1982.04 nr. 225

Levend geloof 1982.04 nr. 225

Van Pasen naar Pinksteren door Gert Jan Doornink

“Jezus heeft Zich na zijn lijden (en opstanding) met vele kentekenen levend vertoond aan de apos­telen, veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreft” Handelingen 1 vers 3 (Hand. 01:03).

Het tijdperk van de verschijningen

De periode tussen Pasen en Hemelvaartsdag wordt wel het tijdperk van de verschijningen genoemd. Er zijn nog al eens kinderen Gods die met deze veertig dagen niet goed raad weten en zich af­vragen waarom deze tijd noodzakelijk was. En dan ook nog gevolgd door de tien dagen na Hemel­vaartsdag als de discipelen te Jeruzalem moeten wachten op de uitstorting van de Heilige Geest. Wie echter de Bijbel met geestelijke ogen leest – wat trouwens altijd de voorwaarde is om Gods Woord te kunnen verstaan – bemerkt al spoedig dat deze periode zeer belangrijk was en ook voor ons als eindtijdgemeente van grote betekenis is. In de eerste plaats verscheen Jezus om daarmee te bewijzen dat Hij uit de dood was opgewekt!

Want hoewel Hij Zijn lijden, dood en opstanding menigmaal had aangekondigd, wasser geen enkele discipel die werkelijk had geloofd dat het zo zou gebeuren. Denk aan Maria van Magdala, de eerste aan wie Jezus na Zijn opstanding verscheen, die Jezus eerst aanzag voor een tuinman! Van de discipelen die het graf leeg aantroffen staat geschreven: “Zij kenden de Schrift nog niet, dat Hij uit de doden moest opstaan” Johannes 20 vers 9 (Joh. 20:09). Dit niet kennen van de Schrift duidt op ongeloof, op ‘ongeestelijkheid’. Jezus verscheen daarom nog heel vaak om zich als de Levende te vertonen. Paulus geeft er een opsomming van in 1 Korinthiërs 15 vers 3 tot 8 (1 Kor. 15:03-08).

Van lichamelijke naar geestelijke aanwezigheid

Het tweede aspect wat door de verschijningen in deze periode de aandacht behoort te krijgen is het feit dat Jezus Zijn discipelen voorbereidde op de nieuwe periode die zou gaan aanbreken: Een periode waarin Hij niet meer lichamelijk aanwe­zig zou zijn, maar alleen geestelijk. Ook Maria van Magdala moest dat leren. Zij wilde Jezus vasthouden, toen ze Hem herkende, maar Jezus sprak: “Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar de Vader”. Eerder had Hij tot Zijn discipelen gesproken: “Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want indien Ik niet heenga, kan de Trooster (de Heilige Geest) niet tot u komen, maar indien Ik heenga, zal Ik hem tot u zenden” Johannes 16 vers 7 (Joh. 16:07).

In onze dagen hoor je nog al eens de opmerking: Was Jezus nog maar persoonlijk in een lichaam van vlees en bloed op aarde aanwezig, wat zou dan alles anders zijn… Maar dat is een uiting van ongeloof, men wil houvast zoeken bij mensen in de zichtbare wereld, zoals dat bij de vele dwaalleringen en sekten van deze tijd gebeurt. Een vleselijk, door satan beheerst naam-christendom, zoekt naar ‘leiders’, maar vergeet dat het nu het tijdperk is van de ‘leiding’, dat wil zeggen: Op de Pinksterdag Is de Heilige Geest uitgestort en die wil ons leiden in alle waarheid. De Bijbel spreekt weliswaar over instrumen­ten die God daarvoor gebruikt, zoals apostelen, herders, leraars, enzovoort, maar verafgoding daarvan is nooit naar Gods wil, want noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God die de wasdom geeft. 1 Korinthe 3 vers 7 (1 Kor. 03:07). Wij mogen allen Gods medearbeiders zijn, al hebben wij niet al­len dezelfde bediening.

Onze opdracht: Verkondiging van Gods koninkrijk

Medearbeiders van God zijn betekent gehoorzaam zijn aan de grote opdracht die Jezus gaf aan Zijn discipelen. Want dat is het derde aspect wat uit de periode dat Jezus verscheen naar voren komt. Jezus bepaalde Zijn discipelen bij de grote op­dracht, die zij in Zijn Naam zouden moeten ver­vullen: de verkondiging van het koninkrijk Gods.

 Hij sprak: “Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, …. zend Ik ook u!” Johannes 20 vers 21 (Joh. 20:21).

Dezelfde boodschap die Jezus bracht moesten ook Zijn discipelen brengen. Dezelfde dingen die Hij deed zouden ook zij moeten doen. En dat geldt ook voor ons, want de Gemeente die op de Pink­sterdag geboren werd, is nog steeds in deze we­reld. Daarom is het zo belangrijk dat wij in de voetstappen van Jezus gaan, door woord en daad.

Welke boodschap bracht Jezus? De boodschap van het Koninkrijk Gods, de boodschap van het volle evangelie! De boodschap die de mens werkelijk verlost uit satans macht en hem volkomen herstelt naar geest, ziel en lichaam. Deze boodschap geeft de mens ook zijn oorspronkelijke plaats terug in het plan van God met Zijn schepping.

Alleen door deze boodschap te verkondigen zijn wij de werkelijke ‘gezondenen des Vaders’ in de­ze wereld, zoals ook Jezus dat was en de aposte­len die in Zijn voetsporen gingen. Wie deze bood­schap negeert, is in feite ongehoorzaam aan de opdracht van Jezus. Het is een radicale boodschap die ons niet beminnelijk maakt bij de mensen, en ook niet bij die kinderen Gods, die omdat zij nog gebonden zijn, deze boodschap afwijzen, want satan haat deze boodschap.

Het is eigenlijk geen wonder dat Jezus de tijd tussen Pasen en Hemelvaartsdag ‘benut’ om deze boodschap nader uit te leggen zie Handelingen 1 vers 3 (Hand. 01:03). Jezus wist: nu gaat het spoedig ge­beuren, nu gaan Mijn discipelen de wereld in om hetzelfde te doen dan Ik gedaan heb, en zelfs had Hij gesproken dat deze periode nog veel be­langrijker zou worden: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze” Johannes 14 vers 12 (Joh. 14:12).

De voorwaarde om Gods opdracht te vervullen

Er is nog een vierde en belangrijk aspect dat onze aandacht vraagt, als we de vraag onder ogen zien waarom Jezus aan Zijn discipelen verscheen. Als Jezus Zijn discipelen de opdracht geeft om hetzelfde te doen wat Hij deed, deed Hij nog iets merkwaardigs: Johannes 20 vers 22 (Joh. 20:22) zegt: “Hij blies op hen en zeide tot hen: Ontvangt de Heilige Geest”. Het was nog niet de eigenlijke uitstorting, maar een laatste aankondiging. Jezus wist dat de opdracht die Hij had’ gegeven alleen uitgevoerd kon worden als ze aangedaan waren met kracht uit de hoogte, met de Heilige Geest. Vaak had Hij daarover gesproken en ge­zegd dat deze Geest der waarheid, de weg zou wijzen tot de volle waarheid Johannes 16 vers 13 (Joh. 16:13).

Jezus zelf was vervuld met de Heilige Geest, ook Zijn discipelen hadden dit nodig…. en ook wij uiteraard. Want het gaat om dezelfde dingen in deze tijd! Het gevaar is niet denkbeeldig dat we alles wat we weten en bezitten als een soort van­zelfsprekendheid gaan beschouwen. We weten het allemaal theoretisch zo goed, maar wat doen we er mee in ons dagelijks leven?

We weten Jezus is uit de doden opgewekt, we weten dat Zijn opstandingskracht in ons is, door de vervulling met de Heilige Geest. Mam laten we vooral ook het doel in het houden. En dat doel is: De openbaring van het koninkrijk Gods in en door ons leven, de openbaring van Gods heerlijkheid, want wij zijn het licht der wereld en het zout der aarde. Wij zijn ambassadeurs van de levende God! Dit is geen grootspraak, maar werkelijkheid. Petrus sprak: “Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priester­schap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht”

1 Petrus 2 vers 9 (1 Petr. 02:09).

Zoals Jezus de ‘bedding’ was waardoor de ‘rivier van Gods Koninkrijk’ stroomde, zo zijn wij nu als gemeente die bedding. Een riviertje begint altijd klein en nietig, maar uiteindelijk wordt het een machtige stroom, die in de zee of oceaan uitmondt. Zo is ook met de ontwikkelijking van Gods Koninkrijk in ons persoonlijk leven en als ge­meente.

Alles gaat in deze tijd toe naar een climax. In de kinderen der ongehoorzaamheid bewerkt satan dat in negatieve zin, maar in de kinderen der gehoorzaamheid – de ware Gemeente van Christus – bewerkt Gods Geest dat in positieve zin! Zorg dat u door de geestelijke weg van geloof en ge­hoorzaamheid te bewandelen, daar ten volle bij betrokken bent. “Geworteld en gegrond in de lief­de, zullen wij dan samen met alle heiligen, in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en de liefde van Christus kennen, die de kennis te boven gaat, zodat wij vervuld worden tot alle volheid Gods”. Efeze 3 vers 18 en 19 (Ef. 03:18-19).  

 

Wie Jezus werkelijk volgt… gaat beleven, wat Hij wil geven: (redactie)

Werkelijke vrijheid!

Echte blij(moedig)heid!

Overwinning in de strijd!

Groei naar de volwassenheid!

Eeuwige heerlijkheid!

 

Na Pasen door Judith Jacobs

Wat heb je eigenlijk aan een feest als je er persoonlijk niet bij betrokken bent?’. Je bent op het feest gekomen, je hebt de festiviteiten gevolgd, maar als je niet met hart en ziel eraan kon meedoen, is het geheel aan je voorbij­gegaan.

De betekenis, (de waarde) is teloor gegaan.

Het Paasfeest (het feest van de opstanding) kan op dezelf­de wijze aan je zijn voorbijgegaan. Je hebt iets van de festiviteiten geproefd, maar het wezenlijke deel (de vreugde),… is die ook nu – enkele weken na Pasen – blijven bestaan? Hoe beleef je dan het gegeven van de ‘opstanding’ in de cyclus van leven en dood?

Sterven (in het algemeen gesproken) is een verschrikkelijk gebeuren. Er zit altijd ‘pijn’ in, omdat je afscheid moet nemen van elkaar. Er zit verdriet in, gemis en eenzaam­heid. Daarom zei de grote apostel Paulus reeds dat de dood de laatste vijand was die moest worden onttroond. 1 Korinthe 15 vers 26 (1  Kor. 15:26).

Onttronen?.’ Hoe doe je dat in zo’n situatie? Door je positie op te stellen, bewust de belofte(n) van troost in Gods Woord tot je te nemen.

De dood voor een kind van God brengt géén eeuwige schei­ding. Die gedachte troost in pijn. Met je gevoelens van verdriet en gemis mag je komen tot Hem die balsem heeft voor de wonde(n).

De dood, die sinds het paradijs over het mensdom gekomen is, is een noodzakelijk kwaad, een wet van oorzaak en gevolg. De tijd tussen leven en dood ligt in Gods hand (Psalm SI :16a); alles wordt door Hem bepaald. Dank zij Christus’ overwinning op Calvarie heeft Hij de dood, de satan en de hel overwonnen en wij mogen mede in die triomf delen.

Dit is de onmetelijke omvang en betekenis en waarde die de opstanding van Christus in zich herbergt.’ De blijd­schap van de overwinning door het geloof in Jezus Chris­tus. Daarom kunnen we rustig ‘hand in hand met Jezus’ wandelen tot aan de grens van ons aards bestaan. Daarom kon Paulus uitroepen: “Dood, waar is uw overwinning, dood, waar is uw prikkel? 1 Korinthe 15 vers 55 (1 Kor. 15:55).

Als ge bovendien zó in ge leven met de Heer hebt gewandeld dat ge zeggen kunt dat het “sterven gewin is” Filippenzen 1 vers 21 (Filip. 01:21), dan is Pasen een feest dat niet inhoudsloos aan u en mij is voorbijgegaan.

 

De dagen van mijn leven door Judith Jacobs (gedicht)

Psalm 39 vers 6 (Ps.039:006)

De dagen van het aardse leven,

Zijn alle reeds door U geteld;

Uw handpalm heeft de tijd gemeten,

Tot een’ge handbreedten gesteld.

 

Ik hoef geen enkel lot te vrezen,

Want Gij hebt ieder ding bepaald;

En aan de grens wacht d’ overwinning

Door het geloof in U behaald.

 

De satan heeft voorgoed verloren,

Er is geen dood, geen prikkel meer;

Mijn ziele is voorgoed geborgen –

In U, de opgestane Heer.

 

Die heil’ge troost is mij gegeven:

Géén einde maar een nieuw begin;

Voor wie het leven was: mèt Christus,

Is ’t sterven in Hem slechts – gewin.

 

Reacties van lezers door redactie

 

Een kostbare parel

Zuster K, N. d. H. te Zandvoort gaf enkele geschenk- abonnementen op en schrijft: “Zelf lees ik ook “Levend Geloof” en ben blij en vaak zeer bemoedigd door al­les wat: er in staat. Nadat ik mij bekeerde tot Jezus Christus ben ik veranderd. Die kostbare schat van het zoonschap te bezitten door het verloste werk van Jezus Christus, dat is dan ook .al­leen maar het belangrijkste voor mij geworden; volkomen geheiligd en gereinigd te worden door het bloed van het Lam. Ja, het staat er zo gemakkelijk, maar er is heel wat aan vooraf gegaan. Satan heeft van alles gepro­beerd opdat ik niet die kostbare parel zou ontdek­ken, maar de Heilige Geest die in mij is, is meerder dan die buiten mij is. En door de verdrukkingen wordt je sterker en krijg je in­zicht in allerlei, dat je voorheen niet zag.

Het is een wonderlijk leven, een leven wat steeds mooier wordt door volledig inner­lijk herstel, naar ziel, geest en lichaam. Dit evan­gelie betekent herstel voor alle mensen. Jullie doen prachtig werk en ik weet ze­ker dat het veel mensen zal bereiken. Ik bid er voor en zegen het in de Naam van Jezus.

Ik zelf had wel eens dat ik iets niet begreep, of nog niet goed door had en als dan “Levend Geloof” kwam en ik het las, kreeg ik vaak duidelijkheid in sommige dingen die mij persoonlijk aangingen. En zo zal het met iedereen gaan die de volle waarheid zoekt in alle din­gen door de liefde werkende, want God is liefde”.

Na enkele artikelen.

Zuster G. S. te Velp schrijft: “Na enkele artike­len gelezen te hebben in Levend Geloof”, verzoek ik u mij te noteren voor een abonnement”.

Levende artikelen

Broeder B. C. K. te Gouderak schrijft: “Wij zouden graag een abonnement ontvangen op “Levend Geloof”. Wij vinden het een fijn blad met leven­de artikelen”.

 

Herders, die de schapen weiden door H. J. Scholten

 

“In een goede weide zal Ik ze weiden, en op de hoge bergen van Israël zal hun weideplaats zijn” Ezechiël 34 vers 14 (Ez. 14:34).

Wie is werkelijk ‘groot’?

In het evangelie van Markus 10 vers 43 (Mark. 10:43) zegt Jezus: “Maar wie groot wil worden onder u, zal uw dienaar zijn; en wie onder u de eerste wil zijn, zal aller slaaf zijn”. Een werkelijk ‘groot’ mens is dus een dienaar en aller slaaf. Het gaat hier over mensen, die groot willen zijn in het Koninkrijk Gods. Maar met zulke mensen moet wel eerst van alles gebeu­ren; het zijn mensen, wier leven (oude leven) als een tarwekorrel in de aarde ge­vallen is en daardoor bezig is totaal te verdwijnen.

Elk mens verkeert in het ‘lichaam des doods’, ook de apostel Paulus verkeerde daarin. In ons vlees – het lichaam des doods – opereren als het ware instincten, die op macht en grootheid uit zijn. Dit vlees moet over­wonnen worden en dat gebeurt door een stervensproces. Paulus zegt dat de gezind­heid van het vlees vijand­schap is tegen God., want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods Romeinen 8 vers 7 (Rom. 08:07).

Wat moet er nu gebeuren? Het antwoord vinden we in Romei­nen 8 vers 13: “…maar in­dien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven” (Rom. 08:13). Dat is de verantwoordelijkheid van het kind van God en het gaat niet op om alles zomaar op rekening van allerlei machten te schuiven. Men vergeet het eigen vlees dat sinds lang verziekt is en zij, die in dit vlees zijn (het aan bod laten komen) kunnen God niet behagen. ,

De overwinning van de Geest over het vlees

Tóch gaat de apostel Paulus er van uit, dat zijn vlees mede met Christus gekrui­sigd is, en wat gekruisigd is, is onherroepelijk ge­doemd te sterven. Maar wat aan het kruis genageld is, is echter nog niet onmiddel­lijk gestorven, doch de laatste ‘snik’ van het vlees komt onafwendbaar na­derbij . De apostel noemt dit de verlossing van zijn lichaam en bedoelt dan niet in de eerste plaats het na­tuurlijke sterven, maar veeleer de totale overwin­ning over het vlees door de Geest. Vlees en bloed kun­nen het Koninkrijk Gods niet beërven en daarom moet het verdwijnen. Er moet een volkomen overwinning zijn over alle vlees en Paulus denkt daarbij ook aan de verandering van het lichaam des doods in een punt des tijds. In één ondeelbaar ogenblik een verandering naar een onsterfelijk li­chaam. Hij zegt in 1 Korinthiërs 15 vers 53 (1 Kor. 15:53): “Want dit vergankelijke moet on­vergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen”. Dan is het inderdaad werke­lijkheid geworden: de dood (ook het lichaam des doods) is verzwolgen in de overwin­ning. In de overwinning van de Geest!

In principe heeft de wet van de Geest’ des levens ons in ‘ Christus Jezus reeds vrijge­maakt van de wet der zonde en des doods Romeinen 8 vers 2 (Rom. 08:02). De volkomen openbaring hiervan moet nog plaats vinden, evenals de openbaring van de zonen Gods. Deze zonen zijn er al, maar verkeren nog in het verborgene van Zijn tent. Daarom zegt Paulus: ik zucht bij mijzelf in de ver­wachting van het zoonschap: de verlossing van mijn li­chaam Romeinen 8 vers 23 (Rom. 08:23). Hij is al een zoon van God, want hij heeft de Geest van het zoon­schap ontvangen, maar het lichaam des doods staat de volle openbaring van dit zoonschap nog in de weg.

Langs de weg van het ster­vensproces van het vlees ko­men wij tot het geopenbaarde zoonschap. Alleen langs die weg komen wij tot (geeste­lijke) macht en tot (geeste­lijke) grootheid. Vóóraf dienen daar de kenmerken te zijn van ‘de dienaar en al­ler slaaf’.

Dan is er geen andere weg om als een ’tarwekorrel’ in de aarde te vallen en geleide­lijk geheel en al te verdwijnen. De Geest des levens moet volkomen triomferen over alle vlees.

De weg van het vlees of de weg van de Geest?

Maar wat heeft dit nu te ma­ken met herders, die de schapen weiden? Het heeft te maken met de weg van het vlees en de weg van de Geest. Als wij met geeste­lijke ogen hebben geleerd onpartijdig rond te zien, dan doen wij deze ontdek­king: slechts een handjevol mensen is bereid deze weg werkelijk te gaan. De Bijbel noemt hen een heilige rest, een klein kuddeke. We ont­dekken ook dat bij sommigen meer het vlees moet triomfe­ren dan dat men toelaat dat de Geest des levens over dit vlees gaat triomferen. Gods Woord spreekt over een klein kuddeke waaraan de Vader be­haagd heeft het Koninkrijk te geven.

Hoe ziet dit kuddeke er uit en wie zijn de herders van deze kudde? Het zijn herders, die weten waar de gra­zige weiden en de stille wa­teren zich bevinden. Het zijn goede herders, want ze brengen de schapen (de be­keerde en wedergeboren kin­deren Gods) naar deze wei­den. Ze liggen op de bergen van Israël, bij de beekbeddingen en in alle bewoonde streken van het land  Ezechiël 34 vers 13 (Ez. 34:13). Het zijn geen her­ders, die zichzelf weiden, maar herders die dienaren en slaven zijn. Hoe ze heten? Dat is niet zo belangrijk. Het zijn knechten die niet zo met hun naam te koop lo­pen. Ze staan in dienst van een andere knecht, de Knecht Davids, de enige ware Opper­herder. Alleen de Naam van deze Herder leggen ze op de schapen en niet hun eigen naam.

Het zijn ook herders, die voor hun taak uiterst be­kwaam zijn, want ze zijn er permanent op uit om het wild gedierte te doden, zodat de schapen veilig kunnen wonen in de steppe en rustig kun­nen slapen in de bossen Ezechiël 34 vers 25 (Ez.34:25).

De Opperherder zoekt bekwame hulpherders

Grote namen staan in deze eindtijd op het punt te ver­dwijnen. Er staat een ander soort herder op, die goed heeft gezien naar welk doel de schapen geleid moeten worden. Ze kennen het plan van de grote Opperherder en mét Hem zien ze terdege hoe de ganse schepping met reik­halzend verlangen uitziet naar het openbaar worden van deze schapen als zonen Gods. Het is niet alleen maar be­langrijk dat er een grote kudde komt, maar bovenal een gezonde, gave en sterke kudde. Daarom zal er altijd zuivering zijn. Vele her­dersnamen gaan verdwijnen, vooral de namen van die her­ders, die hun namen verbin­den aan het werk wat ze doen. Een ander soort herder komt tevoorschijn en wie geestelijke ogen heeft, ziet hóe nodig dit is. Nogmaals: het zijn die herders die de verloste schapen werkelijk voeren naar grazige weiden en stille wateren, zodat zij in alle rust uit kunnen groeien tot ‘zonen Gods’.

God is bezig zulke herders te zoeken en aan te stellen. Zij moeten bekwaam zijn om de kudde Gods naar de vol­maaktheid te leiden. Een zéér zware en ondankbare taak, omdat deze herders ge­regeld aanvallen te verduren hebben van de valse herders, van herders die op eigen be­lang uit zijn. Deze herders zijn bang hun kudden te ver­liezen, want ze zijn altijd uit op het grote, het massa­le. Grote aantallen schapen zijn imponerend en ze zijn altijd aan het tellen. Hun herderschap vinden ze ge­slaagd als ze grote kudden op de been kunnen brengen. Soms kunnen ze goed organi­seren en bepaalde systemen toepassen. Het zijn ook wel eens herders, die de schapen alleen maar wat willen laten

zingen.

Maar het is eindtijd en er zijn andere dingen aan de orde. De grote Opperherder ziet uit naar bekwame hulp- herders. Herders, die een leven leiden dóór de Geest en ‘dienaren en slaven’ zijn. Zij zijn het, die vele schapen naar de gerechtig­heid leiden en hun bekend maken met de plannen van de Opperherder. Dat kunnen de­ze herders doen omdat ze in het Heiligdom zijn onderwe­zen omtrent ‘grazige weiden en stille wateren’. Ze had­den in hun leven leren ver­staan dat ze geroepen waren tot gemeenschap met Gods Zoon, Jezus Christus, onze Here 1 Korinthe 1 vers 9 (1 Kor. 01:09).

In alles hebben ze zichzelf eerst laten leiden door de grote Herder der schapen en daarom hebben ze een ‘goede neus’ en ruiken ze waar deze goede weiden en wateren zich bevinden. Feilloos leiden ze de kudde naar deze weide­plaatsen, hoog op de bergen van Israël en langs vredige beekbeddingen. Dat is het enige, ware doel van deze herders. Bent u zo’n herder? Ben ik zo’n herder?

De schapen moeten geweid worden

Het zijn schapen met her­ders, die de stangen van hun juk verbroken hebben. Herders, die inzicht hebben in de hemelse gewesten en het wild gedierte doorlopend in het vizier hebben om vervol­gens ‘uit het land’ weg te doen Ezechiël 34 vers 25 (Ez.34:25). Ze bren­gen het Koninkrijk Gods over deze schapen, dat wil zeggen vrede, blijdschap en gerech­tigheid. Daarom zijn het ook herders die een verbond des vredes kunnen sluiten Ezechiël 34 vers 25 (Ez. 34:25). Ze doen precies wat de grote Herder der schapen deed en treden in Zijn voet­stappen. Ze wijken niet af, noch ter linker- noch ter rechterzijde. Ze laten zich niet intimideren door het woest gedierte, want ze zijn bekend met de gedachten van dit ‘gedierte’. Valse her­ders en onbekwame herders zijn niet bekend met dit ‘gedierte’ en daarom schro­men ze niet om de goede her­ders aan te vallen.

Valse herders pretenderen grazige weiden te hebben voor de schapen, maar hun hoeven hebben het goede gras reeds vertreden en hun eigen hoeven hebben het zuivere drinkwater vertroebeld Ezechiël 34 vers 19 (Ez. 34:19).

Zij zijn de herders met de vele magere schapen en zo worden deze een prooi en tot voedsel voor al het gedierte des velds; zo raken zij ver­strooid Ezechiel 34 vers 5 (Ez. 34:05). Het zijn herders, die ogenschijnlijk wel mooi op hun herdersfluit kunnen spelen, maar als je goed luistert klopt de melo­die niet helemaal. Vaak zijn ze nog nooit in de stille ruimte van het heiligdom ge­weest^. dikwijls wél in de roezemoezige ruimten van universiteit of hogeschool.

De goede herders zijn met recht ‘Christussen’ in te­genstelling tot de vele val­se Christussen. Ze zijn be­vestigd in de Gezalfde. Dat wil zeggen: ze zijn gedoopt en vervuld met de Heilige Geest. Ze hebben zich geen enkele waardigheid aangema­tigd, want ze zijn geroepen door God en hun wijsheid hebben ze dan ook alleen maar van deze God. Wat door God zelf geroepen is, wordt ook met Zijn wijsheid ver­vuld. In Hebreeën 5 vers 5 (Heb. 05:05) staat: “Zo heeft ook Chris­tus Zichzelf niet de eer toegekend hogepriester te worden, maar Hij, die tot Hem sprak: Mijn Zoon zijt Gij; Ik heb u heden ver­wekt” .

Hier geldt: het wordt aan kinderkens (dienaren en sla­ven) geopenbaard. Hun wijs­heid ontvangen ze recht­streeks van Boven. Dat zijn de ware herders. De herders van de eindtijd! Dienaren en slaven! Hun oude leven is werkelijk als een tarwekor­rel in de aarde gevallen en gestorven. Zoals ook de gro­te Opperherder. Hij gaf Zijn leven als een losprijs voor velen.

“Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar óm te dienen en Zijn leven te ge­ven als losprijs voor velen” (Mark.10:45). Hij zocht geen eer voor zichzelf maar al­leen de eer van Zijn hemelse Vader.

Werkelijke herders zijn goede wachters

Herders moeten ook goede wachters kunnen zijn. Wach­ters over de kudde. Als ze niet goed waken over de kud­de komt het gedierte in het woud om te eten. Zulke wach­ters worden door de profeet Jesaja als volgt geken­schetst: “De wachters zijn blind, zij allen hebben geen kennis, zij zijn allen stom­me honden, die niet kunnen blaffen (strijden in de he­melse gewesten); dromend liggen zij neer, zij hebben de sluimering lief. En deze honden zijn vraatzuchtig, zij kennen geen verzadiging; zij zijn herders, die niet weten acht te geven, zij wenden zich allen naar hun eigen weg, ieder naar zijn gewin, niemand uitgezon­derd” .

Herders die graag vele scha­pen willen weiden, maar om 16 vervolgens hun vlees te eten. Van vele schapen wordt ‘de huid’ afgetrokken en zij bekleden zich met de ‘wol der schapen’ Ezechiël 34 vers 3 (Ez. 34:03).

De Bijbel staat vol met radicale taal. In deze eindtijd zijn radicale christenen nodig, maar ook radicale her­ders. Herders, die bereid zijn eigen grootheid te ver­geten. Daar denken ze ook niet aan, want ze zijn te druk bezig met buigen om ‘voeten te wassen’. Het ge­heim van hun grootheid ont­dek je als deze herders zich oprichten: ze zijn zéér ‘groot’. Groot in het Ko­ninkrijk van God. Want de dienaar is de grootste van allen!

Hij had het zwakke ver­sterkt, het zieke genezen, het gewonde verbonden, het afgedwaalde teruggehaald Ezechiël 34 vers 4 (Ez. 34:04).

Hoe hebben deze herders dit alles kunnen klaar spelen? Omdat ze zelf eerst ontdekt hadden waar de grazige wei­den en de stille wateren waren. Geleid door de Geest. Gedoopt en vervuld met die Geest. Ze hadden zich uit­gestrekt naar alle gaven van de Geest. Ze konden zichzelf opbouwen in het geloof en zichzelf stichten door het spreken in tongen 1 Korinthe 14 vers 4 (1 Kor. 14:04). Herders, begerig naar de gaven van de Geest en met die gaven en krachten beklommen ze elke hoge berg en elke kale heuvel en ver­zamelden de schapen en brachten ze naar de bergen van Israël en naar de beekbeddingen Ezechiël 34 vers 13 (Ez. 34:13). Ze maak­ten er schapen van, die vol­komen toegerust waren tot alle goed werk 2 Timoteüs 3 vers 17 (2 Tim. 03:17). Schapen, volkomen bevrijd van elk juk, zó sterk en krachtig geworden, dat ze niet langer een prooi waren van het wild gedierte. Het zijn schapen waarvan de Op­perherder zegt: “En zij zul­len weten, dat Ik, de Here, hun God, met hen ben, en dat zij, het huis Israëls, mijn volk zijn” Ezechiël 34 vers 30 (Ez. 34:30). Het zijn schapen, die tot in alle eeuwigheden leven in het lieflijk licht van Zijn vertroostend aangezicht.

Het zijn schapen Zijner wei­de! Veilig zullen zij in hun land leven Ezechiel 34 vers 27 (Ez. 34:27).

Zijn wij zulke herders en schapen?

Nogmaals: Ben ik zo’n her­der? Ben ik zo’n schaap? Bent u het? Anders geldt het woord van de Heer: “Ik eis mijn schapen van hen terug, en Ik zal een eind maken aan dat schapenweiden van hen” Ezechiël 34 vers 10 (Ez. 34:10).

Gods Woord liegt er niet om. Een ieder kan en mag weten waar hij aan toe is. In deze Babylonische eindtijd is uiterste waakzaamheid ver­eist. Vele schapen ontvangen stenen voor brood. Van her­ders die als ‘stomme honden’ niet meer kunnen ‘blaffen’.

In deze laatste dagen zal er heel duidelijk op de bazuin geblazen moeten worden. De bazuin mag geen onduidelijk geluid geven, want wie zal zich anders gereed maken tot de strijd? 1 Korinthe 14 vers 8 (1 Kor. 14:08).

Voor de goede herders is dit het parool: “Heft de banier omhoog op de aarde, blaast de bazuin onder de volken” Jeremia 51 vers 27 (Jer. 51:27).

Dan zal er een volk Gods ko­men dat er uit ziet als een heilige, witgewolkte kudde. Tot lof en eer van onze God! Een kudde die bestraald wordt met hemels licht.

Bestraal, o, zevenvoudig Licht,

De tempel Gods, door U gesticht.

En, Vinger van Gods rechter­hand ,

Bespreng de stam, door U geplant!

 

Het geloof werkt door de liefde door Jan W. Companjen

“Wij voor ons hopen onze rechtvaardiging te verkrij­gen door de Geest op grond van het geloof. Want als we één zijn met Christus Jezus, dan maakt besneden zijn of niet besneden zijn geen verschil. Van belang is alleen geloof dat, gedreven door liefde, tot daden overgaat” Galaten 5 vers 5 en 6 vertaling Groot nieuws. (Gal. 05:05-06).

Gerechtigheid door het geloof

Als eerste grote betekenis van dit Schriftgedeelte +komt uitdrukkelijk tot uiting dat onze rechtvaar­diging voortvloeit uit ons geloof in Christus Jezus. De verbondsgedachten die voortvloeien uit besnijde­nis of zogenaamde kinder­doop spelen, zoals Paulus hier nadrukkelijk stelt, geen rol. Het gaat om geloof door liefde werkende.

In het oude testament werd de wet van Godswege op de berg Sinaï aan Mozes en het volk Israël gegeven. Het volk dat onderaan de berg stond was vol vrees. Het beefde van ontzag en angst toen het met God kennis maakte. Toch had dit gewel­dige gebeuren, de opdracht tot de bouw van een huis Gods om te getuigen van het­geen gesproken zou worden Hebreeën 3 vers 5 (Heb. 03:05), tot gevolg dat het volk in massa afviel en tot het bouwen van het gou­den kalf overging. Toen Mozes toefde terug te keren vanaf de berg, begon het volk te roepen om een nieuwe god die voor hun uittrok. Goud en zilver, hun hele buit uit het land Egypte, hadden zij daarvoor over. Een wet Gods met een bestraffing bij overtreding, zoals Mozes die op de Sinaï ontving, was dan ook volko­men op zijn plaats.

Tot op de dag van vandaag is deze wetgeving, ook in ons land (denk aan bijvoor­beeld het wetboek van straf­recht), nog van toepassing. De mens die niet in Chris­tus is, is nog steeds onder deze wet. Hij moet langs die weg in bewaring genomen worden. Het opmerkelijke is dat goedwillende mensen zich ook aan deze wetgeving hou­den en het als een ‘goede wet’ aanvaarden.

Op grond van dit gegeven is het ook begrijpelijk dat men in kerken waarin men niet weet of men het ‘eigendom’ van Christus is, zo’n aan­hanger van de wet van Mozes is. In deze kerken wordt zij, net als in de joodse synagoge, wekelijks voorge­lezen .

De wet van Mozes is in Christus vervuld

De wet van Mozes is echter in Christus vervuld, dat wil zeggen tot volkomenheid ge­worden. Niet de daad levert een overtreding op, neen reeds de gedachte of het verlangen is bij de wet van Jezus, die in ons werkt en functioneert, een overtre­ding.

Zoals u bekend zal zijn is de ‘Bergrede’ de kern van de boodschap die Jezus bracht. Het is opmerkelijk dat Hij, evenals Mozes, deze nieuwe wet Gods op een berg openbaar maakte.

In die nieuwe wet, die de mens nieuw kan maken, staat niet de vergelding van de straf op de zonde, maar de liefde centraal. God open­baarde door de komst van Christus van zichzelf dat Hij liefde is. Dat Hij er alles, zelfs zijn eniggebo­ren Zoon, voor over heeft, dat u en ik behouden worden. Jezus Christus is de geopen­baarde liefde Gods en Hij liet ons de Vader kennen zo­als Hij werkelijk in.

Die geopenbaard” liefde, waarin en waardoor alles nieuw en hersteld kan worden, is bestemd voor ieder mens en voor de gehele schepping. Het is een wonder Gods om stil van te worden en tot aanbidding en lofprijzing te komen.

De wet van Christus, die niet op tafelen van steen of op papier is gegrift, zal dusdanig in ons hart en ver­stand moeten worden verwerkt dat wij gelijkvormig worden aan het beeld van Christus, want wij behoren het zout der aarde en het licht der wereld te zijn.

Het geloof door liefde ge­dreven zal daarbij een doorslaggevende rol spelen. Onderscheiding der geesten en het onfeilbaar kunnen beoordelen van goed en kwaad, zal er voor zorgen dat het Geestelijk Huis Gods zal gebouwd worden op de wijze zoals Jezus die ons op zijn berg, met de Bergrede getoond heeft. Zijn Huis zijn wij Hebreeën 3 vers 6 (Heb. 03:06) en wij mogen, prijs zijn wonderbare Naam, de berg wel bestijgen en dat met een hart waarin geen vrees of angst meer is, om­dat wij weten dat wij in de weg des Heren zijn.

Kennen wij de weg des Heren?

Dat weten kan niet anders tot zekerheid komen dan langs de weg van volledig weten wat de weg des Heren is. Dat is weten wat goed en kwaad is en dat zal gaan langs de weg van openbaring van dingen die nu nog ver­borgen zijn.

De grote Hogepriester van ons geloof, Jezus Christus, openbaarde ons de waarheid Gods, nogmaals Hij liet ons God de Vader kennen zoals Hij waarlijk is. De Heilige Geest, die het uit Hem neemt zal ons doen opwassen tot de volle waarheid. Jezus zei: “Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt dit thans niet draden; doch wanneer Hij komt, de Geest der waar­heid, zal Hij u de weg wij­zen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit zich­zelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen. Al wat de Vader heeft, is het mijne, daarom zeide Ik: Hij neemt het uit het mijne en zal het u verkondigen” Johannes 16 vers 12 tot en met 15 (Joh. 16:12-15) .

Het kennen van goed en kwaad zal allereerst in onze ge­meenten tot zijn recht moe­ten komen. Geloof door lief­de werkende zal in ons het verlangen gaan wakker schud­den dat wij IN zijn weg wil­len gaan. Jezus is de weg Gods en er is er maar één die wij samen moeten gaan. De ogen zullen er ons voor opengaan dat wij die ander, met al zijn fouten, nodig hebben.

Door middel van de gemeente zal Hij zijn Huis, de gees­telijke tempel Gods, bouwen. Wij zullen daarbij echter de apostelen en profeten, de herders en leraars, de be­stuurders en de mannen en vrouwen vol wijsheid, moeten aanvaarden. Ook als deze tot een andere gemeente of andere groepering behoren. Bouw elkander op in het ge­loof, is de opdracht. Houdt op met afbraak en kritiek, maar sla de handen inéén en ga de weg van Jezus. Schaf de wet van Mozes met zijn instelling van oog om oog en tand om tand af, treed uw medebroeder en zuster tegemoet met een open vi­zier. wij zijn van het ge­slacht van Jezus. Denk in dit verband eens aan het voorbeeld: wortel-plant. Israël is de wortel, maar het gaat om de plant. Jezus is een scheut uit die wor­tel en wij zijn de plant die daaruit voortkomt. De bloeitijd nadert met rasse, schreden en wijn boven het aardse (boven de aarde) uit gekomen.

Elkander aanvaarden is noodzakelijk

Het is niet voor niets dat tussen de hoofdstukken 12 en 14 van de eerste brief aan de Korinthiërs, het hoofdstuk der liefde staat. Het aanvaarden van elkaar die door één Geest tot één Lichaam gedoopt zijn, is harde noodzaak. Daarbij zal het inzicht van goed en kwaad, van overtreding en straf, waarover bij velen nog een sluier ligt, ook tot volheid moeten komen.

2 Korinthiërs 3 (het oude en het nieuwe verbond) kan ons in dit verband ook zoveel leren. Wij zijn een brief van Christus, dat wil zeggen een levend, nu in onze tijd, Bijbelboek, kenbaar en lees­baar voor alle mensen. Niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in onze harten.

In vers 14 lezen wij dat de Israëlieten in hun ge­dachten werden verhard. Zij bleven bij het oude en gin­gen in het oude onder, zon­der in het beloofde land te komen. Ook dit is tot ons voorbeeld geschied.

Elke bedekking, die een doorbraak naar de volle waarheid tegenhoudt, wordt echter ook thans in Christus overwonnen. “De Her» nu Iu de Geest; en waar do Geest des Heren is, is vrijheid” (vers 17). En nu komt het loflied: “Wij allen, die met een aangezicht , waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weer­spiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heer­lijkheid tot heerlijkheid, immers door de Heer, die met zijn Geest in ons is”.

Geliefden, ook zij die menen een leidende positie te heb­ben, kom tot het inzicht en tot de waarheid. Het gaat in het nieuwe verbond niet om de kracht of macht van de ‘sterke’, maar om de zwakke en beginneling in uw midden. Wil de aarde vol worden van de kennis des Heren, en wil­len wij dit in onze genera­tie verwerkelijken, _dan zul­len wij de zwakken in ons midden moeten nemen en ze gezamenlijk moeten opvoeden tot alle volheid Gods. Wij zullen ons geen koningen kiezen die voorop gaan zo­als in de wereld om ons heen, maar ons scharen ach­ter de wolkkolom Gods, die Hij ons geeft in apostelen, herders en leraars tot op­bouw van zijn volk, zijn ge­meente, zijn geliefden. Dat volk zal één zijn, zoals de Vader en de Zoon één zijn.

Geliefden, de mens zal rust vinden. Die rust vrede en blijdschap gaat reeds in u als u met Hem op reis bent naar het beloofde land, waarin geen dwang maar vrij­heid heerst. De mens vindt rust en vrede in een die­nend van zich af levend le­ven (het is zaliger te geven dan te ontvangen). Het element van de vis in het water en van de vogel in de lucht, de mens is thuis en voelt zich gebor­gen in de ruimte van de Geest Gods. Geprezen is zijn Naam. Uit Hem, en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijk­heid tot in eeuwigheid.

Zie wij zijn een nieuwe schepping, ook ons denken is vernieuwd. ’t Goddelijk heil is de bestemming, dat ons leven nu bezield. Hij heeft ons zijn Geest gegeven, die ons in de waarheid leidt, van een overwinnend leven tot de top der heerlijkheid!

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Welkom

Het begint langzamerhand eentonig te worden, maar opnieuw kunnen wij schrij­ven dat het aantal nieuwe lezers en lezeressen sterk is toegenomen. In het fe­bruarinummer schreven wij over de recordmaand januari, maar dit record werd in februari alweer gebroken en we kunnen nu weer meer dan 100 nieuwe abonnees welkom heten.

Deze groei is een bewijs dat velen gaan ontdekken hoe de boodschap van het Koninkrijk Gods (het volle evangelie), zoals wij die door Gods genade sinds jaar en dag in “Levend Geloof” publiceren, de enige boodschap is die in deze eindtijd waardevol is. Het bestaansrecht van “Le­vend Geloof” is – als we het zo eens uit mogen drukken – geheel verbonden met deze opdracht. De vele facetten van het volle evangelie ver­nieuwen de mens die er op ingaat, naar geest, ziel en lichaam. Het maakt hem tot een volwassene in het ge­loof, waarin het beeld van Jezus meer en meer zichtbaar wordt. We gaan dan ook met blijdschap en toewijding door met de uitleg van deze boodschap in “Levend Geloof”. Toen Jezus nog op aarde was, sprak Hij reeds dat “iedere Schriftgeleerde die een discipel geworden is van het Koninkrijk der hemelen, gelijk is aan een heer des huizes, die uit zijn voorraad nieuwe en ou­de dingen te voorschijn brengt” Matteüs 13 vers 52 (Matt. 13:52). Dat willen wij ook in ons blad nastreven.

Brochures

Door de sterk toegenomen werkzaamheden is er de laatste tijd enige achter­stand bij de administratie ontstaan. Bovendien waren verschillende brochures uitverkocht, maar deze zijn thans herdrukt, zodat alle brochures, zoals deze op de voorlaatste pagina staan vermeld, weer uit voorraad leverbaar zijn.

Vele lezers en lezeressen hebben reeds lang ontdekt hoe de verspreiding van de­ze brochures op effectieve wijze meewerkt de volle evangelie boodschap bekend te maken. Dat geldt ook voor het opgeven van ge- schenkabonnementen.

Giften

Ook giften voor onze arbeid zijn onontbeerlijk, om het “Levend Geloof” werk te doen functioneren. Harte­lijk dank aan allen die ons ook in dit opzicht onder­steunen. En wat deze ‘on­dersteuning’ betreft, ver­geet u ook niet voor onze arbeid te bidden? “Het ge­bed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt”, zegt Jakobus 5 vers 16 (Jak. 05:16)

Laten we ons gezamenlijk blijven inzetten voor de verkondiging van dat evan­gelie, wat de mens verlost uit satans macht en hom luidt naar de volkomenheid in Christus!

 

Hoe voeden wij onze kinderen op? -1- door Folkert Pool

“En Hij (Jezus) zei: Iemand had twee zonen. De jongste van hen zei tot zijn vader: Vader, geef mij het deel van ons vermogen dat mij toekomt. En hij verdeelde het bezit onder hen. En weinige dagen later maakte de jongste zoon alles te gelde en ging op reis naar een ver land, waar hij zijn vermogen verkwistte in een leven van overdaad” Lukas 15 vers 11 tot en met 13 (Luc. 15:11-13).

Hoe leren de kinderen ons en de Heer in ons kennen?

Dit is de gelijkenis van de verloren zoon; het gaat hierin over een vader, die twee zonen had. De ene zoon brengt het er in onze ogen beter af dan de andere. Je kunt je afvragen hoe die vader zijn kinderen opge­voed heeft, want de jongste laat de vader in de steek, lapt zijn opvoeding aan zijn laars, doet allerlei dingen waartoe hij niet is opgevoed en verkwist in korte tijd wat zijn vader heeft opge­bouwd .

Was dat nu een slechte va­der? Was dat een slechte op­voeder? Als je het verhaal verder leest, blijkt er één ding overgebleven te zijn van die opvoeding: de her­innering aan thuis. En die herinnering is positief. De verloren zoon had zijn va­der goed leren kennen.

Ik geloof dat dit heel be­langrijk is, ook in ónze benadering van de kinderen. Hoe leren de kinderen óns kennen, en hoe leren ze de Heer – niet dóór ons, maar in ons – kennen. Dan is het voor ons niet een kwestie dat ze veel uit de Bijbel weten, doordat we ze veel bijbelverhaaltjes vertellen, teksten uit het hoofd laten leren en kindergebedjes op laten zeggen (en dat geldt, dacht ik, in diezelfde mate voor het kinderwerk, maar dan gaat het erom, dat de Heer in ons leeft, door ons heen leeft, en zo bij de kinderen komt.

Ten opzichte van evangeli­satie, wordt wel eens de opmerking gemaakt, dat we de Heer bij de mensen moe­ten brengen; dat geldt, dacht ik, zeker ten opzich­te van onze kinderen. Want niet daar waar de meeste kennis, maar daar waar de meeste liefde is, is het Koninkrijk Gods, en dat ver­geten ze nooit meer. Welke kant ze ook uitgaan, die liefde zullen ze zich al­tijd blijven herinneren. En als die liefde vanuit de Heer functioneert, zullen we aandacht, begrip en tijd voor ze hebben. In het boek­je “Ouders voor het Gerecht” van David Wilkerson, lees je het verhaal van een jon­gen, die helemaal de ver­keerde kant is opgegaan en later, in een gesprek met een jeugdpsychiater, zegt: “Mijn vader had nooit tijd. Als ik bij hem kwam moest hij zo nodig zijn krant le­zen, en hij leest nog z’n krant – maar ik ben kapot, ik ben nergens”.

Functioneert Gods liefde door ons naar onze kinderen?

Hebben wij tijd, aandacht en begrip voor onze kinderen? Kort gezegd: hebben wij liefde voor onze kinderen? Wanneer wij met de Heer le­ven, wanneer wij de liefde Gods door ons heen ook laten functioneren naar onze kin­deren, dan ben ik er van overtuigd, dat het hun goed zal gaan. Vanuit die houding kun je ook je kinderen hei­ligen, omdat je leeft met de Heer en daardoor werkelijk overwinningsleven hebt. Dat is het grote geheim van de opvoeding van kinderen.

