1981.04 nr. 214

Levend geloof 1981.04 nr.214

Christus is het Leven door Gert Jan Doornink

Met Goede Vrijdag en Pasen wordt de Gemeente van Jezus Christus er weer bij bepaald, hoe de tota­le overwinning van Jezus op satan, met zijn zon­de, ziekte, angst en dood, werkelijkheid is ge­worden. Na een weg van strijd en lijden, heeft Jezus het op Golgotha uitgeroepen: “Het is vol­bracht!” De schijnbare overwinning van satan was in werkelijkheid zijn grote nederlaag. Want op Paasmorgen ging het graf open. Jezus had getri­omfeerd over de dood! Een oud gezangvers drukt het zo uit:

“Geen graf hield Davids Zoon omkneld, Hij overwon, die sterke Held!

Hij steeg uit ’t graf door s’ Vaders kracht, Want Hij is God, bekleed met macht”.

Voor de waarachtige christen betekent Goede Vrij­dag echter veel meer dan de herdenking van een historische gebeurtenis, omdat hij weet hoe nauw hij door het geloof bij dit alles betrokken is. Immers Christus kennen, betekent ‘het Leven’ ken­nen, want Hij is het Leven! Hij sprak: “Ik ben het leven” Johannes 14 vers 6 (Joh. 14:06).

Ieder mens, die is overgegaan vanuit het rijk van satan naar het Koninkrijk van Jezus Christus, door bekering en wedergeboorte, heeft het als een zekerheid in zich: het eeuwige Goddelijke le­ven is mijn deel! Door geloof in het volbrachte werk van Jezus Christus ben ik niet meer in de dood, maar overgeplaatst in het leven!

En al is dan de ‘eerste dood’ nog een feitelijk gebeuren, de ’tweede dood’ (de eeuwige scheiding van God) is voor de echte christen reeds volko­men teniet gedaan, omdat hij niet meer in het oordeel komt.

En ook de ‘eerste dood’ (het afleg­gen van het vergankelijke lichaam) heeft voor een waarachtig christen geen enkele angst meer in zich, omdat, zoals Paulus dat formuleert in 1 Korinthe 15 vers 54 (1 Kor. 15:54) de dood is verzwolgen in de overwin­ning van Christus.

De oorzaak van angst voor de dood

De dood behoeft dus voor geen enkele christen nog angst aan te jagen, al zijn er nog heel wat christenen die met een soort heimelijke angst voor de dood rondlopen. De oorzaak is dat men zich vaak onvoldoende realiseert dat het nieuwe leven in Christus alleen door het geloof functi­oneert. Het eeuwige, Goddelijke leven wat in ons is, is onaantastbaar, maar we moeten wel bereid zijn in Christus (in ‘het Leven’) te blijven.

De waarachtige christen kan alleen ten volle de opstandingskracht van Jezus beleven als hij meer en meer één wordt met de opgestane Heer. Dit is een groeiproces en gaat niet buiten onze wil om. Wie de weg van geloof niet wil gaan zal ervaren dat de duivel terrein terug gaat winnen. Als men weigert gebondenheden af te leggen, als men niet vervuld wil worden met de Heilige Geest – om maar enkele voorbeelden te noemen – kan men ook niet de opstandingskracht van Jezus beleven. Dan is er meer nederlaag dan overwinning en kunnen we nog wel uiterlijk Goede Vrijdag en Pasen vie­ren, maar heeft het geen innerlijke, geestelijke waarde meer.

Het gaat er om dat we het echte leven met Jezus – Zijn opstandingskracht als een dagelijkse rea­liteit – meer en meer gaan beleven! En ook al gaat dit, evenals bij Jezus, soms met lijden ge­paard, wie werkelijk de levende Heer in zijn le­ven heeft leren kennen en Hem gehoorzaam volgt, zal dit lijden (de smaadheid en vervolging terwille van de Naam van Jezus) niet uit de weg gaan. En zal ook meer en meer ervaren hoe de volheid van Jezus in ons ‘onuitsprekelijke vreugde’ betekent en ons boven de omstandigheden uit doet leven! Zijn leven in ons leven, welk een heerlijkheid! Daarom vieren wij vol blijd­schap Paasfeest!

 

Reacties van lezers door redactie

Gehoorzaamheid aan de waarheid belangrijker dan schijneenheid

Van broeder G. W. te Dokkum ontvingen wij een uitvoeri­ge brief, waarin hij onder andere schreef jarenlang oudste te zijn geweest van een gemeente, maar hoe graag hij anders gewild had, zich daar tenslotte niet kon handhaven, omdat hij vooral ten aanzien van de visie op Israël ón­mogelijk meer ja en amen kon zeggen op hetgeen werd verkondigd, zonder zijn geweten in opspraak te brengen.

In de volle evangelie ge­meente waar hij thans komt ontdekte hij op een gegeven moment het blad “Levend Ge­loof”. Nadat hij kennis had genomen van de inhoud, was hij blij verrast, omdat de boodschap zijn instemming had. We nemen met instem­ming enkele citaten uit de brief van deze broeder over:

“Ik ben er van overtuigd dat we op de goede weg zijn. Vroeger zongen we wel: ’Weest ook gij een Daniël, sta, al is ’t alleen, luis­ter steeds naar Gods bevel; dit leidt ten hemel heen’. Gehoorzaamheid aan de waar­heid gaat vooraf aan eens­gezindheid onder elkaar, vooral als de standpunten uiteenlopen. Dan is echte eenheid nóóit te realiseren, slechts een schijneenheid en dan bedrieg je jezelf”.

“Ook de brochures van broe­der Scholten zijn een ge­weldige verrijking van onze lectuur. We zijn er erg blij mee”.

Geestelijke groei

Ook van zuster A. Th, K,- H, te Amsterdam ontvingen wij een uitvoerige brief. Deze zuster, die reeds vaker schreef, ontvangt veel ze­gen door het lezen van “Le­vend Geloof” en de brochu­res. Zij gaat meer en meer ontdekken van de geweldige realiteit van de boodschap van het Koninkrijk Gods.

Uit haar brief nemen we het volgende over:

“Ook ik gaf in gedachten de Joden een uitzonderings­positie, ofschoon ik het niet altijd eens was met hun daden. Ik verdedigde en vergoelijkte hun daden, uit angst dat diegene die het openlijk afkeurt, zich ver­grijpt aan Gods oogappel… Gelukkig heeft onze God slechts één volk”.

Iedere zin die de Heer ons in de Bijbel geeft, heeft een zo’n groot, perspectief, dat wij er nog bij lange na niet alles van begrijpen. Ik zie nu veel meer in vele teksten. Dat is een zeer fijne gewaarwording”.

“Eén van mijn lieveling Psalmen is Psalm 23 De eers­te drie verzen bijvoorbeeld doodgewoon, gemakkelijk te begrijpen dacht ik. Tot ik een klein, eenvoudig, boekje over “Mijn Herder” in handen kreeg. Toen ging er zo’n heerlijke wereld voor mij open. Zijn liefde en zorgen, die er altijd al geweest wa­ren, zie ik nu. Wat was ik blind geweest”

Inzicht in Gods raadsbesluit

Broeder B. V. te Enkhuizen schrijft; “Ik mocht van broeder Scholten uit Enkhuizen een gratis nummer van “Levend Geloof” ontvangen. Na gelezen te hebben heb daardoor nog meer inzicht in Gods raadsbesluit gekregen en wens deze kennis te ver meerderen”.

 

Vooruitgrijpen door H. J. Scholten

Mogen wij als volle evange­lie christenen, vooruitgrij­pen? Er wordt wel eens beweerd, vooral van kerkelijke zijde, dat wij min of meer extreem zijn in ons geloof en reeds willen grijpen naar dingen, die nog moeten ko­men. Dat wij reeds willen leven vanuit dingen, die God nog verborgen houdt. Ons wordt dan een bepaalde nuchterheid ontzegd en men meent dan te moeten waarschuwen voor een ‘vooruit­grijpen’ naar dingen, die nog niet aan de orde zijn. We zouden dan puur onver­schillig staan tegenover het verleden en teveel schermen met de uitspraak: het oude is voorbij, zie, het nieuwe is gekomen. Men suggereert dan, dat wij het ‘oude’ als volkomen waardeloos terzijde stellen en het ‘nieuwe’ het een en het al zou zijn.

Toch geloof ik, dat hier van een misverstand sprake is. Wat is oud en wat is nieuw? Als men iets wat goed is loslaat en grijpt naar iets wat nieuw is, maar toch ver­keerd, dan kan men gelijk hebben. We zullen dan weer “terug moeten grijpen”. Maar dan is dat ‘teruggrijpen’ tegelijkertijd een ‘vooruit­grijpen’ .

Oude paden

In de profeet Jeremia, hoofdstuk 6 vers 16 (Jer. 06:16) kunnen we lezen: “Zo zegt de Here: Gaat staan aan de wegen, en ziet en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg is, opdat gij die gaat en rust vindt voor uw ziel”.

Met deze ‘oude paden’ worden de wegen des Heren bedoeld en op die wegen worden ons steeds ‘nieuwe dingen’ ont­huld. Dus soms moet men te­rug naar het oude’ om ver­volgens weer open te staan voor het ‘nieuwe’.

Maar dan zal men ervaren moeten hebben het woord van de apostel Paulus: “Want be­sneden zijn of niet besneden, zijn betekent niets maar of men een nieuwe schepping is” Galaten 6 vers 15 (Gal. 06:15) .

Geestelijk besef

Door bekering en wederge­boorte worden wij een nieuwe schepping. Van deze ‘nieuwe scheppingen’ kan gezegd wor­den: “Maar gij geheel an­ders: gij hebt Christus le­ren kennen” Efeze 4 vers 20 (Ef. 04:20).

En dan begint waarachtig het ‘vooruitgrijpen’. Wie ver­lost is van een godsdienstig besef en een geestelijk be­sef heeft gekregen, zal dit verstaan. Zo iemand sluit zich aar. bij de apostel Pau- lus en voelt zich in zijn gezelschap goed thuis.

Paulus zegt: “Omdat ik ook door Christus Jezus gegrepen – ben”. Je kunt gegrepen zijn door de leer der kerk en uitspraken doen als: “wij hebben onze kerken (meer­voud?) lief”. Maar wat be­doelt men daar dan wezenlijk mee?

Ook schermt men dan met de leuze: “sola scriptura” (de Schrift alleen). Als dit waar zou zijn, zou het er in vele ‘kerken’ wel anders uit zien.

Jezus erkende het gezag van de Schrift en daarom zei Hij: “Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste 8 vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ont­vangen zouden” Johannes 7 vers 38 en 39 (Joh. 07:38-39).

Met de ‘Schrift’ bedoelt Je­zus hier het oude testament en daarin wordt dus reeds gesproken van de stromen van levend water. Het komt er dus wel op aan of wij het oude testament (de Schrift) geestelijk verstaan.

“O, alle dorstigen, komt tot. de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk” Jesaja 55 vers 1 (Jes. 55:01)- In Johannes 7 herinnert Je­zus ons juist aan deze uit­spraak van de profeet en wie dit gelooft en op deze woor­den ingaat, zal bemerken dat er inderdaad stromen van le­vend water zijn.

Het kardinale punt

Het heeft alles te maken met de volheid van de Heilige Geest en daar zit steeds het kardinale knelpunt voor vele ‘kerk’-christenen. Als men het ‘sola scriprura’ waar­achtig wil toepassen in de kerken, zou men ook ingaan op deze woorden van Jezus, want Hij is de Doper met de Heilige Geest, ook vandaag! Duidelijk laat Jezus merken dat men wel tot geloof in Hem kan komen, maar dat men dan nog de Heilige Geest moet ontvangen. Men kan theologiseren zoveel men wil, maar men kan nooit om het woord van God heen, want dit geldt voor alle tijden. Wie tot geloof in Jezus Christus gekomen is, zal nog gedoopt moeten worden met de Heilige Geest. Jezus zegt het zelf! Nu is ’tot geloof komen’ ook een werk van de Geest, maar het gaat vervolgens om méér.

Waren de mensen in de stad Samaria soms anders dan wij? In de Handelingen der apos­telen, hoofdstuk 8 vers 4 tot en met 17 (Hand. 08:04-17), lezen wij dat deze mensen op de prediking van de evangelist Filippus tot geloof gekomen waren. Toch lezen wij in vers 16, dat de Heilige Geest nog over niemand van hen gekomen was. Petrus en Johannes legden hun de handen op en zij ontvingen de Heilige Geest.

De apostel Paulus reist door de bovenlanden en komt te Efeze in Handelingen 19 vers 1 tot en met 7 (Hand. 19:01-07). Daar ontmoet hij enige discipelen, die ook tot geloof gekomen wa­ren. Schijnbaar miste Paulus iets bij deze mensen. Hadden ze geen krachtig getuigenis? Misten ze de kracht van het geloof? Paulus voelt onmiddellijk aan: ze zijn niet ge­doopt en vervuld met de Hei­lige Geest. Dan stelt hij hun de vraag: “Hebt gij de Heilige Geest ontvangen toen gij tot het geloof kwam?” Werden deze mensen toen ge­prikkeld? Vonden ze Paulus hoogmoedig? Neen, want we lezen: “En toen Paulus hun de handen oplegde, kwam de Heilige Geest over hen, en zij spraken in tongen en profeteerden”.

Eerlijk zijn

Opnieuw zien we, als we maar eerlijk willen zijn tegen­over God en onszelf, dat mensen tot geloof kunnen ko­men en dan toch nog iets missen, namelijk de Heilige Geest.

We denken ook aan de vurige prediker Apollos. Hij was doorkneed in de Schriften, vermeldt de Bijbel. Een the­oloog van de bovenste plank! Onder zijn gehoor zit het echtpaar Aquila en Priscilla. Deze beiden waren een lange tijd in gezelschap ge­weest van de geest vervulde apostel Paulus. Ze hadden veel van hem geleerd over de dingen van het Koninkrijk Gods. Aquila en Priscilla hoorden deze Apollos preken en wat hij predikte was ge­heel volgens de Schrift. Er was niets op aan te merken. Een gedegen preek, goed voorbereid, goed van opbouw, onderverdeeld wellicht in drie punten met een machtige toepassing.

Tóch misten zij iets bij de­ze man. Omdat ze zelf ver­vuld waren met de Heilige

Geest, voelden zij met alle fijngevoeligheid aan, dat deze Apollos niet vervuld  was met de Heilige Geest. Dat mogen wij haast wel met alle zekerheid aannemen. Apollos was wel tot geloof gekomen, maar tóch….

Na de prediking nemen ze hem apart en leggen hem de weg Gods nauwkeuriger uit. Zei Apollos toen: “Denken jullie dat ik de Heilige Geest soms niet heb? Wat zijn jullie hoogmoedig. Wat denken jul­lie wel? Ik heb toch zeker gestudeerd?”

Neen, niets van dit alles. Hij heeft zich laten voor­lichten en zal er (geeste­lijke) winst mee gemaakt hebben. Gelukkig, dat Apol­los niet hoogmoedig was.

Nieuwe dingen

We zien, dat geest vervulde christenen gaan ‘vooruit­grijpen’ en wel op de juiste, Bijbelse wijze. Dankbaar voor wat God in het verleden gedaan heeft, zoeken ze naar ‘nieuwe dingen’. Met Paulus zeggen zij: “Vergetende het­geen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus” Filippenzen 3 vers 14 (Filip. 03:14).

Wanneer begint dat ‘uit­strekken’ naar wat ‘vóór’ mij ligt? Als men door Christus gegrepen is en ge­doopt is in Zijn Geest. Jon­ge wijn doet men in nieuwe zakken! Samen blijven ze be­houden, zegt Jezus. Verder zegt Hij nog: “Daarom is ie­dere Schriftgeleerde, die een discipel van het Konink­rijk der hemelen geworden is, gelijk aan een heer des huizes, die uit zijn voor­raad nieuwe en oude dingen te voorschijn brengt”, Matteüs 13 vers 52 (Matt. 13:52).

Zulke geest vervulde christe­nen worden vaak maar moei­lijk begrepen en van geeste­lijke hoogmoed beschuldigd door christenen, die meestal leven vanuit een geest van ‘gewilde nederigheid’. Deze laatsten hebben vaak angst voor het nieuwe wat God wil doen en blijven hardnekkig de oude, geijkte paden be­treden. Met deze ‘oude pa­den’ bedoelen wij dan aller­lei dorre en steriele dog­ma’s, leringen van mensen, dus veelal ‘eigendunkelijke godsdienst’. Ze gaan aan het meerdere voorbij, juist vaak door hoogmoed, en verwijten dit christenen die gedoopt en vervuld zijn met de Hei­lige Geest. Ze worden geprikkeld als men ze op het meerdere wijst. Waren ze maar als Apollos!

Hoe het ook zij, God wil steeds nieuwe dingen doen in ons leven en de Heilige

Geest leidt ons in de volle waarheid. Door het geloof gaan wij ‘vooruitgrijpen’. We worden er toe aange­spoord, want Paulus zegt: “Strijd de goede strijd des geloofs, grijp het eeuwige leven (niet na de dood), waartoe gij geroepen zijt en de goede belijdenis afgelegd hebt voor vele getuigen” 1 Timoteüs 6 vers 12

(1 Tim. 06:12).

Hemelvreugde op aarde

Heerlijk is het, dat we mor­gen jagen naar alles wat ‘vóór’ ons ligt, en ons in geloof al Gods beloften eigen mogen maken. Dan be­grijpen wij wat het bete­kent: de krachten smaken van de toekomende eeuw Hebreeën 6 vers 5 (Heb. 06:05). Dan gaan wij al iets be­leven van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde en kunnen we met grote blijdschap zingen:

“Er is vreugde, hemelvreug­de, – hemelvreugde hier op aard. – Te weten: Jezus mint ook mij, – is mij meer dan alles waard!”

Zó’n vooruitgrijpen wensen wij een ieder toe; het is heerlijk. De krachten smaken van de toekomende eeuw bete­kent niets anders dan: he­melvreugde hier op aarde.

Wat hebben sommige christe­nen toch diep in hun hart nog vaak verzet tegen de volheid van de Geest en wil­len dit dan verbergen met zogenaamde, zuivere Bijbelse uitspraken. De leuze “sola scriptura” is lang niet al­tijd de vlag die de lading dekt. Ten onrechte houdt men soms vast aan het ‘oude’, menende dat dit dan alleen maar goed is. Maar we mogen ons verblijden in meer ken­nis en inzicht in het woord van God, door de Heilige Geest, en geven hierbij de tekst uit Leviticus 26 vers 10 (Lev. 26:10): “En gij zult het overja­rige, dat overgebleven is, eten, en het overjarige zult, gij vóór het nieuwe moeten wegdoen”.

Grijpt in het geloof naar wat ‘vóór’ u ligt en ver­heugt u er in.

“Maar wordt vervuld met de Geest, en spreekt onder elkander in psalmen, lofzan­gen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte” Efeze 5 vers 19 (Ef. 05:19).

Juist deze dingen missen wij zo in kerkelijke kringen.

Maar wie gelooft in de stro­men van het levende water, mag vól blijdschap van de Heilige Geest verder trekken over wegen, die we nóch gis­teren, nóch eergisteren be­wandeld hebben, Jozua 3 vers 4 (Joz. 03:04).

Zo nieuw is het leven met onze God! Halleluja!

 

Het Paasfeest door Judith Jacobs

Als je het in de wereld hebt over Pasen, weet men precies waarover je spreekt: vrije dagen, paaseieren, enzovoort. De gelovige beleeft de “paasviering” als een feest. Welk feest? Het feest van de opstanding; van de verrezen Chris­tus die gekruisigd werd (stierf), maar weer ging leven (op­stond uit de dood).

Tot zover is alles niet zo moeilijk te volgen. Al in je jeugdjaren kun je via godsdienstlessen op school dit te we­ten komen, maar de geweldige betekenis van het Paasfeest is een andere zaak.

De Here Jezus heeft door Zijn opstanding bewezen – ook aan satan – dat Hij overwonnen heeft over zonde (vergeven), ziekte (gedragen) en dood (verzwolgen).

Het feit van de overwinning is van reële waarde voor Gods kinderen. Hiermee staat of valt alles 1 Korinthe 15 vers 4 (1 Kor. 15:04). Als je niet zeker weet dat je zonden vergeven zijn, niet de troost ervaart “dat de Here je ziekte heeft gedragen Jesaja 53 vers 04 (Jes.53:4), als je niet overtuigd bent dat je na het graf het eeuwige leven zult beërven, “dan”, zegt Paulus in 1 Korinthe 15 vers 14 (1 Kor.15:14), “is immers onze prediking zonder inhoud en zonder inhoud is ook uw geloof”.

Wie dit wel zeker weet (en zich daar ook van bewust is) is de boze, want ook hij zal geoordeeld worden op het eind der tijden Openbaring 20 vers 10 (Openb. 20:10). Daarom is hij er zo op uit Gods kin­deren aan te vallen. Daartoe heeft hij iets uitgevonden: de mismoedigheid en dat wapen zet hij in als je afgezwakt raakt door de omstandigheden (ziekte, moeilijkheden). Je gaat twijfelen en die twijfel werd reeds door satan gezaaid èn gehanteerd in het paradijs. Daarom is het zaak op je qui-vive te zijn voor twijfel en mismoedigheid. “Geeft de dui­vel geen voet”, zegt Efeze 4 vers 27 (Ef. 04:27) en Jacobus zegt dat wie niet vast staat in het geloof te vergelijken is met een baar der zee. “Zulk een mens moet niet menen…” enz. Jakobus 1 vers 6 tot en met 8 (Jak. 01:06-08).

Wat dan wel te doen? Hoofdstuk 6:10-18 lezen uit de brief aan de Efeziërs en je eraan houden. Dat geldt voor u, maar ook voor mij.

 

Calvarie door Judith Jacobs

De overwinning

Als je zwak bent slaat de satan toe,

O, welk een geniaal strateeg;

Pas als je ligt en lijdt brengt hij

De wanorde der ziel teweeg.

 

Maar op Calvaries ‘ hout stierf Eén,

Die hem voor eeuwiglijk versloeg;

Want Jezus was het, Die de straf –

Van ziekte, dood en zonde droeg.

 

Als satan komt en hij valt aan,

Dan treft hemzelf de grootste blaam:

Ik doe de wapenrusting aan

En trek het zwaard in Jezus naam.

 

Want door Zijn striemen kocht Hij mij

Met het kostbaar overwinningsbloed;

‘k Ben nu Gods kind en in Zijn oog

Een heilig, onaantastbaar goed.

 

De vier soorten rust van de gelovige door J. Noë -2-

De rust van de erfenis

Om goed te begrijpen wat hiermee bedoeld wordt, moe­ten wij kijken naar Israël. De erfenis van Israël was een gedeelte van het grond­gebied van Kanaän Jozua 1 vers 1, 6 en 15 (Joz. 01:01; Joz. 01:06; Joz. 01:15). Zij hadden er recht op, het was hun door God gegeven. Maar ze moes­ten tegen een vijand strij­den, die hen hun rechten en voorrechten betwistte. Maar Israël maakte er van Gods­wege aanspraak op. Ze voch­ten en overwonnen de vijand en ieder nam persoonlijk zijn erfenis in bezit en zij leefden als Gods uit­verkoren volk onder Zijn zegeningen. En in deze po­sitie getuigden zij aan de omwonende naties van die ene God, die hen zo geze­gend had. Ze waren de rust binnengegaan: de rust der erfenis.

Maar sommige Israëlieten gingen die rust niet bin­nen. Hebreeën 3 vers 18 en 19 (Heb. 03:18-19): “Aan wie anders zwoer Hij, dat zij tot zijn rust niet zouden ingaan, dan aan hen, die ongehoorzaam geweest waren? Zo zien wij, dat zij niet konden ingaan wegens hun ongeloof”.

Zoals Israël in het verle­den de rust binnenging, kunnen Gods kinderen het ook. Hierover spreekt Hebreeën 4 vers 9 en 10 (Heb. 04:09-10: “Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God. Want wie tot Zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken, evenals God van de Zijne”.

Ik maak u nog attent op de volgende waarschuwingen in Hebreeën 4. (De rust die God geeft).

Hebreeën 4 vers 1 (Heb. 04:01): “Laten wij daarom op onze hoede zijn, dat niemand van u, terwijl nog een be­lofte van tot zijn rust in te gaan bestaat, de indruk zou wekken achter te blij­ven” .

Hebreeën 4 vers 11tot en met 13 (Heb. 04:11-13): “Laten wij er dus ernst mede maken om tot die rust in te gaan, opdat niemand ten val kome door dit voorbeeld van ongehoor­zaamheid te volgen. Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten; en geen schepsel, is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap hebben af te leggen”.

Onze rechten als erfgenamen van God

Omdat ik erfgenaam van God en mede-erfgenaam van Chris­tus ben, bezit ik bepaalde rechten en een erfenis. Romeinen 8 vers 17 (Rom. 08:17: “Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus”.

Er zijn vele dingen in dit leven waar ik een erfgenaam van ben en als ik daar volledig bezit van neem, ga ik de rust van de erfenis bin­nen.

1.Daar is het zoonschap, waardoor ik tot Gods fa­milie behoor, met alles wat er bij komt.

2.Door de Geest krijgt Christus gestalte in mij.

3.Ik heb het recht om in Gods tegenwoordigheid te komen.

4.Ik heb een voorspraak in de hemel.

5.Ik ben vrij van de macht, der zonde.

6.Ik ontvang Goddelijke ge­zondheid door Gods inwo­nende Geest, Die mij be­waart en heiligt door het Woord en het bloed.

7.Ik heb de wereld overwon­nen en ik heb macht over satan en zijn trawanten.

8.Ik kan door de Geest de werken doen, die God voor mij bestemd heeft.

9.Ik kan getuigen en ande­ren tot Christus leiden.

Door al deze dingen en zege­ningen van God in geestelijk Kanaän – doordat ik leef in de rust van mijn erfenis – zullen anderen getrokken worden; anderen willen weten hoe het mogelijk is, dat ik zo’n toestand van zegen en rust kan ervaren en kan ik hiervan getuigen.

Nadat ik de rust der verlos­sing, de rust van dienstbe­toon en de rust van de erfe­nis ben binnengegaan, zal ik leven en overvloed in Chris­tus ervaren. Johannes 10 vers 10 (Joh. 10:10): “Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed”.

De volmaakte rust

Dit is de laatste rust voor het kind van God, wanneer hij de ‘verheerlijkte staat’ bereikt. Dat wil zeggen wan­neer ook zijn vergankelijke lichaam onvergankelijkheid heeft aangedaan 1 Korinthe 15 vers 53 (1 Kor. 15:53). “Doch als het volmaakte komt, zal het onvolkomene afgedaan hebben”, zegt Paulus in 1 Korinthe 13 vers 10 (1 Kor. 13:10).

Alles op deze aarde gaat voorbij en alles zal nieuw worden. Wij zullen de ‘eeuwige rust’ ingaan.

Openbaring 21 vers 5 (Openb. 21:05): “En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarach­tig”.

God zegene u allen.

(Het eerste deel van dit artikel verscheen in “Le­vend Geloof” van vorige maand).

 

Van de redactie

Waakzaamheid

Eén van de principes die we er bij de uitgave van ons blad steeds op na hebben gehouden is waakzaamheid. Wij willen in onze artikelen de gezonde leer van Jezus Christus brengen, zonder water in de wijn te doen, maar ook zonder fanatiek of extreem te zijn. In beide gevallen heeft satan een vinger in de pap. Wie de geestelijke weg bewandelt, blijft echter bewaard om een ver­keerde richting in te slaan. Zoals een koortje zegt: “Gods weg is de beste; de beste altijd”.

Dat is de ervaring van ieder waarachtig kind van God, die de volle weg met Jezus wil gaan.

Dan deert het ons ook niet of we een bepaald etiket opgeplakt krijgen of in een bepaalde hoek worden geplaatst. Daar worden we als het ware immuun voor. Wat dat betreft zouden we een heel lijstje kunnen aanleggen van namen die men ons soms geeft, zonder dat men beseft, dat men daar­door te kennen geeft dat men zelf de verdere doorwerking van de volle evangelie boodschap af­wijst. Want als één ding nodig is in deze tijd dan is het wel een verdere geestelijke groei, die ons volkomen losmaakt van natuurlijke, aardsgerichte leringen en armelijke wereldgees­ten, en ons volkomen één maakt met Jezus Chris­tus de Zoon van de levende God. “Wie zich aan de Here hecht, is één Geest met Hem”, zegt Paulus in 1 Korinthe 6 vers 16b (1 Kor. 06:16b). Wat een zekerheid en vreugde dit meer en meer te beleven en daarvan te getuigen door woord en daad!

 

De verandering door Gert Jan Doornink

De verandering van geloof naar ongeloof is de “meest po­pulaire verandering van onze tijd”, zei onlangs de voorzitter van het N.O.S.-discussieprogramma “Denkbeeld”.

Voor echte christenen is dit geen verrassend nieuws, want we weten dat we in een tijd leven dat velen het geloof de rug toekeren, waarbij wij ons wel af moeten vragen hoe­veel van deze ‘afvalligen’ ooit het echte geloof – het geloof in Jezus, de Zoon van de levende God – hebben ge­kend. Want wie eenmaal gelooft in Jezus – en Hem consequent blijft volgen in de weg van geloof en gehoorzaam­heid – zal, door de geestelijke groei die hij dan mee­maakt, meer en meer één worden met Hem. En hij zal met grote dankbaarheid terugdenken aan de dag in zijn leven toen hij verlost werd uit satans macht en een nieuwe schepping in Christus werd. Dat was voor hem de “meest gelukkig makende verandering” in zijn leven. En een veran­dering die nog steeds positief doorwerkt.’ Is dat ook uw ervaring,?    

 

Weest geen doemdenker! door G. J. R- Doornink

Doemdenken is een woord van de laatste tijd. Het komt nog vrijwel in geen enkel woordenboek voor. Maar het begrip doemdenken of doem­denker raakt meer en meer ingeburgerd, zoals vele ande­re begrippen en woorden in deze tijd, die ontsproten zijn uit het brein van de satan.

Want wat wil men zeggen als men het over doemdenken heeft? Het zijn de negatie­ve gedachten dat men ner­gens (nog) voor deugt of geschikt voor is. Een soort fatalisme, een geloof in het noodlot of in de mis­lukking. Het woord ‘doemen’ betekent veroordelen. Ver­doemd zijn heeft te maken met een zware straf die men verdiend heeft. Een doemden­ker heeft zichzelf veroor­deeld tot het grote nihilisme, de totale afgang, de ondergang.

De achtergrond van het doemdenken

Maar dit ‘zichzelf veroorde­len’ heeft een oorzaak, een achtergrond. De grote inspi­rator achter dit alles is satan, de door Jezus genoem­de leugenaar en mensenmoor­denaar vanaf het begin. In deze tijd, nu het hoogtepunt van de welvaartstijd voorbij is, is de duivel er als de kippen bij om weer een ander wapen in de strijd te bren­gen, om de mens van de le­vende God, geopenbaard in Jezus Christus, af te hou­den.

Hij fluistert jonge mensen in dat er geen enkel zicht is op een rooskleurige toekomst. Mensen die zonder werk raken, denken dat hun leven geen enkele waarde meer heeft. Zoals een kankergezwel het lichaam aan­tast, zo wordt het denken en het geweten van velen besmet en aangetast door de nega­tieve influisteringen uit het rijk der duisternis. Men wordt doemdenker….

Is er dan geen andere wijze van denken meer mogelijk? Is er een remedie, een ant­woord? Ja! Met grote nadruk zeggen wij ja, want de wer­kelijke Gemeente van Jezus Christus heeft het antwoord! Dat is de bevrijdings-, verlossings- en vernieuwings- boodschap die zij uitdraagt: Jezus Christus kwam in deze wereld om de werken van sa­tan te verbreken! Hij open­baarde Gods bedoeling en wil voor de mensheid: Totale vernieuwing naar geest, ziel en lichaam.

Jezus wil ‘denkkracht’ geven.’

Jezus deelt ‘denkkracht’ uit aan allen die zich daarvoor openstellen! De denkkracht die Hij geeft is het vermo­gen om goed te denken. Om te onderscheiden dat het slech­te, negatieve, van satan af­komstig is, en het goede, positieve, van God. Dat wil God door Zijn Woord en Geest in ieder mens bewerken. “Want de genade Gods is ver­schenen, heilbrengend voor alle mensen” Titus 2 vers 11 (Titus 02:11).

Paulus zegt in Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02): “Wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt onderkennen wat de wil van God is: Het goede, welgevallige en volkomene’. Dat schreef Paulus aan de ge­lovigen te Rome; mensen van wie het denken reeds ver­nieuwd was, omdat zij het nieuwe leven van Christus bezaten. Maar Paulus wist dat ‘vernieuwing van denken’ geen eenmalige aangelegenheid was, maar door moest werken – telkens herhaald moest worden – opdat de ’totale vernieuwing door Jezus Christus’ meer en meer vaste vorm zou gaan aan­nemen in de christenen.

