bijbel is het van groot belang als je een naam hebt. Je wordt dan bij de naam geroepen. Je naam is je identiteit.

“…Lazarus genaamd, vol zweren,…” Lucas 16 vers 20b  (Luc. 16:20b)

De arme (een woord uit de Boeken van Mozes) heette Lazarus. Lazarus betekent: God helpt. Het is de Griekse vorm van het Hebreeuwse Eleazar. Eén van de zonen van Aaron heette Eleazar. Het was van oorsprong een priesternaam. De arme had dus een priesternaam.

 “.. .nedergelegd bij zijn voorportaal, (Er staat: bij de poort) die ver­langde zijn honger te stillen met wat van de tafel van de rijke af­viel…” Lucas 16 vers 21 (Luc. 16:21).

De arme begeerde, maar kreeg niets. De rijke heeft de kans van zijn leven gemist. Hij had de unieke kans om navolger van God te worden. Juist in het evangelie van Lukas is het kenmerk van God, dat Hij rijk is aan barmhartigheid en ontferming. In Lucas 15 vers 20 (Luc. 15:20) werd de vader met ontferming bewogen.

Het wezen van het menszijn is de ontferming; het is het hart van alle menselijke bestaan.

In de ogen van de Schrift is de mens iemand die zich ontfermt. Het kenmerk van de Zoon des mensen is zijn ontferming. “Toen Hij de schare zag, werd Hij met ontferming bewogen”. De rijke man wordt gemeten naar de maatstaf van zijn ontferming. In hoeverre gaat hij zich ontfermen over zijn medemens die bij hem aan de poort ligt. Hij hoef­de niet ver te zoeken om zijn ontferming te kunnen tonen. De rijke mens faalt hier op het meest we­zenlijke van zijn bestaan.

”zelfs kwamen de honden zijn zweren lik­ken” Lucas 16 vers 21b (Luc. 16:21b).

Er was niemand die zijn zweren verzorgde. De hon­den waren de enige barmhartigen voor Lazarus.

“Het geschiedde…” Lucas 16 vers 22a (Luc. 16:22a).

Je moet hier nooit overheen lezen. Als er staat: ‘Het geschiedde’, betekent het dat er eindelijk iets heel belangrijks gaat gebeuren. De rijke mens had nooit in zijn leven iets gedaan dat ‘geschiedde’. Hij heeft nooit het gesprek gekend met La­zarus, die aan zijn poort lag. Hij gaat het gesprek pas zoeken als het te laat is: in het dodenrijk.

“… dat de arme stierf” Lucas 16 vers 22b (Luc. 16:22b).

De eerste geschiedenis vindt plaats als de arme sterft. ‘Het sterven van de arme is in Gods ogen veel belangrijker dan al de feesten van de rijke. God denkt vanuit zijn ontferming. Het sterven van de arme wordt in de hemel opgetekend. Als de arme sterft, komt de gehele hemel in beweging.

“…en door de engelen gedragen werd in Abra­hams schoot” Lucas 16 vers 22c (Luc. 16:22c).

De ‘schoot van Abraham’ wordt in het boek Genesis slechts één keer genoemd: in verband met de slavin Hagar. Zij was ook arm en rechteloos. De ‘schoot van Abraham’ is bedoeld voor de armen en ontrechten: voor degenen die zichzelf niet kunnen redden.

“Ook de rijke stierf en hij werd begraven” Lucas 16 vers 23a (Luc. 16:23a).

Het hele dorp loopt uit, maar er komen geen engelen aan te pas. Er was blijkbaar niemand die Lazarus heeft begraven. In de dagen van Jezus werd het begraven als liefdewerk gezien. In die tijd waren er in het Joden­dom twee soorten werken, a. aalmoezen; b. liefdewerk. Liefdewerk werd hoger aangeslagen dan de aalmoezen. De rijke heeft de laatste kans om ontferming te beto­nen gemist.

“…en toen hij in het dodenrijk zijn ogen op­sloeg onder pijnigingen, zag hij Abraham’ van verre en Lazarus in zijn schoot”. Lucas 16 vers 23b (Luc. 16:23b).

Het is de eerste keer dat hij Lazarus werkelijk ‘ziet’. Er staat geen enkele keer dat hij voor die tijd Lazarus ge­zien heeft. Ontferming be­gint met ’zien’. De rijke heeft Lazarus nooit gezien met de ogen van God. Uit Jezus’ zien van de schare, kwam zijn ontferming voort. Toen God de Israëlieten in Egypte in hun verdrukking zag, leidde dit tot daden van ontferming. Lazarus heeft nu geen problemen meer. Hij heeft het goed.

“En hij riep: Vader Abraham, heb medelijden met mij!…” Lucas 16 vers 24a (Luc. 16:24a).

Jezus zou gezegd hebben: ‘Doe dan ook de wérken van Abraham, als je hem ‘vader’ noemt!’ “Heb medelijden met mij”. Er staat: “Wees barm­hartig. Heb ontferming met mij”. De rijke vraagt in het dodenrijk om ontferming. In zijn leven is het woord ‘ont­ferming’ niet voorgekomen. In zijn leven heeft hij de kans gehad om een ontfermer te worden en om ontfer­ming te ontvangen, door zich over Lazarus te ontfer­men. Ontferming wordt in de mens wakker als hij het uitdeelt.

…en zend Lazarus, opdat hij de top van zijn vinger in water do­pe en mijn tong verkoele, want ik lijd pijn in deze vlam” Lucas 16 vers 24b (Luc. 16:24b).

‘Kunt u Lazarus als zende­ling tot mij zenden om mijn tong te verkoelen?’ Met deze tong heeft de rijke nooit een woord van ontferming gesproken. In het dodenrijk ervaart hij de gevolgen van zijn eigen leven. In wezen is de arme de weldoener. Bij veel christenen leeft het enorme misverstand dat de rijken de weldoeners zijn. Je zou misschien kunnen zeggen: ‘Wij hebben veel ontvangen en zijn geestelijk rijk geworden. Wij zullen hiervan ook iets uitdelen aan de wereld die in de duisternis is. Dit is erg sympathiek van ons. Wij zijn de weldoeners’. God zegt echter: ’Nee, de armen zijn de weldoeners voor de rijken. De armen maken het namelijk voor de rijken om ontferming in zich tevoor­schijn te laten komen’.

Het Hebreeuws heeft geen woord voor ‘aalmoes’. Er zit iets neerbuigends in. Het Hebreeuws heeft voor aal­moes: gerechtigheid.

Je geeft de arme geen aalmoes, maar je gaat de arme recht verschaffen.

 “Maar Abraham zeide: Kind. ..” Lucas 16 vers 25a (Luc. 16:25a).

…de vader zei tot de oudste zoon: Kind. De oudste zoon en de rijke man lijken als twee druppels water op elkaar. Ze worden aangesproken op wat ze in wezen zijn. Ze hebben hun oorsprong in God. Ze zijn uiteindelijk ‘kind’, maar zijn ook nooit verder geko­men dan een kind. Het zijn in wezen kleine kinde­ren. De oudste zoon zit te zeuren dat hij nooit een bokje ontvangen heeft.

 “… herinner u hoe gij het goede in uw leven hebt ontvangen en ins­gelijks Lazarus het kwade”; Lucas 16 vers 25b (Luc. 16:25b).

Letterlijk: “Hoe gij uw goede tijdens uw leven hebt ontvangen”. Dus: ‘Jij hebt jouw goede dingen reeds ontvangen tijdens jouw leven’.

De goede dingen horen bij het menszijn, maar de rijke heeft er niets goeds mee gedaan.

“Gelijk Lazarus het kwade”. Niet: zijn kwade. Het kwa­de hoort niet bij het mens­zijn .

 “…nu wordt hij hier vertroost en gij lijdt pijn” Lucas 16 vers 25c (Luc.16:25c).

Zij ontvangen elk het ge­volg van hun handelingen op aarde.

“En bij dit alles, er is tussen ons een onover­komelijke kloof, opdat zij, die van hier tot u zouden willen gaan, dit niet zouden kunnen, en zij vandaar niet aan on­ze kant zouden kunnen komen” Lucas 16 vers 26 (Luc.16:26).

De kloof is in wezen de kloof die de rijke zelf ge­maakt heeft. God haalt de mensen niet uit elkaar. De rijke heeft de kloof gescha­pen. Hij heeft nooit het gesprek gezocht en ontfer­ming betoond.

…Doch hij zeide: Dan vraag ik u, vader, dat gij hem naar het huis van mijn vader zendt, want ik heb vijf broers” Lucas 16 vers 27 (Luc. 16:27).

De vijf broeders zijn ken­nelijk ook onbekeerd.

 “Laat hij hen dan ernstig waarschuwen, dat zij ook niet in deze plaats der pijniging komen” Lucas 16 vers 28 (Luc. 16:28).

Er volgt een diepgaand antwoord.

“Maar Abraham zeide: Zij hebben Mozes en de profeten’,’ naar hen moeten zij luisteren” Lucas 16 vers 29 (Luc. 16:29).

Jezus zegt dit ook, want Hij vertelt dit verhaal. Abraham zegt: ’Er komt niemand uit de doden terug om ze te vertellen wat zij moeten doen, maar laat ze luisteren naar Mozes en de profeten’. Zij horen dan, dat zij zich moeten ontfermen, want in de Boeken van Mozes staat: ’De arme hebt gij altijd bij u’. De arme hoeft niet uit de doden terug te keren, want er zijn armen genoeg. Lazarus was inmiddels niet arm meer. Hij had geen ontferming meer nodig. Als ze uit Mozes en de profeten niet leren wat het karakter van God is, zullen ze het ook niet leren als iemand uit de doden opstaat, want dat is alleen maar een spektakel. Niet iemand die uit de doden terugkomt is je weldoener, maar de mensen die je altijd bij je hebt, zijn je weldoeners. Er komt een totale omzetting van denken tevoor­schijn.

Het valt mij de laatste tijd steeds meer op, dat, als je de Boeken van Mozes leest, je daaruit kunt leren wat God oorspronkelijk bedoeld heeft. Zij zijn één en al ge­tuigenis van de ontferming van God. Al de onderwij­zingen die God geeft, de hele Thora, zijn alle aanwij­zingen die de Heer geeft over de wijze waarop de mens zich moet ontfermen over zijn broeder. De pro­feten doen niets anders dan Mozes onderstrepen. Zij zeggen: ‘Mensen, jullie zijn afgedwaald. Jullie moeten weer terug naar de ontfer­ming. Daarom verwijst Abraham naar Mozes en de profeten. ”… zullen zij ook, indien iemand uit de do­den opstaat, zich niet laten gezeggen” Lucas 16 vers 31 (Luc. 16:31). (Er staat: “dan zullen zij niet overtuigd wor­den”).

‘Opstaan’ houdt veel meer in dan wij denken. Als in de Bijbel iemand opstaat, dan houdt dat altijd in ‘op­staan ten behoeve van’. Het is een grondgedachte van het Bijbelse denken.

In Jona 1 vers 2a (Jona 01:02a) zegt God tegen Jona: “Maak u op”; er staat eigenlijk: “Sta op”. Jona moet opstaan ten be­hoeve van zijn broeders.

In Jona 1 vers 5b (Jona 01:05b) lezen wij dat Jona in het ruim van het schip in diepe slaap was gevallen. ‘Diepe slaap’ komt in de Bijbel een paar keer voor.

Het wordt ook gebruikt in het tweede scheppingsver­haal. Daar komt ‘een diepe slaap over Adam’. Tijdens deze diepe slaap wordt een rib uit Adam genomen en wordt Eva uit hem gebouwd. Vooraf staat: “Het is niet goed dat de mens alleen zij”. Als Adam uit de diepe slaap komt, is hij niet meer alleen. De ‘diepe slaap’ bij Adam is de overgang van ‘de mens alleen’ naar ‘de mens met de ander’. De diepe slaap kwam omdat het ‘niet goed was’.

Bij Jona gaat hetzelfde ge­beuren als met Adam (met de adam: de mens).

In Jona 1 vers 6 (Jo­na 01:06) lezen wij dat de gezagvoerder bij Jona kwam en zei: “Hoe kunt gij zo vast slapen. Sta op!” Het wil zeggen: ‘Sta op, ten behoeve van ons’. “Roep tot uw god, misschien zal die god onzer gedenken!”

Jona moest opstaan ten be­hoeve van zijn broeders. Jona wist niet dat er op het schip broeders waren. Als hij wakker wordt, is hij niet meer mens alleen, maar mens tezamen met de mensen. Jona moet opstaan tot ontferming!

In Genesis 15 valt een ‘diepe slaap op Abraham’. Hij krijgt een visioen over het zaad. Genesis 15 begint te vertellen dat Abraham zich heel alleen voelt. Hij klaagt tegen God en zegt: ‘Ik heb geen zaad’. In de diepe slaap gaat Abraham over van mens alleen naar mens met zijn zaad.