Het grootste goed voor een kind is, dat er een liefdes­verhouding bestaat tussen de vader en de moeder en dat die liefdesverhouding opti­maal functioneert, dat er een geweldige harmonie, een geweldige rust en vrede is: vrede onderling en vrede met de Heer, en dat het een hu­welijk is, dat in de Heer is gesloten. Dan komt het er helemaal niet op aan wat je allemaal geleerd hebt, of je weet wat Spock er allemaal van zegt of dat je Spock er op naslaat, maar dan komt het er gewoon op aan, of je de Heer laat werken in je leven. Dan is in verband met de opvoeding ook het bezit­ten van een laag of hoog I.Q. helemaal niet belang­rijk. Je hebt soms mensen met een laag I.Q. , die hun kinderen op een geweldige manier weten op te voeden. Je kunt fouten maken, maar dat is niet zo erg als je die fouten maar maakt ter­wijl je het goed bedoelt, vanuit een goede liefdes­verhouding, want dan komt dat altijd wel weer goed, omdat het in die goede lief­desverhouding beleefd wordt. Waar echte liefde is, daar is fouten maken niet zo erg. Dat is trouwens in het huwe­lijk ook zo, evenals in de gemeente. In 1 Petrus 4 vers 8 (1 Petr. 04:08) lezen we immers dat de liefde tal van zonden bedekt, en dat is een grond­principe dat in al die sa­menlevingsvormen doorwerkt. Soms bemerk je bij mensen dat er een hoop problemen zijn, dat er een hoop narig­heid is, en dan komt dat doordat ze de liefde alleen naar zichzelf laten functio­neren. Deze liefde is niet uit God en daardoor is het geen echte liefde, maar be­werkt het juist het tegen­overgestelde van wat godde­lijke liefde (agapè) in­houdt. Goddelijke liefde deelt altijd uit. Iemand zei eens: “De maat van onze groei in het Koninkrijk Gods is de maat waarmee wij leren uit te delen”.

Je hoort in deze tijd van gehuwde mensen of van hen die samenleven (want dat kan tegenwoordig ook), dat ze geen of hoogstens twee kin­deren willen. Als zich dan later toch een derde aankondigt, sturen ze een geboor­tekaartje waarop staat: “De Heer die leven geeft”. Dat kan ik nooit rijmen, ik be­grijp niet hoe men dat maakt. Maar ook in ons eigen leven kan zoiets soms nog voorkomen, zij het in ver­kapte vorm. Je hebt bijvoor­beeld mensen die zeggen dat ze de kinderen niet mee wil­len hebben op vakantie. In wezen kan dat voorkomen uit hetzelfde gedachtenpatroon: ik wil geen kinderen of ik wil maar twee kinderen. Daar kun je voorbeelden aan toe­voegen, maar het komt veelal uit dezelfde bron.

Zijn onze kinderen tot lust of tot last?

De vraag is: zijn de kinde­ren voor u tot een lust of tot een last? Ben je blij met hen, dan is het een vreugde in het huisgezin. Of zeg je ’s avonds om half acht: hè, hè, ik ben blij dat de kinderen naar bed zijn? Als je dat zegt, is het ergens niet goed. Daar kun je allerlei redenen voor hebben. Je kunt zeggen: dan kan ik eens rustig een boek lezen of dit of dat doen, maar er kunnen ook negatie­ve achtergronden zijn, zo­als: dat je blij bent, dat ze van de vloer zijn, dat je blij bent dat het vakan­tie is en je eens heerlijk samen kunt zijn. Maar dan zijn de kinderen je eigen­lijk teveel! Er is een ge­zegde dat luidt: “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet”. In de Bijbel staat het even anders: “Wat gij wilt dat de mensen u doen, doet gij hun dat evenzo”. Ik geloof dat dit ook geldt voor en ten volle van toepassing is op onze kinderen.

Waarom hebben we kinderen en waarom voeden we ze op? Waarom brengen we ze groot en wat voor doel hebben we ons daarbij voor ogen ge­steld? Dit zijn belangrijke vragen!

Mijn eerste punt is, dat het belangrijk is dat je die liefde ten volle laat functioneren, dat je daar­door aandacht, begrip en tijd hebt voor de kinderen. Dan zul je vandaaruit ook je kinderen positief kunnen benaderen. Er is een versje dat luidt: “Klap eens in je handjes en handjes in je zij, op je boze bolletje alle­bei”. Ik denk dat we eigen­lijk zo allemaal groot ge­worden zijn, zo vanuit het negatieve: op je boze bol­letje. En als dan die heel kleine baby van twee, drie maanden in z’n luier gedrukt heeft, dan zeg je: Bah, wat heb je nou gedaan!

Hoe benader je het kind? Let u maar eens op hoe vaak je dat hoort: “Bah, wat vies!”. Terwijl een kind dat hele­maal niet als vies ervaart. Je kunt natuurlijk zeggen dat die baby het toch niet verstaat, maar toch proeft de baby de sfeer. Eigenlijk vindt je het zélf vies en is het je eigenlijk wat teveel. Maar je moet het tóch schoonmaken en tóch oprui­men, dus benader het dan maar liever positief. Laten we in alles de kinderen po­sitief benaderen.

(wordt vervolgd)

 

Bovenstaand artikel is het eerste van een serie ‘op de praktijk gerichte’ artikelen over de opvoeding van kinderen. De schrijver  Folkert Pool is voorganger van de volle evangelie ge­meente “Perspectief” te Leeuwarden.

 

De volledige mens -5- door Nico Goverts

God wil ook de gerichten wegnemen

Over het herstel van het lichaam is al veel gezegd en geschreven. Er is echter een punt dat we in dit verband speciaal eens wat nader willen belichten, omdat het ons iets laat zien van wat er zich rondom genezing en herstel met name in de geestelijke wereld afspeelt.

Een fundamentele uitspraak daaromtrent vinden we bij de profeet Sefanja; hij zegt in het derde hoofdstuk: “Jubel, dochter van Sion; juich Israël; verheug u en wees vrolijk van ganser harte, dochter van Jeruzalem” Sefanja 3 vers 14 (Sef. 03:14). En wat is de reden van deze uitbundige vreugde? Dat horen we in het vers dat er onmiddellijk op volgt: “De Here heeft uw gerichten weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd”.

En daar moeten we nu eens heel bijzonder acht op geven: op de motivering die de profeet hier geeft met betrekking tot de jubel en de vreugde. Immers, dat werkt door, want een vrolijk hart bevordert de genezing. Dat zal weer zijn uitwerking hebben op het lichaam.

Wat is de basisgedachte die Sefanja hier geeft? De Here nam uw gerichten weg. Een woord waar we gemakkelijk over heen lezen; een woord echter met vérstrekkende consequenties in de onzienlijke wereld. De vraag is: wat neemt God weg? Velen weten: Hij nam mijn zonden weg, en dat is al een baanbrekend gebeuren in ons geestelijk leven. Maar weten we ook: Hij nam mijn gerichten weg? Als we dat gaan verstaan, dan is dat weer een volgende stap in het koninkrijk der hemelen.

Wat is het verschil? De gerichten zijn de gevolgen van de zonde. De gevolgen van een leven dat overheerst is geweest door de machten der duisternis. De gevolgen van het feit dat de wereld in het boze ligt.

Het wordt hier door de profeet vermeld in verband met de ballingschap. Het leven als balling was inderdaad een leven onder het gericht, prijsgegeven aan de overheersing door vreemde machten. En het grootste probleem was de berusting: we zitten hier nu eenmaal, we zitten hier tot onze dood. Zal dit nog ooit anders worden? Neen, nooit. We zitten onder het gericht en ontkoming zal er nimmer zijn. Als een last drukt de smaad op hen, zegt Sefanja in Sefanja 3 vers 18 (Sef. 03:18).

Zo zijn er ook velen vandaag. Er ligt een druk op hun leven want hun zonden zijn verzoend maar de gerichten zijn er nog. Vaak wordt het zo geleerd: dan volgen we dezelfde gedachtegang als de discipelen, toen ze aan Jezus vroegen ten aanzien van een blinde: “Wie heeft gezondigd, deze of zijn ouders, dat hij blind geboren is?” Johannes 9 vers 2 (Joh. 09:02). Maar het antwoord van Jezus luidde, zonder ook maar enigszins een slag om de arm te houden: “Noch deze heeft gezondigd noch zijn ouders, maar de werken Gods moesten in hem openbaar worden”(vers 3). En die werken Gods, dat was niet zijn blindheid, maar dat was zijn herstel. Dat is het kenmerk, het waarmerk van de werken Gods.

Jezus bevrijdt de blindgeborenen van het gericht

We zien dat Jezus hier iets heel belangrijks doet. Dat is de openingszet van het hele verhaal. Jezus wilde deze man genezen, maar waar begint Hij mee? Het eerste dat de Meester doet, is: Hij haalt deze blinde onder het gericht vandaan. Hij ontheft hem van de last en de smaad. Hij door­breekt dat gedachtepatroon van: het zal hem wel door God opgelegd zijn en daarom moet hij het maar geduldig dragen. Hij zal het er wel naar gemaakt hebben. Hoe iemand trouwens als gevolg van eigen zonde blind geboren kan worden, moet voor ieder weldenkend mens wel een raadsel zijn. Dat zou dan zonde zijn met terugwerkende kracht. Maar ook de veronderstelling dat deze mens de last van zijn ouders moet blijven torsen, wordt door Jezus radicaal afgewezen. Dit is een kernpunt in het optreden van Jezus: Hij doet wat de profeet Sefanja heeft aangekondigd. Hij komt en neemt de gerichten weg.

Aan het eind van het verhaal blijkt opnieuw dat men probeert de man weer onder het gericht te brengen. “Zij antwoordden en zeiden tot hem: Gij zijt geheel in zonden geboren en wilt gij ons leren?” Sefanja 3 vers 34 (Sef. 03:34). De Farizeeën blijken niet in staat om een mens te beoordelen naar wat hij nu is; zij moeten altijd weer terug naar het verleden; zij gaan altijd weer de mens vastpinnen op vroeger. En uitgerekend van zo iets moois als de geboorte maken zij een puur negatieve aangelegenheid. Geheel in zonden geboren. Toen de man zijn bestaan begon, was er dus volgens hen al geen enkel straaltje licht. Van het begin af aan was het bij deze man geestelijk een en al volslagen duisternis. Geheel in zonden; niets anders. Dus wat wil je verwachten? Enkel gericht; anders niets.

Zo wordt het denken over de geboorte, over het ontluiken van nieuw leven, een reden tot hoop en vreugde, bedorven en versomberd. Meteen is daar het gericht. Meteen komt er een domper overheen. Maar wat doet Jezus als Hij even later deze man weer aantreft? Hij stelt hem één vraag: “Gelooft gij in de Zoon des mensen?” Sefanja 3 vers 35 (Sef. 03:35). Het sleutelwoord waar Jezus deze mens op aanspreekt, is: geloof. Geloof heft de mens omhoog. Geloof staat tegenover gericht. Ja, geloof is sterker, machtiger dan het gericht.

Zo gebeurt het hier opnieuw. Voor de tweede maal haalt Jezus deze man onder het gericht vandaan. Jezus geeft deze mens gedachten van God mee. God denkt anders over u. Jezus wil dat deze man zal gaan functioneren vanuit geloof. Hij wil beslist niet dat de genezene weer onder het gericht terecht komt. Hij snijdt heel bewust die negatieve gedachten af, Jezus breekt de man radicaal los uit dit klimaat van vloek en doem. En Hij zet hem volledig op een nieuw spoor, op het spoor van het geloof, en dat is het spoor van God.

Dit is een fundamenteel punt: Jezus wil niet dat een mens onder een vloek, onder een gericht blijft zitten. Jezus bond de strijd aan met de gerichten, om de mens eraan te onttrekken.

Jezus en de bloedvloeiende vrouw

Een frappant voorbeeld daarvan vinden we ook in de geschiedenis van de bloedvloeiende vrouw. Zij raakt het kleed van Jezus aan en ontvangt genezing en dan vraagt Jezus: “Wie heeft Mij aangeraakt?” Opvallend is dat er dan staat: “De vrouw nu, bevreesd en bevende, wetende wat met haar geschied was, kwam en wierp zich voor Hem neder en zeide Hem de volle waarheid” Markus 5 vers 33 (Mark. 05:33). Deze vrouw is nu wel genezen, maar ze is vervuld met vrees. Waarom? Volgens de wet van Mozes was zij tengevolge van haar bloedvloeiing onrein en het was haar derhalve niet geoorloofd iemand aan te raken; nu had ze dat toch gedaan, vandaar haar vrees. Ze weet niet wat haar nu boven het hoofd hangt: een veroor­deling? Zal ze gestraft worden voor wat ze gedaan heeft, zal ze haar kwaal weer terug krijgen? Bevend staat ze daar voor Jezus en wat zegt Hij? “Dochter, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede en wees genezen van uw kwaal” Markus 5 vers 34 (Mark. 05:34).

Waarom zijn deze woorden van Jezus voor deze vrouw zo van diepe betekenis? Zij voelde zich een mens onder het gericht. Bevreesd, en vrees houdt verband met straf, met dreiging. Maar Jezus spreekt haar aan, niet zomaar: vrouw, maar: dochter) Weet je wel wie je bent? Dochter van je Vader. Zoals Sefanja het zei: Jubel, dochter van Sion. En dan geeft Jezus haar nieuwe gedachten. Hij brengt haar in de gedachtewereld van God en die wordt getypeerd door de begrippen: geloof, behoud, vrede en genezing. Dat zijn de vier motiefwoorden die Jezus haar meegeeft. Dat is het klimaat van de Vader in de hemel.

We zien: Jezus haalt deze vrouw onder het gericht vandaan. Hij straft haar niet, Hij berispt haar niet, Hij zegt niet: laat het niet weer gebeuren. Hij moedigt haar aan, Hij bevestigt haar: je bent op de goede weg, ga zo door, en laat je niet weer een juk van angst en wet opleggen.

Jezus zei nooit tegen iemand: u moet voorlopig nog onder het gericht blijven. U wilde graag genezen worden? Eerst nog een paar jaar boeten, broeder! Wat sprak de vader tot de verloren zoon, toen het thuis kwam? Ja, je hebt gelijk werk eerst maar eens een jaar of wat als dagloner? En dan zullen we wel eens opnieuw bekijken. Zorg eerst dat je je erfenis, maar eens terugverdiend. Toen de jongen thuis kwam,  kreeg hij een mantel en een ring, en de vader had het over: mijn zoon. Toen was hij niet meer onder het gericht. De mantel, teken van herstelde waardigheid, van herkregen identiteit; de ring, zegelring, symbool van vol­macht, om namens en samen met vader gezag te dragen. Je bent weer zoon, aan het gericht ontheven.

Jezus droeg aan het kruis ook onze gerichten

Wanneer Jezus hangt aan het kruis, draagt Hij op dat moment niet alleen onze zonden; Hij draagt ook onze gerichten. De machten der hel vielen op Hem aan, stortten zich op Hem en zo werd Jezus de mens onder het gericht. Van God en mensen verlaten, verstoten in het dodenrijk, nam Hij onze gerichten op zich. Zo droeg Hij niet alleen de zonde, maar ook de gevolgen van het kwaad. Want Hij wist: geen mens kan het dragen; geen mens kan ertegen. Kaïn zei het al: mijn misdaad is te groot om de straf te dragen. Jezus wist wat in de mens was. En Hij zei: Ik zal het doen. Zij kunnen het niet. Indien ge Mij zoekt, laat dezen heengaan. Een woord met een oneindig diepe zin. Laat dezen los om weg te gaan, staat er eigenlijk. Dat woord betekent: vrijlaten, wegzenden, vrijuit laten gaan, ook vergeven. Zo was Jezus. Hij stond in de hof en Hij zei: laat ze vrij.

Adam stond in de hof en hij beschuldigde Eva. Jezus stond in de hof en Hij beschuldigde niet. Hij schoof het gericht niet af. In de hof gebruikte Hij hetzelfde woord waar Hij eenmaal mee begonnen was, in de synagoge van Nazareth, toen Hij de woorden van Jesaja las: om verbrokenen heen te zenden in vrijheid. Vrijheid, vrijlating, daar begon Jezus mee,- laat ze gaan, daar eindigde Hij mee.

In Nazareth was het gericht voor Hem, en Hij ging door het gericht heen en Hij brak de macht van het kwaad. In de hof was het gericht voor Hem, en tot het einde toe maakte Hij waar wat Hij aan het begin gezegd had en Hij werd mens onder het gericht en de anderen mochten heengaan. En zo is het altijd gebleven: de Ene heeft het gericht gedragen en de anderen mogen heengaan. En van Hem werd gezegd, in het boek van de profeet Jesaja, dat Hijzelf zo graag las: Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen. Toen Jezus op de derde dag opstond uit de dood, toen stond de nieuwe mens op. Daarom was dat zo’n ongekend glorieus moment.

De nieuwemens is niet meer onder het gericht

In Jezus stond de nieuwe mensheid op. En dat heeft gewel­dige consequenties. Want die nieuwe mens is niet meer onder het gericht. Die nieuwe mens komt uit het dodenrijk vandaan. Over hem heeft het gericht geen macht meer. Die nieuwe mens kan zingen: Wij komen in witte kleren uit de Rode zee aan wal. Het smetteloze linnen van de rechtvaardigheid; het ongerepte leven, zo blinkende gekleed. De bruiloft is gekomen, de tafel aangericht, vergeten zijn de dromen, gedaan is het gericht. Voor die nieuwe mens, die onttrokken is aan de macht van de boze, is het gericht ten einde. Hij heeft uw vijanden verjaagd, zegt Zefanja. Want het is de vijand die gericht wil oefenen.

Ook ons lichaam behoort tot het domein van God. Jezus heeft de volledige mens terug gekocht uit de hand van de verdruk­ker. Hij heeft onze geest gekocht, Hij heeft onze ziel gekocht, Hij heeft ook ons lichaam gekocht met de prijs van zijn bloed. Ons lichaam is geen niemandsland. Het is gekocht door God. De boze heeft er derhalve geen recht meer op.

Ons lichaam is er ten dienste van God, ten dienste van de geest. Daarom is het van belang dat het goed kan functioneren, met het oog op het koninkrijk van God. Het is dan ook van belang dat we positief denken over onze uit­wendige mens, en dat we niet de gedachte toelaten: ons lichaam is nu eenmaal toch prijsgegeven aan verderf en ondergang. We zullen moeten loskomen van elk fatalisme, van alle doemdenken. God wil dat we denken vanuit de nieuwe mens. Dat is geloof. Geloof zegt: Maar wij zien Jezus, de nieuwe mens Gods, met heerlijkheid en eer gekroond.

God zegt: Laat dezen heengaan. Kom onder het gericht vandaan. Zoals het gebeurde toen Rachel een zoon baarde en zij hem noemde: Ben-oni, zoon van mijn ellende. Maar meteen greep Jakob in; hij wilde niet dat dit kind zou opgroeien onder het gericht, en onmiddellijk veranderde hij de naam en het werd: zoon van de rechterhand. Benjamin! Onder het gericht vandaan! Zo is God. Zo denkt God. Dat zien we in het gehele optreden van Jezus: Hij haalde steeds de mens onder het gericht vandaan.

En het is waar: we leven nog in vijandelijk gebied. De vijand valt nog aan; en hij probeert juist ook zonen Gods “ in hun lichaam te treffen. De strijd is nog in volle gang. “Maar wanneer de gemeente zich meer en meer de gezindheid en de gedachten van Jezus gaat eigen maken, en gezamenlijk één front gaat vormen tegen de aanvallen van de ziektemachten, dan zal ook op dit punt het koninkrijk van licht en leven meer gaan baanbreken. Soms houdt passiviteit of de gedachte aan gericht ons tegen. Of we zijn lamgelegd door teleur­stellingen van het verleden.

Wij moeten denken vanuit het plan Gods

Laten we ons de levenshouding van Paulus eigen maken, die zei: Als ik maar mijn loopbaan ten einde mag brengen. De apostel verlangde één ding: dat God hem de tijd en de kracht zou geven om zijn taak af te maken.

Wie zo gaat denken vanuit het plan Gods met zijn leven, diens geest gaat heersen, diens geest wordt bekrachtigd. Hij weet: het gaat enkel en alleen hierom dat Gods gedachten in mijn leven gerealiseerd worden. Daaraan moet alles zich onderwerpen.

Die mens, die gemeente trekt uit, onder het gericht vandaan, onder de banier van de goedheid Gods. De dood, de laatste vijand, moet nog teniet gedaan worden. Maar de eerste nieuwe Mens is opgestaan. Het herstel is begonnen.

 

Mededelingen redactie

De volledige mens

De artikelen van de serie ”De volledi­ge mens, waarvan in dit nummer het laatste deel verscheen, worden gebundeld en als brochure uitgegeven, welke over enkele weken verschijnt. Wij noteerden reeds verschillende bestellingen voor dit boekje, dat op zo duidelijke wijze het onderwerp: geest, ziel en lichaam behandeld en ook uitstekend geschikt is voor verspreiding.

Profeteren

In het meinummer van “Levend Geloof”, dat voor Pinksteren verschijnt, komt onder andere een uitge­breid artikel voor over één van de belangrijkste aspecten van de boodschap van Pinksteren, te weten het profeteren. Het werd exclusief voor ons blad geschreven door broeder Rob Polderman, voorganger van een volle evangelie gemeente te Antwerpen.

 

1982.03 nr. 224

Levend geloof 1982.03 nr. 224

In welk spoor gaan wij verder? Door Gert Jan Doornink

“Laten wij dan allen, die volmaakt zijn, aldus gezind zijn. En indien gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren; maar hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder!” Filippenzen 3 vers 15 en 16 (Filip. 03:15-16).

Hoe komen wij geestelijk verder?

We leven in een tijd waarin de scheiding der geesten zich aan het voltrekken is. Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11) is één van de bekendste teksten die ons beschrijft wat er aan de gang is: “Wie on­recht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”. Maar het gevaar bestaat dat we ons meer bezig houden met het eerste deel van deze tekst, dan met het tweede. Het lijkt soms wel of we meer geïnteres­seerd zijn in de toename van de zonde en de on­gerechtigheid van deze wereld, in plaats van ons bezig te houden met de vraag: hoe openbaren we meer en meer het beeld van Jezus? En daar gaat het toch om!

Dat was ook het verlangen van de apostel Paulus. Daarover schrijft hij in zijn brieven. Dat was het doel (en de worsteling) in zijn Leven. Daar­toe wekte hij de andere gelovigen op. In Filippenzen 3 vers 7 tot en met 11 (Filip. 03:07-11) schrijft hij bijvoorbeeld: “Maar alles wat mij winst was, heb ik om Christus’ wil scha­de geacht. Voorzeker, ik acht zelfs alles schade omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen, en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten, maar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit God is op de grond van het geloof. Dit alles om Hem te kennen en de kracht Zijner opstanding en de gemeenschap aan Zijn lijden, of ik, aan Zijn dood gelijkvormig wordende, zou mogen komen tot de opstanding uit de doden.

Paulus wekt ook ons op deze weg te gaan: “Wees mijn navolgers” zegt hij in Filippenzen 3 vers 17 (Filip. 03:17). En daarover lezen wij ook in zijn andere brieven. “Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg”, zegt hij in 1 Korinthiërs 11 vers 1 (1 Kor. 11:01). Sommigen vinden deze woorden nog al aanmatigend en zouden ze zelf nooit zo formu­leren, maar iemand die werkelijk vol is van de kracht en de liefde van Christus, heeft maar één verlangen namelijk: ook anderen brengen op de weg des heils om dan de weg met Jezus ten volle te bewandelen. “Wees dan navolgers Gods”, zegt Efeziërs 5 vers 1 (Ef. 05:01) en in Hebreeën 6 vers 12 (Heb. 06:12) wor­den wij opgeroepen te volharden door navolgers te zijn van hen die door geloof en geduld de be­loften beërven. (Eén van de voorwaarden om de beloften van Christus in ons leven in vervulling te zien gaan is dus een navolger van Hem te zijn). Wij denken ook nog aan de oproep van de apostel Petrus in zijn eerste brief: “Want hier­toe zijt gij groepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten opdat gij in Zijn voetstappen zoudt treden”.

Hoe functioneert de navolging van Christus?

Hoe gaat deze navolging van Christus nu in zijn werk? Welke richtlijnen geeft de Bijbel? Welke adviezen en raadgevingen geeft Paulus? We wil­len ons beperken tot Filippenzen 3, omdat juist in dit hoofdstuk enkele belangrijke ‘kernelementen’ naar voren komen.

Paulus heeft het hier ogenschijnlijk over een tegenstelling. Terwijl hij in Filippenzen 3 vers 15 (Filip. 03:15) zegt dat wij volmaakt zijn, zegt hij in Filippenzen 3 vers 12 (Filip. 03:12): “Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn…” Hoe kan dit? Zijn, wij nu volmaakt of niet volmaakt? In Christus zijn wij volmaakt, want we zijn een nieuwe schepping in Hem! Maar de openbaring van deze volmaaktheid is een (groei)proces. Daar moet heel ons leven op gericht zijn, dat moet ons leven beheersen. Dat was ook bij Paulus het geval, daarom schrijft hij verder: “…ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ik ook door Chris­tus Jezus gegrepen ben. Broeders, ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, maar één ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Je­zus” Filippenzen 3 vers 12 tot en met 14 (Filip. 03:12-14).

Wat was het grote, alles beheersende, centrale uitgangspunt in het leven van Paulus? Hij was door Christus Jezus gegrepen Filippenzen 3 vers 12 (Filip. 03:12). Dat was de intense blijdschap en hoop die zijn leven beheerste… en die ook ons leven mag beheersen! Want ook wij zijn door Jezus Christus gegrepen! En ook wij kunnen met Paulus zeggen: “Hij hééft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zij­ner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden” Kolossenzen 1 vers 13 en 14 (Kol. 01:13-14) .

Iemand die werkelijk door Jezus Christus gegre­pen is doet er ook alles aan om anderen voor Christus te winnen. Daarom doen wij aan evangelisatie, zijn wij ‘actief in dienst van de Heer’ en verkondigen wij de boodschap van het Koninkrijk Gods.

Maar dat mag niet het enige zijn! Wij behoren er op te letten dat het evangelie ook doorwerkt in eigen leven! Als de mensen niet het beeld van Jezus in ons zien, is al onze inspanning feitelijk tevergeefs. Onze handel en wandel be­hoort in overeenstemming te zijn met datgene wat we belijden en geloven. Dat speelde ook een grote rol in het leven van Paulus en steeds weer wees hij zijn medegelovigen daarop.

Het verdriet in het leven van Paulus

Paulus was bedroefd over allen die niet leefden vanuit de gemeenschap met Hem die hen verlost had uit satans macht. Hij schrijft: “Want velen wandelen – ik heb het u dikwijls van hen gezegd maar nu zeg ik het ook wenende – als vijanden van het kruis van Christus. Hun einde is het verderf, hun God is de buik, hun eer stellen zij in hun schande, zij zijn aardsgezind”( Filippenzen 3 vers 18 en 19 (Filip. 03:18-19). Het is duidelijk dat het hier niet alleen gaat om mensen uit de wereld die niet wedergeboren zijn, maar Paulus wijst hier op kinderen Gods die niet geestelijk, maar vlese­lijk leven. Denk in dit verband ook over wat hij daarover schrijft in de brieven aan de Korinthiërs en aan de Galaten.

Wie vleselijk leeft, leeft op hetzelfde niveau als iemand die Jezus nog nooit heeft aanvaard en heeft een leven waarin satan het voor het zeggen heeft, in plaats van Jezus Christus. Een leven wat niet vol is van de Heilige Geest, maar waarin allerlei verkeerde geesten geïnfil­treerd zijn, om hun vernietigend werk te doen. Een leven dat niet meer de kracht en de liefde van Jezus uitstraalt, maar waarin nederlaag en duisternis tot openbaring komt. Samengevat: zo’n leven is en ontspoord leven!

En dat is niet Gods wil! Paulus zegt in vers 16: “…maar hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder!” We moeten verder! We moeten groeien! Maar op welke wijze?

Twee voorwaarden om geestelijk te groeien

Om geestelijk te groeien moet er in de eerste plaats een verlangen zijn om geestelijk verder te komen. Er zijn legio christenen die geen enkel verlangen hebben om te groeien. In de natuurlijke wereld is groei een vanzelfspreken­de zaak, hoeveel te meer in de geestelijke wereld. Satan heeft het verlangen om geestelijk verder te komen bij velen onderdrukt. Gebonden­heid is één van de wapenen die hij hanteert, waardoor velen het stadium van de geestelijke volwassenheid nimmer bereiken.

In de tweede plaats is het belangrijk, als wij wel het verlangen hebben om geestelijk te groeien, dat het op de juiste wijze gebeurt! Vanuit datgene wat we bereikt hebben, moeten we verder groeien, zegt Paulus.

Nu is de vraag: Wat hebben wij bereikt? Er zijn kinderen Gods die nog nooit het fundament in hun leven goed hebben gelegd. Velen hebben Jezus in hun leven aangenomen als hun Redder. Maar dan blijft een verdere fundamentlegging achterwege. Als men de doop door onderdompeling en de doop met de Heilige Geest, gepaard gaande met het spreken in tongen, facultatief gaat stellen, zoals in de evangelische wereld ge­beurt, hoe kan er dan ooit op de juiste wijze verder gebouwd worden?

Er zijn er ook die wel het fundament hebben ge­legd, maar daarna nooit verder komen. Terwijl we juist moeten groeien vanuit het fundament naar de eindvoltooiing.

Het advies wat Paulus in Filippenzen 3 geeft voor een gezonde geestelijke groei, komt er op neer dat we af moeten rekenen met alles wat aardsgezind is, want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen. Hier ligt de sleutel, dit is het geheim! Paulus zegt: “Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser ver­wachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen” Filippenzen 3 vers 20 en 21 (Filip. 03:20-21). Velen denken dat bij de komst van Jezus ook hun geest zal veranderen, maar dat is een leugen uit het rijk van satan. Dat gebeurt alleen met ons lichaam. De uiterlijke mens is aan verval onder­hevig, maar niet onze innerlijke mens. Die wordt vernieuwd van dag tot dag 2 Korinthe 4 vers 16 (2 Kor. 04:16). En deze nieuwe mens wordt vernieuwd tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper Kolossenzen 3 vers 10 (Kol. 03:10).

Dat is de gezonde geestelijke groei die de Bij­bel ons aantoont.

Daarom is het kenmerk van een kind van God dat verder gaat in het spoor van Jezus, dat hij geestelijk groeit. Lees in dit verband ook Efeziërs 4 vers 10 tot en met 16 (Ef. 04:10-16).

Willen wij volkomen één worden met Jezus dan behoren wij op te groeien naar de volwassenheid. Dan mogen en kunnen wij ten volle productief zijn in dienst van de Heer, maar vanuit de juiste geestelijke instelling. Vanuit de gezindheid van Christus.

“Laten wij dan allen, die volmaakt zijn, aldus gezind zijn. En indien gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren” Filippenzen 03 vers 15 (Filip. 03:15). En wat dit laatste betreft: Hij wil ons leiden en corrigeren door Zijn Woord en Geest. “Maar hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder! Filippenzen 3 vers 16 (Filip. 03:16). En we gaan steeds verder met Jezus door in Zijn voetstappen te blijven wandelen. Wie de geestelijke weg van geloof en gehoorzaamheid ten volle bewandelt, gaat ook meer en meer Zijn beeld openbaren en leeft daar­door tot eer en glorie van Hem die ons vrijkocht met Zijn bloed! Is het ook uw verlangen in dat spoor verder te gaan?           .

 

Geworteld en gegrond in de liefde door H. J. Scholten

Gegrond en geworteld in de liefde Efeze 3 vers 17 (Ef. 03:17) is pas mogelijk als Christus in on­ze harten woning heeft kun­nen maken. Dat wil zeggen dat Jezus met Zijn liefde en genade heerst in onze har­ten. Dan gaan er wonderbare dingen gebeuren in ons le­ven. Dan worden we ergens toe in de gelegenheid gesteld. Namelijk dit: om sa­men met alle heiligen in staat te zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is van de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat.

De apostel Paulus zegt: “Al ware het, dat ik profetische gaven had, en alle geheimenissen en alles wat te weten is, wist, en al het geloof had, zodat ik bergen verzet­te, maar ik had de liefde niet, ik ware niets!”

Bergen verzetten! Dat duidt op de strijd in de hemelse gewesten en de geestelijke wapenrusting en kennis en inzicht in het Woord van God. Allemaal uiterst be­langrijk! Maar het is alles volkomen waardeloos zonder de liefde.’

Je kunt zó overtuigd zijn van de juistheid van een leer dat diezelfde leer je zo hard kan maken als een spijker! Je bent zó over­tuigd dat je de goede bood­schap te pakken hebt, je zou je leven er wel voor over hebben, ja, je lichaam desnoods geven om verbrand te worden. “Wacht even”, zegt Paulus, “als je de liefde niet hebt, het baat je niet!”

De ware liefde kent bewogenheid! Jezus was met inner­lijke ontferming bewogen over de schare. Het waren allemaal mensen zonder ken­nis en inzicht en daarom dwaalden ze allen als scha­pen. Als wij van onze goede boodschap overtuigd zijn, zal deze alleen effect sor­teren wanneer, door de lief­de Gods gedreven, deze bood­schap gepredikt wordt. Som­migen laten zich drijven om­dat ze doodgewoon gelijk willen hebben en je proeft geen grammetje liefde!

Als wij elkander liefhebben, blijft God in ons en zal Zijn liefde in ons volmaakt worden! 1 Johannes 4 vers 12 (1 Joh. 04:12).

 

Het schouwspel en de toeschouwers

Welk een spectaculair gebeuren vond er eeuwen geleden plaats op Golgotha. De naam ‘Golgotha’ (‘Schedelplaats) gaf de plek aan waar misdadigers, die door de wet tot de dood waren veroordeeld, moesten sterven.

Bij het sterven van Jezus hadden zich in hoofdzaak twee groepen gevormd.

1 – Men was de mening toegedaan dat Hij zijn welverdiend vonnis tegemoet ging omdat Hij godslasterlijke taal gesproken had, door niet te ontkennen dat Hij Gods Zoon was. Men dacht bovendien dat Hij klaar stond het konings­schap over Israël over te nemen.

Stel u voor dat heden ten dage zich hetzelfde afspeelde? Zou men dan ook niet zeggen dat een oproerkraaier en een rebel gestraft diende te worden?

2 – De andere mening werd gevormd door Zijn volgelingen, die -hoewel geestelijke geschoeid – te kampen hadden met teleurstelling over de gang van zaken en verdriet om Zijn sterven en vooral: de wijze waarop (de misdadigersdood). Zouden u en ik zich niet ellendig en vertwijfeld hebben gevoeld? Je mag dan geloven en een geestelijke training hebben gehad, maar je hart raakt vertwijfeld en de emoties breken los.

Intussen hing daar Jezus tussen hemel en aarde als een schouwspel voor de gehele wereld. Hoe eenzaam en alleen moet Hij zich toen hebben gevoeld. Desondanks wilde Hij niemands mening beïnvloeden; geen verdediging kwam uit. Zijn mond.

Had het sterven van Jezus dan wel enige zin? (‘zinvol’ zou men nu zeggen). Een Romeins hoofdman (naar onze begrippen een heiden) die gekomen was om zijn plicht uit te voeren, gaf het antwoord. Hij werd zó in zijn gemoed overtuigd, dat hij het uitriep. Hij was als zondaar gekomen, maar hij kwam tot geloof.

Hoe staan u en ik rondom het kruis? Welke mening zijn wij toegedaan? We kunnen veel leren van die Romein uit dat verhaal: velen zijn naar Golgotha gekomen maar niet een ieder kwam tot geloof. Velen zijn ’toeschouwer’ gebleven en zijn aan het kruis voorbij gegaan.

 

Rondom Golgotha, toen … en nu door Judith Jacobs

Markus 15 vers 59 (Mark. 15:59)

Ze waren naar de plaats gekomen,

Vanouds bekend als ‘Golgotha’;

Daar hadden zij de Heer zien sterven:

Hij had gebeden om gena –

 

Niet voor Zichzelf, maar voor Zijn haters

Die Hem zo wreed hadden bespot;

Toen Hij de geest gaf riep de hoofdman:

“Waarlijk, Deez was de zoon van God”.

 

Misschien is Golgotha ‘historie’,

Behoort die plek tot het verleen.

Maar ’t kruis – al ben je nog zo’n heiden –

Daar komt geen sterveling omheen.

 

Want op dat hout stierf eenmaal Jezus,

Met eeuw’ge liefd’ voor u en mij;

Alleen: de één wil knielen en Hem danken,

De ander – loopt er aan voorbij….

 

De vrede Gods (innerlijke vrede) door J. Noë

“Zo zegt de Here, uw Verlos­ser, de Heilige Israëls: Ik ben de Here, uw God, die u leert, opdat het u wel ga; die u de weg doet betreden, dien gij moet gaan.

Och, dat gij naar mijn geboden zou luisteren; dan zou uw vrede zijn als een rivier en uw gerechtigheid als de golven der zee” Jesaja 48 vers 17 en 18 (Jes. 48:17-18).

Het onderwerp dat ik nu ga behandelen gaat niet over de aardse vrede, maar over de Goddelijke vrede, de inner­lijke vrede. In verband met de opbouw van dit artikel was ik genoodzaakt veel teksten aan te halen. Boven­staande woorden van God aan de Israëlieten, alsmede de onderstaande priesterlijke zegen uit Numeri 6 vers 22 tot en met 27 (Num. 06:22-27) : “De Here zegene u en behoede u; de Here doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de Here verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede”, zijn toch zeker wel het overdenken waard en dienen ook door ons wel terdege ter harte worden genomen.

Doordat dus Israël niet geluisterd had naar het Woord van God en ongehoorzaam was geworden, kon het niet tot die Goddelijke vrede ingaan.

In het Woord van God kunnen wij constateren dat het Goddelijk licht (leven), de Goddelijke rust, vrede en blijdschap nauw met elkaar verbonden zijn en het één het gevolg is van het ander. We zullen deze nu afzonder­lijk behandelen.

Licht (leven)

Oude Testament:

Psalm 27 vers 1 (Ps. 027:001): “De Here is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen?”

Psalm 36 vers 10 (Ps. 036:010): “Want bij u is de bron des levens, in uw licht zien wij het licht”.

Psalm 56 vers 14 (Ps. 056:014): “…zodat ik voor Gods aangezicht mag wandelen in het licht des levens”.

Nieuwe Testament:

Jezus zegt in Johannes 8 vers 13 (Joh. 08:13): “Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben”.

Dus als wij Jezus volgen, dus Zijn woorden bewaren, Hem in alles gehoorzamen en handelen zoals Hij gehan­deld heeft, dan zal het Goddelijk licht en leven in ons openbaar worden, zullen de machten der duis­ternis moeten wijken en zal de Goddelijke vrede ons hart doorstromen.

Paulus zegt in Romeinen 13 vers 12 (Rom. 13:12): “Laten wij dan de werken der duisternis af­leggen en aandoen de wape­nen des lichts”.

In Jacobus 1 vers 17 (Jak. 01:17) staat: “Iedere gave, die goed, en elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neder, van de Vader der lichten, bij wien geen verandering is of zweem van ommekeer”.

Rust

Jezus zegt in Matteüs 28 vers 28 tot en met 30 (Matt. 28:28-30): “Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoe­dig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht”.

Rust en vrede horen bij elkaar. Om tot de Goddelij­ke rust in te gaan, moeten wij aan de daarvoor gestel­de voorwaarden voldoen, namelijk Zijn juk op ons nemen, waardoor wij leren, hoe wij tot de rust van onze ziel (welke wordt beheerst door ons verstand, wil en gevoel) kunnen in­gaan. Daarom is het zo be­langrijk dat onze geest volkomen gemeenschap heeft met de Heilige Geest, zodat onze ziel onder de goddelijke leiding komt te staan. (Hierover heb ik reeds uitvoerig geschreven in “Levend Geloof” van maart en april 1981).

Vrede

In Johannes 14 vers 16 tot en met 31 (Joh. 14:16-31) spreekt Jezus over de liefde van de Vader; hoe onze liefde voor Hem be­hoort te zijn en wat het gevolg daarvan is. Verder over de Heilige Geest, de Trooster, en de Goddelijke vrede. Ik zal enkele teksten aanhalen.

Johannes 14 vers 23 en 24a (Joh. 14:23-24a): “Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefheb­ben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen”.

Johannes 14 vers 25 en 26 (Joh. 14:25-26): “Dit heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik nog bij u verblijf; maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen bren­gen al wat Ik u gezegd heb”. (Zie ook vers 16 en 17).

Vers 27: “Vrede laat ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd of versaagd”.

De vervulling met de Heilige Geest is nodig

Uit het bovenstaande zien wij, dat wij vervuld moeten zijn van de Heilige Geest om het niveau te bereiken waar God ons hebben wil en eerst daardoor de Goddelijke vrede in ons komt.

Paulus zegt in Romeinen 8 vers 6 (Rom. 08:06): “Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid van de Geest is leven en vrede”.

In Romeinen 15 vers 13 (Rom. 15:13): “De

God nu der hope vervulle u met louter vreugde en vrede in uw geloof, om overvloe­dig te zijn in de hoop, door de kracht des heiligen Geestes”.

En in 1 Thessalonicenzen 5 vers 23 en 14 (1 Thess. 05:23) zegt Paulus: “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Chris­tus blijken in alle dele onberispelijk bewaard te Zijn. Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen”:

Laten bovenstaande woorden ons bemoedigen en verster­ken. En laten ze tot ons hart en ziel doordringen, opdat wij geheel van die Goddelijke vrede en blijd­schap vervuld worden.

Vrede gaat gepaard met blijdschap

In aansluiting hierop zal ik nog enige teksten aan­halen, waar vrede met grote blijdschap gepaard gaat. In Galaten 5 vers 22 (Gal. 05:22) staat bijvoorbeeld dat beiden een vrucht van de Heilige Geest zijn.

In Romeinen 14 vers 27 (Rom. 14:27) zegt Paulus: “Want het Konink­rijk Gods bestaat uit rechtvaardigheid, vrede en blijdschap”.

En nu de slottekst, die zo­veel inhoudt en waar ik na­der op inga.

Filippenzen 4 vers 4 tot en met 7 (Filip. 04:04-07): “Verblijdt u in den Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: verblijdt u ! Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend. De Here is nabij. Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door ge­bed en smeking met dankzeg­ging bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus”.

In deze teksten wijst Paulus ons de weg, welke wij gaan moeten als wij, als kinderen Gods, in allerlei verdruk­kingen komen te verkeren en, broeders en zusters, daar ontkomen wij geen van allen aan. Denk maar eens aan Pau­lus wat die niet allemaal te verduren heeft gehad. De duivel gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden 1 Petrus 5 vers 8 (1 Petr. 05:08), of hij komt listig als een slang of als een engel des lichts. Wees dus voorzichtig. Petrus waarschuwt ons met de woor­den: “Wees nuchter en waak­zaam en weersta hem vast in het geloofd 1 Petrus 5 vers 9 (1 Petr. 05:09).

Hoe dichter bij de Heer, hoe feller de aanvallen van de duivel en zijn trawanten worden. Ze zullen proberen ons lichaam aan te tasten, tweedracht of twist te zaai­en in het gezin, in de fami­lie, in de gemeente, waar­door scheuringen kunnen ont­staan, wrijvingen veroorza­ken op je werk, tussen broe­ders en zusters, vrienden, enzovoort.

De gevolgen kunnen onder andere zijn: nervositeit, gespannenheid, depressies, prikkelbaarheid, boosheid, drift (met alle gevolgen van dien), moeheid, luste­loosheid, enzovoort, waardoor natuurlijk de Goddelijke vrede van je wijkt.

God doet alle dingen medewerken ten goede

Maar nu zegt God in Zijn Woord in Romeinen 8 vers 28 (Rom. 08:28) Dat Hij alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn. Dus ook hier de voorwaarde: Als we God met geheel ons hart liefhebben, dan is alles wat ons overkomt tot ons nut. Wij worden door de Heer gelouterd en getuch­tigd tot reiniging van onze ziel, opdat wij ware mede­arbeiders en getuigen van Jezus Christus zullen zijn, staande als een rots in de branding tegen alle aanval­len van de machten der duisternis. De gaven en de vrucht van de Heilige Geest gaan zich openbaren. De Heer is nabij. De kracht Gods openbaart zich eerst ten volle in onze zwakheid. Daarom kunnen wij ons dan ook verblijden in alle om­standigheden, zijn in geen ding bezorgd en laten al on­ze wensen door gebed en sme­king met dankzegging bekend worden bij God. Waarom met dankzegging van te voren? Omdat de zekerheid des geloofs in ons hart moet zijn dat God Zijn toezeggingen waar zal maken.

En dan komt de Goddelijke vrede in ons, die heerlijke rust, die alle verstand te boven gaat en ons hart en gedachten behoedt in Chris­tus Jezus. Halleluja!

Zijn wij bevrijd van gebondenheden?

Er zijn echter nog kinderen Gods bij wie nog ongerechtigheden aanwezig zijn, omdat zij nog gebonden zijn door een of andere macht of machten, waardoor vanzelfsprekend de vrede Gods wordt geblok­keerd. Behalve de werken van het vlees, die reeds hierboven genoemd zijn, kun­nen dat zijn bijvoorbeeld: jaloersheid, bitterheid, wrok, onwaarheid, wereldgezindheid, onreinheid, angst, occulte bindingen, enzo­voort. Door zelfonderzoek kun je ontdekken waar je aan gebonden bent. Ook in het onderbewustzijn kunnen er verborgen zonden zijn, die echter door de Heilige Geest tot openbaring kunnen worden gebracht. Het is mogelijk dat, als men gedoopt is met de Heilige Geest, men zich­zelf kan bevrijden. Een en ander hangt af in hoeverre men gebonden is. Lukt dat niet dan moet men de hulp in roepen van broeders en/of zusters die deze bedienings- gave hebben.

En nu tot slot nog het vol­gende. Het kan gebeuren dat men op een gegeven moment ergens een beslissing voor moet nemen, bijvoorbeeld in verband met een baan, met een huwelijk, bij moeilijk­heden in het gezin of waar ook, voor het werken voor de Heer in eigen land of in het buitenland, enzovoort. Ga dan daarvoor in gebed en vast desnoods. Als de Heer daarop je Zijn vrede in je hart geeft, kun je gerust doen wat je van plan bent. Dan zal de Heer het ook be­vestigen. Ik besluit nu dit artikel met de volgende woorden van Paulus: “Genade zij u en vrede van God de Vader en van de Heer Jezus Christus. Amen!

 

Wat is uw naam? Door Gert Jan Doornink

 

Nieuwe brochure

“Elk mens draagt een naam, want we moeten nu eenmaal weten om wie het gaat. Wie zit er achter die naam? We willen de identiteit van de mens weten en dan is een naam erg belangrijk”.