Dat is ook in deze tijd van het allergrootste belang voor de Gemeente van Christus. Ve­le christenen kunnen getui­gen: “het nieuwe leven van Christus is in mij”, maar in de praktijk komt vaak meer van het oude, door satan be­heerste leven tot openbaring, dan van dit nieuwe leven. Hoe komt dat? Omdat er geen ver­dere vernieuwing van denken heeft plaats gevonden. Satan heeft daardoor terrein (te­rug) veroverd, terwijl hij daar geen enkel recht toe be­zat.

Maar hij maakte een handig gebruik van de gelegenheden die velen hem boden, door niet op hun hoede te zijn voor zijn praktijken en me­thoden om de mens onder zijn beslag te krijgen.

Hij infiltreerde in de ge­dachtewereld van vele gelo­vigen, waardoor het denken werd besmet en negatieve ge­volgen had voor het geloofs­leven. Niet alleen kwamen de werken van het vlees’ tot openbaring, maar ook ‘lerin­gen van de wereld’ werden (weer) geaccepteerd. Terwijl Jezus toch gesproken had: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld….” Johannes 18 vers 36 (Joh. 18:36). Johannes zegt: “De wereld gaat voorbij en haar bege­ren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwig­heid” 1 Johannes 2 vers 17 (1 Joh. 02:17).

Waarom het volle evangelie zo belangrijk is!

Daarom is de boodschap van het volle evangelie zo be­langrijk. Omdat het de enige boodschap is die – als men er op ingaat – onze gedach­tewereld volkomen rein en heilig maakt en doet afstem­men op de levende God. Omdat deze boodschap geen binding heeft en wil hebben met sa­tan en zijn werkwijzen, Ook niet als deze onder een vrome dekmantel met allerlei aardsgerichte leringen komt.

Dit betekent dat deze bood­schap ‘los’ staat van deze wereld, waarin wij ons bevinden en waarvan satan nog de overste is. Maar een christen weet dat hij welis­waar nog in de wereld is, (met ons lichaam van vlees en bloed), maar niet meer van de wereld. Wij zijn van Christus en met Hem is onze geestelijke plaats in de he­melse gewesten!

Daarom ziet een waarachtig christen toe (is waakzaam) dat hij zich niet laat mee­slepen door menselijke “wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering der men­sen, met de wereldgeesten en niet met Christus….” Kolossenzen 2 vers 8 (Kol. 02:08).

En daarom is ook een waar­achtig christen zich steeds meer aan het trainen en oe­fenen, de dingen te zoeken die boven zijn, waar Chris­tus is, gezeten aan de rech­terhand Gods. En de dingen te bedenken die boven zijn, niet die op aarde zijn! Kolossenzen 3 vers 1 en 2 (Kol. 03:01-02).

Juist omdat een waarachtig christen een hemelburger is, en zich als zodanig open­baart, is hij de enige die een boodschap voor deze wereld heeft. Christenen die ’wereldgelijkvormig’ zijn, hebben geen boodschap voor deze wereld, omdat ze zelf bezet terrein van de overste van deze wereld zijn.

Zij die de boodschap van het Koninkrijk Gods aanvaard hebben en beleven, hebben hun vertrouwen gesteld op Jezus de Overwinnaar. Zij weer­staan, door de kracht van de Heilige Geest en in de Naam van Jezus, de satan, zodat deze niet kan infiltreren in hun leven. Hun denken is vernieuwd en wordt nog dagelijks verder vernieuwd, omdat ze door de Heilige Geest, kennis, wijsheid en inzicht ontvangen uit het Woord van God en daardoor verder groeien in Hem, en zich meer en meer zullen gaan openbaren als de zonen Gods.

Doemdenkers en alle andere denkers, die hun leven nog laten beheersen van ‘onder­uit’ , het is een duidelijke zaak: Kom ook in het Konink­rijk van Jezus Christus!

Verlaat het rijk van satan met zijn negatieve gedach­tewereld en ervaar wat de werkelijke vernieuwing van denken door Jezus Christus meebrengt: Een totaal nieuw leven met onvoorstelbaar heerlijke perspectieven.

Een leven in gemeenschap met Christus, niet slechts tij­delijk, maar eeuwig. Een le­ven waarvan satan niet meer de overste is, maar Jezus Christus. Een leven van heerlijkheid tot heerlijk­heid!

 

Verkenningen rond het boek Openbaring” ook in brochurevorm redactie

Een jaar geleden vroegen wij broeder Nico Goverts enkele artikelen te schrijven over het boek Open­baring, bedoeld als een soort ‘algemene inlei­ding’ op dit laatste Bijbelboek. In juni 1980 verscheen het eerste artikel en al spoedig bleek dat de serie enorm aansloeg en velen de ogen opende voor de geweldige geestelijke rijkdom die er in dit boek schuil gaat.

De talrijke boeken en geschriften die er in de loop der jaren over ‘Openbaring’ verschenen zijn, spreken elkaar vaak op talrijke punten tegen en stichten vaak meer verwarring in plaats van ver­helderend te werken. Een uitleg ‘naar de letter’, zonder geestelijk inzicht, ligt daaraan vaak ten grondslag. Pas in deze tijd ontstaat er, door de boodschap van het Koninkrijk Gods, de juiste geestelijke visie op dit boek van de eindtijd.

We zijn blij dat broeder Goverts, door zijn duidelijke uitleg, onder inspiratie van de Heilige Geest, deze artikelen voor ons blad schrijft en dit boek ‘begrijpbaar’ maakt voor vele kinderen Gods. De serie – aanvankelijk zouden er slechts twee of drie artikelen verschijnen – loopt nog steeds door, want inmiddels zijn tien delen ge­publiceerd ,

Het leek ons goed de thans verschenen artikelen in twee afzonderlijke brochures uit te geven. Zodoende kunnen ook de vele nieuwe abonnees, die niet in de gelegenheid waren de gehele serie te volgen, alsnog deze uitleg lezen. Te zijner tijd zullen ook de nog te verschijnen artikelen ge­bundeld worden.

De brochures, die volgende maand uitkomen, zijn getiteld: “Wat onthult het boek Openbaring?” (deel 1 t/m 5) en “Contrasten in het boek Openbaring” (deel 6 t/m 10). Wij verzoeken onze le­zers echter nog even te wachten met te bestellen, tot hierover een aankondiging volgt: in het eerstvolgende (mei) nummer van ons blad.

 

Verkenningen rond het boek Openbaring door Nico Goverts -10-

De kenmerken van de stad Gods

We hebben gezien: het gaat in de eindtijd om twee geheime­nissen, om twee steden: de stad Babel en de stad Gods. De vraag is nu: wat zijn de kenmerken van de stad Gods? Hoe wordt zij gebouwd? Hoe wordt dit geheimenis voleindigd?

Een eerste kenmerk wordt genoemd in Openbaring 21 vers 2 (Openb. 21:02): “En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is”. Daar zien we om te beginnen: deze stad is heilig. Dat onderscheidt haar van alle andere steden. “De steden der volkeren stortten in”, lezen we in Openbaring 16 vers 19 (Openb. 16:19. Maar deze stad blijft. Zij zal bestaan in eeuwigheid. Waarom? Omdat zij heilig is en onbesmet.

Heilige stad. Daar sprak Jesaja al over: “Waak op, waak op, bekleed u met sterkte, Sion; bekleed u met pronkgewaden, Jeruzalem, heilige stad” Jesaja 52 vers 1 (Jes. 52:01). En wat houdt die hei­ligheid in? Jesaja vervolgt: “Want geen onbesnedene of on­reine zal meer in u komen”. Hiermee stemmen overeen de woorden van Johannes: “En in haar zal niets onreins binnen­komen, en niemand, die gruwel en leugen doet, maar alleen zij, die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam” Openbaring 21 vers 27 (Openb. 21:27) .

Hoe komt iemand de stad Gods binnen? Alleen langs de weg van totale scheiding en totale toewijding. De stad Babel wordt gekenmerkt door vermenging, de stad Gods door schei­ding. Dat wil zeggen: het ingaan in de stad des Heren is een afscheid. Om het met de woorden van Jezus te zeggen: “Zo zal dus niemand van u, die niet afstand doet van al wat hij heeft, mijn discipel kunnen zijn” Lucas 14 vers 33 (Luc. 14:33). We kun­nen ook vertalen: die niet afscheid neemt.

Het is afscheid nemen van Babel, afscheid nemen van de ver­menging, afscheid nemen niet zoals de vrouw van Lot. Zij trok uit Sodom maar nooit heeft zij een stad bereikt. Waar­om niet? Zij trok uit, maar haar geest trok niet uit.

Lot trok uit, maar nimmer heeft hij een stad gezien. Waarom niet? Noodgedwongen ging hij uit. Van hem kon niet gezegd worden: uw volk is één en al gewilligheid.

Abraham trok uit. Met hart en ziel. Eén en al gewilligheid. Hij verwachtte een stad, stad met fundamenten. Abraham nam afscheid.

Zij die wonen in de stad, allen hebben zij afscheid geno­men. Met heel hun geest en wezen hebben zij hun intrek ge­nomen bij God. Niemand die gruwel en leugen doet, komt daar binnen. Het kenmerk van de stad Babel is: leugen. Openbaring 22 vertelt ons: “Zalig zij, die hun gewaden wassen, opdat zij recht mogen hebben op het geboomte des levens en door de poorten ingaan in de stad” Openbaring 22 vers 14 (Openb. 22:14). Dat zijn degenen die ingaan. Zoals Jesaja reeds zei: “Opent de poorten, opdat een rechtvaardig volk binnenga, dat zijn trouw bewaart” Jesaja 26 vers 2 (Jes. 26:02).

God bouwt Zijn huis met het volk der waarheid

Tegenover de leugen staat daar de trouw. Tekenend voor de eindtijd zal zijn: verraad of trouw.. Leugen of waarheid. Welk volk gaat in? Het volk der getrouwheid, het volk der waarheid. Met waarheid bouwt God zijn huis.

“Buiten zijn de honden en de tovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder, die de leugen liefheeft en doet”, zo lezen we in Openbaring 22 vers 15 (Openb. 22:15). Wie zich verbindt met de leugen, staat buiten de stad. Het volk der getrouwen gaat in.

Dit contrast speelt een fundamentele rol in het laatste Bijbelboek. Negen maal komen we er de term ‘leugen’ en aan­verwante begrippen tegen; een tiental keren treffen we er de woorden ’waar’ of ’waarachtig’ aan.

Nu is het wellicht goed dat we hier wat dieper op ingaan, omdat we hier in feite te maken hebben met de basis van beide steden, de grondslag van de twee geheimenissen.

Wat zegt het boek Openbaring over leugen en waarheid?

Wat ontdekken we in het boek Openbaring over deze twee grondbegrippen: leugen en waarheid?

Nu kunnen we een kernwoord als dit niet verstaan, los van zijn Hebreeuwse achtergrond. En wanneer we ons in die ach­tergrond verdiepen, dan stuiten we op een woord dat in de Statenvertaling meestal weergegeven wordt met ‘waarheid”, terwijl het Nederlands Bijbel Genootschap in de regel ver- ! taalt met ’trouw’. De grondbetekenis van het woord is: dat-! gene wat vast is, wat bestendig is. Het heeft dus alles te maken met betrouwbaarheid, met waarachtigheid.

En dit is maar niet een bijkomstige zaak; dit is de achter­grond van het hele plan Gods. Zo is God zelf. Dit is het wat Hem tot God maakt. Juist hierin onderscheidt God zich van de góden. Jesaja laat ons dit, speciaal ook met het oog op de laatste tijden, zien als hij profeteert: “Maar zijn knechten zal Hij met een andere naam noemen, zodat wie zich in den lande zegent, zich zei zegenen in de God der waar­heid, en wie in den lande zweert, zal zweren bij de God der waarheid; want de vroegere benauwdheden zijn vergeten, ja, zijn verborgen voor mijn ogen” Jesaja 65 vers 15 en 16 (Jes. 65:15-16).

We zien: waarheid is net wezenskenmerk van onze God. En die waarheid Gods blijkt daar, waar Hij zijn volk door de benauwdheid heen leidt. Dit is uniek. De leugenprofeten pleisteren met kalk, maar onze God werkt met rotsgrond. Zijn grondslag, zijn onwrikbare vastigheden heeft God gelegd op bergen Hem gewijd. God zal het hele rijk oer duisternis overwinnen, maar hoe? God overwint door zijn trouw, door zijn betrouwbaarheid.

Typerend voor de eindtijd is: het verraad. Jesaja spreekt het uit: ”verraders plegen verraad, ja, verraders handelen verraderlijk” Jesaja 24 vers 16 (Jes. 24:16). Driemaal wordt in het boek Open­baring melding gemaakt van de valse profeet, of zoals er letterlijk staat: de leugenprofeet. De kracht van het rijk der duisternis is de leugen.

Maar de kracht van God is de waarheid. In Psalm 111 wordt dit bezongen: “De werken zijner handen zijn waarheid en recht, betrouwbaar zijn al zijn bevelen, vastgesteld voor immer en altoos, volbracht in waarheid en oprechtheid” (vs.7-8). Hier zien we het geheim voor de eindstrijd. God is waarachtig, en God zal zegevieren door middel van een gemeente die waarachtig is. Dat is het grondprincipe van het boek Openbaring. De waarachtigheid Gods houdt het een­voudig langer vol dan de leugen van de boze.

Daarom is het ook zo veelzeggend dat we dit woord ook te­genkomen in het verhaal van de strijd tegen Amalek in Exo­dus 17. Een prachtig beeld van de eindstrijd. Zoals Mozes, de leider, daar op de heuveltop stond, zo zien we in Open­baring 14 het Lam staan op de top van de berg Sion, als de aanvoerder van zijn volk.

En wat was het geheim van de overwinning van Amalek? Er wordt verteld van Mozes: zijn handen bleven onbeweeglijk tot zonsondergang Exodus 17 vers 12 (Ex. 17:12). In de geestelijke wereld hief Mozes zijn hand op en zo verbond zich zijn geest met de troon des Heren. En het sleutelwoord van het verhaal? Onbeweeglijk. Letterlijk staat er: zijn handen bleven ge­trouwheid. Zijn handen bleven waarachtigheid. Zijn handen bleven betrouwbaarheid.

In de eindstrijd zal Christus en Zijn gemeente triomferen

Hier hebben we het sleutelwoord voor de eindstrijd. God is bezig om iets voor te bereiden wat vast is, iets wat solide is. Het gaat God om een volk waarin de vastheid van Hemzelf gestalte krijgt. Mozes stond. Het Lam zal staan. Er is maar één ding dat zal winnen in de hemelse gewesten, dat is de vastheid, de waarachtigheid Gods. Alleen zo zal Amalek val­len .

Het is dan ook niet toevallig dat de Heer zich aan de ge­meente van Philadelphia als volgt presenteert: “Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, die de sleutel Davids heeft, die opent en niemand zal sluiten, en Hij sluit en niemand opent” Openbaring 3 vers 7 (Openb. 03:07). Hier kondigt de Zoon des mensen aan dat aan Hem gegeven is de sleutelmacht in de geestelijke we­reld, welke macht Hij wil delen met zijn volk. Het is de macht om deuren te openen voor God, voor het rijk Gods, en om deuren te sluiten voor de boze. En dan blijkt dat daar beslissingen vallen die definitief zijn. Hij spreekt zijn wil uit en voortaan wordt daar nooit meer aan afgedaan. Als de Heer met zijn volk een deur opent, krijgt geen macht die deur meer dicht; als Jezus met zijn gemeente een deur voor het rijk der duisternis dichtgooit, zal geen wereldvorst die poort meer kunnen forceren.

En waarom is Hij in staat om deuren te openen en te slui­ten? Omdat Hij de waarachtige is. Waarachtigheid wint. Juist aan en in de eindtijdgemeente wil en zal Hij zich be­tonen als de betrouwbare. En waar blijkt die betrouwbaar­heid? “Ik zal u bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal”, zo lezen we in diezelfde brief aan Philadelphia Openbaring 3 vers 10 (Openb. 03:10) . De Heer bewaart zijn volk, Hij haalt ze door de eindverzoeking heen. Hij doet dat en kan dat doen omdat Hij de waarachtige is.

Daarmee houdt ook verband de belofte die daar in vers 12 op volgt: “Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in de tempel mijns Gods en hij zal niet meer daaruit gaan”. Gods waarheid houdt ons staande. Omdat onze Heer de betrouwbare, de waarachtige is, bouwt Hij aan een huis dat dezelfde kwa­liteiten bezit: tempelzuilen die er niet meer uitgaan, maar die vast en zeker staan. Hij is de Heer der waarheid, die waarachtig en getrouw, vastheid geeft aan ’t Godsge­bouw.

Ook in de brief aan Laodicea komt dit motief weer naar vo­ren, als we horen in vers 14 van hetzelfde hoofdstuk: “Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige”. Hier wordt zelfs letterlijk op het Hebreeuwse woord teruggegre­pen dat vastheid aanduidt. Amen betekent immers: vast, ze­ker, bestendig. De Heer is zelf de bevestiging van de ge­meente, de vastheid van zijn volk, degene die garant staat voor de toekomst van zijn schepping.

Waarheid is een zaak van Geest en hart

We zien hoe deze grondgedachte al in de eerste hoofdstukken van Openbaring aan de dag treedt, juist naar mate de eind­fasen van de gemeente belicht worden. In de eindstrijd gaat alles zich toespitsen op trouw. Het is goed hierbij op te merken dat we hier heel duidelijk te maken hebben met een innerlijk gefundeerde houding. Waarheid is een zaak van geest en hart.

Waarheid is meer en gaat dieper dan het verstandelijk aannemen van een aantal waarheden. Het is een levenshouding, hart en geest geankerd in  God.

Merkwaardig is dan ook dat dit grondmotief in de laatste hoofdstukken van Openbaring weer tevoorschijn komt. In Openbaring 19 vers 11 (Openb. 19:11) wordt ons de overwinnaar van de eindstrijd ge­tekend en welke eigenschappen springen dan het meest eruit? “En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard; en Hij, die daarop zat, wordt genoemd Getrouw en Waarachtig”. Zo wordt Hij genoemd; dat is dus zijn naam, en zijn naam is zijn wezen. En wat blijkt zijn meest typerende naam te zijn in verband met de oorlog die Hij moet voeren? De dubbele naam Getrouw en Waarachtig. Die dubbele naam is de overwin­nende naam. Die dubbele naam is een bolwerk. Dat is het bolwerk bij uitstek van de eindtijd. Die naam is inderdaad een sterke toren.

Johannes vervolgt in vers 13: “Zijn naam is genoemd: het Woord Gods”. Immers, de woorden Gods zijn de uitdrukking van zijn waarachtigheid. En heerscharen die in de hemel zijn, volgen Hem. Zij sluiten zich aan, niet zomaar bij een willekeurig leger, neen, zij sluiten zich aan bij Hem wiens wezen is: waarachtigheid. Zij willen meedoen met Hem. Zij gaan in zijn spoor, in het spoor der getrouwheid. Zij zijn geworden als Hij. Zij hebben hun hart gezet op duurzaam­heid. Daarom houden zij stand in de hemelen.

Nog tweemaal wordt deze zelfde gedachte herhaald, in ver­band met het uiteindelijke totale herstel. Openbaring 21 vers 5 (Openb. 21:05) ver­telt ons: “En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig. God is waarachtig, juist wanneer het gaat om het wederherstel van alle dingen. Dat is voor Hem een erezaak.

Deze lijn loopt door in hoofdstuk 22. Waar gaat het hele plan Gods naar toe? “En er zal geen nacht meer zijn en zij hebben geen licht van een lamp of licht der zon van node, want de Here God zal hen verlichten en zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden. En Hij zeide tot mij: Deze woorden zijn getrouw en waarachtig”(vers 5-6). Wie leeft vanuit de waarachtigheid Gods, heeft geen ander licht meer nodig. Nooit gaat de gouden dag daar dicht.

Het volk Gods zal het koningschap beërven, omdat zij vasthouden aan de waarachtige en getrouwe woorden Gods. Wanneer God in het eindtijdgebeuren bezongen wordt, dan is het veelzeggend dat ook in de liederen deze kerngedachte weer het accent krijgt. De overwinnaars die staan aan de glazen zee, waar zingen zij over? Zulke mensen houden er geen oppervlakkige liedjes op na; hun zangen gaan diep want zij zijn door de diepte gegaan.

“En zij zingen het lied van Mozes, de knecht Gods, en het lied van het Lam, zeggende: Groot en wonderbaar zijn uw werken, Here God, Almachtige; rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen. Gij, Koning der volkeren” Openbaring 15 vers 3 (Openb. 15:03).

Zij bezingen de waarachtigheid Gods. Zij hebben de wegen van God leren kennen; zij hebben op zijn wegen gewandeld, zij hebben met Hem gewandeld, door woestenij en wildernis, door zand en zee, door vuur en glas. En nu is één ding ge­grift in hun hart. Zij hebben God getrouw bevonden. Zij weten: God is waar.

De proclamatie aan de ganse schepping

De laatste gemeente zal juichen, zingen, weten: God is waar. Dat proclameren zij aan de ganse schepping.

In hoofdstuk 16 wordt deze gedachte doorgetrokken. “En ik hoorde het altaar zeggen: Ja, Here God, Almachtige, uw oor­delen zijn waarachtig en rechtvaardig”(vers 7). Gods oorde­len: Hij maakt scheiding tussen licht en duister. Hij zui­vert het kwaad uit zijn schepping uit. Hij zal de aarde, de wereld richten, dat wil zeggen: Hij zal recht spreken, en recht zetten. En dat doet Hij in waarachtigheid.

Wanneer Babel gevallen is, lezen we: “Hierna hoorde ik als een luide stem ener grote schare in de hemel zeggen: Halle­luja! Het heil en de heerlijkheid en de macht zijn van onze God, want waarachtig en rechtvaardig zijn zijn oordelen” Openbaring 19 vers 1 en 2 (Openb. 19:01-02). Waardoor komt Babel aan zijn eind? Babel wordt overwonnen door de waarheid Gods.

En als tenslotte de vrouw van het Lam zich gereed gemaakt heeft en zij als een volmaakte bruid aan God gepresenteerd kan worden, dan wordt erin verband daarmee vastgesteld: “Dit zijn de waarachtige woorden van God” Openbaring 19 vers 9 (Openb. 19:09) . Daar wordt de waarachtigheid Gods op het luisterrijkst ten toon gespreid: daar waar God zijn volk tot de volkomenheid voert. De gemeente die de gestalte Gods ontvangt, is het teken van de eindtijd. Zij zal zijn het teken, het bewijs van de waarachtigheid Gods, waardoor de mond der leugen­sprekers wordt gestopt.

Van degenen die met het Lam staan op de berg Sion, en die Hem volgen waar Hij ook heen gaat, wordt vermeld: “En in hun mond is geen leugen gevonden; zij zijn onberispelijk” Openbaring 14 vers 5 (Openb. 14:05). Zij zijn waarheid geworden, de leugen vindt in hen geen plaats. Van hen kan gezegd worden zoals van hun Heer: de overste dezer wereld komt en heeft aan hen niets. Want hij heeft in hen niets.

DE WAARACHTIGHEID VAN GOD OP VOLKOMEN WIJZE IN ZIJN VOLK

Wat is hun geheim? Hun hart, hun geest gaat hiernaar uit. Zij willen voor honderd procent deel hebben aan de waarach­tigheid van hun God. Zij willen zich volledig verenigen met de vastheid, de getrouwheid van hun Meester.

Zo sluit de visie van het boek Openbaring helemaal aan bij het woord dat de profeet Zacharia eenmaal doorgaf: “Alzo zegt de Here: Ik ben wedergekeerd tot Sion, en Ik zal in het midden van Jeruzalem wonen; en Jeruzalem zal geheten worden een stad der waarheid, en de berg des Heren der heerscharen, een berg der heiligheid” Zacharia 8 vers 3 Statenvertaling (Zach. 08:03). Stad der waarheid. Daar wil God wonen. Dat is de stad van de eindtijd. Die stad zal staan.

Op de heuveltop, op de berg der heiligheid, zal zij verrij­zen, zal zij staan als Mozes, staan als het Lam. Zij is waarheid, want waarheid is in haar. Haar waarheid, haar vastheid is God.

Haar handen blijven onbeweeglijk tot zonsondergang. Zo wordt de laatste slag gewonnen.

(wordt vervolgd).

 

 

Het koninkrijk van de kleine kudde door H. J. Scholten

In deze nieuwe brochure worden de woorden van Jezus uit Lucas 12 vers 32 (Luc. 12:32) belicht, waar Hij sprak: “Wees niet be­vreesd, gij klein kuddeke’. Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven!” Wie vormen dit kleine kuddeke en wie ontvangen het Koninkrijk? En wat is dit voor een Koninkrijk? Vragen die op duidelijke wijze worden beant­woord. Deze brochure zal ongetwijfeld velen de ogen openen voor de geweldige realiteit en heerlijkheid van de bood­schap van het Koninkrijk Gods en hoe, door deze boodschap in praktijk te brengen, tegenwerkende machten en dwaalle­ringen uit het rijk van satan worden ontmaskerd en over­wonnen!

1981.03 nr. 213

Levend geloof 1981.03 nr. 213

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Gehoorzaamheid

Gehoorzaamheid is een belangrijke factor om te kunnen functioneren in het Koninkrijk Gods. Daar werd ik één dezer dagen nog eens bij bepaald toen ik vol blijdschap constateerde hoe onze ar­beid groeit, het aantal abonnees nog voortdurend toeneemt en in een jaar tijds de oplage van ons blad zelfs is verdubbeld. Het was toen of ik de vraag voorgelegd kreeg: Maar wat zou je reactie zijn geweest als het aantal lezers het laatste jaar niet was toegenomen of zelfs achteruit was gegaan? In alle oprechtheid kwam toen dit in mijn gedachten: Ook dan zouden we niet anders kunnen dan gehoorzaam doorgaan met de verkondi­ging van het volle evangelie!

Wie de Heer werkelijk volgt, kan niet anders dan Hem gehoorzaam volgen. Dan bewerkt Hij door Zijn Geest, geloof, volharding en toewijding in onze harten. Dan is er geen weg terug, maar alleen een weg die steeds verder omhoog voert. Dan gaan we ook meer en meer ontdekken hoe God Zijn rijk­dommen en heerlijkheden aan ons gaat openbaren en in ons leven tot een realiteit maakt.

 

De weg van een geopende hemel door Jan W. Companjen

 

“Na deze dingen zag ik, en zie, er was een deur geo­pend in de hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had, alsof een bazuin met mij sprak, zeide: Klim hierheen op en ik zal u to­nen, wat na dezen geschie­den moet” Openbaring 4 vers 1 (Openb. 04:01).

Reeds eerder heb ik over de­ze tekst uit Openbaring ge­schreven, maar ik wil dit nog eens doen, omdat dit reeds enige jaren geleden is en deze tekst één van de belangrijkste uit Openbaring is. Het is als het ware de sleutel voor de eindtijdgemeente.

In de eerste drie hoofdstuk­ken van Openbaring wordt het wel en wee van de aardse ge­meenten beschreven. Er is veel goeds van te vertellen, maar er is toch bij elke ge­meente, toen en nu, een “maar”: “Ik heb tegen u…” Toch heeft de Geest Gods het in de nakomelingen van die gemeenten volgehouden.

Steeds is de fakkel doorge­geven en nu zijn wij, na tweeduizend jaar christendom, in de eindtijd aangeko­men. De opkomende vloed van een demonische wereldheer­schappij doet alles op zijn grondvesten schudden en ie­dere gelovige weet, ja voelt aan, dat alleen een volk vol van de Geest des Heren, deze vloed zal kunnen weerstaan.

Dan breekt thans, in deze ernstige tijd, opnieuw het licht door en het volk van God ziet dat het volk Gods in de woestijn van het hedendaagse leven, door de slang gebeten is. Het gif is in het gehele lichaam doorgedrongen en heeft het dodelijk ziek gemaakt.

Het koninkrijk Gods is als zuurdesem

Wat is het dan toch gewel­dig dat God Zijn volk niet los laat en dat wij weer op­nieuw hebben geleerd om op Jezus te zien. Hij is de Verlosser en Hersteller en wij mogen nu, in deze tijd, het hoofd opheffen en erva­ren dat het Koninkrijk Gods inderdaad is als een zuurde­sem. Gods werk gaat door, ondanks alles, en het brood, een beeld van de gemeente, zal er geheel mee doortrok­ken worden. Evenzo is het Koninkrijk der hemelen als een mosterdzaadje, eerst zeer klein, maar het zal een boom worden met al zijn mo­gelijkheden.

Juist nu, midden in het nachtelijk uur, worden we wakker geschud en klinkt de stem: “Ontwaakt gij die slaapt en sta op uit de dood en Christus zal over u lichten! “

Ons tekstgedeelte geeft aan wat er gaat gebeuren en dat begint met een geopende he­mel. Denk daar eens over na.

In tegenstelling met de god – is – dood theologie komt daar een boodschap van een geo­pende hemel. Juist als men gaat denken, nu is alles af­gelopen, als de kerken gaan zeggen: “Neem die Bijbel maar met een korreltje zout”, komt er een lichtstraal uit de hemel. Net als Paulus wordt het volk van God weer aangesproken en voor de keus gesteld om Hem te volgen.

Langs die weg – de weg van een geopende hemel – komen de zonen Gods tot openbaring. Die geopende hemel is het be­gin dat Jezus op aarde ver­schijnt in Zijn volk. Het gaat om de vrucht, broeders en zusters. Jezus is als het tarwegraan de dood ingegaan. Na een groeiperiode en rij­ping komt er vrucht in de aar. Die vrucht is gelijk aan het zaad en Hij zal tot verzadiging toe genieten van het zaaisel in Zijn hof. Zie Jesaja 61 vers 11 (Jes. 61:11).

De eindtijdgemeente voert een geestelijke strijd

De eindtijdgemeente zal bruidsgemeente zijn en samen met de bruid de eindstrijd strijden. Een strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden in de he­melse gewesten. In Openba­ring krijgen wij die eind­strijd uitgebeeld. Het is een geestelijke strijd tus­sen de volgelingen van Jezus en de demonische machten en krachten die wij volop om ons heen zien in mens en schepping.

Die eindstrijd vindt plaats in de hemelen, dat wil zeg­gen in de onzienlijke we­reld. Thans wordt er een felle strijd gevoerd om uw en mijn inzet. De duivel greep in het begin naar de macht en hij viel. Vervol­gens greep de mens naar de macht en de mens bleef val­len tot op dit moment.

Nu is de tijd aangebroken dat opnieuw de stem Gods klinkt. Wij zijn op een breekpunt aangekomen en het is nu een kiezen voor het leven. De duivel strijdt er thans voor dat de mens niet zijn plaats gaat in­nemen die hij in Christus ontvangen heeft.

Die weg, van Christus met Zijn volk, gaat langs het pad van “dienen” en niet van “heersen”. Dat dienen is mogelijk vanuit de mens die vrede gevonden heeft bij God. Geweldenarij is één van de kenmerken van het heersen van de duivel.

De strijd, die geestelijk is, is reeds in volle gang. Denk nu niet dat dit al­leen op kerkelijk en/of ge­lovig terrein plaats vindt. Niets is minder waar. Juist bij de jeugd vindt je mo­menteel een geweldige af­keer van geweld. De meest rechtse partijen staan daar­entegen vooraan in de rij van bewapening. Vergeving en een nieuw begin is ook juist in die kringen moeilijk op te brengen.

Het gaat alleen om het leven wat ons in Christus Jezus geschonken is

Wij leven echter in een tijd waarin we slechts één ding dienen na te jagen, namelijk het Geestelijk leven wat ons in Christus geschonken is. Hij zal ons leiden naar de volle waarheid en ons de toekomst openbaren. Hij zal het uit het Zijne nemen en het ons verkondigen.

Jezus leeft en zal Zijn be­loften waar maken. Dit kan niet anders dan langs de weg die Hij daarvoor zelf ook bewandeld heeft. Zoals Jezus één was met de Vader, (uit één Geest), zo wil Hij ook één Geest zijn met ons. Dat is de weg en dat is de ge­opende hemel.

Men heeft een horizontaal evangelie gemaakt, van mens tot mens, en een aards den­ken. Men reist momenteel naar het aardse Jeruzalem in plaats van naar het He­melse. En toch zingt men vaak in die kringen: Jeruza­lem, dat ik bemin, wij tre­den uwe poorten in. Daar staan, o Godsstad, onze voeten….

Laten wij de strijd aanbin­den en onze broeders en zus­ters, die zo gebonden zijn dat zij alleen maar aardse dingen zien, bevrijden en aanzeggen dat zij ook mogen geloven dat Jezus Overwin­naar is in deze tijd.

Onze tijd vraagt mensen die geloven en de Geest Gods be­zitten. Ons hele leven vraagt een openstelling in de Geest van Christus, niet door habijt of door een uni­form, maar door Geestelijk gezag.

De halve waarheid of de hele waarheid?