En dan Psalm 68: God staat op! (‘De Heer zal opstaan tot de strijd, Hij zal zijn haters wijd en zijd, ver­jaagd, verstrooid doen vluchten…’).

Als God opstaat, staat Hij op ten behoeve van Zijn broeders; ten behoeve van de mens, ten behoeve van de armen en ellendigen, om zich over hen te ontfermen.

De aarde vreesde en werd stil, toen God op stond ten gerichte om al de ootmoedigen op aarde te verlossen” Psalm 76 vers 9b en 10 (Ps. 076:009b-010).

Er zijn ongeveer twaalf teksten waarin staat dat ’God opstaat’.

 “Toen zeide Jezus tot haar: Weest niet be­vreesd. Gaat heen en bericht mijn broeders dat zij naar Galilea gaan, en daar zullen zij Mij zien” Matteüs 28 vers 10 (Matt. 28:10).

Deze tekst gaat over de op­standing van Jezus.’ Als Hij is opgestaan, denkt Hij het eerste aan zijn broeders’ Hij is in wezen opgestaan ten behoeve van zijn broe­ders. ’lk zal jullie voorgaan naar Galilea’. Jezus had dit ook al gezegd in Matteüs 26 vers 32 (Matt. 26:32): “Doch nadat Ik zal zijn opgewekt, zal Ik u voorgaan naar Galilea”. Als Hij opgewekt is, zegt Hij: “Daar zullen ze Mij zien”. Jezus staat op ten behoeve van zijn broeders.

De opstanding van jezus was in wezen de grootste daad van ontferming van God. En als God tegen ons zegt: ’Sta op”, is dit een opstaan tot ontferming’.

Een ander ‘ópstaan’ bestaat er niet voor God.

Er is een prachtig verhaal over het ware opstaan en de karikatuur van ‘opstaan’ (Elia in Koningen). Het zijn twee koppelverhalen. Ook hier is ‘ontferming’ de sleu­tel.

 “Zo zegt de Here: Om drie overtredingen van Tyrus, ja om vier, zal Ik het niet herroepen. Omdat zij een gehele bevolking aan Edom hebben uitgeleverd en aan geen broederverbond hebben gedacht” Amos 1 vers 9 (Amos 01:09).

Een duidelijke tekst in dit verband. De zonde van Ty­rus is, dat zij niet heeft gedacht aan het broederver­bond, de broederbond.

 “Omdat hij zijn broeder met het zwaard heeft vervolgd en zijn mede­lijden heeft verstikt…” Amos 1 vers 11b (Amos 01:11b). (Er staat: “Zij hebben hun barmhartigheid verstikt”).

Het meest wezenlijke van de mens is zijn barmhartigheid. Als je de barmhartigheid verstikt, krijg je: “…zodat zijn toorn eeuwig verscheurt en hij zijn gramschap immer blijft koesteren”. Het vuur is het gevolg van hun eigen onbarmhartigheid zie Amos 1 vers 11 en 12 (Amos 01:11-12).

Er is in wezen maar één wet in het Koninkrijk Gods: de wet van de ontferming; het op staan ten behoeve van je broeders. Dan ga je je wel­doeners ontdekken. Het zijn zij, die in jou de ontferming naar boven halen. Het zit er in, maar het moet er ook uitkomen. Daarvoor heb je mensen nodig, die het bij jou tevoorschijn halen!

 

 

 

De waarde van de mens door Gert van de Kamp

 

Gedachten over de mens

Er zijn veel meningen over de mens, over wat de mens waard is. Om eens enkele gedachten te noemen: De Grieken zeiden dat er verschil was tussen mensen en alle andere levende we­zens, omdat het wezen van de mens in de rede (logos) ligt. Een mens kan denken, is in staat om zijn verstand te gebruiken.

Erich Fromm, een vooraan­staand man in de humanis­tische psychologie, zei over het menszijn: “Het humanistische standpunt luidt dat er niets hoger en waardevoller is dan het menselijk bestaan”.

Hitler verkondigde: “Du bist nichts, dein Reich ist alles”.

Calvijn gaf te kennen: “De mens is volstrekt verdor ven door de zonde”. De Heidelbergse Catechis­mus leert dat de mens van nature geneigd is tot alle kwaad.

Bovenstaande is een bonte bloemlezing van allerlei ge­dachten rondom het thema ‘mens’. Over oorsprong, bestaan, wezen en nut van de mens, is en wordt veel nagedacht. Er wordt heel negatief gedacht over de mens, èn gelukkig kan ik constateren dat er ook positief over de mens wordt gedacht. Ik wil in dit ar­tikel mijn aandacht niet richten op de gedachte dat de mens waardeloos is, een uiterst negatieve visie. Ik wil graag aantonen dat u en ik zeer waardevol zijn, dat niets ter wereld te vergelijken is met ons mensen. De reden waarom ik dit zo vrijmoedig naar voren breng is daarin gele­gen dat ik mijn Maker als énkel goed beschouw. God, zijn wezen, is goed, puur goed’ Een heel simpel, lo­gisch gevolg is, dat ook zijn maaksel goed is.

De hoge oorsprong van de mens

David maakte een psalm waarin heel duidelijke din­gen over de mens staan. Op een gegeven moment vraagt hij zich in Psalm 8 af: Wat is de mens, dat Gij aan hem denkt, dat Gij aan­dacht aan hem besteedt, dat Gij naar hem om ziet? David, geïnspireerd door de Geest, geeft ook ant­woord: “Toch hebt Gij hem bijna goddelijk gemaakt en hem met heerlijkheid en luister gekroond”.

God wist heel goed wat Hij deed toen Hij de mens schiep. Wat Hij voortbrengt, wat Hij schept, is gewoon goed’ De mens is door God gemaakt. Bij God ligt de oorsprong van de mens. De mens, geschapen door God, bijna goddelijk, heeft een hoge oorsprong; ge­schapen zelfs naar het beeld van God. Zeer waar­devol, kostbaar in zijn ogen’

De apostel Paulus begreep dat terdege. In Efeze 2 vers 10 (Ef. 02:10) zegt hij over de mens “Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen”.

Waarvoor zijn wij geschapen

Wij mensen zijn geschapen om goed te doen. De mens is geen vloermatje, is niet ‘minder dan een worm’. Als je dat wel belijdt, om zo de grootheid van God ergens ver van de mens te illus­treren, is dat een beledi­ging voor Hem. Dan is de bedoeling van God met de mens helemaal niet begre­pen. Ons nut is daarin gelegen dat we in staat zijn om ons te ontwikkelen tot het zoonschap van God. Daartoe zijn we in Jezus Christus, de Zoon van God, geschapen. Een geestelijke ontwikkeling, net zo reëel als de ontwikkeling van een baby tot een volwassene. Ons nut is tevens daarin ge­legen dat we als zonen Gods de strijd aangaan met dege­ne die de mensenmoorder is, de satan. Ook daar zit – paralcl lopend aan de groei van het zoonschap – ontwik­keling in. God, die goed is, zal door zijn goede mensen het kwaad uitbannen.

Daarvan begrijpen ze niets, ook al bedoelt men het goed. Erich Fromm schrijft in zijn boek “De Zelfstandige mens”, wat je wel de geloofsbelijde­nis van het humanisme zou kunnen noemen: “Geloof be­staat uit het aanvaarden van de ingevingen van de ziel; deze te verwerpen betekent ongeloof”. Naar mijn mening zit je hier op een verkeerd spoor. Als je leeft vanuit je ziel (je gevoel, wil en verstand) ben je bezig te geloven in jezelf, daarbij totaal onafhankelijk van God. Dan zul je je nooit kunnen ontwikkelen tot zoon van God en ben je met je vele goede bedoelingen nooit in staat het kwade aan te pak­ken.

Het is de bedoeling van God met de mens dat zijn Geest de geestelijke mens tot ont­wikkeling brengt, die juist niet alleen op zichzelf ge­worpen is, maar één geest is met God 1 Korinthe 6 vers 17 (1 Kor. 06:17).

Vanuit die positie hoef je je niet te laten beschuldigen. Er is in ons land onder be­paalde christenen de laatste tijd een tendens aanwezig om met een beschuldigende vinger naar zichzelf te wij­zen: “We moeten boete doen want we zijn medeschuldig aan het feit dat ons land…” en vul dan voor uzelf maar allerlei negatieve ontwikke­lingen in.

Een. eigenschap, een ken­merk van een mens die een zoon van God is, is dat hij zichzelf niet beschuldigt en zich ook niet laat beschul­digen. Zonen Gods zijn in de vrijheid gezet van de Geest en weten dat hun activiteiten niet hier op aarde plaatsvinden, maar in de hemelse gewesten Efeze 6 vers 12 (Ef. 06:12). Daar wijzen wij de schuldige aan en zullen hem de kop vermorzelen Genesis 3 vers 15 (Gen. 03:15).

God wil communiceren met de mens

Toen God de mens schiep was dat met de beste be­doelingen. God wilde gemeenschap met de mens, het hoogste wezen na Hem. God wilde communiceren, dat is van gedachten wis­selen. En dat wil Hij van­daag nog. Hij wil zijn ideeën aan zijn kinderen voorleggen zodat zij die ten uit voer kunnen brengen. Samen werken aan een nieuwe aarde, een nieuwe hemel, waar het goed zal zijn.

Als mens kun je die taak niet alleen volbrengen, als je weet dat je macht hebt, dat je kunt heersen, dat je groot mag zijn in het Koninkrijk der hemelen. Dat je goed bent, omdat Gods Geest in je woont die je voortdurend stimuleert het goede te doen en te zoeken. Je bént iets als je een zoon van God bent! En God de Vader, Hij weet dat zeer te waarderen. Hij kan er zich over verblij­den, want Hij hééft wat aan ons!

Met Paulus mogen ook wij weten en daarvan ten volle overtuigd zijn, dat Hij, die in ons een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus Filippenzen 1 vers 6 (Filip. 01:06). God ziet ons mensen ’wel zitten’! U ook?

 

 

 

Brieven door redactie

 

Kennismaking op boekenbeurs

Broeder C. C. te Dadizele (België), maakte kennis met “Levend Geloof” op de Boekenbeurs te Antwerpen waar de Volle Evangelie gemeente van Rob Polderman een stand had ge­huurd. Hij schreef: “Te­midden van de grote hoeveelheid boeken op de boekenbeurs in Antwerpen heb ik uw volle evangelie maandblad “Levend Geloof” gelezen. Ik dank u harte­lijk voor dit positieve blad en Gods zegen toegewenst. U mag iedere maand het blad naar mij toesturen en ook alle brochures” .

De geest van nuchterheid

Hoewel het al weer enkele maanden geleden is dat wij in “Levend Geloof” een ar­tikel publiceerden over bo­venstaand onderwerp, wil­len wij nog gaarne melding maken van een brief welke wij ontvingen van de be­kende pinkstervoorganger W. J. L. te Koudekerke ( Z.), welke onder andere schreef: “Met belangstelling lees ik altijd het blad “Le­vend Geloof’1 . Wat mij deze keer opviel was uw artikel: De geest van nuchterheid. Ik weet niet hoe groot de oplage van uw blad is, maar feitelijk zou u indien dit niet het geval is, dit artikel nog eens in een fol­der moeten verspreiden in het land. Want twee zaken die u aantipt, baren zorgen in ons land, a. de weder­komst als een zeer over­trokken zaak, b. het vallen gedurende bepaalde bedie­ningen. Vooral dat vallen is nergens bijbels te sta­ven, toch worden deze za­ken verheerlijkt en toege­past. Het is goed dat men de gemeente keer op keer wijst op deze uitwassen. Het is zeker een zorgelijke zaak, dat velen in ons land achter dit soort merkwaar­dige zaken aanlopen en vaak de gemeenten daarmee infecteren. Moge de Heer u zegelen, en wijsheid en kennis schenken in uw ar­beid voor Hem”.

Duidelijk en eenvoudig

Zuster T. de W. te Rijswijk (Z.H.), zond haar abonne­mentsgeld op per brief en A schreef onder andere: “Het is altijd weer een heerlijk opbouwend blad, wat zo duidelijk en eenvoudig de boodschap van het evange­lie weergeeft en opbouwt tot geestelijke groei”.

 

 

 

Toegerust (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Heer, geef me daag’lijks van Uw levend brood,

en drenk mij met Uw levend, heilzaam water.

Dan ben ‘k in U geborgen, nu en later,

Want U verlost mij uit ellende en dood.

 

De werken Gods, die wil ik Heiland, doen.

Vanuit Uw Heil ‘ge Geest, vanuit Uw denken.

Zodat ‘k Uw liefde anderen kan schenken,

Dan blijft mijn leven altijd fris en groen!