Zo begint de nieuwe brochu­re van broeder H. J. Schol- ten, die zo juist is ver­schenen onder de titel: “Wat is uw naam?”. Over de­ze identiteit gaat het in deze brochure, maar dan speciaal over de geestelijke identiteit die wij als kinderen Gods bezitten.

Talrijke facetten van dit belangrijke onderwerp komen in dit boekje aan de orde, bijvoorbeeld over de oor­sprong van de mens. Satan probeert deze te verduiste­ren: “De mens mag nergens vandaan komen”. Vandaar dat in onze tijd de evolutie­leer zo’n opgang maakt. Sa­tans doel is dat de mens een onbekende blijft, zon­der naam, zonder een enkele identiteit. “Vooral mag de mens niet geschapen zijn naar Gods beeld en gelijke­nis, want dat zou grote consequenties hebben. Zo is de mens op het laatst gaan geloven dat hij alleen maar geneigd is tot alle kwaad en onbekwaam tot enig goed”. Broeder Schol ten noemt dit terecht “een denkpatroon uit de koker van de duivel”.

De Bijbel laat ons echter duidelijk zien dat de mens geschapen is naar Gods beeld, ‘volmaakt en goed’. We moeten dus God leren ken­nen, dat wil zeggen door Jezus te aanvaarden en te volgen onze ware identiteit ontdekken. De schrijver citeert 1 Johannes 5 vers 20 (1 Joh. 05:20) (een tekst om langzaam en hardop meerdere keren te lezen en heel je hart er voor open te stellen): “Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te kennen; en wij zijn in de Waarachti­ge, in Zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarach­tige God en het eeuwige le­ven” .

Ook gaat broeder Scholten in op de aangetaste identi­teit van het massachristendom: “Het beeld is niet bijzonder fraai. Christenen met een aangetaste identi­teit door leringen van men­sen, door leugens van boze en ‘vrome’ geesten, door huichelarij van allerlei leugensprekers. En vanwege hun  demonenblindheid hopeloos aan het strijden tegen de ‘zondigheid van het eigen vlees’. Door de ‘leer der vaderen’ van hun namen be­roofd” .

Daartegenover komt de iden­titeit van het ware Godsvolk meer en meer tot openbaring: “Als hun gevraagd wordt: wat is uw naam?, dan is het antwoord: ik ben een kind van God. Met grote zekerheid komt het er uit. En op grond van Gods Woord weten wij dat God in zulke mensen een wel­behagen heeft. En nu groei­en ze toe naar het volmaakte beeld. Ze houden vast aan het woord van hun God, die gezegd heeft: Laat ons men­sen maken naar ons beeld en onze gelijkenis. Ze geloven heel bewust in de woorden van Jezus: “Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader” Matteüs 5 vers 48 (Matt. 05:48)”.

Met nadruk wijst broeder Scholten ook op de noodzaak om geestelijk te groeien, want alleen volwassen chris­tenen hebben door het ge­bruik hun zinnen geoefend in het onderscheiden van goed en kwaad. “De geeste­lijk volwassen mens weet waar hij vandaan komt en waar hij naar toe gaat. Hij heeft een doel en laat zich onder geen beding daar van afbrengen. Hij weet een ‘vakkundig’ gebruik te ma­ken van zijn geestelijke zintuigen en weet en be­proeft onmiddellijk wat uit het Koninkrijk Gods afkoms­tig is of uit het rijk der duisternis”.

“God wil geestelijke mensen van ons maken die eenmaal met Hem op de troon zullen heersen. Dat zullen mensen zijn met een naam, omdat God een naam heeft. Hij is degene die naam en identi­teit van Zijn volk her­stelt” .

Graag zouden we nog meer willen publiceren uit deze bijzonder leerzame en ge­loofsopbouwende brochure, maar we zijn er van over­tuigd dat uw belangstelling voldoende is gewekt om deze zelf te gaan lezen.

 

 

 

De volledige mens door redactie

In tegenstelling met wat wij in ons vorig nummer schreven, volgt er nog één aflevering in de serie “De volledige mens” van Nico Goverts. Daarna wor­den de vijf artikelen tot een brochure gebundeld en door ons uitgegeven.

 

De kennis van goed en kwaad door Jan W. Companjen

A – “De mannen van de stad zeiden tot Elisa: Zie toch, de ligging van de stad is goed, zoals mijn heer ziet; maar het water is slecht, en de landstreek veroorzaakt misgeboorte. Toen zeide hij (Elisa): Haalt mij een nieuwe schotel en doet er zout in. Zij haalden hem er een. Daarop ging hij naar de waterwel, wierp het zout daarin en zeide: Zo zegt de Here: Ik maak dit water gezond; daaruit zal geen dood of misgeboorte meer voortkomen. En het wa­ter werd gezond, tot op de­ze dag, volgens het woord, dat Elisa gesproken had”.

B – “Vandaar ging hij naar Bethel. En toen hij de weg opklom, kwamen er kleine knapen uit de stad, die de spot met hem dreven en hem toeriepen: Kom op, kaalkop!

Kom op, kaalkop! Toen wend­de hij zich om, zag hen en vervloekte hen in de naam des Heren. Toen kwamen er twee berinnen uit het woud en verscheurden twee en veertig van die kinderen. En hij ging vandaar naar de berg Karmel, en vandaar keerde hij terug naar Samaria” 2 Koningen 2 vers 19 tot en met 25 (2 Kon. 02:19-25).

Waarom een gezonde leer nodig is

In ons vorige artikel ston­den wij min of meer uitvoe­rig stil bij het scheppingsverhaal. Dat God de mens schiep naar Zijn beeld en naar Zijn gelijkenis. De mens diende zich te ont­plooien tot een Geestelijk wezen, kennende goed en kwaad. Bij de verzoeking speelde die kennis tussen goed en kwaad, ook een grote rol. De slang zei: als gij daarvan eet, zullen uw, ogen geopend worden en gij zult als God zijn, kennende goed en kwaad.

In principe had satan ge­lijk. Er was echter een groot probleem, de mens was er nog niet rijp voor. Zij grepen vooruit, omdat het hun aan geestelijke wapen­rusting, dat wil zeggen aan Geestelijke ontwikkeling ontbrak. Zij kwamen na hun daad dan ook tot de ontdek­king dat zij naakt, zonder bescherming, waren. Zij ervaarden hun geestelijke naaktheid in de natuurlijke wereld en als eerste gevolg daarvan verborgen zij zich voor hun Schepper.

God is goed, Hij wil een volkomen schepping, waarvan Hij ook nu kan zeggen dat het alles goed, ja zeer goed is. Dat doel laat Hij niet varen. Een gezonde leer is daarom hard nodig, juist nu, nu de tijd dringt. Een ge­zonde leer, is die leer, die de mens herstelt en leert onderkennen wat goed en kwaad is. Alles wat de mens ontkleedt, naakt maakt, tot zondaar maakt, is onjuist. De boodschap van Jezus is en blijft: herstel, vrede, vreugde en blijdschap door de Heilige Geest. Ja, door de Heilige Geest, dat is de Geest die wij hebben en die in het .Oude Testament ont­brak. Gods Geest in ons, is de macht die ons zal leiden tot de volle waarheid en de volle volwassenheid. Daarom was het goed dat Jezus van ons weg ging en ons de weg opende tot het ontvan­gen van de Geest der waarheid.

Geestelijke en natuurlijke Christenen

Toch is het nog een vaak voorkomend feit dat je Geestelijke en natuurlijke christenen hebt. De laatst­genoemden zijn ‘ergens’ blijven steken of, (dat is ook mogelijk) nog op weg naar het doel dat met Christus’ komst bedoeld is: vervuld worden met alle volheid Gods. Test u zelf eens, hoe het met u gesteld is.

Geestelijke christenen zeg­gen: Wij kunnen veranderen, alles is mogelijk, want Jezus is Heer. Natuurlijke christenen zeggen: Zo is het, het is nu eenmaal zo en dat wil zeggen: “de natuur is heer”. Vanuit het natuur­lijke denken is het normaal dat men het onvolkomene accepteert. Dat laatste heeft echter zeer grote consequenties, speciaal wat be­treft de kennis van goed en kwaad. Zie om je heen hoe in kerk en wereld, zwart wit en wit-zwart wordt ver­klaard. Het is, zegt men, nu eenmaal zo, de één zus en de ander zo en je hebt elkaar maar in liefde te accepteren zoals je bent. Wij hebben echter veel meer, na­melijk liefde door de Heili­ge Geest, dat is een gezonde liefde. Een liefde die ge­zond maakt en herstelt.

Daarom zijn wij tot helpen in staat.

Inzicht krijgen in wat goed en kwaad is

Wil alles goed functioneren dan zal het voor de eind­overwinning echter noodzake­lijk zijn dat wij goed zicht krijgen op datgene wat goed en kwaad is.

Bij Elisa ging het ook wel eens fout. Hij was een groot profeet uit het oude verbond maar wij hebben in het nieu­we verbond meer. In Matteüs 11 vers 11 (Matt. 11:11) zegt Jezus daarvan, dat Johannes de Doper de groot­ste was van hen die uit vrouwen geboren zijn. Door hem sprak God tot Zijn volk. Maar de kleinste in het Ko­ninkrijk der hemelen (wat wij nu hebben) is groter dan hij.

Vanaf Jezus breekt het Ko­ninkrijk Gods zich baan. De profeten uit het oude ver­bond hebben daarvan gepro­feteerd. Wij mogen groeien, door steeds meer inzicht, naar de Geestelijke mens. Die groei is bestemd voor een ieder, voor klein en groot, voor arm en rijk, voor sterken en zwakken en …een ieder naar zijn ver­mogen. Zo leven wij in een goede landstreek en in een goed gelegen stad, het he­melse Jeruzalem. Zo kunnen wij een parallel trekken tussen het eerste deel van het aan het begin van dit artikel staande tekstge­deelte en ons. Ook bij ons is het water nog niet al­tijd gezond en komt er geestelijke misgeboorte voor.

Dat ongezonde stuk leven dat op die wijze bij ons nog voorkomt is in hoofd­zaak terug te brengen naar het gebrek aan kennis tus­sen goed en kwaad. Gods volk gaat verloren door ge­brek aan kennis. Niet door zonden of andere tekortko­mingen maar door gebrek aan kennis tussen goed en kwaad. Het is nodig om meer kennis van God te ont­vangen, dat kan echter niet anders dan door middel van de Heilige Geest. De Heili­ge Geest is onze leraar. Jezus werd door diezelfde Geest geleid. Het volk aan­vaardde Hem niet omdat Hij Zijn kennis niet op school geleerd had. Hij werd ech­ter door God zelf onderwe­zen en was aldus een zoutend zout. In die onder­wijzing door God zelf, zit het grote geheim van de gezond wording. Gods Geest werkt boven het menselijk denken.

Het gaat om het herstel van de gemeente

Daarom moeten wij terug naar onze éne en waarachtige Leidsman, de Geest Gods, die ons geschonken is tot red­ding der wereld. Dan zullen ook wij een waarlijk zoutend zout zijn. Wij roepen niet om een Elia of een Elisa of om één of andere grote fi­guur, maar om het herstel van de gemeente, het hemelse Jeruzalem, een veelheid van mensen uit allerlei rang en stand. Het gaat er daarbij alleen maar om of wij het evangelie van Jezus Christus willen aanvaarden in alle aspecten. Jezus leeft en wij met Hem.

Elisa vroeg en kreeg een nieuwe schotel met zout. Het is alles nieuw en rein. Het is zeker dat er niets anders toegevoegd hoeft te worden aan de bron van water dan dat zout om alles levend en gezond te maken. Indien wij vervuld zijn met Gods Geest kunnen stromen van levend water uit ons binnenste vloeien. Naast die stromen van levend water vraagt de Heer echter van ons dat wij 22 een zoetend zout zijn. Die twee aspecten samen (water en Geest) zullen er voor zorgen dat alles gezond wordt en dat er geen misge­boorte meer zal plaats vin­den. Misgeboorten zijn er onder andere nu nog veel te veel te vinden in het ont­breken van of zoeken naar Geestelijke volmaaktheid. Men kan en/of wil niet uit­groeien tot Geestelijke volwassenheid. Men ziet in Christus de volmaakte mens niet uitgebeeld (spiegel Gods), maar in de zalig le­vende of reeds gestorven zijnde vader, moeder, oom of tante of de één of ande­re dominee of prediker.

Jezus zegt: Ik ben de weg. Door Hem te volgen en Hem als Leidsman te aanvaarden wordt je met Hem een le­vendmakende Geest. Dan zal het hemelse Jeruzalem spoe­dig uit de hemel nederdalen en zichtbaar worden, zodat er geen misgeboorte meer zal zijn. Zo, broeders en zusters, wil ik u ook in de Naam des Heren verkondigen dat de stroom van levend water gezond zal zijn en dat er geen dood of misge­boorte meer zal voorkomen in ons midden, want de stad en het land waarin wij wo­nen is goed, ja zeer goed.

Bij al dit goede is het echter ook noodzakelijk dat wij al gaande leren onderkennen wat goed en kwaad is. Daarvoor willen wij punt B. van ons tekstge­deelte tot voorbeeld nemen. Wij zijn, net als de Samaritaanse vrouw bij de put, uitgenodigd tot het schen­ken van levend water. Jezus zegt in Johannes 4 vers 7b (Joh. 04:07b): “Geef Mij te drinken”, dat wil zeggen dat wij geroepen zijn het leven te geven en niet de dood.

God is goed. Hij is de Ver­tegenwoordiger van al het leven en van alle herstel. Jezus Christus is ons dat komen openbaren. Hij liet ons de Vader kennen zoals Hij werkelijk is. Daarom zei Jezus ook op Golgotha, toen zij Hem aan het kruis nagelden: “Vader reken hun deze zonde niet toe”. Ook Stéfanus, de eerste marte­laar, riep bij zijn steni­ging: “Here, reken hun deze zonde niet toe”. Beiden, zowel Jezus Christus als Stéfanus, werden hierbij geheel en al door één Geest geïnspireerd. Zij wa­ren één zoals de Vader één is, kennende en onderkennen­de wat goed en kwaad is, dat wil ook zeggen uit welke bron het kwade voortkomt.

Bij Elisa was dat geheel anders. Hij onderkende niet dat de kinderen die schel­dend achter hem aankwamen door de duivel geïnspireerd werden. Hij hoorde de kin­deren al roepende achter hem aankomen (‘schelden doet geen zeer!’), keerde zich om, zag de kinderen en vervloekte ze. Zelfs de Naam van de Here werd er bij genoemd. Ik kan u ech­ter verzekeren, broeders en zusters, dat Elisa hier nog meer de fout inging dan de kinderen die hij vervloek­te. Hij zei niet: reken hun deze zonde niet toe, maar vervloekte ze, met het ge­volg dat ze door twee wilde dieren verscheurd werden.

 

Kort geleden hoorde ik in verband hiermee nog door een prediker de opmerking dat God niet met zich liet spotten. Hier liet Elia niet met zich spotten en hij reageerde door het oor te lenen aan een duivelse inspiratie die twee en veertig kinderen het leven kostte. De schrik voor Elisa, als man Gods, kwam er dus wel goed in, maar het was zeer zeker niet Gods wil.

In Christus heeft ons God de Vader de dienende liefde geleerd. De liefde drijft alle angst uit en wijst ons de weg naar het ware goede en volkomene. Leer de men­sen, uzelf en uw medemens, dat God goed is en de dui­vel slecht. Wordt bevrijd uit die doodsbanden en laat u niet langer inspireren door góden die de doods- macht vertegenwoordigen. Angst en haat, oorlog en vrede aan de ene kant; maar vrede, vrijheid en blijd­schap aan de andere kant hebben hiermee te maken. Onderken dat de Here goed is en ga Zijn weg, dan zal ook Zijn leven op dit ter­rein in u tot openbaring komen. Geprezen zij Zijn Naam!

 

Onderscheiding (gedicht) Piet Snaphaan

Gods Woord is zeker en gewis

In Hem is niets geen duisternis

Want God is enkel positief

En enkel licht, Hij heeft ons lief

Toch zijn er nog gedachten vaak

Uit ’t oud verbond, van toorn en wraak

Alsof God zich zou willen wreken

En toornend tot de mens zou spreken

Het zijn verouderde gedachten

Van verre, verre voorgeslachten

Zij hadden weinig of geen zicht

Alleen door Jezus kwam het licht

God kent geen toorn, en Hij is ook geen wreker

Want Hij is immers liefde, dat is zeker

Wat toorn is, dat is duisternis

Dat spreekt vanzelf, dat is gewis

Een geest die toornt of wreekt of liegt

Is nooit uit God, die geest bedriegt

Wat wel uit God is, dat is goed

Hij schenkt ons mild en overvloed

Hij gaf Zijn Zoon op Golgotha

Dat spreekt van liefde en gena

o, mens die zich in God verblijdt

Dank Heer voor zoveel onderscheid

God leert ons zo, door Zijn gedachten

Te onderscheiden van de machten.

 

De volledige mens -4- door Nico Goverts

De plaats van het lichaam

Wat gebeurt er met het lichaam? Allereerst kunnen we vast­stellen: het lichaam behoort tot de schepping Gods en is als zodanig inbegrepen in de herstelgedachten van de Schepper. Doel is dat het lichaam komt onder de wetten van de geest. Vaak heeft het lichaam te lijden onder de wanorde die heerst in de geest en in de ziel. Als daar de machten opereren, wordt het lichaam uitgebuit; het leeft onder een schrikbewind. Het wordt overheerst als een geteisterd gebied. Net als een kind dat in elkaar krimpt wanneer zijn ouders ruzie hebben, zo krimpt het lichaam ineen wanneer dreiging en geweld beuken op de ziel.

De oorsprong van de zonde is satan

Vroeger dacht men vaak dat het lichaam de bron was van het kwaad; men meende dat zonde een biologische aangelegenheid was. Daarmee stond ook in verband de gedachte van de erfzonde, die langs biologische weg zou worden over­gedragen, volgens sommigen zelfs via het bloed van de ouders, of liever van de vader. Zonde is echter een geestelijke zaak, zonde is een macht; dat kunnen we zonder meer al heel duidelijk opmaken uit het feit dat alle zonde haar oorsprong vindt in de satan en deze heeft niet eens een lichaam, hij is een geest. Alleen vanuit dit gezichts­punt al is het glashelder dat zonde tot de geestelijke wereld behoort en niet tot de lichamelijke.

Wanneer men de zonde tot een biologisch gegeven maakt, verduistert men de ware oorsprong van het kwaad en de eigenlijke veroorzaker blijft buiten schot. Het is wel duidelijk wie belang heeft bij een dergelijke misleiding.

Dan wordt een geestelijke strijd bij voorbaat onmogelijk. Immers, hoe kan men ooit iets geestelijk aanpakken wat er, naar men meent, op een lichamelijke wijze is ingekomen? Men is nu eenmaal, van de geboorte af aan, misvormd door duizend zonden? Wie gelooft dat zonde met het lichaam gegeven is, kan niets beginnen met vernieuwing van denken. Erfzonde en vernieuwing van denken sluiten elkaar in feite uit. Want wat baat vernieuwing van de geest als de zonde onlosmakelijk verbonden is met het lichaam? Dan baat niet alleen die vernieuwing niet; zij is zelfs onmogelijk, want in de geest blijft dan altijd de gedachte zitten dat men toch zondaar is tot de dood. Men is immers met zijn fysieke bestaan volledig met de zonde verweven.

Heeft de gelovige twee naturen?

Wanneer de zonde behoort tot het lichaam, dan volgt daaruit dat men pas verlost wordt als dit aardse lichaam sterft. De ene gedachte hangt met de andere samen: de zonde komt erin reeds voor de geboorte en de zonde verdwijnt pas met de dood. Wat blijven er bij deze voorstelling van zaken nog voor mogelijkheden over voor de geest van de mens? De mens zou de neiging krijgen zijn lichaam te gaan haten omdat dit de bron van alle ellende zou zijn, waar men zijn leven lang mee opgescheept zit. Wat voor gedachten krijgt men dan over zichzelf? Of men berust er maar in dat men nu eenmaal levenslang zondaar blijft, of men kweekt een soort gespleten denken aan, waarbij de geest met bitterheid en afschuw naar het lichaam ziet en erop neer kijkt; het is immers een blok aan het been?

De geest krijgt het idee: zolang ik in het lichaam ben, blijft het tobben. Het enige wat de geest misschien probeert, is: het lichaam onderdrukken, als een boosdoener die voortdurend in bedwang moet worden gehouden. Resultaat: geest en lichaam leven beide in een eindeloze kramp, en ze bevinden zich constant op voet van oorlog met elkaar. Men troost zich dan maar met de gedachte dat dit alles onvermijdelijk is: we hebben hier nu eenmaal te maken met de strijd tussen de oude en de nieuwe mens of, anders gezegd: de twee naturen van de gelovige.

Paulus dacht daar kennelijk anders over. Hij schreef: “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te blijven” 1 Thessalonicenzen 5 vers 23 (1 Thess. 05:23). De apostel geloofde niet in een gespletenheid, hij geloofde in de eenheid van de mens.

De geest is niet geroepen om het lichaam te onderdrukken, maar om over het lichaam een heilzaam bewind uit te oefenen.

Zonde hoort niet bij het wezen van de mens

Een mens kan wel zondigen met zijn lichaam, maar dan is het de innerlijke mens die zondigt. Het lichaam is dan alleen het instrument waar de geest zich van bedient. Het lichaam leeft dan onder de tirannie. Dan moeten we niet zeggen: dat lichaam deugt niet, dat is verdorven. We moeten de oorzaak onderkennen. Wie inspireert je geest? Wie zit daarachter, die je voortdurend influistert: dat is nu eenmaal je aard?

Zonde doet het lichaam geweld aan. Trouwens, de hele mens wordt ontregeld door de zonde. Daaruit blijkt al duidelijk: zij hoort niet bij het wezen van de mens; zij is een vreemd element.

Wanneer de geest en de ziel tot herstel komen, is dit een verademing voor het lichaam. Eindelijk kan het lichaam zich gaan ontplooien in een sfeer van vrede en harmonie.

Soms heeft een lichaam tijd nodig om te wennen aan het nieuwe bewind. Er is een relatie tussen het herstel van de ziel en het vernieuwd worden van het lichaam. Op alle terreinen probeert de boze de mens af te houden van het mooie dat God voor hem bedoeld heeft. Wanneer de ziel gespannen en verkrampt blijft, ook na de bekering, komt ook het lichaam niet tot rust. Wanneer de ziel geteisterd wordt door aanhoudende felle stormen, draagt ook het lichaam mede dit leed. Vaak behoort het lichaam ook tot de zuchtende schepping.

De heerschappij van de Geest bewerkt bewerkt herstel

Maar Gods gedachte is: herstel. Zo stelt Paulus het ook voor in Romeinen 8 vers 11 (Rom. 08:11): “En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doen heeft opgewekt, „in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen legend maken door zijn Geest, die in u woont”. Hier zien we dus: door de Geest wordt ook het sterfelijk lichaam levend gemaakt. Er is een herstel van binnen uit. Een restauratie door de macht van de Geest. Dat herstel dat in de inwendige mens begint, in de geest en in de ziel, werkt door tot in het lichaam toe.

De sleutel is: het onderkennen dat de Geest machtig is. Het is immers de Geest des levens. Waar de Geest komt en heer­schappij krijgt, daar brengt Hij heil, Hij brengt genezende gedachten, Hij brengt genezend leven in de mens.

Vaak onderschatten wij de macht van de Geest. Of we hebben een verkeerd idee van de wijze waarop de Geest zijn macht uitoefent. De Geest heeft macht op basis van zijn karakter. Zijn karakter is: licht, leven, gerechtigheid. Daarom is het zo belangrijk te ontdekken wat voor Geest we ontvangen hebben. Anders leven we in onkunde en worden we beroofd van onze mogelijkheden.

De bekwaamheid van de Geest is regeren

De Geest heeft de bekwaamheid om te regeren. Hoe? Door zijn innerlijke waarde, door zijn innerlijke kracht. Zoals de psalmist het zegt: “Die door zijn sterkte voor eeuwig heerst” Psalm 66 vers 7 (Ps. 066:007). Hij heerst niet door geweld, niet door tirannie en pressie, maar door sterkte, dat is geestelijke kracht. Het is zijn wezen dat wint. De duivel verliest, omdat zijn wezen geen waarde heeft. De Geest van God wint, omdat zijn wezen waardevol is. Wat waarde heeft, houdt stand. De Geest bezit waarden die eenvoudig niet kunnen vergaan. In alles wat de duivel werkt, zit de afbraak, de ontbinding. Het rijk der duisternis zal ten onder gaan door gebrek aan wezen, gebrek aan identiteit. De duivel kan nooit zeggen: Ik ben.

De Geest kan het uitspreken: Ik ben. Dat is zijn sterkte in de geestelijke wereld. De Geest heerst krachtens karakter. In zijn karakter is geen ontbinding. In zijn karakter is geen verderf. In zijn karakter is puur, onvermengd leven. Dat leven valt niet uit elkaar. Dat leven is onvernietig­baar.

Wat voor de gemeente in de eindtijd van fundamenteel belang  is, dat is: het heersen van de Geest. We kunnen ook zeggen: het heersen van de geest. Want daar gaat het immers juist om: dat Gods Geest en onze geest samengaan. Samen zullen ze getuigen, samen zullen ze overwinnen.

In de eindtijd gaat de geestelijke mens heersen

Dat is de sleutel voor de laatste tijden: de geest zal heersen, de geestelijke mens zal heersen.

Daar verlangt God naar. Daarom formeerde Hij in de mens een geest, opdat hij zou heersen. God ziet in zijn gedachten voor zich die nieuwe mens, die mens wiens geest de teugels in handen neemt. Eeuwenlang is de schepping teugelloos geweest. Totdat hij komt die er recht op heeft. Bij God is er altijd een totdat.

Er zal gezag uitgaan van de geest. Van Sion zal de wet uitgaan. Sion is het volk dat gegrond is in de Geest van God. Daar gaat de wet van uit. Welke wet? De wet van geboden en inzettingen? Neen, want God doet in zijn plan nooit een stap terug. God gaat niet terug naar de wet van het oude verbond, de wet van de Sinaï. Hier kan derhalve alleen bedoeld zijn de wet van het nieuwe verbond. Hier is sprake van de wet des Geestes. Dit is de wet waar Jakobus over spreekt: de volmaakte wet, die der vrijheid. Dit is de wet van herstel. De wet van het koninkrijk Gods. Deze wet gaat van Sion uit. Sion wordt de wetgevende macht. Heilzame wetten gaan uit, ook over het lichaam.

God wil ons leren, hoe de Geest zal heersen. God strekt van Sion zijn machtige scepter uit. De tijd van de heer­schappij van de geest is aangebroken. De geest zal gedachten Gods nemen en zo zal de geest zijn scepter uit­strekken, ook over het lichaam.

De mens zal delen in de troon. Deelgenoot van de troon, dat is zijn roeping. En naarmate de geest van de mens deelt in de troon, deel krijgt aan de troon in de hemel, naar die mate zal ook het lichaam er wel bij varen. De kracht van de troon Gods gaat dan doorwerken in elke vezel van ons bestaan.

Zo lezen we het immers ook op de laatste bladzijde van de bijbel: “En hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, ontspringende uit de troon van God en van het Lam” Openbaring 22 vers 1 (Openb. 22:01). Vanuit de troon gaat het stromen.

Vanuit de troon komt het leven. Vanuit de troon wordt alles helder. Helder als kristal. Alle heerlijkheid, alle glans, alle nieuwheid ontspringt uit de troon.

In de geest vestigt God zijn wetgevende macht. Wanneer de geest helder wordt, zal de hele mens tot helderheid komen.

De Geest moet regeren over het lichaam

Dat is Gods doel voor ons: de geest zal regeren over het lichaam. We zien dit zo schitterend tot uiting komen in Jezus. Als Hij verzocht wordt in de woestijn, dan klinkt de stem tot Hem: Zeg tot deze stenen dat ze broden worden. Daar speelt het probleem van de honger. En de verzoeker haakt daarop in.

Maar nu komt de reactie van Jezus. En let erop dat Jezus hier staat als een mens tegenover de vorst der duisternis. Wat zal Hij doen? Eeuwenlang hebben mensen gefaald, zijn mensen bezweken voor de stem die tot hen kwam. Wat zal deze mens doen?

Toen de satan sprak tot Adam en Eva: eet, toen aten ze. Maar toen de boze tot Jezus zei: eet, toen at Hij niet. Niet alleen van brood zal de mens leven. Waar dan wel van? Van alle woord dat uit de mond Gods uitgaat. Dit is het program voor de mens, voor de ware mens, de mens Gods. Deze mens is niet meer een slaaf, niet meer een willoze pion op het schaakbord van de machten, niet meer een marionet in de vingers van het noodlot. Jezus was de eerste mens die heerste over de duivel.

Dit deed Jezus als een teken. Dit was een teken van een nieuwe tijd. Hier toonde Jezus: zo leeft de mens Gods. Dit beeldde Hij uit. En wat zien we? Bij Jezus heerste de geest over het lichaam. Hij had het niet nodig van stenen broden te maken. Hij liet zich niet overheersen door de pressie van de boze. Hij kon wachten. Bij Hem was de geest op de troon en zijn geest werd gevoed vanuit de gedachten van de Vader. En daarom kon zijn lichaam het volhouden. Zijn lichaam bezweek niet in de woestijn, zijn lichaam bezweek niet voor de verzoeking, omdat zijn geest vast stond. Zijn geest was onwankelbaar en daarom bleef zijn lichaam overeind. Zo werd Jezus de eerste van een nieuwe mensheid.

(Slot volgt – zie ook bladzijde 18, onderaan)

1982.02 nr. 223

Levend geloof 1982.02 nr. 223

Op welk niveau leven wij?

“Nadert tot God, en Hij zal tot u naderen” (Jac. 04:08) Jacobus 4:8.

Hoeveel niveaus van leven zijn er? Door Gert Jan Doornink

De mens die Christus niet kent denkt dat er maar één niveau (wijze) van leven is: het menselijke, waarover dan weliswaar verschillend wordt gedacht, maar waarbij ieder het verlangen in zich heeft om zo goed en fatsoenlijk mogelijk te leven. Als ons leven niet al te zeer door satan geruïneerd is (wij denken aan de velen die hun leven vernietigen door verslaving aan alcohol, drugs, etc., en aan hen die zwaar demonisch bezeten zijn) dan proberen wij om ‘als mens’ zoveel mogelijk van het leven te maken. Het is een soort levensprincipe wat ieder er, bewust of onbewust, op na houdt. We proberen ons ‘men­selijk niveau van leven’ zo goed mogelijk waar te maken.

Gods Woord laat ons echter zien dat er feitelijk twee niveaus van leven zijn: Er is een leven op Goddelijk niveau (naar de wil en doelstellingen van God) en er is een leven op-het niveau van satan, (een leven onder invloed van de vorst der duisternis).

Ieder mens is bij een van beiden betrokken.

De grote verandering

Als de mens van een zondaar een kind van God wordt, vindt er een grote verandering plaats. We worden vanuit het rijk van satan overgezet in het koninkrijk van Jezus Christus. Paulus zegt in 2 Korinthiërs 5 vers 17 (2 Kor. 05:17): “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen”.

Dit nieuwe leven moet echter verder tot ontwik­keling en groei komen. Als dit achterwege blijft komt er van de beleving van dit nieuwe leven niet veel terecht en openbaren wij een vleselijk in­ plaats van een geestelijk leven. Vandaar ook de talrijke richtlijnen, vermaningen en raadgevin­gen in Gods Woord om op Goddelijk niveau te leven.

Als voorbeeld noemen wij Jacobus 4 vers 8 (Jac. 04:08) waar de apostel schrijft: “Nadert tot God, en Hij zal tot u naderen”. Het gaat hier om een opdracht en een belofte. De opdracht is tot God te naderen, dat wil zeggen: Zijn gemeenschap zoeken en beleven. En de belofte is dat Hij zich dan meer en meer aan ons gaat openbaren en de eenheid tussen Hem en ons zichtbaar gaat worden. “Wie zich aan de Here hecht, is één geest met Hem” 1 Korinthe 6 vers 17 (1 Kor. 06:17). Het kenmerk van een kind van God dat op Goddelijk niveau leeft is dus dat Chris­tus in hem meer en meer gestalte gaat aannemen.

Wat vraagt de Heer van ons?

Iemand die wil leven op Gods niveau (en dat vraagt de Heer van al Zijn kinderen) zal er rekening mee moeten houden dat het geen automatische zaak is. “Nadert tot God”, zegt Jacobus. Hoe functioneert dat in de praktijk? In de eerste plaats wordt van ons een leven van geloof verwacht. “Zonder geloof is het onmogelijk God welgevallig te zijn” Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06). “Wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen” 2 Korinthe 5 vers 7 (2 Kor. 05:07). En in Galaten 2 vers 20 (Gal. 02:20) zegt Paulus: “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef (zolang ik nog in het vergankelijke lichaam van vlees en bloed in deze wereld ben) leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft lief gehad en Zich voor mij heeft overgegeven”. Wie geen geloofsleven kent, kan onmogelijk leven op Gods niveau.

In de tweede plaats wordt van ons verwacht dat wij een leven kennen van gebed. Geen oppervlak­kige sleur- of traditiegebeden, maar een ‘over­gegeven gebedsleven’. Wie niet telkens contact met God zoekt in gebed, bemerkt al spoedig dat zijn geloofsleven op een laag pitje staat.

In 1 Johannes 1 vers 3 en 4 (1 Joh. 01:03-04) zegt Johannes dat onze gemeenschap met de Vader is en met zijn Zoon Jezus Christus. Tot deze gemeenschap zijn wij geroepen, zegt ook Paulus in 1 Korinthiërs 1 vers 9 (1 Kor. 01:09). Hoe meer de verticale gemeenschap gaat functioneren, hoe meer deze ook op het horizon­tale vlak (in de gemeente) zichtbaar wordt.

Tenslotte willen wij nog noemen de vervulling met de Heilige Geest. Uitermate belangrijk is ook dat wij de dagelijkse vervulling met Gods Geest kennen. Bidt en dankt de Heer daarvoor. Als wij gedoopt zijn met Gods Geest en spreken in nieuwe tongen, behoort daar een verdere groei in de Geest op te volgen. Als deze achterwege blijft komt er van een leven op Gods niveau niets terecht. Laten de talrijke gelovigen die wel kunnen getuigen van de doop met Gods Geest als een ervaring uit het verleden, maar die ge­bonden blijven en geen overwinningsleven kennen, een waarschuwend voorbeeld voor ons zijn.

Voorbeelden uit de Bijbel

Wij willen nu een aantal voorbeelden uit de Bijbel aanhalen van mensen die op Goddelijk niveau leefden of daartoe werden opgeroepen. En om met dat laatste te beginnen ‘denken wij aan Jozua 1, waar God aan Jozua instructies gaf die hij aan het volk bekend moesten maken opdat zij Kanaän in bezit konden nemen. Wat was het voor­naamste kenmerk van deze richtlijnen: gehoorzaamheid. Lees wat er staat in Jozua 1 vers 7 en 8 (Joz. 01:07-08): “Wees zeer sterk en moedig en handel nauwgezet overeenkomstig de gehele wet die mijn knecht Mozes u geboden heeft; wijk daar van niet af naar rechts noch naar links, opdat gij voorspoedig zijt, overal waar gij gaat. Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht, opdat gij nauwgezet handelt, overeen­komstig alles wat daarin geschreven staat, want dan zult gij op wegen uw doel bereiken en zult gij voorspoedig zijn”. Nu hebben wij niet meer te maken met de wet van Mozes, die is in Chris­tus vervuld, maar wel met de ‘wetten’ van het Koninkrijk Gods! Zijn wij voortdurend bezig met de dingen te zoeken en te bedenken die boven zijn Kolossenzen 3 vers 1 en 2 (Kol. 03:01-02)? Is het ‘eten en drinken’ voor ons?

Wij denken ook aan een man als Job. Velen vinden dit een moeilijke geschiedenis. Maar de enigste keer dat in het nieuwe testament Job wordt aangehaald is Jacobus 5 vers 11 (Jac. 05:11) waar staat: “Zie, wij prijzen hen zalig, die volhard hebben; gij hebt van de volharding van Job gehoord en gij hebt uit het einde, dat de Here deed volgen, gezien, dat de Here rijk is aan barmhartigheid en ontferming”. Job werd door de satan volkomen geruïneerd, maar hij had een onwankelbaar en volhardend geloof, waardoor hij aan het einde van zijn leven alles veelvuldig terug kreeg. In Job 1 vers 1 (Job 01:01) lezen wij dat hij vroom en oprecht was, godvrezend en wijkende van het kwaad. Kan dit ook van ons gezegd worden?

Ook de profeet Daniël was iemand die op het niveau van God leefde. Wat was zijn geheim? Een leven van gebed! In Daniël 6 vers 11 (Dan. 06:11) lezen wij dat hij in zijn boven vertrek open vensters had aan de kant van Jeruzalem; “en driemaal daags boog hij zich neder op zijn knieën en bad en loofde zijn God, juist zoals hij dat tevoren placht te doen”. Daniël kende de kracht van het gebed. Hij bad voortdurend tot God, niet alleen als hij in nood was (zoals vele christenen doen), maar ook in ‘normale’ omstandigheden. Koning Darius merkte aan het leven van Daniël dat hij een man was die zijn God volhardend diende Daniël 6 vers 17 (Dan. 06:17).

Wat het nieuwe testament betreft is één van de bekendste voorbeelden ongetwijfeld de apostel Paulus. In zijn brieven geeft hij enkele malen een beschrijving van de vele benarde omstandig­heden, waarin hij soms moest verkeren. Lees Romeinen 8 vers 35 tot 39 en 2 Korinthiërs 6 vers 4 tot 10 (Rom. 08:35-39 en 2 Kor. 06:04-10) maar eens. Maar altijd weer wist hij dat niets hem zou kunnen scheiden van God. Hij leefde in voortdurende gemeenschap met Jezus Christus. Hij deed er alles aan om de verbinding van zijn geest met Gods Geest volkomen te maken en wekte zijn mede-gelovigen – ook ons – daar­toe op om dat ook na te streven.

Dan denken wij uiteraard ook aan Jezus zelf. Maar zegt u, die was toch de Zoon van God. In­derdaad, maar toen Hij in een lichaam van vlees en bloed naar deze wereld kwam, werd hij Zoon des mensen, dat wil zeggen in alles aan ons gelijk, met uitzondering van de zonde. Want Hij weerstond satan. Hij bleef leven in voortdurende gemeenschap met Zijn Vader. Hij werd verzocht, moest Gethsémané door en werd gekruisigd op Golgotha. Jezus ging de volkomen weg, ondanks bespotting en miskenning. Ik vind het altijd weer aangrijpend als ik bijvoorbeeld lees in Johannes 15 vers 25 dat Hij zonder reden gehaat werd. Er was geen enkel motief om Jezus te haten want wat Hij deed was enkel goed. “‘Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem” Handelingen 10 vers 38 (Hand. 10:38). Daarom werd Hij door de satan en door de mensen die onder zijn beslag waren gehaat. Daarom zal ook ieder waarachtig kind van God gehaat warden. Ongetwijfeld zal in de komende tijd de vervolging en verdrukking tegen de ware gelovigen toenemen. Maar dit zal ons niet verontrusten. Wij mogen leven op Gods niveau, in Zijn gemeenschap. “Wie in de schuil­plaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen “Psalm 91 vers 1 (Ps. 091:001). Als wij tot God genaderd zijn, zal Hij tot ons naderen.

Positieve gevolgen

De uitwerking bij een kind van God dat op God­delijk niveau leeft is dan ook dat hij het leven aankan, dat hij temidden van de omstandigheden met Paulus kan zeggen: “In dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad” Romeinen 8 vers 37 (Rom. 08:37).

Een tweede gevolg is dat God ons ten volle kan gebruiken in Zijn dienst, omdat we gaan beant­woorden aan het doel wat Hij met ons leven voor heeft. We worden geheiligd, dat wil zeggen, we gaan meer en meer op Jezus lijken.

De waarachtige eindtijdgemeente zal een gemeente zijn die op Goddelijk niveau leeft. Openbaring 12 vers 11 (Openb. 12:11) is een tekst die op deze gemeente van toepassing is: “En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis en zij hebben hun leven niet liefgehad, tot in de dood”. Het laatste doet ons ook denken aan de woorden van Jezus: “Want ieder die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verliezen zal om Mijnentwil en om des evangelies wil, die zal het behouden” Markus 8 vers 35 (Mark. 08:35). Wij mogen steunen op de overwinning van Jezus, maar ook zelf zul­len we met Jezus overwinnaars zijn!

De ware gelovige in deze eindtijd is ook iemand die zich bewust is van zijn geestelijke plaats met Christus in de hemelse gewesten. Wat een vreugde nu reeds op Zijn niveau te leven 1 Daarom willen wij ten alle tijde tot Hem naderen, opdat Hij tot ons kan naderen!

 

Gods liefde door Piet Snaphaan

Het is Gods liefde, die ons steeds aan Hem doet denken,

Doordat wij zijn verbonden met Zijn Geest,

Wil Hij ons steeds vanuit Zijn kracht ons schenken,

De liefde wel het allermeest.

 

Hoe wondervol is Zijn gena voor allen,

Die tot Hem gaan met een oprecht gemoed,

Het is de boze die de liefde aan wil vallen,

Doch, prijs de Heer, Want Hij maakt alles goed.

 

Hij is de weg voor ons gegaan van lijden,

Het was uit liefde, dat Hij voor ons stierf,

Zo mogen wij ons elke dag verblijden,

’t Is door het Heil, dat Hij voor ons verwierf.

 

De weg der liefde is de weg van lijden,

Dat heeft de Heer ons duidelijk getoond,

Alleen in Hem kunnen we ons steeds verblijden,

Omdat Zijn Geest en liefde in ons woont.

 

Het is Zijn liefde die ons steeds omringt,

En ook de Heer die ons die weg leert gaan,

Het is Zijn kracht die altijd overwint,

Door liefde alleen is satan te verslaan.

 

‘Blijf in Mijn liefde’, dat is ‘ t ware woord,

Die Jezus, Gods Zoon, spreekt tot ons allen,

Die door gena Hem toebehoort,

Want satans recht, dat is vervallen.

 

Het is de Heer die ons dit openbaarde,

Die ons gekocht heeft met Zijn eigen bloed,

Zijn woord is het, dat ons verklaarde:

De duivel heeft gefaald, voorgoed.’

 

De verheerlijking van het Lam door H. J. Scholten

“Het Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen de macht en de rijkdom, en de wijsheid en de sterkte, en de eer en de heerlijkheid en de lof” Openbaring 5 vers 12 (Openb. 05:12) .

De lofprijzing en aanbidding van het Lam

Jezus, als het Lam Gods, mag als enige de Goddelijke boekrol aannemen uit de hand van Hem, die op de troon ge­zeten was. Zodra Hij dit ge­daan had werd de ganse schepping vervuld met blijd­schap. Alles buigt zich neer voor dit Lam: de vier dieren en de vierentwintig oudsten, alle engelen en alle schep­selen. Niemand staat meer rechtop. Alleen het Lam! Er zijn schalen vol met het heerlijkste reukwerk. Gouden schalen, want in de hemel is het alles goud wat er blinkt.

In hoofdstuk 4 is het God de Vader die als Schepper ver­heerlijkt wordt, maar nu is het aan het Lam dat geprezen wordt als Verlosser.

Het reukwerk zijn de gebeden der heiligen, de Nieuwtestamentische priesters, en ze worden het Lam aangeboden op gouden schalen. Het is een groot feest. De tranen van Johannes mogen opdrogen, want hij dacht dat er nie­mand was die de boekrol kon aannemen en openen. “Ik weende zeer”, zegt Johannes. Maar zijn droefheid wordt veranderd in grote blijd­schap en hij mag mee jubelen in de Geest. Hij ziet het Lam als geslacht, dus met de wonden van de verlossing. Maar tóch met zeven horens en zeven ogen en dat bete­kent dat dit Lam de volheid van macht en wijsheid bezit. Hij alleen is waardig om alle macht te ontvangen, want Hij is de grote Over­winnaar. De Vader stemt er helemaal mee in dat Zijn Zoon op deze wijze door de ganse schepping gehuldigd wordt. Een machtige lof­prijzing in de hemel. Niet één voor één, maar alles tegelijk breekt los in een grote lofprijzing.

Het Lam kwam en heeft de boekrol aangenomen uit de rechterhand des Vaders. Alles hield de adem in. Een spannend ogenblik. Heilige ogenblikken.

Dan is er de ontspanning en er ontstaat een geweldig gedruis en het dreunt door de gewelven des hemels:

“U Christus onze Heer, bekleed met majesteit, U, ’s Vaders een’gen Zoon, zij lof in eeuwigheid”.

Het is een nieuw gezang: Gij zijt waardig! Het bloed, de loskoopprijs wordt ge­noemd. “Gij hebt hen voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en taal en volk en natie”. Het bloed was toereikend om zo’n gro­te schare los te kopen en deze schare volkomen te reinigen. De engelen juichen ook mee; hun getal was tien­duizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen. En al deze stemmen jubelen gelijktijdig. En niet zo zachtjes, maar er wordt met luider stem gezongen en ge­roepen. Wat een samenkomst! Niemand heeft hier moeite met de lofprijzing. In Open­baring 14 staat dit Lam op de berg Sion en met Hem honderdvierenveertig duizend. Ook een nieuw gezang. “En nie­mand kon het gezang leren dan deze los gekochten van de aarde”.

Er zijn vele zangkoren op aarde, maar dit overtreft alles. In deze lofprijzing komen vier volkomenheden van macht naar voren: kracht, rijkdom, wijsheid en sterk­te. De menselijke taal schiet tekort om deze heer­lijkheden te beschrijven. Het is alles weggelegd voor de kinderen Gods. Het is on­ze hemelse erfenis en die gaat alles te boven. Wonder­lijke symfonieën klinken, het oor wordt bovenmate ge­streeld.

Als onze hoop en verwachting in vervulling gaat

De boekrol is geopend en al­le geheimen zijn openbaar geworden. We zijn aan het eind van de Goddelijke spil. Alles is afgerold. Gods eeu­wige raadsbesluiten worden door een ieder begrepen en alles komt onder de indruk van de grote wijsheid Gods. De Koning der koningen en de Here der heren wordt door ieder aanschouwd. Daar heb­ben we naar toe geleefd. Dat was onze hoop en onze verwachting. De laatste re­gels van de boekrol worden gezien en het is een mach­tig slottafereel. Geen won­der dat er een machtig ‘Amen’ opklinkt. Ons ‘amen’ mag daarbij zijn als we de vrijmoedigheid en de hoop, waarin wij roemen, tot het einde onverwrikt vasthouden Hebreeën 3 vers 6 (Heb. 03:06). De hemelse lof­zangen worden besloten met een heilig ‘Amen’.

De kracht en de overwinning van het Lam stonden garant voor een geheel nieuwe schepping. “En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw” Openbaring 21 vers 5 (Openb. 21:05).