De afval zoals wij die thans zien, is niet alleen een te­ruggang naar lege kerken. Het is een uiting van het inner­lijk van de mens, die name­lijk geheel aards gericht wordt. De antichrist zet zich in de tempel Gods, dat wil zeggen dat het hart van de mens, dat hart, dat inner­lijk dat voor God bestemd is, door de duivel wordt bezet en beheerd. De evangelische christenen, ook in pinkster- kringen hebben slechts de halve waarheid toegepast. Ze zijn tevreden met een zalig sterven, omdat hier op aarde niets meer te verwachten is. De toekomstverwachting is weggenomen. De duivel heeft ze werkeloos gemaakt. Er is onder hen ook geen strijd tegen de machten en krachten in de hemelse gewesten. Ze belijden onder elkaar dat Jezus reeds alles volbracht heeft. Dit is een wetteloos denken en een teken van de eindtijd. De Bijbel waar­schuwt ons hiervoor.

Er is slechts één weg en dat is de weg zoals Jezus ons die geleerd heeft. Het is en was steeds de bedoeling dat er een volk Gods zou opstaan dat in Zijn wegen zou gaan. Dat wil zeggen dat ging han­delen en wandelen zoals Hij dat gedaan heeft.

Nu wij op het punt zijn aan­geland dat wij de boodschap moeten leren verstaan dat de zonen Gods gaan openbaar worden, zullen wij de weg terug moeten vinden. Die weg is ons in Christus geopen­baard. Hij, Jezus, heeft ons God de Vader leren kennen. Hij zal ons ook verder bren­gen.

Maar dan moeten wij terug naar de Bijbel en een geo­pende hemel. Dit vraagt al­lereerst inzicht en gehoor­zaamheid. Ongehoorzaamheid is, net als dwang, een soort van geweld. De gehele wereld is vol geweldenarij, vol met dwang en wrevel. Men dwingt de zaken af, soms door klei­ne groepen.

Deze dingen kunnen wij ons in het gezin of in de ge­meente niet meer veroorloven. Wij moeten een voor­beeld zijn van geduld en ge­loof, van verwachting en wijsheid door de Heilige Geest. Denk aan de vrome geesten. Zij zijn en worden nog steeds opgejut door ge­weld. Bidden, naar wapens jagen en schieten op grond van wetsgeloof: Wil je niet horen dan moet je maar voe­len.

Wij willen blij zijn met al­len die dienstbaar zijn in het rijk Gods. Het gaat om het herstelde huis Gods. Po­sitief verder gaan is de weg naar boven. Klim daarom op en ontvang nu en in de toe­komst inzicht, wijsheid en verstand om te kunnen gaan in de weg van onze Heer en Heiland Jezus Christus. Hij heeft de toekomst en de hele wereld in Zijn hand. Hij zal in ons en met ons meer doen dan wij bidden of beseffen.

Zing en juich tot eer van Jezus – Hij, de Rots waarop wij staan – ’t Is Zijn Woord vol Geest en leven – Dat ons krachtig voort doet gaan.

Opgewekt tot een nieuw leven – Zijn wij nu van Gods ge­slacht – Wij verkrijgen door volharding – Wat Hij ons heeft toegedacht.

God roept u om uit te trek­ken – Uit het duister tot Zijn licht – Koningen met Hem te worden – In het Rijk door Hem gesticht.

 

 

Reacties van lezers van de redactie

 

De boodschap voor deze tijd

Broeder G. V. te Estampius, België, schrijft: “Het is mij een vreugde steeds uw blad te mogen lezen en mij te mogen verdiepen in de boodschap van het Koninkrijk Gods. Deze boodschap is ze­ker voor onze tijd, het brengt Gods volk terug naar het oorspronkelijke van de onzienlijke wereld. Gaarne willen wij vermelden dat ons getuigenis vruchten voort­brengt. Een gezin kwam tot geloof, en wij zijn nu in een bevrijdingsstrijd gewik­keld, want de man is opgenomen geweest in een psychia­trische inrichting. Het re­sultaat is dat hij slechts een paar pillen per dag slikt. Onze gebedscel, die mijn vrouw en een broeder verenigde, is sedert enkele weken uitgegroeid tot 6 a 7 personen, waarvan er giste­ren drie in de Heilige Geest gedoopt werden. Dit alles werd wonderbaar door de Heer geleid, zonder druk maar in volkomen vrijheid des Geestes. Wilt u ons gedenken in uw gebeden, opdat wij verder dit alles mogen doen in wijsheid en kennis Gods”.

Wij verheugen ons dat de boodschap van het Koninkrijk Gods ook in België verder ingang vindt’. Deze broeder schreef verder onder andere nog dat hij woont in een Franssprekende streek, maar dat de Heer het heeft ge­maakt dat hij beide landsta­len machtig is. Een pluspunt om zo de Heer te kunnen die­nen .

Een juiste beslissing

Ook in de afgelopen maand werden weer veel brochures besteld. Broeder J.v.d.B, te Nunspeet, schreef bij zijn bestelling: “Wij geloven dat het een juiste beslissing is geweest om brochures uit te gaan geven. Het zal zijn uitwerking zeker niet mis­sen. Het is een goede manier om het volle evangelie ook op deze wijze meer bekend­heid te geven”.

Oud nummer.

Zuster K. E. v. L.S. te Ede, abonneerde zich en schreef: “Ik ontging een exemplaar van december 1979, oud zult u dan denken, via een kennis en werd getroffen door de oprechte en eerlijke, een­voudig geschreven artikelen, onder andere van Nico Goverts en J. Noë. Ik werd er door verkwikt naar geest, ziel en lichaam en ik dank de Here-God dat deze lectuur er is binnen bereik”.

Verlangen om voor de Heer te leven

Zuster R. v. Z, G. te Harderwijk schrijft erg blij te zijn met het blad “Levend Geloof”. “De inhoud wekt bij mij een enorm verlangen op om volledig te leven voor de Heer. Alles sluit ook zo fijn aan bij het gemeenteleven”.

“Neem liever twee abonnementen… “

Zuster A. T. K, – H. te Am­sterdam schrijft: “Neem liever twee abonnementen” schreef br. J. M. te Krim­pen a/d IJssel. Ofschoon dat ook steeds in mijn gedachten was, verzuimde ik u erover te schrijven. Zijn schrijven gaf de doorslag, omdat ik ’t precies zo er­vaar. Hierbij dus abonne­mentsgeld voor een tweede abonnement aan mijn eigen adres”.

 

Van kruis naar troon door H. J. Scholten

 

“….Doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid”(Joh.16:13) .

De weg naar de volle waarheid

Als iemand de weg niet weet en deze wordt hem gewezen, dan is hij dankbaar en volgt dan die weg ook omdat hij ter plekke wil komen. Al­thans zo gaat het in de na­tuurlijke wereld en heel vaak wordt daar gevraagd: “Kunt u mij de weg wijzen naar….”

Nu wordt ons ook in het geestelijke een weg getoond met de bedoeling die weg dan ook te bewandelen. Hij, die ons deze weg toont is de Heilige Geest. Zelfs blijft deze Geest bij ons ter on­dersteuning en bemoediging zodat wij het gestelde doel zullen bereiken.

Nu zegt Jezus van deze Geest, dat Hij ons de weg zal wijzen tot de volle waarheid. Wat houdt dat nu precies in? De volle waar­heid? Is de waarheid dan niet altijd vol?

Het allerbeste is altijd om steeds weer te zien naar de weg, die de Heiland aflegde, want Hij is thuisgekomen. Hij heeft het doel bereikt. Hij wandelt niet meer, maar Hij zit! Als je thuiskomt ga je zitten. Van Jezus staat geschreven: “Daar wij nu een grote Hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan (doorgewandeld), Jezus, de Zoon van God, la­ten wij aan die belijdenis vasthouden” Hebreeën 4 vers 14 (Heb. 04:14).

Als wij dit doen zullen wij komen waar Hij ook is. Want we kunnen in Hebreeën 8 vers 1 (Heb. 08:01) lezen: “De hoofdzaak van ons onder­werp is, dat wij zulk een hogepriester hebben, die gezeten is ter rechterzijde van de troon der majesteit^ in de hemelen, de dienst verrichtende in het heilig­dom, in de ware tabernakel, die de Here opgericht heeft, en niet een mens”.

Dus ons einddoel is ook: de troon der majesteit in de he­melen. Welk een prachtige uitdrukking. Wat een verhe­venheid! De troon der majes­teit.’

Aan het begin van de weg staat een kruis

Wat is nu het begin van deze weg, die naar zo’n verheven doel leidt? Aan het begin van deze weg staat een kruis. Allereerst wijst de Heilige Geest ons op het kruis van Golgotha, want ook Jezus was daar om te sterven en wij moeten ook sterven. Het klinkt vreemd, maar zon­der te sterven komen wij niet op de troon der majes­teit.

Ook Jezus werd geleid door de Heilige Geest en kon daar­door de wil des Vaders vol­brengen. Deze Geest stelde Hem in staat om Zichzelf hei­lig, zonder schuld of smet aan God te offeren Hebreeën 7 vers 26 (Heb. 07:26). Toen Hij Zich zó aan de Vader overgaf werd Hij bela­den met de ganse schuld der wereld en offerde Zich één­maal om ten tweede male zon­der zonde aanschouwd te wor­den door hen, die Hem tot hun heil verwachten” Hebreeën 9 vers 28 (Heb. 09:28) .

Willen wij dus uitkomen waar Jezus Zich bevindt, dan zul­len wij dezelfde weg moeten gaan. Er is een duidelijk begin en een duidelijk einde van de weg.

De volle waarheid is dus de troon der majesteit in de hemelen. Nu willen velen de ’troon’ maar niet het ‘kruis’. Kruis betekent: lij­den.’ De Heilige Geest leidt ons naar het ‘lijden’.

Verstaan wij wat lijden betekent?

Het gaat er nu wel om goed te verstaan wat met dit ‘lijden’ bedoeld wordt. Elk lijden om Christus’ wil is een goed lijden. De apostel Paulus schrijft in Romeinen 8 vers 17 (Rom. 08:17): “….immers, in­dien wij delen in Zijn lij­den, is dat ook om te delen in Zijn verheerlijking”.

Nu gaan wij, als kinderen Gods, het lijden niet zoe­ken. Iemand zei eens: “Een martelaarskroon, die gezocht wordt, verliest zijn waar­de”. De kroon van het lijden wordt ons wel opgedrukt, als wij waarlijk in de voetstappen van de Meester willen gaan. Wie niets van dit ‘lijden’ afweet, zal ook niet veel begrijpen van de heerlijkheid Gods.

Wij willen zo graag de volle waarheid verstaan, maar het betekent tegelijkertijd: lijden! In Prediker 1 vers 18 (Pred. 01:18) staat: “Want in veel wijsheid ligt veel verdriet, en als iemand kennis ver­meerdert, vermeerdert hij smart”. Zo is het ook met de vermeerdering van geestelij­ke kennis. Jezus bezat wijs­heid en kennis en wie heeft er meer geleden dan Hij? Juist omdat Hij zoveel ken­nis had inzake het Konink­rijk Gods was Zijn lijden zo groot, want Hij wist van het volmaakte. Jezus was een Man van smarten en vertrouwd met ziekte, schrijft Jesaja.

Maar wij behoeven toch niet meer te dragen wat Jezus ge­dragen heeft? Neen, dat is juist. Het lijden van de Heiland was uniek. Ik kan mijn leven niet geven en daarmee een wereld vol zonde en schuld loskopen. In Psalm 49 staat: “Niemand kan ooit een broeder loskopen, noch Gode zijn losprijs betalen, te hoog immers is de prijs voor hun leven en voor al­toos ontoereikend, dat hij voor immer zou voortleven, de groeve niet zien”.

Kruis en kroon horen bij elkaar

Maar toch leert een waarach­tig kind van God het lijden kennen. Omdat hij de weg van Jezus wil gaan en dat is een weg van zelfver­loochening en opoffering. Je moet in de natuurlijke wereld niet veel glorie zoe­ken met je geloof. Velen werken met de elle bogen om maar iets te zijn in het Ko­ninkrijk Gods, maar het is alleen maar een vleselijk verlangen zélf iets te wil­len zijn.

Ons geloof is ook geen hob­by waarin we wegvluchten. Sommigen hebben zoveel na­righeid in de wereld onder­vonden en worden dan gods­dienstig en deze ‘vorm’ van godsdienst is voor hen meer een soort zelfbevrediging dan het dienen van God in Geest en waarheid.

We moeten goed begrijpen dat kruis en kroon onafscheide­lijk met elkaar verbonden zijn en dat langs een weg van veel strijd het einddoel bereikt zal worden. Maar het is de moeite waard! Hoe weet ik dat? Dóór de Heilige Geest, want die Geest leidt mij in de volle waarheid. Die Geest maakt dat ik vol­harden kan op de smalle weg en gelijke tijd is er zo’n bemoediging en vertroosting van die Geest, dat ik mij eindeloos verblijden kan in de God der waarheid. Mijn God! Mijn Vader!

Op die weg klinken voortdu­rend de liederen Sions. Daar spoort men elkaar aan te volharden. Doorgaan broeder, doorgaan zuster! Kom, we gaan een lied zingen, dan gaat het gemakkelijker. En dan klinkt het lied:

“Laat ’s Heren lof ten hemel rijzen,

hoe goed is ’t onze God te prijzen!

’t Betaamt ons psalmen aan te heffen,

die lieflijk zijn en harten treffen”.

Je krijgt nieuwe kracht en God betoont aan je hoe waar­achtig Zijn Woord is. “Hij geeft de moede kracht en de machteloze vermeerdert Hij sterkte”.

Waardig gekeurd

Wij hebben het einddoel nog niet bereikt. We leven in angstige tijden en er zou nog wel eens veel lijden kun­nen komen vanwege ons geloof in de Naam van Jezus. Ech­ter, we behoeven nergens be­vreesd voor te zijn, omdat elk lijden, elke vervolging, elke smaad, elke laster en elke verdrukking, die we moe­ten doorstaan een bewijs is van een rechtvaardig oordeel Gods, dat wij het koninkrijk Gods waardig gekeurd zijn! 2 Thessalonicenzen 1 vers 5 (2 Thess. 01:05).

Kinderen Gods zijn bekend met het kruis, maar ook met hun verheven plaats in de he­melse gewesten. En geeft het­geen grote blijdschap in je geloofsleven overwinningen te boeken op het rijk der duisternis?

We weten dat de duivel rond­gaat als een briesende leeuw. En toch…. Jezus is Overwinnaar! En wij met Hem! Er is een briesen der gewel­denaars (machten der duis­ternis) als een stortbui te­gen een muur, als hitte in een dorre streek. Jesaja zegt: het is het rumoer van vreemden. Maar dan is daar de machtige belofte: “Het rumoer der vreemden onder­drukt Gij: als hitte door de schaduw van een wolk wordt het gezang der geweldenaars gedempt” Jesaja 25 vers 5 (Jes. 25:05).

Is het niet heerlijk dat wij door ons gezang, onze lof­prijzingen, het gezang der geweldenaars kunnen dempen? Gods kracht, overweldigend in ons, laat ons jubelen: “Neen, de Heer der Heren doet ons triomferen!” Het is al het lijden waard. Ook voor ons zal gelden: om hun moeitevol lijden zullen zij het zien. Wat zullen we zien? De heerlijkheid Gods en de troon van Zijn majes­teit. In alle volmaaktheid voor eeuwig en altijd. Vast en zeker? “Ja”, zegt God, “dit is het deel van de knechten des Heren en hun recht van Mijnentwege” Jesaja 54 vers 17 (Jes. 54:17). Geloofd zij de Here voor eeuwig. Amen, ja Amen!

 

De vier soorten rust van de gelovige door J. Noë

 

In een geschrift van Dr. A. Grimes uit Californië, U.S.A., getiteld “De verzekerdheid van de gelovige”, kwam ik bovenstaand onder­werp tegen en ofschoon ik mij kan voorstellen dat voor verschillende lezers, datgene, wat ik nu ga behan­delen, laten we maar zeggen, ‘oud nieuws’ is, leek het mij toch van belang deze uitleggingen over de rust, hoewel in beknopter vorm, met enkele toevoegingen van mijzelf erbij, aan u door te geven.

Dr. Grimes zegt dat er vier soorten rust zijn:

1.De rust van de verlos­sing.

2.De rust van het dienstbe­toon.

3.De rust van de erfenis.

4.De rust van de volmaakt­heid.

Hoe ver zijn wij in onze geestelijke groei?

Deze soorten rust zijn erva­ringen, die de gelovige heb­ben kan, wanneer hij met God wandelt. Er zijn ook terrei­nen van ervaring, die de ge­lovige moet doormaken. Er zijn ook stadia van ontwikke­ling, welke hij moet doorlo­pen.

De mate, waarin wij deze er­varingen hebben doorgemaakt, geeft aan, hoever wij zijn in onze groei. In onze wandel met God, kunnen wij in de eerste rust zijn, of in de eerste en tweede, of in de eerste, tweede en derde, of in alle vier. (Ik wil hier­bij opmerken dat rust en vrede nauw met elkaar ver­bonden zijn).

De rust van de verlossing

Matt. 11:28: “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en ik zal u rust geven”.

Het is dus duidelijk dat de vermoeiden en belasten niet door eigen inspanning, door eigen werken, werken der wet, enzovoort, welke wer­ken van het vlees zijn, tot die rust kunnen komen.

Efeze 2 vers 8 en 9 (Ef. 02:08-09 zegt: “Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: Het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme”.

Het is dus God die soeve­rein de eerste stap naar de zondaar doet en alleen door geloof komt hij tot Christus. Alleen door het geloof in het volbrachte werk van Jezus Christus, als onze Redder, Verlosser, Genezer en Voleinder des geloofs, Die de Weg, de Waarheid en het Leven is en Die gegeven is alle macht en hemel en op aarde, is men in staat tot die bovengenoemde rust in te gaan.

Romeinen 5 vers 1 (Rom. 05:01) zegt: “Wij dan gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus”. Filippenzen 4 vers 7 (Filip. 04:07) zegt: “En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus”.

Helaas zijn er nog al wat christenen, die al zijn ze gered, nog niet de rust der verlossing hebben gevonden (meestal door valse leer). Ze zijn steeds met zichzelf bezig, zien het niet goed zitten, trachten om gered te blijven uit eigen kracht en werken (dus het vlees) rust te krijgen. Als je de­ze mensen vraagt: “Ben je een kind van God?”, dan krijg je als antwoord: “Dat hoop ik”. Anderen hou­den vast aan de gedachte: “We blijven zondaars tot de dood toe”. Hoe droevig. Ze willen en kunnen gewoon niet accepteren wat God hen in Jezus heeft geschonken. In feite is dat een beledi­ging voor God.

De rust van het dienstbetoon

Matteüs 11 vers 29 (Matt. 11:29) zegt: “Neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen”.

Het is vanzelfsprekend dat een christen, die niet de rust van de verlossing heeft ervaren, ook nooit in staat zal zijn, de rust van dienstbetoon deelachtig te worden. Willen wij de rust van dienstbetoon ervaren, dan moeten wij ons volledig overgeven, om één te worden met Christus. Romeinen 12 vers 1 (Rom. 12:01) zegt dat wij onze lichamen moeten stellen tot een levend, Gode welgevallig offer. Om dat te bereiken dienen wij het juk van Christus op ons te nemen en onze harten open te stel­len voor datgene wat Hij ons wil leren. Hij zegt dan nog bemoedigend en aansluitend op bovenstaande tekst tot ons: “Mijn juk is zacht en Mijn last is licht”.

Wij ondergaan onder Zijn leiding een training, opdat Hij Zijn doel met ons kan bereiken en wij rust vinden voor onze zielen. De ziel is namelijk de zetel van onze gevoelens, ons verstand en ons zelfbewustzijn. Deze gevoelens kunnen een belang­rijke rol in ons leven spe­len op allerlei gebied, waardoor we in grote moei­lijkheden kunnen komen. Als we de verlossing in ons le­ven ervaren hebben, willen we in ons enthousiasme alles voor de Heer doen en hebben we bijvoorbeeld zo onze eigen ideeën en plannen om de Heer te dienen. Daarom is het zo belangrijk dat we ons onder het juk van de Heer stellen en luisteren wat Hij ons te zeggen heeft.

Het volgende voorbeeld moge hiervoor dienen: Om een jon­ge os te leren werken, brengt men hem onder één juk samen met een oude os, die goed getraind is en heeft leren gehoorzamen aan de man die het veld omploegt. Op deze wijze wordt de weer­stand van de jonge os gaan­deweg gebroken en wordt hij een goede werker voor zijn baas.

Het geheim van de rust van het dienstbetoon

Zoals God een volkomen ver­lossing voor ons bereid heeft, heeft Hij ook tevoren bepaald hoe wij Hem zouden dienen. Als ik het geheim wil ontdekken hoe ik de rust van dienstbetoon kan vinden, moet ik te weten zien te ko­men, wat Hij wil dat ik doen zal, wat mijn plaats dus is in het plan van God.

Efeze 1 vers 11 (Ef. 01:11) zegt: “In wie wij ook het erfdeel ontvangen hebben, waartoe wij tevoren bestemd waren krachtens het voornemen van Hem, die in alles werkt naar de raad van zijn wil”.

Wij zijn dus voorbestemd tot een bepaald doel en als we ons daaraan en aan God over­geven, zal Hij het uitwer­ken.

In Efeze 2 vers 10 (Ef. 02:10) staat: “Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen”.

Deze werken komen niet door zelfwerkzaamheid tot stand, maar door de Heilige Geest die in ons woont. Filippenzen 2 vers 13 (Filip. 02:13): “Want God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt”.

Wij moeten al wat wij wil­len doen aan de Heer opdra­gen, opdat Hij ons kan leiden tot de werken, die Hij tevoren voor ons bereid heeft.

Spreuken 3 vers 5 en 6 (Spr. 03:05-06: “Vertrouw op de Here met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden rechtmaken.”.

Dezelfde wijze van overgave, waardoor wij tot verlossing kwamen, moet ook leiden tot dienstbetoon. Kolossenzen 2 vers 6 (Kol. 02:06) zegt: “Nu gij Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt, wandelt in Hem”.

Ik wandel met Hem in geloof. Ik ben door hetzelfde juk met Hem verbonden. Hij is Degene, die mij leidt. Als ik dit geleerd hebt, zal ik de rust van dienstbetoon binnengaan. (Deel 2 – Slot van dit artikel – volgt in “Levend Geloof” van april).

 

 

De Vredevorst Efeziërs 2 vers 14 (Ef. 02:14) door Judith Jacobs

U weet toch dat Jezus de storm heeft gestild op het meer? Matteüs 8 vers 23 tot en met 27 (Matt. 08:23-27). Er staat in vers 26 dat Hij de natuurele­menten bestrafte. Nu kan het woord “bestraffen” op ver­schillende wijze over komen. Het houdt eigenlijk in dat je op je vingers wordt getikt en wie vindt dat in wezen nou leuk?! Om tot het punt te komen: Als de Here wind en gol­ven bestraft, zodat alles kalm wordt, is dat prachtig, maar hoe zit dat met onze “natuurelementen” (geestelijk gesproken), zoals gemoedsaandoeningen, harte-aangelegenheden en dergelijke? Ik betrap me er op dat ik daar zelf veel moeite mee heb. De vraag die overblijft is: wat doe ik ermee? Er is maar één antwoord mogelijk: tot Jezus gaan zoals ook de discipelen hebben gedaan.

In het verhaal is weer sprake van actie (uitgaande van de discipelen): ze gingen naar Jezus toe, maakten Hem wakker en klaagden hun nood. Pas toen kon de Heer iets doen of anders gezegd: Hij werd daartoe in de gelegenheid gesteld doordat de discipelen Hem verzochten (baden) iets te doen. En de Here deed het zó volmaakt, dat men zich erover ver­wonderde (vers 27).

Jezus wil ons altijd helpen als wij ons tot Hem wenden als het in ons “stormt”. Bovendien: Hij alleen kan ons het beste helpen, daar aan Hem gegeven is “alle macht in hemel en op de aarde” Matteüs 28 vers 18 (Matt. 28:18). Maar daar is méér: Hij doet het met liefde, want Hijzelf is de Liefde. De Liefde die zich vrijwillig liet verguizen en “onze strijd” heeft ge­streden. “Maar begrijpt de Heer me dan wel?” hoor je vaak. Staat er niet geschreven dat wij Zijn “maaksel” zijn? Efeze 2 vers 10 (Ef. 02:10) en dat Hij weet “wat maaksel wij zijn”? Psalm 103 vers 14 (Ps. 103:014). “Maar heeft bidden dan wel zin?” Nu moeten we oppassen: Satan staat als een belager aan de deur, van harte gereed om ons te ontmoedigen.

Speel het eenvoudig, broeder of zuster: Ga tot Jezus en laat Hem toe de “elementen” in u te “bestraffen”. U zult het ervaren: Hij is onze vrede, want Hij gebiedt vrede. Hij is de vredevorst!

 

“Maar Ik heb voor u gebeden…” Lucas 22 vers 31 en 32 (Luc. 22:31-32).

Gedicht door Judith Jacobs

Dat is de rust die Gij kunt geven,

Als het zo stormt in mijn gemoed:

Uw almacht breekt de wind en golven,

Gij zijt het die hen zwijgen doet.

 

Dat is de vrede die Gij uitstort,

In wanhoop en in duisternis:

Dat ik mag weten dat Uw liefde

Te allen tijd’ rondom mij is.

 

Dat is de troost wanneer de Boze

Mij aanklaagt en “als tarwe zift”:

Dat ik – al kan ik niet meer bidden –

Toch in Uw handpalm ben gegrift.

 

Dat is de kracht waarvoor ‘k mag danken,

De overwinning waar ‘k op pleit:

Dat Gij voor mij, Heer, hebt gebeden,

En toen gestreden hebt…. “mijn strijd”.

 

De vrucht van het licht door G. J. R. Doornink

 

“De vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en gerechtigheid en waar­heid” (Efez.5:9). Lees ook Efez.5:1-21, het gedeelte waarin deze tekst staat.

Vroeger duisternis – thans – licht

We hebben allemaal zo onze eigen herinneringen aan de tijd toen het nog duister­nis was in ons leven. Zo moet ik nog wel eens denken aan het dorpskerkje waar ik vele jaren naar toe ging en de dominee dan een enkele keer het gezangvers liet zingen: “Ontwaakt gij die slaapt en sta op uit de dood; en Christus zal over u lichten”. Dit vers sprak me wel aan, waarschijnlijk door de aangenaam klinkende melodie, maar misschien on­bewust ook wel door de woor­den. Maar buiten de kerk was je het al spoedig weer ver­geten. …

Wat is het dan heerlijk als je het later werkelijk weet: Christus heeft mij opgewekt, ik ben een nieuwe schepping in Hem’ Paulus zegt hier in Efeze 5 vers 8 (Ef. 05:08: “Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here”. Kinderen Gods zijn uit de duisternis overge­gaan in het licht; uit de dood in het leven.

Paulus zegt er echter nog iets meer van, wat voor ieder kind van God van het allergrootste belang is.

Hij zegt: “wandelt als kinderen des lichts, – want de vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en gerechtigheid en waarheid en toetst wat de Here welbehaaglijk is”(vers 8-10). Paulus wil eigenlijk zeggen.

 

Nu dat zo is, nu je uit de duisternis bent overgegaan in het licht, moet je ook als zodanig leven’ We moe­ten oppassen dat we niet te­rugvallen in de klauwen van satan, door waakzaam te zijn en geestelijk te groei­en in Hem, door de weg van geloof en gehoorzaamheid blijvend te bewandelen.

Dit is mogelijk als we de richtlijnen in acht nemen die Paulus hier noemt in Efeze 5. Het zijn als het ware de kenmerken van “wak­kere” christenen. Let wel geen “slapende ” christenen maar christenen die wakker zijn! Spreuken 10 vers 5 (Spr. 10:05) zegt: “Wie verzamelt in de zomer, is een verstandig zoon; wie slaapt in de oogsttijd is een zoon die zich schande­lijk gedraagt”.

De kenmerken van Christenen die wakker zijn

God zoekt in onze dagen naar wakkere christenen. Hun voornaamste kenmerken zijn:

Het zijn navolgers Gods, (vers 1). Zij wandelen in de voetstappen van Je­zus.

Zij laten zich niet in met de werken der duis­ternis (vers 11).

Zij ontmaskeren deze! (vers 12).

Zij zien nauwlettend toe hoe zij wandelen (vers 15) .

Zij zijn niet onverstan­dig, maar zoeken de wil van God (vers 17). Zij leren deze wil kennen uit Gods Woord, waaruit ze kennis en inzicht ont- vangen.

Zij zijn vervuld met de Heilige Geest (vers 18).

Zij spreken, zingen en jubelen tot eer van de Naam van Jezus (vers 19). Lofprijzing is dus ook zeer belangrijk.

Zij danken God te allen tijd (vers 20).

Zij zijn elkander onder­danig (vers 21).

Samengevat zouden we kunnen zeggen: Zij openbaren de vrucht van het licht!

Wandelen wij in het licht?

Wij zijn dus geroepen om lichtdragers van Jezus te zijn. Jezus sprak: IK ben het licht der wereld. Maar Hij heeft ook gesproken: Gij zijt het licht der we­reld.

Naarmate het licht wat in ons is helderder gaat schij­nen, zal ook elk spoor van de duisternis verdwijnen. Vele kinderen Gods zijn nog als een kamer waar een paar schemerlampjes aan zijn. Je kunt elkaar nauwelijks on­derscheiden, je kunt niet goed lezen           Het is misschien wel “gezellig”, maar het komt er op neer dat je niet goed kunt zien.

Nu is dit geen pleidooi om schemerlampjes uit onze ka­mers weg te doen, maar wel wil ik dit als voorbeeld ge­bruiken hoe het bij vele kinderen Gods geestelijk ge­steld is. Als er een ver­menging is van licht en duisternis, kan men geeste­lijk niet goed zien. Wie in geestelijk opzicht het licht heeft leren kennen, kan zich niet meer veroor­loven in schemertoestand te leven, maar behoort te wan­delen in het volle licht met Jezus.

1 Johannes 1 vers 5 tot en met 7 (1 Joh. 01:05-07) zegt: “En dit is de verkondiging die wij van Hem gehoord hebben en u ver­kondigen: God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis. Indien wij zeg­gen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duister­nis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet; maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeen­schap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde”.

De vrucht van het licht komt alleen in ons ten volle tot openbaring als we bereid zijn volkomen in gemeenschap te leven met Hem die het werkelijke licht is.

Wat is de vrucht van het licht?

Let wel, Paulus spreekt hier niet alleen over het licht, maar ook over de vrucht van het licht. Wat is de bete­kenis daarvan? Het woord ‘vrucht’ heeft twee betekenissen. Het heeft te maken met volgroeid zijn, maar ook met het resultaat, de uit­komst, de oplossing.

Toen ik in vroeger tijden in het najaar aan het appels plukken was, waren dat vruchten die volgroeid wa­ren. Ik ging niet in juli vruchten plukken, die pas in oktober volgroeid en rijp waren. Wat worden er in geestelijk opzicht veel on­rijpe vruchten geplukt, met alle negatieve gevolgen van dien. En wat willen velen graag de oogst binnenhalen, terwijl deze nog niet rijp is! Ik denk dan aan de wijdverbreide gedachte bij vele christenen, dat Jezus ‘elk moment’ terug kan ko­men om Zijn gemeente ’op te nemen’.

Men ziet dan volkomen over het hoofd dat het eerste doel van God met Zijn ge­meente is de volgroeide vrucht. Paulus spreekt in Efeze 5 vers 27 (Ef. 05:27 over de gemeente die voor Hem geplaatst zal worden, “stralend, zonder vlek of rimpel of iets der­gelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet”. Dat is de volgroeide vrucht. De ge­stalte van Christus in ons heeft dan een volkomen vorm aangenomen. Het zal worden, zoals Paulus beschrijft in 2 Thessalonicenzen 01:10 (2 Thess. 01:10), dat Hij met verbazing aanschouwd zal worden in allen, die tot geloof gekomen zijn, wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen.’

Zeg nu niet: daar staan wij nog zo ver af, of: zover kom ik toch niet. Dan spreken wij de taal van het onge­loof. Paulus zegt: “Hiervan toch ben ik ten volle over­tuigd, dat Hij, die in u een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voort­zetten, tot de dag van Christus Jezus” Filippenzen 1 vers 6 (Filip. 01:06). Maar wij moeten wel bereid zijn Hem in elk opzicht ge­hoorzaam te zijn, door te wandelen in het licht. Daar­bij mogen we ons altijd weer richten op de grote Licht­drager Jezus Christus. Bij Hem kwam de vrucht van het licht op volkomen wijze tot openbaring.

De vrucht van het licht in het leven van Jezus

In het leven en de bediening van Jezus op aarde was de vrucht van het licht ten volle zichtbaar. Hij is daarom ons grote Voorbeeld. Hij openbaarde de goedheid  van God in het verbreken van satans werk, in het bevrij­den, herstellen en genezen van de mens. Handelingen 10 vers 38 (Hand. 10:38) zegt: “Hij is rondgegaan, weldoende en genezende al­len, die door de duivel overweldigd waren: want God was met Hem”. Jezus was be­wogen met ieder mens die nog onder het juk van de satan leefde. Hij openbaarde in ieder opzicht dat God een goede God was.