 

Geestelijk licht op de eindtijd door Wim te Dorsthorst – 11 –

God de enige en rechtvaardige rechter

In de eindtijd zal aan iedereen ten volle geopenbaard worden dat God ‘enkel’ goed is, dat Hij enkel licht is en dat in Hem geen duisternis is. Ook zal in de eindtijd blijken dat God de enige en rechtvaardige Rechter is. Buiten Hem is niemand bij machte dit te zijn. Hij is de absolute Heer die troont boven zijn schepping 1 Korinthe 10 vers 26. Psalm 24 vers 1 en 2 (1 Kor. 10:26; Ps. 024:001-002). Nooit zullen we mogen stellen dat door de toenemende demonie er een scheiding of oordeel tot stand zal komen. De duivel – de oude slang – heeft maar één bedoeling en dat is de mens te scheiden van God en vervolgens te verderven. Jezus zegt dat zijn methode is: stelen, slachten en verdelgen Johannes 10 vers 10 (Joh. 10:10). Verder is hij een dief, een mensenmoordenaar van den beginne en de vader der leugen. In al deze hoedanigheden zal hij volkomen tot openbaring komen in de eindtijd.

Nooit echter is aan hem de eer tot enig initiatief, nooit zal hij rechtmatig iets in bezit kunnen nemen, want hij is van de berg der góden verbannen Ezechiël 28 vers 16 (Ez. 28:16) en heeft dus geen rechten of erfdeel. Nooit zal hem iets gegeven of een prijs betaald worden voor wat hij heeft, want hij heeft het gestolen. Hij heeft op onrechtmatige wijze bezit verworven, terwijl hij een ‘beschuttende en dienende cherub’ behoorde te zijn Ezechiël 28 vers 14 (Ez. 28:14). God erkent wel dat hij er is, maar Hij heeft in zijn raadsbesluiten nooit enige rekening met hem gehouden, hem iets toegekend of iets met hem besproken. Hij is door God veroordeeld, zijn kop zal vermorzeld worden Genesis 3 vers 15 (Gen. 03:15) .

God is rechter, buiten Hem is er geen ander en de maatstaf voor het oordeel is het eeuwige evangelie Openbaring 14 vers 6 (Openb. 14:06), wat in wezen overeenkomt met de ingeschapen wetten Gods. Als de Here uittrekt ter verlossing dan zegt Jesaja 42 vers 8 (Jes. 42:8): “Ik ben de Here, dat is mijn Naam, en mijn eer zal Ik aan geen ander geven, noch mijn lof aan de gesneden beelden”. Niet aan gesneden beelden, niet aan de duisternis, maar God heeft alles in handen gelegd van de Zoon, Jezus Christus, en zijn gemeente.

Sluiers en bedekkingen zullen vernietigd worden

Door te geloven dat de Schriften letterlijk vervuld zullen worden in de natuurlijke wereld, ontstaan er verschrikkelijke eindtijdbeelden, waarin God als een grote verderver wordt af geschilderd. Alles wordt dan met vuur verbrand. Een even groot – of misschien nog groter – gevaar is, als men de schriften gaat veranderen, om zo God als enkel goed voor te stellen. Op die wijze wordt de naam van God niet geheiligd, hoe goed men het misschien ook bedoeld. Jezus zelf, en ook de apostelen, hebben hier nooit enige aanleiding toe gegeven, terwijl we toch kunnen stellen dat het Nieuwe Testament uit het Oude geboren is.

Als de Hebreeënschrijver, zonder enig commentaar, de oudtestamentische tekst neerschrijft: “Want onze God is een verterend vuur”, dan geloof ik dat hij precies weet, wat dit woord probeert te zeggen in de context waarin het staat. Jezus verwijt de Emmaüsgangers dat ze onverstandig en traag van hart zijn en Hij zegt: “Dat gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben” Lucas 24 vers 25 tot en met 27; Lucas 24 vers 44 tot en met 46 (Luc. 24:25-27; Luc. 24:44-46). In Matteüs 5 vers 18 (Matt. 05:18) zegt Jezus: “Want voorwaar, Ik zeg u eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied” zie ook Lucas 16 vers 17 (Luc. 16:17). Petrus schrijft erover in 2 Petrus 2 vers 19 tot en met 21 (2 Petr. 2:19-21: “Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat, want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken” . Ze begrepen zelf niet altijd wat ze zeiden, maar ze spraken door de heilige Geest van Godswege en zagen wel in dat het niet om een letterlijke vervulling of betekenis ging, maar dat ze spraken over de voor ons bestemde genade 1 Petrus 1 vers 9 tot en met 12 (1 Petr. 01:09-12). Paulus schrijft aan Timótheüs: “Omdat ge van kindsbeen af de heilige schriften kent (Mozes tot en met Maleachi) , die u wijsheid ter zaligheid kunnen geven, door het geloof in Jezus Christus”. De gehele Schrift is door God ingegeven, en is nuttig tot onderrichting, weerlegging, terechtwijzing en opvoeding in de gerechtigheid; opdat de man Gods erdoor volmaakt zou worden en toegerust tot ieder goed werk 2 Timoteüs 3 vers 15 tot en met 16 Canisius vertaling (2 Tim. 03:15-17).

Al deze Schriftplaatsen maken ons duidelijk dat niet ’de Schrift’ veranderd moet worden, maar dat de Schrift de mens moet veranderen, zodat ze tot alle goed werk toegerust zal zijn. Wij hebben de belofte dat op de berg Sion iedere sluier en bedekking vernietigd zal worden Jesaja 25 vers 7 (Jes. 25:07), zodat wij door de heilige Geest gaan verstaan wat de profeten van Godswege gesproken hebben 1 Petrus 1 vers 12 (1 Petr. 01:12). Niemand kan nu reeds zeggen: Ik ken volkomen! Ik geloof dat we met Paulus mogen zeggen: “Want nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht”

1 Korinthe 13 vers 12 (1 Kor. 13:12).

Het verstaan van de beeldspraak

Het boek Openbaring is bijzonder rijk aan beeldspraak ontleent aan het Oude Testament, ‘de Schriften’. Zo lezen we in Openbaring 6 vers 16 en 17 (Openb. 06:16-17) over de toorn van God en van het Lam: “want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan?” Om dit te begrijpen zullen we moeten leren verstaan wat de profeten daar van Godswege mee hebben willen zeggen. De profeet Sefanja, die bij uitstek geprofeteerd heeft over ‘de dag des Heren’ als de grote oordeelsdag, profeteert: “Daarom, wacht op Mij, luidt het woord des Heren, ten dage dat Ik zal opstaan tot de buit; want mijn vonnis is, volken te vergaderen, koninkrijken te verzamelen, over hen mijn gramschap uit te gieten, heel mijn brandende toorn, want door het vuur van mijn na-ijver zal de ganse aarde verteerd worden” Sefanja 3 vers 8 (Sef. 03:08).

Gramschap, brandende toorn, vuur, na-ijver, verteren! Beeldspraak die we in verband met de dag des Heren steeds weer tegen komen bij alle profeten en die zo beangstigend kan zijn als de geestelijke betekenis er niet van wordt verstaan. In Psalm 83 vers 14 tot en met 16 (Ps. 083:014-016) blijkt zo overduidelijk de rijkdom aan beeldspraak van de profeten: “Mijn God, maak hem als een werveldistel, als kaf voor de wind, gelijk een vuur, dat het woud verbrandt, gelijk een vlam die de bergen in laaiende gloed zet, vervolg hen zó met uw storm, verschrik, hen met uw wervelwind”. Of Psalm 18 vers 19 (Ps. 018:019) waar we lezen: “Rook steeg op uit zijn neus, verterend vuur kwam voort uit zijn mond, kolen raakten er door in brand”.

Deze en nog vele andere uitspraken komen wij steeds weer tegen in de Bijbel met betrekking tot de eindtijd: ‘de dag des Herén’. Toch moeten wij bedenken dat God zelf deze woorden, maar vooral ook de beelden, in de geest van de profeet heeft gelegd, zodat Johannes, die het boek Openbaring geschreven heeft, dezelfde beelden kan gebruiken met hun specifieke betekenis. Willen wij het boek Openbaring verstaan, willen wij de eindtijd gaan verstaan, dan is het nodig te weten wat er vuur, toorn, gramschap, enz. bedoeld wordt, en daarvan is het vuur wel het meest fundamentele beeld.

De Openbaring van God als vuur

Als God zich aan de mens wil openbaren dan zien wij dat Hij, nog voor Hij zijn Naam aan Mozes bekendmaakt, zich openbaart als vuur. Wij lezen dat in Exodus 3, waar Mozes die wonderlijke ontmoeting heeft met God. “Daar verscheen hem de engel des Heren als een vuurvlam midden uit een braamstruik. Hij keek toe, en zie, de braamstruik stond in brand, maar werd niet verteerd’ (Ex. 03:02) Het verteerde de braamstruik niet, maar Mozes mocht niet dichterbij komen om het te onderzoeken.

God wil hier al zijn heiligheid, heerlijkheid en zuiverheid in het bewustzijn van de mens leggen als vuur, wat men niet zomaar kan naderen. Hiermee krijgt dit beeld al gelijk een zeer diepe en rijke betekenis. Het is vuur, maar niet per definitie verterend, maar veeleer heiligend. Het heiligt de plaats waar God verschijnt. God spreekt tot Mozes: “Kom niet dichterbij; doe uw schoenen aan uw voeten, want de plaats waarop gij staat is heilige grond” Exodus 3 vers 5 (Ex. 03:05).

Wij kunnen hier al direct een belangrijke gedachte aan verbinden, namelijk dat in de nabijheid van God geen duisternis of ongerechtigheid kan bestaan. Ook niet een mens die met duisternis verbonden is. Gods ‘heerlijkheid’ is ontoegankelijk voor het kwaad en ook voor alles wat met het kwaad verbonden is. Als duisternis tot God zou willen naderen, zal dit ogenblikkelijk verteerd worden want het vuur heiligt. Als Mozes het volk vermaant geen afgodsbeelden te maken (dat wekt Gods na-ijver op, Hij begeert immers onze geest met jaloersheid, Jakobus 4 vers 5 (Jak. 04:05), dan zegt hij: “Want de Here, uw God, is een verterend’ vuur, een na-ijverig God” Deuteronomium 4 vers 24 (Deut. 04:24).

De heerlijkheid des Heren

Niet alleen aan Mozes, maar ook aan Israël als volk maalt. God zich bekend in het beeld van vuur. Als ze aangekomen zijn in de Sinaï’, bij de berg Gods, Horeb, waar God de eerste keer aan Mozes verscheen Exodus 3 vers 1 en 2 (Ex. 03:01-02), verschijnt Hij nu aan het gehele volk en wij lezen dan: “Toen leidde Mozes het volk uit de legerplaats God tegemoet en zij stelden zich op onderaan de berg. En de berg Sinaï’ stond geheel in rook, omdat de Here daarop nederdaalde in vuur” Exodus 19 vers 17 en 18  (Ex. 19:17-18). En Exodus 24 vers 17 (Ex. 24:17) zegt: “De verschijning van de heerlijkheid des Heren was als verterend vuur op de top van de berg ten aanschouwen van de Israëlieten”. Zo wil God zijn in het bewustzijn van de Israëlieten, een verterend vuur, wat men niet zomaar kan naderen of aanraken.

Zo heeft God zijn volk begeleid op hun tocht door de woestijn. Altijd was de wolk bij hen, waarin de heerlijkheid van God was en van waaruit Hij sprak

Exodus 16 vers 10 (Ex. 16:10) . In de   eindtijd is dus die wolk de gemeente. De laatste woorden van het boek Exodus luiden dan ook: “Want op de tabernakel rustte des daags de wolk des Heren en des nachts was er een vuur in voor de ogen van het gehele huis Israël, op al zijn tochten” Exodus 40 vers 38 (Ex. 40:38).

God woont temidden van Zijn volk

Zo was God heiligend aanwezig temidden van zijn volk en zijn heiligheid, heerlijkheid en gerechtigheid werd uitgedrukt in het beeld van vuur. God stelde zichzelf verantwoordelijk voor de heiliging van zijn volk. Als er grove zonde, ongerechtigheid of ongehoorzaamheid was, waarmee het voortbestaan van het volk (dus van het hele heilsplan Gods) op het spel stond, bedreigd werd, dan ging er vuur uit van God om zo het kwaad uit hun midden uit te roeien.

In Numeri 16 lezen we over de opstand van Korach, Dathan en Abiram. Ze staan met geweld op tegen Mozes die door God als leider is aangesteld. Als God dit had laten geworden, was dit de ondergang van het volk geworden, waaruit toch in de volheid des tijds de Christus geboren moest worden. Ze hadden, evenals Ananias en Saffira in het Nieuwe Testament Handelingen 5 vers 1 tot en met 11 (Hand. 05:01-11), de satan toegelaten in hun hart en waren zo tot tegenstanders (satan) geworden temidden van Gods volk Numeri 16 vers 11 (Num. 16:11). Maar God had gesproken: “Ik ben de Here, die u heilig, die u uit het land Egypte deed trekken, opdat Ik u tot een God zou zijn: Ik ben de Here” Leviticus 22 vers 33 (Lev. 22:33).