Wat moet het voor de ver­bannen dienstknecht van Jezus Christus een onvoorstelbare vreugde geweest zijn dit alles in de Geest te aanschouwen. Daar weegt het lijden van de balling­schap niet tegenop. Johan- nes had vele tranen ge­schreid, maar ze zijn afge­wist. “Ween niet”, wordt er tegen hem gezegd. Droog je tranen, Johannes. Anders zie je het Lam niet staan. De leeuw uit de stam van Juda, de wortel Davids.

“En ik zag…” zegt Johan­nes. In het midden van de troon staat het Lam. Een vaste plaats. Wij mogen ook onze ogen afdrogen en met verlichte ogen des harten Jezus zien, met eer en heer­lijkheid gekroond. Nu zien wordt eeuwig zien. Wij zul­len Zijn lieflijkheid en schone dienst aanschouwen met een verwonderd oog. Als wij maar met Abraham belij­den op deze aarde vreemde­lingen en bijwoners te zijn. God heeft ons een stad be­reid en die ligt niet op deze oude aarde; wij moeten hogerop zijn. In de aardse stad Jeruzalem zijn geen heilige gebouwen, maar wel in het hemelse Jeruzalem. De boekrol heeft alles ge­openbaard en het waren al­lemaal hemelse zaken. Daar­om hadden we ook de raad gekregen: “Bedenkt de din­gen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn” Kolossenzen 3 vers 2 (Kol. 03:02).

Richten wij onze blik naar de hemel?

Om het profetische woord te verstaan moeten we, net als Johannes, onze blikken naar de hemel richten. We moeten een deur geopend zien in de hemel en dan wordt ons ge­toond. Jezus zei eenmaal: “Wie Mij liefheeft, zal ge­liefd worden door mijn Va­der en Ik zal hem liefheb­ben en Mijzelf aan hem openbaren” Johannes 14 vers 21 (Joh. 14:21).

Dan zullen we ook eenmaal het Lam zien als Overwin­naar. Ook wij zullen mee mogen jubelen: “Hem die op de troon gezeten is, en het Lam zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwig­heden” .

Prijst God, als u afweet van het openbaren van Jezus. Als u Hem waarlijk liefheeft zult u het geheim verstaan. Het geheim van het volle evangelie.’ Halleluja!

 

Reacties van lezers door redactie

Leven en kracht

Met grote dankbaarheid zien wij terug op de afgelopen maand Januari. Het werd na­melijk een recordmaand wat het aantal nieuwe lezers be­treft. Dat geldt voor zowel het aantal nieuwe abonnees, geschenkabonnementen als ook wat de adressen betreft waar wij losse nummers naar toe­zenden voor verspreiding of boekentafel. Met een variant op Psalm 126 kunnen wij zeg­gen: De Heer heeft grote dingen gedaan, daarom zijn wij verblijd!

Toch willen wij deze keer beginnen met de reactie van een lezer die zijn abonnement opzegde en, omdat hier van een mogelijk misverstand sprake is, deze reactie van commentaar voorzien. Deze broeder schreef: “Ik sta geheel achter uw in­tentie: verbreiding van het Koninkrijk Gods in ons. Wat ik lees in de artikelen in “Levend Geloof” is waar, en toch… ik mis dat wat ik sinds enige tijd in onze ge­meente gevonden heb. (Van­daar dat ik toch mijn abon­nement opzeg, namelijk le­ven en kracht. Ik geloof dat uw blad een duidelijke functie heeft voor mensen die uit de kerk loskomen”.

Naschrift redactie: Wij ver­heugen ons over iedere ge­meente waarin de boodschap van het Koninkrijk Gods niet alleen gepredikt wordt, maar ook praktische uitwerking heeft doordat, in de levens van de gelovigen, de kracht, het leven en de volheid van Jezus tot openbaring gaat komen. Een blad kan men ech­ter niet vergelijken met een gemeente. In een blad als “Levend Geloof” wordt alleen geschreven over de bood­schap, met de bedoeling dat de gelovigen, individueel en in gemeenschap met anderen (in de gemeente), het ook gaan beleven. Wij bereiken daarmee een veelzijdige le­zerskring, wat ook tot uit­drukking komt in de veelzij­digheid van de artikelen. Dat wil zeggen: sommige ar­tikelen zijn meer bedoeld voor onbekeerden en pas­bekeerden, andere artikelen zullen vooral mensen die ‘loskomen uit de kerken’ aanspreken, en vele artike­len zijn uiteraard bedoeld voor de verdere uitleg van de volle evangelie bood­schap, opdat er een verdere geestelijke groei zal plaats hebben en de eind- tijdgemeente de ‘mannelijke rijpheid’ zal bereiken. Bij alles proberen wij in een voor iedereen begrijpelij­ke taal te schrijven. Zoals een voorganger het onlangs formuleerde: “Levend Geloof brengt een diepe boodschap, maar is toch door iedereen te begrijpen”.

Een rijk gedekte tafel

Zuster T. A. te Amsterdam Ontvangt “Levend Geloof” via een geschenkabonnement en schrijft dat ze er erg door aangesproken is, evenals onder andere door het boekje “De tegenstel­ling van het aardse- en het hemelse Jeruzalem” van H. J. Scholten: “Ik van de ene verbazing in de andere. Hiervan ben ik nooit op de hoogte geweest. En ik ben er van overtuigd dat dit een diepe ingreep is in ons geloofsleven. Hoewel ik heel duidelijk de werking van Gods Geest in mijn leven ervaar, is het ook een des­illusie, dat ik zoveel jaren onwetend hierin was. Een deur is voor me openge­gaan, en nu kan ik me eens echt verheugen op de plaats in de hemelse gewesten in Christus, en de hemelse roeping I Het lijkt allemaal op een rijk gedekte tafel, alleen weet ik niet goed waar ik moet beginnen. Misschien moet ik me innerlijk losma­ken van godsdienstig hou­vast naar geestelijke hou­vast. De Heer zal me dat toch ook wel uitleggen? Het meerdere van de Heer willen we in ieder geval niet kwijt. Wat de Heer me uit­legt, geef ik ook weer door aan anderen, die er oren naar hebben”.

Achttien jaar abonnee

Zuster G. P. te Utrecht bestelde telefonisch bro­chures en vertelde hoe zij vanaf haar bekering in Su­riname, 18 jaar geleden, “Levend Geloof” gelezen heeft en er erg door is opgebouwd in haar geloofs­leven.

Vijftien jaar abonnee

Bovenstaand ‘getuigenis’ ontvingen wij van broeder J. O. te Westervoort, die onder andere schreef: “Nadat vorig jaar door be­diening ‘een geest van verwerping, weerspannigheid en hysterie’ is verbroken, er­vaar ik een geweldige bevrijding en is er een door­braak ten goede in mijn le­ven gekomen. Zoals u weet ben ik al 15 jaar abonnee van “Levend Geloof”. Het blad dat ook veel heeft bijgedragen tot mijn gees­telijke ontwikkeling”.  

 

Zoon van God door Jaap Overkleeft

Ik dank God de Vader, die mij geroepen heeft tot gemeenschap met de Zoon, want wie de Zoon heeft, heeft Het Leven’.

(Maar wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet).

Daarom heeft Hij mij macht gegeven een kind van God te worden.

Ik, die in Zijn Haam geloof.

En Zijn Naam is: Jezus Christus, die nu, door de inwoning van de Heilige Geest, in mij woont.

Zo ben ik dan nu, door de leiding van de Heilige Geest, een zoon van God, want, allen die door de Heilige Geest geleid worden, zijn zonen van God;

en groeien, door Woord en Geest, op tot het zoonschap. Dat is het doel van God met de mens en was reeds van voor de grondlegging der wereld Gods plan.

Want de mens is het voorwerp van Zijn liefde;

Zijn oogappel zijn wij en in Zijn voornemen geroepen te heersen over al de werken Zijner handen: zodat heel de schepping vervuld wordt van de goedheid van God.

Daarom zal, wanneer alles hersteld is, God zijn alles in allen, en zullen wij ‘in eeuwigheid’ Zijn lof bezingen!

 

Wat betekent het behouden te zijn? Door Gert Jan Doornink

Behouden zijn heeft voor vrijwel ieder kind van God een bekende klank. De zeker­heid van het geloof wordt er in tot uitdrukking ge­bracht, maar bij velen wordt daarbij vooral ge­dacht aan het leven wat gaat volgen na het lichame­lijk sterven. Want om nu reeds de positieve uitwer­king ervan te beleven, wordt door velen als een utopie, een onbereikbaar ideaal gezien.

“Als je maar weet behouden te zijn, dat is het aller­belangrijkste”. Wie heeft deze uitspraak nooit eens gehoord of misschien zelf wel gedaan? Men zegt het niet met zoveel woorden, maar eigenlijk wil men zeg­gen: Hoe je verder als kind van God leeft is minder be­langrijk, het échte leven komt later pas, in de eeu­wigheid. …

Behouden zijn betekent ech­ter méér dan ‘in de hemel komen’. Behouden zijn bete­kent méér dan ‘gered zijn voor de eeuwigheid’. Het betekent het nieuwe leven van Christus leren kennen in al zijn facetten. Het is een totaal andere levens­wijze. Het betekent verlost zijn uit satans macht.

In deze eindtijd gaan vele kinderen Gods de diepere betekenis van het ‘behouden zijn’ ontdekken. Dat is maar goed ook, want zo heeft God het bedoeld. Het is al­tijd Zijn wil geweest dat de kracht, liefde en heer­lijkheid, die in Zijn Zoon tot openbaring kwam, zich ook in hen die in Zijn Naam geloven, zouden openbaren. Wij zijn immers geroepen om in de voetstappen van Jezus te gaan, dat wil zeg­gen Zijn leven te leven.

Gods Woord zegt niet: Wie in de Zoon gelooft, ontvangt later het eeuwige leven. Maar: hééft het eeuwige le­ven! Johannes 3 vers 36 (Joh. 03:36). We zijn in Christus een nieuwe schep­ping en mogen als nieuwe scheppingen functioneren, geleid door Gods Woord en Geest. We zijn behouden uit een verkeerd geslacht. In de wereld, maar niet van de we­reld. Werkelijk behouden!

Is deze ‘behoudenis’ ook in uw leven zichtbaar?

 

Belofte, geloof en erfenis door Jan W. Companjen

“Want de Geest die God u gaf, maakt geen slaven van u, zodat u weer in angst moet zitten; nee, de Geest heeft u kinderen van God gemaakt en door die Geest roepen wij tot God: Vader, mijn Vader. De Geest van God valt onze geest bij en verklaart dat wij kinderen van God zijn. Zijn wij Zijn kinderen dan zijn wij ook Zijn erfgenamen; erfgenamen van God, namelijk samen met Christus. Want als wij delen in het lijden van Christus, zullen wij ook delen in Zijn heerlijkheid” Romeinen 8 vers 15 tot en met 17 (Rom. 08:15-17).

De komst van jezus bracht een totale verandering

Zoals wij reeds meermalen hebben opgemerkt is bij de komst van Christus de ge­schiedenis van de mensheid totaal veranderd. De daar­aan voorafgaande geschiede­nis van de Joden en de an­dere volken, werd op één spoor gezet, met samen één doel, namelijk bevrijding uit het verstrikt zijn in het eigen willen buiten de Schepper aller dingen om.

Door Jezus Christus is er een nieuwe schepping begon­nen die weer in harmonie met haar Schepper kan le­ven. Dit gegeven van een zo beslissende wending is van zo’n grote betekenis dat wij van een nieuw verbond, de gehele mensheid betref­fend, kunnen spreken. In dit nieuwe verbond is voor een ieder alles anders. Er is vrede voor nu en voor de toekomst. Door het aanvaar­den van het Offerlam Gods kunnen wij weer met God verzoend worden. Dit bete­kent niet dat God onze zon­den door de vingers ziet! Neen, onze zonden komen juist aan het licht, dat wil zeggen wij leren onze zonden kennen. Maar, en dat is het geweldige, God vergeeft al onze schuld op grond van de verzoeningsdood van Jezus.

Maar dat is niet alles, met de vergeving van de zonde en al onze schuld, geeft Hij ons ook nog een nieuwe toekomst. Een nieuw leven in Christus. Adam en Eva leefden in het begin in gemeenschap met hun Schepper. Over de schepping, het ontstaan van de wereld en of Adam en Eva de eerste mensen waren, wordt reeds lang een hevige strijd ge­voerd. Voor- en tegenstan­ders van de evolutieleer staan miljarden jaren van elkaar af. Het hele discussiegebeuren gaat echter over natuurlijke dingen, dat wil zeggen over een randgebeuren.

De mens is de kroon van de schepping

De uiteindelijke bedoeling en bekroning van de gehele schepping is de mens. Zonder de mens zou de schepping, ondanks zijn geweldige pracht, namelijk niet ‘af’ zijn. De ‘beheerders’ van dat paradijs, die in over­eenstemming met de wil van de Schepper zouden leven en handelen, hoorden erbij. God zag dat het alles goed 18 ja zeer goed was. De mens Adam werd door God de Schep­per geformeerd uit het stof der aarde, zegt Genesis 2 vers 7 (Gen. 02:07). Hij blies zelf de levens­adem in zodat hij een levend wezen werd.

Adam, de eerste mens, werd aldus door God geschapen als zoon Gods. Adam was een ver­standelijk wezen die verant­woording dragen kon. Adam was een denkend wezen, die zijn daden kon overzien en beoordelen. Adam kon door die ingeschapen mogelijkhe­den in gemeenschap met God de Schepper leven. En die Schepper wilde Adam en Eva opvoeden naar de heerlijk­heid die voor de zonen Gods is weggelegd.

Maar Adam en Eva kozen samen hun eigen weg. Het gevolg was de verdrijving uit het beschutte paradijs en zij moesten toen hun eigen weg gaan.

Toch geeft God Zijn plan niet op. Hij wist dat de tijd komen zou dat de naakte mens weer omkleed zou wor­den. Christus heeft als nieuwe Adam de slang de kop vermorzeld en een einde ge­maakt aan de verstrikking in lot en schuld. Hij heeft een nieuwe verhouding tussen God en mens, tussen Schepper en schepsel mogelijk gemaakt. Hij wil u en mij weer volkomen tot God leiden en ons nu en hier het ware Goddelijke leven schenken dat zelfs door de dood niet wordt te­niet gedaan. Wie zijn eigen leven heeft afgelegd – de doop is daarvan een getuige­nis – en is gedoopt, vervuld met Gods Geest, leeft niet langer eigenmachtig. Hij aanvaardt Jezus als Leidsman en Heer. Dat zal tot gevolg hebben dat God met de mens en de wereld tot Zijn doel komt.

De Schepper schiep de wereld niet voor de ondergang en Jezus leed en stierf niet voor een nederlaag, een vlucht voor de vijand uit deze wereld, door opname van de gemeente. God schiep en Jezus leed en overwon, opdat wij als gelovigen allen één zouden worden, zoals God de Vader en Jezus één zijn in de wil tot herstel van de mens en de schepping. Dan wordt het woord waar uit het Hogepriesterlijk gebed Johannes 17 vers 22 (Joh. 17:22): “En de heerlijkheid die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne dat Gij Mij gezonden hebt”.

Is dat niet een geweldige belofte? En hoe ontvangen wij die? Niet anders dan door het geloof!

Gods doel met de schepping wordt weer gezien

Wij leven in een tijd dat wij weer gaan zien wat het doel van God is met deze we­reld en bovenal met de mens als kroon van de schepping. Het is een ervaringsfeit dat het leven Gods in het dage­lijks leven van een christen aan het licht komt of aan het licht dient te komen.

In het leven van de christen oefent niet langer de zonde zijn vernietigende macht uit, maar wordt God erkend als Schepper en Jezus als Heer die alles regeert met zijn Geest. “Want Hij, die heiligt, en zij, die gehei­ligd worden, zijn allen uit één” Hebreeën 2 vers 11 (Heb. 02:11). Dat wil zeggen uit één Geest gebo­ren.

Indien u, broeder of zuster, niet uit de ban of de ver­strikking van satan kunt komen om aan dit leven deel te nemen, roep dan de hulp van een medebroeder of zus­ter in, opdat u samen tot overwinning en bevrijding zult komen.

Het leven van de werkelijk bevrijde christen zal zich gaan openbaren in het feit dat hij of zij tot de belij­denis komt dat Jezus en de Zijnen overwinnaars zullen zijn, dat de beloften Gods worden onderkend en dat al deze beloften in Christus Jezus ‘ja en amen’ zijn. Dat wij door wedergeboorte inwo­ners zijn geworden van het hemelse Jeruzalem en dat wij daar onze schatten, die van blijvende waarde zijn, ver­zamelen. Wij mogen en zul­len opwassen van kind tot een volwassen geestelijk kind van God en zullen als zodanig dienstbaar zijn op de wijze en op het niveau zoals het (op dat moment) in ons vermogen ligt.

Langzaam maar zeker gaan wij steeds meer de beloften Gods onderkennen. Ze zijn er voor u en mij ten behoeve van on­ze medemens. Wat wordt be­doeld met ‘ons lijden met Christus’, er staat toch im­mers geschreven: “indien wij delen in Zijn lijden, zullen wij ook delen in Zijn ver­heerlijking”? wij hoeven niet net als Christus ge­kruisigd te worden, want wij zijn reeds mee gekruisigd met Hem Romeinen 6 vers 6 (Rom. 06:06). Neen, dat is niet nodig, maar wij moe­ten met Hem mede bewogen zijn met het lot van onze medemens. Zij dwalen nog als schapen omdat zij geen her­der hebben die hen werkelijk geestelijk voedt.

De opwassing tot het zoon­schap heeft tot doel verlos­sing van de gehele schepping, met als eerste doel: verlossing en bevrijding van de mens. Als wij daarop ge­richt zijn zullen wij erf­genamen zijn van al de be­loften Gods. Het mensdom en met hen de ganse schepping zal leven en openbloeien tot lof en eer van God de Vader.

Verwacht deze dingen, stel uw hoop er op en sta open als een bloem, gericht op de zonne der gerechtigheid. Zeg na een duidelijk ont­vangen boodschap uit Gods hand: Here, mij geschiede naar uw Woord. In u en in mij zullen dan Gods belof­ten werkelijkheid worden opdat wij kunnen opwassen tot zonen Gods. Dan zijn wij als ranken aan de wijn­stok. Wij moeten er voor zorgdragen dat Hij, Jezus, met Gods Geest en zijn woorden in ons blijven. Dan zal het geschieden, ook al leven wij midden in deze wereld, of juist omdat wij midden in deze wereld wo­nen. Men zal ons gaan her­kennen en erkennen als volk van God, omdat wij gaan handelen en wandelen zoals Hij gehandeld en gewandeld heeft. Het werk dat Hij be­gonnen is te doen Handelingen 1 vers 1 (Hand. 01:01) mogen wij voortzetten en voleindigen.

Houdt de beloften Gods vast en stel uw geloof er op en u zult niet beschaamd uit­komen. In Lucas 4 lezen we de geschiedenis van Jezus in Nazareth (de plaats waar Hij was opgevoed en door iedereen gekend werd). Men vond zijn boodschap mooi, geweldig zelfs, men vroeg naar tekenen en wonderen, maar Hijzelf werd niet aan­genomen. Men geloofde niet in Hem. Men geloofde niet in het wonder, in het boven­natuurlijke. Jezus haalt dan de geschiedenis aan van de weduwe die voor Elia een koek moest bakken. Zij had nog meel en olie voor één koek. Zij moest er eerst één voor Elia bakken en dan kon zij voor haarzelf bak­ken. Ra, ra, hoe kan dat?

Zij deed wat de man Gods gezegd had en de olie en het meel raakten niet op. Verder vertelde Hij hun de geschiedenis van Naaman de Syriër. Die man geloofde reeds voordat hij Elisa ge­zien had. Hij had namelijk een grote hoeveelheid ge­schenken, als dankoffer, bij zich. Hij had bezwaar tegen de rare opdracht: ze­ven keer onderdompelen in de Jordaan, maar hij geloof­de wat zijn dienstmeisje ge­zegd had betreffende de man Gods.

Voor ons is geloof in wat men nog niet ziet ook zeer belangrijk. Wij zullen de erfenis Gods volledig ont­vangen als wij er in durven te geloven. God liegt niet Hebreeën 6 vers 18 (Heb. 06:18). Zoals Abraham het kind der belofte kreeg door onder andere te vol­harden, zo zullen ook wij als kinderen der belofte erfgenamen zijn. Geprezen is de naam van Jezus.

U opent een vergezicht dat ons bekoort en zelf bent U daartoe de weg en de poort.

Dank, Heer, voor de waar­heid dat U als de Zoon, ons leven vernieuwt tot sieraad en kroon.

U straalt als de morgen­ster, helder en klaar. Wij worden de lichtende dag reeds gewaar.

Vol dank is ons hart, Heer, want zo bent U zelf: belofte en waarborg voor alle herstel.

Wat is uw naam?

 

Burgers van een rijk in de hemelen door H J Scholten

Dat waren wij van oorsprong niet. Paulus schrijft in Efeziërs 2 vers 3 (Ef. 02:03): “… en wij waren van nature, even­zeer als de overigen, kin­deren des toorns”.

Wat een diepe verandering heeft er dan plaats gehad. Een ingrijpende verhuizing. In Kolossenzen 1 vers 13 (Kol. 01:13) staat: “overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde”.

Vanuit de duisternis in het licht. Een inwoner van het rijk der hemelen is een kind van hot licht. We ge­loven in het licht. Jezus zegt: “Gelooft in het licht, zolang gij liet licht hebt, opdat gij kinderen des lichts moogt zijn” Johannes 12 vers 36 (Joh. 12:36) .

Jezus Christus bevindt zich in het rijk in de hemelen en vanuit dat rijk verwachten wij Hem.

Er moet nog meer gebeuren met de kinderen Gods. Nóg een verandering moet er gaan komen en wel de veran­dering van ons lichaam. Het zal aan het verheerlijkte lichaam van Jezus gelijk­vormig worden Kolossenzen 2 vers 21 (Kol. 02:21). Daarom moet en mag onze wan­del in de hemel zijn. Onze namen moeten staan in het boek des levens.

Wat doen nu de kinderen van het licht zolang ze nog in hun aardse tent verblijven? Wat zijn het eigenlijk voor mensen? Zijn het zwevers omdat hun wandel in de hemel is? Staan ze niet met beide benen op de grond?

De Bijbel leert dat ze ge­heel anders zijn omdat ze Christus hebben leren ken­nen. Ze brengen in toepas­sing hetgeen ze geleerd heb­ben en hun overgeleverd is. De God des vredes is met hen. Weet u wat ze bedenken? Alles wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminne­lijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient. Dat zijn de dingen waar een kind van het licht mee bezig is. Dat brengen ze dagelijks in toepassing en daarom is de God des vre­des met hen. Bent u ook een kind van het licht? Brengt u deze dingen ook elke dag in toepassing?

 

De volledige mens -3- door Nico Goverts

Van zieleleven naar Geestesleven

Vaak blijft de mens steken op het niveau van de ziel. Dan moet hij nog een stap verder. Dan moet hij doordringen tot de geest. Hier betreedt de mens een veelal ongebaande weg. De weg van de ziel is hem bekend, maar het pad van de geest lijkt onbegaanbaar. Toch is juist dit het pad des levens.

Laten wij enkele hindernissen gaan bezien die ons belem­meren om door te dringen in het gebied van de geest. Soms is het als een weg die men moet banen door een oerwoud en sommigen komen terug en vertellen ons dat ze het geprobeerd hebben maar dat er leeuwen waren, angstaanjagende geluiden; anderen raden het ons af, want volgens hen is er achter het oerwoud geen land meer; ook zijn er die nooit terugkwamen, want ze zijn vastgeraakt in de lianen die ze op hun weg ontmoetten en die sterker waren dan zij.

God is een God die inzicht geeft. Juist ook inzicht in hindernissen. Een eerste hinderpaal is dat we ons ermee tevreden stellen God te dienen met en vanuit de ziel. Men kan een fijne samenkomst hebben want het gemoed is geraakt. Bepaalde emoties zijn gewekt of versterkt. Dit kan op diverse manieren gebeuren. Men is verontrust over de ont­wikkelingen in het wereldgebeuren en in de samenkomst wordt deze verontrusting gevoed. Zo denkt men in bepaalde kringen somber over de mogelijkheid om heilszekerheid te verkrijgen en als men bijeenkomt, wordt deze somberheid bevestigd. Het kan ook anders maar het principe is het­zelfde. Men associeert het leven Gods met een zekere oppervlakkige vrolijkheid en wanneer men vergaderd is, wordt men in deze luchthartige levensstijl gestaafd. We zouden kunnen zeggen: een christen herkent men aan zijn gitaar. Anderen ergeren zich aan bepaalde politieke toestanden, bij voorkeur in Amerika en Zuid-Afrika, en in hun eredienst wordt deze ergernis gekoesterd en opgekweekt. Zo zijn er vele varianten maar het is goed onszelf onder de loep te nemen: is ons godsdienstig beleven meer dan het genoegen dat men vindt in het horen van bepaalde vertrouwde klanken? De religieuze mens luistert en zegt: Het doet een mens goed dit weer eens te horen. Het gevoel wordt bevredigd, of het verstand, dit schenkt voldoening en meer verlangt men niet.

Wat zit hierachter? De misleider houdt de mens bezig. De soldaat die bestemd was om te strijden aan het front, speelt met een waterpistool in de kazerne. Hoor dan hoe de Geest van God ons aanspoort: Blijf niet staan in het land van de ziel, maar stoot door naar het gebied van de geest.

De geestelijke mens luistert naar God

Een kernpunt in dit verband is dat de mens antwoorden gaat ontvangen van God. De mens die leeft op het niveau van de ziel, voelt daar geen behoefte aan. Hij geeft zijn eigen antwoorden. Want het zoeken van antwoorden Gods is hem te moeilijk. Als hij vragen heeft, raadpleegt hij liever mensen. Of hij vult al snel zijn eigen gedachten in.

Maar de geestelijke mens vraagt door: “Ik wil horen wat God, de Here, spreekt” Psalm 85 vers 9 (Ps. 085:009). “Ik wil gaan staan op mijn wachttoren en mij stellen op de wal, ik wil uitzien naar wat Hij tot mij spreken zal, en wat ik moet antwoorden op mijn klacht” Habakuk 2 vers 1 (Hab. 02:01).

Hij is niet tevreden met het voeden van zijn ziel, hij schenkt aandacht aan de honger van zijn geest. Want wie zijn geest vergeet, blijft klein in de geestelijke wereld. Hij kan schatten verzamelen in zijn ziel, maar hij wordt geen soldaat.

Maar wie zich losmaakt van gevoelens en ervaringen, van wat hij in zijn verstand heeft opgetast, die kan de wereld van de geest binnengaan. Dan zal het woord van God komen in zijn geest. Hij ontvangt wat eeuwig is. Hij wordt een strijder in de geest en overwint de god van deze eeuw. Immers, het wapen van de god dezer eeuw is tijdelijkheid: hij vult de ziel van de mens met het tijdelijke, en ervaringen en gevoelens zijn tijdelijk: en het gevolg is blindheid. De geest is blind voor het eeuwige.

De Geest leidt de mens in de verborgenheden Gods

De Geest verlangt ernaar de mens in te leiden, in te wijden in de verborgenheden die eeuwig zijn. Het eeuwige en blijvende woord van God. De Geest heeft als zijn diepste, intense wens dat de mens een speurder zal worden naar de schatten van het rijk Gods. “Men maakt een einde aan de duisternis, en tot de uiterste diepte doorvorst men het gesteente” Job 28 vers 3 (Job. 28:03). Dan wordt de mens geïnspireerd door God; dan laat hij zich niet door het gesteente tegenhouden maar hij dringt er doorheen. “Hij brengt het verborgene aan het licht” Job 28 vers 11 (Job 28:11).

Dit is één van de grootste belemmeringen voor geestelijke groei: de oppervlakkigheid die niet verder gaat dan het zieleleven. Wanneer het volk Israël te kampen heeft met de Filistijnen in 1 Samuël 4, zien we daar een sprekend voor­beeld van. Wat is hun reactie? Ze halen de ark in de leger­plaats en ze heffen een luid gejuich aan, zo luid dat de aarde dreunt. De vraag is: op welk niveau bewegen ze zich? Dit is niets anders dan zieleleven. Ze hebben niet de moeite genomen om door te dringen tot het niveau van de geest. Het is veel betekenend dat er in 1 Samuël 3 vermeld werd: “Nu was in die dagen het woord des Heren schaars; gezichten waren niet talrijk” 1 Samuël 3 vers 2 (1 Sam. 03:02). Letterlijk staat er: Geen gezicht brak door. Het kwam er niet doorheen. De weg naar de geest was geblokkeerd.

Wat hadden ze nu in 1 Samuël 4 moeten doen? De enige oplossing zou geweest zijn: terugkeren tot God, een innerlijke reiniging, en dan vandaar uit een ingaan in het gebied van de geest. Zodat er weer een woord Gods, een gezicht, zou kunnen doorbreken. Maar die weg is hun te lang. Zij geven de voorkeur aan een kortere weg. De weg van de ziel. Zo zijn ze al snel aan het juichen toe; alleen is dit juichen van erg korte duur. Wat was het resultaat? De aarde dreunde. Maar de hemel kwam niet in beweging.

Dat verandert pas in 1 Samuël 7. Dan gaat het volk onder leiding van Samuel de weg van de geest. En dan lezen we: “Maar de Here deed te dien dage machtig de donder rollen over de Filistijnen en bracht hen in verwarring, zodat zij tegen Israël de nederlaag leden” 1 Samuël 7 vers 10 (1 Sam. 07:10). Dan komt de hemel in beweging.

David kende het geheim van de Geest

David kende dit geheimenis: hij wist wat er nodig is om de strijd te kunnen aanbinden. In Psalm 60 geeft hij dit zo zuiver aan: hij spreekt daar over het doel: opdat uw geliefden ten strijde toegerust zijn. En dan vraagt hij: “Geef overwinning door uw rechterhand en antwoord ons” Psalm 60 vers 7 (Ps. 060:007). Alleen de geest kan antwoorden ontvangen. Daarom heeft de ziel de leiding van de geest nodig. Wat is het paard zonder ruiter? Hoe zal het alleen de weg vinden?

David gaat verder in het achtste vers van dezelfde psalm: “God heeft gesproken in zijn heiligdom”. Het binnenste heiligdom van de mens is zijn geest. Daar wil God spreken. Vandaar uit ontvangt de ziel leiding en kracht. Vandaar uit wordt richting en koers aangegeven.

In een andere psalm heeft David dit zo treffend onder woorden gebracht: “Ten dage dat ik riep, hebt Gij mij geantwoord, Gij hebt mij bemoedigd met kracht in mijn ziel” Psalm 138 vers 3 (Ps.138:003). Wanneer de geest van de mens antwoorden verkrijgt vanuit God, komt er kracht in de ziel.

Immers, vanuit het heiligdom gaat de rivier van water des levens stromen, en zo gaat er een stroom van heling en kracht vloeien over en door de dorstige ziel.

David kreeg antwoorden van God in zijn geest en daardoor bloeide zijn ziel op. En dan, als God gesproken heeft, kan hij ook vervolgen in Psalm 60: “Ik wil juichen”. Het juichen van David was anders dan het juichen in 1 Samuel 4, toen men de ark in het legerkamp haalde.

De noodzaak van het leren onderscheiden

Hiermee komen we op een tweede punt. Het is noodzakelijk dat we leren onderscheiden: wat komt voort uit de geest en wat komt voort uit de ziel? Hier hebben we een tweede hindernis die onze geestelijke groei wil belemmeren: dat we niet onderkennen uit welke bron een bepaalde uiting of reactie afkomstig is. Dan lopen we gebaar door te slaan naar het ene of het andere uiterste. Het ene is: alles wat de ziel zegt en doet, te accepteren en daarmee in zee te gaan. Zo zijn er mensen die aan elke ingeving of impuls meteen gehoor geven. Ze kunnen dan tot de meest onbereken­bare daden en handelwijze komen, maar als iemand de moed heeft om hen daarop te wijzen, luidt hun antwoord: Ik kreeg het in mijn hart. Dat is dan het einde van alle tegenspraak. Zo kreeg Petrus het in zijn hart, zijn Meester te bestraffen.

Zo staat er van David op een gegeven moment: “David nu zeide in zijn hart: Nu zal ik een der dagen door Sauls hand omkomen; mij is niet beter dan dat ik haastelijk ontkome in het land der Filistijnen” 1 Samuël 27 vers 1 Statenvertaling (1 Sam. 27:01). Hier zien we bij David, die toch een man naar Gods hart was, duidelijk een impuls die niet gegrond was in de geest. Hij begint immers met te zeggen: Nu zal ik door Sauls hand omkomen. Ik moet zien dat ik het land uit kom, want anders is het vandaag of morgen met me gebeurd. Deze impuls was niet gebaseerd op geloof; hier lag geen gedachte Gods aan ten grondslag. Zelfs profetieën dienen getoetst te worden; hoeveel te meer geldt dit dan voor ingevingen.

Het andere uiterste is dat men alles over één kam scheert. Men is bevreesd voor de impulsen van de ziel en uit reactie daartegen geeft men de geest ook geen ruimte meer. Alles wordt aan banden gelegd. Men kan zo voortdurend zeggen: Pas op voor de ziel, dat. men tenslotte niets anders meer doet dan oppassen. We moeten ervoor waken dat we niet, uit vrees voor de werkingen van de ziel, de geest aan banden leggen. Vrees is altijd een slechte raadgeefster. Dan wordt men als een automobilist die uit vrees voor ongelukken voortdurend op de rem trapt. Ouders die niets anders doen dan de hele dag door hun kind waarschuwen: pas toch op, kijk toch uit, voorkomen wellicht veel narigheid, maar ze remmen tegelijk elke ontplooiing af. Men kan zeggen: ik houd mijn kind binnen de deur, want buiten zijn er zoveel gevaren, ik neem het zekere voor het onzekere. Maar het resultaat is wel dat het kind verkommert, het zit opgesloten, het wordt verveeld en verbitterd, en bovendien moet men bedenken dat de meeste ongelukken plaats vinden binnenshuis.

Zo zijn er ook christenen die bang zijn voor de excessen van de ziel, en daarom houden ze hun geest ook maar binnen. Die krijgt geen ruimte maar gaat elke uiting en ontplooiing van de geest beschouwen als overdreven, fanatiek of gevaarlijk. Zoals het volk oordeelde in de dagen van Hosea: “Dwaas is de profeet, waanzinnig de man des geestes” Hosea 9 vers 7 (Hos. 09:07). Zo kan men iedere vorm van profetie de pas afsnijden uit vrees voor uitingen van de ziel. Het gevolg is.: de man des geestes komt niet tot zijn recht.

Toch is dit juist de bedoeling die God met ons heeft: dat wij mensen des geestes zullen zijn. De mens wiens geest uit de verf komt.

Maar op allerlei manieren probeert de tegenstander de mens beangst te maken, af te remmen. Hij waarschuwt de mens voor het zoeken van geestelijk inzicht, want daar wordt men toch maar hoogmoedig van.

Wat is de oplossing? Niet het indammen van de geest, maar het leren onderscheiden: wat is geest, en wat is ziel? Wie de geest aan banden legt, komt terecht in een dor land. Zijn leven wordt wettisch. Daarom zal de ontplooiing van de geest hoog in ons vaandel geschreven moeten staan. Anders stoppen we de bron dicht waaruit we moeten leven.

De sleutel tot ware aanbidding

Onderscheiden. Neem het voorbeeld van het aanbidden. Jezus sprak: God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid. Wat is nu de sleutel? We hebben reeds gezien dat een mens op twee manieren kan juichen: er is een juichen vanuit de ziel, zoals de Israëlieten deden in 1 Samuël 4, en er is een juichen vanuit de geest, zoals David het deed volgens Psalm 60.

Vaak is de mens zo afgeleid, zo verstrooid, dat hij aan het aanbidden vanuit de geest niet toekomt. De rusteloze mens kan niet aanbidden; zijn horloge blokkeert zijn geest. De farizeeën baden wel, maar ze konden niet aanbidden, want hun geest was niet vrij; ze werden veel te lang in beslag genomen door de vraag: wat zullen de mensen van ons denken? Koning Saul kwam niet tot aanbidding, want zijn geest was rusteloos; als men niet kan wachten tot Samuel komt, kan men ook niet aanbidden. Van David staat er op een gegeven moment: En hij zat voor het aangezicht des Heren. Iemand die kan zitten voor God, kan aanbidden in de geest. Soms is er tijd nodig om onze geest te stemmen, af te stemmen op God. Ook in verband met aanbidding geldt: we moeten leren door te dringen tot het niveau van de geest. Rusteloosheid is één van de wapens die de vijand hanteert om ons buiten het gebied van de geest te houden.

De ware jubelroep komt vanuit de geest die gedrenkt is met de gedachten Gods. Dan is er vastheid, dan is er iets wat dieper gaat dan emotie.

Gedachten Gods zijn genezend. Zij komen in de geest en werken door in de ziel. Daarom is het zo heilzaam voor de ziel, wanneer men leert door te dringen in de wereld van de geest. Dan komen er nieuwe gedachten en nieuwe gedachten zijn als koel water voor een dorstige ziel. Zo worden de woorden van Jeremia vervuld: “Want Ik zal u genezing schenken, u van uw wonden genezen, luidt het woord des Heren, omdat men u, Sion, de verstotene noemt, degene naar wie niemand vraagt” Jeremia 30 vers 17 (Jer. 30:17). En in Jeremia 31 vervolgt de profeet in vers 14 (Jer. 31:14): “Ik laaf de ziel der priesters met het vette en mijn volk wordt met het goede van Mij verzadigd, luidt het woord des Heren”. “Zo komen zij jubelend op de hoogte van Sion en stromen toe naar het goede des Heren…, hun ziel zal zijn als een besproeide hof, zij zullen nooit meer versmachten” Jeremia 31 vers 12 (Jer. 31:12).

Dat is Gods verlangen: onze ziel als een besproeide hof.

Die ziel die daar lag als een uitgedroogd land, opengebars­ten grond, die ziel wordt besproeid, gedrenkt. Hoe? Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Zijn binnenste, dat is zijn diepste wezen, dat is zijn geest. Vandaar uit gaat het levend water stromen. “Want Ik verkwik de vermoeide ziel, elke versmachtende ziel verzadig Ik”, zo lezen we verder in Jeremia 31 vers 25 (Jer. 31:25).

Als de ziel van een mens gewond is, geslagen, vermoeid, dan is daar heling nodig, heling door nieuwe gedachten. Het breken van oude banden is niet genoeg. Wat heeft de man die geketend in de woestijn ligt, eraan als men alleen maar zijn boeien losmaakt, doch hem niet te drinken geeft?

Oude banden moeten verbroken worden. Maar dan moeten ook nieuwe gedachten binnenkomen. Dan wordt de ziel gezond.

(Het laatste deel in de serie: “De volledige mens” ver­schijnt in “Levend Geloof” van volgende maand. Daarna wor­den de vier artikelen gebundeld tot een brochure).

1982.01 nr. 222

Levend geloof 1982.01 nr. 222

Wat zal 1982 ons brengen? Door Gert Jan Doornink

De grote vraag die ieder mens zichzelf stelt, bij het begin van 1982, is ongetwijfeld: wat zal dit nieuwe jaar ons brengen? Wordt het een ‘goed jaar’ of een ‘slecht jaar’? Het antwoord dat wij geven hangt dan af van onze levensovertuiging, want als wij christen zijn is dit antwoord heel anders dan wanneer wij geen christen zijn. Maar niet alle christenen zijn échte christenen. Dat zijn alleen zij die door bekering en wedergeboor­te weten een kind van God te zijn.

Geroepen tot gemeenschap

Als kinderen Gods zijn wij echter geroepen in gemeenschap met Christus te leven en de geeste­lijke weg van geloof en gehoorzaamheid te bewan­delen. Anders komt er van een echt christenleven niet veel terecht en leven wij op hetzelfde niveau als de naamchristenen en de niet-christenen. Want kinderen Gods die ongehoorzaam zijn, die weigeren hun gebondenheden af te leggen, die niet geestelijk groeien, openbaren zich niet als echte christenen en komen niet los uit de in­vloedsfeer van de vorst der duisternis, ook al belijden ze misschien in naam dat ze vrijgemaakt zijn door Christus.

In de eerste christengemeenten ging het in feite ook om deze dingen. Het verschil is dat we thans bijna 2000 jaar verder zijn en dat bijvoorbeeld de woorden die de apostel Paulus tot de gemeente te Rome richtte nog veel actueler zijn dan toen. Wij denken in dit verband aan Romeinen 13 vers 11 (Rom. 13:11-12) waar Paulus schreef: “Gij verstaat immers de tijd wel, dat het thans voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken. Want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot het geloof kwamen. De nacht is ver gevorderd, de dag is nabij. Laten wij dan de werken der duisternis afleggen en aan­doen de wapenen des lichts!”

Paulus waarschuwde om niet te slapen, maar te ontwaken uit de slaap’. Paulus riep zijn mede­gelovigen op de ‘werken der duisternis’ af te leggen en de ‘wapenen des lichts’ aan te doen! Dit alles in het kader van de opmerking: ‘Gij verstaat immers de tijd wel…! ‘

Verstaan wij onze tijd?

Hoe actueel zijn deze woorden van Paulus voor de Gemeente van Christus in 1982. Als we echte christenen zijn, verstaan wij de tijd. Dat wil zeggen wij laten ons niet in beslagnemen door het negatieve wat de duivel in deze tijd op ieder terrein naar voren brengt en waar we dagelijks mee geconfronteerd worden. Wij laten ons niet meesleuren door een geest van doemdenken en on­dergang, want God heeft ons geen geest gegeven van lafhartigheid, maar van kracht, van liefde en bezonnenheid  2 Timoteüs 1 vers 7 (2 Tim. 01:07).

Wij weten dat we geestelijk geplaatst zijn in de hemelse gewesten. Van daaruit delen we in de overwinning van Christus. En door vol te zijn van de Heilige Geest worden we meer en meet één met Hem. Ook omdat we onze gebondenheden hebben afge­legd of ons hebben laten bevrijden daarvan en om­dat we de geloofsweg bewandelen in volharding, kunnen we de aanvallen van de vijand weerstaan in de naam van Jezus.

Daarom zullen ons vervolging, verdrukking, mis­kenning en bespotting niet deren ook als deze toenemen. Daar worden we immuun voor. Dit is geen grootspraak, maar realiteit in het leven van echte christenen. Gods welbehagen rust op hun le­ven. Voor de echte gelovigen is het geen vraag of 1982 een goed of slecht jaar wordt, want zij weten: Het wordt een goed jaar!

Overwinning temidden van de omstandigheden.

Ook al zijn alle omstandigheden tegen, zij kun­nen ons leven niet bepalen, want temidden van deze omstandigheden, gaan wij ons meer en meer als zonen Gods openbaren en is ons getuigenis met Paulus: “Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad. Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch machten, noch heden, noch toekomst, noch krachten, noch hoogte, noch diep­te, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Chris­tus Jezus, onze Here” Romeinen 8 vers 37 tot en met 39 (Rom. 08:37-39).

Als zonen Gods gaan wij niet ten onder, maar wordt Gods heerlijkheid in ons meer en meer zichtbaar. Omdat ons leven met Christus verborgen is in God, zoeken en bedenken wij de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn   Kolossenzen 3 vers 1 tot en met 4 (Kol. 03:01-04). 1982 zal een jaar worden waarin Gods Koninkrijk meer en meer tot gestalte gaat komen in de ware Gemeente van Christus. Hij die in ons een goed werk is begonnen, zal dit tot het einde toe voortzetten, tot de dag van Christus Jezus. Filippenzen 1 vers 6  (Filip. 01:06) .

Bent u bij dit alles reeds ten volle betrokken? Het zou jammer zijn als door ongehoorzaamheid God Zijn doel met uw leven niet zou kunnen berei­ken. Laat 1982 geen verloren jaar worden, want nu is het nog de tijd des welbehagens, nu is het de dag des heils! 2 Korinthe 6 vers 2 (2 Kor. 06:02).      

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Dit eerste nummer van 1982 betekent de start van de 21ste jaargang van “Levend Geloof”. Gedurende de 20 jaar dat ons blad nu is verschenen hebben wij steeds vastgehouden aan de doel­stelling: de verkondiging van het volle evangelie in al zijn facetten. De gees­telijke ontwikkeling en groei die wij in deze 20 jaar meemaakten vindt uiter­aard ook zijn weerslag in het blad. En dit zal onge­twijfeld in de nieuwe peri­ode die nu is begonnen, verder doorgaan. De waar­achtige eindtijdgemeente is op weg naar de volkomen­heid in Christus. Wij be­schouwen het als een voor­recht hieraan door middel van “Levend Geloof” te mogen meewerken.

Grote dankbaarheid is er ook dat steeds meer lezers en lezeressen onze arbeid weten te waarderen, terwijl de talrijke positieve reacties een bewijs zijn dat velen met ons het verlangen hebben de volkomen weg met Jezus te gaan. Bij alles willen wij echter de eer geven aan Hem die ons de talenten gaf dit werk te doen. Gods Woord zegt: “Noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God, die de wasdom geeft” 1 Korinthe 3 vers 7 (1 Kor. 03:07).

Ook willen wij er de nadruk opleggen dat het werk van “Levend Geloof” geen éénmansbediening is. Samen met onze mederedactieleden, en anderen die wij daartoe af en toe uitnodigen, proberen wij de boodschap zo veelzij­dig mogelijk te belichten, waarbij wij geloven dat de Heer steeds meer kennis en inzicht gaat geven, ook over onderwerpen waarover thans soms nog verschillend wordt gedacht.

Wij zijn ook dankbaar voor de financiële steun die we uit de lezerskring ontvan­gen. We schreven het reeds vaker: “Levend Geloof” is geen commerciële zaak, maar een geloofswerk dat afhan­kelijk is van vrijwillige bijdragen, want de op­brengst van de verkoop van brochures en de abonnements­gelden, dekken slechts een klein deel van de werkelij­ke kosten. Bijzonder blij waren wij in dit verband ook met de opbrengst van een collecte welke een gemeente hield ’tot ondersteuning en uitbreiding’ van onze ar­beid. “Levend Geloof” ver­schijnt weliswaar onafhanke­lijk van welke kerk, groep of gemeente ook, maar dat neemt niet weg dat wij een sterk voorstander zijn van de vorming van gezonde ge­meenten, dat wil zeggen gemeenten waarin de bood­schap van het volle evange­lie centraal staat. Dat heb­ben wij trouwens in de loop der jaren altijd sterk bena­drukt .

“Levend Geloof” en de bro­chures die wij uitgeven zijn ook in steeds meer boekwin­kels en via boekentafels verkrijgbaar, waar we uiter­aard erg blij mee zijn, maar de uitbreiding van het lezersbestand vindt toch vooral ook plaats via ’mond op mond reclame’.