Hij openbaarde ook de gerechtigheid van God. Hij was rechtvaardig. Daarom kunnen wij nu met Paulus getuigen: “Wij dan, gerecht­vaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus” Romeinen 5 vers 1 (Rom. 05:01). Wij werden vrij­gesproken, terwijl wij straf verdiend hadden, maar – halleluja – de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem!

Het feit dat God rechtvaar­dig is, betekent ook dat Hij iedere onrechtvaardigheid haat. Laten we daar niet te lichtvaardig over denken. Paulus zegt in Efeze 5 vers 5 en 6 (Ef. 05:05-06): “Want hiervan moet gij doordrongen zijn, dat in geen geval een hoereerder, onrei­ne of geldgierige, dat is een afgodendienaar, erfdeel  heeft in het Koninkrijk van Christus en God. Laat nie­mand u misleiden met drogre­denen, want door zulke din­gen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoor­zaamheid” .

Paulus spreekt hier dus over “de toorn Gods over de kin­deren der ongehoorzaamheid”. Is dat niet in tegenspraak met Gods goedheid? In geen geval. Want God is recht­vaardig. Dat wil zeggen: Hij kent voor de duivel geen genade. De toorn van God blijft tot in alle eeuwig­heid op satan rusten. En dat betekent dat ook de mens die zich niet wil losmaken uit de klauwen van satan daarbij betrokken wordt.

Dat is dus de mens die in deze eindtijd groeit in de verkeerde richting, die als het ware hoe langer hoe meer één wordt met de duivel. Openbaring 22 vers 11 (Openb.22:11) zegt: “Wie on­recht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie recht­vaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”. Er is dus tweeërlei soort groei in de eindtijd. Een groei naar de volkomenheid in Christus en een groei naar de onvolko­menheid in satan.

Als’ derde onderdeel van de vrucht van het licht noemt Paulus: waarheid. Jezus bracht ook de waarheid van God tot openbaring. Hij ont­maskerde de satan als de vader der leugen. Hij sprak: Ik ben de waarheid. En in het gesprek met de Samaritaanse vrouw zei Hij “dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbid­ders; God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aan­bidden in geest en in waarheid” Johannes 4 vers 23 en 24  (Joh. 04:23-24) .

Jezus openbaarde dus op volkomen wijze de vrucht van het licht.

En naarmate wij Jezus volgen zal ook de vrucht van het licht in ons leven tot openbaring komen!

Dat is Gods wil en Gods doel voor uw en mijn leven!

Wij zijn niet meer in de dood, maar in het leven.

Wij behoren niet meer te slapen, maar wakker en waak­zaam te zijn.

Wij wandelen niet meer in de duisternis, maar behoren in het volle licht te wande­len .

En dat alles opdat de vrucht van het licht in ons ten volle geopenbaard zal worden en ons leven zal zijn een leven tot eer en glorie van de Naam van Jezus!

Het geheimenis dat voleindigd zal worden

Er is een geheimenis van God. En dat geheimenis zal volein­digd worden, vertelt ons Openbaring 10 vers 7 (Openb. 10:07). Het wordt voltooid, het wordt vervuld, het wordt afgerond, volledig gemaakt. De Statenvertaling noemt het: de verborgenheid Gods.

Wat is dat geheimenis, die verborgenheid? Het is het rijk Gods, waarvan Jezus sprak: het is onder u, het is in u, maar het komt niet met uiterlijk gelaat. Dat rijk is als het mosterdzaad, dat geplant wordt in de geest van een mens.

Reeds Daniël hield zich bezig met dit geheimenis. Hij zei tot zijn drie vrienden dat zij barmhartigheid moesten af­smeken van de God des hemels betreffende deze verborgen­heid Daniel 2 vers 18 (Dan. 02:18}. En dan vervolgt het verhaal: “Toen werd de verborgenheid aan Daniël in een nachtgezicht geopenbaard”. En op grond daarvan kan hij het dan ook uitroepen: “God openbaart ondoorgrondelijke en verborgen dingen” (vers 22). En in vers 28 lezen we hoe hij tegenover de Koning van Ba­bel verklaart: “Maar er is een God in de hemel, die verbor­genheden openbaart”.

En wat blijkt dan die verborgenheid te zijn? Dat is de steen die losraakt zonder toedoen van mensenhanden, de steen die het beeld treft zodat het verbrijzeld wordt, de steen die vervolgens wordt’ tot een grote berg die de gehele aarde gaat vullen. En wat is de betekenis daarvan? De uit­leg luidt: “Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen an­der volk meer zal overgaan” (vers 44).

Waar alle in de eindtijd om draait

Alles draait om het rijk Gods. Dat is het geheimenis van de eindtijd. Dat rijk zal hemel en aarde vervullen.

God is een koninklijke God. Hij is de God die pal staat voor de zaak van waarheid, ootmoed en recht, om met de woorden van Psalm 45 te spreken. God zal niet rusten voor­dat Hij zijn rijk heeft gegrondvest met recht en gerechtig­heid, zoals Jesaja 9 ons dat schildert. En dan zegt de pro­feet erbij: “De ijver van de Here der heerscharen zal dit doen” Jesaja 9 vers 6 (Jes. 09:06). God is een God van ijver. Hij ijvert voor zijn plan. Hij ijvert voor de waarheid. Hij ijvert voor zijn rijk.

God heeft een koninklijk doel. Gods doel is niet dat ieder­een het naar zijn zin heeft. Alleen het rijk is de moeite waard. Alleen wat waarheid is, voldoet aan Gods verwach­tingen .

Het boek Openbaring laat ons zien: dit geheimenis gaat God ter harte. Met minder is Hij niet tevreden. Hier werkt Hij aan met onverwoestbare vasthoudendheid. Want dit geheimenis moet en zal voleindigd worden. God is onwrikbaar in zijn plannen. De Heer is recht in al zijn weg en werk. Zijn rijk zal komen. Als het vertoeft, verbeid het, want komen zal het gewis, uitblijven zal het niet.

Gods rijk komt als een verborgenheid

Het rijk komt. Maar hoe? Het komt als een verborgenheid. Het is Gods eer een zaak te verbergen, zegt Spreuken 25 vers 2 (Spr. 25:02). God wil waarheid in het verborgene. God zoekt niet het spekta­kel, Hij is de God der waarheid. En waarheid is wars van alle uiterlijk vertoon. Waarheid geschiedt in de geest. Zo­als Johannes het formuleert: “En de Geest is het, die ge­tuigt, omdat de Geest de waarheid is” 1 Johannes 5 vers 6 (1 Joh. 05:06). Alleen de God die Geest is, leidt tot de waarheid; alleen de God die Geest is, is de waarheid.

God kiest de weg van de geest, God kiest de weg van de waarheid. Dat is de enige weg die in overeenstemming is met zijn wezen. Uitsluitend langs die weg bouwt God zijn rijk. Elke andere weg weigert Hij te gaan. Het pad van het compromis, het pad van het succes, is voor God een onbestaan­bare zaak. God beperkt zich tot de weg der waarheid. En in de beperking toont zich de meester.

Gods geheimenis heeft ook te maken met de gemeente

Er is nog een -fundamenteel punt. Het geheimenis heeft te maken met het rijk, maar het heeft tegelijkertijd ook alles te maken met de gemeente. Paulus schrijft: “Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en op de gemeente” Efeze 5 vers 32 (Ef. 05:32). De gemeente is het geheimenis. Bij de zevende bazuin is zij voleindigd. In verborgenheid wordt zij gereedgemaakt. Dit komt overeen met de woorden van Openbaring 19 vers 7 (Openb. 19:07): “zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt”.

We leven nu in de tijd waarin God zijn geheimenis voltooit. Dat is het volk dat God gaat presenteren aan de ganse schepping. Het volk waarin God zijn Naam heeft gelegd. Het volk waarin Gods wezen is geplant.

Nog een ander gebeuren in de geestelijke wereld

Nu wordt er echter in het boek Openbaring nog over een an­der geheimenis gesproken. In hoofdstuk 17 lezen we dat Johannes in de geest wordt weggevoerd naar een woestijn. En daar ziet hij een vrouw. Ook hier gaat het uitdrukkelijk om een gebeuren in de geestelijke wereld. En dan vertelt ons het vijfde vers: “En op haar voorhoofd was een naam ge­schreven, een geheimenis: het grote Babylon”.

Hier ontdekken we de twee tegenpolen: het ene geheimenis is de vrouw uit Openbaring 17, het andere geheimenis is de vrouw uit Openbaring 19. Het gaat om twee vrouwen, we kunnen ook zeg­gen: het gaat om twee steden. Want de ene vrouw wordt ge­noemd Babylon, van de andere lezen we in Openbaring 21 vers 9 en 10 (Openb. 21:09-10): “En er kwam een van de zeven engelen met de zeven schalen, die vol waren van de laatste zeven plagen, en hij sprak met mij, zeggende: Kom hier, ik zal u tonen de bruid, de vrouw des Lams. En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, neder­dalende uit de hemel, van God”(vers 9-10).

We zien: de vrouw van het Lam is een stad.

Twee steden staan in de eindtijd tegenover elkaar. Hier stuiten we op één van de grondthema’s van de hele Bijbel. Telkens komen we die twee steden tegen. Het contrast tussen deze beide bolwerken is ook weer een hoofdlijn in het laatste Bijbelboek. In de slotfase van de geschiedenis gaan de grenzen zich aftekenen. Hier kan men nu met recht spreken van polarisatie. En daarom wordt de vraag klemmend: waar wonen wij? In welke van die beide steden bevinden wij ons? Het is nu een tijd van beslissingen. Nu moeten wij onze woonplaats bepalen.

Daarom is het ook buitengewoon actueel, eens na te gaan: worden er in het boek Openbaring ook bepaalde kenmerken van die steden genoemd? Aan de hand daarvan kunnen we dan opma­ken waar het in de eindtijd en in de eindstrijd tenslotte op aan komt.

Het geheimenis van Babylon

De ene stad heet Babylon. Die naam is een geheimenis, wordt er uitdrukkelijk bij vermeld. Dat houdt in: we hebben gees­telijke ogen nodig om er iets van te kunnen onderscheiden. Het gaat hier niet over een stad die men even op de land­kaart kan opzoeken. Dan zou men heel vlot tot de slotsom kunnen komen: Babel ligt gelukkig ver bij ons vandaan. Ba- bel is een verborgenheid. Het is een geestelijke woon­plaats. Het gaat dus ook niet aan, voor Babylon dan maar even Rome in te vullen.

Wat is er dan wel aan de hand? Laten we een paar kenmerken opsporen. De naam van de stad kan ons verder helpen, en ook de oorsprong. In de geestelijke wereld wordt alles bepaald door de oorsprong. Iets is goed wanneer de oorsprong goed is. En omgekeerd: wanneer de oorsprong niet deugt, dan weet men dat de zaak fout zit.

Voor de naam en de oorsprong van Babylon moeten we terug­gaan naar Genesis. Daar vinden we de bakermat van dit gehei­menis. Genesis 11 vertelt ons over de torenbouw van Babel. Nu is dit niet een op zichzelf staand verhaal. Het vormt een deel van een heel boek. We kunnen het alleen verstaan in het verband van het hele boek Genesis. En het boek Openba­ring is op zijn beurt weer niet te begrijpen zonder de ach­tergrond vanuit het eerste boek van de bijbel.

We zullen dus moeten bedenken: het thema van het boek Genesis is: de wording van het volk van God te midden van de volkeren. En in dat kader gaan we pas werkelijk ontdek­ken wat de torenbouw van Sabel betekent. Het is een groots opgezette poging om de wording van het Godsvolk te voorko­men. Een complot om het plan Gods te saboteren.

We merken de parallel op tussen Genesis en Openbaring. Ook in de eindtijd draait alles om de wording van het Godsvolk. En ook dan zien we dat de vijand van God een tegenplan ont­werpt, een tegenvolk formeert, een tegen-stad opricht.

We lezen in Genesis 11: ”0ok zeiden zij: Welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot de hemel reikt, en laten wij ons een naam maken” Genesis 11 vers 4 (Gen. 11:04). Het gaat om een stad en een naam. En een toren waarvan de top tot, letterlijk staat er: in de hemel reikt. Ze wilden in de he­mel komen. Doordringen in de geestelijke wereld. En als God de zaak gaat bezien, dan constateert Hij: “Zie, het is één volk. Op die manier wordt de geboorte van een Godsvolk ón­mogelijk gemaakt.

Wat betekent de naam Babel?

En dan komt daar de naam van de stad naar voren. In hoofd­zaak zijn er twee betekenissen. Babel beduidt in het Babylonisch: poort Gods. Dat hadden de bouwers er zich van voorgesteld: de toren zou een poort worden naar de onzien­lijke wereld.

Maar in het Hebreeuws betekent Babel: verwarring of vermen­ging. En daar hebben we dan ook het kenmerk van het Babylon in de eindtijd: het is gebouwd op een verwarring van den­ken. Het fundament van Babel is: vermenging. Men vermengt waarheid en leugen, licht en duister, goed en kwaad, hemel en aarde, het natuurlijke en het geestelijke.

Babel mist het fundamentele kenmerk van het koninkrijk Gods: zuiverheid. Al wat uit God voortkomt, zal het onmis­kenbare stempel dragen van klaarheid, puurheid, want zo is God. Bij God is alles onvermengd.

En daarmee zijn we bij de oorsprong van de stad. Die vinden we beschreven in Genesis 10. Daar wordt een overzicht gegeven van de volkeren die de achtergrond zullen vormen waartegen de wording van het Godsvolk zich zal gaan aftekenen. En te midden van die opsomming van naties gaat het dan opeens over Nimrod. Deze was de eerste machthebber op aarde; hij was een geweldig jager voor het aangezicht des Heren, ver­telt ons Genesis 10 vers 8 en 9. (Gen. 10:08-09) En dan zien we in het tiende vers: “En het begin van zijn koninkrijk was Sabel”.

Let ook op de betekenis van Nimrod 1

Nimrod is de eerste man in de bijbel die een koninkrijk heeft. Ook de naam van deze figuur is weer veelzeggend. In het Assyrisch zal zijn naam een verbastering zijn van Ninurta, de god van oorlog en jacht. In het Hebreeuws betekent hij zoveel als: rebel, opstandeling. Hij was de eerste machthebber. En hij was een jager voor het aangezicht des Heren, dus in de onzienlijke wereld. En hij bouwde aan een rijk. Nu is het merkwaardige van dat rijk, dat het een heel duidelijk beginpunt had. Daar wordt hetzelfde woord ge­bruikt als in de allereerste tekst van de bijbel: In den be­ginne schiep God.

We zien derhalve dat het in Genesis gaat over twee soorten begin. Er is een begin vanuit God. Een er is een begin van- uit Nimrod. En die staan lijnrecht tegenover elkaar. In Genesis 1: God formeert hemel en aarde; in Genesis 10: Nimrod for­meert Babel. In Genesis 1 begint het koninkrijk Gods, in Genesis 10 begint het koninkrijk van Babel.

Dezelfde twee rijken vinden we terug in het boek Openba­ring. Genesis spreekt over twee soorten begin; Openbaring toont ons twee soorten einde. Daar zien we waar die twee koninkrijken op uitlopen.

Het woord ‘begin’ kunnen we ook vertalen met ‘beginsel’. Het grondbeginsel van het koninkrijk der duisternis is Ba­bel. Hier wordt ons een sleutel gegeven. Babel is niet maar een willekeurige stad, Babel is niet één vorm van duister­nis naast vele andere, neen, Babel is het beginsel, het ba­sisprincipe, het uitgangspunt van alle dwaling. Babel is de grondslag, het fundament van het hele rijk der duisternis. Zoals de gemeente gebouwd wordt op het fundament van He­breeën 6, zo is het fundament van de valse kerk: Babel.

Er zijn in wezen maar twee beginselen. Het ene beginsel is: God schept. In den beginne schiep God. Het andere beginsel is: de boze mengt. De satan kan niet scheppen, hij kan al­leen maar vermengen. Zo bederft hij het goede dat God heeft gemaakt.

De oproep van alle eeuwen: trek uit Babel

Daarom klinkt door de eeuwen heen telkens weer de oproep: Trek uit Babel. Dat begint direct al. In Genesis 11 wordt de toren gebouwd, en meteen in Genesis 12 spreekt God tot Abram: Ga uit. En daar waar Abram uitgaat, daar geschiedt iets met een ongelooflijk verstrekkende zin. Daar is niet zomaar sprake van een verhuizing, een emigratie. Daar gebeurt iets wat oneindig veel groter is en dieper gaat. Daar wordt volk Gods geboren. Het uitgaan uit Babel is als een nieuwe ge­boorte. Het gaan van Abram zet de wording van het Godsvolk in gang.

De profeten knopen weer bij dit grondbeginsel aan: “trekt uit Babel”, horen we bij Jesaja, “ontvlucht de Chaldeeën. Verkondigt het met jubel geklank, doe dit horen, verbreidt het tot aan het einde der aarde; zegt: De Here heeft zijn knecht Jakob verlost” Jesaja 48 vers 20 (Jes. 48:20).

Eerwaardig: waar komt het volk Gods vandaan? Uit Babel. Het zijn de verlosten uit Babel. Het zijn degenen die zich los­maken, zich los laten maken uit de vermenging. God bouwt zijn rijk met wat uit het rijk van Nimrod uitgaat.

Jeremia spreekt er ook van  “Vlucht uit Babel weg en trekt uit het land der Chaldeeën” en weest als bokken voor de kud­de uit” Jeremia 50 vers 8 (Jer. 50:08]. “Wij hebben Babel trachten te genezen, maar het is niet te genezen; verlaat het en laten wij gaan, een ieder naar zijn land” Jeremia 51 vers 9 (Jer. 51:09).

Waarom is het niet te genezen? Omdat het een grondbeginsel betreft. En dan is er maar één oplossing: van beginsel ver­anderen. Wat vermengd is, kan men niet genezen. De enige weg is: uittrekken. God bouwt niet op een vermengd funda­ment .

En daarom is het niet toevallig dat die oproep van de pro­feten in het boek Openbaring opnieuw gehoord wordt: “En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen” Openbaring 18 vers 4 (Openb. 18:04). Mijn volk, wordt er gezegd. Nog eenmaal gaat het om de wording van het Godsvolk. Zoals God sprak tot de aartsvader, zo spreekt God opnieuw in de eindtijd: Gaat uit. En waar dat gebeurt, daar wordt volk Gods geboren. God bouwt zijn rijk niet in Babel, God bouwt zijn rijk buiten Babel. Daar is het land van louter licht, waar heiligen heersers zijn.

Dat is het wezen van de eindtijd: twee geheimenissen, twee beginselen. Beide komen tot volheid.

Beginsel van schepping en beginsel van afbraak. Maar het beginsel van God gaat het winnen. Want God kan meer schep­pen dan de boze kan afbreken.

God plant zijn beginsel in ons. Het beginsel van het rijk. En dat beginsel ontkiemt, draagt vrucht, stoelt uit. En de hemel en de aarde wordt stralende en puur, God zal zich openbaren in heel zijn creatuur.

(wordt vervolgd).

 

1981.02 nr. 212

Levend geloof 1981.02 nr. 212

Van de redactie

Het verlangen naar de Volle boodschap door Gert Jan Doornink

Het aantal lezers en lezeressen is ook in deze eerste maanden van het jaar weer sterk gestegen. We zijn daar erg blij mee, vooral ook omdat hieruit het verlangen van velen blijkt naar de volle evangelie boodschap. Wij willen de verschillende facetten van deze boodschap compro­misloos en zo duidelijk mogelijk doorgeven en bidden daarbij om wijsheid en leiding van de Heilige Geest. Wie eenmaal gegrepen is door de volle boodschap kent geen weg terug meer, of – als hij deze toch wil gaan – is het tot schade en achteruitgang van zijn eigen geloofsleven. Wij behoren geestelijk te groeien, want Gods wil is dat we volwassen christenen zullen worden en ons als zodanig zullen openbaren.

Dat satan de boodschap van het volle evangelie haat is een duidelijke zaak. In de dagen van Je­zus en de eerste gemeenten na Pinksteren was het niet anders. We merken dit ook in de “Levend Ge­loof “-arbeid . Temidden van de groei en de tal­rijke positieve reacties (zie ook deze keer weer de rubriek: “Reacties van lezers”), komen er uiteraard ook ‘aanvallen’ tegen de boodschap.

Niet zo verwonderlijk als men bedenkt dat daar, waar Gods Geest werkt, satan probeert te infil­treren. Maar het doet wel vreemd aan als er ne­gatief gereageerd wordt door – zoals in de afge­lopen tijd gebeurde – enkele voorgangers uit de Pinksterbeweging. Men zou juist verwachten dat zij enorm blij zouden zijn met de geestelijke groei die bij verschillende kinderen Gods tot openbaring komt…. Of is de oorzaak misschien dat men zelf geestelijk niet groeit en blijft vasthouden aan ongeestelijke leringen die de verdere doorbraak van de boodschap van het Ko­ninkrijk Gods tegenstaan….?

Als herders en leiders van gemeenten en groepen zal men toch op zijn minst zelf ook geestelijk moeten groeien, om anderen ‘het meerdere’ te kunnen geven. Maar vaak wil men, terwille van eigen ‘gezichtsverlies’ verkeerde inzichten niet afleggen en krijgt ‘het meerdere’ nog geen kans. We schrijven met opzet het woordje ‘nog’ erbij, want we hebben een diepe bewogenheid en liefde voor die herders en leiders van gemeenten en groepen die de volle boodschap tegenstaan, en bidden dat Gods Geest hen de ogen zal openen voor de geweldige zegen die God heeft weggelegd, zowel voor hen persoonlijk als voor de gemeenten waar ze een taak vervullen, als ze het volle evangelie compromisloos gaan uitdragen.

Ondertussen gaan wij via “Levend Geloof” rustig door met de verkondiging van het volle evange­lie. Als blad hebben wij de unieke kans om niet alleen gelovigen van gemeenten te bereiken die reeds ten volle achter de boodschap staan, maar ook vele anderen uit kerken, groepen en gemeen­ten, die nog afgeremd worden in hun geestelijke groei. Want ook onder hen zijn er gelukkig nog velen die meer en meer gaan ontdekken dat het gaan van de volle weg met Jezus (de geestelijke weg van geloof en gehoorzaamheid), de enige weg is die de volkomen vrijheid en overwinning geeft en Gode welgevallig is.         

 

Nieuwe brochures

Behalve de vorige maand verschenen en door de redacteur geschreven brochure: “Hoe beleven wij ons geloof?”, met praktische richtlijnen over het geloof, is thans ook een nieuwe brochure van br. Scholten verschenen onder de titel: “Het Ko­ninkrijk van de kleine kudde”. Wij raden al onze lezers en lezeressen aan deze brochure te lezen en er mee te werken. Zelf hebben wij, bij het druk klaar maken van dit boekje, er reeds een grote zegen door ontvangen.

Ook de eerste brochure van br. Scholten: “De te­genstelling van het aardse- en het hemelse Jeru­zalem” wordt veel afgenomen en is nog verkrijg­baar. Er is bij velen een grote honger naar de volle waarheid. Deze boekjes dragen er toe bij dat de kennis en het inzicht in de boodschap van het Koninkrijk Gods gaat groeien en ook dat men leert dwaalleringen te onderscheiden en te ont­maskeren. Het gaat er om dat we de volle over­winning van Jezus in ons leven leren kennen en beleven en wie zich met een oprecht hart daar naar uitstrekt, mag ervaren hoe dit meer en meer werkelijkheid gaat worden! (Voor bestelling van de verschillende brochures zie blz. 31 en 32).

 

Mededelingen door Gert Jan Doornink

Het januarinummer en alle nummers van voor no­vember 1980 zijn niet meer verkrijgbaar. Alleen van de maanden november en december 1980 en van dit februarinummer zijn, zolang de voorraad strekt, nog exemplaren verkrijgbaar.

Ons telefoonnummer is vanaf 25 februari gewij­zigd.

Niet zo verwonderlijk als men bedenkt dat daar, waar Gods Geest werkt, satan probeert te infil­treren. Maar het doet wel vreemd aan als er ne­gatief gereageerd wordt door – zoals in de afge­lopen tijd gebeurde – enkele voorgangers uit de Pinksterbeweging. Men zou juist verwachten dat zij enorm blij zouden zijn met de geestelijke groei die bij verschillende kinderen Gods tot openbaring komt…. Of is de oorzaak misschien dat men zelf geestelijk niet groeit en blijft vasthouden aan ongeestelijke leringen die de verdere doorbraak van de boodschap van het Ko­ninkrijk Gods tegenstaan….?

Als herders en leiders van gemeenten en groepen zal men toch op zijn minst zelf ook geestelijk moeten groeien, om anderen ‘het meerdere’ te kunnen geven. Maar vaak wil men, terwille van eigen ‘gezichtsverlies’ verkeerde inzichten niet afleggen en krijgt ‘het meerdere’ nog geen kans. We schrijven met opzet het woordje ‘nog’ erbij, want we hebben een diepe bewogenheid en liefde voor die herders en leiders van gemeenten en groepen die de volle boodschap tegenstaan, en bidden dat Gods Geest hen de ogen zal openen voor de geweldige zegen die God heeft weggelegd, zowel voor hen persoonlijk als voor de gemeenten waar ze een taak vervullen, als ze het volle evangelie compromisloos gaan uitdragen.

Ondertussen gaan wij via “Levend Geloof” rustig door met de verkondiging van het volle evange­lie. Als blad hebben wij de unieke kans om niet alleen gelovigen van gemeenten te bereiken die reeds ten volle achter de boodschap staan, maar ook vele anderen uit kerken, groepen en gemeen­ten, die nog afgeremd worden in hun geestelijke groei. Want ook onder hen zijn er gelukkig nog velen die meer en meer gaan ontdekken dat het gaan van de volle weg met Jezus (de geestelijke weg van geloof en gehoorzaamheid), de enige weg is die de volkomen vrijheid en overwinning geeft en Gode welgevallig is.

 

Van voorhof naar heiligdom door H. J. Scholten

“Want óns heeft God het ge­openbaard door de Geest.

Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods” 1 Korinthe 2 vers 10 (1 Kor. 02:10).

In Hebreeën 6 vers 1 tot en met 3 (Heb. 06:01-03) lezen wij over het fundament van het geloof. Het heeft geen zin om over vaste spijs te gaan spreken als het fundament niet goed ligt in iemands leven. Vers 4 uit Hebreeën 6 (Heb. 06:04) spreekt over het “deel gekregen heb­ben aan de Heilige Geest”. Wij kennen allemaal de uit­drukking : part noch deel er­gens aan hebben. Met andere woorden: ik weet daar niets van en heb er niets mee te maken.

Rondom de gebeurtenissen in de stad Samaria

We gaan even naar de gebeur­tenissen, die plaats vonden in de stad Samaria. Handelingen 8 vers 4 tot en met 25 (Hand. 08:04-25). Op de prediking van de evangelist Filippus waren zeer velen tot geloof geko­men. “En er kwam grote blijdschap in die stad”, le­zen wij in vers 8.

In die stad woonde ook een magnetiseur en strijker, ge­naamd Simon. Men noemde hem: Simon de tovenaar. De mensen in Samaria waren onder de indruk van de ‘begaafdheid’ van deze magnetiseur. In vers 10 staat dat de mensen zich aan hem hielden, omdat hij reeds lange tijd hen door toverijen verbijsterd had.

Wij hebben nog nooit een magnetiseur of strijker ont­moet, die toegaf zijn kracht van de duivel te hebben ont­vangen. Vele mensen en ook vele christenen worden door dit soort mensen misleid en verleugend. Ook deze Sa­maritanen, want zij noemden deze man: de grote kracht Gods. Maar de apostel Petrus dacht daar heel anders over. Hij had al lang onderkend dat deze kracht uit het rijk der duisternis kwam. Deze Simon de tovenaar had part noch deel aan de kracht van het Koninkrijk Gods. Hij stond onder invloed van oc­culte machten en was daar­door een gebondene van sa­tan. Het is intens triest dat er soms predikanten zijn, die hun zieke gemeen­teleden naar zulke lieden verwijzen. Petrus zei tegen deze Simon: “Gij hebt part noch deel aan deze zaak, want uw hart is niet recht voor God”.

Waar had deze Simon part noch deel aan? Aan de Heili­ge Geest en aan het goede woord Gods! Want wat had de­ze man gedacht? ‘Die Petrus en Johannes bezitten een kracht, die ik nog niet be­zit en die kracht, zou ik wel graag aan mijn arsenaal van kunsten willen toevoegen’. Hij biedt notabene geld aan om deze gave in bezit te krijgen. “Opdat, als ik ie­mand de handen opleg, hij de heilige Geest zal ontvangen”. Hij had gezien dat deze aposte­len ook met hun handen bezig waren. Want wat gebeurde daar in Samaria? Door de prediking van Filippus be­gonnen ze deel te krijgen aan het goede woord Gods. God bevestigde de prediking met wonderen en tekenen.

“Want van velen, die onreine geesten hadden, gingen deze onder luid geroep uit en ve­le verlamden en kreupelen werden genezen; en er kwam grote blijdschap in die stad”.

Bekering is het begin van  het fundament

De mensen in Samaria begon­nen zich te bekeren, want zij hielden zich eenparig aan wat Filippus predikte. En tóch misten zij nog iets. De Heilige Geest was nog over niemand van hen ge­komen, maar als Petrus en Johannes hun de handen op­leggen ontvangen zij de Hei­lige Geest.

We zien, dus, dat er bekering kan. zijn, wat ook een werk is van de Heilige Geest, doch dat men daardoor noch geen deel heeft aan de Hei­lige Geest zélf.

“Uw hart staat niet recht voor God”, zei Petrus tegen Simon de tovenaar. Om deel te krijgen aan de Heilige Geest moet je hart recht voor God staan. Hoe komt men aan zo’n hart? Door oprechte bekering! Dat is het begin van het fundament des ge­loofs. Bekering van dode werken. Je moet je hand in het geloof leggen op het volbrachte werk van Jezus Christus, geloven dat Hij Zijn bloed ook gegeven heeft voor jouw zonden. Hem aannemen als Verlosser en Zaligmaker. Dan staat je hart recht voor God en mag je je een rechtvaardige noemen. Paulus zegt in Romeinen 5 vers 1 (Rom. 05:01): “Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus”.

Er zijn velen, die zich christenen noemen en toch niet durven te belijden: ik ben een kind van God. Bij zulke mensen kan men dan moeilijk spreken over het liggen van een fundament. Het begin is er nog niet eens. Maar wie de zekerheid wel heeft mag doorgaan tot de verdere fundamentlegging in zijn leven. Hij zal zich laten dopen in water en een verlangen krijgen naar de doop in de Geest. Gods Woord spreekt in Hebreeën 6 over een ‘leer van dopen’ of een ‘leer van doopsels’. Hier is niet sprake van het werk­woord ‘dopen’, maar van het zelfstandig naamwoord ‘ doop’ .

Vervolgens leert Gods Woord dat door oprechte bekering tot Jezus Christus de bedek­king van het hart wordt weg­genomen. Voor vele ‘oudtestamentische christenen’ is dit van groot belang omdat deze zich wekelijks ‘Mozes’ (de wet) laten voorlezen.

Hierover schrijft Paulus in 2 Korinthe 3 vers 15 tot en met 17 (2 Kor. 03:15-17). Het is type­rend, dat in de kerken waar ’s zondags de wet wordt voor­gelezen, zo weinig zekerheid des geloofs is, doch Gods Woord geeft voor deze oorzaak een duidelijke reden. Men leeft met een bedekking en daardoor is er ook geen echte vrijheid. “De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid”.

Wanneer hebben we deel gekregen aan de Heilige Geest?

Hoe kunnen we vaststellen of we deel gekregen hebben aan de Heilige Geest? Nu gaan we terug naar wat boven het be­gin van dit artikel staat: “Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods”.

De Heilige Geest heeft godde­lijke eigenschappen, de Hei­lige Geest zoekt gemeenschap. Gemeenschap met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus. Maar ook met broeders en zus­ters. Daarom bidt Paulus de gemeente toe: “De gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen!”

Let dus op het woord ‘gemeen­schap’. Wij hebben iets met elkaar gemeen. Wij hebben deel gekregen aan de Heilige Geest. Deze Geest is een Geest van liefde en liefde zoekt en wil altijd meer. Ze wil volkomen gemeenschap. Dat is een eigenschap van de liefde. Hieraan kunnen wij ons testen of wij deel gekre­gen hebben aan de Heilige Geest, want deze Geest door­zoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods.

Er zijn veel natuurvorsers. Zij trachten de geheimen van de natuur te doorgronden en kosten noch moeite worden ge­spaard om hele expedities op touw te zetten. Want de na­tuur heeft, ook zo haar gehei­men. Job schrijft daar al over in Job 28 vers 3 (Job 28:03): “Men maakt een einde aan de duisternis en tot de uiter­ste diepte doorzoekt men het gesteente, in de donkerheid en in de diepe duisternis”. Men heeft er alles voor over! Wat een moeite en inspanning getroost zich de natuurlijke mens om maar te weten en te doorgronden.