God onttrekt zich niet aan deze verantwoordelijkheid en volbrengt wat Hij gesproken heeft. Hij vindt het uiteraard verschrikkelijk als mensen lijden onder de gerichten, maar het kwaad – wat de mens toch zelf naar zich toehaalt – moet uitgeroeid worden temidden van zijn volk. Uitdrukkelijk staat vermeldt: “Immers niet van harte verdrukt en bedroeft Hij de mensenkinderen” Klaagliederen 3 vers 33 (Klaagl. 03:33). En: “Zowaar Ik leef, luidt het woord van de Here Here, Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen. Want waarom zoudt gij sterven, huis Israëls?” Ezechiël 33 vers 11 (Ez. 33:11).

Als we dan deze bijzonder tragische geschiedenis doorlezen, die toch ook als voorbeeld en waarschuwing voor ons is opgetekend, dan zien we dat allen die bij Korach behoren, levend in het dodenrijk verdwijnen. In vers 35 lezen we dan: “Toen ging er een vuur uit van de Here en verteerde de tweehonderdvijftig mannen, die het reukwerk geofferd hadden”. Evenals in Leviticus 10 vers 1 tot en met 7 (Lev. 10:01-07), waar de twee zopen van Aaron in het heiligdom omkomen (zie aflevering 8), gaan hier de heilige engelen van God uit en voeren de boze geesten weg uit het midden van Gods volk. De heilige engelen kunnen door hun heiligheid en zuiverheid in de nabijheid van God verkeren en gaan als vlammen uit van het vuur van Gods heerlijkheid om zijn woord te volvoeren Psalm 103 vers 20 en 21 (Ps. 103:020-021). Psalm 104 vers 4 uit de Statenvertaling zegt: (Ps. 104:004): “Hij maakt zijne engelen geesten, zijne dienaars tot een vlammend vuur” zie ook  Hebreeën 1 vers 7 en 2 Thessalonicenzen 1 vers 8 (Heb. 01:07; 2 Thess. 01:08).

Zo heeft God in het beeld van vuur zijn heiligheid en gerechtigheid uitgebeeld. Gerechtigheid waardoor ongerechtigheid verteerd wordt. Vuur dat zwavel doet ontbranden. God heeft gewaakt over dit beeld en we zien dan ook hoe de profeten dit beeld op velerlei wijze gebruiken zonder het beeld van de gerechtigheid en de heiligende kracht aan te tasten (zie ook aflevering 8 over het vuur op het altaar) .

God is als een muur rondom Zijn volk

Zo is het vuur als een bescherming rondom Gods volk en als heerlijkheid midden in haar. “En Ik zelf, luidt het woord des Heren, zal haar een vurige muur (muur van vuur, Canisiusvertaling) zijn rondom een heerlijkheid binnen in haar” Zacharia 2 vers 5 en Jesaja 4 vers 5 (Zach. 02:05; Jes. 04:05). De vijanden deinzen terug, struikelen en vergaan voor Gods aangezicht Psalm 9 vers 4 (Ps. 009:004), maar ‘de glans’ van Gods aangezicht, zijn heerlijkheid, zal heil zijn voor zijn volk. Duisternis kan niet bestaan waar Gods heerlijkheid verschijnt. Juist omdat er in God geen enkele duisternis is, en ook geen compromis met welke vorm van duisternis dan ook, is Hij – ook in de eindtijd – zo veilig voor de mens, voor de zuchtende schepping, die gescheiden wil worden van de duisternis.

Psalm 9 vers 8 tot en met 10 (Ps. 009:008-010) zegt: “Maar de Here zetelt voor eeuwig, zijn rechterstoel heeft Hij ten gerichte gezet; ja, Hij oordeelt de wereld in gerechtigheid, Hij richt de natiën in rechtmatigheid. Daarom is de Here een burcht voor de verdrukte, een burcht in tijden van nood” . De mens mag zich veilig voelen bij God, die naast het beeld van vuur, toch vooral ook gekend wil worden als de God, die zich aan Mozes bekend maakt als: “Here, Here, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw” Exodus 34 vers 6 (Ex. 34:06).

Jesaja, die ook veel geprofeteerd heeft over het vuur, beschrijft in hoofdstuk 33 de ondergang van de vijanden met deze woorden: “De adem des Heren is een verterend vuur voor hen”, Jesaja 33 vers 11 (Jes. 33:11). “Ze zullen als af gesneden doorns verbrand worden” Jesaja 33 vers 12 (Jes. 33:12). En dan is de uitroep van Jesaja in vers 14(Jes. 33:14): “Wie onzer kan verkeren bij een verterend vuur; wie onzer kan verkeren bij een eeuwige gloed?” Het antwoord is: “Niet de zondaar, niet de godvergetenden, niet hij die de duisternis liever heeft dan het licht, maar hij die in gerechtigheid wandelt en oprecht spreekt; die gewin, door afpersing verkregen, versmaadt; die zijn handen weerhoudt om een geschenk aan te nemen, zijn oor toestopt om niet naar een moordplan te horen en zijn ogen toesluit om het slechte niet aan te zien” Jesaja 33 vers 15  (Jes. 33:15). Voor hen is Hij geen verterend vuur, maar voor hen geldt: “Uw ogen zullen de koning in zijn schoonheid aanschouwen; zij zullen een wijd uitgestrekt land zien” Jesaja 33 vers 17 (Jes. 33:17). Een duidelijk beeld dat in de eindtijd de goddeloze door het vuur zal verbranden en de oprechte door datzelfde vuur gereinigd zal worden, behouden zal worden en leven.

Is niet mijn woord zo: Als een vuur?

-Heel vaak is door de profeten het beeld van vuur gebruikt voor het woord van God. Er is in wezen ook geen scheiding te maken tussen God en zijn Woord. Zo ook in Psalm 18 vers 9 (Ps. 018:009), wat we al noemden: “Rook steeg op uit zijn neus, verterend vuur kwam voort uit zijn mond”. Dat is zijn woord!

Jesaja 30 profeteert van het oordeel over Assur. Hij zegt dan in Jesaja 30 vers 30 en 31 (Jes. 30:30-31): “Dan zal de Here zijn machtige ‘stem’ doen horen en zal Hij doen zien het neerkomen van zijn arm in grimmige toorn; een verterende vuurvlam, overstroming, stortbui en hagelstenen. Want Assur zal voor de stem des Heren schrikken, wanneer Hij met de roede slaat”. Het woord van God is oordelend en is als een verterend vuur voor Assur, welke een beeld is van het rijk der duisternis. Jeremia zegt nagenoeg hetzelfde in Jeremia 23 vers 29 (Jer. 23:29): “Is niet mijn ‘woord’ zó: als een vuur, luidt het woord des Heren, of als een hamer, die een steenrots vermorzelt?”

(wordt vervolgd).

 

1985.02 nr. 256

Levend geloof 1985.02 nr. 256

Op zoek naar het volkomene door Gert Jan Doornink

Het volkomene zoeken is niet één of andere hobby of vrijetijdsbesteding-, maar pure noodzaak voor elk kind van God. Want wie het einddoel, zoals God dat voor zijn kinderen op het oog heeft, wil bereiken, zal het verlangen in zich moeten hebben te komen tot de volkomenheid in Christus. Een verlangen hebben alleen is niet voldoende, we zullen er ook aan moeten werken. Dat houdt in dat we de talenten die de Heer in ons gelegd heeft tot ontwikkeling behoren te brengen en in dienst te stellen van Gods Koninkrijk. Wie zegt: ”Ik ben niet volmaakt en ik word het ook nooit”, komt geen stap verder en ondermijnt het eigen geloofsleven. Het gaat erom dat we de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereiken zullen, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13).

Het volkomene zoeken is ons leven richten op Jezus en zijn maatstaven leven. Dan zijn we bezig Gods wil te doen en functioneren in het plan van God. Dan zullen we ook ten alle tijde Gods bijstand ervaren, want de ogen van God gaan over de gehele aarde om krachtig bij te staan, hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat 2 Kronieken 16 vers 9 (2 Kron. 16:09).

Het volkomene zoeken betekent wandelen is het volle licht, geestelijk strijden vanuit de plaats die we met Christus hebben in de hemelse gewesten, loskomen van deze wereld en van de (door satan geïnspireerde) leringen van deze wereld. Door deze ‘hoge weg’ te gaan, krijgt satan steeds minder vat op ons, ook al zijn de aanvallen van satan soms nog, zo hevig? maar de groeiende volkomenheid (Jezus) in ons rekent af met elk restant van onvolkomenheid.

Het is een heerlijke zaak het volkomene te zoeken, want daardoor komt het beeld van Jezus in ons ten volle tot openbaring en zijn wij vruchtbare vertegenwoordigers van Gods Koninkrijk. De primaire taak van elk kind van God behoort het zoeken naar de volkomenheid te zijn. En wie met dit zoeken op consequente wijze bezig is en blijft, zal ook in dit opzicht het gezaaide oogsten en de belofte van Jezus: “Wie zoekt zal vinden” in vervulling zien gaan!

 

Gemeenschap met God (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Ik zoek U in het stille morgenuur,

als ’t licht der dag de donk’re nacht verdrijft,

zodat geen enk’Ie duisternis meer blijft,

en blij ontwaakt daar buiten de natuur.

 

Zo toch omgeeft Uw licht mijn leven, Heer,

als ‘k bid om kracht, om liefde en geduld,

dat U mijn dagen met Uw plannen vult,

dat ‘k leef niet voor mijzelf, maar tot Uw eer!

 

Hoe heerlijk is het dat ik dan ervaar:

dat daar Uw blijdschap en Uw sterkte zijn;

zij helen ’t hart, zij dragen elke pijn,

ik pluk de dag met vreugd’, want U bent daar!

 

Is God een straffende God?  door Gert van de Kamp

“Het begrip straf op zich- zich is een uitvinding van de godsdienst. Waarvoor zou je gestraft moeten worden? Wie wordt er gestraft voor slech­te daden? Meestal gaat het de boosdoeners steeds beter. Straf is een uitvinding van de mensen zelf. Waarom doen mensen elkaar zo maar iets aan? Ze geloven in een straf­fende God en nemen vervol­gens diens taak over” (Lizzy Sara May, schrijfster).

Wat is straf?

Bovenstaand citaat kwam ik tegen in het dagblad “De Gelderlander”. Op zijn minst een voor velen opmerkelijke uitspraak. In twee opzichten. In de kringen van de justitie weten ze wel degelijk waar­voor je gestraft moet worden én ze weten ook wié ze pak­ken! Ik geloof, dat in zo’n beetje alle culturen, straf een middel is waarmee je het recht kunt laten zege­vieren. Ook in religieuze kringen zullen weinigen achter deze uitlatingen staan, dit overeenkomstig het godsbeeld dat ze erop na houden, namelijk dat van een straffende God, ‘de God der wrake’.

En dat is het punt waar het mij in dit artikel om gaat. Waarom zou God een straf­fende God zijn? Is Hij een soort rechter die alles ziet en je voor je zonden straft? Bijvoorbeeld door je ziek te maken, je een ongeluk te laten overkomen?

Straf, zegt het woorden­boek, is in het algemeen het opzettelijk aandoen van leed aan degene die een norm, wet of regel hoeft overtreden, door een (laat toe bevoegde persoon of instantie. Ook heb ik eens geleerd: Straffen is de  (pedagogische) relatie voor onbepaalde tijd verbreken.

Wat liet Jezus zien?

Jezus is degene die ons heeft laten zien wie God is, hoe Hij is. Jezus heeft orde op zaken gesteld. Jezus maakte niemand ziek, Hij stortte geen mensen in het ongeluk. Jezus strafte niet. Hij kwam niet om te vergel­den, maar om te vergeven! Die Hij lief had verweet Hij niet, want zo is Jezus niet.

Een vraag: Worden we in het Oude Testament niet ge­confronteerd met een straf­fende God? Een tegenvraag: Jezus hoefde toch niet orde op zaken te stellen als de mensen God kenden zoals Hij werkelijk is, enkel licht, in het geheel geen duister­nis?

Jezus’ komst onder de men­sen was een noodzaak omdat de mens in nood verkeerde. Zijn nood bestond daaruit dat ze God ten volle wilden leren kennen, maar dat niet konden grijpen! Kennis van God was ten dele aanwezig. Inzicht in de geestelijke we­reld had men niet. Dat de satan de mens, die zondig­de, in zijn wurggreep had, begreep men niet. Het goede én het kwade schreef men God toe.

Nooit zal God zijn relatie met ons willen verbreken. Door Jezus is er een zeer hartelijke relatie ontstaan tussen God en de mens die geloofde. Een relatie tussen Vader en zoon. Als de mens die relatie verbreekt, ont­trekt hij zich aan de be­schermende hand van God. Dan kan God niet meer voor je instaan. Maar Hij zal je nooit en te nimmer straffere als je je van Hem afkeert,’ ’ dat deed Jezus ook niet. Hij blijft op je wachten totdat je weer thuiskomt.