Voor wat de brochures be­treft, hebben wij belangrijk nieuws te melden. Enkele maanden geleden schreven we reeds dat verschillende bro­chures in voorbereiding wa­ren. Enkele daarvan zijn nu bijna gereed en verschijnen binnenkort. Als eerste gaat een nieuw boekje van broeder Scholten verschijnen onder de titel: “Wat is uw naam?”. We raden iedereen aan dit boekje te bestellen, want de inhoud is erg belangrijk. Verder verschijnt van broe­der Doornink het boekje: “God is een goede God”. Een belangrijk facet van de vol­le evangelie boodschap dat in dit boekje zo veelzijdig mogelijk zal worden belicht. Wij geloven dat ook deze brochures weer een belang­rijke bijdrage zullen leveren tot verbreiding van de volle evangelie boodschap.

Tenslotte willen wij iedereen hartelijk bedanken die in de afgelopen maanden hebben meegewerkt aan onze ‘zeven punten actie’. Een groot aantal adressen heeft mede daardoor vorige maand “Levend Geloof” voor het eerst ontvangen. Hartelijk welkom in onze lezerskring’. En voor alle lezers en le­zeressen spreken wij de wens uit dat 1982 een productief en vruchtbaar jaar zal worden in dienst van de Meester I Verwacht het in alle dingen van Hem alleen, laat u niet door de satan op zijwegen dringen en be­denk dat Gods wil voor al Zijn kinderen is: “Het goede, welgevallige en volkomene”!

 

De nieuwe schepping (gedicht) door Piet Snaphaan

O kind van God, wat is u veel gegeven,

Uw Vader heeft u lief, zijn oogappel zijt gij.

’t Verlangen van Hem is, dat gij voor Hem zult leven,

Gij zijt een nieuwe schepping, gij zijt verlost en vrij.

 

God heeft een plan met u, Hij heeft u hoog verheven,

Uw Vader heeft vertrouwen in Zijn kind.

Als hemelburger mag u daarnaar streven,

Hij is het immers die u zo teer bemind.

 

Vertrouw Hem op Zijn woord, dat Hij u gaf,

Volhard daarin, dan zult gij waarlijk leven.

 

Hij wil dat gij zult heersen met gezag,

Die macht heeft Hij aan u Zijn kind gegeven.

Zie wat een rijkdom is u toevertrouwd,

O kind van God, gij mag daar ook in delen.

 

Zijn wil is immers, dat er wordt gebouwd.

Aan ’t geestelijk huis, de woning voor zovelen.

Zo komt Gods plan toch op zijn tijd terecht,

Als kroon der schepping zult gij weer bevelen.

 

Wat puin geweest is, wordt door u geslecht,

Gij zult weer heersen en wat stuk is helen.

 

Ik kan niet komen door H. J. Scholten

 

“Ik ben bezig een groot werk te doen en kan daarom niet komen” Nehemia 6 vers 3 (Neh. 06:03).

Onze opdracht: Bouwen en herstellen.

Er is werk aan de winkel en dan is er geen tijd voor zaken die dit werk tegen­houden. Werkers gevraagd en geen zeurpieten.

Nehemia is bezig om de muur van het verwoestte Jeruza­lem te herbouwen. Een rest was teruggekeerd uit de Ba­bylonische ballingschap en zat in grote zorgen over de toestand die ze thuis had­den aangetroffen. Nehemia, de schenker van de Perzische koning Arthahsasta, krijgt van hem verlof om naar Juda te gaan en te helpen bij de opbouw van de stad en haar muren.

Maar wat een puinhoop. Wat een rampspoed. De moed zou je ontzinken om nog ergens aan te beginnen. Afgebroken muren en verbrandde stads­poorten. Wie gauw de moed laat zakken en negatief is ingesteld is nooit geschikt om iets op te bouwen. Zo iemand ziet altijd beren en leeuwen op de weg en sleurt in zijn negativisme vaak anderen mee. Neen, hier zijn mensen nodig van een ander kaliber, mensen met een sterke geest die niet van wijken weet.

En altijd zijn er vijanden die de opbouw willen belet­ten. Maar de goede hand van God was over Nehemia, Nehemia 2 vers 8 (Neh. 02:08). Hij had een doel voor ogen en dat was nu ook net Gods doel, en dan is er geen mens die je tegen kan hou­den.

“En met krachtige hand vatten zij het goede werk aan”

lezen wij in Nehemia 2 vers 18 (Neh. 02:18.) Mannen van geloof gaan bouwen en herstellen. Echte zonen van God. Hun enigste leuze is: “De God des hemels, Hij zal het ons doen geluk­ken, en wij, zijn knechten, zullen ons gereedmaken en bouwen” Nehemia 2 vers 20 (Neh. 02:20) .

Gods medearbeiders moeten waakzaam zijn

Een nieuw jaar is begonnen, 1982. Een jaar waarin God doorgaat met de opbouw en uitbreiding van Zijn Konink­rijk. Je moet er wel oog voor krijgen. Wij mogen mede­arbeiders zijn, maar zijn wij het dan ook daadwerke­lijk? Of laten we ons tegen­houden en verblinden door ‘binnenlandse moeilijkhe­den’? Er liggen vele vijan­den als kapers op de kust. Het vreemde is dat ze aan­bieden om mee te helpen bou­wen en dat lijkt toch een geweldig sympathiek aanbod. Maar ze zijn niet te ver­trouwen en het komt wel ter­dege op onderscheid aan. Nehemia en zijn mannen had­den de vijand goed in het vizier. De ene helft deed het werk en de andere helft droeg de speren, de schilden, de bogen en de pantsers Nehemia 4 vers 16 (Neh. 04:16). Verder staat er in Nehemia 4 vers 17 en 18 (Neh. 04:17-18): “De lastdra­gers verrichten hun arbeid zo, dat zij met de ene hand het werk deden en met de andere hand de werpspies vasthielden; de bouwers hadden ieder zijn zwaard aan de heup gegord, terwijl zij aan het bouwen waren”.

Bidders en werkers! Ora et labora! En dan kan het niet anders of het werk komt klaar, ondanks felle tegen­stand. Want zij die niet positief mee helpen om het werk Gods te doen, hebben deel noch recht noch gedach­tenis in Jeruzalem Nehemia 2 vers 20 (Neh. 02:20).

Zo mogen wij als kinderen Gods ons in het nieuwe jaar weer inzetten voor allerlei werk in het Koninkrijk Gods. Een ieder op zijn eigen wijze en met zijn eigen gaven en talenten. Ziende op de grote Bouwheer en Kunstenaar. De krachten moeten samengebundeld wor­den, er mag onder geen be­ding verdeeldheid zijn. Anders worden wij ‘voorwer­pen van smaad’ voor de vij­anden (vers 17). Elk eigen­belang dient opzij gezet te worden. Menselijke sympa­thieën en antipathieën moeten overwonnen worden. Kan dat? Ja, wie het wil kan het. Door de Geest van onze God. Het gaat om onze toekomst en die van onze kinderen.

Als kinderen Gods weten wij dat de vijand ons altijd belaagd en voor geen enkel middel terugdeinst om zijn doel te bereiken. Een per­fect middel van de boze is om verwarring te brengen, wantrouwen en achterdocht te zaaien en negatieve kritiek te spuien. Dat middel doet het vaak nog opperbest en velen trappen regelmatig in deze val van de boze.

Dat gebeurde ook in de dagen van Ezra en Nehemia. En daar komt de kritiek: “Wat doen die machteloze Joden? Zal men hen laten begaan? Zullen zij offeren? Zullen zij van­daag gereed komen? Zullen zij de stenen uit de puinhopen, verbrand als ze zijn, weer tot leven wekken?” Nehemia 4 vers 2 (Neh. 04:02).

De belangrijkste vijanden zijn vaak enkelingen, maar zij trachten anderen op te hitsen en mee te krijgen in hun duistere doeleinden. En altijd onder het mom van rechtschapenheid. Zulke vij­anden waren in de dagen van Nehemia de Horoniet Sanballat en de Ammonitische slaaf Tobia en de Arabier Gesem. Stokers en roddelaars van het eerste uur. Houd ze in de gaten. Later zenden ze Nehemia een brief, maar het is wel een lasterbrief. Er volgen er nog vijf.

Het geheim van Nehemia ’s overwinning

Maar Nehemia is niet van zijn stuk te brengen en hij laat zich door de brieven van Tobia niet bevreesd maken (Neh. 06:19). Hij is een man uit één stuk. Uit het goede, geestelijke hout ge­sneden. Niet één moment gaat hij in op de uitdaging van de vijanden; hij schenkt er totaal geen aan­dacht aan en laat zich niet van zijn werk afhouden. Onverwrikbaar is die Nehe­mia. Wat een werker Gods. Hij heeft maar één ant­woord: “Ik ben bezig een groot werk te doen en kan niet komen

Met de regel­maat van de klok herhaalt hij deze woorden. “Waarom zou het werk stil liggen, doordat ik het verliet en tot u kwam?”

Maar de boze is ook een taaie doorzetter. Echter, Nehemia geeft steeds op dezelfde wijze antwoord: Ik kan niet komen! Daarin ligt het geheim van zijn overwinning. Hij wist waar hij mee bezig was.

Zulke mannen Gods zoekt nu de Heer. Helaas, er zijn er niet veel. Wel praters en stokers. Mensen met pressiegeesten. Ze willen al­tijd de ander dwingen: het moet zus of het moet zo. Ze geven het nooit op en gaan altijd maar door. Dat komt omdat het ‘gedrevenen’ zijn, behept met verkeerde geesten. En altijd onder het mom van mee willen hel­pen aan de opbouw. Maar in wezen zijn het slopers en geen bouwers. Het stikt van zulke mensen. In deze eind­tijd komen ze met kracht op­zetten. De duivel heeft nog weinig tijd en hij gebruikt zulke mensen om het werk Gods tegen te houden. Soms hebben ze het zelf niet eens door.

Laat u gebruiken als levende stenen

God wil Zijn gemeente gereed maken door Zijn Geest. Het moet een schit­terend bouwwerk worden, deze woonstede in de Geest. Allereerst moeten de muren opgetrokken worden nadat het fundament, Jezus Chris­tus, gelegd is. Geleidelijk aan zal de ganse stad gereedkomen, het Nieuwe Jeruzalem.

Wat is het heerlijk te weten dat dit Godsgebouw toch een­maal voltooid zal zijn. Dit doel moeten wij alleen maar voor ogen houden. Het werk moet klaar. Het Nieuwe Jeru­zalem moet goed gebouwd en wel samengevoegd worden. Wat een genade van God dat wij ons als levende stenen mogen laten gebruiken. Je moet wel vervuld zijn met de Heilige Geest, anders ben je geen levende steen. Je moet kunnen bidden en werken. Je moet verstand hebben van de troffel en het zwaard.

Gelukkig zijn er nog zulke mensen. Ze verstaan elkaar en weten van dit geheim: Onze God zal voor ons strijden. Ze zijn altijd positief, altijd blij in de Heer. Maar ze hebben ook verborgen vijanden. Die willen in hun midden komen, hen doden en het werk stop­zetten Nehemia 4 vers 11 (Neh. 04:11). Jammer dat er altijd weer slachtoffers gemaakt kunnen worden. Ze laten zich door zulke lie­den overwinnen en nemen de klacht over: “De kracht der dragers schiet te kort en puin is er teveel; wij zijn niet in staat de muur te bouwen” Nehemia 4 vers 10 (Neh. 04:10). Besmet door vrome leugengeesten. En die herhalen tot in de treure steeds hetzelfde refrein: het wordt tóch niks! Laten wij het bouw­werk maar verlaten.

God echter is onverstoor­baar in de weer met Zijn bouwplannen. Hij zoekt mannen en vrouwen in Zijn dienst. Mensen, die weten dat ze gered en verlost zijn door het bloed van Je­zus. Mensen, die geleerd hebben Hem te loven en te prijzen. Mensen met zeker­heid des geloofs. Geen twijfelaars en sukkelaars. Hij zoekt mensen die inge­gaan zijn op Zijn woorden: “Zo zal Ik wakker zijn om hen te bouwen en te planten, luidt het woord des Heren” Jeremia 31 vers 28 (Jer. 31:28).

God zoekt mensen waarmee Hij de heilige oorlog kan win­nen. Hij zoekt overwinnaars, mensen die staan in de ge­meenten. Zij laten zich door niets verblinden, want de geest der verblinding heeft geen vat op hen. Zij horen met hun besneden, doorboorde oren doorlopend deze woorden: “Vreest toch niet voor hen; denkt aan de grote en geduchte Here en strijdt voor uw broeders, uw zonen en uw dochters, uw vrouwen en uw huizen” Nehemia 4 vers 14 (Neh. 04:14). Het zijn mensen, die zich niet meer heen en weer laten slingeren door aller­lei wind van leer. Het zijn ook geen mensen die altijd zo snel onder de indruk ko­men van anderen, impulsieve mensen die zelf niet kunnen doordenken. Dan staan ze voor dit in vuur en vlam en dan weer voor iets anders. Er moet altijd ‘iets anders’ zijn, anders wordt het te saai. Zulken zijn geeste­lijk niet stabiel, je kunt er de oorlog niet mee win­nen. Verblinde geesten.

Jezus zegt: “In het huis mijns Vaders zijn vele wo­ningen” . Die woningen moe­ten bewoond worden, dat is de wil van de Vader. In Nehemia 7 vers 4 (Neh. 07:04) lezen wij: “De stad nu was ruim en groot, maar het inwonertal was gering, en er waren geen huizen gebouwd”.

Wie gaan de stad bevolken?

Ja, de stad is ruim en groot. Gods hart eveneens, daar ligt het niet aan. Maar er moet gebouwd worden, de stad moet vol worden en dan komt het grote feest. We leven nu in een tijd dat mensen uit ‘heggen en steggen’ door God verzameld wor­den en zij zullen de stad- gaan bevolken. De ‘gods­dienstige ‘ mens komt te laat. Hij had wel reeds een uitnodiging maar was te druk bezig met allerhande gekrakeel. Theologisch ge­krakeel. Of te druk met de dingen van deze aarde. Door de boze te pakken genomen. Vaak lag hun strijd op aards en natuurlijk niveau.

“Ik ben bezig een groot werk te doen en kan niet komen”, zei eenmaal Nehemia. Hij had groot gelijk. Hij voltooide het werk Gods. Een man naar Gods welbehagen. Met een positie­ve geest, geen doemdenker. En hij deed maar door en voltooide de muur op de vijfentwintigste Elul, in tweeënvijftig dagen Nehemia 6 vers 15 (Neh. 06:15). Wat geweldig als we vervolgens lezen: “Toen al onze vijanden dat gehoord hadden, werden al de volken rondom ons bevreesd en zeer terneergeslagen, en erkenden, dat dit werk met de hulp van on­ze God gedaan was”.

Met de hulp van onze God. Als wij ons inzetten komt God te hulp en zal het al­tijd lukken, want Hij is de God des hemels, halleluja.

En als we nu eens rondkijken op het christelijke bouwter­rein? De één heeft geen ze­kerheid des geloofs en hóópt zijn ganse leven. De ander heeft nooit overwinning, het is meer vallen dan opstaan. Weer een ander gelooft niet in de doop met de Heilige Geest en heeft geen inzicht in de wegen Gods. Allemaal godsdienstig maar het is geen Goddelijke legermacht. Er is geen inzicht in de he­melse gewesten met al zijn boze geesten. Daarom strij­den velen tegen vlees en bloed. Godsdienstige mensen zonder inzicht in de strate­gie van de vijand. Sommigen geloven helemaal niet in vijanden of willen zich er niet mee bemoeien. Velen ge­loven ook alleen maar in de zondigheid van het ‘eigen vlees’. Daar strijden ze hun ganse leven tegen en kennen nauwelijks overwinning. Maar onderwijl zucht de ganse schepping Gods. Zij zuchten op de verkeerde wijze mee: de kracht schiet tekort en puin is er teveel.

De schepping wacht op de zonen Gods

“Want met reikhalzend ver­langen wacht de schepping op het openbaar worden van de zonen Gods” Romeinen 8 vers 19 (Rom. 08:19). Waarom wacht de schepping op deze zonen? Zij wacht op de bevrijding en die kan eerst komen als de zonen Gods gereed zijn. De duivel stelt alles in het werk om dit plan van God te verij­delen. Geen middel is hem te gering. Ook geen gods­dienstig middel. Allerlei dogma’s en leringen wendt hij aan om dit openbaar worden van de zonen Gods tegen te houden. Deze visie mag niet gaan leven onder de christenen. Weg met al­lerlei ‘visies’ zegt men dan. Anderen zijn weer vol­op bezig met de dingen van deze aarde, met aardsgerichte leringen. En dat al­les met ‘de Bijbel onder de arm’. Maar intussen zucht de schepping Gods in al haar delen en is in barens­nood. Zij hebben er geen oog voor, en geen oor. Ze willen tasten en zien, want het zichtbare trekt meer dan het onzichtbare.

Tenslotte zal er een heili­ge rest zijn. Met het geloof! Het volhardende geloof zoals Nehemia had, en een Jozua en een Kaleb. Want de ‘bepaalde tijd’ zal tóch ko­men. Dan zullen de volkeren de Naam des Heren vrezen, alle koningen der aarde Zijn heerlijkheid. Wanneer de Here Sion heeft gebouwd en verschenen is in Zijn heer­lijkheid Psalm 102 vers 14 tot en met 17 (Ps. 102:014-017).

Bent u een geloofsman? Een geloofsvrouw? Hoe is uw geestelijke status? Of is ‘op de weg uw kracht gebro­ken’? Hebt u al kennis ge­kregen van het plan Gods met de gehele schepping? Bent u een bouwer of een afwachter? Velen wachten af onder het motto: ‘Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw, de hemel en de aarde’. Nu, dat is ook zo, alles wordt nieuw. Maar dat wachten en dat stil zijn betekent geen passiviteit. Het ware geloof heeft en kent een sterke verwachting. Velen zitten met de armen over elkaar op de wederkomst van Jezus te wachten en geloven dat dan in één slag alles nieuw is. Anderen komen niet verder dan de hoop: als ik tenslot­te maar in de hemel kom. Verder komen hun verlangens niet. Het is de verborgen geestestoestand van vele christenen. Het zijn geen strijders en geen bouwers. Ze weten niet veel af van de geestelijke wapenrusting en de brandende pijlen van de boze. En als ze er iets van af weten blijven het vaak kleine kinderen en denken: vader beschermt me wel. Die knapt het wel voor ons op.

De mannen van Nehemia waren zwoegers en strijders in de opbouw van de stad. Daarom konden ze zeggen: Dit werk hebben wij met Gods hulp gedaan.

De overwinnaars op de berg Sion

Kinderen Gods hebben toe­komst. Door de doop en de vervulling met de Heilige Geest smaken ze reeds de krachten van de toekomende eeuw. Ze leggen zich heel bewust toe op het volkomene, omdat het fundament reeds heel stevig ligt in hun leven. Ze hebben weet van de rechte prediking, de vaste spijs. Ze hebben door het gebruik ervan hun zin­nen geoefend in het onder­scheiden van goed en kwaad Hebreeën 5 vers 14 (Heb. 05:14).

Er zijn nog zoveel christe­nen die diep in hun harten niet weten wie nu eigenlijk de hemelse Vader is. Ook niet wat Hij van plan is te doen. De meesten kennen werkelijk maar één verlan­gen: als het na mijn ster­ven nu maar goed met me is. Natuurlijk is dit uitermate belangrijk, maar dan is de ’geloofskous’ nog lang niet af. Dan begint het pas.

Op de berg Sion staan alleen maar overwinnaars. Mensen die geen tijd hadden om te komen waar niet gewerkt werd aan het Koninkrijk Gods. Mensen die een groot werk hebben gedaan met hulp van de God des hemels. Zij zin­gen het lied der overwin­naars. Hun volharding is ge­bleken, het geloof der hei­ligen Openbaring 13 vers 10b (Openb. 13:10b).

Het zijn de zonen Gods waar de schepping reeds lang op wachtte. Pracht mensen. Tot alle goed werk volkomen toe­gerust 2 Timoteüs 3 vers 17 (2 Tim. 03:17). Zij zijn de bevrijders. Vervuld met de Geest van Christus en aan de Zoon gelijkvormig geworden.

“Want het huis Gods is een geestelijk huis, vól leven iedere steen; en deze tempel is gegrond op Jezus, Hem alleen.

En op de grote dag van Je­zus,

zal Hij worden gezien, met verbazing in de Zijnen:

de volgroeide, de volwassen zonen Gods.

Bent u al toe aan de vaste spijs? Hoe lang richt u zich al op het volkomene?

Wij hebben toch een groot werk te doen?

En het nieuwe Jeruzalem had een grote en hoge muur Openbaring 21 vers 12 (Openb. 21:12).

En zij hadden de heerlijkheid Gods!

 

 

Reacties van lezers van de redactie

 

Dok deze maand weer een bloemlezing uit de talrijke reacties welke wij ontvingen. De inhoud blijft uiteraard voor verantwoor­ding van de inzenders, ter­wijl reacties van vertrou­welijke aard niet worden gepubliceerd. Zoals wij reeds eerder schreven publi­ceren wij geen anonieme brieven. Wij ontvingen een uitvoerig schrijven van een zuster uit Den Haag, naar aanleiding van wat Harry Govers schreef over ‘krant en bijbel’ in zijn artikel “De componist” (“Le­vend Geloof”, oktober 1981). Wij kunnen deze brief echter niet beantwoorden, omdat het adres zowel in de brief als op de enveloppe ontbreken.

Verder danken wij alle le­zers en lezeressen die ons hun beste wensen voor 1982 deden toekomen. Deze ‘Nieuwjaars reacties’ willen wij samenvatten in wat een zus­ter uit Amsterdam ons schreef: “Ik bid elke dag voor alle medewerkers van “Levend Geloof” met hun ge­zinnen en wil u danken voor uw voorlichting over Gods wil, onder leiding van de Heilige Geest uiteraard. Gelukkig kunnen we er van verzekerd zijn, dat Zijn liefde, genade, wijsheid en trouw ons ook in 1982 zullen vergezellen op ons pad naar de eeuwigheid”.

Anderen laten meegenieten

Zuster K. E. v. L.-S. te Ede gaf enkele geschenkabonnementen op en schreef erbij: “Persoonlijk ben ik erg blij met uw blad en daar wil ik graag andere mensen van laten meegenieten. Er is een diep verlangen in mijn hart, dat deze mensen ook het ‘volle evangelie’ in uw blad gaan ontdekken, dat het hun tot een eeuwige zegen zal wor­den”. De Heer zeeg’ne u al­len met kracht en wijsheid en onderscheidingsvermogen om deze waardevolle arbeid tot Zijn eer te blijven voortzetten”.

Voor het eerst…

Zuster A. C. G. te Gorinchem schrijft: “Hierbij wil ik mij abonneren op uw blad “Levend Geloof”. Deze week zag ik het voor het eerst en mocht er een paar lezen. Wat jammer dat ik dat nooit eerder gezien heb, hoewel het al 20 jaar ver­schijnt. (Hoe bestaat het?) Het is een fijn maandblad”.

Positief en eenvoudig

Broeder J. W, v. D. te Rot­terdam abonneerde zich, na­dat hij “Levend Geloof” van een broeder onder ogen had gekregen: “Na het gele­zen te hebben moet ik zeg­gen dat het een bijzonder positief, opbouwend blad is met een frisse, heldere en eenvoudige inhoud”.

Proefadressen

Zuster J. G. te Breskens zond ons, evenals vele an­deren, proefadressen en schreef: “Wij danken de Heer voor uw zegenrijke ar­beid door middel van het maandblad “Levend Geloof”, ook namens ons volle evan­gelie groepje in Knocke (België). Het is een grote genade van Hem om zo te worden gebruikt in Zijn dienst. Wij bidden en dan­ken, dat Hij u allen mag leiden door de Geest der waarheid, tot eer en glorie van Zijn Naam, zodat Gods Koninkrijk steeds meer ge­stalte gaat krijgen in ons”.

 

Zestien schapen Door Gert Jan Doornink

Bij het doornemen van de vele kerstlectuur, die ook dit jaar weer in overvloed beschikbaar was, werden wij getroffen door het verhaal over Jan Boom uit Emmahaven, een gehucht aan een dichtge­slibde getij haven in de Westerschelde.

Xandra van Baarle, van het “Algemeen Dagblad”, had een interview met deze schaap­herder want dat is het hui­dige beroep van Jan Boom, Van oorsprong was hij weten­schappelijk onderzoeker in het laboratorium van het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis in Amsterdam, maar om niet zijn hele leven binnen gevangen te zitten’ kwam hij via milieuzaken en medewerker op een agra­risch bedrijf, tot het be­roep van schaapherder, In samenwerking met de stich­ting “Het Zeeuwse Landschap” houdt hij een kudde schapen op het driehonderd hectare grote, brakke schorrengebied.

Wie denkt dat dit beroep nog zo romantisch is, als men zich meestal van een schaap­herder voorstelt, vergist zich, want zeker voor deze herder is het twaalf uur werken per dag en voort­durend oplettend zijn op het getij. Want door het opko­mend water kan het erg ge­vaarlijk zijn op het schor. In november jl., bijvoor­beeld miste Jan Boom ’s avonds bij het binnenha­len in de kooi zestien scha­pen. Hij vertelt: “Ik ben weer teruggegaan naar het schor en daar zag ik ze staan. Zestien koppen net boven het wateroppervlak. Ik heb m’n jas uitgegooid en ben ze gaan halen. Stuk voor stuk. Ik kon niet meer, ik was uitgeput. Maar je doet dat. Je laat toch geen dier verdrinken?”

“En dat je na zo’n zwempar­tij in november misschien een beetje verkouden wordt telt niet. Die dieren moeten vreten. Je gaat er dus de volgende dag weer op uit…” Dit verhaal doet ons denken aan wat Jezus vertelt in de gelijkenis van het verloren schaap in Lucas 15. Als er van de honderd schapen één ontbreekt, gaat de herder terug om dat éne te zoeken en hij rust niet voor hij het heeft gevonden en het bij de kudde terug is. Een duidelijk beeld van de goedheid van God, die bestemd is voor alle mensen. Petrus zegt dat God niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen 2 Petrus 3 vers 9 (2 Petr. 03:09). De goede her­der zet zijn leven in voor de schapen… en de schapen horen naar zijn stem, omdat ze hem kennen.

Zo is het met allen die Je­zus hebben aanvaard en zich openstellen voor de goedheid van God. Zij mogen dagelijks ervaren dat God Zijn Zoon gezonden heeft om ons leven en overvloed te schenken!

De voorwaarde is echter ge­loof, want zonder geloof is het onmogelijk God welge­vallig te zijn. Wie niet gelooft in de goedheid van God zal deze goedheid ook nooit ten volle ervaren. Maar wie gelooft beleeft het iedere dag opnieuw dat God ons in Zijn Zoon alle dingen ge­schonken heeft!

 

Ook op maandag (gedicht) door Judith Jacobs

Oók op maandag als voor mij

De proza van het werk begint,

Bid ik dat ’k door Uw Geest in mij

Het stempel drage van “Gods kind”.

 

Misschien zie ik in tram of bus

Een medemens die moeilijk staat,

Blijf ’k dan verdiept in mijn lectuur,

Of stel ‘keen evangelie-daad?!

 

Misschien krijg ik op het werk een taak

Die me helemaal niet “ligt”,

Raak ‘k dan meteen buiten mezelf,

Of zie ik alles in Uw licht?!

 

Ach Heer, geef toch dat ’t niet alleen

om “de prediking op zondag” gaat,

Maar dat ‘k op maandag – en daarna’. –

De Boodschap omzet in een daad.

Judith Jacobs

 

De volledige mens door Nico Goverts

Het conflict tussen ziel en geest

De ziel van de mens is vaak het probleemgebied. Het kan voorkomen dat de geest van een mens tot leven gebracht is, maar de ziel niet mee kan komen. De geest wil zich richten op God, maar de ziel wordt afgeremd. De geest ziet de hemel geopend, maar de ziel zit gekluisterd aan de aarde. De geest wil stijgen, maar de ziel voelt zich zwaar als lood en komt niet van de grond. De geest ziet vergezichten, maar de ziel ziet zich opgesloten in een enge kerker. De geest trekt naar God, maar de ziel wordt omlaag gezogen. De geest wil zich verheugen in zijn Maker, maar de ziel zit in onbegrepen droefheid terneer.

Zo kan de mens gespleten zijn. Als twee mensen die naast elkaar zitten in een treincoupé, elk verzonken in zijn eigen gedachten. De een geniet van de reis, geniet van het landschap, verheugt zich op de aankomst, op het weerzien van bekenden; de ander is somber, mistroostig: was ik maar thuisgebleven, wat rammelt die trein toch, wat duurt de reis lang.

De sombere man begint te praten; hij probeert zijn mis­troostigheid over te dragen op de ander, een domper te zetten op de vreugde naast hem. Wat zit daar achter? De boze wil de ziel opzetten tegen de geest. Dan ontstaat er een kloof in de mens. Dan gaapt er in het wezen van de mens een afgrond. En hij zegt: ik ken mijzelf niet meer. Ik weet niet meer hoe ik het heb met mezelf. Zijn geest leeft in de schaduw van de dood. Als ik het goede wil, is het kwade mij nabij, luidt zijn getuigenis.

Als hij anderen hoort spreken over leven, licht en vrijheid, dan denkt hij: voor mij is de vreugde ver. . Wanneer hij zingt, wanneer hij beloften leest, luisterrij e beloften, dan is er in zijn hart een diepe pijn. Waarom Wat is die smart die hij niet verklaren kan? Die dofheid die over zijn ogen ligt? Die grauwheid die als een slepende kwaal hem altijd kwelt? Het is maar zelden uit zijn . gedachten; je zou haast denken: zou zoiets chronisch zijn. Wat is het? Het is die kloof in hem. Geesten zijn altijd werkzaam overeenkomstig hun aard. Zo ook de geest uit de afgrond: hij is er steevast op uit, ook in de mens een afgrond te maken. De geesten der duisternis bedoelen de mens te vormen tot een afdruk van hun wezen.

Zo ontstaat in de mens de afgrond. De mens wordt als een tandem: de voorste man rijdt, de achterste remt. Waar moet dat heen?

Zo kan de ziel een tiran zijn. Dan heerst de ziel over de menselijke geest. Maar hoe komt dat? De ziel wordt zelf op haar beurt getiranniseerd door onzichtbare verstekelingen.

Gods heil omvat ook de ziel

Maar dit is niet het laatste woord. God is de God die voor­ziet. God heeft voorzieningen getroffen, ook voor de zie . Want het einddoel van het geloof is, naar de woorden van Petrus, de zaligheid der zielen 1 Petrus 1 vers 9 (1 Petr. 01:09). Gods heil, Gods helende macht omvat ook de ziel. Dat is geloof: dat we dit vasthouden. De duisternis zegt: je bent nu wel gered maar je ziel blijft een puinhoop. Maar zo spreekt niet de Vader die ons gemaakt heeft. De boze spreekt altijd over: verwording; de Vader is steevast bezig met het thema: wording. Wat mijn kind nog niet heeft, wat mijn kind nog niet ziet, het zal hem geworden. _

Dat is de taal van de Vader. Dat is de taal van de liefde. Wat zul je zijn? Niet langer wat geweest is, wat je altijd was. Niet langer een gespleten wezen. De Vader maakt je heel.

Hoe zou anders ooit een man naar Gods hart op de gedachte gekomen zijn om aan Hem te vlagen: “Verenig mijn hart”? Psalm 86 vers 11 (Ps. 086:011). Hoe zou hij ook op zo’n gebed gekomen zijn, als niet God zelf hem deze woorden ingegeven had? Zo’n gedachte kan nergens anders ontsprongen zijn dan in een vaderhart.

Dit is onze vaste grond: God herstelt. Zoals de profeten het zo oneindig diep hebben uitgesproken: God zal een wederkeer doen keren. Dat omvat veel meer en dat gaat veel dieper dan wat de gangbare vertaling zegt: Ik zal een keer brengen in hun lot. Neen, Gods gedachte reikt verder: Hij geeft een wederkeer. Hij zal ook uw ziel doen wederkeren uit het land van de vijand.

Zo is Gods wezen. Hij is de God van de wederkeer. Zo tekende Jezus de herder. Al heeft hij honderd schapen, vergeten wordt er niet één. Hij die de sterren bij name roept, en niet één blijft er achter. Zo roept Hij ook de zonen Gods en niet één laat Hij achter. Zo laat Hij ook uw ziel niet eenzaam achter in de wildernis, maar Hij zoekt wat verloren raakte, totdat Hij het vindt.

Daarom is dit ons houvast: niets is buiten Gods bereik. De kapot gebeukte mens, de zwaar gehavende ziel: niet buiten Gods bereik. Hoe ook afgezworven, bij God is er een weder­keer.

“Steeg ik ten hemel – Gij zijt daar, of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde – Gij zijt er; nam ik vleugelen van de dageraad, ging ik wonen aan het uiterste der zee, ook daar zou uw hand mij geleiden, uw rechterhand mij vastgrijpen” Psalm 139 vers 8 tot en met 10 (Ps. 139:008-010). Geen afstand is te ver voor God; geen afgrond is te diep voor God.

Er is een wederkeer voor de mens. Er is een wederkeer voor de ziel. ‘Arts aller zielen, ’t is genoeg, als Gij ons neemt in uw hoede. Genees de wond die ’t leven sloeg, laat ons niet hooploos verbloeden’.

“Hij troost al haar puinhopen”, zegt de profeet in verband met Sion Jesaja 51 vers 3 (Jes. 51:03). Dat is echt iets voor het Vaderhart: dat kleine woord ‘al’ ertussen te zetten: al haar puin­hopen. De Vader kent degenen die eraan gewend geraakt zijn overgeslagen te worden. Zij denken gauw: ik tel niet mee. Juist puinhopen hebben dat vaak. Hij moet aan hen gedacht hebben toen Hij dit neer liet schrijven. Vrede voor hem die verre, en voor hem die nabij is, zegt de Here, en Ik zal hem genezen. Hij troost de puinhopen. Ja maar er zijn er: ze zijn ver van huis en donker is de nacht. Schrijf: Hij troost al haar puinhopen. Vergeten wordt er geen.

De ziel is onze persoonlijkheid

Wat verstaan we onder de ziel? De ziel omvat voornamelijk drie functies: wil, gevoel en verstand. We zouden kunnen zeggen: de ziel is onze persoonlijkheid.

Nu heeft de boze niet rechtstreeks toegang tot de geest van een kind van God. Wanneer een mens wedergeboren wordt, dan wordt immers zijn geest geheiligd, afgezonderd, over­gezet in het rijksgebied van God. Maar via de ziel tracht de satan de geest van de mens klem te zetten. De duisternis infiltreert in de regel door middel van gevoelens en gedachten, dus op het terrein van de ziel; als gevolg daarvan komt de geest onder druk te staan.

In Psalm 72 lezen we over Gods gedachten in verband met de ziel: “Hij zal zich ontfermen over de geringe en de arme, hij zal de zielen der armen verlossen. Van druk en geweld zal hij hun leven bevrijden” Psalm 72 vers 13 tot en met 14 (Ps. 072:013-014). In de Statenver­taling luidt deze laatste zin: “Hij zal hun zielen van list en geweld bevrijden”. We zien dat het hier gaat over de ziel. En dan ontdekken we hier meteen wat Gods bedoeling is met betrekking tot de ziel: verlossen en bevrijden. De ziel moet onder het juk vandaan komen.

God schrijft de ziel niet af. God wil ook niet de ver­nietiging van de ziel. Het komt er juist op aan dat de ziel hersteld wordt, opdat ze op waardige wijze de geest kan dienen. De ziel is als het ware het paard waar de geest op rijdt. Als we dit beeld eens even voor ogen houden, worden veel zaken op hun juiste plaats gezet. Want wat verlangt de ruiter? Hij kan het best uit de voeten als het paard aan twee voorwaarden voldoet: het moet gezond zijn en het moet gewillig zijn.

De ruiter heeft er belang bij dat het zijn rijdier goed gaat. Geen enkele ruiter is erbij gebaat als zijn paard in elkaar geslagen wordt. Dan wordt het alleen maar een blok aan zijn been. In plaats dat het paard zijn berijder draagt, moet de man het dier met veel pijn en moeite meeslepen, met als gevolg dat geen van beiden veel vooruit­komen .

Hoe vaak zien we dat niet? De geest heeft de stem van zijn Meester gehoord, en verlangt te vertrekken, op reis naar nieuwe horizonten, maar de ziel gedraagt zich als een dreinend kind dat aan de armen van zijn moeder blijft hangen.

Hoevelen zijn nooit gekomen op de plaats waarheen God hen riep, enkel en alleen omdat hun ziel bleef zeuren? De geest brandde van verlangen, de geest had het gehoord: achter de einder, daar ligt het land der belofte, maar de ziel kon zo moeilijk afscheid nemen, de ziel was als de vrouw van Lot, de ziel sprak: Laten wij hier ons huis bouwen en laten wij het ons gezellig maken en geriefelijk en zo zullen wij het goed hebben.

De geest is vaak de reiziger, de ziel blijft liever thuis. En zo was dan dikwijls de levensloop van een mens: de geest hoorde de stem die riep: Neem uw tent op, ga op reis, en de geest werd wakker, gewekt door de Geest, en de geest zei: Hier ben ik, ik kom, en de geest nam de roeping aan, en toen kwam de ziel en gaf de roeping terug.

Ze zijn er: mensen die eens een roeping hadden over hun leven, maar hun ziel trok aan de noodrem en nu staan ze stil, al jaren soms, als een gekaapte trein in het eenzame veld, tussen twee stations. Waar je vroeger was, daar ben je niet meer, maar waar je moest wezen, daar ben je nooit gekomen.

De ziel kan de geest opsluiten

Het is niet voor niets dat de genoemde psalm uitgerekend spreekt van druk en geweld, of list en geweld. Dan is de ziel inderdaad als een gekaapte trein. En de geest zit opgesloten achter geblindeerde ramen, wachtend tevergeefs op zijn bestemming.

Daar schuilt het gevaar van de ziel. De ziel kan ons binden aan de aarde. Daarom is dit woord van zo diepgaande betekenis: van druk en geweld zal Hij hun zielen bevrijden. Dan laat de ziel zich niet langer bespelen door de machten, dan laat de ziel zich regeren door de geest. Dan zal de ziel een dienares zijn, gewillig en gereed. Om het beeld nog eens op te vatten: wat is het ideaal? Dat paard en ruiter volledig op elkaar ingespeeld zijn. Elke beweging, iedere koers- correctie van de ruiter, wordt door het paard terstond opgemerkt, aangevoeld, overgenomen. Rijdier en berijder zitten als aaneengesloten. In een schitterend samenspel gaan ze voorwaarts. Samen nemen ze de hindernis. Samen trotseren ze elke barricade. Het ideaal is niet: het paard aan de ketting en de ruiter ernaast. Zo wordt geen enkele wedstrijd gewonnen, geen enkel doel bereikt. Het ideaal is: waar de geest stuurt, gaat de ziel.

De geschiedenis van de rijke jongeling

Telkens zien we voorbeelden hoe de boze de ziel gaat bespelen, juist op het moment dat God gaat spreken tot de geest. Juist als daar een roeping op het spel staat. Denk aan de man die de geschiedenis in ingegaan als de rijke jongeling. Jezus zei tot hem: “Indien gij volmaakt wilt zijn, ga heen, verkoop uw bezit en geef het aan de armen, en gij zult een schat in de hemelen hebben, en kom hier, volg Mij” Matteüs 19 vers 21 (Matt. 19:21). Dit was anders dan alle woorden die mensen tot hem gezegd hadden. Dit was een woord recht­streeks tot zijn geest. Dit was een roeping. Dit woord plaatste hem in een grenssituatie: Indien gij volmaakt wilt zijn.

Volmaakt zijn is alleen mogelijk vanuit de geest. De geest die zich verbindt met de volmaakte Geest. Een ongekende weg lag voor hem open. Deze man had de kans om een van de eersten te worden van een nieuw volk, een van de voortrek­kers van een nieuwe generatie, een pionier van het konink­rijk der hemelen, een jongeling kon hij worden in de gees­telijke wereld, iemand van wie gezegd kon worden: gij zijt sterk, gij hebt de boze overwonnen, het woord Gods blijft in u.

Maar wat lezen we? “Toen de jongeling dit hoorde, ging hij bedroefd heen, want hij bezat vele goederen”

Nooit zou hij meer vreugde vinden in het onderhouden van de geboden. Zijn leven lang zou hij doorgaan met niet te stelen, niet dood te slaan, niet echtbreuk te plegen, geen vals getuigenis te geven, zijn vader en zijn moeder te eren en zijn naaste lief te hebben. Maar altijd met een verborgen pijn, een stille smart: ik heb een woord gehoord, het kwam in mijn geest en het is weer gegaan. Mijn roeping ging aan mij voorbij.

Waarom? Hij ging bedroefd heen. De ziel klampte zich vast aan de aarde, en daarom kreeg de geest geen schat in de hemel. Velen die de moed begaf, blijven staan of dwalen af, hunkerend naar het oude land. Niet meer aanspreekbaar in de geest. Want de ziel overstemt de roep van het nieuwe rijk.

De geest moet regeren over de ziel

Waar de ziel regeert, komt droefheid. Daar is de geest niet meer aanspreekbaar. Er is alleen nog het heimwee: het had zo anders kunnen zijn. Daarom: zalig de mens die niet luis­tert naar zijn ziel, maar die vanuit de geest gaat regeren over de ziel. Een heilzaam bewind.

Dan zien we een ander volk: ’Door de wereld gaat een stoet die de ban brak van het bloed, die bij wat op aarde leeft, nu geen burgerrecht meer heeft’. Zij breken de ban van het bloed. Van het natuurlijke leven.

We zien dit bij Jezus. Hij is in alle dingen aan ons gelijk geworden, behalve dat Hij nimmer faalde. Ons gelijk: ook hierin dat hij de ban moest breken van het bloed. “En zijn moeder en zijn broeders kwamen, en buiten staande zonden zij iemand tot Hem om Hem te roepen” Markus 3 vers 31 (Mark. 03:31). Ook tot Hem kwam een roep, de roep van de ziel, van het natuurlijke leven.

Hoe reageert Hij? “En Hij antwoordde en zeide tot hen: Wie zijn mijn moeder en broeders? En rondziende over degenen, die in een kring rondom Hem zaten, zeide Hij: Zie, mijn moeder en mijn broeders. Al wie de wil Gods doet, die is mijn broeder en zuster en moeder” Markus 3 vers 34 en 35 (Mark. 03:34-35).

Dit is een uitspraak met een onzegbare diepte. Dit is totaal leven in een ander gebied, in het koninkrijk van de geest. Met dit gebaar, de discipelkring omvattend, en met dit woord brak Jezus de ban van het bloed. Wie zal de draagwijdte van dit woord gevat hebben? Wie toen en wie nu? Hier regeert een nieuwe orde. Hier regeert niet langer de ziel, hier is het domein van de geest. De roep die hier tot Jezus kwam, de roep van de ziel, die wijst de Meester resoluut terug. Want voor Hem geldt en blijft gelden een andere roep, die Hij eenmaal hoorde en die Hij niet meer vergeten kan: de roep aan de Jordaan: “Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb”. De roep van de Geest.

Bij Jezus was de ziel geheel en al onderworpen aan de geest. Daarom was Hij waarachtig mens Gods, mens volledig aan de kant van God, mens totaal in het domein van de Geest.

Hier stond Jezus in een ondeelbaar geladen moment in een grenssituatie: wat zou er gebeurd zijn als de Heiland in dit ogenblik anders gekozen had? Als Hij gezegd had: Ja nu moet Ik toch wel rekening houden met de wensen van mijn familie. Dan was Jezus terecht gekomen op de plaats waar op dat moment zijn familie zich bevond, namelijk buiten. Buiten de wereld van de geest, buiten het gebied van God. Buiten het koninkrijk.

Hier stond de voortgang van het heilsplan Gods op het spel. Jezus is als wij verzocht geweest. Misschien beseffen wij te weinig dat dit een van die verzoekingen is geweest. Wie naar de roep van de ziel luistert, komt buiten te staan. Wie de natuurlijke banden laat domineren, wordt metterdaad een gebondene.

Als Jezus op dit moment gekozen had voor de aardse relaties, dan was er nooit een gemeente ontstaan. Dan was er een volk gevormd dat gebouwd was op de ziel. Dat volk zou misschien groot in getal hebben kunnen worden, maar het zou nooit ofte nimmer het rijk der duisternis hebben kunnen verslaan. Laat dit een waarschuwing zijn voor ons: bouw nooit een gemeente op basis van de ziel.

Jezus maakte bewust, doelbewust, zijn keuze. Hij koos een volk dat gebouwd is op de geest. Hij wist: dat volk, maar dan ook dat volk alleen, zou een gemeente worden. Dat volk zou het rijk der hel beschamen.

De gemeente wordt geboren in het verborgene

De ziel kan nooit gemeente bouwen. Gemeente komt alleen tot stand in het rijk van de geest. De ziel zoekt vaak emoties. Dit kan leiden tot gevoelsmatige bindingen: bindingen aan bepaalde tradities, bindingen aan mensen. Men wil mensen binden aan zichzelf en men ziet emotionele binding aan voor eenheid in de geest.

De ziel zoekt vaak houvast in het zichtbare; vandaar dat men dan alles in de gemeente en in het leven wil regelen via wetten en voorschriften. Men vergeet: gemeente wordt geboren in het verborgene, in het domein van de geest. En vandaar uit gaat de vrede stromen als een rivier en de gerechtigheid als de golven der zee.

Jezus prentte dit zijn leerlingen in: als een refrein keert het telkens terug in de Bergrede: uw Vader is een God die in het verborgene is en die in het verborgene ziet. Zesmaal horen we in Matthéüs 6 over het verborgene: daar geschiedt het werk Gods.

Ditzelfde motief komt ook zo treffend naar voren in Psalm 83, waar over de tegenstanders gezegd wordt: “Zij maken listig een heimelijke aanslag tegen uw volk, en beraad­slagen tegen uw verborgenen” Psalm 83 vers 4 (Ps. 083:004).

Dat is het ware volk des Heren: uw verborgenen. Zij zijn thuis in het rijk van de geest. Daarom hebben zij ook geen behoefte om hun ziel op te jutten. Bij hen heeft de ziel het goed. Bij hen kan de ziel zich ontplooien in een zuiver klimaat, want vanuit hun geest regeert waarheid en gerechtigheid.

De Farizeeën hadden een religie van de ziel. Daarom hadden ze alles geregeld en vastgelegd, daarom spraken ze lange gebeden uit, daarom reisden ze stad en land af om iemand voor hun groep te winnen en aan zich te binden, daarom hielden ze van begroetingen op de markten, daarom sloten ze zich af voor tollenaars en zondaars, want je gaat toch alleen maar om met medefarizeeën. Zo werd de ziel gekoes­terd en de geest kwam niet aan bod. De sleutel van het koninkrijk was weggenomen en niemand ging erin.