Op zoek naar de geheimenissen van het koninkrijk

Maar wat doen mensen, die echt deel hebben gekregen aan de Heilige Geest? Zij zetten ook hele expedities op touw. Zij gaan op zoek naar de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen. Daar hebben ze ook alles voor over. Een bewijs dat ze deel hebben gekregen aan de Geest Gods, die alle dingen doorzoekt, zelfs de diepten Gods.

Maar lang niet iedereen wil mee op deze onderzoekings­tochten. Het zijn de  ‘voor­hof christenen’ , die liever thuis blijven. Het zijn de geestelijk luie en gemakzuchtige mens. Ze zien op tegen de moeite en de inspanning. Hoe komt dat? Ze hebben nog geen deel gekregen aan de Heilige Geest. Ze hebben zich misschien wel bekeerd, doch bevinden zich nog in de geestelijke puberteit. Beeld van het massa-christendom!

In hun leven is van verdere fundamentlegging geen sprake. Hun wordt niet geleerd dat Jezus de Doper is met de Heilige Geest. Aan hun is niets bekend over de gaven van de Heilige Geest, zoals onder andere tongentaal en profetie. De woorden van de apostel Paulus uit 1 Korinthe 14 vers 1 (1 Kor. 14:01) zijn nog nooit diep in hun ziel door­gedrongen: “Jaagt de liefde na èn streeft naar de gaven des Geestes, doch vooral naar het profeteren”.

Wij kunnen niet begrijpen, dat als iemand zegt God lief te hebben, hij deze woorden zo maar terzijde kan leggen. Dit onderwerp komt in de or­thodoxe kerken en ook vaak elders, niet aan de orde. Het is een slag in het ge­laat van Christus als men moet constateren dat vele christenen een heimelijke afkeer hebben van tongentaal en profetie. Op grond van Gods Woord hebben wij een wantrouwen tegen zulk een christendom!

Blijf geen voorhof Christen!

Het zijn doorgaans ‘voorhof- christenen’, behorend bij de categorie ‘dwaze maagden’. Straks komt de definitieve scheiding! Want we lezen in de Openbaring van Johannes 11 vers 1 (Openb. 11:01)  “Sta op en meet de tempel Gods (de gemeente) en het altaar (reukofferaltaar) en hen, die daarin aanbidden. Maar laat de voorhof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de heidenen gegeven”.

In de voorhof is veel evange­lische drukte, maar ook al­lerlei wind van leer. Het on­derscheid heeft men daar nog niet en zodoende komt men ook tot allerlei aards ge­richte leringen. Het zijn pasgeboren kinderen, die zelfs vaak nog niet verlan­gen naar de redelijke, onver­valste moedermelk. Ze wande­len in kringetjes rond in de voorhof en zingen altijd maar weer de ‘kruisliederen’. Daarmee te kennen gevend dat er geen sprake is van geeste­lijke groei, omdat men zich te pas en te onpas weer wil vastklemmen aan het ‘ruw-houten kruis’. Dit kan men wel sarcastisch vinden, doch de apostel Paulus leert ons an­dere dingen. Hij klemt zich niet steeds vast aan het kruis, maar hij roemt in het kruis, dat is geheel iets anders. En in het Heiligdom kun je het beste roemen in het kruis, beter als in de voorhof.

Als we echt deel hebben ge­kregen aan de Heilige Geest gaat er iets gebeuren in ons leven. “Gij geheel anders, gij hebt Christus leren ken­nen!” Je wordt een doorzoe­ken van de geheimenissen Gods en je tracht de gedach­ten Gods te verstaan en je eigen te maken.

Wees voortdurend vol van de Heilige Geest!

Er moet echter een doorlo­pende vervulling zijn met de Geest. De doop in de Geest is éénmalig, maar het ver­vuld worden gebeurt steeds. Paulus zegt in Efeze 5 vers 18 (Ef. 05:18): “Weest vervuld met de Heili­ge Geest!” Eigenlijk staat er: “Weest voortdurend vervuld-zijnde met de Heilige Geest”.

We hebben reeds gesteld dat de Geest eigenschappen heeft, want de Geest is een persoonlijkheid. Ook zegt de apostel: “Indien iemand ech­ter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe” Romeinen 8 vers 10 (Rom. 08:10). Deze Geest gaat jagen. Jagen naar de volheid Gods! Naar alle gaven des Geestes. Want Hij werkt in ons het willen en het werken! We kunnen ons­zelf onderzoeken of we ‘in Christus’ zijn, anders zijn we verwerpelijk, zegt het Woord.

Waarom kennis zo belangrijk is

We willen enkele eigenschap­pen van de Geest noemen: kracht, kennis, wil, vrucht, verlangen, eenheid met de Va­der en de Zoon.

We willen toch de kennis voorop stellen. Want zonder kennis van Gods Woord is er geen kracht. “Mijn volk gaat te gronde door gebrek aan kennis” Hosea 4 vers 6 (Hos. 04:06). Door ge­brek aan kennis is er ook geen wil. Ook geen verlangen. Ook geen eenheid.

Wij moeten kennis hebben aan de liefde Gods! Als we echt deel verkregen hebben aan de Heilige Geest, hebben we ook deel gekregen aan Gods lief­de. De liefde zoekt, door­zoekt, wil altijd meer, wil leren kennen, tot in de diep­te. Hoe leren wij die liefde steeds meer kennen?

Als een geliefd persoon een brief ontvangt van de andere geliefde, zal hij deze brief meerdere malen lezen. Hij weet precies wat er staat op velletje 2 en bijvoorbeeld onderaan velletje 3. Tenslot­te kent hij de brief bijna uit zijn hoofd. Hoe komt dat?

De geliefden hebben iets ge­meen! Namelijk de liefde! Daar hebben ze ‘deel’ aan ge­kregen.

Zo is het ook met het ‘deel verkrijgen aan de Heilige Geest’. Zoiets kan men terde­ge weten. Trouwe kerkgang en kerkelijke godsdienstigheid, evangelische drukte, is nog geen bewijs, dat men deel ge­kregen heeft aan de Heilige Geest. Wij kennen een geeste­lijk leider, die bijzonder actief is in allerlei evange­lische activiteiten. Hij is bijna nooit thuis en altijd bezig. Maar hij heeft zeer weinig inzicht in het Woord Gods en zegt geen tijd te hebben om zich in allerlei oudtestamentische profetie­ën te verdiepen. Voor zover hij dat doet, legt hij ze nog uit in de zichtbare we­reld. Een typisch voorbeeld van een ‘voorhof-christen’.

Er moet verder gebouwd worden op het fundament

Maar het fundament moet ver­der worden gelegd in ons le­ven. We kunnen niet altijd bezig blijven met de eerste beginselen van de uitspraken Gods. Tegen fundamentlegging gaat zelfs de duivel nog niet eens zo te keer, maar wel tegen het optrekken van de muren en als men aan het dak begint breekt de hel helemaal los. Want dan voelt de boze zijn einde naderen. Duizenden en duizenden voorhofchristenen zijn voor hem totaal niet gevaarlijk, maar heiligdom christenen heeft hij een panische schrik voor. Zij hebben kennis gekregen van de strijd in de hemelse gewesten. Zij hebben het ko­peren brandofferaltaar in de voorhof (beeld van het kruis) achter zich gelaten, zijn langs het koperen wasvat ge­trokken (beeld van de doop) en door de tweede poort het Heiligdom binnengegaan.

“Geworteld en gegrond in de liefde, zult gij dan, samen met alle heiligen (met alle broeders en zusters en niet in je eentje) in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, op­dat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods” Efeze 3 vers 18 en 19 (Ef. 03:18-19).

De liefde Gods maakt honge­rig en dorstig. Naar meer kennis van de Geliefde, Je­zus Christus. Om van Hem te leren de gedachten en gehei­menissen van het Koninkrijk der hemelen. Omdat het alles in Hem verborgen is. “… En zij in de liefde verenigd worden tot alle rijkdom van een volledig inzicht, en zij het geheimenis Gods mogen kennen, Christus in wie al de schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn” Kolossenzen 2 vers 2 en 3 (Kol. 02:02-03).

Maak van de voorhoftijd geen Elim!

“Wij wandelen in het licht van Jezus”, wordt er veel ge­zongen. Onlangs vroegen wij aan enkele christenen: “en waar wandelt u dan heen”? Men keek verbaasd over deze vraag. Maar Jezus is de weg gegaan door Gods heiligdom­men en bevindt zich nu in de majesteit des Vaders, op de troon.

Daarheen zijn ook onze schre­den gericht. Wij willen de voorhof achter ons laten, al­hoewel wij daar een heerlij­ke tijd gehad hebben. Moeder­melk is niet te versmaden. Maar vele christenen maken van de voorhoftijd hun “Elim”. Ze gaan op hun lauwe­ren rusten bij twaalf water­bronnen en zeventig palmbo­men. Het is aangenaam voor het vlees en dat houdt het ook het langst uit in de voorhof. Daardoor ontstaat allerlei wind van leer en ook de aardse ‘Israëlleer’ is daar geboren. Een typi­sche voorhofleer! Want daar bevinden zich de meeste christenen en onder hen ve­len die een heimelijke af­keer hebben van de gaven van de Heilige Geest, zoals ton­gentaal en profetie, om nog maar te zwijgen van de strijd in de hemelse gewesten. Maar in het Heiligdom komen slechts de priesters en die zijn gezalfd! Ze zijn vol van de Heilige Geest en toegerust met de gaven van die Geest om dienst te doen in dat Heiligdom. Daar bid­den, lofofferen en strijden zij. En ze hebben een ver­langen om ook door de derde poort te gaan, namelijk te komen in het Heilige der Heiligen.

Daar bevinden zich nog meer geheimenissen. Daar is het gouden altaar, de cherubs, het verzoendeksel van de ark (altijd vreugde vanwege de voortdurende verzoening), daar zijn verborgen schatten. Allerlei kostbaarheden. Ze zijn verborgen in het Heili­ge der Heiligen. Daar bevindt zich in een gouden kruik het manna.

Alleen overwinnaars ontvangen het verborgen manna

We moeten volkomen vervuld zijn met de Heilige Geest, de doop met vuur niet schu­wen. De strijd aanbinden in de hemelse gewesten en steeds verder doordringen in Gods heiligdommen.

Alleen voor de overwinnaars geldt: “Wie overwint, hem zal Ik geven van het verbor­gen manna en Ik zal hem een witte steen geven en op die steen een nieuwe naam ge­schreven, welke niemand weet, dan die hem ontvangt” Openbaring 2 vers 17 (Openb. 02:17). Er zijn eeuwige ‘voorhof- christenen’, die niet verder komen dan ‘ik ben zo blij, Jezus redde mij’. Een rijke en heerlijke belijdenis. Het begin van het fundament! Maar ze wandelen maar rond in de voorhof, steeds rond het koperen brandofferaltaar (beeld van het kruis), zich op de juiste tijd steeds weer vastklemmend aan dat altaar (kruis). Maar er is geen enkele verdere geeste­lijke ontwikkeling en van de strijd in de hemelse gewes­ten hebben zij geen weet.

Na de uitnodiging tot beke­ring is er een tweede en ook nog een derde uitnodiging. Op weg naar het Heilige! Daar bevindt zich de vaste spijze. Op een gouden tafel (beeld van Gods heerlijkheid) wordt ons daar die vaste spijze aangeboden, twaalf toonbroden, volop spijze voor het ganse volk des He­ren. Daar brandt zacht schij­nend de gouden kandelaar en daar is volop olie.

Daar worden de diepten Gods doorzocht. Daar gaat God Zijn gedachten aan ons be­kend maken. En Zijn wegen. Want die zijn hoger dan onze natuurlijke gedachten en we­gen. Daar zijn we al te goed mee bekend.

In het Heiligdom zijn de priesters en ze hebben een groot verlangen om hun dienst ten. volle te verrich­ten. Ze hongeren en dorsten naar alle woorden Gods. Zij bidden: “Leer mij Here, Uw weg (die zo hoog en verheven is) opdat ik in Uw waarheid wandele”

Het geheim van de ware kinderen Gods is: de weg door de hemel kennen, terwijl we ons naar de uiterlijke mens nog op aarde bevinden. Zij hebben geen belangstelling voor aardse leringen, maar verdiepen zich in de hemelse goederen. Ze verlangen om straks als zonen Gods geo­penbaard te worden en zeggen met de psalmist van Psalm 67: “Opdat men op aarde Uw weg kenne, onder alle volke­ren Uw heil!”

Prijst God, dat de kennis van de Heilige Geest onbe­perkt is. Amen.’

 

Heilig Avondmaal door Judith Jacobs

Openbaring 3 vers 20

Een onderwerp zó teer en heilig, dat er eigenlijk niet veel over gezegd of geschreven moet worden teneinde die heilige sfeer niet te vertroebelen.

Heilig Avondmaal: een ontmoeting met Jezus, waarin de per­soonlijke relatie een belangrijke rol speelt; de intimi­teit “proeven” van brood en wijn: Zijn “gebroken” lichaam en vergoten bloed. Heilige gemeenschap ervaren.

Voor de discipelen was het Avondmaal een afscheid; voor ons: een herinnering, inhoudende een weerzien.

Totdat Hij komt!

Maar ook consequenties, uitgaande naar twee kanten: voor hen, die er op onwaardige wijze aan deelnemen. Die bewust met hun onbeleden zonden aan Tafel komen en bewust ermee verder gaan, zodat het feest een (slechte) gewoonte is geworden.

Het Heilig Avondmaal is een sacrament waaraan een zelfonderzoek vooraf gaat, wil men niet een oordeel over zich heen halen.

Lees: 1 Korinthe 11 vers 23 tot en met 31.  (1 Kor. 11:23 -31)

Leviticus 11 vers 44: (Lev. 11:44)

“Want Ik ben de Here, uw God; heiligt u en weest heilig, want Ik ben heilig; verontreinigt uzelf niet….”

 

Heilig Avondmaal (gedicht) door Judith Jacobs

Als Gij mij aan Uw tafel noodt,

Ik U “ontmoet” in wijn en brood.

Maak Gij dan, Heer, die heilig zijt

’t Onwaardig hart daartoe bereid.

 

Laat mij niet naad’ren tot Uw dis,

Tenzij mijn ziel gezuiverd is;

Slechts dan beleef ik waarlijk “feest”,

Als Gij de Gastheer zijt geweest.

 

Dan wordt voor mij ’t “gebroken” brood,

’t Symbool van Uwe bitt’re dood;

Dan zal Uw bloed – de beker wijn –

Mij tot een kracht en laaf “nis zijn.

 

Het past mij ook, op ’t eind van ’t maal,

U dank te zeggen voor ’t onthaal;

Heb ‘k echter bij het woord: “verlost” –

Bedacht, wat ’t u Heer, heeft gekost?

 

De volheid Gods door J. Noë

 

“Want in Hem (Christus) woont al de volheid der god­heid lichamelijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het Hoofd is van alle overheid en macht” Kolossenzen 2 vers 8 en 9 (Kol. 02:08-09).

Wat is de volheid Gods?

Wat is onder de volheid Gods te verstaan? Het lijkt mij het beste het als volgt te omschrijven, namelijk “Alles wat Zijn Goddelijk wezen omvat en inhoudt”. Zijn Woord belicht deze volheid van al­le kanten van het begin tot het einde.

We nemen nu bijvoorbeeld eens de geschiedenis van Is­raël en dan zien wij hoe God Zijn almacht tentoonspreidde aan een volk, dat Hij uit­verkoren had. Hij wilde te­midden van Zijn volk wonen (tabernakel, tempel), waar­door Israël in staat was Zijn Goddelijke tegenwoor­digheid te ervaren. En als we nu bijvoorbeeld Deuteronomium 7 lezen (doet u dat vooral), krijgen we inzicht over Gods volheid, maar ook de waar­schuwingen van God ontbraken daarbij niet. Als Israël zich niet aan Zijn voorschriften hield en ongehoorzaam werd, kwam in plaats van de zegen de vloek (Deuteronomium 11).

En nu het nieuwe testament. Zoals we uit bovenstaande tekst zien was in Jezus Christus alle volheid Gods lichamelijk en Hij demon­streerde dit dan ook op mach­tige wijze. Hij bezat de God­delijke liefde, kennis en wijsheid; Hij trad op met Goddelijk gezag en kracht;

Hij vergaf de zonden, verbrak de werken des duivels, wierp boze geesten uit, genas alle ziekten en kwalen en bedwong de natuur en de dood. Toen Hij ten hemel opvoer, zei Hij: “Mis is gegeven alle macht in hemel en op aarde” Matteüs 28 vers 18 (Matt. 28:18).

Ook wij hebben de volheid

En nu gaat bovenstaande tekst verder, dat wij (de kinderen Gods) die volheid verkregen hebben in Hem. Is dit niet geweldig, broeders en zus­ters? Met je verstand kun je er niet bij, maar het staat er en het is Gods wil dat wij dienovereenkomstig handelen.

Jezus zegt in Johannes 14 vers 12 (Joh.14:12): “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen en nog grotere dan deze, want Ik ga tot de Vader en wat gij ook vraagt in Mijn naam, Ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde”..

Het is vanzelfsprekend dat wij gedoopt moeten zijn met de Heilige Geest. Paulus wijst ons in de brief aan de Efeziërs de weg aan om tot de volheid te komen.

We slaan eens Efeze 3 vers 14 tot en met 21 (Ef. 03:14-21) op (de grote liefde van Christus) en daar staat in vers 16b en 17 het volgende:

” . . . . Opdat Hij (God) u geve naar de rijkdom zijner heerlijkheid met kracht gesterkt te worden door Zijn geest in de inwendige mens, opdat Christus door het geloof in uw harten woning make”.

Dus alleen door de Heilige Geest en waarachtig geloof kan Jezus intrek bij ons ne­men.

We lezen verder in de verzen 18 en 19: “Geworteld en gegrond in de liefde, zult gij dan, samen met alle heiligen, in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods!.

En dan geeft Paulus als het ware nog een geestelijke in­jectie in de verzen 20 en 21 opdat het bovenstaande een realiteit voor ons wordt:

“Hem nu, die blijkens de kracht, welke in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen, Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid! Amen!”

De goddelijke natuur in ons doet ons Gods liefde ervaren

Broeders en zusters, laten al deze woorden van Efeze 3 gegrift staan in ons hart. Door de gemeenschap met Christus hebben we deel gekregen aan de Goddelijke na­tuur, waardoor we in staat zijn die machtige Goddelijke liefde (vrucht van de Geest) in ons leven te ervaren. Dan kunnen wij. ook het grootste gebod van God nakomen, name­lijk:

“Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand en met geheel uw kracht en gij zult uw naaste liefhebben als u zelf” Markus 12 vers 30 (Mark. 12:30).

Uit deze liefde blijkt, dat als wij, in welke moeilijke omstandigheden wij ook zijn, een vast vertrouwen hebben  in Gods woord, Hij Zijn woord en geloften waar zal maken en dat wij ook in staat zijn diegenen lief te hebben die ons teleurstel­len, verdriet of pijn doen, haten en vijandig gezind zijn.

Er is functieverdeling in het lichaam van Christus

En nu, broeders en zusters, gaan we over naar Efeze 4 vers 1 tot en met 16 (Ef. 04:01-16). (Eenheid en verscheiden­heid in de gemeente).

In het begin van dit hoofd­stuk (vers 1 tot en met 7) zien we dat Paulus de gemeente een ernstige verma­ning geeft om de eenheid te bewaren en let nu op wat hij in de verzen 11 tot en met 13 schrijft:

“En hij heeft zowel apostelen als profeten, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus” .

Lees in verband hiermee ook 1 Korinthe 12 vers 12 tot en met 28 en Romeinen 12 vers 1 tot en met 8 (1 Kor. 12:12-28 en Rom. 12:01-08).

We zien hieruit dat God/Jezus door de Heilige Geest personen aanwijst, die hij geschikt acht om functie in het lichaam van Christus (Zijn gemeente) te vervullen!

Broeders en zusters, dit is zeer belangrijk:

Men moet dus zeer zeker niet naar eigen inzicht handelen, maar dienst zich bij dit alles onder de leiding van de Heilige Geest te stellen!

Dit gebeurt helaas niet al­tijd en men gaat dan in het vlees te werk, met alle ge­volgen van dien. De duivel met zijn trawanten krijgen dan vrij spel en wrijvingen, twisten, scheuringen, enzo­voort, zijn dikwijls het re­sultaat er van. Als we echter ieder de plaats in het li­chaam van Christus innemen welke God voor ons bereid heeft, dan bereiken we, zoals boven reeds vermeld, allen de eenheid des geloofs, de volle kennis van de zoon Gods, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus.

En Paulus zegt dan in de ver­zen 14 tot en met 16: Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt. Komen, maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar hem toe komen die het hoofd is, Christus. En aan hem ontleent het gehele lichaam als een welsluitend geheel en bijeengehouden. door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent. Deze groei des lichaams, om zichzelf op te bouwen in de liefde.

Dan krijgen we een gemeente die gezond is naar geest, ziel en lichaam!

God zegene u allen!

 

Reacties van lezers door redactie

“Levend Geloof” aan de zendelingen

Broeder B. E. te Odessa, Texas (U.S.A.] schrijft: “Hartelijk dank voor de trouwe toezending van “Le­vend Geloof”. Wij geloven dat “Levend Geloof” een bij­drage is om de christenen te kunnen dienen. Wij gaan voor onbepaalde tijd naar Aruba voor het zendingswerk daar. Wij zouden het zeer waarde­ren als we “Levend Geloof” daar zouden kunnen ontvan­gen. De Heer zegene u in uw arbeid voor Hem”.

Steeds meer Nederlandse zen­delingen in verschillende landen van de wereld krijgen “Levend Geloof” gratis toe­gezonden. Giften en geschenkabonnementen van le­zers maken dit mogelijk. Dat het gewaardeerd wordt blijkt onder andere uit deze reactie.

De weg die verder omhoog voert

Broeder H. D. te Amsterdam schrijft van elk nummer steeds weer met volle teugen te genieten en elk nummer steeds meerdere malen leest. “Tevens ontvang ik graag twee exemplaren van de bro­chure ‘Hoe beleven wij ons geloof?’ Ikzelf beleef het als een weg van ontwikke­ling, zowel persoonlijk als ten opzichte van mijn mede­mens, als een weg die verder omhoog voert”.

Tien exemplaren per maand

Broeder P. B. te Den Helder schreef onder andere: “Wilt u mij noteren voor een abon­nement op “Levend Geloof” en 10 exemplaren per maand voor verspreiding”.

In de afgelopen maand gaven verschillende lezers en le­zeressen zich op om meerde­re exemplaren per maand te ontvangen voor verspreiding of boekentafel. Een uitste­kend idee om anderen in aanraking te brengen met de volle evangelie boodschap.

Strijd en overwinning

Broeder M.H.J.E.S. te Emmen die zich ook opgaf als abonnee, vindt het erg fijn dat ook “Levend Geloof” de visie verkondigt van de strijd en de overwinning in de hemelse gewesten op de machten der duisternis. “Dat is geen kreet, maar een rea­liteit ook in ons gezin. De Heer kent Zijn volk en geeft het ook Zijn inzichten. Ik hoop dat er nog meer van zulke goede en opbouwende lectuur van de drukpersen zal rollen, want dat heeft het volk van God, Zijn Isra­ël zo nodig”.

“Prijst de Heer:”

Broeder H. G. te Alphen aan de Rijn bestelde vijf exem­plaren van de brochure “De tegenstelling van het aard­se en het hemelse Jeruza­lem” en schreef: “Tevens een ‘prijst de Heer’ voor jullie blad “Levend Ge­loof”. Het is ook deze boodschap die we nu ook zo’n zes jaar zingen en prediken door middel van onze liederen. Gods rijke zegen en sterkte in jullie bediening. (Lees ook elders in dit nummer wat deze broeder schreef onder de titel: “Nieuwe wijn”).

Wij mogen groeien naar het zoonschap

Zuster A. K..- S. te Hooge- zand is reeds vele jaren abonnee op “Levend Geloof”. In ons archief bevindt zich nog een brief van haar uit 1972. Uit een recente brief nemen wij het volgende over: “We zijn blij met “Levend Geloof” en bespeu­ren ook daarin groei. Dat we mogen groeien naar het zoonschap en de volle waar­heid vast mogen houden in Hem die zich in deze tijd meer en meer openbaart als een goede God. Ik ben 56 jaar, moeder van twee zonen waarvan één getrouwd en de ander ook dit jaar het nest uitvliegt. Ook ben ik oma met een schat van een kleindochtertje van ander­half jaar. Ook onze kinde­ren gaan de weg van het volle evangelie. Zeker, er is wel eens strijd maar door de kracht van de Heilige Geest zijn we telkens weer als overwinnaar tevoorschijn gekomen.

Mijn ouders zijn in de tach­tig en gaan ook deze weg en hierbij wil ik ze opgeven als abonnee op “Levend Ge­loof”. Voor twee jaar terug kreeg mijn vader suikerziek­te en moest heel erg op di­eet. Maar hij nam dit niet, en is door de Heer op mach­tige wijze genezen. Het bloed was 100% goed en nu eet hij alles weer. God is goed. Hij laat geen bidder staan.

En zo mogen wij verder gaan, strijdend in de hemelse ge­westen, wetende dat we de eindstreep zullen behalen door Ham die ons kracht geeft. Want die kracht heb­ben we echt nodig”.

Zuster K. schrijft verder onder andere hoe ons blad ’opbouwend, vertroostend en bemoedigend’ voor haar is en besluit: “Moge de Heer u rijkelijk zegenen en ook de medewerkers alles onder de leiding van de Heilige Geest, Ik kan me er nu al in verblijden wat de Heer alle­maal nog gaat doen. We zien dat de wereld om ons heen in diepe duisternis ver­keerd, maar wij hebben dat grote licht gezien en mogen daarin wandelen van dag tot dag”.

 

Gods gedachten en onze gedachten door Gert Jan Doornink

In Jesaja 55 vinden we enke­le veel geciteerde teksten. Het betreft hoofdstuk 55 vers 8 en 9 (Jes. 55:08-09) waar staat: “Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw we­gen zijn niet mijn wegen, luidt het woord des Heren. Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw we­gen en mijn gedachten dan uw gedachten”. Men gebruikt deze teksten dan veelal om aan te tonen hoe ver onze gedachten en wegen verwij­derd zijn van de gedachten en wegen van God. Door velen wordt de nadruk gelegd op de afstand, de kloof die er tussen de mens en God be­staat, en die dan eigenlijk min of meer onoverbrugbaar zou zijn.

Toch zullen wij bij nadere beschouwing, en zeker als we als kinderen Gods geestelijk groeien, een andere visie over dit woord krijgen en deze visie zal dan een sti­mulans voor ons geloofsleven betekenen. Waar gaat het na­melijk om?

In de eerste plaats zullen we er rekening mee moeten houden dat deze woorden uit Jesaja gericht zijn tot on­gelovigen, tot onbekeerden. Wie het verband leest be­merkt dat deze woorden staan temidden van de oproep om God te zoeken: “Zoekt de Here, terwijl Hij zich laat vinden; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. De godde­loze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn ge­dachten en hij bekere zich tot de Here, dan zal Hij Zich over hem ontfermen – en tot onze God, want Hij ver­geeft veelvuldig” Jesaja 55 vers 6 en 7 (Jes. 55:06-07). En dan komen de eerder geciteerde teksten.

Inderdaad bestaat er een grote afstand tussen de ge­dachten van de onbekeerde mens en de gedachten van de levende God. Immers de gedachtewereld van de mensen die Jezus niet kennen, staat onder invloed van de vorst der duisternis!

Maar wat gebeurt er als we Jezus aanvaard hebben? Dan zijn we een nieuwe schep­ping geworden. En ook onze gedachtewereld wordt ver­nieuwd en gaat zich, onder de leiding van de Heilige Geest, op God richten.

Als het nieuwe leven van Christus in ons, overeen­komstig Gods wil, gaat groeien en ontwikkelen, le­ren we, door Zijn Woord en Geest, ook meer en meer Gods gedachten kennen. We komen op één lijn te zit­ten! Zijn gedachten worden geleidelijk aan onze ge­dachten .

Dan gaat onze gemeenschap met Hem groeien, daartoe zijn we trouwens ook geroe­pen. “Want die zich aan de Here hecht, is één Geest met Hem” 1 Korinthe 6 vers 16b (1 Kor. 06:16b).

Dit proces van gedachten­vernieuwing blijft uiter­aard niet verborgen. Het heeft een positieve uitwer­king in ons dagelijks le­ven.

En daar is het God uitein­delijk om te doen! Want het gaat om de openbaring van Zijn Zoon in en door ons leven!

 

Nieuwe wijn door Harry Govers

In de gelijkenis van de oude en nieuwe wijn in Matteüs 9 vers 17 (Matt. 09:17) kunnen we iets ontdekken, wat zo belangrijk is voor onze verdere groei in het Koninkrijk Gods

Nieuwe wijn in oude zakken gaat verloren!

Nieuwe wijn hoort in nieuwe zakken thuis.

Als Jezus het over “nieuwe wijn” heeft, dan heeft Hij het over de leer die Hij verkondigt. Maar deze dingen van bo­ven zijn zo dynamisch, zo origineel, zo nieuw, dat het nooit in de oude zak van de tradities, liturgieën en ande­re uiterlijkheden past.

Het zal scheuren en—. de nieuwe wijn gaat verloren. Maar God wil dat we nieuw worden en dan vol gegoten worden met nieuwe wijn’. Dan zullen beiden behouden blijven.

In Handelingen 2 vers 13 (Hand. 02:13) leek ’t er ook op dat de discipe­len te diep in het glaasje hadden gekeken, maar het was nieuwe wijn in nieuwe zakken’.

Wat moeten wij doen? Dat vroegen de vrome Joden toen in die tijd, en dat vragen ook velen in deze tijd. Mensen die vastgeroest zitten in hun voorvaderlijke overleveringen. Mensen die het goed menen, maar het is alsof de hemel van koper is. Mensen die Jezus liefhebben, maar niet IN Hem zijn.

Petrus zegt dan: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de vaam van Jezus Christus, tot vergeving van zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvan­gen.’ ” Handelingen 2 vers 38 (Hand. 2:38).

Om in dat Koninkrijk van God te komen, moet men opnieuw geboren worden. Men wordt een kind van God door geboorte en niet door traditie. Door water en Geest, zegt Jezus in Zijn gesprek met Nicodemus Johannes 3 vers 5 (Joh. 03:0 5).

Als Marijke en ik de liederen zingen, die de Heer ons heeft gegeven en, waar dit mogelijk is, met het combo “Psalter”, dan hebben we de opdracht om de nieuwe wijn uit te delen en deze te doen in nieuwe zakken. God is machtig, en Hij wil van oude mensen nieuwe mensen maken. Van een mens in zonde en gebondenheid, een mens die kan leven naar de wetten Gods, geleid door de Heilige Geest! Jezus is gestorven voor onze zonden op Golgotha en Zijn Bloed reinigt van alle zonden. We willen graag het Evan­gelie van het Koninkrijk bezingen, want dat heeft de nieu­we mens nodig. De oude wijn raakt op en voldoet niet meer, maar heb je eenmaal de Woorden van Jezus geproefd, dan wil je niets anders meer!

De leer van Jezus gaat echter lijnrecht in tegen die der Schriftgeleerden en Farizeeën. Deze konden zélf niet bin­nengaan, en verhinderden anderen óók binnen te gaan.

Vandaag zal het wel niet veel anders zijn, maar vandaag zijn er óók de Christenen, die Jezus willen volgen, wat het ook kost.

Hun schatten zijn niet op de aarde, maar in de hemelse ge­westen.

Onze opdracht is deze wijn uit te delen aan hen die nieuw willen zijn en van pasgeboren baby’s op willen groeien tot volwassen zonen Gods.

“Het is goed de Here te loven, uw naam Psalmen te zingen, o Allerhoogste,

in de morgenstond uw goedertierenheid te verkondigen, en uw trouw in de nachten, op het tiensnarig instrument en op de harp, bij snarenspel op de citer.

Want Gij, Here, hebt mij verheugd door uw daden, over de werken uwer handen zal ik jubelen” Psalm 92 vers 1 tot en met 5  (Ps. 092:001-005).

Harry Govers

 

Naschrift redactie –

Voor hen die Harry en Marijke Govers en hun combo “Psalter” uit willen nodigen voor gemeente- samenkomst, koffiebar, kinder-evangelisatie, etc. geven wij hierbij hun adres voor inlichtingen: Harry Govers, Alphen a/d Rijn.