Er is één uitzondering en die is voor de duivel en de­gene die willens en wetens zijn partij kiezen. Met hen verbreekt God de relatie, dat is straffen. In Judas 1 vers 9 (Judas 01:9) zien we daar een voorbeeld van. Daar wordt tegen de satan gezegd: “De Here straffe u!” Dan wordt het oordeel voltrokken dat al sinds mensenheugenis vast­ligt! Genesis 3 vers 15 (Gen. 03:15).

De mens mag heel duidelijk weten dat God door zijn Zoon Jezus Christus heeft laten merken dat Hij ziels­veel van de mens houdt, hem koestert en beschermt. Dat Gods strijd daarin bestaat de mens van het kwade af te houden, te reinigen. God straft niet om het goede te bewerken. In Hem is in het geheel geen duisternis.

 

De profeet Zacharia door Klaas Goverts – 9 –

Het ware huis en het valse huis

In Zacharia 5 zijn ons twee gezichten opgetekend; we zouden kunnen zeggen: zij vormen het tegenbeeld van Zacharia 4: daar ging het immers over de gereedkoming van het huis des Heren; hier krijgen we opnieuw te horen over een huis: in het eerste gedeelte over het huis dat afgebroken wordt, en in het tweede gedeelte over het huis dat gebouwd wordt voor de goddeloosheid. Zo zien we hoe het woord ‘huis’ optreedt als verbindingswoord tussen deze drie visioenen. Steeds gaat het om het ware huis dan wel het valse huis; we zouden ernaast kunnen zetten de gedachten uit de Bergrede aangaande het huis op de rots en het huis op het zand; het huis dat niet viel, omdat het gefundeerd was op de rots, en het huis dat viel, en waarvan Jezus opmerkt: zijn val was groot.

De eerste vier verzen van Zacharia 5 vertellen ons over de aard van het valse huis, het huis dat geen stand houdt. De profeet ziet een vliegende boekrol; ook in het volgende gezicht komt de activiteit van het vliegen naar voren, ook al wordt het woord zelf daar niet gebezigd; beide gezichten spelen zich dus af, althans gedeeltelijk, in de lucht, het terrein waar de overste van de macht der lucht opereert.

Wat nu speciaal opvalt, dat is: de afmetingen van deze boekrol worden vermeldt De lengte is twintig el en de breedte tien el. Nu kunnen we deze getallen natuurlijk omrekenen en dan tot de slotsom komen dat deze rol ongeveer tien meter lang geweest is en vijf meter breed, en dan kunnen we vaststellen dat het hier een gigantische rol betrof. Maar daarmee hebben we de kern niet geraakt. Het gaat om de getallen die in de tekst staan en niet om de getallen die wij ervan maken als we de ellen omzetten in meters.

Het grondgetal van de schepping                  

We plaatsen enkele kanttekeningen bij deze getallen en daarbij willen we ons strikt houden aan het materiaal dat de Schriften ons bieden. Tien is hier het basisgetal, want twintig is in feite: dubbel tien; in het Hebreeuws is het woord twintig de meervoudsvorm van het woord voor tien; de woorden tien en twintig komen dus van dezelfde woordstam. Nu hebben we al een belangrijke sleutel, want tien is het grondgetal van de schepping: God sprak tienmaal, volgens het eerste scheppingsverhaal in Genesis; tien woorden hebben de schepping voortgebracht. Eveneens sprak God tienmaal om een eind te maken aan de tirannie van Egypte; en nog eens sprak God tien woorden om zijn volk te leren de grondprincipes van zijn rijk, de uitspraken die wij kennen als de tien geboden, maar die we beter kunnen noemen de tien woorden. Met tien woorden maakte God een eind aan de oude wereld, het oude régime, van de farao; met tien woorden maakte God een begin met de nieuwe wereld het nieuwe rijk, dat naar zijn Naam genoemd is.

Hiermee krijgen we al enig zicht op deze boekrol: hij vertegenwoordigt de driemaal tien woorden die God gesproken heeft, de scheppings- en bevrijdingswoorden die van God zijn uitgegaan. Misschien kunnen we nog een stap verder gaan: de lengte van de rol is tweemaal tien: dat zijn de tweemaal tien woorden uit Exodus, dat is de lengte van heel Gods bevrijdende geschiedenis, de lengte van de geschiedenis die God met de mens, met de tot slaaf gemaakte mens, doorwandelt. De breedte van de rol, tien el, dat is de breedte van Gods scheppende liefde, waarbij we bedenken dat het woord breedte in het Hebreeuws ook ruimte kan betekenen; zo breed haalt God uit, zo ruim is zijn werk opgezet: ruimte voor elk schepsel, dat stond Hem voor ogen, zo ruim is zijn hart.

De mens wordt gemeten

Wat gaat derhalve deze boekrol doen? Hij gaat ieder meten aan de grondwoorden Gods, aan de principes van schepping en bevrijding. De mens wordt gemeten: is hij scheppend en bevrijdend bezig geweest in navolging van zijn Maker en Meester? Of is hij de weg terug gegaan, tegen de draad van Gods geschiedenis in, ten einde het oude régime weer op te richten, ten einde weer een farao te worden, zijn medemens weer tot slaaf te maken?

Dit is de meest fundamentele gedachte; er is echter nog een verbinding die we kunnen leggen en die toch ook nog een heel belangrijk aanvullend licht werpt op de maten van de rol. Toen Jozef door zijn broeders verkocht werd, was de prijs die ze voor hem ontvingen, twintig zilverlingen Genesis 37 vers 28 (Gen. 37:28). Het getal twintig heeft dus te maken met de mens die zijn broeder verkoopt. Met andere woorden: dit is de mens die nu precies lijnrecht tegen de scheppings- en bevrijdingswoorden van God ingaat, degene die de tweemaal tien woorden schendt, ze met voeten treedt, en die daarom zelf geen levenskansen heeft, want geen mens kan leven zonder zijn broeder.

God gaat het kwaad inperken

Er is nog een derde motief dat meespeelt: de voorhal van de tempel, zoals Salomo die bouwde, was twintig el lang, en tien el breed zie 1 Koningen 6 vers 3 (1 Kon. 06:03). Nu komt hier deze boekrol, die dezelfde maten heeft als de voorhof van het huis Gods; ligt het niet voor de hand, hier te denken aan het oordeel dat begint bij het huis Gods? De voorhof is bedoeld als de plaats waar de verzoening geschiedt, en hoe vaak was hij niet geworden tot een rovershol, zoals ook het geval was in de dagen van Jezus?

In het derde vers wordt de volgende verklaring gegeven van de boekrol: “Dit de vloeit die uitgaat over het ganse land”. Er staat eigenlijk: over het aangezicht van het ganse land, of de ganse aarde. Ook hier zien we weer een schakel tussen hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5: immers, in het voorgaande hoofdstuk hoorden we herhaaldelijk over de ganse aarde, over God als de Meester van al de aarde. Heel de aarde (of heel het land) zal het recht van God ervaren.

Wanneer hier gesproken wordt over een vloek, dan moeten we bedenken: een vloek heeft in wezen een positief doel; hij dient tot begrenzing van het kwaad. Hij dient tot bescherming van de aarde. Het kwaad moet worden ingeperkt; als God dat niet zou doen, zou Hij ophouden God te zijn; dan zou Hij ophouden goed te zijn. Hij is het aan zijn wezen verplicht, het op te nemen voor zijn schepping, en dus tegen de verdervers van die schepping.

Vers 3 vervolgt aldus: “Volgens deze wordt ieder die steelt, van dit ogenblik af weggevaagd en volgens deze wordt ieder die (vals) zweert, van dit ogenblik af weggevaagd” . Het opmerkelijke is dat hier niet meer dan twee vergrijpen genoemd worden; op het eerste gezicht lijken zij ietwat willekeurig gekozen. Men zou denken: er zijn wel zwaardere misdrijven dan deze. Waarom nu juist stelen en zweren?

Wat stelen werkelijk is

Allereerst bezien we het stelen. Het woord van de profeet bouwt hier voort op het achtste van de Tien Woorden: gij zult niet stelen. Treffend is in dit verband de uitleg van de Heidelbergse Catechismus: Wat verbiedt God in het achtste gebod? God verbiedt niet alleen dat stelen en roven dat de overheid straft; maar Hij noemt ook dieverij alle boze stukken en aanslagen, waarmede wij onzes naasten goed denken aan ons te brengen, hetzij met geweld, of schijn des rechts, als met vals gewicht, el, maat, waar, munt, woeker, of door enig middel, van God verboden; daarenboven ook alle gierigheid, alle misbruik en verkwisting zijner gaven.

Nadat in Exodus 20 het woord geklonken heeft: gij zult niet stelen, komt het in Exodus 21 enkele malen terug, om dan in Exodus 22 tot motiefwoord te worden: zevenmaal horen we deze woordstam daar. Nu is het thema van de cyclus Exodus 19 tot en met 23: het op richten van de ware mens. Een kernuitspraak is in dit gedeelte Exodus 21 vers 16 (Ex. 21:16), waar gezegd wordt: “Voorts zo wie een man steelt, hetzij dat hij die verkocht heeft of dat hij in zijn hand gevonden wordt, sterven zal hij, sterven” . De diepste wortel van stelen is mensenroof. Stelen, dat is in diepste zin: een ander tot slaaf maken. De mens wordt geroofd, of datgene waarmee die mens gerechtigheid kan oefenen, wordt hem ontnomen. In Exodus 22 gaat het over het stelen van een os of een stuk kleinvee, over het stelen van geld of goederen; dat zijn dus de instrumenten waarmee de mens zijn broeder had kunnen dienen; wie steelt, doet veel meer dan iemand beroven van gemak of genot; dat is niet de zaak die hier primair aan de orde is; wie steelt, benadeelt niet alleen die ene mens, maar ook diens broeder. De mens die bestolen is, kan geen gerechtigheid meer doen aan de wees en de weduwe, aan de arme en de ellendige. Hij kan niet meer zijn hand openen voor zijn broeder, want zijn hand is leeg. En reken maar niet dat de dief van plan is zijn hand te openen voor de hulpeloze. Stelen is: de weg der gerechtigheid voor een ander afsluiten. Dat is veel ernstiger dan de gangbare opvatting: iemand zijn bezit afhandig maken. Het is veeleer: een mens onthand maken. In feite kende men in Israël geen bezit, geen privé eigendom.

Waarom gaat de vloek uit?

Nu verstaan we waarom hier zo streng moet worden opgetreden: wie de weg der gerechtigheid afsnijdt, hem moet de pas worden af gesneden; diefstal moet ingedamd worden, want diefstal roept diefstal op en zo wordt de gerechtigheid uit het land teruggedrongen. Want hoe gemakkelijk zal niet de arme, wanneer hem geen gerechtigheid bewezen wordt, op zijn beurt tot diefstal vervallen?

Ieder die steelt, wordt weggevaagd. Nu is alleen een probleem: het hier gebruikte woord betekent in Tenakh nooit: wegvagen, maar het is de vaste term voor: onstraffelijk stellen. Dit zeg ik niet omdat ik het wegvagen wil wegwerken, maar omdat ik eerlijk wil zijn ten opzichte van de Hebreeuwse tekst. Rudolph eerbiedigt de betekenis van het bedoelde grondwoord en vertaalt aldus: Want ieder die steelt, is sedertdien, – hoe lang reeds – ongestraft gebleven. Zo kunnen we de betekenis van dit woord intact laten; de vloek gaat uit, waarom? Omdat al geruime tijd degene die steelt, ongestraft gebleven is.

Het zweren als bekrachtiging van de leugen

Het is opmerkelijk dat de tweede misdaad die hieraan gekoppeld wordt, het zweren is, of zoals vers 4 nader omschrijft: het zweren in de Naam des Heren tot leugen. Hiermee komen we in de buurt van het derde gebod uit de Tien Woorden. Het doel van deze mensen is dus de leugen: zij zweren tot leugen; het is derhalve niet genoeg, gewoon te liegen, neen, ze willen hun leugen ook nog eens extra bekrachtigen door er de Naam des Heren aan te verbinden. Jeremia gebruikt letterlijk dezelfde uitdrukking: “tot leugen zweren zij” Jeremia 5 vers 2 (Jer. 05:02); daartegenover stelt Jeremia 4: “Zweer in waarheid” (in betrouwbaarheid, in trouw, vers 2). Wanneer een mens zweert tot leugen, dan wordt daarmee alle fundament ondergraven. Dan kan niemand meer een relatie aangaan met zijn broeder, want de Naam des Heren wordt gebruikt als dekmantel voor de onwaarachtigheid.