Met Jezus begon het koningschap van de Geest

Jezus kwam en maakte een einde aan de heerschappij van de ziel. Hij luidde een nieuw tijdperk in: nu is gekomen het koningschap van de geest. En wat vaak vergeten wordt: de heerschappij van de geest is heilzaam voor de ziel. Geen pressie meer, geen druk en geweld, maar ruimte en vrede.

Daarom waren en zijn zulke woorden van Jezus zo vérstrek­kend: bid tot uw Vader in het verborgene; en: al wie de wil van de Vader doet, die is mijn broeder en zuster en moeder. Dit is het instellen van een nieuwe orde: de orde van de geest.

Zo maakte Jezus zijn roeping waar. Zelfs toen Petrus in verband met de weg van kruis en dood tot Hem zei: “Dat ver­hoede God”. Wat regeerde op dat moment in het leven van de goed bedoelende discipel? Medelijden. Hier sprak de ziel. “Gij zijt niet bedacht op de dingen Gods, maar op die der mensen”. Medelijden met zichzelf: wat moet er van ons worden als U heengaat, en we hebben het juist zo goed met elkaar, laten we het toch zou houden. En medelijden met de Meester, dat toch ook wel: Hij is zo’n goed mens, dat moet Hij zich­zelf niet aandoen, Hij heeft zoveel goeds gedaan, Hij heeft een beter lot verdiend. Als Jezus een emotionele binding had gehad met zijn leerlingen, zou Hij naar Petrus geluis­terd hebben. Dan had de ziel het gewonnen, dan was de geest op datzelfde moment uitgedoofd. Dan was de weg van de geest afgesneden.

Ook hier zien we weer dat de verzoeker inhaakt op de ziel. Via de ziel poogt hij de geest lam te leggen, te doven.

Telkens werd er een appèl gedaan op de ziel, juist ook in het leven van Jezus. Op een zeker moment, toen de Meester op weg was naar Jeruzalem om daar de grote strijd tegen de duisternis te leveren, kwamen Farizeeën tot Hem en zeiden: “Ga heen en vertrek vanhier, want Herodes wil U doden” Lucas 13 vers 31 (Luc. 13:31). Op het eerste gezicht zou je denken: Toch aardig van die mensen, dat ze Jezus even waarschuwen. Maar wat zit erachter? Ze proberen Jezus ertoe te brengen dat Hij zal gaan leven en handelen uit het principe van de ziel. En dat is: letten op het zichtbare, en de strijd ont­lopen. Met als gevolg: dan zou Jezus niet toekomen aan de beslissende confrontatie en de glorieuze overwinning van Golgotha.

Jezus doorziet echter deze schijnbaar sympathieke raad­geving. Dit advies, gericht op de ziel, beantwoordt Hij met een uitspraak vanuit het niveau van de geest: “Gaat heen en zegt die vos: Zie, Ik drijf boze geesten uit en volbreng genezingen, heden en morgen, en op de derde dag ben Ik gereed. Doch Ik moet heden en morgen en de volgende dag reizen, want het gaat niet aan, dat een profeet buiten Jeruzalem omkomt” Lucas 13 vers 32 en 33 (Luc. 13:32-33). Jezus spreekt geheel van­uit zijn visie die Hij bezit in zijn geest. In de geest ziet Hij de planning van de Vader. En daar wijkt Hij niet van af. Via de ziel probeerde de boze Hem uit de koers te krijgen. Maar de aanval stuitte af op de vaste geest die Jezus bezat.

Het is van groot belang dit te onderkennen: de opzet van de vijand is altijd, de zonen Gods uit hun koers te brengen. Via de ziel tracht hij ons uit ons evenwicht te slaan. Daarom is het zo nodig dat onze geest de teugels in handen heeft. Daarom bad David: “vernieuw in mijn binnenste een vaste geest” Psalm 51 vers 12 (Ps. 051:012).

Jezus dient de Farizeeën van repliek met hun eigen woorden. “Ga heen”, zeggen zij; “gaat heen”, luidt het antwoord. Niet Hij moet heengaan, maar zij. Gesprekken voeren met Herodes, dat laat Hij aan hen over. Hij heeft andere dingen die Hem bezighouden.

Jezus zal zijn doel bereiken want in Hem regeert niet de ziel; in Hem regeert de geest. De geest die verbonden is met de Vader.

Dan geldt het woord uit Psalm 54: “Want vreemden staan tegen mij op, en tirannen zoeken mijn ziel; zij stellen God niet voor hun ogen. Ziet, God is mij een helper; de Here is onder degenen die mijn ziel ondersteunen” Psalm 54 vers 5 en 6 Statenvertaling. (Ps. 054:005-006).

1981.12 nr. 221

Levend geloof 1981.12 nr. 221

Deze wereld snakt naar vrede door H. J. Scholten

Het geheim van de ware vrede

Kerstfeest 1981. Het zoveelste kerstfeest. Maar is het een echt feest? De engelen zingen: vrede op aarde bij mensen des welbehagens. De ware vrede wordt beleefd waar een mens zich ‘welbe­haaglijk’ voelt. En wanneer voelt de mens zich welbehaaglijk? Als hij verstaat aan wie hij de eer moet geven. Vooraf staat: Ere zij God!

Daarin schuilt het geheim van de ware vrede. Het begint in het hart van de mens, daarin wil God zijn feestlicht ontsteken. Want onze God houdt van feest. De Verlosser is gekomen en waar de verlossing aanvaard wordt, begint de feestvreug­de door te breken. Waar de Vredevorst binnen ge­laten wordt, daar worden monden vervuld met lachen en tongen met gejuich (Psalm 126 vers 2).

De mens van deze wereld wil vrede. Daar zet hij zich voor in. Dikwijls gedreven door een gewel­dige angst. Vredesmarsen worden georganiseerd en het zijn eigenlijk manifestaties van de angst. Angst voor de toekomst. De mens wil vrede maken in eigen kracht. Er zijn allerlei vredesbewegingen, maar ze gaan buiten God, buiten Christus om. Daarom komt er geen vrede.’ Wanneer zal de mens eens leren van de geschiedenis? Nog nooit hebben mensen vrede kunnen maken omdat hun har­ten boos zijn.

Ware vrede wordt gegeven en kan nooit afgedwon­gen worden, zelfs niet door de grootste vredes- betogingen. Er is er maar Eén die voor de ware vrede kan zorgen. Dat is de Vredevorst Jezus Christus. Hij zegt: “En Ik zal vrede in het land geven”(Lev.26:6). De voorwaarde is echter: Gij zult Mij dienen. Niet het I.K.V. of Pax Christi kunnen voor vrede zorgen. Al deze mensen zijn verduisterd in hun verstand en verleugent door de vader der leugen, de satan.

Jezus Christus is de enige vredevorst

Midden in deze angstige wereld staat nog steeds de Vredevorst. Wordt Zijn stem gehoord? Hij spreekt: “Tenzij men Mijn bescherming aangrijpt, met Mij vrede maakt, vrede met Mij maakt” Jesaja 27 vers 5 (Jes. 27:05).

Al die mensen van al. die vredesbewegingen kennen de ware weg van de vrede niet. Het mag er op lijken, maar het is één grote leugen. Deze vredesbewegingen worden door de God van de vrede toegesproken: “De weg des vredes kennen jullie niet, er is geen recht spoor bij jullie; jullie gaan langs kronkelpaden; niemand die ze be­treedt, kent vrede” Jesaja 59 vers 8 (Jes. 59:08).

Er is er maar Eén, die een schat van bestendige vrede kan ontsluiten. Het is Jezus Christus, de Zoon van de Eeuwige God. Maar nog steeds ver­werpt men deze Vredesvorst. Hij wordt nog dage­lijks door duizenden gekruisigd. Maar wie Hem aanneemt en gelooft dat Hij de enige is die de ware vrede kan schenken, zal echt kerstfeest kunnen vieren. Desnoods zonder kerstdiner, kaarsjes of kerstboom. De ware vrede begint in het hart van de mens. Daar waar de Vredevorst wordt binnengelaten, komt de echte feestvreugde.

Daarom zegt de Bijbel: “Want Hij is onze vrede”. Kinderen Gods leven in de rust en in de vrede van Christus en behoeven niet te demonstreren. Zij hebben de vrede reeds ontvangen en met die vrede in hun harten gaan zij onbezorgd de toe­komst tegemoet. Halleluja!

“En de vrede van Christus, tot welke gij immers in een lichaam geroepen zijt, regere in uw harten; en weest dankbaar”, Kolossenzen 3 vers 15 (Kol. 03:15).

Hoe donker het dan ook in de wereld wordt, wij wandelen in het licht. In het licht van de ware vrede. Een gezegend vredefeest moge kerstfeest 1981 voor u zijn. “Vrede zij u allen, die in Christus zijt” 1 Petrus 5 vers 14 (1 Petr. 05:14)

  1. J. Scholten.

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Het jaar 1981 is weer bijna voorbij en wanneer wij als “Levend Geloof”- redactie even terugzien, kunnen wij -met dankbaarheid in onze harten – alleen maar zeggen dat het een ‘po­sitief jaar’ was. De boodschap van het Koninkrijk Gods, waar wij in ons blad over schrijven, biedt zoveel heerlijkheden en veroorzaakt zoveel geestelijke visie en groei, dat een intense blijdschap en dankbaarheid ieder kind van God vervult, die dit ook heeft ontdekt en gaat beleven. Vanuit deze beleving wensen wij u Gods rijke zegen tijdens het komende kerstfeest en bij de overgang naar het nieuwe jaar’. En wat dit laatste betreft, ook voor 1982 geldt dat Gods ogen over de gehele aarde gaan, om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat’.

Namens het gehele red. team:

 

Jan Noë 80 jaar door Gert Jan Doornink

Toen in het juli/augustusnummer van ons blad het getuigenis werd gepubliceerd van broeder Jan Noë, zullen maar weinig lezers en lezeressen zich hebben gerealiseerd dat onze broeder al in zijn tachtigste levensjaar was. Toch was dit het geval, want op 18 december werd broeder Noë 80 jaar! De talrijke geloofsopbouwende artikelen, die Jan Noë in de meer dan 15 jaar die hij in “Levend Geloof” heeft geschreven, zijn voor ve­len tot grote zegen geweest. Zonder aan zijn an­dere artikelen tekort te doen denken wij bij­voorbeeld aan zijn artikelen over het uitdrijven van demonen, welke grote aandacht trokken.

Dat broeder Noë nog steeds actief is in dienst van Gods Koninkrijk blijkt wel uit het verslag van zijn recente reis naar Zwitserland in dit nummer. Huisbezoeken, spreekbeurten, bevrijdingsbedieningen, etc., behoren nog tot de dage­lijkse bezigheden van onze broeder, die daarmee een levend bewijs is dat leeftijd een onderge­schikte rol speelt, als men gebruikt wil worden door de Heer. En al zal broeder Noë in de toe­komst wat minder frequent in “Levend Geloof” schrijven, wij wensen hem nog veel sterkte, in­spiratie en wijsheid toe, vanuit Gods Woord en door de Heilige Geest bij alles wat hij mag doen in dienst van de Meester.

Ongetwijfeld zal het de instemming hebben van onze lezers en lezeressen als wij onze broeder de oudtestamentische zegenbede toewensen: “De Here zegene u en behoede u; de Here doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de Here verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede”! Numeri 6 vers 24 tot en met 26 (Num. 06:24-26).

 

Kerstfeest viering (gedicht) door Judith Jacobs

…en zij vielen neder en bewezen Hem hulde” Matteüs 2 vers 11 b (Matt.2:11b).

Het gaat niet om sfeervolle dagen,

Of om een opgetuigde boom;

Ook niet om een “verheven” stemming,

Of om een gemoed, “gewijd” en vroom.

 

’t Is goed een ander te verblijden

Met een geschenk of “goede wens”;

Een feestdis hoeft niet te ontbreken

Of kaarslicht; want je “blijft een mens

 

Maar wil je met het hart beleven

Wat Kerstfeest-vieren zeggen wil,

Dan moet je komen naar de kribbe,

de plaats waar het heilig is en stil.

 

Dan wordt een feest van licht en kleuren,

het feest van het licht, geen holle klank,

Gods zoon aan zondaren geboren,

dat noopt tot bede en tot dank.

 

Het licht schijnt in de duisternis door Jan W. Companjen

“Er zal geen donkerheid wezen voor het land dat in benauwdheid was. Zoals Hij in het verleden smaad bracht over het land van Zebulon en over het land van Naftali, zo brengt Hij in de toekomst eer over de weg der zee, de overzijde van de Jordaan, de landstreek der heidenen. Het volk dat in donkerheid wan­delt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land van diepe duisternis, straalt een licht” Jesaja 8 vers 23 en Jesaja 9 vers 1 (Jes. 08:23 en Jes. 09:01).

Een nieuw begin vanuit een oude bron

In het evangelie van Matteüs (onder andere in Matteüs 4 vers 14 tot en met 16 (Matt. 04:14-16) kunnen wij lezen dat bij de komst van Jezus, dit woord van Je­saja in vervulling ging. Juist in het evangelie van Mattheüs wordt men er steeds weer aan herinnerd dat het oude testament met de komst van Jezus werd vervuld en voltooid.

Het kerstfeest, dat wij ook nu weer mogen herdenken als een feest van licht en blijdschap, is een nieuw be­gin vanuit een oude bron. Het kind, geboren in Bethlehems stal, is de lang ver­wachte koning waarvan in Micha 5 vers 1 (Micha 05:01) gezegd wordt: “En gij , Bethlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heer­ser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwig­heid” .

Maar zie deze geweldige ko­ning, waarvan de joden zo­veel verwachting hadden, is nederig en arm, Hij werd ge­boren in een stal. Hij gaf de keizer wat van de keizer was, in plaats van de keizer weg te jagen. Het jodendom verwachtte een Messias die hen zou bevrijden van ‘bui­tenlandse’ overheersing. Dat Hij kwam om hun innerlijk vrij te maken van vijandige machten ging aan hun voorbij, dat ‘licht’ werd door hun niet waargenomen.

Het joodse volk was voor een geweldige opdracht uitverko­ren. Zij mochten de wereld ‘het licht der wereld’ bren­gen, doch helaas hebben zij het niet waargenomen en aan­genomen. Toch werden zij als volk niet afgewezen, neen tezamen met alle mensen uit alle ras en natie, mochten zij meebouwen aan de nieuwe gemeente van Christus, een nieuw volk van God, waardoor en waarin God zijn heil wil verkondigen.

Jezus is de eerste van een nieuw geslacht

Uiteraard legt dit op de ge­meente van Christus een gro­te verantwoordelijkheid. Het kwam tot de heidenen in eerste instantie om Israël tot jaloersheid te verwekken en dat hele gebeuren heeft in de loop der geschiedenis nog al eens gefaald. Jood en heiden zijn momenteel als het ware op een zelfde spoor gekomen. Grote groepen christenen erkennen het joodse volk als volk van God ondanks het kardinale feit. dat zij Christus niet als Verlosser en Koning hebben aanvaard. Men beoordeelt el­kaar vleselijk en verwachten samen de komst van Christus. De joden nog steeds wachten­de op de eerste komst en de christenen op een tweede komst, maar beiden wachtende op de komst van (een) Chris­tus, die dan alles verande­ren en volmaken zal. Het zal volgens hen een plotseling gebeuren zijn, die dan de wereld zal overtuigen dat Jezus de Christus is.

Maar, mijn geliefden, Jezus is gekomen, geboren uit de maagd (een mens) en verwekt door de Heilige Geest, die Maria overschaduwde. Hij was de eerste uit een nieuw geslacht. Een volk van God dat kan functioneren in deze donkere wereld tot aan de voleinding, omdat Gods eigen Geest daarin woont en werkt. God zoekt geen jaknikkers die door de feiten overdonderd zullen worden door een nieuwe komst van Christus, Hij zoekt een volk, dat door Zijn Geest geleid en opge­voed, komt tot de éénheid van het geloof, zoals Jezus dat zelf ook bezat. Hij was ook waarlijk mens, een mens van vlees en bloed. Gods Geest in Hem maakte Hem tot datgene waartoe Hij verwekt was, namelijk: Zoon van God.

Zo, mijn geliefden, is het ook bij ons die waarlijk in Christus en zijn eerste komst geloven. Ook wij moge herboren worden tot een nieuwe Geestelijke schep­ping. Wedergeboorte en op- wassing tot zoon van God is dé roeping van de gemeente als lichaam van Christus. Hij zei niet voor niets tot de zijnen: “Het is goed dat Ik van u heen ga”. Door dat heengaan kon de Geest van Christus terugkomen en bezit nemen van dat volk dat Hem hier op aarde vertegenwoor­digt. Die Geest zal met ons zijn en alles volbrengen. Die Geest zal het uit Hem, Jezus Christus, nemen en het ons verkondigen. Ja die Geest zal met ons zijn tot aan de voleinding.

Als wij zo kerstfeest vieren zijn wij blij en overgeluk­kig dat Hij reeds gekomen is. Het is goed dat Hij al­les voor ons volbracht op Golgotha. Het is goed dat Hij opstond, ten hemel voer en ons bij de Vader verte­genwoordigt. Het is alles goed en zeer te prijzen. Je­zus heeft het alles vol­bracht en door dat volbrach­te werk kan en mag de schep­ping uitzien naar de openba­ring van de zonen Gods. Dat gebeuren zal de kroon op het volbrachte werk van Christus zijn. En het zal waar worden waarvoor Hij stierf en over­won. Hij zal het zien, tot verzadiging toe. Jesaja 53 vers 10 en 11 (Jes. 53:10-11 zegt: “Om zijn moeitevol lijden zal Hij het zien tot verzadiging toe; door zijn kennis zal mijn knecht de rechtvaardige, velen recht­vaardig maken en hun onge­rechtigheden zal Hij dra­gen”. En dan vers 12 (Jes. 53:12): “Daarom zal Ik hem een deel geven onder velen en met machtigen zal hij de buit verdelen, omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood”.

Openbaren wij ons als het licht der wereld?

Kerstfeest 1981 kan voor ons een groot feest zijn omdat Christus niet alleen in Bethlehem maar ook IN ons hart (in ons leven) geboren is. Wij mogen een licht voor deze wereld zijn. Jezus zei niet alleen: “Ik ben het licht der wereld”, maar Hij zei ook: “GIJ zijt het licht der wereld” Matteüs 5 vers 14 (Matt. 05:14). Dat overdrachtelijke van alles wat Hij bezat naar Zijn li­chaam, de gemeente, is reeds een overduidelijk bewijs dat Hij wacht met zijn komst totdat alles onder zijn voe­ten is gelegd. Nog is de ge­meente niet volmaakt. Er zit nog steeds onkruid tussen het koren, er zijn nog slechte, oneetbare vissen in het net Matteüs 13 vers 36 v.v. (Matt. 13:36). On­der de gasten bevinden zich nog steeds lieden die geen feestkleding dragen. Rond het gehele gebeuren van de uitnodiging in de bruiloftszaal blijkt wel hoe moeilijk alles nog ligt als het brui­loftsmaal gereed is. De ge­nodigden wilden niet komen Matteus 22 vers 1 tot en met 14 (Matt. 22:01-14), ieder ging zijn eigen weg. De één naar zijn akker, de ander naar zijn zaak. Weer anderen gre­pen de dienaars vast, mis­handelden en doodden hen.. Toch moest de bruiloftszaal vol worden. De gasten wer­den uit heg en steg gehaald. Uit deze geschiedenis kan men duidelijk lezen en begrijpen dat ook de christe­nen als genodigden hun recht kunnen verspelen tot het volk van God te behoren. Er komt een tijd, en volgens mij is die er nu reeds, dat zal blijken uit woord en daad of men werkelijk een volgeling van Christus is.

De toekomst van Jezus is onze toekomst

Kerstfeest 1981 ligt in een tijdsbestek dat men kiezen moet. Meer en meer wordt de kerk wereldgelijkvormig. In­ plaats van uit te trekken, gaat men samenvoegen. Vaak op gronden en omstandigheden waarin men het toevallig nog met elkaar eens is. Eén grond waarin men het toeval­lig met elkaar eens is, is het feit dat men zich als kerk en groep tegen de doop in de Heilige Geest verzet. Men praat erover alsof men er verstand en innerlijke ervaring van heeft. Ik ver­zeker u echter dat juist de­genen die de Geestesdoop missen tot negatief gepraat en beoordeling van deze gave Gods komen. Juist dat feit, Christus in u, is de gewel­dige krachtbron om waarlijk kerstfeest te kunnen vieren.

Christus is gekomen. Hij heeft voor mij alles vol­bracht en leeft als opgesta­ne Heer onder andere ook in mijn hart. Door die Geest zijn wij tot één lichaam gedoopt. Door die Geest zullen wij één worden, gelijk Hij één is. Dat is de ware drie-eenheid zoals die bedoeld is. Zo de Vader is, is Jezus (Hij heeft ons de Vader le­ren kennen). Zo Jezus is, zo is de gemeente als lichaam van Christus of, om het be­ter te zeggen, zo zal de ge­meente van Christus worden, omdat dat de wil van de Va­der en de Zoon is.

De toekomst van Jezus is on­ze toekomst. Daarom kunnen wij gerust zijn en alle din­gen met opgeheven hoofd te­gemoet treden. De wereld zal zich steeds angstiger gaan voelen, maar ten aanzien van het ware volk van God staat er geschreven: “…richt je dan op met opgeheven hoofd, want je bevrijding is dicht­bij” Lucas 21 vers 28 vertaling Goed Nieuws (Luc. 21:28). De eindtijd is er. Zie om je heen en constateer dat Gods Woord de waarheid is. Dat er buiten Hem geen leven is. Ja dat Jezus Christus – Hij alleen – dé weg, dé waarheid en hét le­ven is. Vier samen met ons kerstfeest, een feest waar­bij Jezus ook nu, in uw stal of in uw opgeruimde ka­mer, aanwezig is. Hij is het brood des levens, eet en aanvaardt Hem en neem Hem in uw binnenste op. Dan zal het waarlijk kerstfeest zijn.

Dan gaan wij samen met blijdschap het nieuwe jaar 1982 bunnen, gelovende en belijdende dat ook dat jaar ons weer verder zal brengen naar datgene wat uiteinde­lijk hét doel des Heren is: een wereld vol van de kennis des Heren!

Geprezen zij Zijn Naam nu (in 1981) en tot in alle eeuwigheid (in 1982 en vol­gende jaren)!

Reacties van lezers

“Op weg naar het einddoel”

Zuster A. Th. K. -H. te Amsterdam schreef naar aan­leiding van het artikel “Op weg naar het einddoel” van Jan W. Companjen in “Levend Geloof” van oktober: Het is zo verhelderend geschreven, dat ik eigenlijk heel ver­wonderd ben, nog zoveel niet te weten. Ook de arti­kelen van de andere broe­ders maken me gelukkig, ’t Is net alsof de schellen van mijn ogen vallen. Hal­leluja” .

Ook broeder K. v. T, te Rotterdam, reageerde op het artikel van Jan W. Companjen en schreef er ten volle achter te staan: “want in elke preek haal ik het aan. Er is vandaar zondermeer een beweging gaande. De geest van opwekking er over, dan een groot leger. Van knekelveld tot legermacht”.

”De tegenstelling”

De brochure “De tegenstel­ling van het aardse- en het hemelse Jeruzalem” van H. J. Scholten, waarvan onlangs een tweede druk verscheen, trekt nog steeds grote aan­dacht .

Zuster H. G. te Hilversum reageerde: “Ik kocht op onze boekentafel het boekje: “De tegenstelling”. Enige tijd terug vroeg ik de Here, mij toch te openbaren wat er voor geheim lag in het getal: 144.000. En zie daar! IK ben er erg dankbaar en blij mee, en zal zeker in de kleine kring van mensen, met wie ik samenkom, getui­gen van “mijn” vondst. Wat mij bijzonder ook trof, is het gegeven, wat iedere poort van het hemelse Jeru­zalem is. Iedere parel wordt nu eenmaal letterlijk uit het slijk gehaald. Het fundament is daarentegen van zuivere edelsteen en wel 12 verschillende soor­ten. Zonder tekort te wil­len doen aan het Jodendom, of deze mensen maar ergens te verwerpen, ben ik zo dankbaar, dat wij door het geloof van Abraham tot zijn nageslacht mogen behoren, door Jezus Christus”.

Gods Geest werkt door

Ook uit België kwam weer een positief geluid. Broe­der G. V. te Estaimpius schreef: “Onze gebedscel is steeds uitgebreider ge­worden, en wij konden het niet meer aan om thuis sa­menkomsten te houden. Na lang gebeden te hebben, heeft de Heer ons een huis gegeven, een oud café, waar wij nu twee maal per week samenkomsten houden. In ok­tober was de officiële opening, en voor deze gelegen­heid waren wij met 70 per­sonen tezamen. Vele uit

Wallonië waren gekomen om ons aan te moedigen. Wij zijn nu met een groepje van 20 en willen de goede strijd des geloofs strijden en onze positie in de hemelse gewes­ten innemen. Het terrein is niet gemakkelijk, de Roomse kerk domineert echt het po­litieke en geestelijke le­ven. Een meisje van 18 jaar, die de Heer aangenomen heeft, mag niet naar onze samenkomsten komen. Als ze van huis weggaat moet ze zeggen, waar ze naar toe gaat. En dat in onze tijd! Ze is bevrijd van occulte banden, want haar ouders zijn in contact met een pen­delaar en om de zes maanden komt hij op bezoek, de ganse familie komt dan onder zijn handen. Dit meisje wil na­tuurlijk niet dat de pende­laar haar aanraakt.

Graag zou ik de brochures nr.4 en 5 van Nico Goverts hebben. Het is een goede studie, die de kennis over Openbaring verrijkt en ver­licht. Wij bidden dat de Heer uw blad gebruikt voor de boodschap van de eind­tijd. Mogen wij ook rekenen op uw voorbede, want de taak is moeilijk, maar de Heer heeft tot hiertoe machtig geholpen”.

 

Doet u ook ‘mee? Door Gert Jan Doornink

De actieperiode, die wij in ons vorig nummer aankondigden, mede in verband met het twintig­jarig bestaan van ons blad, is momenteel in volle gang. Verschillende lezers en lezeressen reageerden reeds positief, wat onder andere tot uitdrukking kwam in de opgave van een groot aan­tal nieuwe adressen (geschenkabonnementen, proefadressen en nieuwe abonnees).

Wij herhalen nog even de zeven onderdelen van deze actie en, als u nog niet gereageerd hebt, mogen wij dan ook op u rekenen? Het gaat er om de kostbare boodschap van het volle evangelie van Jezus Christus zoveel mogelijk te verbrei­den. U kunt ons helpen:

Door voor onze arbeid te bidden en te danken!

Door het opgeven van proefadressen waar wij “Levend Geloof” gedurende 3 a 4 maanden gra­tis naar toe kunnen zenden.

Door het opgeven van geschenkabonnementen.

Door abonnees te winnen.

Door de afname van losse nummers voor ver­spreiding . (10 exemplaren en meer a 75 ct. per exemplaar.

Door afname van brochures voor verspreiding. (Ook hier geldt vanaf 10 exemplaren de kor­tingsprijs) .

Door het overmaken van (een) gift(en). “Levend Geloof” is een geloofswerk en we zijn blij en dankbaar dat verschillende abonnees onze arbeid ook financieel onder­steunen.

 

De holligheid van de bornput door H. J. Scholten

“Aanschouwt de rots waaruit gij gehouwen zijt, en de holte van de put waaruit gij gegraven zijt; aanschouwt Abraham, uw vader, en Sara, die u baarde” Jesaja 51 vers 1 en 2 (Jes. 51:01-02).

De oproep van Jesaja

In dit Bijbelgedeelte doet de profeet Jesaja een oproep aan allen, die de gerechtig­heid najagen en zij, die de Here van harte zoeken worden uitgenodigd om goed te luis­teren.

Jesaja bepaalt ons hier bij Abraham en zijn vrouw Sara. Hij spreekt hier tot mensen die door Sara gebaard zijn. Dat is een wonderlijke zaak, want Sara heeft toch maar één kind gebaard en wel haar zoon Isaak?

Abraham wordt door Jesaja een ’rots’ genoemd en Sara vergelijkt hij met een uit­gesleten waterbron of water­put. Tóch zijn er uit de ‘rots’ Abraham vele kinderen Gods gehouwen en uit de ‘holligheid van de bornput’ (Statenvertaling) vele kin­deren Gods geboren. Deze kinderen jagen de gerechtig­heid na en zoeken met alles wat in hen is de Here, dat wil zeggen hun hemelse Vader steeds beter te leren ken­nen.

Bepalen wij ons eerst nog even bij Abraham. Hij had nog meer kinderen. En hoe zit het dan met die kinde­ren? Hoe zit het met het kind van Abraham en Hagar, Ismaël? Zijn de nakomelingen van Ismaël (de Arabieren) ook uit de ‘rots’ gehouwen waar Jesaja over spreekt? Na het sterven van Sara huwt Abraham met Ketura en was hij al oud en hoogbejaard Genesis 24 vers 1 (Gen. 24:01). Toch verwekte hij nog kinderen, ook nog bij de bijvrouwen die hij had Genesis 25 vers 6 (Gen. 25:06).   

Waarom gaat het om Izaak?

Er zijn dus zeer vele nako­melingen van Abraham en toch gaat het om die éne, Isaak. Nóch Ismaël, het kind van Abraham en Hagar, noch de kinderen van Abraham en Ketura worden voor zaad gere­kend. Neen, het geheim schuilt in de ‘holligheid van de bornput’. Het is slechts geestelijk te ver­staan. Een uitgesleten wa­terbron kan geen water meer bevatten. Zo’n holle water­put komt droog te staan. Het moederlichaam van Sara wordt hiermee vergeleken; zij was onvruchtbaar, zij stond ‘droog’.

Volgens Romeinen 4 vers 19 (Rom. 04:19) was Sara’s moederschoot reeds gestorven en was de geboorte van Isaak geen na­tuurlijk feit. Deze geboor­te berustte op een belofte en deze belofte hield een groot wonder in. Op bovennatuurlijke wijze wordt er gebaard. Isaak wordt opge­graven uit een dorre moeder­schoot, uit een uitgeholde waterbron, die geheel en al droog stond. Isaak wordt naar de geest geboren, ter­wijl Ismaël en de kinderen van Ketura naar het vlees geboren werden. Daarom zond Abraham al zijn zonen die naar het vlees geboren waren, weg. Hierin ligt een diepe geestelijke betekenis. Wie nog graag wil zien wat voor ogen is, moet hier afhaken. Wie nog acht wil geven op een volk met een natuurlijke afstamming, kan hier niet te­recht. Dit gaat dieper. Hier wordt van het hemelse gespro­ken en niet van het aardse.

“Abraham nu gaf alles wat hij had aan Isaak, maar aan de zonen van de bijvrouwen, die Abraham had, gaf Abraham geschenken, en hij zond hen, nog bij zijn leven, weg van zijn zoon Isaak” Genesis 25 vers 6 (Gen. 25:06).

Wij hebben een God van grote wonderen. Hij kan water doen vloeien uit een waterbron die helemaal uitgesleten is. Het is een wonderlijk water. Wie ervan drinkt heeft eeu­wig leven en zal in der eeu­wigheid geen dorst meer krijgen. Alle kinderen Gods worden nu opgeroepen om te horen en te schouwen.

“Hoort naar Mij, gij die de gerechtigheid najaagt, gij die de Here zoekt” Jesaja 51 vers 1 (Jes. 51:01).

Het ganse nageslacht van Abraham en Sara, inmiddels geworden tot een machtige natie, krijgt een heerlijke belofte en deze luidt: “Ik heb Mijn woorden in uw mond gelegd en met de schaduw Mijner hand heb Ik u bedekt, Ik, die de hemel uitspan en de aarde grondvest en tot Sion zeg: Gij zijt Mijn volk” Jesaja 51 vers 16 (Jes. 51:16).

Het is een volk dat op won­derlijke wijze geboren is. Het heeft niets te maken met natuurlijke geboorte of met vleselijke afstamming. Zij hebben moeite om het hemelse te verstaan en te zien op het onzichtbare wat eeuwig is.

Wie zijn de kinderen van Izaak?

Het woord van de apostel Paulus uit Galaten 4 vers 28 en 29 (Gal. 04:28-29) kan slechts geestelijk verstaan worden. “En gij, broeders, zijt, evenals Izak, kinderen der belofte. Maar zoals destijds hij, die naar het vlees verwekt was, hem, die naar de geest ver­wekt was, vervolgde, zo ook nu”.

Zo ook nu! Wat een diepe waarheid schuilt er in deze woorden van de apostel. Wat is dit woord nog actueel, vooral in onze dagen. De vleselijke nakomelingen van Abraham beschouwen zich nog altijd als het volk van God. Zij steunen op hun natuur­lijke geboorte. Maar wie zijn eigenlijk de ware nako­melingen van Isaak? Be­schouwt de Bijbel de natuur­lijke Joden als het nage­slacht van Abraham? Zijn zij de kinderen van Isaak?

Allereerst willen we ons toch volkomen richten naar het woord van de apostel Paulus, die naar het vlees toch ook een Jood was. Hij zegt in Galaten 3 vers 29: (Gal. 03:29) “Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen”. Deze woorden spreekt Paulus niet tot de natuurlijke Joden uit zijn dagen, maar tot bekeerde heidenen, de Galaten. “Jul­lie zijn zaad van Abraham”, zegt hij. Hoe is dit moge­lijk? We hebben hier toch niet te maken met een biolo­gisch wonder? Hoe kan Paulus dit nu zo stellen?

Omdat Paulus in de Geest Abraham aanschouwt. En in de Geest ziet hij de poreuze, uitgesleten waterbron, die Sara was. En tóch gebaard! Tóch zaad! In Galaten 3 vers 16 (Gal. 03:16) lezen wij: “Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad. Hij zegt niet: aan zijn zaden, in het meervoud, maar in het enkel­voud: en aan uw zaad, dat wil zeggen: aan Christus”.

Als het in het meervoud had gestaan (het woord ‘zaad’), dan zouden wij mogen geloven dat het in alles nog steeds gaat om de hedendaagse, aardse Joden. Maar dit is geweest. Het gaat volgens Gods woord om een ander volk. Om een volk dat van ‘bovenaf’ geboren is. Een volk dat uit een ‘rots’ ge­houwen is en opgetrokken is uit een ‘holle waterbron’.

Sara was onvruchtbaar en kon op natuurlijke wijze geen kinderen meer baren. Zij wordt hier in Jesaja 51 ver­geleken met het hemelse Je­ruzalem, ons aller moeder. Deze moeder was lange tijd onvruchtbaar en kon nog geen kinderen voortbrengen. Deze moeder had grote droefheid. Zij wachtte maar af in de hoop nog eens kinderen te zullen baren. Dan komt het grote Godswonder.

“Verheug u, gij onvruchtba­re, die niet baart, breek uit en roep, gij die geen weeën kent; want talrijker zijn de kinderen der eenzame dan van haar die een man heeft”.

De profeet Jesaja nodigt ons uit om op deze moeder te letten. “Aanschouwt Sara, die u baarde”. We kunnen de­ze uitroep ook vertolken met de woorden uit Jesaja 33 vers 20 (Jes. 33:20): “Aanschouw Sion, de stad onzer feestelijke bijeenkomsten. Uw ogen zullen Jeruzalem zien als een vei­lige woonstede, als een tent die niet verplaatst wordt, waarvan de pinnen nimmermeer uitgerukt worden en geen van de koorden ooit losgerukt wordt”. We prijzen onze God voor de rijkdom van Zijn woord, voor Zijn heerlijke beloften. Ze zijn allemaal ‘Ja en Amen’ in Christus Je­zus. De onvruchtbare Sara gaat tóch baren. Isaak kwam tevoorschijn uit de ‘hollig­heid van de bornput’. Het beloofde zaad! God had gesproken: “uw vrouw Sara zal een zoon hebben”. Deze zoon wijst heen naar de Zoon, Je­zus Christus. Het Woord Gods is niet vervallen.

“Want niet allen, die van Israël afstammen, zijn Isra­ël, en zij zijn ook niet al­len kinderen, omdat zij na­geslacht van Abraham zijn, maar: door Izaäk zal men van nageslacht van u spreken. Dat wil zeggen: niet de kin­deren van het vlees zijn kinderen Gods, maar de kin­deren der belofte gelden voor nageslacht” Romeinen 9 vers 7 en 8 (Rom. 09:07-08).

De natuurlijke Joden en het heil van God

Zijn de natuurlijke Joden nu uitgesloten van het heil Gods? In geen geval, al dachten vele bekeerde heide­nen dit wel. Daarom werd Paulus gedrongen om de hoofdstukken 9, 10 en 11 van de Romeinenbrief te schrij­ven. Zijn hele betoog komt hierop neer dat men niet moet denken dat God een afgesne­den zaak had gemaakt met het oude Israël. God blijft om­zien naar elk mens. “Alzo lief had God de wereld…. “. Paulus maakt duidelijk dat zijn broeders naar het vlees het heil Gods ook deelachtig kunnen worden. Ze kunnen op­nieuw geënt worden in de stam ‘Israël’. Maar niemand van hen mag zich laten voor­staan op natuurlijke afstam­ming. Laat niemand roemen in een aardse Abraham of een aardse Sara. De blik moet omhoog en dan zien we iets anders. Dan zien wij de ware ‘rots’ waaruit wij gehouwen zijn, namelijk Jezus Chris­tus. Dan zien wij de ware moeder die ons gebaard heeft, het hemelse Jeruza­lem. Het is ons aller moe­der, zegt Paulus. Het is een vrije moeder. De aardse moe­der, het aardse Jeruzalem, is niet vrij maar in slavernij met al haar kinderen Galaten 4 vers 25 (Gal. 04:25).

De hemelse Sara, het nieuwe Jeruzalem, mag in gejuich uitbreken, want de ‘hollig­heid van de bornput’ blijkt toch nog water te kunnen be­vatten. De onvruchtbare mag zich beroemen op haar ontel­bare kinderschaar. Allemaal door een belofte geboren en wel deze: “Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in Zijn naam gelo­ven; die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn” Johannes 1 vers 12 en 13 (Joh. 01:12-13).

Abrahams zaad bestaat alleen maar uit mensen die uit God geboren zijn. God heeft Abraham niet verkoren om zijn vlees maar om zijn ge­loof! De wil van het vlees en de wil van een man zijn niet meer relevant. Wij den­ken aan het woord van Jezus uit Matteüs 12 vers 50 (Matt. 12:50): “Want al wie doet de wil Mijns Vaders, die in de he­melen is, die is Mijn broe­der en zuster én moeder”.

Het ganse nageslacht van Abraham heeft als oudste broeder Jezus Christus. Hun Vader is Hij, die hemel en aarde geschapen heeft en hun moeder is het hemelse Jeru­zalem. Een wonderbaar gezin. Samen houden ze een feeste­lijke bijeenkomst.

De uitnodiging voor allen

Er is nog altijd een heer­lijke uitnodiging om te ko­men drinken uit de bron. Uit die éne Bron. Want er wordt nog steeds gebaard. “O, alle dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet; ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk” Jesaja 55 vers 1 (Jes. 55:01).

Het natuurlijke heeft afge­daan. Met geld kun je niet terecht. Het is genadetijd. Als natuurlijke afstamming tóch nog betekenis zou heb­ben, dan is de genade ook geen genade meer.

Talrijk zal de kinderschaar zijn. Een schare die niet te tellen is, halleluja. We kunnen stellen: nog steeds worden aan Abraham en Sara kinderen geboren door de Geest. Zij vormen het gees­telijke Israël, dat is in­middels toch wel duidelijk geworden. Straks zal in het getal 144.000 dit Israël haar volheid bereiken. Zij zijn gekocht uit de mensen. Niet uit mensen van één aardse natie, maar ze komen uit allerlei volkeren, stam­men en talen. Deze 144.000 behoren het Lam toe. Er staat in Openbaring 14 vers 4 (Openb. 14:04): “Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam”.

Abraham wordt genoemd: vader van alle gelovigen. Het zijn die mensen, die geloven in het Beloofde Zaad, Jezus Christus. Zij allen hebben een schone naam gekregen en wel die van ‘Israëliet’. Dit is een karakternaam. Een naam duidt het wezen aan, de identiteit. Als men zich ‘Israëliet’ noemt, zal men ook de karaktereigenschappen moeten vertonen. Het zijn strijders Gods. Zij strijden mét God tegen de gehele le­germacht van de vijand en zij zijn meer dan overwin­naars. Zij dragen de geestelijke wapenrusting en strij­den onder geen beding meer tegen dansen van vlees en bloed. Wie dat nog wel doen mogen zich geen ‘Israëlie­ten’ noemen. Het geestelijk Israël toont haar karakter en zij wordt steeds meer de Goddelijke natuur deelach­tig.

Vrijgekocht uit de macht der duisternis

Het geestelijk Israël is verlost van elke aardse bin­ding, zij zijn de los gekochten van de aarde. Zij heeft haar oog ten alle tijde ge­richt op ‘Sara, die haar baarde’. Het is het hemelse Jeruzalem en het is een won­derschone stad, de woonstede Gods in de Geest. Het is de stad die fundamenten heeft en welks Bouwheer God zelf is. Hij hieuw uit de ‘rots’ Abraham een volk en deed het opkomen uit de ‘holligheid van de bornput’. Het zijn de vrijgekochten uit allerlei volkeren. Vrijgekocht uit de macht der duisternis, want daar hoorden zij van oor­sprong niet thuis.

Daarom keren zij weer, naar hun oorspronkelijke plaats. Dat terugkeren gaat met gro­te vreugde gepaard. Met ge­jubel komen zij in Sion, eeuwige vreugde is op hun hoofd Jesaja 51 vers 11 (Jes. 51:11).

Waarom? Omdat God het verkoren heeft en zo volk laat hij nimmer meer verloren gaan.

Want Sion is van God begeerd.

Het wordt met zijn woning hoog vereerd.

Hier sprak Hij die het al beheert.

Hier zal ik wonen naar mijn lust.

Hier is in eeuwigheid mijn rust.

 

Gedachten (gedicht) door Piet Snaphaan

Zij komen vaak zo onverwachts,

Zo plotseling op je aan.

Zij zijn als wolken aan de lucht,

Die komen en die gaan.

 

De vraag is nu, wat doen we ermee,

Stellen zij ons gerust,

Of is er twijfel in ons hart,

Zijn wij ons dat bewust?

 

Zij kunnen soms verwarrend zijn,

Of negatief geladen.

Zij brengen dan veel narigheid

En doen dan ook veel schade.

 

Wij moeten leren wederstaan,

Zulke gedachten laat je gaan.

Wij stellen ons dan op alom,

Zij zijn uit de verkeerde bron.

 

Waar het om gaat, beseft dat wel,

Dat zijn gedachten van herstel.

Gedachten ook van eeuwig leven,

Die wil de Heer ons altijd geven.

 

Gedachten die ons doen herleven,

Daar moeten wij dus steeds naar streven.

Wij willen denken zoals t moet,

Want Gods gedachten, die zijn goed.

 

Reis naar Zwitserland door J. Noë

Open deuren

Zoals ieder jaar ben ik ook dit jaar weer in september naar Zwitserland gegaan, niet alleen om van Gods prachtige schepping te ge­nieten en mijn dochter met haar gezin op te zoeken, maar vooral ook om van de Heer te kunnen getuigen in de verschillende gemeenten aldaar. De Heer heeft steeds deuren voor mij ge­opend en zo ook dit jaar.

Nen had mij verteld dat in Bellizona een pinksterge­meente was en zo’n beetje aangeduid waar dat was. Ik dus afgereisd naar Bellizo­na, hetwelk in de buurt van Lugano en Locarno ligt, in welke plaatsen ik enige ja­ren geleden ook reeds ge­tuigd had.

In Bellizona aangekomen ben ik onmiddellijk op stap ge­gaan om een onderdak te krijgen, maar het lukte mij niet. Ik ben toen naar een hotel-informatiebureau ge­stapt en die probeerde ook van alles. Ik bad tot de Heer of Hij uitkomst wilde geven. Een van de dames van het bureau belde toen nog een adres op, maar ze kreeg geen antwoord. Toen adviseerde ze mij naar dat adres toe te gaan om eens poolshoogte te nemen, het was niet ver. Ik ben toen naar dat adres toegegaan, maar niemand bleek thuis te te zijn. Op de deur was een briefje geplakt waarop stond vermeld dat men om 17 uur thuis was. Bemoedigend was echter dat op een bord stond vermeld: “Chambres – Zimmer – Rooms”. Ik ben toen teruggegaan naar het bureau en heb daar gewacht tot het 17 uur was. Men belde toen op en jawel hoor, daar was een kamer voor mij vrij. Ik heb de Heer toen geloofd en geprezen. Ik heb het daar heel goed gehad en men heeft mij zelfs, toen ik vertrok, in verband met mijn zware koffer, met de auto naar het station ge­bracht .

Zodra ik een beetje op orde was, ben ik op zoek gegaan naar de pinkstergemeente, hetwelk in een kleine steeg moest zijn vlak bij een grote kerk. Ik kon het ech­ter niet vinden. Wederom tot de Heer gebeden of Hij mijn schreden wilde leiden en de volgende morgen ben ik er toen weer op uitge­trokken. Toen richtte de Heer mijn blikken op een bord aan de ingang van een steeg, waarop in het Italiaans stond, dat daar de be­wuste gemeente was. Halleluja! Ik maakte daar kennis met een jonge dame en ver­telde haar wie ik was en dat ik vroeger ook in Lugano en Locarno had getuigd.

Ik stelde haar toen voor, als de voorganger er mee instemde, om ook bij hun een getuigenis te geven. Ze was erg enthousiast en zou er met de voorganger over spreken.

Toen ik daar zondagmorgen arriveerde werd ik harte­lijk door de voorganger verwelkomd en hij gaf mij ruim de gelegenheid om te kunnen getuigen. Het is een fijne en gezegende zondag­morgen geworden. De reeds eerder genoemde zuster heeft mij vanuit het Duits in het Italiaans vertaald.

Vanuit Bellizona ben ik daarna doorgereisd naar In­terlaken. Daar logeer ik altijd bij een oudere dame, die het fijn vindt als ik kom. Ik bid dan met haar en vertel haar een en ander uit de Bijbel.

In Montreux / Chailly

Vanuit Interlaken heb ik een mij bekende familie in Montreux/Chailly opgebeld. Hij is een Hollander, was oudste in een gemeente in Eindhoven en kreeg het in zijn hart om met zijn zus­ter, die reeds lang in Zwitserland woont (en die ik ook zelf goed ken) sa­men te werken en een ge­meente te beginnen. Zij kon hem toen ook vertalen. Er is toen een gemeente ontstaan in Clarens (daar vlak bij] en in Chateau d’Dex bo­ven in de bergen (huissamenkomst). Toen ik in 1980 daar even op bezoek was geweest, vroeg hij mij of ik, als het volgende jaar weer kwam, wat langer wilde blijven. Vanuit Interlaken belde ik hem op en hij was zeer verheugd toen ik hem vertelde dat ik een paar dagen zou blijven en een getuigenis in de ge­meenten wilde geven.