 

Verkenningen rond het boek Openbaring door Nico Goverts

-Hoofdstuk 8-

Het derde contrast in het boek Openbaring

Er is nog een contrast dat we eens een ogenblik onder de loep willen nemen. Het boek Openbaring spreekt enkele ma­len over een geheimenis. Vaak zijn er van die woorden die in de bijbel af en toe, op beslissende momenten, opdoemen, en die dan tenslotte in het laatste Bijbelboek nog eens weer tevoorschijn treden. Zulke woorden hebben dan al een heel leven achter zich en wanneer ze in het boek Openba­ring hun rol gaan spelen, brengen ze al een bepaalde gela­denheid met zich mee. Met motieven uit psalmen en profeten gaan de contouren van de eindgeschiedenis zich aftekenen. David in zijn liederen heeft vaak veel meer van de eind­tijd begrepen dan heel wat christenen vandaag.

Een kerntekst vinden we in dit verband in Openbaring 10 vers 7 (Openb. 10:07): “maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wan­neer hij bazuinen zal, is ook voleindigd het geheimenis van God, gelijk Hij zijn knechten, de profeten, heeft ver­kondigd”. In dit vers treffen we een heel aantal van die geladen, fundamentele begrippen bij elkaar aan. Het eerste punt dat opvalt: God heeft iets verkondigd. En dat woord dat hier voor verkondigd gebruikt wordt, betekent eigen­lijk: evangelie brengen, dus goede boodschap vertellen.

Het is hetzelfde woord dat Jesaja bezigt als hij spreekt over de vreugdebode die vrede aankondigt, die goede bood­schap brengt. En ook de profeet Nahum heeft reeds getuigd van die vreugdebode die heil verkondigt Nahum1 vers 15 (Nah. 01:15). En van David lezen we: “Ik verkondig de blijde mare van uw ge­rechtigheid in een grote gemeente” Psalm 40 vers 10 (Ps. 040:010). In deze psalm wordt weer hetzelfde woord gebruikt als in de ge­noemde tekst uit Openbaring. We zien: psalmen en profeten zijn bezig geweest met die verkondiging ten aanzien van de eindtijd.

Wat God bekend maakte aan de profeten

Wat heeft God nu verkondigd aan de profeten? Onze tekst uit. Openbaring 10 grijpt in feite terug op nog een andere uitspraak uit de profetische boeken: “Voorzeker, de Here Here doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten, de profeten” Amos 3 vers 7 (Amos 03:07). Bij Amos gaat het ook over de profeten, en bij hem worden zij eveneens aangeduid met de veelzeggende naam: knechten Gods.

Een knecht Gods is iemand die op een heel speciale manier met zijn Heer verbonden is. Zo wordt David, de man naar Gods hart, de knecht van God genoemd. In een leerdicht van Asaf, over het plan van God met de geschiedenis, horen we: “Hij verkoos David, zijn knecht, en nam hem weg van de schaapskooien; van achter de zogende schapen haalde Hij hem, om Jakob, zijn volk, te weiden, en Israël, zijn erf­deel” Psalm 78 vers 71 (Ps. 078:071). David, als knecht van de Heer, ontvangt de taak om het volk Gods te weiden. Daar loopt die lange psalm 78 op uit. De knecht des Heren vormt het hoogtepunt van de geschiedenis. Want van hem wordt gezegd: “Deze weidde hen naar de oprechtheid van zijn hart, en leidde hen met kundige hand” (vers 72). Daaruit blijkt zijn diepe verbondenheid met God; zijn hand en zijn hart zijn geheel en al afgestemd op de inspiratie van God. Zo deelt hij in datgene wat God eigen is: oprechtheid en kundigheid. Op­rechtheid, dat is eigenlijk eenvoud, een onverdeelde ge­zindheid, en kundigheid kan men ook weergeven met inzicht, een zeer verstandig beleid, zegt de Statenvertaling.

Abraham kon zichzelf aanduiden als de knecht van God. En hij zeide: “Heerel heb ik nu genade gevonden in Uwe ogen, zo gaat toch niet van Uwen knecht voorbij” Genesis 18 vers 3 Statenvertaling (Gen. 18:03). En van deze knecht zegt de Heer: “Zou Ik voor Abraham verbergen wat Ik ga doen?”(Vers 19). Als God aan iemand wil vertellen wat Hem bezig houdt, dan kiest Hij daarvoor niet een engel, dan kiest God zijn knecht. Wat verborgen is voor de mensheid, wordt onthuld aan de knecht. Zelfs aan Lot, hoewel hij een rechtvaardige was, wordt het verborgene niet geopenbaard; inzicht ontvangt alleen de knecht.

Zo had Abraham op zijn beurt een man met wie hij heel bijzonder verbonden was: Eliëzer. “Zo sprak Abraham tot zijn knecht, de oudste van zijn huis, regerende over alles wat hij had: Leg toch uw hand onder mijn heup” Genesis 24 vers 2 Statenvertaling (Gen. 24:02). Deze knecht verbindt zich onder ede met zijn heer; zijn hele denken is verweven met het denken van zijn heer; deze knecht regeert. Al wat van zijn heer is, beheert hij. En nu, op dit moment, legt Abraham zijn hele toekomst, de toekomst van zijn zoon, de toekomst van het volk dat geboren zal worden, de toekomst van het volk Gods en van het plan Gods, in de handen van de knecht. En de knecht ging op weg, lezen we dan in vers 10, en in dat gaan van de knecht worden oe gedachten van Abraham en daarmee de gedachten Gods gerealiseerd. De weg van de knecht is de weg van God. De gang van de knecht is de gang van God door de geschiedenis. Zoals tot hem gezegd wordt: “neem haar en ga heen” (vers 51), zo geldt het ook van God: Hij gaat door de geschiedenis en neemt zich een volk en met dat volk gaat Hij naar zijn doel.

Openbaring spreekt elf keer over de knechten Gods

In dit verband is het zo opmerkelijk dat het motief van de knechten Gods in het laatste Bijbelboek weer heel helder naar voren komt. Maar liefst elf keer treffen we deze term aan. Direct aan het begin lezen we al: “Openbaring van Je­zus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn dienst­knechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden” Openbaring 1 vers 1 (Openb. 01:01). We zien dat het laatste Bijbelboek meteen in het eerste vers als uitgangspunt neemt: het gaat om de knech­ten Gods. En opnieuw blijkt het speciale voorrecht van de knechten te zijn: aan hen maakt God de toekomst bekend. De knechten zijn de ingewijden.

En waar gaat het over in het laatste hoofdstuk van Openba­ring? “En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen Hem vereren, en zij zullen zijn aangezicht zien en zijn naam zal op hun voorhoofden zijn” Openbaring 22 vers 3 en 4 (Openb. 22:03-04). Weer is er sprake van de knechten; zij zijn het die de eredienst voor God mogen verrichten; zij zijn het die Gods aangezicht zien, met andere woorden: zij zien Hem zoals Hij is; en de naam van God, dus het we­zen Gods, staat op hun voorhoofd, Gods karakter beheerst hun denken, zij weerspiegelen het wezen van hun Heer.

En van hen wordt ons in het vijfde vers verteld: “En er zal geen nacht meer zijn en zij hebben geen licht van een lamp of licht der zon van node, want de Here God zal hen verlichten en zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden” Openbaring 22 vers 5 (Openb. 22:05). Natuurlijk licht speelt voor hen geen rol meer, hun leven is in het heiligdom, waar het we­zen Gods alleen hun licht is. Zij worden verlicht, dat wil zeggen: een brandende lamp is hun geest, licht is hun we­zen omdat God in hen is. En aan hen komt het koningschap voor altijd. Knechten worden lichten; knechten worden ko­ningen .

Wanneer dan in het zesde vers vermeld wordt dat God zijn engel heeft gezonden om zijn knechten te tonen hetgeen weldra geschieden moet, dan is daarmee heel duidelijk te­ruggegrepen op het eerste vers van hoofdstuk 1.

Nog een opvallende uitspraak vinden we in Openbaring 7 vers 3 (Openb. 07:03): “Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee, noch aan de bomen, voordat wij de knechten van onze God aan hun voorhoofd verzegeld hebben”. Niet het rijk der duisternis heeft het eerste woord. Eerst moet er iets ge­beuren vanuit God. Mensen ontvangen het zegel van de le­vende God. Wie zijn dat? Dat zijn de knechten van de Heer. En alles begint bij de knechten Gods. We kunnen vaststel­len: zonder knechten Gods geen eindtijd. Zonder knechten Gods geen plan Gods. Zonder knechten Gods geen toekomst, geen voleinding.

Het eindtijdgebeuren draait om het geheimenis Gods

Nu gaat God aan zijn knechten iets bekend maken. Wat? Hij openbaart zijn raad, zegt Amos. Het is een geheimenis, zegt Johannes. Het hele eindtijdgebeuren draait om dat ge­heimenis.

Hier ontdekken we het vaste punt van de ganse geschiede­nis: er is een raad Gods. Er is een geheimenis Gods. En alles wat er gebeurt, bestaat ter wille van dat geheime­nis. Het is niet zo dat de doelloosheid regeert. Onze God is een God die in alles werkt naar de raad van zijn wil. Efeze 1 vers 11 (Ef. 01:11) . Hij heeft zijn bestek met wijsheid uitgeme­ten. God gaat zijn ongekende gang, verborgen majesteit, die in de zee zijn voetstap plant, en op de wolken rijdt. Wat Hij bedoelt, dat rijpt tot zin, wordt klaar van uur tot uur; de knop is bitter, is begin, de bloem wordt licht en puur.

Gods raad, dat is de knop die onweerstaanbaar gaat open­bloeien te midden van nacht en ontij. Het is een wortel uit dorre aarde. Maar die wortel is niet te verwrikken. Die raad Gods is door God geplant en geen macht der hel kan uitrukken wat God heeft geplant. God gaat zijn gang. Niet, neen nimmer wijkt Hij af van zijn raad. Gij gaat in ’t donker voor ons uit en niemand stuit uw grote gang de eeuwen door, een wereld lang.

Zo is God. En zoals God is, zo is zijn raad. En daarom, voor de eindtijd telt alleen dit: dat we leren denken van­uit de raad van God. Uitgangspunt van de hele geschiede­nis, ook van de eindgeschiedenis, is de raad Gods. En het eindpunt van de totale historie, van de ganse wereldtijd zal zijn: de raad Gods. God wordt niet voor niets juist in het boek Openbaring genoemd de alpha en de omega, het be­gin en het einde. Het begin ligt niet bij de duivel, het begin van de schepping, het begin van de wereldhistorie, ligt in God. In den beginne schiep God, zegt het boek Ge­nesis. In den beginne was het Woord, zegt Johannes. En het is niet zonder zin dat Jezus in het laatste Bijbelboek ge­noemd wordt: “het begin der schepping Gods” Openbaring 3 vers 14 (Openb. 03:14).

Het gaat om de raad Gods

Alles is begonnen met God, met het woord Gods. De duivel is er pas later bij gekomen en hij is dan ook in feite iemand die er helemaal niet bij hoort. Een verstekeling. Naar de verstekeling heeft het schip niet gebouwd, hij heeft uiteindelijk ook niets te zeggen over de vertrek­tijd, over de koers, de aankomst en het doel van de boot. Dat wordt bepaald door de raad van de kapitein. En als de bemanning eensgezind is, dan nemen zij samen die versteke­ling op en ze gooien hem eendrachtig overboord. En de raad van de gezagvoerder zal zegevieren.

Ons begin is God. Wanneer faalt een mens? Wanneer hij af­dwaalt van zijn oorsprong. Wanneer hij afdwaalt van de raad Gods. Waar waren profeten en psalmisten (die in wezen ook profeten waren) dan ook voortdurend mee bezig? Om het volk terug te brengen tot de raad Gods. De mens, op zijn zwerftocht door het land der eeuwen, zoekt waar zijn oor­sprong is. Het volk Israël in de woestijn miste zijn doel, waarom? “Doch spoedig vergaten zij zijn daden en wachtten niet op zijn raad” Psalm 106 vers 13 (Ps. 106:013). Ten diepste is de mens be­stemd voor de raad van God. Daar komt hij immers vandaan. Uit de raad Gods is hij voortgekomen, tot de raad Gods zal hij gaan. Nergens anders vindt hij hulp of heil.

Wat is duisternis? Leven buiten de raad van God is duis­ternis. Zoals Asaf het gezien heeft: “Naar mij aangaande, bijkans waren mijn voeten afgeweken, bijna waren mijn schreden uitgegleden. Ik tobde erover om dit te begrijpen, een kwelling was het in mijn ogen, totdat ik in God hei­ligdommen inging’’ Leven buiten het heiligdom is duister­nis. Maar dan, maar nu: “Gij hebt mijn rechterhand gevat; Gij zult mij leiden door uw raad” Psalm 73 vers 2,16,23-24 (Ps. 073:002, Ps. 073:016, Ps. 073:023-024). Dat verandert een mens. Dat maakt duisternis tot licht. Dat zet wankele voeten vast. Uw raad!

Dat is profetisch. Het volk van de eindtijd zal zijn het volk dat deze woorden op de lippen neemt, en ter harte neemt. Voeten glijden uit, duisternis doet dwalen, totdat …. Tot wanneer? totdat een volk gaat vragen naar de raad van God. Gelijk aan ’t verre vreemde strand, gedachten gaan naar ’t vaderland, zo, midden in het aards gewoel, vraagt mijne ziel naar ’t eeuwig doel.

Dit zal de laatste gemeente uit het hart gegrepen zijn. Zij klemt zich vast aan het woord van Asaf. Zij zegt tot God en zij blijft zeggen tot God: Gij zult mij leiden door uw raad.

Het raadsplan van de duisternis

Is er dan geen andere raad? Psalm 1 spreekt over de raad der goddelozer. De volken hebben ijdele raad bedacht, ver­telt de tweede psalm. Er is ook een raad van de boze. Hij heeft ook een raadsplan. In het boek Openbaring wordt maar liefst acht keer op Psalm 2 gezinspeeld. “De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de Here en zijn gezalfde”, zegt de psalm Psalm 2 vers 2 (Ps. 002:002) . En in Openbaring lezen we: “En ik zag het beest en de koningen der aarde en hun legerscharen verzameld om de oorlog te voeren tegen Hem, die op het paard zat, en tegen zijn leger” Openbaring 19 vers 19 (Openb. 19:19). We zien: wat Johannes be­schrijft, loopt helemaal parallel met de genoemde psalm­tekst .

Wat is nu het raadsplan van de duisternis? Het doel is, het volk Gods, de gezalfde van de Heer, uit te roeien. “Want zie”, zegt een andere profetische psalm, “uw vijan­den tieren, uw haters steken het hoofd op; zij smeden een listige aanslag tegen uw volk en beraadslagen tegen uw be­schermelingen” Psalm 83 vers 3 en 4 (Ps. 083:003-004 ) . Let op de term ‘beraadslagen’, die ook in het zesde vers nog een keer terugkomt: “Want zij hebben eensgezind beraadslaagd, tegen U een verbond gesloten”. Dat is hun raad. Ze keren zich tegen de be­schermelingen Gods. Tegen zijn heiligen, zegt de Griekse tekst. En wat zien we in Openbaring 13 vers 7 (Openb. 13:07)? “En hem werd gegeven om tegen de heiligen oorlog te voeren en hen te overwin­nen”. Eensgezind, lazen we in de psalm. En het boek Open­baring vertelt: “Dezen zijn één van zin en geven hun kracht en macht aan het beest” Openbaring 17 vers 13 (Openb. 17:13).

De duisternis heeft een raad, en God heeft een raad. Ook in dit opzicht is het boek Openbaring weer het boek van de contrasten. In de eindtijd staat daar de raad van God te­genover de raad van de boze. Het rijk der duisternis be­raadslaagt. Maar de raad des Heren, die zal bestaan. God bereidt zich een volk; dat zijn zijn beschermelingen. Dat is niet zomaar een volk; een Engelse overzetting noemt ze thy hidden ones, de Statenvertaling zegt: uw verborgenen. Zij zijn geborgen in de raad van hun God, zij zijn verbon­den met de raad van hun God, op hen zal rusten de Geest van raad en sterkte. De raad van God is alles voor hen. Daar leven ze voor, daar ankeren zij in. Zij zijn terug gegaan naar hun oorsprong. En daarom kunnen zij doorgaan tot het einde.

Zij weten het: Wie is er die me aan U ontrukt? Uw merk, mijn ziele ingedrukt, uw zegel in de edelsteen, wijst al­tijd naar haar oorsprong heen. Vanuit deze achtergrond nu horen wij over het geheimenis.

(wordt vervolgd).

1981.01 nr. 211

Levend geloof 1981.01 nr. 211

Van de administratie door redactie

Verschillende lezers en lezeressen reageerden reeds op onze oproep in ons vorig nummer om zelf het abonnementsgeld over 1981 over te maken. Heel veel dank daarvoor, ook voor de extra giften! Wij herhalen nog even de mededeling hierover in ons vorig nummer:

“Ondanks de sterk gestegen kosten hebben wij be­sloten de abonnementsprijs voor 1981 niet te verhogen. Dit abonnementsgeld (ƒ 12,50) dekt echter slechts een klein deel van de werkelijke kosten, maar verschillende lezers en lezeressen verhoogden vrijwillig hun abonnement of verblijdden ons in het afgelopen jaar met een gift, waarvoor we erg dankbaar zijn.

Voor inning van het abonnementsgeld over 1981 verzenden wij na 1 februari 1981 acceptgiro kaarten, maar u bespaart ons tijd en kosten als u voor 1 februari zelf uw abonnementsgeld overmaakt op ons gironummer: ten name van: Adm. “Levend Geloof”, Postbus 38, 8190 AA Wapenveld. Bij voorbaat hartelijke dank voor uw medewerking!”

Administratie “Levend Geloof”.

 

Ter inleiding voor 1981 door J. Noë

Broeders en zusters, het wordt dit keer geen lang artikel, maar een gedeelte uit Gods Woord, wat een leidraad mag zijn voor 1981.

Spreuken 4 vers 18 tot en met 27 (Spr. 04:18-27):

“Het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot de volle dag. De weg der goddelozen is als duisternis;

zij weten niet, waarover zij kunnen struikelen. Mijn zoon, sla acht op mijn woorden, neig uw oor tot mijn uitspraken; laat ze niet wijken uit uw ogen, bewaar ze diep in uw hart.

Want zij zijn leven voor wie ze vinden, genezing voor hun ganse lichaam.

Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de oorsprongen des levens. Doe weg van u de valsheid van mond en houd ver van u de verkeerdheid der lippen. Laten uw ogen voorwaarts blikken en uw oogopslag rechtuit zijn.

Laat uw voet een effen pad inslaan en laten al uw wegen vast zijn.

Wijk noch ter rechter-, noch ter linkerhand af, houd uw voet verwijderd van het kwade”.

Ik wens u allen Gods rijke zegen toe voor 1981!

  1. Noë.

En bij deze wens van broeder Noë sluit zich uiteraard de gehele redactie aan!

 

De hand aan de ploeg door Gert Jan Doornink

Ook voor 1981 geldt voor elk kind van God dat “niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, geschikt is voor het Koninkrijk Gods”. Lucas 9 vers 62 (Luc. 09:62). Klare en duide­lijke taal van Jezus, die trouwens altijd op de man af en zonder er doekjes om te winden zich tot de mensen richtte. Zijn woorden waren, zoals Hij zelf ook zei, Geest en leven. Johannes 6 vers 63 (Joh. 06:63).

Iedere uitspraak, iedere rede, elk woord wat Hij sprak, het is alles even belangrijk. Het zijn woorden rechtstreeks afkomstig uit de troon van God. Reeds bij de geboorteaankondiging van Jezus, had de engel Gabriël, door God gezonden, gezegd dat geen woord, dat van God komt, krachteloos zal wezen. Lucas 1 vers 37 (Luc. 01:37).

Wie daarom in de Bijbel de woorden en uitspraken van Jezus leest, komt daarmee in contact met de kern, het centrum van de openbaring van God. Niet dat de andere woorden minder belangrijk zijn, maar Hebreeën 1 vers 1 en 2 (Heb. 01:01-02) zegt het reeds: “Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld gescha­pen heeft”.

En Paulus zegt, in Kolossenzen 2 vers 9 (Kol. 02:09) dat in Christus al de volheid der godheid lichamelijk woont, waaraan dan nog toegevoegd wordt: “en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht”! Dat is wat en misschien gaat het ons bevattingsvermogen te boven, maar toch is het waar! Hoe onvoorstelbaar rijk zijn wij in Christus!

Daar willen wij ook in dit nieuwe jaar van getuigen door woord en daad. Wij willen spreken van de volheid van Christus die in ons is. Daar­om is de werkelijke evangelieverkondiging ook altijd Christusverkondiging, maar dan wel Christus zoals deze zich geopenbaard heeft in het woord van God. Wij kunnen er geen andere Chris­tus op na houden, geen karikatuur-figuur, geen Christus naar eigen denkbeelden. Anders is de verkondiging van het evangelie geen echte evan­gelieverkondiging .

Het gaat om het volle evangelie!

Er is heel wat evangelie in onze dagen wat met het werkelijke evangelie, zoals dat in de Bijbel thans ons komt, niets te maken heeft. Er is heel wat kaf onder het koren, het is lang niet alles goud wat er blinkt, maar een werkelijk christen zal dit weten te onderscheiden. Reeds ten tijde van de eerste christengemeenten probeerde satan verwarring te stichten door een ander evangelie temidden van het oorspronkelijke evangelie te doen binnensluipen. Lees er bijvoorbeeld Galaten 1 vers 6 tot en met 10 (Gal. 01:06-10) maar op na, waar Paulus de toenmalige ge­meenten er daar al voor waarschuwde.

Ook in 1981 zal satan in dit opzicht proberen te infiltreren. We moeten er op bedacht zijn, want de duivel haat het volle evangelie. Hij zal pro­beren ons krachteloos en liefdeloos te maken en onze aandacht af te leiden van de essentiële dingen. Maar een waarachtig christen is op zijn hoede en in een gemeente die geestelijke goed functioneert, zal hij niets kunnen uitrichten.

Dit moeten wij eerst onder ogen zien, willen wij dit jaar met succes de hand aan de ploeg slaan en optimaal kunnen functioneren als arbeiders in Gods Koninkrijk.

Jezus spreekt in Lucas 9 vers 62 (Luc. 09:62) over “Het geschikt zijn voor het Koninkrijk Gods”. (De Statenvertaling en de vertaling van prof. Brouwer gebruiken de uitdrukking “bekwaam zijn”, en de Leidse ver­taling “bruikbaar zijn”). De bedoeling is duide­lijk: de Heer wil ons gebruiken als verkondigers van het koninkrijk Gods; het volle evangelie.

Maar dan moeten we daarbij twee dingen goed in het oog houden, namelijk dat we de hand aan de ploeg slaan en daarbij niet achterom zien!

Jezus brengt het telkens weer duidelijk naar vo­ren: Wie Mij wil volgen en dienen kan dit alleen doen, als hij het radicaal en zonder voorwaarden te stellen wil doen. Anders komt er niets van terecht, In de Bergrede sprak Hij: “Niemand kan twee heren dienen, want hij zal óf de ene haten en de andere liefhebben, of zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen èn Mammon” Matteüs 6 vers 24 (Matt. 06:24). Wie niet vóór Hem is, is tegen Hem.

Wat betekent het voor Jezus te zijn?

Voor Jezus zijn wil zeggen: Hem aanvaarden en dan als discipel volgen! Petrus zegt: “Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in Zijn voetstappen zoudt treden”

1 Petrus 2 vers 21 (1 Petr. 02:21).

Jezus volgen is geen vrijblijvende zaak, niet een soort hobby, geen religieuze vorm van zelf­bevrediging. Het betekent zich volkomen identificeren met Hem, Zijn boodschap en Zijn bediening!

Wij zullen “in moeten groeien in Hem”, één moe­ten worden met Hem, zoals een rank aan de wijn­stok verbonden moet blijven, opdat we veel vrucht zullen dragen. Johannes 15 vers 5 (Joh. 15:05). Dat is het kenmerk van allen die in deze eindtijd werkelijk achter de boodschap van het volle evangelie staan, die ook in 1981 de hand aan de ploeg slaan en door woord en daad proclameren dat Je­zus Christus de volkomen Verlosser, Bevrijder en Vernieuwer is naar geest, ziel en lichaam.

Wij zullen het ook meer en meer in ons eigen le­ven gaan ervaren hoe de boodschap doorwerkt en weten de infiltratiepogingen uit het kamp van de vijand te onderscheiden, te weerstaan en te over­winnen. Kunt u ook getuigen dat u in het afgelo­pen jaar meer kennis en inzicht hebt ontvangen? Dat is geen hoogmoed, integendeel het getuigt van ons verlangen om geestelijk te groeien, want dat wordt altijd voorafgegaan aan het ontvangen van meer kennis en inzicht.

Waarom moeten wij niet achterom zien?

Het antwoord op de vraag: waarom wij niet achter­om moeten zien, is eigenlijk heel eenvoudig, na­melijk omdat iedere terugblik in het verleden al­tijd negatief uitvalt. Men ziet dan immers op de gebondenheden waaraan men nog vastzat, op de ver­keerde, aardsgerichte leerstellingen, die een vernieuwing van denken in de weg stonden.

Een kind van God dat achterom ziet, laat zich door de duivel misbruiken, want die confronteert ons altijd met dingen waarin hij de hand heeft gehad, speciaal op datgene wat er na onze beke­ring en wedergeboorte nog niet goed was.

Wij willen daarom vooruit zien in 1981. En voor­uit zien wil zeggen: ons oog alleen gericht houden op Jezus, de Leidsman en voleinder van ons geloof! Hebreeën 12 vers 2 (Heb. 12:02). Wij geloven dat onze gemeen­schap met. Hem verder vervolmaakt zal worden. Daardoor zullen we meer en beter bruikbaar zijn in Zijn dienst en meer en beter geestelijk kun­nen strijden en overwinnen. Samengevat: opdat we ten volle zullen beantwoorden aan Gods plan met ons leven en dat is: “Geschikt zijn voor het koninkrijk Gods!”

 

Reacties van lezers door Gert Jan Doornink

Neem liever twee abonnementen. . ,.

Broeder J. M. te Krimpen aan de IJssel, schrijft: “Ver­geet niet “Levend Geloof” na lezing door te geven aan an­deren’. ” Dat is niet zo’n goed advies. Je moet het hooguit uitlenen. Neem lie­ver twee abonnementen, zou ik zeggen.

Laatst heb ik nog eens suc­cessievelijk alle nummers die ik had doorgelezen en heb daar een grote zegen van ondervonden. Ik vind er veel studiemateriaal en aankno­pingspunten voor de Bijbelstudie in.

Omdat ik zo getroffen ben door de serie: “Verkenningen rond het boek Openbaring” ben ik nog eens die artike­len en alle andere artikelen van broeder Goverts gaan le­zen. Daar ben ik geweldig blij van geworden en daar heb ik God voor gedankt.

Mijn advies: “Levend Geloof” lezen, herlezen en nog eens lezen. Ballpoint er bij. Bijbel er naast.

Wij (ons hele gezin) zouden dit blad niet graag meer willen missen”.

We worden klaar gemaakt voor de strijd

Broeder J, M. te Breukelen, schrijft: “We zijn heel erg blij met “Levend Geloof”. Ik heb bijzonder genoten van Openbaring (“Verkenningen rond het boek Openbaring” door Nico Goverts), over het klaarmaken van de Gemeente voor de grote eindstrijd. Velen denken maar: we gaan zo naar de hemel, en dan begint de grote ellende op aarde. Maar dat is een ver­schrikkelijke dwaling. Wan­neer het lijden komt, zullen zij niet bereid zijn om te lijden voor hun Heer. Filippenzen 1 vers 29 (Filip. 01:29)” .

Wensen en voorbede

Wij ontvingen diverse reacties en beste wensen in ver­band met de feestdagen en het nieuwe jaar. We zijn daar erg dankbaar voor, spe­ciaal voor hen die beloofden voor onze arbeid te bidden, zoals bijvoorbeeld een lezer schreef: “Blijft u overtuigd van onze voorbede voor u en uw blad en voor alle medewerkers en helpers op welk niveau dan ook”

 

Inzicht in de geheimenissen van God door H. J. Scholten

Inzicht geeft zekerheid

Als wij de Bijbel ter hand nemen en gaan lezen, valt het ons op hoe op vele blad­zijden de lof bezongen wordt van het inzicht. Inzicht hebben in allerlei zaken geeft zekerheid; dat geldt voor het natuurlijke maar evenzeer voor het geestelij­ke leven. Hoé belangrijk is het dan om inzicht te hebben in geestelijke dingen. De bijbel leert ons dat alle schatten van wijsheid en kennis verborgen zijn in Christus Kolossenzen 2 vers 3 (Kol. 02:03).

Als deze schatten verborgen zijn moeten ze dus ontdekt worden en om te ontdekken heb je licht nodig. En dat licht is verschenen want Je­zus is de Doper met de Hei­lige Geest en deze Geest dringt door in de diepten Gods 1 Korinthe 2 vers 10 (1 Kor. 02:10).

Wie dus echt met deze Geest vervuld is wordt een schat­graver want Jezus zegt: “Daarom is iedere Schriftgeleerde, die een discipel geworden is van het Konink­rijk der hemelen, gelijk aan een heer des huizes, die uit zijn voorraad nieu­we en oude dingen tevoor­schijn brengt” Matteüs 13 vers 52 (Matt. 13:52).

De middelaar van het oude verbond, Mozes, zag al de waarde in van het ‘inzicht hebben’. Terwijl God aan het volk Zijn daden bekend maakte, maakte Hij aan Mo­zes Zijn wegen bekend.

Het oude volk Israël koos voor de natuurlijke weg en is daarom ook een natuurlijk volk gebleven, al was het Gods volk onder de oude be­déling. Daarom heeft dit volk nooit Gods wegen ver­staan en begrepen. In Deuteronomium 32 vers 28 (Deut. 32:28) (het lied van Mozes) staat: “Want zij zijn een volk, dat elk begrip mist; er is bij hun geen inzicht!” Koning David geeft zijn zoon Salomo in 1 Kronieken 22 vers 12 (1 Kron. 22:12) ten antwoord: “Voorwaar, de Here geve u verstand en inzicht, en stelle u over Israël, op­dat gij de wet van de Here, uw God onderhoudt”. In Job 28 vers 28 (Job 28:28) staat: “Van het kwade te wijken, is Inzicht!” Voorts in Psalm 49 vers 4 (Ps. 049:004): “De overdenking van mijn hart is louter inzicht”. En in Hosea 4 vers 14 (Hosea 04:14) staat: “Het volk dat geen inzicht heeft komt ten val”.

God wil nieuwe dingen aan ons openbaren!

God wil ons inzicht geven door de Heilige Geest en nieuwe dingen aan ons open­baren. Nu is het voor vele christenen moeilijk om zich open te stellen voor nieuwe dingen, want men blijft doorgaans maar liever bij het oude en vertrouwde. Toch profeteerde Jesaja al: “Van nu aan doe Ik u nieuwe din­gen horen, verborgenheden, die gij niet wist” Jesaja 48 vers 6 (Jes. 48:06).

Elk kind van God mag en moet uitzien naar deze nieuwe dingen, trouwens hij ver­wacht ze ook.

De Heilige Geest leidt ons in de volle waarheid en dat betekent: nieuwe dingen ont­dekken. Ook voor ons, als kinderen Gods, is er de be­lofte: “Opdat gij de weg moogt weten, waarlangs gij gaan zult, want langs die weg zijt gij nóch gisteren, nóch eergisteren getrokken” Jozua 3 vers 4 (Joz. 03:04).

Hoeveel christenen betreden jaar in jaar uit oude, plat­getreden paden en hebben een kwijnend en vreugdeloos ge­loofsleven. Ze durven het nieuwe niet aan! Hoe meer inzicht wij krijgen in de gedachten Gods, des te meer vreugde en overwinning wij boeken in ons geloofsleven.

Jezus verweet eenmaal Zijn discipelen, dat ze bij de bro­den niet tot inzicht gekomen waren Markus 6 vers 52 (Mark. 06:52). We denken aan de storm op het meer. Doodsbang waren de discipe­len. Vlak hiervoor hadden ze de wonderbare spijziging meegemaakt. Van vijf broden en twee visjes liet Jezus vijfduizend man eten. Nu zitten ze vol angst in het schip tijdens een hevige storm. Er staat (na het lig­gen van de wind): “en zij waren innerlijk bovenmate ontsteld, want ze waren bij de broden niet tot inzicht gekomen, maar hun hart was verhard. “

Met een eeltkorst om het hart komt men niet ver in het Koninkrijk Gods. Alleen de liefde van God kan deze harde korst verbreken en dan eerst is er een opening voor de geheimenissen van het Ko­ninkrijk Gods. Dan eerst staat men open voor de nieu­we dingen. Er is in allerlei kerken en kringen veel gees­telijke verstarring en dat zorgt voor ‘eelt om het hart’.

Het gaat om het inzicht in het geheimenis van Christus

Jezus verkondigde ons de boodschap van het Koninkrijk der hemelen, een geestelijk Koninkrijk en het gaat dan ook om de ónzienlijke din­gen. Jezus deed vele tekenen en wonderen maar ze bevatten allemaal een diepe, geeste­lijke werkelijkheid. We mo­gen Jezus niet zien als een soort tovenaar, die allerlei wonderlijke dingen doet en waarbij wij dan met open mond staan te kijken en er dan verder niets van begrij­pen en de zaken maar laten rusten. Dan blijven het slechts spannende verhalen die we met veel verve aan de kinderen op de zondagsschool vertellen.