Het is interessant dat de termen: vloek, zweren straffeloos zijn, gezamenlijk voorkomen in Genesis 2 waar Abraham tot Eliëzer zegt: “Maar indien de vrouw niet gewillig is, achter u aan te gaan, dan zult ge onstraffelijk zijn van deze eedzwering” (vers 8); en in vers 41 spreekt de knecht, wanneer hij de woorden van zijn heer wil overbrengen: “Dan zult gij onstraffelijk zijn van mijn vloek: komt gij tot mijn clan, en zij geven haar aan u niet, dan zult gij onstraffelijk zijn van mijn vloek”. Wat was de vloek? De knecht mocht in geen geval de zoon terugbrengen naar het land waar Abraham uitgetrokken was.

Gods goedheid laat de leugen niet toe

Juist in verband met het derde gebod horen we dit woord: onstraffelijk. De Here zal geenszins onstraffelijk houden wie zijn Naam ijdel gebruikt. God neemt het op door de mens die het slachtoffer wordt van degene die zijn Naam misbruikt, die leugen verkondigt in de Naam des Heren. Juist daar blijkt zijn goedheid, Hij is de God die het niet zomaar laat passeren dat een mens de Naam hanteert om de leugen aan de man te brengen.

Als we het zo bezien, noemt Zacharia hier de twee basiszonden die elke broederband tot in de wortel aantasten: diefstal en meineed. God komt op voor de broederband. Hier is het fundament van het menszijn in het geding. Dit is niet een bijkomstigheid, er wordt niet een willekeurige greep gedaan uit een arsenaal van zonden die zoal hier en daar voorkomen, neen, het voortbestaan van de mensheid staat hier op het spel. Het is een kwestie van leven of dood, to be or not to be. Met andere woorden: God moet wel ingrijpen, want als de mens niet meer handelt als broeder, dan is hij geen mens meer, en als een mens op zijn broeder niet meer aankan, waar moet hij dan heen?

Daarom zegt vers 4: “Ik doe hem (namelijk die vloek) uitgaan, is de uitspraak van de Here der heerscharen, en hij zal komen tot het huis van de steler en tot het huis van hem die zweert in mijn Naam tot leugen, en hij zal overnachten in het midden van zijn huis en hij zal er een eind aan maken, met zijn houten balken en met zijn stenen”.

Het huis dat geen stand houdt

Het gaat hier om het huis van deze mensen; een huis is datgene wat iemand heeft opgebouwd in zijn leven. We vermelden een paar tekstverbanden die hierover zeer beeldend spreken; allereerst Psalm 49: “Hun binnenste gedachte is dat hun huizen zullen zijn in eeuwigheid, hun woningen van geslacht tot geslacht; zij noemen de landen naar hun namen” Psalm 49 vers 12 (Ps. 049:012); we kunnen ook vertalen: ze riepen hun namen uit over landen (hier staat het meervoud van ‘adamah, aardbodem, en het volgende vers begint met het woord ‘adam, mens; dus: ze riepen hun namen uit over aardbodems) . Het is merkwaardig dat hier exact dezelfde formulering gebruikt wordt die elders dient om aan te geven: ze riepen de Naam des Heren erover uit. Alles draait bij deze mensen om hun huizen, die zullen voor altijd bestaan, die zullen de tijd trotseren.

Maar juist dan komt het dertiende vers: “De mens echter, in de kostbaarheid mag hij niet vernachten”. Frappant is dat ook hier het woord ‘overnachten’ klinkt; de mens zal niet overnachten in de kostbaarheid, maar- zoals Zacharia vertelt: de vloek zal overnachten in zijn huis.

Er is nog een tekst die ons aanspreekt in dit verband: die vinden we bij de profeet Habakuk; hij vermeldt over Babel: “Wee hem die woekerwinst maakt ten bate van zijn huis, om zich een nest te bouwen zo hoog, dat Hij daarmee denkt te ontkomen aan de hand van het onheil” Habakuk 2 vers 9 (Hab. 02:09); letterlijk: om zich te redden uit de vuist van het kwaad; vers 10 vervolgt dan: “gij hebt schande of schaamte beraamd voor uw huis; door vele volken uit te moorden hebt gij uw leven verbeurd” (eigenlijk: uw ziel verzondigd) . “Want de steen schreeuwt vanuit de muur, en de balk antwoordt hem uit het hout” (vers 11). Waar gaat het hier over? Over de mens die zijn huis bouwt met onrecht, met bloed, zegt vers 12, met woekerwinst, of uitbuiting. Dit komt geheel overeen met wat Zacharia vertelt over diefstal en meineed.

Een huis dat zo tot stand gekomen is, kan eenvoudig niet overeind blijven. Als daar de vloek overnacht, gaan de houten balken en de stenen eraan, waarom? Omdat ze gebouwd zijn ten koste van de broeder. Iemands huis is zijn levenswerk, zijn leefwereld, zijn toekomst, zijn onderdak.

Waarin ligt ons voortbestaan?

Zo wordt het recht hersteld. Ook dit zesde gezicht heeft zijn onmiskenbare plaats in het geheel. God waakt over de broederband, en de mens die weigert als broeder te leven, zal de gevolgen daarvan ondervinden. Daarom is het toch wel typerend dat de lengte van de boekrol ons uitgerekend herinnert aan de prijs waarvoor de broeders Jozef verkochten. Tien broeders verkochten hun broeder voor twintig zilverlingen. Over hen komt de boekrol met zijn maten: tien en twintig, om hun huis te beëindigen. Want dat betekent het door Zacharia gebruikte woord: de vloek overnacht in het huis en beëindigt het. God beëindigt elk huis dat niet gefundeerd is in de broederband. Zo kwam er een einde aan het huis van de broeders die geen broeder wilden zijn voor Jozef, met – welk doel? Niet om deze broeders te vernietigen, maar juist om hen bij hun broeder te laten terechtkomen, want alleen bij hun broeder vinden zij een weg tot voortbestaan. Huizen worden beëindigd, opdat broeders elkaar zullen vinden.

Zo zal God het ook in onze dagen doen: Hij maakt een eind aan de huizen waarin wij ons verschansen, want Hij wil dat broeders elkaar vinden. Want ons voortbestaan ligt in de hand van de verworpen broeder.

(wordt vervolgd).

 

De vrijheid van Lech Walesa door Gert Jan Doornink

Hoewel we de laatste tijd wat minder horen van Lech Walesa, de bekende leider van het inmiddels verboden Poolse vakverbond ‘Solidariteit’, is wat we onlangs in een interview over hem lazen, zeker de moeite waard om even bij stil te staan. Zoals bekend werd aann Lech Walesa, de jarige electrotechnicus op een scheepswerf in Cdansk, in 1983 de Nobelprijs voor de vrede toegekend.

Het geld gaf hij aan een steunfonds van de Katholieke kerk waartoe hij en de meeste Polen behoren. Walesa, die bijna een jaar in de gevangenis zat, kwam innerlijk geheel ongebroken weer in vrijheid, dat wil zeggen een zeer beperkte vrijheid, want de Poolse autoriteiten houden hem uiteraard nauwlettend in de gaten. (Zojuist konden we weer lezen hoe hij zich bij de autoriteiten verantwoorden moest, omdat hij had opgeroepen tot een proteststaking ).

In het interview, dat het Franse blad ‘Sélection’ met hem had, wordt het geheim van zijn ‘innerlijke kracht’ onthuld. Zo vertelt hij onder andere hoe hij zich onder alle omstandigheden een vrij man voelt: “Ik ben altijd vrij, al zit ik in de gevangenis. Mijn gedachten, mijn dromen, mijn streven zijn niet fysiek te vernietigen. De waarheid is altijd de waarheid. Christus verloor fysiek als mens, maar nu zien we dat Hij heeft gewonnen. Niet dat ik mezelf met Hem vergelijk. Ik ben maar een klein mannetje”. Verder vertelt Walesa onder meer dat hij zich geen leven zonder geloof kan voorstellen en dat hij zich zonder geloof in God in de strijd voor de rechten van de mens, niet staande had kunnen houden…

Het zijn uitspraken die vooral ook duidelijk maken wat echte vrijheid betekent, want wie ‘innerlijk vrij’ is, die is pas werkelijk vrij! Zoals Jezus zei: “Wanneer dan de Zoon u vrij gemaakt heeft, zult ge werkelijk vrij zijn” Johannes 8 vers 36 (Joh. 08:36). En Paulus schreef aan de Galaten: “Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt” Galaten 5 vers 1 (Gal. 05:01). De werkelijke vrijheid, die alleen’ door persoonlijk geloof in Christus ons deel is, maakt’ iedere omstandigheid, hoe moeilijk en gecompliceerd ook, totaal ondergeschikt, want ‘Christus in ons’ is een realiteit waar de satan machteloos tegenover staat.

 

Intermezzo door Gerry Velema

Niet als een schaakspel

Een koffiebezoekje, een kans die je krijgt om iemand met het Licht en leven als kind van God te confronteren. De laats­te tijd komt het nog al eens voor, dat het koffie­bezoekje plaatsvindt met een gelovige, die alleen wat anders over allerlei zaken denkt. Als voorbeel­den: voor de verdrukking (de bom) zijn we opgeno­men. Spreken in tongen, moet je heel voorzichtig mee zijn en was toch meer bedoeld voor vroeger. Net als genezingen. Nee geen campagnes en tot slot de vrouw hoort te zwijgen. De Bijbel en concordantie lagen naast de kopjes en de kruimeltjes van het koekje. Het lijkt net een spel, een schaakspel. Ik argumenteer het zo en zij zoekt een tekst op die het weer anders zegt, waarop mijn zet al weer klaar ligt in een andere Bijbeltekst. (Even opzoeken). Spreekt de Bijbel dan soms twee talen? De ene zet volgt op de andere, ja in liefde na­tuurlijk. (?) Totdat de koning van het spel ten val komt of mat komt te staan. Je hebt de ander in het nauw gedreven. Het zijn gevoelige momenten: je wilt wel je gelijk zien, maar eigenlijk niet het verlies van de ander. En dan komt het eigenlijke verlies: “We moeten hier maar niet meer over pra­ten, we komen er toch niet uit” . De deur gaat dicht… Gewonnen? Toch veel meer verloren, door een schaakspel van woor­den .

Ik zucht terwijl ik de kop­jes opruim. Hoelang zal ik me nog laten verleiden tot een schaakspel. Dit is toch geen bouwen aan relatie en vertrouwen? Het kostbare cement van liefde en ver­trouwen vind je wel in een bouwwerk, maar niet op een schaakbord. Ik weet het wel: niet als een scha­ker, maar als een bouwer. Of misschien nog veel meer als een bouwsteen in Zijn hand. Dan komt Hij, mijn Heer, tot Zijn doel, zelfs tijdens een koffie- uurtje.

 

Wie is Jood? Door Gert Jan Doornink

Meningsverschil

In de “Leeuwarder Cou­rant” trof ons onlangs een artikel van Jacob Noord- mans, één van de redac­teuren van het blad, onder de titel “Wie is Jood?” . In het kort komt het hierop neer dat er binnen het wereldjodendom een erns­tig meningsverschil bestaat over de vraag wie wel of niet als Jood kan worden aangemerkt. Eén van de belangrijkste wetten van de sinds 1948 bestaande staat Israël is de zogenaam­de ‘wet op de terugkeér’. Deze wet geeft iedere Jood, waar ook ter wereld, het recht zich in Israël als burger te vestigen. Nu willen de orthodoxe partij­en in Israël deze wet aan­scherpen, waardoor mensen, die bij niet-orthodoxe jood­se gemeenschappen tot het jodendom zijn overgegaan, niet langer automatisch staatsburger van Israël kunnen worden.

Ook in 1970 werd de wet reeds verscherpt, onder druk van orthodoxe joodse wet- en Schriftgeleerden. Als Jood werd voortaan alleen erkend ieder die uit, een joodse moeder geboren was, of die bekeerd was tot het Jodendom, zonder tot een andere religie te zijn toegetreden. Thans is men echter veel verder gegaan en worden in Isra­ël als Jood slechts bekeer­lingen erkent die volgens de rechtzinnige joodse wet­ten en riten (de ‘halacha’) tot het Jodendom zijn overgegaan. Deze regel geldt echter niet in de Verenig­de Staten, waar ruim 80% van de zes miljoen Joden die daar wonen, behoort tot de vrijzinnige of gema­tigd orthodoxe gemeenschappen. Bekeerlingen van deze gemeenschappen zouden dan dus niet langer als Jood en staatsburger in Israël kunnen worden toe­gelaten .

De vrijzinnige en gematigd- orthodoxe Joden in Amerika en Europa vinden dat de orthodoxe leiders in Israël met hun drijven de eenheid van het joodse volk in ge­vaar brengen. De ortho­doxen daarentegen zeggen dat zij juist de eenheid willen herstellen rondom de wetten van Mozes. De niet-orthodoxen banen, volgens hen, de weg naar afval en assimilatie van Joden met hun niet-joodse omgeving. Dat zou de eenheid van het joodse volk en het Jodendom afbreken.