Ik ben dus direct daarop van Interlaken naar Montreux/Chailly vertrokken. Het was een fijn wederzien en hij had mij heel wat te vertellen. God had namelijk enige tijd geleden een won­der aan hem verricht. Vanaf zijn derde jaar (hij is nu 57 jaar) had hij nog maar één heup en het bot van zijn linkerbovenbeen was als het ware vastgegroeid aan het bekken, daardoor kreeg hij een enigszins gebogen hou­ding en was zijn ruggengraat vergroeid (holle rug). Hij had hierdoor een te kort been gekregen van ongeveer 10 cm. waardoor hij een orthopedische schoen (van 10 cm.) moest dragen. Tijdens een evangelisatiecampagne in Lausanne, die geleid werd door een Frans echt­paar is hij en zijn vrouw (die ook ernstig ziek is ge­weest] naar voren gegaan en hij voelde de kracht van de Heilige Geest door zich heen stromen en het gevolg was dat na enige dagen zijn been is gaan groeien en nu loopt hij op gewone schoe­nen. Ook zijn vrouw heeft een wonderbare genezing on­dervonden .

Tijdens mijn verblijf al­daar moest het echtpaar echter, door omstandigheden gedwongen, naar Holland gaan, maar wie moest hem vervangen? De Heer gaf het duidelijk in mijn hart dat ik dat moest doen en dat vertelde ik hem. Hij was erg blij en is toen kort daarop voor ongeveer drie weken naar Holland gegaan. Ik ben zelf ook nog even voor een paar dagen naar ons land teruggegaan om een en ander te regelen.

Bevrijding van demonie

Nu, het is een zeer fijne tijd geweest en ik had een zeer goed contact met de gemeenten in Clarens en Chateau d’Oex. In het begin vertaalde de zuster van de voorganger, met wie ik een grote geestelijke verbon­denheid had, mij van het Hollands in het Frans. Ze drong er bij mij op aan vooral de gemeente in te lichten over demonie en bevrijding, want Zwitser­land is erg occult. De gemeenten hebben de boodschap gretig ontvangen en bevrijding heeft ook plaats gevon­den. Toen de zuster met vakantie naar Spanje ging, heeft s’ zondags een Belgi­sche broeder die met een Zwitserse vrouw getrouwd is, die ik van vroeger kende en oudste is in de gemeente te Lausanne, mij vertaald. In de doordeweekse samen­komsten werd ik vertaald vanuit het Duits in het Frans door een zuster in de gemeente. Het is een zeer gezegende tijd geweest, ik ben ongeveer een kleine twee maanden in Zwitserland ge­weest en u kunt zich wel voorstellen hoe mijn hart met zeer grote dankbaarheid voor de Heer vervuld is. Toen de broeder en zijn vrouw vanuit Holland naar Zwitserland terugkeerden, ben ik nog een paar dagen met hen samen geweest en heb toen, via mijn dochter, de terugreis aanvaard.

 

“Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden“! Lucas 19 vers 10 (Luc. 19:10).

 

Wees kleurecht!

Kameleons. Je hebt ze misschien wel eens gezien, in Artis of zo. Er ook wel eens over gehoord. Een diertje dat het vermogen heeft de kleur aan te nemen van zijn omgeving. Ter bescherming, zie je.

Zo zijn er ook van die kameleon-christenen. Je kent ze wel: ’s zondags zijn ze heel anders van kleur dan op maan­dag. Op school anders dan thuis. Op de jeugdclub anders dan op kantoor.

Wordt er gebeden, dan bidden ze mee. Wordt er een schuine mop getapt, dan lachen ze mee, of weten er ook een te ver­tellen. Dat doen ze, denken ze, ter bescherming. Zo merkt hun omgeving niet welk vlees ze in de kuip hebben.

Hoort u daar ook bij? Of komt u er voor uit dat u bij Je­zus hoort? Dat u weliswaar ook eenmaal van kleur bent veranderd, maar nu voorgoed!

Voor altijd veranderd. Dat u voor altijd Zijn kleur wilt dragen. Waar u zich ook bevindt. Wees kleurecht!

 

De volledige mens door Nico Goverts

Inleiding

Graag zouden we eens in enkele artikelen willen nadenken over geest, ziel en lichaam. Daarom hebben we als titel gekozen: de volledige mens, omdat het God daar inderdaad om te doen is: dat de mens volledig mens zal zijn, dat hij zal komen tot het volledige leven, zodat de Vader met vreugde kan zeggen: Dit is een zoon, in wie Ik welbehagen heb. Dit is een mens Gods.

Het koninkrijk Gods begint in onze geest

Allereerst willen we nu aandacht schenken aan onze geest. Daar begint namelijk het koninkrijk Gods. Wanneer wij wedergeboren worden, houdt dat in, dat onze geest tot leven wordt gebracht. Het is de opstanding van onze geest. De geest van de mens legt het doodskleed af en wordt bekleed met gerechtigheid Gods.

Maar wat gaat er nu gebeuren met die pasgeboren geest? Hier komen we op een punt van vérstrekkende betekenis, want dit is bepalend voor de totale levensloop en toekomst van de mens. Alles staat of valt met de vraag: hoe functioneert mijn geest?

Het grootste gevaar voor een kind van God is dat zijn geest niet werkzaam is. En hier stuiten we op een terrein dat vaak nog braak ligt. Dikwijls hebben we niet geleerd hoe we onze geest moeten activeren. Het is als een stuk grond: het is bouwrijp gemaakt, maar nu gebeurt er verder niets.

Hier kan gebrek aan kennis een alles beheersende rol spelen. Weten we wel wat onze geest eigenlijk is en wat hij geacht wordt te doen? Heel vaak zit hier het probleem: dat we geen heldere voorstelling hebben omtrent de vraag: wat doe ik met mijn geest? En daardoor onderkennen we niet de oneindige waarde, de betekenis, de mogelijkheden van onze geest. Of we gooien geest en ziel en alles wat daarmee te maken heeft, gemakshalve maar op één hoop.

Is onze geest waardevol?

Daarom is het wellicht goed te beginnen met de vraag: is onze geest waardevol? En dan is het toch uiterst frappant hoeveel waarde God aan de geest van de mens toekent. Neem alleen al het woord van Jakobus: “De geest, die Hij in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid” Jakobus 4 vers 5 (Jak. 04:05).

Hier vinden we al een fundamenteel uitgangspunt: God begeert de geest van de mens. Wat een mens waarde geeft, dat is zijn geest. Zoals Petrus het onder woorden brengt: “de verborgen mens uws harten, met de onvergankelijke (tooi) van een zachtmoedige en stille geest, die kostbaar is in het oog van God” 1 Petrus 3 vers 4 (1 Petr. 03:04).

We zien dat een mens in zijn geest een schat kan verzamelen: een schat van zachtmoedigheid, een schat van rust of stilheid. En dan worden daar twee waardebepalingen aan verbonden: in de eerste plaats is deze geest onvergan­kelijk. Daarom is het zo van uitzonderlijk belang, aandacht, te besteden aan de toestand van onze geest; dan zijn we bezig met datgene wat blijvend is. De geest van de mens die gegrond is in God, is onverwoestbaar, hierop heeft de verderver geen vat.

Het tweede is: deze geest is kostbaar voor God. Een sieraad, een kleinood voor Hem. Zo is hij een edelsteen, passend in Gods diadeem, zoals een lied het formuleert. Het is goed daar eens bij stil te staan: onze geest een edel­steen voor God. Uit deze edelstenen wordt een stad gebouwd, tempelstad van hoge waarde.

De functies van onze geest

Wat zijn nu de functies van onze geest? De geest is datgene wat ons bewust maakt van God en waardoor we relatie met God kunnen hebben. Als een mens niet wedergeboren is, is zijn geest dood, dat wil zeggen gescheiden van God en van het leven Gods. Bij de wedergeboorte wordt de geest over­gezet in het koninkrijk van God, in het rijk van leven en licht. Van dat moment heeft de geest geweldige mogelijk­heden om te gaan functioneren.

Met onze geest kunnen we God zoeken. Asaf zegt het zo: “ik denk in de nacht aan mijn snarenspel, ik peins in mijn hart en mijn geest vorst na” Psalm 77 vers 7 (Ps. 077:007). Dit laatste woord betekent: naspeuren, onderzoeken, graven of uit­graven, doorzoeken of verkennen.

De geest die zich daarop richt, is een navolger geworden van de Heilige Geest, want Deze is daar ook mee bezig. Paulus verklaart immers: “De Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods” 1 Korinthe 2 vers 10 (1 Kor. 02:10).

Dat is de taak van onze geest: graven naar verborgen bron­nen, zoeken naar verscholen schatten. Dat was het geheim van een man als Asaf: als hij gaat navorsen met zijn geest, dan komt hij tot ontdekkingen over de wegen Gods: “O God, in heiligheid is uw weg”, vers 14 (1 Kor. 2:14). En hier gaat het dan inderdaad om verborgenheden, want tegen het eind van de psalm komt de zanger tot de uitspraak: “Uw weg was in de zee, uw pad in grote wateren, zodat uw voetsporen niet werden gekend”, vers 20 (1 Kor. 02:20). Hier zien we iets bijzonders gebeuren: Asaf mag iets gaan verstaan van de weg van God; in zijn geest ziet hij iets van de voetsporen des Heren.

Jesaja was daar ook mee bezig. Helaas is de vertaling van het NBG hier niet helemaal nauwkeurig, want daar wordt in Jesaja 26 vers 9 (Jes. 26:09) gezegd: “uit het diepst van mijn gemoed zoek ik U”. Maar letterlijk staat er niet: gemoed, maar geest. Dus lezen we dit vers in de Statenvertaling: “Met mijn ziel heb ik U begeerd in de nacht; ook zal ik met mijn geest, die in het binnenste van mij is, U vroeg zoeken”. Merkwaar­dig is dat het ook in dit tekstverband weer gaat over de weg van God, het pad van de rechtvaardige, en over een spoor, namelijk het spoor dat God voor de rechtvaardige baant.

Hoe komt de mens op het spoor van God? Hoe gaat hij de wegen van de Here ontdekken? Als zijn geest gaat zoeken.

Met mijn geest in mij zoek ik U. Dat is de gezindheid van deze profeet. Let op die typerende uitdrukking: mijn geest die in het binnenste van mij is. Daar leren we: onze geest in het middelpunt van ons wezen, het is het meest centrale, het meest innerlijke dat we bezitten, het is de kern van ons zijn.

Zowel bij Asaf als bij Jesaja komen we tot de conclusie dat juist in tijden van intense strijd en verduistering het van groot gewicht is dat de geest van de mens zich niet laat lamleggen. Juist dan komt het er vóór alles op aan dat de geest actief is.

Alle herstel begint vanuit de geest. De geest is leven van­wege de gerechtigheid, zegt Paulus in Romeinen 8 vers 10 (Rom. 08:10. Namelijk indien Christus in u is. Daarom is het zo belangrijk dat onze geest zich ontwikkelt. Dan zal van daaruit het herstel van de mens ten volle kunnen doorwerken.

God moet onze geest kunnen voeden

Hiermee hebben we de eerste functie van de geest ontdekt, namelijk het ontvangen van openbaring. God spreekt tot onze geest. Ook de dwalenden van geest zullen inzicht kennen en de morrenden zullen lering aannemen, heeft Jesaja gesproken in vers 24 (Jes. 29:24) .

Daarom zal de mens zich geheel en al moeten richten op de lering, de onderwijzing van God. Niemand kan een geestelijk mens worden, als zijn geest niet onderwezen wordt.

Er wordt een strijd geleverd om onze geest. De tactiek van de boze is: afremmen, verduisteren. Hij tracht de mens bezig te houden met zaken die geen nut hebben. Zijn ene doel is: ons af te houden van de onderwijzing des Heren. Want hij weet: dan verkommert de geest; dan kwijnt hij weg. En het gevolg is: geen herstel, geen mens Gods.

Dan zoekt de mens vele dingen. Maar zijn geest wordt niet gevoed. Dan trekt men rond, gedrukt en hongerig, zoals Jesaja zo typerend opmerkt. Hier zien we twee strategische methoden van de duisternis om onze geest uit te rangeren: de geest van de mens wordt onder druk gezet, en de boze laat onze geest verhongeren.

Dit kan op velerlei manieren gebeuren. Door spanningen kan de geest onder druk komen te staan. En een gespannen, verkrampte geest is niet in staat om onderwijzing te ontvan­gen. Of er kunnen zoveel zaken zijn die ons afleiden dat we aan onze geest niet meer- toekomen.

Dan gaat de geest van de mens in ballingschap. Net als de zoon die ging naar een ver land en zijn geest was ver van de geest van de vader en er was bezigheid genoeg en af­leiding ook en tenslotte was er niets meer dan de schillen die de varkens aten.

Zo is de weg van de geest die in ballingschap gaat. Bezorgd en druk met vele dingen; allerlei eist de aandacht op. En tenslotte is er niets meer dan de schillen die de varkens aten.

Wie alleen de schillen nog heeft, bezit niets anders meer dan de buitenkant, het omhulsel. De inhoud is eruit. Wat een vrucht was, is nu alleen nog schil. Daar kan geen geest van leven. Dan trekt men rond, gedrukt en hongerig.

Wat hebben ze de jongen verteld in het verre land, in de ballingschap? Niet veel bijzonders, er staat tenminste niets van in het verhaal. Het was kennelijk niet de moeite van het vermelden waard. Geen enkel gesprek in het verre land is opgetekend. Waarmee hebben ze dan zijn geest gevoed? Er is maar één antwoord: ze hebben zijn geest niet gevoed.

Er wordt pas weer een gesprek beschreven als de jongen thuis komt. En wat zo merkwaardig is: pas dan horen we voor het eerst de vader spreken. Aan het begin van de geschiedenis sprak alleen de jongen. “Vader, geef mij het deel van ons vermogen, dat mij toekomt”. Van vader geen spreken vermeld. Wat viel er ook te spreken voor vader? Er klonk immers alleen maar: geef mij het deel. Niet: geef mij een woord. Vader werd niets gevraagd, dus wat zou hij spreken?

Dat is ballingschap: ver is de stem van de vader. Eenzaam zwerft de geest van de zoon. Zoals een vogel die rond­zwerft ver buiten zijn nest, zo is een man die rondzwerft ver buiten zijn woonplaats.

De geest van de zoon verlangt naar inhoud. Hij vraagt naar huis; hij vraagt naar vader. Het is niet goed. Het is niet goed dat de geest van de mens alleen zij.

Hij is nog maar nauwelijks thuis, of de vader begint te spreken. En waarom is dat zo van betekenis? Daarmee wordt de geest van de jongen gevoed. Voor het eerst sinds tijden hoort hij weer eens iets wat waarde heeft. Dit bouwt zijn geest; dit geeft inhoud aan zijn geest. Wat moet het voor deze jongen betekent hebben, zijn vader te horen zeggen: mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden? Dit was openbaring voor zijn geest. Opeens brak het licht door: licht in zijn geest. Als een rivier van gerechtigheid stroomde het binnen in zijn geest: aldoor rondgelopen te hebben met de sombere gedachte: maak me maar een dagloner; niet meer waard een zoon te heten. En dan in één moment te horen: mijn zoon hier. Dit is licht, zuiver licht, enkel licht. Dit is een dag om nooit meer te vergeten. Dit is niet meer het verre land; dit is niet meer het land van druk en honger;

dit is het land van louter licht,

waar heilgen heersers zijn;

nooit gaat de gouden dag hier dicht

in duisternis of pijn.

Daarom kon de psalmist het uitspreken: één dag in uw voor­hoven is mij beter dan duizend elders. Want in het heilig­dom wordt de geest onderwezen door God. In één dag thuis leerde de jongen meer dan jaren in het vreemde land. Niets meer waard, niets meer waard, zo gonsde het in zijn geest; dat was de enige gedachte die hij meenam van zijn verre reis. Dat is niet veel als je daarmee thuiskomt.

Maar nu: nu speelt daar een andere gedachte door zijn geest: hij noemt mij zoon, ik ben zoon, ik ben thuis. Wat bracht die omkeer in zijn geest? Een even simpel als diep geheim: vader sprak.

Nu weet hij: in het verre land was ik verworpen, maar vader nam mij aan. De onderwijzing van vader deed zijn geest goed. En is het in dit verband niet veelzeggend dat God genoemd wordt de Vader der geesten? Hebreeën 12 vers 9 (Heb. 12:09). God wil Vader zijn over uw geest. Hij wil als een vader voor uw geest zorgen.

Er wordt strijd gevoerd om onze geest

Hier zien we de strijd die er gevoerd wordt om onze geest. Waarom ging die jongen naar het verre land? Wat dreef hem? We kunnen letten op wat voor ogen is en vaststellen: hij wilde graag wat van de wereld zien. Hij zocht het avontuur. Maar er was meer: er was een strijd gaande om zijn geest. En zo dreef de duisternis hem voort, totdat hij zou zijn een verworpene en zich een verworpene zou voelen.

Veelal werken de machten der duisternis niet rechtstreeks op onze geest, maar ze proberen invloed te krijgen via ons verstand of ons gevoel. Hun doel is echter, op deze wijze onze geest in te sluiten, te isoleren, te overweldigen.

Overweldigen, dat is het wachtwoord van de tegenstander. Want het briesen der geweldenaars is als een stortbui tegen een muur, zegt Jesaja in hoofdstuk 25 vers 4 (Jes. 25:04); eigenlijk staat er: de geest der geweldenaars. Maar God is een sterkte voor de geringe, een schuilplaats tegen de stortbui, een schaduw tegen de hitte, zo vertelt ons hetzelfde vers.

Wat bedoelt God? Dat onze geest zal zijn een afgezonderd gebied. Een afgebakend terrein. Het is van beslissende betekenis dat we ons dit heel diep bewust worden en dat we dit ook uitspreken voor God, voor onszelf, en ook tegen­over de tegenpartij: mijn geest is gebied voor God. Mijn geest is geen wildernis, mijn geest is niet woest en ledig, zodat alles en iedereen daar vrij toegang heeft; mijn geest is terrein des Heren.

Het is goed dat we onze geest zo leren zien: als een privéterrein van de Koning. Zoals Paulus het zegt tot de Korinthiërs: “Want gij zijt duur gekocht: zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn”

1 Korinthe 6 vers 20 Statenvertaling (1 Kor. 06:20).

Dit is een kardinaal punt: hoe denk ik over mijn geest? Spreek het uit ten overstaan van uw verdrukkers: mijn geest is geen puinhoop, mijn geest is een heiligdom, mijn geest behoort aan God.

Wees u bewust: uw geest is bestemd voor Hem. God is bezig een gebied te reserveren dat alleen van Hem is. Van onze geest moet gezegd kunnen worden wat we lezen in Hoog­lied 4 vers 12: “Een afgesloten hof zijt gij, mijn zuster, bruid, een afgesloten wel, een verzegelde bron”(Hoogl. 04:12). Een hof des Heren. En zoals Adam de opdracht kreeg, de hof te bewaken, zo is het onze roeping, te waken over onze geest. Opdat onze geest zal zijn als een hof waar God kan wonen en wan­delen. Zoals de bruidegom zegt: “Ik ben gekomen tot mijn hof” Hooglied 5 vers 1 (Hoogl. 05:01).

De geest bepaalt ons leven

Een tweede functie van de geest is: geloof. Geloof is: onze geest verbindt zich met de gedachten van God. En een derde functie is: het geweten. Als we deze drie aspecten beschouwen, dan merken we op dat onze geest een dirigerende taak heeft. De geest ontvangt openbaring, onderwijzing, zodat we weten welke koers wij moeten varen; de geest oefent geloof, en geeft daardoor richting aan ons leven; de geest leert ons onderscheiden wat goed is en wat kwaad is. Zo is het de geest die de dienst uitmaakt. De geest behoort te regeren.

De toestand van onze geest is bepalend voor ons leven, voor onze toekomst, voor de gesteldheid van ons lichaam en van onze ziel. Daarom zullen we steeds meer aandacht moeten schenken aan onze geest.

We lezen van Elia hoe hij op een gegeven moment de woestijn in vlucht en zich neerlegt onder een bremstruik. Wat is er aan de hand? Zijn geest is overweldigd door de geest van Izebel. Dat was de grootvorst van de occulte wereld. En we zien: als zijn geest overweldigd wordt, wordt zijn ziel depressief, en zijn lichaam gaat liggen.

Wat doet hij vervolgens? Hij gaat bidden. Maar let eens op wat voor soort gebed er voortkomt uit zo’n neer geknuppelde geest. “Hij begeerde te mogen sterven en zeide: Het is genoeg. Neem nu, Here, mijn leven want ik ben niet beter dan mijn vaderen” 1 Koningen 19 vers 4 (1 Kon. 19:04). Dan kun je tegen zo iemand wel zeggen: Ben je depressief? Dan moet je veel bidden. Maar dat deed Elia al. Alleen, hij bad zichzelf steeds verder de put in.

Het probleem zat in zijn geest. Als een overweldigde geest gaat bidden, komt dat gebed vanuit een negatief klimaat. Iemands gebed draagt het stempel van zijn geest. Elia wordt ingekapseld in het klimaat van slaap en dood. Door zijn gebed haalt hij als het ware de doodsmachten naar zich toe. Zo zijn er vele zaken die alleen opgelost kunnen worden vanuit de geest. Het woord tot Elia luidt: “Sta op en eet”(vs.5).

En dan gaat hij door de kracht van die spijze veertig dagen en veertig nachten tot aan het gebergte Gods, Horeb. Is dit een natuurlijke zaak? Of is hier meer aan de hand? Zien we hier niet hoe het lichaam zich moet onderwerpen aan de geest?

En wat gebeurt er op de berg Horeb? Daar ontvangt Elia openbaring. God komt tot hem en hij ervaart het wezen Gods in het suizen van een zachte koelte; een zachte stilte, staat er eigenlijk. Zo is de Here, zo is zijn wezen. En deze wezensopenbaring van God is voedsel voor zijn verkom­merde geest. We zien hier de wapens van de duisternis: overweldiging en isolement: ik ben alleen overgebleven. We zien hier ook het wapen van God: God openbaart zijn wezen aan je geest.

 

Wegen naar de voleinding

Onder de titel “Wegen naar de voleinding” zijn ook de laatste vijf artikelen van broeder Nico Goverts over het laatste Bijbelboek thans als brochure verschenen.

De serie “Verkenningen rond het boek Openbaring” is nu in drie brochures compleet verkrijgbaar. Zie bladzijde 36. (brochure is digitaal te verkrijgen via webmaster)

1981.11 nr. 220

1981.11 nr. 220

Twintig jaar “Levend Geloof” Van de redactie

Zondag 1 november was het precies twintig jaar geleden dat “Levend Geloof” werd opgericht. Twee maanden later, in januari 1962, verscheen het eerste nummer. Van meet af aan was de opzet een maandblad uit te geven dat op duidelijke wijze de boodschap van het volle evangelie door zou geven. Voor deze boodschap had de Heer mij in de vijftiger jaren de ogen geopend en het is deze boodschap die ook vandaag het gezicht van “Le­vend Geloof” bepaald. Door geestelijke groei van redacteur en redactieleden heeft uiteraard de inhoud van “Levend Geloof” een verdieping onder­gaan, zodat we nu, behalve over de fundamentele dingen van het geloofsleven, ook meer en meer schrijven over het einddoel van het geloof: de volkomenheid in Christus, maar de basis: “het volle evangelie” (de boodschap van het Konink­rijk Gods) blijft onveranderd gehandhaafd. Als we hiervan af zouden wijken, zou iedere bestaans­grond ons ontvallen en zouden we ongehoorzaam worden aan onze opdracht.

We willen daarom ook in de nieuwe periode die nu aanbreekt, gehoorzaam blijven aan deze geweldige opdracht: de verkondiging van het volle evangelie in al zijn facetten, in een voor iedereen begrij­pelijke taal. Juist in deze tijd betekent deze opdracht een enorme uitdaging voor ons om hiermee door te gaan, want helaas zien we ook binnen de Pinksterbeweging de laatste jaren een ‘verslap­ping’ optreden, waardoor sommige geestelijke leiders onder hen, gaan samenwerken met hen die tegen de volle boodschap zijn en er zoveel water in de wijn wordt gedaan dat de boodschap wordt uitgehold. Ook het vast blijven houden aan na­tuurlijke, aardsgerichte leringen en het weigeren gebondenheden af te leggen, zijn hindernissen die die satan welgevallig zijn om de verdere geeste­lijke groei af te remmen. Gelukkig zijn er ook velen die door Gods Geest de ogen geopend worden voor de geweldige realiteit van de boodschap van het Koninkrijk Gods en de ongekende groeimoge­lijkheden die het ingaan op deze boodschap mee­brengt.

We zijn dankbaar dat “Levend Geloof” mag meewer­ken de ogen van steeds meer lezers en lezeressen hiervoor te openen. Meermalen schreven wij dat “Levend Geloof” geen ‘doel’ maar ‘middel’ is – één van de vele – die de Heer gebruiken wil om Zijn doel te bereiken. Toch is het uiteraard be­langrijk dat ook ‘het middel’, in dit geval “Le­vend Geloof”, zo goed mogelijk kan functioneren. Daarom doen wij in deze ‘jubileummaand’ een be­roep op alle lezers en lezeressen van “Levend Geloof” ons te helpen dit te realiseren. Dit kunt u onder andere op de volgende wijze doen:

Door voor onze arbeid te bidden en te danken!

Door het opgeven van proefadressen waar wij “Levend Geloof” gedurende 3 a 4 maanden gra­tis naar toe kunnen zenden.

Door het opgeven van geschenkabonnementen.

Door abonnees te winnen.

Door de afname van losse nummers voor ver­spreiding. (10 exemplaren en meer a 75 ct per exemplaar).

Door de afname van brochures voor versprei­ding . (Ook hier geldt vanaf 10 exemplaren de kortingsprijs).

Door het overmaken van (een) gift(en). Het abonnementsgeld voor 1982 is weliswaar door de sterk gestegen kosten iets verhoogd en be­draagt nu ƒ 15,-, maar dekt maar een klein deel van de werkelijke kosten. Bovendien ontvangen velen het blad gratis, zoals hen die het moeilijk betalen kunnen, zendelingen, predikanten (om hen bekend te maken met het volle evangelie), enz.

Onze mede-redactieleden doen hun werk geheel be­langeloos. Zonder hun medewerking zou “Levend Geloof” niet die veelzijdige belichting van de volle evangelie boodschap kunnen geven als thans het geval is. Zelf zijn wij fulltime bij het werk betrokken doordat wij niet alleen het blad redigeren, maar ook opmaken, drukken, administra­tief verzorgen, enz. Een omvangrijke taak uiteraard, naar die wij met liefde en overgave doen. Het gaat immers om de kostbare boodschap van het volle evangelie van Jezus Christus, de enige boodschap die, in deze tijd van degeneratie en doemdenken, werkelijk waardevol is, omdat het de mensen volkomen vrijmaakt uit satans macht en hen het nieuwe leven van Christus leert kennen.

De periode tot 1 januari, als de 21ste jaargang van ons blad begint, willen wij als ‘actie- periode’ bestempelen. Neemt u de ‘zeven punten’ nog eens door… en mogen wij ook u van u in de komende weken een positieve reactie ontvangen? Bij voorbaat heel veel dank! Uw, in onze Heer en Heiland verbonden,

Getuige van Jezus zijn betekent niet dat we iemand anders onze mening opdring en, maar komt voort uit een hart vol liefde, omdat we zelf Gods liefde hebben ervaren. Paulus zegt dat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest Romeinen 5 vers 5 (Rom. 05:05). Alleen door vol te zijn van de Heilige Geest kunnen we werkelijk productieve getuigen van Jezus zijn, want dan openbaren we niet alleen Zijn kracht, maar ook Zijn liefde.

 

Op weg naar het einddoel door Jan W. Companjen

 

“En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt” Johannes 17 vers 20 en 21 (Joh. 17:20-21).

Johannes toont ons Gods heerlijkheid in Jezus

In het evangelie van Johan­nes vinden wij in volle heerlijkheid uitgedrukt wie Jezus was en is. De eerst­geborene van een nieuw ge­slacht Gods, het vleesgewor­den woord. Hij sprak en han­delde in overeenstemming met hetgeen de Vader van het begin bedoelde. De Vader was in Hem en Hij was in de Va­der, dat wil zeggen die Twee waren uit één Geest. Het Woord Gods is in Christus, een mens van vlees en bloed geworden en is onder ons ko­men wonen. Evenals de andere drie evangeliën beschrijft ook Johannes het leven, de dood en de opstanding van Jezus, maar Johannes ziet meer, hij ziet de Goddelijke heerlijkheid werkzaam in Je­zus, zoals die in het begin bij God was en zoals God de Vader die voor de mens (Je­zus is ook waarlijk mens geworden) bestemd heeft.

Veel meer dan in de andere evangeliën wijst Johannes op de achtergrond van de komst van Jezus. Hij vertelt niet alleen over de wonderwerken van Jezus, maar knoopt er ook een gesprek aan vast waaruit blijkt dat Jezus de grote hersteller is. Hij is het brood des levens. Hij is het licht van deze wereld en uit de opstanding van Laza­rus blijkt dat Hij de op­standing en het leven is.

Hij is Heer over alles, over de wind en over het water, maar ook over de sabbat; al­les is Hem onderworpen.

Deze Jezus is onze Heer, is onze Meester en ons leven. In ons tekstgedeelte wordt verteld dat Hij als eerste het Woord Gods bracht vanuit de innerlijke verbondenheid die er was tussen de Vader en Hem. Zij waren uit één geest. Jezus wist wat de Va­der van Hem wilde. Hij deed geen ding of Hij had het de Vader zien doen. Uit alles blijkt dat Hij handelde in overeenstemming met de wil van God. Het is dan ook geen wonder dat bij de verheer­lijking op de berg, onder andere in Lucas 9 vers 28 tot en met 32 (Luc. 09:28-32) een stem uit de hemel klonk die zei: “Deze is Mijn Zoon, de uitverkorene, hoort naar Hem”. Het is ook een gewel­dig feit, dat helaas pas nu in deze tijd verstaan wordt, dat dit evangelie ook ons evangelie is. Wij mogen thans, in deze tijd, ons aan de grote waarheid vasthouden en opgroeien in wijsheid en grootte en genade bij God en de mensen, zie ook Lucas 2 vers 52 (Luc. 02: 52) .

God wil ons leiden naar de waarheid en volkomenheid

Dan kan ook waar worden wat in ons tekstgedeelte staat dat Jezus niet alleen bad voor zijn discipelen van toen, maar ook voor hen die door zijn woord tot geloof in Hem gekomen zijn. Dan zal en kan de grote opdracht waar worden dat wij volkomen in Hem en de Vader zullen zijn. Dan worden wij niet langer heen en weer geslin­gerd door allerlei geesten van leer, maar dan worden wij door één Geest geleid tot de volle waarheid en tot de volkomenheid die er is in onze Leidsman Jezus Chris­tus. Dan zal het alles uit Hem genomen worden zoals Hij het uit de Vader nam.

Ik wil in dit verband en met hetgeen komen gaat u nog eens wijzen op de geschiede­nis van de dorre doodsbeen­deren (Ezechiël 37). Er zijn er misschien nog velen onder u die zeggen: “Het dal is nog vol dorre doodsbeende­ren. Ik zie nog zo weinig van de Geest”. Nu bij Eze­chiël was dat ook zo. Hij zag eerst de dorre doods­beenderen. Dan komt de op­dracht van de Heer: “verza­melen en herbouwen”. De dor­re doodsbeenderen worden weer lichamen, gemeenten, groepen van gelovigen en dergelijke. Daar gaat Gods Geest in werken en daaruit worden de zonen Gods gebo­ren omdat zij, door Gods Geest geleid, komen tot het volmaakte doel der mensen.

De tempelbeekgeschiedenis uit Ezechiël 47 spreekt dezelfde taal. De tempel Gods, en dat zijn wij, is de woonstede Gods. Ezechiël ziet dit visioen toen hij in Babel in ballingschap was. Hij was één van de velen van een volk zonder verwachting, zo­als ook nu velen zijn. Maar als alles donker is, ziet men de meeste sterren, ja dan komen als het ware de sterren te voorschijn.

Bent u ook zo’n ster, bent u ook al lichtgever in deze tijd? Of verwacht u het nog van een ander? De terugkeer van Jezus of het herstel van de joodse staat, bijvoor­beeld? Het wachten is op het openbaar worden van de zonen Gods en dat bent u, dat ben ik. Wij mogen samen een tempelbeek gaan vormen en die tempelbeek zal geven: leven, genezing, herstel, enz. Wij hebben dan de wet Gods in ons om zijn opdrachten uit te voeren. Israëls tempel­dienst in het oude testament was een heenwijzing daartoe. De schaduw wordt dan werke­lijkheid.

Dan worden wij niet meer meegenomen aan de hand van een ander, maar dan worden wij geleid door de wetten Gods in ons hart en in ons verstand. Dan komt het ware volk Gods te voorschijn dat eeuwenlang verborgen is ge­bleven. Israëls tempel werd gebouwd van natuurlijk ma­teriaal. Wij bouwen de tem- 8 pel Gods op in onze geest. Tezamen met Gods Geest komen wij tot*de bouw van Gods tempel. Dan gaat die tempel leven en dan gaat er iets gebeuren. Dorre doodsbeende­ren komen tot leven en uit de tempel gaat levend water vloeien. Een heilige tempel geeft een heilige stroom. In de tempel van Salomo werd drie keer per dag geofferd, maar in de tempel van de Geest zal een voortdurend dankoffer worden gebracht. Het lof zingende volk van God, dat woont en geboren is in de stad Gods, het hemelse Jeruzalem, dat onze moeder is.

De mens is geroepen om geestelijk te leven

Dat volk des Heren zal vol zijn van de kennis des Heren met het gevolg, dat de aarde ook vol zal worden van de kennis des Heren. Wij willen Hem gelijkvormig worden, nu dan moeten wij ook in alles Zijn weg gaan en dat is de weg des Geestes. Dat is luisteren naar zijn stem, oren om te horen en ogen om te zien.

Als je zo het evangelie van Johannes leest, dan zie je dat het gaat om het Geeste­lijke leven waartoe de mens geroepen is. Het gaat om het brood dat uit de hemel is neergedaald, Jezus Christus. Zijn woord is ware spijs en zijn bloed is ware drank.

Keren wij nu terug naar de tekst boven dit artikel. Dat gaat over het bidden van Je­zus en het één worden met Hem. Hij bidt voor ons tot de Vader dat wij de volkomen weg vinden zullen. En, broe­ders en zusters, geloof mij, dit gebed wordt verhoord. Het is de wil van de Vader dat het alles in de Zoon en in zijn Lichaam, de Gemeente volbracht wordt. Zijn Ge­meente is dat volk die de weg vindt om geestelijk in Hem op te gaan. Daar heeft één of andere aardse organisatie niets mee van doen. Hij zoekt een volk dat Hem aanbidt in Geest en waarheid. Met dat volk heeft Hij een verbond gesloten, dat is in zijn bloed. Niets dat wij er als mens van gemaakt hebben zal van waarde zijn. Het gaat om het al of niet aanne­men van de weg: Jezus Christus. Is Hij reeds uw Leids­man, bent u reeds met Hem op weg? Zo ja, dan zal Zijn toekomst uw toekomst zijn. Dan kan het niet meer mis gaan in uw leven. Eén van de eerste grote waarheden is namelijk dat wij, hetzij wij leven of hetzij wij sterven, van de Heer zijn. Vanuit die zekerheid gaan wij verder. Wij zullen moeten weten wie Hij is. Dat is een levens­proces en een voortgang naar een steeds meer kennen van

Hem, omdat wij steeds meer het Woord Gods verstaan en in ons opnemen. Het licht zal steeds helderder stralen en het groeiproces is reeds in volle gang.

De eindtijdgemeente zal het grote einddoel bereiken

En nu de praktijk. Velen vinden hetgeen zij in dit artikel lezen veel te opti­mistisch. Het is voor hen allemaal rozengeur en mane­schijn. Het evangelie is voor velen een aards gebeu­ren geworden waar niets meer van te verwachten is. Alleen de komst van Jezus, Zijn te­rugkomst, kan nog redding brengen. Er staat echter ge­schreven dat Hij ons met zijn Geest zal leiden naar de volle waarheid. Die Geest zal met ons zijn tot aan de voleinding. En wat onze toe­komst betreft staat er ge­schreven dat wij onze hoofden moeten oprichten en niet moeten laten hangen. Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord, dat heeft Hij in het vooruit­zicht gesteld voor hen die Hem liefhebben. Mijn opti­misme is daar nog maar klein bij. Wij zullen weer hemels moeten leren denken, dan kunnen wij ook hemels hande­len en wandelen. Juist dat kleine denken, dat afwach­tende en dat onzekere, heeft er toe bijgedragen dat de kerk en de wereld denken dat wij een dode God hebben. De Jezus die voor ons stier/ is opgestaan en Hij is nu onze Heer en Leidsman opdat het werk wat Hij begonnen is te doen, zie Handelingen 1 vers 1 (Hand. 01:01) door ons volbracht zal worden. Daarom zegt het Schriftwoord: “Ontwaakt gij die slaapt en sta op uit de dood en Christus zal over u lichten”.

Hij zal ons voorgaan. Zijn toekomst is onze toekomst en wij mogen, ja moeten zelfs, in zijn spoor gaan. Dan pas, ja dan voldoen wij aan de roeping waarvoor Hij ons ge­schapen heeft. Ga er ook niet negatief tegen aan staan met de gedachte dat er nu, vandaag wat gebeuren moet. Als u wat vandaag wilt doen komt u bijna voor 100% uit op hulp op het horizon­tale vlak, zoals dat door evangelische kerken wordt gebracht. Ik wil u echter verzekeren dat wij als eind- gemeente tot meer geroepen zijn. Het gaat Hem om ons leven en om ons gehele zijn. Zoals de Vader Jezus leidde, zo wil Hij ons met zijn Geest leiden tot de volle waarheid en tot het grote einddoel. Levende christenen die weten en ervaren dat de Vader en Jezus in hen is. Vanuit hun innerlijk geleid, horende naar de stem van de Meester, zullen zij als zonen Gods functioneren.

Daar, voor dat doel, moeten wij komen open te staan, zo­als een bloem openstaat om het zonlicht op te vangen. Dan zullen wij, net als Ma­ria, de Zoon Gods, Jezus Christus, in ons ontvangen en openbaren. Die groei in ons vraagt tijd. Laat dat leven in u dan ook rijp wor­den, des te heerlijker zal het straks in het openbaar worden ter verheerlijking van Zijn Naam.

 

 

Opnieuw beginnen’ door Jan W. Companjen

Als iemand na een hartinfarct uit het ziekenhuis wordt ontslagen, krijgt hij of zij een boekje mee met allerlei raadgevingen. Dat boekje heet: “Opnieuw beginnen”. Het is een zeer toepasselijke titel want het is inderdaad zo dat je bij een hartinfarct er een zeer bijzondere ervaring hebt bijgekregen. Een hartinfarct is namelijk een beleving op de grens van leven en dood. Over die beleving wil ik nu graag mijn getuigenis geven, omdat mij dit namelijk persoonlijk overkomen is.

Ik ben werkzaam bij de Haagse politie en wel op een recher­che afdeling, waar de laatste tijd talrijke problemen op ons afkwamen, waar we dag en nacht mee bezig waren. Kortom een jachtig en druk leven met weinig tijd om tot rust te komen. Als je zo intens bezig bent, dat je de dingen niet meer los kunt laten, ga je zondigen tegen je lichaam, je vergt er veel te veel van, met het gevolg dat je vroeg of laat ‘afknapt’. Een stuk menselijke verantwoordelijkheid die we niet mogen vergeten als er eens wat lichamelijk met ons aan de hand is. Ik zelf wil hierbij graag erkennen dat ik in deze ook behoorlijk over de schreef ben gegaan. Maar prijs de Heer, Hij liet ook in deze dingen alles medewerken ten goede en redde uit alle nood. Alles kon als het ware weer eens opnieuw op een rijtje worden gezet en ook ik kon weer ‘opnieuw’ beginnen.

Begin juli j.l. werd ik voor een hartonderzoek opgenomen in het ziekenhuis. Na een onderzoek van drie dagen, waarin al­le functies van het hart en de kransslagaders onderzocht waren, kreeg ik in het ziekenhuis, op een moment dat nie­mand dat verwachtte, een infarct. Het was tegen de tijd van het avondbezoek en juist toen de aanval op z’n hevigst was kwamen mijn vrouw en mijn kinderen op bezoek. Doktoren en zusters waren druk met mij bezig, met het gevolg dat zij niet zagen dat mijn bezoek binnen kwam. Zij werden niet weggestuurd, maar mochten even bij mij komen. Het was voor mij een geweldige ervaring dat het zo geleid was door de Heer, dat zij toen juist op dat moment de handen op konden leggen en met mij konden bidden. Het gaf mij op dat moment de zekerheid dat alles goed zou komen en dat de strijd op leven en dood, die toen nog in volle hevigheid woedde, met s ‘ Heren kracht zou worden gewonnen. Wij hebben een mach­tige Heiland die ons overal doorheen helpt. Dat mocht ik ook ervaren in de daarop volgende nacht, toen de gehele nacht de strijd nog voortduurde tegen de doodsmachten, die zich niet zomaar gewonnen gaven. De volgende morgen om on­geveer zes uur was de strijd gestreden en vanaf dat moment is de genezing probleemloos geweest. Het is werkelijk een feest te merken hoeveel broeders en zusters in zulke mo­menten voor je op de bres staan en je met hun gebeden bij­staan. Ik heb dit ervaren als een zeer grote realiteit die machtig werkt en je de zekerheid, het geloof en het ver­trouwen geeft dat een volledige genezing je zal geworden. Een tekst als ‘houdt het voor louter vreugde indien je verzocht wordt ‘ krijgt inhoud omdat de verzoeking goud te­voorschijn heeft gebracht. Het geloofsleven met Jezus Christus, onze Heer, heeft mij geleerd dat Hij niet straft maar rijkdom geeft met een nieuw begin, waarbij weer alles opnieuw op een goede volgorde is gezet.

Maar niet alleen ik werd als het ware op engelenhanden ge­dragen. Ook mijn vrouw kreeg veel geestelijke steun tot opbouw van haar geloof. Zij kreeg heerlijke bemoedigingen in Woord en daad, waarin het spreken en handelen van de Heer duidelijk werd onderkend. Inderdaad moet een christen nooit ophouden te geloven in het wonder. Gelooft men niet meer in het wonder van verlossing en genezing, dan gelooft men ook niet meer dat God, God is. Deze woorden en vele andere belevenissen hebben ons samen, mijn vrouw, ikzelf en onze kinderen, laten ervaren dat wij een machtige en trouwe Heiland dienen. Hij is met Zijn Volk op weg naar een groot doel, waaraan wij ook mogen meewerken. Geprezen zij Zijn Naam.

 

De geest van verblinding door Nico Goverts

 

Bij de profeet Jesaja vinden we een merkwaardige uit­spraak in verband met mensen die zich met afgoden verbin­den: “Zij hebben geen kennis en geen inzicht, want hun ogen zijn dichtgestreken, zodat zij niet zien; hun harten, zodat zij niet be­grijpen” Jesaja 44 vers 18 (Jes. 44:18).

Hun ogen zijn dichtgestreken. Ze onderkennen niet, ze onderscheiden niet, want dicht gekleefd zijn hun ogen, zegt een andere vertaling. Niet is kennis daar, niet onderscheiding.

De strijd tegen de machten der verblinding

De grootste strijd die de gemeente te voeren heeft, is de kamp tegen de machten der verblinding. Het is een le­vensnoodzaak dat we deze tactiek van de tegenstander leren onderkennen.

Wanneer Jezus met zijn dis­cipelen het meer opgaat, dan spreekt Hij tot hen: “Laten we oversteken naar de over­kant” . Dat was een woord van geloof. Jezus wist als mens Gods wat Hij deed. Hij zei dit niet op goed geluk, op hoop van zegen. Het was voor Hem geen experiment. Zo in de trant van: laten we het eens proberen, misschien ko­men we aan de overzijde aan, en anders pech gehad. Neen, het was voor Hem een zeker­heid, een profetisch woord. Zo sprak Jezus in diepste zin al over de gemeente van de toekomst. Er zal een volk zijn dat de overkant be­reikt. Jezus heeft in het voorafgaande gedeelte van Markus 4 immers juist ge­sproken over de groei van het koninkrijk Gods. Het zal een boom worden. Dat was de boodschap.

En dan steekt de storm op.

Typisch beeld van de eind­tijd. De gemeente in de storm. Dit is niet zomaar een losstaand verhaal; dit heeft direct te maken met het thema dat Jezus zojuist behandeld heeft: de voort­gang van het rijk Gods. De weg naar het Godsrijk is al­tijd een weg door de storm. Wie graag wil dat het konink­rijk groeit, krijgt te maken met tegenkrachten. Hoe meer koninkrijk, des te meer storm.

De opzet is duidelijk: Jezus bevindt zich hier met alle apostelen in één boot; dit is een unieke kans voor de boze om heel het wordende Godsvolk in één klap de grond in te boren. Deze storm 14 is zonder meer een frontale aanval op het plan Gods. De poorten van het dodenrijk zouden hier in één nacht de totale gemeente kunnen over­weldigen.

Maar wat in dit verband het meest opvalt, is de reactie van de discipelen. Paniek. En niet slechts bij enkelen, maar bij alle twaalf. Voor hen staat de afloop al vast: wij vergaan. Dit is het ein­de.

Wat is hier aan de hand? Toeval? Hier zit duidelijk meer achter. Dit is pure verblinding. Twaalf flinke mannen zien het niet meer. Ervaren vissers staan als lamgeslagen. Wat gebeurt hier? Zij worden overweldigd in de geest. Zij zien niet meer God, zij zien niet meer Jezus, zij zien niet meer het woord waar de reis mee begon: over naar de overkant! Zij zien slechts de storm.

De tactiek van de vorst der duisternis

Let erop wat zich hier vol­trekt. Dit is het beeld van de eindtijd. De boze gaat rond om te verblinden.

Vaak wordt de tekst geci­teerd: “De duivel gaat rond als een brullende leeuw”. Maar wat betekent dat? Wan­neer brult de leeuw? Als hij op het punt staat zijn prooi te bespringen. En waarom brult hij dan? Om door dat angstwekkend stemgeluid zijn slachtoffer te doen verstij­ven. Als verlamd, stokstijf blijft het arme dier staan, het krimpt ineen, aan de grond genageld, niet in staat nog een vin te verroe­ren.

Dat is de tactiek van de vorst der duisternis. De enige die niet verblind werd, was de ware mens Gods. Jezus gaat daar staan op dat schip en onderkent de situatie. Hij ziet het voor zich: twaalf benauwde mannen, het noodweer, de golven. Maar Hij ziet niet alleen. Hij doorziet. Hij proeft de ver­blinding die over deze leer­lingen is heengeslagen. Hij onderkent hoe hun geest be­zweken is voor het geweld van de boze. Hoe hun ogen dichtgestreken zijn.