Het is dus belangrijk om geestelijk inzicht te ver­werven en de apostel Paulus schrijft, dat het noodzake­lijk is om met de rechte kennis van Zijn wil vervuld te worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen. En welk kind van God heeft niet het verlangen om de He­re waardig te wandelen?

Over welk inzicht gaat het dan eigenlijk? Over het ‘in­zicht in het geheimenis van Christus’! Inzicht, niet al­leen in een leer, maar bo­venal in een persoon, name­lijk de Christus! Dan leren wij de gedachten van deze Persoon kennen en begrijpen.

Eeuwenlang was het onmoge­lijk geweest om geestelijk inzicht te krijgen, omdat alles onder het oude verbond verborgen was. Mét Jezus wordt deze verborgenheid ge­openbaard en nu mag de ge­meente van Christus rijk zijn aan inzicht. Het gaat onder andere om het grote herstellingsplan van God met Zijn ganse schepping. Wat door de satan geruïneerd is moet hersteld worden en bij dit werk wordt de gemeente van Christus ingeschakeld, nu en straks.

De belofte uit Jesaja (Ja en Amen in Christus Jezus): “En de uwen zullen de overoude puinhopen herbouwen, de grondvesten van vorige geslachten zult gij herstel­len, en men zal u noemen: Hersteller van bressen. Herbouwer van straten geldt voor de nieuwtestamentische kinderen Gods, want ook Jesaja was een profeet die profeteerde van de “voor de gemeente bestemde genade” 1 Petrus 1 vers 10 (1 Petr. 01:10).

God wil ons door de Heilige Geest, net als aan Mozes, Zijn wegen bekend maken.

Zijn wegen zijn hoge, gees­telijke wegen en die van ons zijn lage, natuurlijke we­gen. Zijn gedachten zijn ho­ger dan onze gedachten, want die van ons zijn natuurlijk; maar hoe heerlijk is het dat God ons Zijn wegen en ge­dachten, die zo hoog zijn, tóch wil openbaren. Zó krij­gen wij inzicht in de ge­heimenissen van het Konink­rijk Gods.

Alle versluiering, leugen en bedrog, valse vroomheid en wetticisme worden op de we­gen Gods ontmaskerd. Hoeveel christenen zijn nog groten­deels versluierd in hun ver­stand en proberen de geeste­lijke dingen van het Konink­rijk der hemelen op ratione­le wijze te verklaren. Paulus zegt hiervan dat velen met een bedekt evangelie le­ven en door de god dezer eeuw met blindheid geslagen zijn, zodat zij het schijn­sel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid

van Christus, die het beeld Gods is 2 Korinthe 4 vers 4 (2 Kor. 04:04).

Iemand zei eens: “Geschonken inzicht maakt nederig en rijk. Als we ons verbeelden inzicht te hebben zijn we arm en praalhanzen”. Zoiets kan maken dat we op liefde­loze wijze scherp en sarcas­tisch worden. Maar als we het juiste, Bijbelse inzicht hebben, worden we steeds meer fijngevoelig. Dat in­zicht krijgen wij als we vervuld zijn met alle liefde Gods want die gaat de kennis te boven van al het natuur­lijke weten en kunnen.

In het koninkrijk Gods leren we Gods geheimenissen kennen

Als we ons volkomen laten leiden door de Heilige Geest leggen we alle eigen wijs­heid af, zoals ook eenmaal de apostel Paulus gedaan heeft. Voordat hij apostel van Jezus Christus werd, dacht hij alles af te weten van God en godsdienst, van de wereld en van het volk Israël. Maar toen kwam hij onder het ‘hemelse mes’ en werd verlost van elke syna­gogale binding, van de wet van Mozes en van elke supe­rieure gedachte over het volk Israël, alsof dit volk alleen het uitverkoren volk zou zijn. Paulus mocht de immense ruimte van het Koninkrijk Gods binnengaan en later zeggen: Bij mij vindt gij niet te weinig ruimte! Toen verstond hij dat God bezig was een nieuw volk te creëren, geboren uit water en Geest en alleen dat volk is Gods uitverkoren volk en aan dat volk worden de ge­heimenissen van het Konink­rijk bekend gemaakt dóór de Geest.

Jezus kwam als een Persoon in Paulus’ leven en met deze persoon ook Zijn Geest en leer. Dat is de enigste voorwaarde om Gods geheime­nissen te verstaan en het plan van God te begrijpen. Het is veel en veel meer dan alleen maar te hopen ooit eens als een verloste zon­daar naar de hemel te gaan. Vele christenen worstelen, omdat hun niet de volle raad Gods gepredikt wordt, hun leven lang met begrippen als ’zonde, genade, uitverkie­zing en verlossing’. Wij hebben deze dingen jarenlang van zeer dichtbij meegemaakt en ontdekt dat velen zodoen­de nooit op Gods wegen komen en daardoor ook niet geeste­lijk groeien. In bepaalde kerkelijke kringen zucht men meer over de genade dan dat men roemt in de genade. Ve­len hebben een licht loos hart en een licht loos oog. En tóch kunnen ook deze zuchters volkomen verlost worden en inzicht krijgen in de geheimenissen van het Ko­ninkrijk Gods. Als de volle raad Gods maar gepredikt wordt met betoon van Geest en kracht.

Wie open staat voor de vol­heid van de Heilige Geest en bereid is te streven naar de gaven van deze Geest, zal een gezonde visie krijgen op de gemeente van Jezus Chris­tus. Door de volheid van de­ze Geest gaan wij inzicht krijgen in het geestelijke Koninkrijk der hemelen met al haar geestelijke wetten. Dan komt er ook geestelijke groei en gaat men ontdekken dat er in dit Koninkrijk niets op “hocus pocus”-wijze geschiedt, doch dat alles zich op Goddelijke en wetma­tige wijze ontwikkelt. Men komt los van elke aardsgerichte leer en verblijdt zich in de volmaakte, hemel­se leer.

Er komt een eindtijdgemeente die volmaakt en onberispelijk zal zijn!

Maar wie wil deze geestelij­ke weg tot het einde afleg­gen? Men zal veel tegenstand ondervinden en het meest door de uitspraak: je moet niet alles vergeestelijken. Een slagzin, die door de duivel is uitgevonden. Maar we weten dat het uiteindelijk een klein kuddeke is waaraan de Vader het Konink­rijk zal geven.

Jezus wil met Zijn gemeente een doel bereiken en deze gemeente heeft een grootse roeping en taak. Tot het uiterste spant de boze zich in om de ogen van Gods kin­deren te versluieren voor deze hoge en geestelijke weg en leidt bij velen de aandacht af door ze bezig te doen zijn met aardse en po­litieke toestanden.

En tóch zal er een eindtijd- gemeente komen die gegroeid is naar de volmaaktheid en in allen dele onberispelijk zal zijn 1 Thessalonicenzen 5 vers 23 (1 Thess. 05:23). Het is heerlijk om in deze vol­maaktheid te geloven en het in je eigen leven te ver­wachten, zoals ook Paulus deed. Dan gaan we steeds meer ten uitvoer brengen waarover Paulus schrijft aan de gemeente van Efeze, Efeze 3 vers 10 (Ef. 03:10): “. . . . opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden”.

Als men aan een doorsnee- christen vraagt wat dit nu voor hem inhoudt, weet hij hierop geen antwoord te ge­ven. “De veelkleurige wijs­heid Gods bekend maken aan machten en overheden in de hemelse gewesten”? Velen hebben er nog nooit een preek over gehoord.

We zien dus dat Gods kinde­ren dan wel moeten weten wat deze veelkleurige wijs­heid van God is en het is zo intens triest dat velen vaak nog niet eens weten een kind van God te zijn. Terwijl Gods genade zo rijk en vrij is!

Het wordt de hoogste tijd – omdat wij leven in het laatst van het laatst der dagen – dat dit volle evan­gelie aan steeds meerderen gepredikt wordt en wij ver­blijden ons regelmatig te horen hoe de Here de ogen gaat openen voor deze rijk­dommen .

Als we geestelijk echt gaan zien kunnen we vertoeven in Gods heiligdommen en door de Heilige Geest zeggen: “Meester, wij weten dat Gij waarachtig zijt en de weg Gods in waarheid leert” Markus 22 vers 16 (Mark. 22:16). En alleen op die weg is overwinning.

Voor alles is wedergeboorte nodig, anders kan men het Koninkrijk Gods niet zien en binnengaan. We moeten echt kunnen zingen: Ik. heb een Heer, Die lééft!

Met de Heer hebben wij dan ook Zijn leer. De leer van het Koninkrijk der hemelen, waarvoor zovelen bewust hun ogen sluiten. Het heeft dan ook wel z’n consequenties en omdat sommigen daar voor afschrikken doet men maar of deze leer niet van ‘boven’ zou zijn.

Alle troon en erfrechten zijn door Jezus voor ons verworven!

Tóch zal deze leer eenmaal aan de ganse schepping ver­kondigd zijn en dan zal het einde komen. Ruim drie jaren hebben de discipelen met Je­zus gewandeld en werden door Hem in het bijzonder onder­wezen. Alleen op Gods wegen krijgen wij inzicht in de geheimenissen van het Ko­ninkrijk Gods want de hemel­se Vader wil ons, als zonen, alles bekend maken om later met Hem tot in alle eeuwig­heid te regeren. Jezus Christus heeft voor ons ver­worven alle troon- en erf- rechten! Laten we niets prijsgeven door gebrek aan geestelijk inzicht.

Vóór alles moeten we gaan inzien, dat God Zijn gemeen­te klaar wil maken voor een gigantische, maar o zo’n heerlijke taak. Dan zal Je­zus komen! Dan zal de hemel (de geestelijke wereld) – met eerbied gezegd – Jezus weer loslaten, want er staat in Handelingen 3 vers 20 en 21 (Hand. 03:20-21): “. . . . en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende; Hém moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van Zijn heilige profeten, van ouds­her! “

Het is begonnen met één boom des levens in de Hof van Eden, maar Jezus kwam om ve­le zonen tot heerlijkheid te brengen en daarom zal het eindigen én opnieuw beginnen met het geboomte des levens, straks op de nieuwe aarde en de bladeren van dat geboomte (gaven en krachten van de Heilige Geest) zullen dienen tot genezing der volkeren. Het geboomte des levens zijn de zonen Gods, volkomen gelijkvormig aan de Zoon van God, Jezus Christus. En ve­len zullen door deze zonen nog tot volmaaktheid ge­bracht worden tot het moment dat God zal zijn alles in allen! Glorie voor het mach­tige herstelplan van onze grote God! Amen. Halleluja!

Dank Heer, dat ondanks de listen van satan,

ondanks de nood van deze tijd;

ik deel mag hebben aan ’t machtige heilsplan,

dat mij leidt tot volkomen­heid.

Vol van Uw kracht Heer en zonder te beven,

wil ik getuigen: U schenkt een nieuw leven.

U herstelt alles wat is ontwricht,

U maakt het duister tot stralend licht!

 

De gereformeerde kerk en de homofilie door Gert Jan Doornink

“Taboes zijn er om doorbro­ken te worden”. Een opvat­ting die in deze tijd een leefregel is geworden voor vele modern en zich progressief noemende mensen. Tal­rijke taboes zijn of worden in onze dagen doorbroken, zoals op het terrein van abortus, euthanasie, huwe­lijksmoraal, homofilie, enz. Verwonderlijk is dit niet, immers de mens zonder Chris­tus leeft hoe langer hoe meer onder het motto: “Carpe Diem”: “pluk de dag”. “Laat ons eten, drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij. . . ” Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11) zegt: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler”.

Voor een kind van God komen deze dingen niet onver­wachts. Paulus schreef reeds aan Timótheüs: “Weet wel, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen: want de mensen zullen zelf­zuchtig zijn, geldgierig, pochers, vermetel, kwaad­sprekers, aan hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, liefdeloos, trou­weloos, lasteraars, onma­tig, onhandelbaar, afkerig van het goede, verrader­lijk, roekeloos, opgebla­zen, met meer liefde voor genot dan voor God, die met een schijn van Godsvrucht de kracht daarvan verloochend hebben” 2 Timoteüs 3 vers 1 tot en met 5 (2 Tim. 03:01-05).

Niet alleen in ‘de wereld’ zien we een verdere aftake­ling van de morele waarden en normen, maar ook binnen ‘de kerken’ is een derge­lijke ontwikkeling aan de gang; een bewijs hoe de we­reldgeesten ook hier hun afbrekend en vernietigend werk doen. Dit is feitelijk ook een logisch gevolg van het niet vasthouden aan- of staan op de fundamentele beginselen, waar iedere ge­lovige en gemeente mee te maken heeft, te weten beke­ring en wedergeboorte en dan doop door onderdompe­ling en doop met de Heilige

Geest, waarop een verdere geestelijke groei moet vol­gen. Psalm 11 vers 3 (Ps. 011:003) zegt: “Wan­neer de grondslagen zijn vernield, wat kan dan de rechtvaardige doen?”

Geestelijke aftakeling

Een ernstig symptoom van geestelijke aftakeling vin­den we gedemonstreerd in het besluit van de synode van de gereformeerde kerken om de ‘homofiele medemens’ volle­dig te aanvaarden, dat wil zeggen niet alleen als ge­meentelid, maar ook in de ambten en bedieningen. We schreven reeds eerder in ons blad hoe eind 1979 dit be­sluit door de gereformeerde synode werd genomen. In de loop van 1980 is de discus­sie over dit onderwerp ver­der gegaan en heeft men – om de oppositie wat wind uit de zeilen te nemen – welis­waar gezegd dat het geen ‘bindend besluit’ is, maar ‘slechts een oproep’, maar aan het feit zelf doet het niets af. Deze oproep toont in ieder geval aan dat de gereformeerde kerk homofilie niet ziet als zonde of ge­bondenheid, waarvan men ver­lost moet worden, maar als een geaardheid die bepaalde mensen hebben, en waaraan niet getornd mag worden. Ze moeten er mee leren leven of als een vanzelfsprekend­heid, dat bij bepaalde men­sen hoort, aanvaarden. Van de medeleden wordt ver­wacht dat ze meer begrip voor hen zullen opbrengen.

Dat er gelukkig nog gerefor­meerden zijn die het met de­ze oproep van hun synode niet eens zijn en in gewe­tensconflict zijn gekomen, blijkt onder andere uit ver­schillende reacties. “Het “Confessioneel Gereformeerd Beraad” (CGB), dat binnen de gereformeerde kerken stem geeft aan verontrus­ting over de ontwikkelingen in deze kerken, heeft in een brief aan alle gerefor­meerde kerkenraden uiteenge­zet, welke ‘grote bezwaren’ het heeft tegen de synodale besluiten inzake de pasto­rale benadering van de ho­moseksuele relatie”, schreef “Trouw” van 19 de­cember. Terwijl Drs. R. van den Berg, eindredacteur van het gereformeerde ”Veluws Kerkblad” van 12 de­cember ook ‘grote bezwaren’ naar voren brengt.

Wat iedere gelovige die be­hoort tot de ware Gemeente van Christus, ongeacht welk kerkelijk of niet-kerkelijk etiket, hij verder ook mag dragen, vooral ook bezig moet houden zijn deze “ver­ontrusten”. Het reële ge­vaar bestaat namelijk, – en is bij vorige gelegenheden ook gebleken – dat hun protesten geen zoden aan de dijk zetten en zij zich uit­eindelijk gewoon neerleggen bij deze en andere besluiten.

Het merkelijke alternatief

Wat is dan het alternatief? Gehoorzaamheid aan het woord van God. Dat wil zeggen Je­zus aanvaarden als Redder, Verlosser, Vernieuwer en Hersteller. Wie Hem werke­lijk wil volgen in de weg van geloof en gehoorzaamheid, houdt geen rekening met al­lerlei synodale besluiten en oproepen, die niet Gods Woord en Geest als richt­snoer hebben. Wie Jezus wer­kelijk wil volgen, aanvaardt ook de consequenties die dit meebrengt, bijvoorbeeld als hij daardoor buiten zijn ‘kerk’ zou komen te staan, ’t Allerbelangrijkste is dat wij weten, door bekering en wedergeboorte, te behoren tot de ware Kerk: de Gemeen­te van Jezus Christus. Dan hebben we een boodschap voor een wereld in nood, voor kerkelijken en onkerkelijken, voor homofielen en an­dere gebondenen: Jezus is het Antwoord. En wie Hem aanvaard heeft en volgt, kan getuigen: “Wie door de Zoon is vrijgemaakt, is werkelijk vrij:”

 

De tegenstelling van het aardse- en het hemelse Jeruzalem door H. J. Scholten

Een belangrijke brochure voor ieder kind van God’.

Te bestellen door te schrijven naar: “Levend Geloof”. Wapenveld.

(De prijs is f2,— per exemplaar + porto. Bij afname van 10 exemplaren en meer f 1,50 per exemplaar + porto. Acceptgirokaart voor betaling wordt bijgesloten).

 

Verkenningen rond het boek Openbaring door Nico Goverts hoofdstuk 6

Het boek van de aanbidding

Een tweede contrast dat we in het boek Openbaring tegenko­men, heeft te maken met het kernwoord: aanbidding. Het kan niet toevallig zijn dat het woord ‘aanbidden’ maar liefst drieëntwintig keer in het laatste Bijbelboek voorkomt. Dit is maar niet een stuk bladvulling; het boek Openbaring geeft ons niet een serie gebeurtenissen, af en toe onder­broken door een tussenzang. De eindtijd is niet een aan­eenschakeling van rampen, met van tijd tot tijd een muzi­kaal intermezzo. Het is niet een vervolgverhaal van ellen­de, met af en toe een adempauze.

Wat zijn de wezenlijke gebeurtenissen in het boek Openba­ring? Dat zijn de momenten van aanbidding. Daar vallen de beslissingen. De lofzangen vormen de scharnieren van het eindtijdgebeuren; daarmee gaan de deuren open naar heil en licht. Zonder lofzang geen eindtijd.

Het einde wordt niet bepaald door de atoombom, het einde wordt bepaald door de lofzang. Want waar de aanbidding volkomen wordt, daar zal het einde zijn van het rijk der duisternis.

Het boek Openbaring is het boek van de voltooiing. Maar de voltooiing waarvan? De voltooiing van de gedachten Gods.

Al de gedachten die God heeft ontwikkeld van eeuwigheid af, die God heeft neergelegd in de profeten en in het evangelie van Jezus, moeten voleindigd, gerealiseerd wor­den.

Daar is God mee bezig. Daarom moeten we in het laatste Bijbelboek speuren naar die gedachten Gods. Alleen dan zoeken we in de goede richting. Want de vraag is dan: wel­ke gedachten Gods zullen er voltooid worden, en hoe zal dat in zijn werk gaan?

Daarom is het zo belangrijk dat we hier een van de diepste gedachten Gods op het spoor komen: het motief van de aan­bidding. Wat is de betekenis hiervan en waarom speelt dit juist in het boek Openbaring zo’n verstrekkende rol?

Wat is de betekenis van aanbidding?

Allereerst zien we: het motief van aanbidding ligt ten diepste verankerd in het wezen van de mens. De mens is het enige schepsel dat de mogelijkheid heeft, God te leren kennen als Vader. Alleen de mens kan op deze wijze komen tot een familieband, een wezensverwantschap met God. En het verwante wordt door het verwante gekend.

De hele schepping kan Gods lof verkondigen. Maar alleen de mens kan leren God te waarderen. Hem op zijn waarde te schatten. De mens is immers geschapen als Gods gelijkenis. En het gelijke wordt door het gelijke gewaardeerd. Omdat de mens een geest bezit, kan hij God, die Geest is, waar­deren. Een vogel kan jubelen voor zijn Schepper, maar hoe zal hij ooit Gods gedachten kunnen waarderen? Zelfs de en­gelen zijn slechts toeschouwers wanneer het gaat om het diepste geheim tussen Christus en de gemeente.

Gods verlangen is: Hij wil gekend worden. Daarom maakte Hij de mens. Zo is de mens van huis uit een aanbidder. Dat is zijn bestemming: God te waarderen. Daaruit volgt: al­leen de mens die aanbidt, vindt zijn levensbestemming, al­leen hij vindt zijn identiteit. Hij ontdekt wie hij is. In de aanbidding vindt de mens de vervulling van zijn wezen. We zouden kunnen zeggen: het is niet goed dat de geest van de mens alleen zij. Een mens zonder aanbidding is als een verdwaalde, een van het anker losgeslagen schip, een van zichzelf vervreemde, eenzaam dolend, op reis naar niemands­land.

De mens zonder God is gaan zoeken: waar kan ik iets vinden wat ik aanbidden kan? Maar al wat hij vond, was te klein. Hij aanbad, maar het was zijn aanbidding niet waard. Hij zocht iets voor de honger van zijn geest, vulling voor de leegte van zijn ziel. Tastend, vragend ging hij rond, maar de honger bleef.

Iets onpersoonlijks kon zijn geest niet verzadigen. Uit heel zijn wezen kwam de roep om een ander, persoonlijk ge­noeg om lief te hebben, groot genoeg om te aanbidden; per­soonlijk genoeg om aan te spreken, oneindig genoeg om alle waardering waard te zijn. De oprechte mens, zoekend naar waarheid, alle góden gingen aan hem voorbij, maar hij zei: neen! Zij zijn het niet; zij zijn te klein. Wij zijn góden, zeiden zij; maar te klein voor een hongerig hart, zei hij. Toen kwam Jezus en Hij zei tot de mens: Kom maar, Ik breng je bij God. En Hij nam hem mee en de mens kwam waar hij nog nooit geweest was en hij stond in ademloze verbazing, heel zijn wezen werd vervuld met verwondering, hier was eindelijk iemand tot wie hij met al wat in hem was, kon zeggen: Gij! Toen wist hij: dit is wat ik heb gezocht, dit is God, dit is mijn God, mijn aanbidding waard. Gij zijt mijn God, U zal ik loven, verhogen uwe majesteit.

Jezus kwam en de mens ontdekte de waarde van God. Jezus sprak erover met de Samaritaanse vrouw: de Vader zoekt aanbidders. Uitgerekend met deze vrouw, beeld van de mens die altijd zoekt en nooit vervulling vindt. Haar dorst werd nimmer gelest. Jezus leerde haar aanbidden in geest en waarheid, vanuit de gedachten Gods. Zo wordt deze vrouw weer mens, zo vindt zij haar bestemming, zo vindt zij haar identiteit in God.

De laatste gemeente is een gemeente van aanbidders

Ditzelfde grondmotief treffen we ook aan in het boek Open­baring. Dit is Gods doel: de schepping die zucht, leert weer zingen. De laatste gemeente zal een gemeente van aan­bidders zijn.

Nu zien we door de eeuwen heen dat er enorme krachten in het geweer komen rondom die aanbidding. Daar is blijkbaar het een en ander aan de hand. Het is de worsteling die de psalmist ervoer in zijn eenzame strijd, toen hij moest verzuchten: “Denk ik aan God, dan kreun ik” Psalm 77 vers 4 (Ps. 077:004). Om dan tenslotte daar doorheen te komen tot de uitroep: “Wie is een God, groot als God?” Psalm 77 vers 14 (Ps. 077:014).

Dat is geen oppervlakkige blijdschap; dat is een lied dat door het vuur heengegaan is. In dit verband is er een merkwaardig feit dat we door de bijbel heen telkens weer tegenkomen: steeds opnieuw zijn daar de pogingen om de aanbidding te blokkeren. God sprak bij monde van Mozes: “Laat mijn volk gaan om te mijner ere in de woestijn een feest te vieren” Exodus 5 vers 1 (Ex. 05:01). Maar de farao verzet zich; hij heeft liever een klagend volk in Egypte dan een zingend volk in de woestijn. In wezen zit het hierop vast: hij is tegen aanbidding. En waarom? Hij zegt: ”Ik ken de Here niet” Exodus 5 vers 2 (Ex. 05:02). De farao is gewend om zelf aanbeden te worden.

Nebukadnezar maakte een beeld. En iedereen moest daarvoor buigen. Dan zijn er drie die verklaren: wij eren alleen God. En op dat moment wordt het duidelijk welke krachten er loskomen vanuit de geestelijke wereld in verband met de vraag: wie heeft er nu recht op aanbidding? De koning wordt woedend, de oven wordt opgestookt, dat is de ene kant van de zaak. Naar aan de andere kant zien we: in het vuur worden de zonen Gods openbaar.

Daniël werd in de leeuwenkuil geworpen, waarom? Omdat hij een aanbidder was. Hij was waarlijk mens. Hij hield vast aan zijn bestemming. Hij wist: ik ben er voor God. Hij hield zijn vensters open, want hij besefte: als ik mijn vensters sluit, sterft mijn geest. Dan krijgt mijn geest geen adem meer, dan wordt mijn hart verstikt. Daarom gooi ik onverminderd mijn ramen open, want mijn levensadem en mijn levenslicht is God.

Het conflict over de aanbidding in de eindtijd

Ditzelfde conflict rondom de aanbidding vinden we terug in het eindtijdgebeuren. Er is een duidelijke overeenkomst tussen de geschiedenis van Nebukadnezar en zijn beeld enerzijds, en Openbaring 13 anderzijds. In dit hoofdstuk komen we vier keer het woord ‘aanbidden’ tegen. Zo lezen we in het derde en vierde vers: “En de gehele aarde ging het beest met verbazing achterna, en zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest de macht gegeven had, en zij aanba­den het beest, zeggende: Wie is aan het beest gelijk? en: Wie kan er oorlog tegen voeren?” Daar zien we: waar is het rijk der duisternis het om te doen? Om aanbidding. Precies zoals de satan sprak tot Jezus in de woestijn: “Dit alles zal ik U geven, indien Gij U neerwerpt en mij aanbidt” (Matt. 4:9). Jezus kwam als de eerste volkomen mens Gods, en meteen is de boze erbij om Hem te brengen tot een ver­keerd gerichte aanbidding. Haar juist daar blijkt Jezus dan ook mens Gods te zijn: Hij antwoordt: “De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen” Matteüs 4 vers 10 (Matt. 04:10). De mens Gods aanbidt. Maar de mens Gods aanbidt alleen God. Zijn basis is: de Heer is God en niemand meer.

En net zoals Nebukadnezar dreigde met de doodstraf, zo le­zen we in Openbaring: “En hem werd gegeven om aan het beeld van het beest een geest te schenken, zodat het beeld van het beest ook zou spreken, en maken, dat allen, die het beeld van het beest niet aanbaden, gedood werden” Openbaring 13 vers 15 (Openb. 13:15).

Een aloude toestand gaat zich hier toespitsen: er is een strijd om de geest van de mens. Aan wie zal de geest van de mens toebehoren? Met wie zal de geest van de mens zich verbinden?

De plaats van aanbidding is de tempel Gods

Nu gaat het erom: er is ook een tegenhanger. In Openbaring 11 vers 1 (Openb. 11:01) ontvangt Johannes de opdracht: “Sta op en meet de tempel Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden”. Centraal in het hele eindtijdgebeuren staat de tempel Gods, en die tempel is de plaats van aanbidding. Waar werkt God aan? Aan die tempel. Dat heiligdom is het brandpunt van Gods plan. Vanuit die tempel komt het herstel, die tempel is het begin van de nieuwe schepping; vandaar uit gaan de gedachten Gods uit in de hemel en over de ganse aarde. Die tempel is het bouwwerk Gods dat stand houdt in de laatste tijden.

God sprak reeds door Jesaja: “Mijn huis zal een bedehuis heten voor alle volken” Jesaja 56 vers 7 (Jes. 56:07). Huis van aanbidders. Maar waarom? Met welk doel? Dat ontdekken we als we wat dieper ingaan op de inhoud van die aanbidding. De hoofdstukken Openbaring 4 en 5 geven ons in dit verband een grondmotief. Daar treffen we namelijk een paar merkwaardi­ge uitspraken aan, die op elkaar aansluiten en samen in een bepaalde richting wijzen.

In Openbaring 4 wordt verteld van de oudsten dat ze zich zullen neerwerpen voor Hem die op de troon gezeten is en Hem aanbidden. En dan wordt er ook bij vermeld wat ze zeg­gen: “Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht”(vers 11].

Het gaat om de waardigheid van God

Het sleutelwoord van deze tekst is: waardig. Het onderwerp dat bijzonder wordt, is de waardigheid van God. Hier komen we in feite op het diepste thema van het boek Openbaring. Dit is de meest wezenlijke achtergrond van de hele eind­strijd. Als het erop aankomt, draait alles tenslotte om dit ene kernpunt: de waardigheid van God.

Hoe zal de hele wereldgeschiedenis eindigen? Waar loopt het alles op uit? Daar is het immers het laatste Bijbelboek om te doen, dat we zicht krijgen op de afloop, de fi­nale. Is het niet zeldzaam, en tegelijk meesterlijk, aan een strijd te beginnen, als je al van tevoren weet wie er zal winnen? Dat is de prognose van het boek Openbaring. Want wat er in de wereld woedt, toch is het God, die wint, en in een elk die Hem behoort, het nieuwe rijk begint.

Waar loopt het op uit? Waar gaan we heen? Aan de eindpaal van de tijden ziet ons oog de geest van ’t kwaad, moe ge­worsteld en ontwapend. Want God heeft het laatste woord; wat Hij van oudsher zeide, wordt aan het eind der tijden in heel zijn rijk gehoord.

Toch is het God, die wint. Dat staat als een vuurtoren in de nacht van de eindtijd. Naar de vraag is: waarom? We zouden geneigd zijn te zeggen: hier past geen verder vragen. Laat het u genoeg zijn, mensenkind. Wees nu maar stil en weet: God zal winnen.

Maar het boek Openbaring nodigt ons uit om wel verder te vragen. Daarom durven we nog een stap te doen en we komen tot de vraag: waarom is het God die wint? Is daar grond voor? Dat is trouwens geen theoretische kwestie; het is een zaak die ook ons aangaat. Hebben wij grond onder de voeten? En welke grond? Welke garantie is ons gegeven?

Diepgaande en verstrekkende woorden horen we in dit ver­band uit de mond van de oudsten in Openbaring 4. Waarom wint God? Het antwoord is even kort als ontzagwekkend. God wint vanwege zijn waardigheid. God wint door karakter.

Wat het rijk der duisternis mist

Hier raken we aan het kostbaarste geheimenis Gods. En te­gelijk wordt daarin aan het licht gebracht het meest we­zenlijke verschil tussen God en de boze. Er is welbe­schouwd één ding dat het hele rijk der duisternis mist, dat is: karakter, waardigheid. Het ontbreekt de satan aan karakter, aan geestelijke waarde. En dat is de reden waar­om hij het nooit en te nimmer zal kunnen winnen van onze God.

In de geestelijke wereld telt uiteindelijk alleen karakter. En wie zou enige waardigheid willen toekennen aan een leu­genaar, een slang, een draak? Alleen van onze God kan ge­zegd worden: Komt nader, ziet en proeft, opdat men smake naar waardij des Heren goedheid. Zalig hij die veilig bij Hem toeft.

Gods waardigheid, dat is zijn heerlijkheid. Dit is een wezensaanduiding van God en de grondbetekenis van dit begrip is eigenlijk: gewicht. Van de goddelozen wordt gezegd dat zij in de weegschaal omhoog gaan; zij zijn te licht bevon­den. Maar God legt gewicht in de schaal door zijn karakter. Waardoor wint God het? God houdt stand door zijn heerlijk­heid, door zijn geestelijke zwaarte. Wat in God is, kan eenvoudig niet ondergaan. Geen bederf, geen besmetting, geen vertroebeling kan het wezen Gods aantasten. God gaat in waarde de machten ver te boven.

In de eindtijd wordt de waarde van God onthuld

De eindtijd betekent: de onthulling van de waarde van God. Door de eeuwen heen heeft de duisternis gewerkt aan een onderwaardering van God. Maar de tijd gaat aanbreken dat God weer op zijn waarde geschat wordt. Dan zal men zingen: Allen die als góden blonken, zijn bij U in ’t niet gezon­ken. God wint niet door kracht of geweld; dat heeft Hij niet nodig. Want God bezit iets beters; zijn waardigheid, daar kan geen macht of kracht tegenop. In Openbaring 5 komt dit motief opnieuw naar voren. De vraag klinkt: “Wie is waardig de boekrol te openen en haar zegels te verbreken? ” Openbaring 5 vers 2 (Openb. 05:02) En Johannes vermeldt: “En ik weende zeer, omdat niemand waardig was gebleken de boek­rol te openen of die in te zien” Openbaring 5 vers 4 (Openb. 05:04). Maar dan staat daar het Lam Gods, de leeuw uit de stam van Juda, die over­wonnen heeft, en er wordt een nieuw gezang gehoord: “Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen” Openbaring 5 vers 9 (Openb. 05:09). En nogmaals heft men dan de jubelroep aan: “Het Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen de macht en de rijkdom, en de wijsheid en de sterkte, en de eer en de heerlijkheid en de lof” Openbaring 5 vers 12 (Openb. 05:12).