Vorig jaar werd op sabbath 11 augustus voorgelezen hoe Mozes Jahweh tevergeefs smeekte met het volk Israël het beloofde land binnen te mogen trekken. Joodse Schriftgeleerden denken dat dit mee was omdat Mozes destijds tegen­over Jethro’s dochters, die meenden dat hij een Egyptenaar was, had ver­zwegen dat hij een Isra­ëliet was. Mozes mocht Is­raël niet binnen omdat hij op een beslissend moment nagelaten had, voor zijn identiteit uit te komen.

Tot zover deze samenvat­ting van een artikel in de “Leeuwarder Courant”.

Schaduwbeeld

Wie dit alles zo leest, kan zich afvragen: is dit alles voor ons wel zo belangrijk? Dit is toch een interne joodse aangelegenheid?

In de eerste plaats kunnen wij zeggen dat inderdaad het oorspronkelijke volk van God, dat onder Mozes uit Egypte was verlost, het beloofde land niet bin­nenging. Het kwam door ongeloof en ongehoorzaam­heid om in de woestijn. Onder Jozua trok een ge­heel nieuwe generatie het beloofde land binnen. De Bijbel waarschuwt ons dat dit ongeloof en ongehoor­zaamheid een voorbeeld is om niet na te volgen!

Het hele oudtestamentische volk van God vormt trou­wens een schaduwbeeld van de werkelijkheid van thans: de gemeente van Jezus Christus. Daarom mag de Gemeente van Jezus Christus zijn geloof ook niet verbinden met de op­vattingen van allerlei or­thodoxe leiders van de huidige staat Israël. Zij beroepen zich uitsluitend op de wetten van Mozes, en niet op Christus, in wie de wet vervuld is! We leven niet meer ten tijde van het oude verbond, maar bijna 2000 jaar na Christus. De vraag: “Wie is Jood?” is derhalve ook in de eerste plaats geestelijk van belang. Dat wil zeggen: door persoon­lijk geloof in Jezus Chris­tus worden wij een nieuwe schepping. Daarbij valt ieder natuurlijk onderscheid weg. Paulus, van nature zelf een Jood schrijft: “Want er is geen onderscheid tus­sen Jood en Griek. Immers eén en dezelfde is Heer over allen, rijk voor allen, die Hem aanroepen” Romeinen 10 vers 12 en Kolossenzen 3 vers 11 (Rom. 10:12; Kol. 03:11)

De vorst der duisternis heeft helaas in onze dagen velen hiervoor verblind en een ongeestelijke ‘Israël- cultus’ doen ontstaan die in feite averechts werkt. Want hoe helpen we de Joden werkelijk? Door onze plaats in te nemen in het nieuwe (geestelijke) Israël: de Gemeente van Jezus Christus. Door te verlan­gen de volheid van Chris­tus tot openbaring te bren­gen. En dit is alleen mo­gelijk als we ons bewust zijn dat onze plaats met Christus is in de hemelse gewesten. Door de vervul­ling met de Heilige Geest leren we daarbij de weg van geloof en gehoorzaam­heid te bewandelen. Zo groeien wij op tot volwas­sen christenen en zijn wij volwaardige leden van de eindtijdgemeente.

De eindtijdgemeente heeft een geweldige taak, ook ten aanzien van de Joden! Want wat zij in de loop der eeuwen van het Christen­dom hebben gezien en mee­gemaakt was vaak volkomen negatief en had niets met de openbaring van het beeld van Christus in de gelovigen te maken. De thans levend wedergeboren christenen hebben echter niets met dit verleden te maken. Als in dit opzicht satan ons ‘schuld’ wil aan­praten, kunnen wij dit rustig naast ons neerleg­gen. Het is een valse voor- I stelling van zaken als sommigen prediken dat wij ons moeten verootmoedigen voor de zonden die ande­ren in dit opzicht in het verleden hebben gedaan.

Wat wel van ons gevraagd wordt is dat wij het nieuwe leven van Christus door woord en daad openbaar gaan maken. Dan maken wij niet-joden zowel als Joden jaloers en wordt bij hen het verlangen opge­wekt om ook Christus te aanvaarden. Dan openbaren wij ons als werkelijke Jo­den. “Want niet hij is een . Jood, die het uiterlijk is, en niet dat is besnijdenis, wat uiterlijk, aan het vlees geschiedt, maar hij is een Jood, die het in het ver­borgen is, en de ware be­snijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter” Romeinen 2 vers 28 en 29; zie ook Galaten 6 vers 15 (Rom. 02:28-29; Gal. 06:15).

 

Geloofsinjecties door de redactie

Overgave

Het functioneren van ons geloofsleven hangt ten nauwste samen met onze ‘overgave’. Dat wil zegen: wie als gelovige alleen maar leeft om te ‘ontvangen’, zal ook nooit de echte blijd­schap die het ‘geven’ mee­brengt, beleven.

Overgave aan Hem houdt in dat we, door Woord en Geest geleid, ons inzetten voor allen die nog buiten het Koninkrijk van Jezus Christus staan. De door satan beschadigde mens heeft herstel en bevrijding nodig . Zoals Jezus zich gaf voor het verlorene, zijn ook wij als Zijn volge­lingen geroepen ons te ‘geven’!

Geestelijke groei

Het leven van Jezus werd gekenmerkt doordat Hij sprak en handelde vanuit de verbondenheid met de Vader. Daardoor was Hij niet alleen immuun voor iedere aanval uit het rijk der duisternis, maar kon Hij ook anderen uit de macht van satan bevrijden. Naarmate onze gemeenschap met Hem hecht en volkomen gaat worden, zullen ook wij hetzelfde leven (Zijn leven) openbaren. Daar­voor is geestelijke groei onontbeerlijk. En die ont­staat als we de geestelijke weg van geloof en gehoor­zaamheid bewandelen.

 

Gods Vaderhart (gedicht) door Piet Snaphaan

Gods hart is vol van liefde

Barmhartig als altijd

Dat nimmer iemand griefde

Als Vader steeds bereid.

 

Gods hart, vol mededogen

Oneindig Zijn geduld

Voor ieder mens bewogen

Vergevend alle schuld.

 

Gods hart, vol van genade

Ziet steeds ontfermend rond

Naar hen met last beladen

Plaatst hen op hoger grond.

 

Gods hart, dat is Zijn wezen

Zijn Woord, een Bron die voedt

Zijn Naam, Hij zij geprezen

Want God is enkel goed!

 

Geestelijk licht op de eindtijd door Wim te Dorsthorst -10-

Wij weten, vanuit het Woord, dat er tijden en gelegenheden zijn in het heilsplan van God en dat alles ontwikkelt en tot volheid komt’. Jezus zelf zegt in verband hiermee: “De grond brengt vanzelf vrucht voort, eerst een halm daarna een aar, daarna het volle koren in de aar” (Mark. 04:28) Het volle koren of de volle vrucht openbaart zich wanneer de late regen er op gevallen is. Toch zal dit moment van de volle vrucht, de geboorte van de eerste zonen, van het openbaar worden van Gods kracht en heerlijkheid in de gemeente vrij plotseling geschieden. Het zal echter niet als een verrassing komen voor die gelovigen die het verwachten er om bidden en zich in dat baringsproces bevinden (Openbaring 12), maar wel voor allen die deze gang van zaken min of meer afwijzen en zeggen het zal mijn tijd wel duren! Die geen ernst maken met het heil van verlossing, bevrijding, genezing, vernieuwing van  denken, door de werking van de Héilige Geest, waarin de openbaring van Jezus Christus plaats vindt en zeggen de Heer doet het allemaal wel. Christenen die er dwaalleringen op na blijven houden, die het lichaam van door verdeeldheid, genezing buiten de gemeente bij wonderdoeners enz. Er zullen weerspannigen zijn, die zeggen: Waarom doet de Heer het niet? Als Hij wil en kan genezen, waarom geneest de Heer dan niet?

Er gebeurt niets! Waar blijft de belofte van zijn komst…? Maar die dan wel naar hun eigen begeerten en goeddunken blijven wandelen 2 Petrus 3 vers 3 en 4 (2 Petr. 03:03-04) . Het zijn christenen waarbij de tijd een grote rol speelt, die verslappen naarmate de strijd heviger wordt en de oplossing wel eens op zich laat wachten.

De dag des Heren komt als een dief

De Bijbel spreekt veel over volharden en dat de gemeente waakzaam moet zijn. Jezus zelf maakt het wel bijzonder duidelijk als Hij spreekt over de wijze en de dwaze maagden Matteus 25 vers 1 tot en met 13; Lucas 12 vers 35 tot en met 48 (Matt. 25:01-13; Luc. 12:35-48) . Ook spreekt Hij over het onverwachte en dat het niet te berekenen valt. Men kan ook niet zeggen: ‘Hier is het of daar is het’, want het is een openbaring van de Heer ‘In de gelovigen’ met grote kracht en heerlijkheid Lucas 21 vers 27 (Luc. 21:27). Hij zegt: “Weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen” Lucas 12 vers 40 (Luc. 12:40). De apostelen schrijven het ook aan de gemeente van toen en van nu: “Weest waakzaam!”. “Maar de dag des Heren zal komen als een dief”, schrijft Petrus (2 Petrus 3 vers 10 (2 Petr. 03:10).

Paulus gebruikt in 1 Thessalonicenzen 5 vers 2 (1 Thess. 05:02) bijna dezelfde woorden, nadat hij eerst in hoofdstuk 4 gewezen heeft op het belang van een heilige levenswandel: “Want dit wil God: uw heiliging” (vers 3). Voor wie dit woord verachten en ongehoorzaam blijven, voor die zal ‘de dag des Heren’ Komen als een dief in de nacht, maar voor hen die in het licht leven en wandelen, geldt: “Maar gij, broeders, zijt niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou: want gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des daags. Wij behoren niet aan nacht of duisternis toe; laten wij dan ook niet slapen gelijk J. anderen, doch wakker en nuchter zijn” 1 Thessalonicenzen 5 vers 4 (1 Thess. 05:04).

De dag des Heren of de wederkomst

Velen zijn van mening dat deze tekstgedeelten betrekking hebben op de wederkomst des Heren of de opname van de gemeente. We moeten er dan wel op letten dat er sprake is van ‘de dag des Heren’, .die – als je het scherp af zou kunnen bakenen – begint bij Openbaring 8 vers 6 (Openb. 08:06), dus bij de eerste bazuin. De wederkomst des Heren, waarbij de Heer terugkomt met alle gestorven heiligen die dan een geestelijk lichaam hebben 1 Korinthe 15 vers 44 (1 Kor. 15:44) en waarbij van hen die dan nog leven het sterflijke lichaam veranderen zal in een verheerlijkt lichaam, vindt plaats in Openbaring 11 bij de zevende bazuin zie ook 1 Thessalonicenzen 4 vers 13 tot en met 17; 1 Korinthe 15 vers 51 tot en met 54 (1 Thess. 04:13-17; 1 Kor. 15:51-54) . Dan pas is de gemeente voltooid, en volmaakt bekleed met goddelijke heerlijkheid, ook naar het lichaam (hierover later).

Het waakzaam zijn is juist nu aan de orde, omdat de duivel nu rondgaat als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden. Hij wil zoveel mogelijk gemeenteleden afremmen, verleiden, misleiden, vanuit de hemel weer op de aarde werpen, zodat de openbaring van Gods kracht en heerlijkheid wordt tegengewerkt. Bij de wederkomst van Jezus Christus is deze waarschuwing » niet meer aan de orde. Er is dan zo’n heiligheid en heerlijkheid in de gemeente dat enige duisternis daarin niet eens meer kan bestaan. Dan staat er ook in Openbaring 11 vers 19a (Openb. 11:19a): “En de tempel Gods, die in de hemel is, ging open en de ark van zijn verbond werd zichtbaar in zijn tempel (de gemeente)”. Het scheppingswoord: Laat ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis (Gen. 01:26) is dan in de gemeente volledig gerealiseerd.

De gemeente gaat door de grote verdrukking

De gemeente wordt niet opgenomen voor de grote verdrukking, maar zal juist tijdens de grote verdrukking een grootse en heerlijke, maar ook een enorme zware taak te vervullen hebben en tot absolute volkomenheid komen. Als in Openbaring 8 vers 5 (Openb. 08:05) de eerste zonen geboren worden en de kracht en heerlijkheid Gods naar buiten treedt en de werken gedaan zullen worden die Jezus ook deed en nog grotere Johannes 14 vers 12 (Joh. 14:12), dan is dat ook weer een beginpunt wat tot volheid komt tijdens de grote verdrukking. Jezus heeft ook hier veel over gesproken met zijn discipelen en, over de hoofden van hen, ook tot de gemeente van nu. De wereld zal je haten, zegt Jezus, omdat je niet van de wereld bent, zoals ze Mij gehaat hebben, zullen ze u ook haten. De leerling staat niet boven de meester. Ze zullen je vervolgen, gevangen nemen en sommigen doden. Ja de tijd komt zelfs dat ze je overwinnen en doden Openbaring 11 vers 7 en 8 (Openb. 11:7-8). Maar Jezus heeft gezegd dat we geen vrees behoeven te hebben voor hen die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen Lucas 12 vers 4 (Luc. 12:04). Hij sprak: “Ik ben met u, al de dagen, tot aan de voleinding der wereld” Matteüs 28 vers 20 (Matt. 28:20) .