Spreuken 3 vers 25 (Spr. 03:25) zegt: “Vrees niet voor plotselinge schrik”. Jezus staat daar en wat doet Hij? Hij ziet ook wat en wie er achter die storm zit. Dit is niet maar een samenloop van omstandig­heden. Dit is storm met voorbedachte rade. Dit is noodweer in de dubbele bete­kenis van het woord. Niet alleen maar noodweer in de zin van regen en wind, maar ook noodweer in de zin van de boze die zich in het nauw gebracht voelt en nu zich gaat verweren. De duisternis stelt zich te weer tegen het oprukkende Godsrijk. De machten slaan van zich af. Zij proberen het Godsvolk met blindheid te slaan. Geen visie meer. En geen visie betekent: geen toekomst meer. De toekomst slaat dicht. Het is duidelijk een worsteling in de geest. De gemeente moet het dodenrijk in.

We zien het verband: ver­blinding leidt tot het do­denrijk. Daarom moeten we in de gaten hebben waar het be­gint. Waar zit de wortel? Als de boze ons niet tot zonde kan brengen, neemt hij een meer trefzekere tactiek ter hand: Hij tracht ons te slaan met blindheid.

Als de mens Gods zijn machtswoord spreekt …

Jezus staat daar en spreekt. Hij spreekt een machtwoord. Dit woord heft Hij op tegen de storm in. Zoals van God geschreven staat: “Hij ge­bood en het stond er” Psalm 33 vers 9 (Ps. 033:009) . En dezelfde psalm ver­meldt: “Hij verzamelt het water der zee als een dam”, Psalm 33 vers 7 (Ps. 033:007). Een andere verta­ling zegt: “De wateren der zee stapelt Hij stuwdamach­tig op”. Zoals God, zo ook de Zoon des mensen. Jezus heeft het van de Vader ge­leerd. Hij is de volleerde Leerling Gods. Zijn woord is als een dam, een stuwdam die het water stuit. Dit macht­woord heerst. Het machtwoord van de mens Gods stelt paal en perk. Zoals de Geest in aloude tijden streed tegen de krachten van de chaos, zo neemt de mens nu deze strijd over. Jezus is immers door de Geest geleerd.

Psalm 33 vervolgt: “De Here verbreekt de raad der vol­ken”. Ook hier, op het meer, gebeurt het: de Zoon des men­sen verbreekt de raad der te­genkrachten. Maar dan ook: de raad des Heren houdt eeuwig stand. Ook dat beeldt Jezus hier uit. Immers, zijn raad was: oversteken naar de over­kant. Deze raad houdt stand tegenover alle onraad. De bo­ze moet erkennen: de ware mens Gods laat zich niet verblinden.

Want zegt Psalm 33: “des He­ren woord is waarachtig”. Letterlijk staat er: “des Heren woord is rechtuit”. Recht door zee, zouden we haast in dit verband kunnen zeggen. Geen zee, geen water­geweld, geen storm kan het woord van de Koning stuiten. Jezus gaat met zijn macht­woord dwars door de storm heen; Hij breekt erdoor.

Een les voor de discipelen; een les voor ons. Later zijn de apostelen opnieuw op het meer. Over het water komt de Meester de zijnen achterop. En de reactie? Toen de dis­cipelen Hem over de zee za­gen gaan, waren zij verbijs­terd. Wat is dat? Toch niets anders dan pure verblinding. Hun geest slaat dicht. Al­leen maar spoken zien, wie kan daar belang bij hebben? Wie anders dan de leugenaar van den beginne. Ze zien al­leen golven, tegenwind, te­genkrachten, en een spookach­tige verschijning. Schrik­beeld in de nacht. Ze schreeuwen het uit. Dit is het einde van de wereld. De verschrikking van de nacht.

Merkwaardig dat Psalm 91 juist hierover een belofte geeft: “Gij hebt niet te vre­zen voor de verschrikking van de nacht” Psalm 91 vers 5 (Ps. 091:005). “Voor de pest die in het duister rondwaart” Psalm 91 vers 6 (Ps. 091:006).

Het Hooglied spreekt over de helden uit Israël, allen het zwaard houdend, geoefend ten strijde, elk met het zwaard aan zijn heup vanwege de ver­schrikking van de nacht. Hooglied 3 vers 7 en 8 (Hoogl. 03:07-08). Jezus was zo’n held uit Israël, uit het Israël Gods. Hij had het zwaard des Geestes aan zijn heup, vanwege de schrik in de nachten. Daarom werd zijn heup niet ontwricht. Daarom stond Hij, en bleef Hij staande, tot het einde toe.

De verschrikking van de nacht: dat is de verduiste­ring van je geest. Je weet het niet meer, je kunt het niet meer pakken. Je gedach­ten een draaikolk: waar is God? Waar ben ik? Waar ga ik heen? Wat moet ik doen? Hoe kom ik hier uit?

Bezorgdheid is verblinding

Het is niet toevallig dat Jezus in zijn onderricht zo gewaarschuwd heeft tegen be­zorgdheid. “En Hij zeide tot zijn discipelen: Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd” Lucas 12 vers 22 (Luc. 12:22). ‘Daarom’: dat haakt in op het verhaal van de rijke dwaas. Waarom is bezorgdheid zo’n ernstige zaak? Omdat daardoor de mens ten onder wordt gebracht. De geest van de mens wordt krom gesloten. Bezorgdheid legt zich als een macht over de mens. Het is als een ver­stikkende deken die drukt op je geest.

Het wezen van bezorgdheid is ten diepste: verblinding. Men ziet niet meer wie God is. Andere góden vullen het beeld. Na de storm sprak de Meester tot zijn leerlingen: “Waarom zijt gij zo be­vreesd? Hoe hebt gij geen geloof?” Problemen werken als oogkleppen; ze zetten je blik vast. Ze fixeren het oog. “Dan trekt men rond, ge­drukt en hongerig, en wan­neer men hongert, zal men in woede uitbarsten, en zijn koning en zijn God vervloe­ken; en men zal de blik om­hoog richten en men zal naar de aarde schouwen, en zie, benauwdheid en duisternis, beangstigende donkerheid, en in duisternis is men versto­ten” Jesaja 8 vers 21 en 22 (Jes. 08:21-22).

En wat is het antwoord? “Tot de wet en tot de getuige­nis!” roept Jesaja (vers 20). Tot de onderwijzing, bete­kent het eigenlijk. De on­derwijzing Gods doorbreekt de spiraal. God geeft getui­genis, en wel van de waar­heid. Gods getuigenis breekt het web van de boze.

Het volk Israël staat vlak voor Kanaän. Op de drempel van een nieuwe tijd. Het heil is nabij. En wat lezen we dan? “Toen verhief de ge­hele vergadering haar stem en het volk weende in die nacht” Numeri 14 vers 1 (Num. 14:01). Wat gebeurt daar? Een hele natie in tranen. In het zicht van de haven gestrand. Waarom? Wat anders dan de geest van verblinding. Wat zien ze? Reuzen, niets dan reuzen. God is volledig buiten het beeld. Ze weenden in die nacht: een donkere nacht, donkerder dan het ooit was in Egypte, was die nacht op de grens van het land der belofte. En waarom? Men zag geen belofte meer, heel het volk was overweldigd door de verschrikking van de nacht. De bezorgdheid om de toe­komst. Er was geen toekomst meer. Morgen komt niet, al­leen nacht.

Merk op hoe een heel volk verblind kan worden. Hier is het zonneklaar welk wapen de boze hanteert in de strijd om de erfenis: het is het wapen van verblinding.

Opeens zag je het niet meer. Opeens was daar die sluipen­de gedachte: het wordt toch niets. Het heeft allemaal toch geen zin. Waar doe ik nog mijn best voor? Ik word toch niet meer beter.

Verblinding veroorzaakt beschuldiging

Wie verblind wordt gaat an­deren beschuldigen. De dis­cipelen zeiden: “Meester, trekt Gij er u niets van aan?” De Israëlieten morden tegen Mozes en Aaron. De an­der krijgt de schuld. Het ligt aan de omstandigheden, het ligt aan de broeders en zusters, dat ik niet vooruit kom. Ik wil wel maar alles en iedereen zit mij dwars. Men gaat leven in een sfeer van verdachtmaking. Argwaan, achterdocht vieren hoogtij. Zelfs Jezus wordt aange­klaagd: U trekt zich er ook niet veel van aan. De Mees­ter heeft blijkbaar ook al geen medelijden. En zo woe­kert de verblinding voort.

Kaleb werd niet verblind. Waarom niet? Hij had een an­dere geest. Dat was zijn ge­heim. De laatste gemeente zal een volk zijn met een andere geest. We zien: de strijd om Kanaan was en is een strijd om de geest. De Enakieten hoefden helemaal niet te gaan vechten tegen de Israëlieten. Zwaard en speer kwamen er niet aan te pas. De strijd werd geleverd in de geest van het volk. In de geest werden ze gevloerd.

Kaleb had een geest met in­houd. Zo wordt de strijd om Kanaän gevoerd. Zalig is hij die het woord hanteert. Hij klieft vuurvlammen. Zo gaat het Godsvolk door de ver­schrikking van de nacht. Zij doen wat Jezus deed, zij zijn als Hij. Zij staan in de storm en spreken het woord. En als zij volhard’ hebben het woord te spreken, dan is de nacht voorbij. Dan is de storm ten einde. Dan rest er niets meer dan te zingen,- Heer, dan is uw pleit beslecht.

 

Zijn christenen superieur? Door Gert Jan Doornink

Voor vrijwel alle mensen is het een vanzelfsprekende zaak dat iets superieur moet zijn. Wij denken aan de producten en artikelen die wij kopen. Niemand wil iets van inferieure kwali­teit. Als wij iets kopen, waarvan de kwaliteit infe­rieur is, voelen wij ons bedrogen en vragen vervan­ging of schadevergoeding.

Op elk terrein van de sa­menleving speelt superio­riteit een belangrijke rol. Om in deze wereld vooruit te komen, moet men superi­eur zijn. Wil men iets be­reiken, wil men een goed betaalde baan hebben, wil men zo mogelijk de top van de ladder bereiken, dan zal men moeten streven superi­eur te zijn. Opleiding, hard werken en doorzet­tingsvermogen zij daarbij elementen die noodzakelijk zijn. De meeste mensen zul­len daaraan het woordje ‘geluk’ nog toevoegen. Naar dat is iets wat men niet in de hand heeft, wordt dan vaak opgemerkt, waarbij dan onbewust het negatieve ge­loof in het (nood)lot een rol speelt.

“Carpe Diem”

Daarbij komt nog – als men tenminste de dingen eerlijk onder ogen wil zien – dat de meeste mensen zich heel goed bewust zijn dat alles, wat men in deze wereld be­reiken kan, maar tijdelijk is. De gedachte dat bij de dood alles uit, doet velen leven onder het motto: “Carpe Diem” (“Pluk de dag”), met andere woorden: haal uit het leven wat er uit te halen is.

Iedereen die zo leeft en het leven zo beschouwt, heeft nog niet het échte leven leren kennen. De Bij­bel zegt immers: “De wereld gaat voorbij en haar bege­ren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid” 1 Johannes 2 vers 17

(1 Joh. 02:17).

De wil van God doen, daar, gaat het om, wil men werkelijk superieur zijn, wil men “Goddelijke superiori­teit” bezitten. En die is van totaal andere ‘kwali­teit’ dan wat de wereld onder superioriteit ver­staat .

Als Paulus voor de Areopagus in Athene staat spreekt hij over het feit dat ieder mens van Goddelijk geslacht is: “Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij” Handelingen 17 vers 18 (Hand. 17:28). En Gene­sis 1 vertelt ons dat wij geschapen zijn naar Gods beeld, dat wil zeggen goed en volmaakt.

Satan heeft helaas dit ge­schapen zijn naar het beeld van God en dus behorend tot Zijn familie, aangetast en beschadigd, met het gevolg dat de mens niet meer de wil van God doet, maar on­der de invloed van de vorst der duisternis is terecht­gekomen met alle negatieve gevolgen van dien. Hij be­werkt een verkeerd gerichte superioriteit bij de mensen wat zich uit in hardheid en liefdeloosheid.

Toch behoeft dit niet zo te blijven. Want de mens­wording van de Zoon van God, geeft ieder mens de mogelijkheid weer werkelijk ‘mens’, te worden, waardoor men gaat inzien dat men, naar zijn oorsprong, niet bij satan maar bij God thuis hoort. God heeft de mens geformeerd God heeft hem superieur gesteld in Zijn schepping!

Gemeenschap met God

Doordat satan ‘in de mens’ woning zocht om zijn vernie­tigend werk te doen, kwam hij in feite in Gods Konink­rijk infiltreren. God ontnam hem dat recht en daarom zond Hij Zijn Zoon in deze we­reld. 1 Johannes 3 vers 8 (1 Joh. 03:08) zegt: “Hier­toe is de Zoon van God ge­openbaard, opdat Hij de wer­ken des duivels verbreken zou”.

Wie eenmaal dit in zijn le­ven heeft ontdekt en aan­vaard, dat wil zeggen: wie Jezus Christus heeft aan­vaard als Verlosser en Be­vrijder, leert verstaan wat werkelijke gemeenschap met God betekent en kan met Johannes zeggen: “Onze gemeen­schap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus”

1 Johannes 1 vers 3 (1 Joh. 01:03).

Dat is de boodschap van de Gemeente van Jezus Christus ook in deze tijd! Een bood­schap die ver uitgaat boven alles wat maar denkbaar is of wat een verwaterd naam- christendom ons wil doen ge­loven. De boodschap ook die het werkelijke Christendom het superieure geloof doet zijn en een geloofsbeleving naar de wil van God moge­lijk maakt! De boodschap die de opvatting van de mo­derne theologen als zouden alle godsdiensten van ge­lijke waarde zijn, ontmas­kerd als een leugen uit het rijk der duisternis. Satan zal er alles aan doen het christelijk geloof van zijn superieure basis af te halen. Het is daarom van het allergrootste belang dat de werkelijke christe­nen er alles aan doen om de gemeenschap met God zo in­nig en hecht mogelijk te maken, door vol te zijn van Gods woord en de Heilige Geest.

Helaas zijn er vele chris­tenen die zich niet uitstrekken naar deze volkomen gemeenschap. Het gevolg is dat zij worden gemanipuleerd door satan en zich daardoor verzetten tegen de werkelij­ke openbaring van Gods Ko­ninkrijk.

Een christen die echter leeft in voortdurende ge­meenschap met God is zich meer en meer bewust van zijn superieure positie: In Christus is hem de volheid Gods geschonken. In Christus is hij superieur ten opzich­te van de machten duister­nis. In Christus gaat hij ten volle ontdekken en beleven te – behoren tot het ge­slacht van de levende God! Want de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid!

 

De wereld is bezig aan zijn laatste 20 jaar door Sicco Manshott

Als we de oud-minister van Landbouw en oud E.E.G. commis­saris dr. Sicco Manshott moeten geloven is de wereld bezig aan zijn laatste twintig jaar. In een interview, met een verslaggever van de “Zwolse krant”, toonde hij zich uiterst pessimistisch over de toekomst. Crises, rampen en wellicht één grote catastrofe zullen ons teisteren… “Ik ben geen doemdenker, maar realist”, zei Manshott. Maar dan is dit geen realisme uit God, zouden wig daaraan toe wil­len voegen. Want de Bijbel zegt dat de werkelijkheid (re­aliteit) van Christus is.’ Kolossenzen 2 vers 17 (Kol. 02:17). Wie Christus kent en volgt heeft geen angst voor de toekomst. Hij gaat niet on­der in at het negatieve wat er in de wereld gebeurt en nog gebeuren gaat, omdat hij zijn plaats met Christus heeft ingenomen in de hemelse gewesten, waardoor hij geestelijk onaantastbaar is.

 

Een aangezicht zonder bedekking door H. J. Scholten

 

“En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen be­dekking meer is, de heer­lijkheid des Heren weer­spiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heer­lijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is” 2 Korinthe 3 vers 18 (2 Kor. 03:18).

Van het natuurlijke naar het geestelijke

In bovenstaand Bijbelgedeelte spreekt de apostel Paulus over een aangezicht zonder bedekking. Wat is er dan verdwenen en waaruit bestond deze bedekking? Het is een bedekking die de heerlijk­heid des Heren tegenhoudt. In dit hoofdstuk van de tweede Corinthiërsbrief toont de apostel de tegen­stelling aan van het oude en het nieuwe verbond. Het eerste heeft met het natuur­lijke en het tweede met het 22 geestelijke te maken. Met het nieuwe verbond is er zo iets heerlijks gekomen en wie werkelijk leeft in dit nieuwe verbond en de ontzag­lijke rijkdom ervan ervaart, diens aangezicht gaat stra­len. Het Goddelijk zonlicht breekt door en vindt zijn weerkaatsing op het gelaat van de nieuwtestamentische gelovige. Het heeft alles te maken met het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is. 2 Korinthe 4 vers 4 (2 Kor. 04:04).

De heerlijkheid van God straalt in volle kracht op het aangezicht van Christus en het grote wonder van de liefde van God doet deze heerlijkheidsglans weer stralen op het aangezicht van de kinderen Gods. Elke bedekking is bij hen ver­dwenen omdat ze leven met de Geest des Heren en ze ervaren de vrijheid van de heer­lijkheid van de kinderen Gods.

In 2 Korinthiërs 3 gaat het over de bediening van de Geest. Het oude verbond noemt Paulus de bediening des doods. Hiervan moet een volkomen bevrijding zijn al­vorens men de heerlijkheid des Heren kan weerspiegelen. Dit gebeurt door een radicale bekering tot Jezus Chris­tus die uitloopt op een geestelijke wedergeboorte. Waar ‘Mozes’ nog wordt voor­gelezen ligt een bedekking (deksel) op de harten en dit houdt de heerlijkheid des Heren tegen. Men verkeert nog in de bediening die ver­oordeling brengt, waardoor men met een verkeerd Gods­beeld blijft zitten en men tegen God opziet als een God van toorn en wraak. Angst voor deze God sluimert op de bodem van het hart. Wie ‘naar de letter’ nog bezig is met het oude testament is niet vrij van bedekking en kan zich niet geestelijk ontplooien in het Koninkrijk van God. Zulke mensen leven met een geestelijke kort­zichtigheid en ontwaren te weinig het schijnsel van het evangelie der heerlijkheid.

Door waarachtige bekering en wedergeboorte komt men het Koninkrijk Gods binnen en men ervaart de vrede van God die alle verstand te boven gaat. Het is een Koninkrijk met een hemelse lichtglans en dan eerst verstaat men de geestelijke diepte van Psalm 43 vers 4 berijmd:

“Dan ga ik op tot Gods altaren,

tot God, mijn God, de bron van vreugd”.

Gods altaren vormen een stichting die ligt op heilige bergen. Psalm 36 vers 10 (Ps. 036:010) luidt: “Want bij U is de bron des levens; in Uw licht zien wij het licht”.

De heerlijkheid des Heren weerspiegelt zich in ons

Als we goed nadenken over een aangezicht zonder bedek­king komen we onder de in­druk van Gods liefde macht. Een aangezicht zonder bedek­king is een volkomen open aangezicht met heldere, stralende ogen. Christus heeft een gestalte in ons gekregen en Zijn ogen worden onze ogen. De Spreukendich­ter zegt: “Vriendelijk stra­lende ogen verheugen het hart”.

In Matteüs 6 vers 22 en 23 (Matt. 06:22-23) zegt Je­zus: “De lamp van het lichaam is het oog. Indien dan uw oog zuiver is, zal geheel uw lichaam verlicht zijn; maar indien uw oog slecht is, zal geheel uw lichaam duister zijn”. Paulus spreekt over de heer­lijkheid van Christus en dit evangelie predikt hij. Het is zijn lust en zijn leven. Het evangelie van het Koninkrijk bestaat uit meer­dere facetten en het heer­lijkste facet is wel: de heerlijkheid van Christus die het beeld Gods is.

De betekenis van het woord ‘heerlijkheid’

Wat betekent eigenlijk het woord ‘heerlijkheid’? In het Hebreeuws luidt dit woord ‘kabod’. Men vertaalt dit woord wel eens met de volgende betekenis: Heer­lijkheid is datgene wat iemand zwaar of gewichtig maakt; het is het imponeren­de aan iemand.

In Genesis 31 vers 1 (Gen. 31:01) wordt gesproken over de rijkdom van de aartsvader Jacob. Hij had vele bezittingen en de Bijbel noemt dit zijn ‘ka­bod’ . Het bezit aan goederen maakte iemand in het oude Oosten tot een man van aan­zien.

Heerlijkheid: zwaar, gewich­tig en imponerend. Dergelijke woorden kunnen bij ons een negatief gevoel doen ontstaan. Zwakheid, nederig­heid en ootmoedigheid spre­ken ons, bijbels gezien, meer aan. Maar we dienen de eerst genoemde woorden posi­tief te benaderen. Als kin­deren Gods met een aange­zicht zonder bedekking zijn wij “zwaar” van de liefde van God, want die is rijke­lijk in onze harten uitge­stort. Deze liefde is van een gróót Goddelijk ‘gewicht’ en maakt: ons in de geestelij­ke wereld ‘imponerend’. In het gewone, dagelijkse leven zijn we doodgewone mensen, maar naar onze ‘innerlijke mens’ zijn we met Christus levend gemaakt en met Hem ge­plaatst in de hemel (hemelse gewesten) Efeze 2 vers 5 en 6 (Ef. 02:05-06).

Zoiets kunnen de ogen van niet-wedergeboren mensen niet opmerken. Men moet ‘verlichte ogen des harten’ hebben. We­dergeboren mensen herkennen elkaar. Waaraan? Aan de Geest Gods die zij ontvangen heb­ben. Urenlang kunnen zij met elkaar spreken over de dingen van het Koninkrijk Gods. Ze zijn ‘imponerend’ in de gees­telijke wereld, ‘zwaar en ge­wichtig’. Omdat het rijke mensen zijn met ‘kabod’. Dat is begrijpelijk, want in Openbaring 5 vers 10 (Openb. 05:10) staat: “Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde”.

In principe is dit heersen al begonnen, alhoewel wij een goed begrip dienen te hebben van dit ‘heersen’. Enerzijds is het een heersen in dienende liefde, ander­zijds een heersen over de machten der duisternis.

Paulus zegt dat hij een die­naar is van het evangelie van de heerlijkheid van Christus, door barmhartig­heid van God hem toever­trouwd. Hij ervaart het als een geweldige schat. Paulus is ootmoedig. Hij zegt: “Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, zodat de kracht, die alles te boven gaat, van God is en niet van ons” 2 Korinthe 4 vers 7 (2 Kor. 04:07) .

Ons aarden vat is ons ver­gankelijk lichaam, onze uiterlijke mens. Maar tegelijkertijd is er iets heerlijks aan de gang, daar onze in­nerlijke mens van dag tot dag vernieuwd wordt. Daarom veranderen wij dan ook naar het beeld van Christus van heerlijkheid tot heerlijk­heid, dat wil zeggen: we worden steeds ‘zwaarder, ge­wichtiger en imponerender’. Halleluja! Het is een gees­telijk vernieuwingsproces dat op gang gekomen is na onze wedergeboorte en door de vernieuwing van ons den­ken Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02). Het is een diepe, geestelijke zaak: de heerlijkheid des Heren weer­spiegelen. Zoiets moet toch wel openbaar worden, dat kan niet anders. Het kan geen verborgen zaak blijven. Prijst God dat het al zicht­baar mag worden in dit aard­se leven. Trieste, sombere gezichten horen niet thuis in het Koninkrijk van God. We zingen toch niet tever­geefs: “Jezus, de naam die alle angst verdrijft, – geen zorg in ’t hart meer blijft. Op die muziek zingt alles mee, – ’t is leven, licht en vree”?

De kinderen der heerlijkheid volgen de Ruiter op het wit­te paard. Zijn naam is ge­noemd: het Woord Gods. En wat zegt dit Woord? “Gaat met lofgezang Mijn voorhoven bin­nen. Zingt Mij een nieuw lied”. En dat doen deze kin­deren der heerlijkheid heel graag vanwege hun ‘kabod’. ‘Zwaar’ van Gods liefde ju­belen zij: “Amen, de lof en de heerlijkheid, en de wijs­heid en de dankzegging, en de eer en de macht en de sterkte zij onze God tot in alle eeuwigheden! Amen”. Openbaring 7 vers 12 (Openb. 07:12).

De weg naar de volle waarheid

Paulus zegt dat het zo nodig is dat Christus een gestalte in ons krijgt, Galaten  4 vers 19 (Gal. 04:19). Hij predikt geen christelijk systeem met als advies: pas het zo maar toe en dan werkt het. Dat is te goedkoop. Er zijn christenen, die zich voeden met een ‘leer’ waar­van je het idee krijgt dat het voor hun een soort systeem is.

Zoiets noemt Paulus nu een ander evangelie. Zoiets trekt je van een Persoon af, namelijk de Christus. Paulus predikt naar een Persoon tóe! Hij verkondigt de heer­lijkheid van dit geheimenis Christus onder u, de hoop der heerlijkheid Kolossenzen 1 vers 27 (Kol. 01:27).

Het gaat om diepe, geeste­lijke dingen en die worden vaak door menig christen nog afgewezen onder het motto: je moet ook nuchter wezen. Achter deze uitspraak zit dikwijls de angst om zich geheel en al over te geven aan de liefde Gods. Soms is men ook overdreven bezorgd voor ongezonde emoties en verkeerde exaltaties waar­door men zich toch in gees­telijk opzicht tekort doet. Ook de apostel Paulus spreekt over nuchterheid. Maar bij hem moet deze nuch­terheid juist leiden tot ge­bed. Hij zegt in 1 Petrus 4 vers 7 en 8 (1Petr. 04:07-08: “Het einde aller din­gen is nabij gekomen. Komt dus tot bezinning en wordt nuchter, opdat gij kunt bid­den” . Om echt te kunnen bidden moet men toch “in geest en waarheid’ zijn. Zo’n bid­den zal overgaan in aanbid­ding en lofprijzing. Maar dan eerst wel nuchter wor­den, dat wil zeggen: kom uit deze wereldse roes.

Men denkt wel eens dat de prediking van Jezus over het Koninkrijk der hemelen het éne, ware evangelie is. Maar toch was het slechts een facet van het ‘volle evange­lie’. Dit klinkt misschien 26 wat tegenstrijdig maar Jezus zelf bevestigt dit. Hij geeft te kennen dat er nog veel meer is. In Johannes 16 zegt Hij onder andere: “Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen; doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid”..

Tijdens Zijn verblijf in het vlees sprak Jezus veelal van het aardse opdat men het he­melse zou verstaan. Tot Nicodémus zegt Hij: “Indien Ik ulieden van het aardse ge­sproken heb, zonder dat gij gelooft, hoe zult gij gelo­ven, wanneer Ik u van het hemelse spreek”? Johannes 3 vers 12 (Joh. 03:12). Van het hemelse spreken wil zeggen: ronduit spreken over het puur geestelijke. Nu, dat gebeurt na Pinksteren. De apostelen mogen nu ver­kondigen waar. Jezus nog niet over kón spreken. Hij was nog niet verheerlijkt en de Geest was er nog niet Johannes 7 vers 39 (Joh. 07:39) .

Wij bezitten de geschriften van de vier evangelisten over het leven van Jezus op aarde en over veel wat Hij gezegd en gedaan heeft. Je­zus predikte het Koninkrijk der hemelen. Maar er is nog veel meer en dat zien nog velen over het hoofd. De prediking van het Koninkrijk der hemelen heeft een nog veel diepere inhoud en dat mogen nu de apostelen ver­kondigen. We krijgen wel eens de indruk dat het gehe­le evangelie alleen maar zou bestaan uit de ‘strijd in de hemelse gewesten’. Dan is het alleen maar: hoe houd ik de duivel van mijn lijf en hoe kan ik doorlopend over­winnaar zijn over de machten der duisternis?

Juist op dit terrein van het geloofsleven zijn vele kin­deren Gods vaak meer verlie­zers in plaats van overwin­naars. Men is te eenzijdig onderwezen. Men heeft te weinig inzicht in het evan­gelie van de heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is. We kunnen niet met een ‘leer’ overwinnen.

Velen hanteren een systeem en de christelijke levens­praktijk wijst uit dat er heel wat kinderen Gods zijn met een verwrongen en over­spannen geestelijk leven. Ook zij ontwaren niet vol­doende het schijnsel van het evangelie der heerlijkheid.

Waarom het eerst ‘Pinksteren’ moest worden

Het klinkt vreemd maar in feite predikte Jezus de eerste beginselen van het evangelie van het Koninkrijk der hemelen. Hij schoot niet tekort in kennis, maar de tijd was nog niet rijp voor het diepere geestelijke, dus om rechtstreeks te spreken van het hemelse. Het moest eerst ‘Pinksteren’ worden en de Trooster moest komen. De­ze Trooster, de Heilige Geest, neemt de taak van Je­zus op aarde over en gaat als de Leraar ter gerechtigheid ons leiden in de volle waar­heid.

Nu krijgen we te maken met wat Johannes zegt: “…het­geen wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het Woord des levens – het leven toch is geopenbaard en wij hebben gezien en getuigen en verkondigen u het eeuwige leven, dat bij de Vader was en aan ons geopenbaard is – hetgeen wij gezien en gehoord hebben verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons ge­meenschap zoudt hebben. En ón­ze gemeenschap is met de Va­der en met Zijn Zoon Jezus Christus. En deze dingen schrijven wij, opdat onze blijdschap volkomen zij” 1 Johannes 1 vers 1 tot en met 4 (1 Joh. 01:01-04).

Hieruit proeven wij het meerdere, het diepere. Want dit is alleen maar te beleven tijdens gemeenschap. Jezus kon nog niet alles openbaren. Er was nog een beperktheid. Maar wij hebben Pinksteren achter de rug en kunnen nu gedoopt worden met de Heilige Geest. Elke beperktheid is opgeheven en de geest vervulde kinderen Gods kunnen zich nu blij en vrij ontwikkelen in het Koninkrijk Gods.

De doop in de Heilige Geest doet ons jagen naar het ver­staan van: de volheid Gods. Paulus zegt in Kolossenzen 2 vers 10 (Kol. 02:10): “…en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle over­heid en macht”. Dan gaan we beleven wat het zeggen wil: Christus onder ons, de hoop der heerlijkheid.

We strekken ons uit naar het verborgen manna en naar de witte keursteen. De voor­waarde is: wie overwint! Vooraf luidt het: “wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt”. Letten we er op: er staat niet: ‘wat het Woord tot de gemeenten zegt’, maar: “wat de Geest tot de gemeenten zegt”.

Beperktheid en eenzijdigheid dienen afgelegd te worden

Er zijn nog teveel christe­nen die te weinig af weten van dit heerlijkheidsevangelie. Vaak leven ook nog vele ‘volle-evangelie-christenen met een geestelijke beperkt­heid. Nogmaals: men wordt te eenzijdig onderwezen.

Wat triest is het dan dat sommigen denken al een heel eind gevorderd te zijn op de ‘hoge weg’. Het gevaar is niet denkbeeldig dat men werkelijk meer met een leer bezig is dan met de Heer. We kunnen niet zonder meer stel­len dat het alleen maar gaat over de leer van het Konink­rijk der hemelen. Laten wij eens acht geven op het woord van de apostel Paulus in 2 Korinthiërs 10 vers 3 en 4 (2 Kor. 10:03-04). Daar le­zen wij: “Maar ik vrees, dat misschien, zoals de slang met haar sluwheid Eva verleidde, uw gedachten van de eenvoudi­ge (en loutere) toewijding aan Christus afgetrokken zul­len worden. Want indien de eerste de beste een andere Jezus predikt, die wij niet hebben gepredikt, of gij een andere geest ontvangt, die gij niet hebt ontvangen, of een ander evangelie, dat gij niet hebt aangenomen, dan verdraagt gij dat zeer wel”.

Geen overbodige waarschuwing. Ook niet voor ons als volle- evangelie-christenen.

Er is een uitnodiging om met volle vrijmoedigheid in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus langs de nieuwe en levende weg Hebreeën 10 vers 19 (Heb. 10:19). Wat zullen we in dit heiligdom beleven en aan­schouwen? De heerlijkheid Gods! Deze heerlijkheid geeft mij de overwinning over het rijk der duisternis. Deze heerlijkheid maakt mij in de geestelijke wereld ‘zwaar, gewichtig en imponerend’. In deze geestelijke wereld toon ik de witte keursteen, dat wil zeggen: ik heb toe­gang tot de heiligdommen van mijn God; ik ben vrijgespro­ken van de doodstraf; ik heb recht de feestzaal binnen te gaan; de witte keursteen is het bewijs van mijn lidmaat­schap van de gemeente van Jezus Christus; deze keur­steen maakt mij onaantast­baar.

De duivel heeft ontzag voor deze witte keursteen. Hij drukt ons liever de zwarte keursteen in de hand met als uitkomst: des doods schul­dig. Maar prijst de Heer: de witte keursteen betekent vrijspraak en geen vergel­ding. Halleluja!

Zo moeten wij meer kennis nemen van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is. Dan gaan wij werkelijk verande­ren naar zijn beeld, van heerlijkheid tot heerlijk­heid. Met een aangezicht zonder bedekking.

Er komt een machtige lof­prijzing in de gemeente van Jezus Christus vanwege deze heerlijkheid. Er zijn er ook die denken dat geestelijke groei hun uittilt boven han­dengeklap en halleluja-ge- roep. Het is slechts geeste­lijke hoogmoed. Het openbaar worden van de zonen Gods gaat volgens de Schrift ge­paard met handengeklap en gejuich. Rijk gezegend is elke broeder en elke zuster die afweet van deze heer­lijkheid.

“Gij deed hem wel een weinig tijds beneden

het eng’lenheir een rang en plaats bekleden,

maar hebt hem ook Uw rijkste gunst betoond

en hem met eer en heerlijkheid gekroond”. (Amen)

 

 

Spreken door H. J. Scholten

“Spreekt iemand, laten het woorden zijn als van God” 1 Petrus 4 vers 11 (1 Petr. 04:11). Hoe spreekt God dan? Kunnen we dan precies zo spreken? De bedoeling is dit: Elk woord dat God spreekt kan Hij verantwoorden. Het is overwogen. Het is niet ijdel of zinloos. God hoeft Zijn woord nooit terug te nemen. Zó, zegt Petrus, behoren wij ook te spreken en dat is geen gemakkelijke opgave. Maar ook hiervoor is het Pinksteren geweest. Door de vervulling met de Heilige Geest zullen we steeds meer de woorden Gods gaan spreken. Geen ijdele taal.

 

Verkenningen rond het boek Openbaring door Nico Goverts -15 slot-

De meetroede is symbool van de hoop

Behalve Ezechiël (zie “Levend Geloof” van vorige maand) heeft ook de profeet Zacharia zich met de meetroede Gods beziggehouden. Hij vertelt in zijn tweede hoofdstuk: “En ik sloeg mijn ogen op en ik zag toe, en zie, een man met een meetsnoer in de hand. Toen vroeg ik: Waar gaat gij heen? En hij antwoordde mij: Ik ga Jeruzalem opmeten en zien hoe groot zijn breedte en lengte zal zijn”(vers 1-2). Het is merkwaardig dat ook dit gedeelte betrekking heeft op de periode die volgt op de ballingschap. De meetroede is wederom het symbool van hoop. Er zal een stad verrijzen die niet onder de maat blijft.

Als we nu het vervolg van Openbaring 11 bestuderen, dan blijkt daar nogmaals een verbindingsschakel te liggen met de boodschap van Zacharia. Openbaring 11 vers 3 en 4 (Openb. 11:03-04) vertelt ons: “En ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang. Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aange­zicht van de Here der ganse aarde staan”. Dit stemt geheel overeen met Zacharia 4 waar we lezen van de twee olijfbo­men, met als conclusie: “Zij zijn de twee gezalfden die vóór de Here der ganse aarde staan”(vers 14).

Het gezag van de twee getuigen

Op het woord van twee of drie getuigen zal iedere zaak vaststaan. De weg die deze twee getuigen gaan, kan in wezen getypeerd worden door drie kernbegrippen: macht, dood en opstanding. Zo tonen zij de weg van de laatste gemeente. Zij hebben macht om de hemel te sluiten, macht over de wa­teren, macht over de aarde. En hoe komt het dat ze macht hebben? Eigenlijk staat er: gezag, autoriteit. Het is bij hen niet een zaak van kracht en geweld, maar van bevoegd­heid. En waaraan ontlenen ze dit gezag? Ze staan daar als olijfbomen, als gezalfden.

Zoals David eenmaal getuigde: “Naar ik ben als een groenen­de olijfboom in het huis van God” Psalm 52 vers 10 (Ps. 052:010). Dat was het geheim van Davids koningschap: de voortdurende zalving, de voortgaande inspiratie van de Geest. Daarom kwam David door de woestijnperiode heen: hij was niet afhankelijk van de dorre, doodse wildernis om hen heen, hij had een bron van binnen. Zijn bron droogde niet op, zijn olie raakte niet uitgeput, hij behoefde geen olie te gaan zoeken of te gaan kopen, zoals de dwaze maagden, hij had een geheim: hij was zelf een olijfboom. In de zichtbare wereld trok hij door de woestijn, maar in de geest stond hij in het huis van zijn God, daar ontving hij levenssappen voor zijn inwen­dige mens, en zo werd zijn geest als een boom, fris en groen, een boom die groeide tegen de verdrukking in.

Datzelfde geheim vinden we ook bij Zacharia: “Niet door kracht noch door geweld, maar door mijn Geest, zegt de Here der heerscharen. Wie zijt gij, grote berg? Voor het aange­zicht van Zerubbabel wordt gij een vlakte,- hij zal de gevelsteen naar voren brengen onder het gejubel: heil, heil zij hem!” Zacharia 4 vers 6 en 7 (Zach. 04:06-07). Hoe zal het tot stand komen? Door de Geest, net als bij David. Het is dezelfde weg, hetzelfde grondprincipe. David, de olijfboom in het huis van God. Hier de twee olijfbomen die staan voor God. Want hun bron is Hij die eeuwig leeft. En zo worden zij bronnen van heil. Het geschiedt door de Geest, door mijn Geest, spreekt God met nadruk: niet door een andere geest. Wat is het geheim? Zij doen net als David: zij laten zich maar door één Geest inspireren. Zij zijn mensen van één Geest. Daarom worden ze ook gezalfden genoemd; letterlijk staat er in het veer­tiende vers: zonen van de olie. Merkwaardige uitdrukking, maar wel veelzeggend. Zo beheerst de Geest hun leven dat ze naar hun wezen zonen van de olie zijn, zonen van de Geest. Hun geest is doordrenkt met Gods Geest. Zo is God voor hen de Vader der geesten. Zij staan voor God. Openbaring 11 neemt die gedachte over: zij staan voor het aangezicht van de Here der ganse aarde. Het is opvallend dat we diezelfde uitdrukking ook bij Elia tegenkomen. Het is het eerste wat van Elia in het Oude Testament vermeldt wordt. Hij komt bij Achab en zegt: “Zo waarachtig als de Here, de God Israëls, leeft, voor wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord” 1 Koningen 17 vers 1 Statenvertaling (1 Kon. 17:01). Ook Elia stond voor Gods aangezicht. En daarom had hij gezag.

In de geest en de kracht van Elia

De twee getuigen in Openbaring 11 lijken in hun optreden veel op Elia. Ook zij hebben bevoegdheid om de hemel te sluiten. Zo zal de laatste gemeente staan in de geest en de kracht van Elia. Zij wacht niet op een persoon die zichzelf komt aanmelden met de aankondiging: ik ben Elia. Zij wacht op de Geest. Zij zoekt de Geest.

Zij zoekt te staan voor God. Dat is haar vreugde, dat is haar leven. En staande voor God wordt zij door God onder­houden. Staande voor God ontvangt zij autoriteit in de geest. Zij kan de hemel sluiten; dat betekent dat zij sleu­tels bezit, sleutels van het rijk der hemelen.

Waarom sluit zij de hemel? Dat lijkt op het eerste gezicht een vrij negatieve bezigheid. Naar waarom sloot Elia de he­mel? Hij voerde een strijd tegen de Baaldienst. En Baal was de god van regen en vruchtbaarheid. Men bad tot de afgod om regen en men ontving de regen uit zijn hand. In feite was het dus regen uit een occulte bron. En wat doet Elia nu? Hij sluit de hemel door zijn woord. De occulte bron wordt door hem afgesneden. Hij sluit de occulte hemel toe. De vereerders van de regengod komen droog te staan.

De twee getuigen sluiten de hemel

Precies hetzelfde speelt zich af in Openbaring 11. De twee getuigen sluiten de hemel. Dat wil zeggen: zij draaien de occulte kraan dicht. Zo snijden zij de occultisten af van hun bron. Zij maken dat tovenaars en waarzeggers geen inspiratie meer hebben. Net als de torenbouwers van Babel worden zij afgesneden van hun hemel. Zo staan de getuigen voor God en de valse profeten staan droog. Zoals de Baals- priesters in de tegenwoordigheid van Elia niets konden uit­richten, niets vermochten op te roepen, zo leggen deze getuigen de occulte hemel lam. Vanuit hun verbondenheid met de Geest stijgen zij tot ongekende hoogten, zij heersen in de hemel. Hun woord regeert.

Het is dan ook geen wonder dat het beest zelf zich tegen hen keert en hun de oorlog aandoet. Zo worden zij gedood. De weg van de laatste gemeente is een weg zoals de Meester ging, door druk en dood heen.

Maar na drie en een halve dag voer een geest van leven uit God in hen en zij gingen op hun voeten staan. De Geest laat hen niet alleen. Door mijn Geest immers zal het geschieden. Zij zijn altijd met de Geest verbonden geweest. Zij waren immers zonen van de Geest? Ze staan op hun voeten en ze ho­ren een stem. De stem die altijd hun leven beheerste. Het is voor hen geen vreemde stem. Voor hen een vertrouwd ge­luid. Klimt hierheen op, roept de stem. Dezelfde woorden die Johannes hoorde aan het begin van hoofdstuk 4. Zij mogen opklimmen, opgaan naar Gods huis. Hun einde is een op­gang.

Zij eindigen net als Elia. En net als hun Meester. En dan is het toch wel bijzonder de moeite waard, in dit verband te letten op het slot van Openbaring 11. We hebben al ge­zien hoe in het vijftiende vers het koningschap van God en zijn gezalfde, zijn olijfboom, geproclameerd wordt. En daarop volgt dan het glorieuze slotakkoord van vers 19: “En de tempel Gods die in de hemel is, ging open en de ark van zijn verbond werd zichtbaar in zijn tempel”.

De laatste berg die verdwijnen zal

Waar loopt de hele strijd van de twee getuigen op uit? Op de tempel. Zij waren als olijfbomen, staande in het huis des Heren. En Zacharia sprak reeds: Door de Geest zou het geschieden. Maar nu de vraag: wat zou er door de Geest ge­schieden? Ook dat heeft Zacharia erbij vermeld: de berg zou tot een vlakte worden en de gevelsteen zou naar voren wor­den gebracht.

Welnu, ook dit gaat in vervulling in Openbaring 11. De laatste berg die tot een vlakte wordt, is de berg van de dood. De twee getuigen overwinnen tenslotte de dood. De laatste berg die in het boek Zacharia tot een dal wordt, is de Olijfberg.

De olijfberg wordt gespleten en daar is een weg ter ontkoming, en de zonen Gods zullen staan als olijfbomen tot aan het eind der tijden. En dan is daar sprake van de gevel­steen. Waarom is dat zo’n reden tot vreugde? Dat is de top van de tempel. Het hoogtepunt. Dan is het einddoel bereikt.

Christus wordt openbaar in zijn volk

Daar is heel wat aan vooraf gegaan, voordat het zover was. Daniël sprak erover dat de stad herbouwd zou worden in de druk der tijden. Bergen moesten uit de weg geruimd worden. Haar tenslotte is daar het moment dat de sluitsteen wordt aangebracht. Paulus zegt in de Efeze brief dat Christus Je­zus zelf de hoeksteen is, of naar een andere vertaling: de sluitsteen. Hij is het begin en het einde. Hij is het fun­dament, maar Hij is ook de voltooiing van het bouwwerk.

Zo eindigt Openbaring 11. De tempel gaat open. De verbor­genheden die zich in het huis Gods bevinden, worden nu ont­huld. In de eindtijd gaan alle dingen open. Het is de tijd der onthulling. Wat verscholen was, komt in het zicht.

En wat wordt er dan zichtbaar in de tempel? De ark des verbonds. Zo wordt Christus openbaar in zijn volk. Waarom nu juist de ark? “Zodra gij de ark des verbonds van de Here, uw God, ziet en de levitische priesters, die haar dragen, dan zult ook gij van uw plaats opbreken en achter haar aan­trekken” Jozua 3 vers 3 (Joz. 03:03).

De ark des verbonds: God trekt voor ons uit. God gaat over­winnen. Als hij de ark zag, dan begon het hart van de ware strijder sneller te kloppen. De ark: begin der legerscharen Gods. Dan hief men aan met de woorden van die oude overwinningspsalm:

O stoet van wie het heil bevocht

en grote overwinningstocht,

o Heer die zijt geprezen!

De ark werd gezien. Dan wist de man die zijn God kende: God is zelf vooraan geschreden. Hij verlicht, verlost zijn volk, baant het pad dat wij betreden, en verjaagt de donkre wolk.

De ark werd gezien. Dan wordt de laatste strijd gestreden. Ook de laatste vijanden zullen vallen, waar de ark optrekt samen met de bondgenoten Gods.

God alles in allen

Dan is de laatste fase ingegaan. Dan herleven nog eenmaal de woorden van Mozes uit. Numeri 10: “Wanneer nu de ark op­brak, zeide Mozes: Sta op, Here, opdat uw vijanden ver­strooid worden en uw haters van uw aangezicht wegvluchten” Numeri 10 vers 35 (Num. 10:35).

Sta op, Here. En God zal opstaan tot de strijd. Nu is er nog een wapenstilstand. De ark breekt op.

Totdat gezegd kan worden: “En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam” Openbaring 21 vers 22 (Openb. 21:22). Dan is God alles in allen. Dan is de vreemdelingschap vergeten, want God en mens zijn thuis ge­komen .

 

Wegen naar de voleinding brochure

Nu het laatste artikel verschenen is in de serie “Verkenningen rond het boek Openbaring” door Nico Goverts, worden ook de vanaf mei in “Levend Geloof” verschenen artikelen tot een boekje ge­bundeld. Het verschijnt eind-november onder de titel: “Wegen naar de voleinding”. U kunt het boekje bestellen bij de administratie en het wordt u dan na verschijning toegezonden. De prijs is ƒ 3,-; bij afname van 10 exemplaren en meer ƒ 2,25. Ook de twee eerder verschenen boek­jes over Openbaring zijn nog verkrijgbaar, zodat u de serie eventueel ook compleet kunt bestel­len. (brochure digitaal beschikbaar Ruurd)