Jezus had heerlijkheid, kracht en leven in zichzelf. Eerwille van ons – van de gehele mensheid – heeft Hij zichzelf ontledigd en dan zegt Hij: “Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden” Johannes 15 vers 13 (Joh. 15:13). Dat wil de Heer ons leren. Nu al, in de gemeente, ons leven, met wat we hebben, inzetten voor de ander. Dienen en niet alleen om gediend te worden. Alleen dan zal het ware koningschap en priesterschap zich openbaren. Dit is de tijd waar alle profeten veel van gesproken hebben: ‘de dag des Heren’ of ‘de grote en geduchte dag’.

God staat op tot de strijd’

God kan niet strijden zonder ‘strijder’, maar het geestelijk Israël is nu ‘De strijder Gods’. (Dat is de betekenis van ‘Israël’ of ook wel ‘God strijdt’ genoemd). Een volk van koningen en priesters voor God, gevormd ^oor Jezus Christus onze Heer Openbaring 5 vers 10 (Openb. 05:10) .

Als er geen priester is dan treedt niemand tussenbeide. Dan is er geen pleiter of voorspreker bij God. Dan is er alleen de aanklager. Zo is eens het volk Israël onder de heerschappij gekomen van Nebukadnezar (typ        e van de duivel) en zo is nu de hele ‘oikoemene’ de hele bewoonde wereld in de macht van de overste der wereld gekomen. Er waren immers geen priesters die tussenbeide traden. De eerste taak van de priester is verzoening doen. De gemeente’ zal de verzoening prediken, want aan de gemeente is het woord der verzoening toevertrouwd. “En dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich verzoend heeft, welke immers hierin bestaat, dat God in Christus de wereld met zichzelf verzoenende was’, door hen hun overtredingen niet toe te rekenen, en dat Hij ons het woord der verzoening heeft toevertrouwd” 2 Korinthe 5 vers 18 en 19 (2 Kor. 05:18-19) .

Dit is één van de eerste en geweldige taken waarin de gemeente de liefde Gods zal openbaren: het priesterschap vervullen door de verzoening te prediken en de zonde te vergeven. Jezus zegt: “Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend” Matteus 18 vers 18 Johannes 20 vers 23; Matteus 16 vers 19 (Joh. 20:23; Matt. 16:19; Matt. 18:18).

De gemeente in de voetsporen van Jezus

De gemeente zal een enorme schare binnen gaan brengen in het Koninkrijk van God. Niet in het duizendjarig rijk alleen, maar juist ook ten tijde van de grote verdrukking. Er zal – met inzet van eigen leven – een krachtige evangelieprediking zijn, doop in de Heilige Geest, bevrijding, enz. Als de tijd gekomen is dat hun prediking voleindigd zal zijn – dat wil zeggen dat de tijd van de prediking vol zal zijn – dan worden ze zó gehaat door de antichrist, dat ze om hun getuigenis gedood zullen worden Openbaring 11 vers 7 (Openb. 11:07), maar dan zal dit evangelie van het koninkrijk ook in de gehele wereld gepredikt zijn tot een getuigenis voor alle volken Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14). Dat is de rechtvaardigheid Gods.

Ook in de eindtijd zal God zijn geweldige lankmoedigheid tonen, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan doch dat allen tot bekering komen 2 Petrus 3 vers 9 (2 Petr. 03:09). De profeet Jesaja heeft ook veel gesproken over het gericht dat eenmaal komen zou. Hij zegt in Jesaja 26 vers 9b (Jes. 26:09b): “Want wanneer uw gerichten op de aarde zijn, leren de inwoners der wereld gerechtigheid”. Dat is de bedoeling van God. Juist in de eindtijd, ten tijde van de grote verdrukking, zal alles wat leeft Gods gerechtigheid leren kennen, zowel de goede als de kwade. Wij kunnen hierin de parallel zien tussen het optreden van Jezus Christus in het land Israël en het optreden van de gemeente in de gehele wereld in de eindtijd. Van Jezus staat geschreven: “En Hij ging alle steden en dorpen langs en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal” Matteüs 9 vers 35 (Matt. 09:35) .

Er zal geen Israëliet geweest zijn die niet van de gerechtigheid Gods gehoord zal hebben. Er staat dat het gerucht van Jezus doordrong tot ver buiten de landsgrenzen, zelfs in geheel Syrië en grote scharen volgden Hem. Maar Hij werd zo gehaat door de vrome antichristelijke machten – juist om zijn getuigenis – dat ze Hem gedood hebben toen Hij zijn prediking voleindigd had. Zo zal ook de gemeente aan alle volken, stammen, natiën en talen het evangelie van het Koninkrijk verkondigen en zieken genezen. Het zal ook uitlopen op een grote haat van de antichrist, die velen zal doden.

‘De gemeente – De eersteling’

Eerst zal God, door Jezus Christus – de eersteling van de nieuwe schepping -, de gemeente richten, volmaken, bekleden met gerechtigheid en dan tot heil stellen van de volken en natiën. Psalm 102 vers 14 tot en met 17 (Ps. 102:014-017) zegt: “Gij zult opstaan, U over Sion erbarmen, want het is tijd haar genadig te zijn, want de bepaalde tijd is gekomen; (de eindtijd) want uw knechten hebben behagen in haar stenen, zij hebben deernis met haar puin. (Dit is de waarachtige ontferming die we ook bij Jezus Christus zien) . Dan zullen de volkeren de naam des Heren vrezen, alle koningen der aarde uw heerlijkheid. Wanneer de Here Sion heeft gebouwd, en verschenen is zijn heerlijkheid” .

In Openbaring 7 hebben wij gezien dat de knechten van onze God verzegeld werden aan hun voorhoofd Openbaring 7 vers 3b doop in de Heilige Geest (Openb. 07:03b). Ze worden met het symbolische getal honderdvierenveertigduizend aan geduid en vormen het geestelijk Israël (vers 4-8). In Openbaring 14 vers 1 tot en met 5 (Openb. 14:01-05 beschrijft Johannes hoe hij speciaal bij deze honderdvierenveertigduizend bepaald wordt en bij hun bijzondere positie en hij noemt ze dan ‘de eerstelingen’. “Deze zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam. En in hun mond is geen leugen gevonden;        zij zijn onberispelijk” Openbaring 14 vers 4b en 5

(Openb. 14:04b-05).

De ontelbaren uit de grote verdrukking

In Openbaring 7 vers 9 (Openb. 07:09) lezen wij vervolgens: “Daarna zag ik, en zie, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle volken, stammen en natiën en talen, stonden voor de troon en voor het Lam, bekleed met witte gewaden en met palmtakken in hun handen”. Eerst ziet Johannes hoe de gemeente verzegeld, geheiligd en gereinigd wordt en daarna ziet hij de situatie aan het einde van de grote verdrukking. We lezen dat in vers 12 en 14: “Een van de oudsten antwoordde en zeide tot mij: Wie zijn dezen, die bekleed zijn met de witte gewaden, en vanwaar zijn zij gekomen? En ik sprak tot hem: Mijn heer gij weet het!” En dan is het antwoord van die oudste: “Dezen zijn het, die komen uit de grote verdrukking, en zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed van het Lam” .

Er zal dus tijdens de grote verdrukking een geweldige krachtige prediking van het evangelie zijn waardoor een ontelbare schare uit alle volken, stammen, natiën en talen binnengebracht zal worden, door de gemeente, in het Koninkrijk Gods. Als Johannes in Openbaring 11 vers 1 (Openb. 11:01) de tempel Gods gaat meten en het altaar en hen, die daarin aanbidden, dan hoort deze ontelbare schare, die ook vervuld is met de Heilige Geest, daar ook bij. Er staat immers in Openbaring 7 vers 15 (Openb. 07:15: “Daarom zijn zij voor de troon van God en zij vereren Hem dag en nacht in zijn tempel; en Hij, die op de troon gezeten is, zal zijn tent over hen uitspreiden” .

De machten der hemelen wankelen

Zo is onze goede God.

Het zal een tijd zijn van zeer zware verdrukking. Jezus zegt: “Er zal radeloze angst zijn onder de volken vanwege het bulderen van zee en branding, terwijl de mensen bezwijmen van vrees en angst voor de dingen, die over de wereld zullen komen. Want de machten der hemelen zullen wankelen” Lucas 21 vers 25 en 26 (Luc. 21:25-26). Maar zoals eens de maat van de ongerechtigheid der Amorieten vol zou zijn Genesis 15 vers 16 (Gen. 15:16), zo zegt Jezus in Lucas 21 vers 24 (Luc. 21:24): “dat het volk van God als gevangenen weggevoerd zou worden onder alle heidenen en Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, totdat de tijden der heidenen zullen vervuld zijn” Lucas 21 vers 24 (Luc. 21:24). Dat wil zeggen: dan is de maat vol en gaat God ingrijpen. De ondergang van het rijk der duisternis gaat zich voltrekken. De scharen die in de hemel zijn hebben hierin de goedheid maar ook de wijsheid van God ontdekt en daarom aanbidden ze samen met al de engelen, de oudsten en de vier wezens, zeggende: “Amen, de lof en de heerlijkheid, en de wijsheid en de dankzegging en de eer en de macht en de sterkte zij onze God tot in alle eeuwigheden! Amen”.          (wordt vervolgd).

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Het werk van “Levend Geloof” beweegt zich in ‘opgaande lijn’. Hoe kan het ook anders, zou men kunnen opmerken, voor een blad met een ‘opgaande boodschap’. En het is duidelijk wat we daaronder verstaan. Het is de boodschap van het volle evangelie, de boodschap van het Koninkrijk der hemelen. De boodschap die Jezus bracht en de apostelen. De boodschap die ook vandaag mensen verandert, vernieuwt en herstelt. Daarom is deze boodschap de basis van ons werk; daar denken en schrijven wij over, daar zetten wij ons voor in, want daar gaat het om!

Daarbij onderscheiden wij ons van de meeste andere bladen doordat wij géén specifiek mededelingen- of nieuwsblad zijn, met veel nieuws over eigen werk of organisatie, maar de uitleg van de volle evangelieboodschap staat bij ons centraal. Aan deze opdracht willen wij getrouw blijven. We zijn dankbaar voor de vruchten die dit afwerpt. Wij willen niet bouwen aan ‘eigen huis’, maar medearbeiders Gods zijn 1 Korinthe 3 vers 9 (1 Kor. 03:09). En met Paulus willen wij getuigen: “Onze bekwaamheid is Gods werk, die ons ook bekwaam gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond, niet der letter, maar des Geestes, want de letter doodt, maar de Geest maakt levend” 2 Korinthe 3 vers 6 (2 Kor. 03:06).

Als we aan het begin van deze rubriek schreven dat “Levend Geloof” zich in ‘opgaande lijn’ beweegt, betekent dit uiteraard niet dat alles van een leien dakje gaat. Dagelijks staan wij in de geestelijke frontlinie en de vijand laat geen gelegenheid onbenut om ons op allerlei wijze aan te vallen. Maar dat bevreemdt ons niet, Jezus zei immers: “Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen” Johannes 15 vers 20 (Joh. 15:20). Daarom gaan we met blijdschap in ons hart verder met onze arbeid, waarbij wij ons gesteund weten – blijkens de vele fijne en bemoedigende reacties – door onze lezers en lezeressen. Daar zijn we erg dankbaar voor en het stimuleert ons om, samen met u, te blijven werken aan het grote einddoel: de volle’ openbaring van het beeld van Jezus in ons!

G.J.R.D.

 

Houdt vast wat u hebt!… (gedicht) Wim van Wingerden

Openbaring 3 vers 11 (Openb. 03:11)

Nimmer mag het geloof in Jezus u ontglippen,

versterkt dagelijks uw geestelijke kracht,

getuigt van uw Heiland met uw hart en lippen,

Gods grote liefde heeft aan ieder gedacht!

Nimmer mag uw contact met Jezus ontbreken,

zonder Hem, zijn we gelijk een riet in de wind,

bedenk dat hellemachten en satans-streken,

onafgebroken werkzaam willen zijn aan Gods kind!

 

De boze, hij is ontwapend en overwonnen,

blijf dus pal staan in de geestelijke strijd,

‘Wie overwint, heeft het kwade bedwongen,

de gelovige zal leven, in alle eeuwigheid!