Zoals hoofdstuk 4 de waardigheid van God ontvouwde, zo be­licht hoofdstuk 5 diepgaand en uitvoerig de waardigheid van het Lam. Hij is waardig om te regeren. Aan Hem zal de heerschappij zijn; waarom? Omdat Hij het waard is. Hij zal het volledige bestek van Gods gedachten ten uitvoer bren­gen, waarom? Omdat Hij de waardigheid daartoe bezit. Nie­mand kon de boekrol openen. Het wachten was op iemand die voldoende waardigheid zou hebben om het te kunnen doen.

Er is nog een tekst in het boek Openbaring die spreekt over waardigheid. We lezen in Openbaring 3 vers 4 (Openb. 03:04): “Doch gij hebt enkele personen te Sardes, die hun klederen niet heb­ben bezoedeld, en zij zullen met Mij in witte klederen wan­delen, opdat zij het waardig zijn”. Daar zien we: er is een volk, dat mag delen in de waardigheid van hun Heer. Zij delen in zijn wezen, zij zijn bekleed met Christus, zij zijn één met Hem.

Welk gezang zingt het volk van God van de eindtijd?

Hier ontdekken we het geheim van de eindtijd: er zal een volk opstaan dat het gezang gaat leren: Gij zijt waardig. En waardig is het Lam van God. Zij kennen dit gezang niet alleen uit hun hoofd, zij kennen het met hun hart. Zij ken­nen de waardigheid van hun God. Daarom spreken zij daar ook van. De waardigheid van hun God is hun uit het hart ge­grepen. Hun motto is: vertel het aan de mensen wie Jezus is. En ook: vertel het aan de machten wie Koning is.

Zij stemmen niet in met het lied van Openbaring 13: “Wie is aan het beest gelijk?” Openbaring 13 vers 4 (Openb. 13:04). Hun hart zingt anders. Voor hen is daar het lied van Mozes en het lied van het

Lam: “Groot en wonderbaar zijn uw werken, Here God, Al­machtige; rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Gij, Koning der volkeren! Wie zou niet vrezen, Here, en uw naam niet verheerlijken? Immers, Gij alleen zijt heilig” Openbaring 15 vers 3 en 4 (Openb. 15:03-04). Zij voelen zich thuis bij de woorden van dat al­oude lied dat Mozes eens zong: “Wie is als Gij, onder de góden, Here, wie is als Gij, heerlijk in heiligheid” Exodus 15 vers 11 (Ex. 15:11) .

Twee tegenpolen: wie is aan het beest gelijk? En: wie is aan God gelijk? Wat is er nodig? Een volk dat proclameert in hemel en op aarde: Gij zijt waardig. Het uiterlijke valt weg. De mens die in waarde is, en geen verstand heeft, wordt gelijk als de beesten die vergaan, zegt Psalm 49. Vorsten vallen; torens vallen. Maar de waardigheid van on­ze God houdt eeuwig stand.

Door de proclamatie van dat volk komt de overwinning. Zij zijn de aanbidders van de eindtijd. “Mijn ernstige aanbid­ders”, zou Sefanja zeggen. Sefanja 3 vers 10 (Sef. 03:10, Statenvertaling).

Het is hun ernst. Zij weten: ons lied zal zegevieren. Niet het beest heeft het laatste woord. Zij weten: wij zingen niet tevergeefs. Want waardigheid wint.

(wordt vervolgd).

 

De taak van leraar door Gert Jan Doornink

In Efeziërs 4 vers 11 en 12 (Ef. 04:11-12) zegt Pau- lus dat Jezus “zowel apostelen als profeten heeft gege­ven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus”. . . Zij zijn dus aan de gemeente gegeven met een belangrijke taak. We mogen ze niet ge­ringschatten .

Er zijn wel eens gelovigen die beweren dat zij niet zo nodig naar hen hoeven te luisteren of rekening mee hoeven te houden; we worden immers door de Heilige Geest geleerd?

Inderdaad leidt de Heilige Geest ons in alle waarheid en doet ons Gods Woord ver­staan, maar de Heilige Geest maakt daarbij óók gebruik van menselijke instrumenten, zoals Paulus hier noemt in Efeziërs 4. En zeker zolang “de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon van God, de mannelijke rijp­heid” Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13) nog niet be­reikt is, hebben zij een belangrijke taak te vervullen in de Gemeente van Christus.

Dat wij nu verder in dit ar­tikel vooral stil willen staan bij de taak van leraar komt, omdat wij nog al eens constateren dat men niet al te hoog opgeeft over deze bediening, terwijl de taak van leraar juist zeer be­langrijk is. Immers de woordbediening behoort nog altijd één van de belang­rijkste onderdelen van de samenkomst te zijn. Als de boodschap op de tweede plaats komt, ten koste van andere onderdelen – hoe be­langrijk ook – is er iets niet in orde.

Inhoud

Naar wat is de inhoud van de boodschap en wie spreekt hem uit? Brengt de boodschap de mensen geestelijk verder? Kunnen ze zich “er aan op­trekken”? Of wordt, om kool en geit te sparen, water in de wijn gedaan?

Vragen waar een antwoord op gegeven moet kunnen worden, want ze hebben rechtstreeks te maken met het geestelijk niveau waarop de gemeente zich bevindt.

Wat de inhoud van de bood­schap betreft, moet rekening worden gehouden met de ver­schillende soorten gelovigen te weten de pas-bekeerden en

zij die verder op de weg zijn. Maar er zijn gemeenten waar men altijd maar “melk- voeding” geeft en nooit komt tot de “vaste spijs”. De weg die verder omhoog voert blijft “verborgen”, tot schade van de geloofsbele­ving van zo’n gemeente.

De voorganger (en de ouds­ten) van de gemeente dragen in dit opzicht een zeer ver­antwoordelijke taak. Maar hier raken we ongetwijfeld de kern van de zaak: Wat is de taak van de voorganger? Zoals in de protestantse kerken de dominee vaak de “herder en leraar” wordt ge­noemd, zo hebben vele pink­ster- en volle evangeliegemeenten dit begrip overgeno­men. Geheel ten onrechte naar onze mening!

Immers de voorganger heeft als allereerste taak, met de oudsten, de gemeente te be­sturen. Hij is de herder. Soms heeft hij ook de be­kwaamheid als leraar, maar dit behoeft beslist niet altijd het geval te zijn. Soms zien wij voorgangers die ook de bekwaamheid als evange­list bezitten, maar is een voorganger alleen bekwaam om “herder” te zijn, dan is het belangrijk dat hij zich alleen aan deze taak houdt en de geestelijke opbouw vooral overlaat aan de lera­ren die aan de Gemeente zijn gegeven.

Als een leraar zijn bood­schap aan de gemeente door­geeft, doet hij dit niet om­dat hij zo nodig zijn “zegje moet zeggen”, maar omdat hij een van God gegeven boodschap door moet geven. Vaak is hier een “geestelijke worsteling” aan vooraf ge­gaan .

Gebed

Het is daarom ook zeer be­langrijk dat er voor de le­raren gebeden wordt en dat men ook ingaat op wat er gezegd wordt. Maar al te vaak wordt er van de leraren ge­dacht: “O, die komt even een boodschap doorgeven, en dan is hij weer weg. . . . en wij blijven met dezelfde proble­men zitten”.

Wie zo over de leraren denkt heeft er geen weet van, hoe hij een voortdurend verlan­gen heef om de gelovigen werkelijk te helpen, zodat ze geestelijk groeien tot mondige christenen.

De kennis en het inzicht, wat zij door de Heilige Geest over Gods Woord ontvangen en doorgeven aan de gelovigen, komt hen niet aanwaaien. Ook is het niet altijd zo dat de gelovigen accepteren wat een leraar doorgeeft. Soms heeft een boodschap “tijd” nodig om door te kunnen werken. En moeten er meerdere bood­schappen, soms in andere bewoordingen, gebracht woerden voordat het uitwerking heeft.

Een leraar moet heel wat te­leurstellingen verwerken, als blijkt dat men zijn boodschap niet aanvaard (of niet ten volle); als men verkeerde inzichten niet af wil leggen, als men weigert de “volle weg” met Jezus te gaan.

Profetie

Toen wij destijds de bedie­ning van leraar ontvingen, wisten wij dat wij het niet gemakkelijk zouden krijgen. In één van de profetieën die toen over ons werd uitgesproken, kwamen de woorden voor: “Gij zult een onbegrepens zijn voor ve­len”. Vele leraren, die in oprechtheid de volle bood­schap, compromisloos willen verkondt. en, kunnen het­zelfde getuigen. Maar an­derzijds is daar de gewel­dige voldoening en dank­baarheid jegens Hem, die tot deze taak riep, als blijkt hoe de boodschap bij sommigen uitwerking heeft en tot zegen is.

In “Levend Geloof”, en ande­re bladen die zich duide­lijk voor de volle bood­schap uitspreken, schrijven verschillende leraren hun artikelen. Het geschreven (gedrukte) woord is voor de opbouw van de gelovigen ook erg belangrijk. Vooral ook omdat het herlezen kan wor­den, en daardoor minder “vluchtig” is dan het ge­sproken woord.

Tenslotte: een leraar, of hij nu mondeling of schrif­telijk zijn boodschap door­geeft, zal zich, als het goed is, nooit “een meerde­re” voelen ten opzichte van zijn medebroeders en zus­ters. En dat geldt ook voor de andere ambten. We hebben elkaar nodig. Zoals Paulus het zo duidelijk schrijft aan de Gemeente te Rome: “Want ik verlang u te zien om u enige geestelijke gave mede te delen tot uw ver­sterking, dat is te zeggen: onder u bemoedigd te worden door elkanders geloof, van u zowel als van mij” Romeinen 1 vers 11 en 12  (Rom. 01:11-12). Dat behoort de juiste instelling te zijn van iedere gelovige, al of niet geroepen tot een be­paald ambt.

Het gaat er om – zoals Pau­lus dat ook zo duidelijk beschrijft in Efeze 4 vers 11 tot en met 16 (Ef. 04:11-16) – dat we samen het volle doel wat God met ons voor heeft zullen bereiken!

 

Het boek des levens Openbaring 20 vers 15 (Openb. 20:15)

(gedicht door Judith Jacobs)

Je mag doen aan “goede werken”,

En “sociaal” zijn ingesteld. . .

 ’t Zal je allemaal niet baten

Als het oordeel wordt geveld.

 

Je kunt – als zovele and’ren –

Trouw ter kerke zijn gegaan,

Maar het punt is: Nam je Christus

Ooit als je Verlosser aan?!

 

Je zult best hebben gegeven

Aan de “zending” en-zo-voort;

Toch zal straks slechts een ding gelden:

Of je Godes Zoon behoort.

 

Of in ’t open boek des levens

Wel je naam gevonden wordt,

Door Zijn hand erin geschreven –

Met Zijn bloed. . . voor jou gestort.

 

1980.12 nr. 210

Levend geloof 1980.12 nr. 210

Het waarachtige licht verdrijft de duisternis door Gert Jan Doornink

Ook in dit laatste nummer van de negentiende jaargang van ons blad worden, in de verschillende artikelen, weer allerlei facetten belicht van de veelzijdige en rijke, volle evangelie boodschap. De inhoud van dit nummer hebben wij, mede in verband met het Kerstfeest, samengevat in de spreuk: “Het waarachtige licht verdrijft de duisternis!” (De volledige inhoudsopgave treft u aan op blz. 6 ) .

De gehele volle evangelie prediking zou eigen­lijk ook in deze éne regel omvat kunnen worden: “Het waarachtige licht (Gods licht geopenbaard in Jezus Christus) verdrijft de duisternis”. Eeuwenlang heeft de prediking van het christe­lijk geloof slechts ten dele de duisternis kun­nen verdrijven in de levens van de gelovigen. Het licht was als het ware nog niet op volle sterkte. Althans men had er niet voldoende kennis en inzicht in, evenals in de geraffineerde wijze waarin de satan er in slaagde bij velen de duisternis te handhaven. In de levens van velen kreeg de duisternis dan ook spoedig na bekering en wedergeboorte weer de overhand. Men bleef “zondaar tot de dood”. Geheel in tegenstelling met Gods wil en bedoeling.

Maar in onze dagen wordt er een volk Gods door Gods Geest opgewekt dat gaat ontdekken en bele­ven dat als het waarachtige licht eenmaal werke­lijk gaat schijnen, iedere vorm van duisternis moet wijken! Het wordt de overwinnende gemeente van deze eindtijd! De belofte die Paulus eens schreef aan de gemeente te Rome: “De God nu des vredes zal weldra de satan onder uw voeten ver­treden” Romeinen 16 vers 20 (Rom. 16:20), zal tot een realiteit worden in hen die de volle weg met Jezus willen be­wandelen .

De taak van “Levend Geloof”

We zijn blij en dankbaar dat we via “Levend Ge­loof” mogen meewerken aan de totstandkoming van dit overwinnende volk van God, waarin de Naam van Jezus verheerlijkt zal worden. Velen gaan in onze dagen ontdekken welk een onvoorstelbare blijdschap en zekerheid het geeft om werkelijk in de voetstappen van Jezus te treden. En om geestelijk bewapend de strijd niet uit de weg te gaan maar ‘de duisternis te verdrijven’ in de Naam en volmacht van Jezus. Met Hem deert hen geen spot, miskenning of vervolging, maar rich­ten zij zich op het einddoel des geloofs: de volkomenheid in Christus.

Hoewel we deze boodschap reeds negentien jaar door middel van “Levend Geloof” uitdragen, is vooral de laatste tijd het werk in een stroom­versnelling geraakt. Tientallen nieuwe abonnees komen binnen. Maar al groeit het werk thans ook in de breedte, wij zouden ongehoorzaam en on­trouw zijn aan onze opdracht, als wij water in de wijn zouden doen, of onze boodschap acceptabel zouden maken, terwille van hen die weigeren de volle weg met Jezus te gaan. De woorden die Paulus eens richtte aan de Galaten, zijn in dit opzicht ook de woorden van redacteur en medewer­kers van ons blad. “Trachten wij thans mensen te winnen, of God? Of zoeken wij mensen te behagen? Indien wij nog mensen trachtten te behagen, zou­den wij geen dienstknechten van Christus zijn”. We zijn zo vrij deze tekst Galaten 1 vers 10 (Gal. 01:10) in de “wij vorm” te schrijven, omdat als we hiervan af zou­den wijken iedere basis van ons werk zou ver­dwijnen .

Maar de Heer wil ons kracht en wijsheid geven om ook in 1981 met dit werk door te gaan en, mede met uw gebed, waarom wij dringend vragen, zal het zeker gelukken! Hem alleen zij alle eer, lof, dank en aanbidding!

Tenslotte wensen wij u Gods rijke zegen toe, tijdens de komende Kerstdagen en in het jaar dat voor ons ligt en vergeet het niet: “Het waarachtige licht verdrijft de duisternis!”

Namens alle medewerkers

 

Kerstbede (gedicht) door Judith Jakobs

“Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe” Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16).

Wij vieren weer het feest, o God,

Waarbij G’ ons allen wilt bepalen

Dat – ondanks duisternis en leed –

Uw licht ons altijd wil omstralen.

 

Wij kennen wel die boodschap, Heer,

Met ’t blij en wonderbaar gegeven

Dat Gij een wereld “vol van schuld”

Uw een ’ge Zoon schonk, ons ten leven…

 

Maar wij zijn van de rechte weg

En het geloof in U gaan dwalen;

Met droefenis in ’t Vaderhart

Zag Gij de mens, Uw schepping, falen.

 

Wij vieren weer Uw feest, o God,

Wil door Uw Geest ons harte leren

Uw grote liefde te verstaan.

Om U te danken en te eren.

 

Immanuel God is met ons door Jan W. Companjen

”Ere zij God in de hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens” Lucas 2 vers 14 (Luc. 02:14).

Kerstfeest 1980

Weer is het kerstfeest en weer is alles in gereedheid gebracht om dit feest te vieren. Christendom en we­reld, jong en oud, rijk en arm, een ieder heeft zich er op voorbereid en gaat op zijn manier dit feest vie­ren. Maar ondanks al de mogelijkheden die er zijn om kerstfeest te vieren, zijn er toch maar twee groepen waarin alle mensen, groot en klein, rijk en arm, kunnen worden ondergebracht, name­lijk zij die het naar de we­reld vieren in de sfeer van gezelligheid, vrije dagen, vakantie, enz., en zij die het vieren omdat Jezus Christus ook in hun hart is geboren. Uiteraard willen wij het in “Levend Geloof” hebben over deze laatste groep, namelijk over onze medebroeders en zusters in de Heer en hoe wij samen in 1980 ons kerstfeest gaan vieren.

Eigenlijk is het jammer dat het jaar niet met kerstfeest begint, namelijk eerst oud en nieuw vieren en dan het jaar aanvangen met het feest van de geboorte van Chris­tus. Dan beginnen we als het ware elk jaar met de belij­denis dat Hij de eerstgeborene is van een nieuwe schepping, een nieuw volk van God. Dit is echter ’he­laas’ niet zo. In het verle­den is men kennelijk ook blijven steken op de belij­denis dat Hij de laatste Adam was uit het oude verbond. Op die grond eindigt ook het geslachtsregister van Christus met Adam. Bei­den zijn uit God geboren.

Met de geboorte van Jezus begint, niet alleen voor de jood, maar ook voor de hei­den, een nieuw verbond, een nieuw volk van God, dat uit mensen des welbehagens be­staat.

Ook de andere feesten behoren beleefd te worden

Als men werkelijk kerstfeest viert, zullen echter ook al­le andere ‘feesten’ werke­lijkheid in u moeten worden. Het kerstfeest, de geboorte van Christus, blijft een ge­woon gezinsfeest als Chris­tus niet in uw hart geboren is. Met andere woorden: “Was Christus duizendmaal in Bethlehem geboren, en niet in uw hart, zo waart gij nog verloren.. . . “

Dit feest is het begin van alles. Christus in u, dat is de hoop der heerlijkheid en schenkt u de vrede op aarde, die u door God, bij monde van de engelen, beloofd is. Maar er komt meer, er is ook nog het lijden en sterven van Christus, zijn opstan­ding en zijn hemelvaart. Al deze feesten zijn ook. voor u en mij bestemd, om die te ondergaan, dat wil zeggen ze te ‘beleven’.

Slaan we nu even het leven van Christus op aarde over, omdat dat in ons leven pas echt geleefd kan worden, als wij alle andere feesten ‘gevierd’ hebben, dan zien wij dat het eerste gebeuren goede vrijdag’ is. Jezus Christus ging als Gods Zoon in de dood voor onze zon­den. Hij, het Lam Gods, nam alle zonden weg van u en mij, die uit het verleden, maar ook die zonden die wij bewust of onbewust nog zul­len plegen. Hij vraagt als antwoord daarop van ons slechts één ding, namelijk de dank van ons hart dat Hij dit alles voor ons vol­bracht heeft.

Indien wij dit verstaan zullen wij ook gaan zien dat alle christelijke fees­ten onlosmakelijk met el­kaar verbonden zijn en dat geboorte uit God (wedergeboorte) niet anders kan plaats vinden dan via Goede Vrijdag en Pasen. Ook wij zullen namelijk dood moeten gaan aan ons eigen ik, onze eigen ideeën en gedachten en daarvan belijdenis af­leggen in de doop, dat wil zeggen ten opzichte van de zienlijke en de onzienlijke wereld, voor God en voor de mensen, maar ook ten opzichte van de duivel en zijn trawan­ten, dat we ons oude leven afleggen in de dood en willen opstaan tot een nieuw leven in en met Hem. Dan staan wij op uit ons zondegraf, uit on­ze oude staat, tot een nieuw leven. Die zó in Christus ge­doopt zijn, zullen ook met Christus bekleed worden en opstaan als een nieuwe schep­ping. Luister en versta: ”Is God in u gebaard, gestorven en verrezen? Verheug u, dat het spoedig Hemelvaart en Pinksteren dan zal wezen….’ Ere zij God in de hoge, maar nu nog de rest van ons tekstgedeelte, namelijk “vre­de op aarde’.

Dit laatste heeft met hemel­vaart en pinksteren te maken. Wij, en nu spreek ik in alge­mene zin, zijn namelijk in Hemelvaart en Pinksteren blijven steken. Hemelvaart en Pinksteren hebben beide name­lijk met het leven in de onzienlijke wereld te maken. Uiteraard heeft ons gehele geloofsleven met het onzien­lijke te maken, maar in He­melvaart en Pinksteren zien wij hoe aards gebonden wij zijn. Dat wil zeggen, hoe moeilijk wij loskomen van ons aardse denken. Toen de herders in de velden van Bethlehem hoorden van vrede op aarde, dachten zij van­zelfsprekend over een bevrijding van hun grondge­bied (Israël) van hun vij­anden, de Romeinen. De ge­boren koning zou het koningschap van David her­stellen en plaats nemen op de troon van zijn vader Da­vid. Het gehele gebeuren rond Jezus ademde die ge­dachte uit. Herodes laat alle jongens uit Bethlehem en de omgeving daarvan om­brengen en Judas verraadt Jezus omdat hij het niet kan aanzien dat Jezus die troon voorbij laat gaan. Ook Petrus brengt het er niet beter af. Hij verraadt Jezus en dat kort na het gebeuren in de Hof van Gethsémané, toen hij nog het zwaard trok.

Jezus heeft ook zelf kei­hard voor de keuze gestaan om werelds heerser te wor­den. Ja zelfs niet alleen over Israël, maar over de gehele aarde. (Zie de ver­zoeking in de woestijn, Matteüs 4 vers 8 en 9 (Matt. 04:08-09). De duivel, als overste van de wereld, bood Hem al de koninkrijken der aarde aan, maar Hij ging hierop niet in omdat Hij een hogere, een betere roeping had. Hij had namelijk een hemelse en blijvende roe­ping, die de aarde zou herstellen, die de zondeval zou wegvagen en een nieuw volk van God zou geven.

Over dat volk wilde Hij het koningschap aanvaarden en met dat volk wilde Hij het plan Gods volvoeren, met als eind­resultaat een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Het is en blijft daarbij de bedoeling dat wij, christenen die zich naar Hem noemen, in Zijn spoor gaan, dat wil zeggen dat Zijn leven ons leven wordt. Daarvoor hebben wij Hemelvaart en Pinksteren no­dig.

Maar hoe is dat thans nog ge­steld? Nog zeer velen zien niet in dat ook wij een he­melse roeping hebben. De ge­loofsgetuigen uit Hebreeën zagen in de verte de dingen die thans ons deelachtig zijn geworden. Van Abraham staat daar geschreven Hebreeën 11 vers 10 (Heb. 11:10): ”Hij verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is’, dat is het hemelse Jeruzalem, waartoe wij genaderd zijn.

Hoe weinig mensen hebben bij de geboorte en het leven van Jezus, evenals heden ten da­ge, begrepen dat Jezus een stichter was van een rijk dat NIET van deze aarde was. Een rijk waarvoor men niet met 10 zwaard of atoombom hoeft te vechten, doch dat een ’ho­ger’ gelegen koninkrijk is.

De openbaring van Gods koninkrijk

Dat koninkrijk zal eens door zijn volgelingen vero­verd worden op de machten en krachten in de hemelse gewesten, waar nog steeds de weg naar dat rijk is ge­blokkeerd. Daar geldt de wet: “Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschie­den”. Zij die daar strijden in de kracht Gods, hebben vrede op deze aarde, zij zijn daar als het ware bijwoners, bewoners van bezet gebied die weten dat de vijand er uit gaat.

Wat overwint de wereld? Antwoord: Ons geloof in Je­zus Christus. Dat geloof mag niet krachteloos worden ge­maakt door allerlei mense­lijke instellingen, waarmee wij thans nog van doen heb­ben. Wij bidden dat het jaar 1981 daartoe een grote door­braak zal geven. Niet in kleine exclusieve groepen, maar over het rond der aar­de, want dat evangelie, van dit koninkrijk moet en zal over de gehele aarde verkon­digd worden. Daarom roepen wij een ieder op om deze boodschap uit te dragen. Om uit eigen kring te gaan ver­kondigen waar het op aan komt, namelijk een volk van God uit jood en heiden, waarin Hij woont en die Hij zal leiden tot de volle waar­heid.

Die waarheid wordt ons thans geopenbaard, nu namelijk, nu ook voor ons de kennis ver­meerderd wordt en wij steeds meer inzicht krijgen. Steeds meer zien wij in dat ons ge­loof te veel op oudtestamentische wijze geschoeid was. De gerechtvaardigden door het geloof wil en wilde men nog steeds onder de joodse, oudtestamentische wetten bren­gen, onder andere een pries­terdienst onder een bepaalde benaming, kleding en riten, tempel en kerk als godshuis in plaats van de gemeente als lichaam van Christus en de doop als verlengstuk van de besnijdenis.

Ook het zien van het land Kanaän als heilige grond is nog steeds een hardnekkige dwaal­leer. In de middeleeuwen wil­de men dit land door middel van kruistochten voor de kerk veroveren, dit was Gods wil verkondigde men. Thans doen de joden hetzelfde en ook on­der de slogan ‘God wil het’. Natuurlijk mag de jood best een eigen staat hebben, maar men zal dat in vrede moeten oplossen en de ontwikkeling van de gemeente als lichaam van Christus zal daarin nooit ondergeschikt mogen zijn, zoals thans door zeer veel christenen gebeurd. Jood en Arabier zullen el­kaar in Christus moeten vin­den en als broeders aanvaar­den. Dan vallen de lands­grenzen en vijandschap weg. Op die wijze zal alles reg kom’, ook in Zuid Afrika, Iran, Irak, Ierland en in Europa.

Voorwaarts naar het ’Hemels doel’

De wereld roept om het open­baar worden van de zonen Gods. 1981 zal ons daarin weer verder brengen. Het kind is geboren en zal vol­wassen worden. Dat houdt verband met pinksteren en hemelvaart. Na het gemeente- tijdperk komt de geopende hemel.

“Na deze dingen (na alles wat wij gehad hebben) zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had (de stem van Jezus), alsof een bazuin met mij sprak, zeide: Klim hierheen op en ik zal u tonen, wat dezen geschieden moet” Openbaring 4 vers 1 (Openb. 04:01). Dan en daar zul­len wij onze Heer ontmoeten. Dat is onze hemelvaart en een kroon op het werk van de gemeente die deze zonen zal (openbaren. Moge het kerstfeest en het jaar 1981 ons een stuk verder brengen naar dat ‘hemelse doel’.

 

Reacties van lezers door Gert Jan Doornink

Correspondentie

In deze rubriek volgt weer een bloemlezing uit de tal­rijke reacties, welke wij de afgelopen weken ontvin­gen. Uiteraard publiceren wij alleen die reacties, welke voor algemene publi­catie geschikt zijn en die een stimulans kunnen zijn voor de beleving van het geloof van anderen . Brie­ven van persoonlijke aard, etc. worden niet gepubli­ceerd, maar krijgen wel de volle aandacht. Overigens is “correspondentie” een belangrijk onderdeel van de ”Levend Geloof” arbeid. Dit werk “achter de schermen” vergt uiteraard veel tijd en wijsheid. In het afgelo­pen jaar werden tientallen brieven van allerlei aard ontvangen en beantwoord. Wij produceren niet via een computer een soort eenheidsantwoord, maar elke brief wordt biddend beantwoord.

Wel betekent dit, in sommi­ge gevallen, dat men wel eens geruime tijd op antwoord moet wachten, omdat we eerst duidelijk wijsheid en inspiratie voor het be­antwoorden willen hebben. – Wij vragen onze lezers ook voor deze tak van arbeid te bidden.

Vanuit het dal de berg op!

Zuster M. v. d. B. – v, d. L. te Schiedam schrijft: “Met vreugde ontving ik zo­juist een pakje met “Levend Geloof”. Hierbij doe ik u de kosten toekomen en be­stel tegelijk erbij het boekje ”De tegenstelling van het aardse- en het he­melse Jeruzalem”. Zeker bid ik voor uw belangrijke uit­gave. Wat ben ik blij met de artikelen. Ik heb te lang in het dal vertoeft, vol verdriet. En nu: de berg op, waar we met God over de muur (muren) mogen springen, waar God de ob­stakels wegneemt of waar Hij je er omheen leidt”.

Verlangen om boodschap door te geven

Broeder J. v. d. B, te Nunspeet schrijft: ”Na het ok­tobernummer gelezen te hebben, hebben wij nog meer het verlangen om de bood­schap van het Koninkrijk Gods door te geven. Wilt u mij nog 10 oktober-nummers toesturen en in het vervolg van elke nieuwe uitgave 10 nummers voor de boekentafel van onze beginnende gemeen­te” .

De waarheid overwint tegenstand en onbegrip

Broeder G. V. te Estaimpuis (België) schrijft: ”In “Le­vend Geloof” wordt melding gemaakt van de brochure van de hand van H. J. Scholten. Graag zou ik een exem­plaar willen bekomen, want het thema van de tegenstel­ling van het aardse- en het hemelse Jeruzalem is voor mij een belangrijk onder­werp. Als ik u zeg dat hier in de streek alles ‘oud- pinksteren’ is, dan begrijpt u meteen hoe moeilijk het is het getuigenis van het volle evangelie te brengen. Het is zelfs zover dat pro­fetie aangewend is, om de­gene die het volle evange­lie aanhangen, als zijnde Gods gemeente, tegen te wer­ken. Het is niet moeilijk te raden wie de inspirator is van deze zogeheten ‘inspi­rerende boodschap’. Maar de Heer is machtig ook hier de tegenstand en het onbegrip te overwinnen, door de waar­heid te openbaren”.

We leren Gods wezen kennen

Broeder J. R. te Nagele schrijft: ”Wat fijn dat we door Woord en Geest, door prediking en door lectuur, steeds meer van het wezen Gods mogen aanschouwen. Het is echter nog maar een begin. Steeds meer wordt een tipje van de sluier opgelicht. Het is fijn om hier mee bezig te zijn, er zelf deel aan te hebben, en om anderen er weer mee te kunnen dienen. Opdat de Naam des Heren worde ver­heerlijkt in ons en door ons heen ook weer in ande­ren, totdat God alles is in allen. ”Niet dat we het zelf reeds gegrepen zouden hebben, maar we streven ernaar…”, om het maar eens met Paulus te zeggen”.

De onverbrekelijke eenheid

Eén van de gevolgen voor een kind van God, die de geestelijke weg van geloof en gehoorzaamheid bewandelt, is dat hij de tactiek en methoden van satan meer en meer leert onderscheiden en daardoor kan ontmaskeren en overwinnen. En dat is ook noodzakelijk willen wij beleven dat wij met Christus meer dan overwinnaars zijn. Voor­dat wij ten alle tijde met succes de duivel kun­nen weerstaan en overwinnen zullen wij eerst zijn gedachten en werkwijzen moeten kennen.

Het spreekwoord: “De eerste klap is een daalder waard”, is ook bij de duivel bekend. Daarom zijn vaak vele kinderen Gods al bij de minste of ge­ringste ‘actie’ van de duivel uitgeschakeld.

Velen zijn altijd in de verdediging, zonder te beseffen dat de aanval de beste verdediging is.

Maar waaruit bestaat de aanval op het rijk van satan voor een kind van God in de eerste plaats? Uit de proclamatie van het Volle Evangelie: Je­zus is een volkomen Bevrijder en Verlosser en wil de mens vernieuwen en herstellen, zodat Zijn beeld in de mens weer zichtbaar wordt!

Satan zal ten alle tijde trachten te verhinderen dat dit verkondigd en beleefd wordt. Gelukkig weet een waarachtig kind van God met Paulus dat “zijn gedachten ons niet onbekend zijn” 2 Korinthe 2 vers 11 (2 Kor. 02:11).

Wat het allergrootste belang is

Bij de verkondiging van het volle evangelie is het van het allergrootste belang dat wij Jezus, Zijn boodschap/leer en Zijn bediening als een onverbrekelijke eenheid zien. Een voorganger zei eens tegen ons: “We moeten de mensen Jezus pre­diken en van daaruit toegroeien naar het volle evangelie”. Maar dit is natuurlijk onmogelijk. Dit is een tegenstelling oproepen die er niet is. Jezus en Zijn boodschap zijn één. Daarom gaat het bij de evangelieverkondiging ook om Je­zus, zoals deze zich geopenbaard heeft in het woord.

De duivel zal echter altijd proberen deze een­heid aan te tasten. Zijn tactiek is deze eenheid stuk te maken en daardoor het evangelie van kracht te beroven. Hij zal proberen één van de ‘onderdelen’ van deze eenheid eenzijdig naar vo­ren te schuiven, alsof het mogelijk zou zijn het volle evangelie op deze wijze te beleven.

Heel wat gelovigen laten zich op deze wijze mis­bruiken en staan daarom ook niet werkelijk ach­ter de volle boodschap, ja gaan zelfs gelovigen die wel de volledige boodschap uitdragen en be­leven, bestrijden.

Men ziet niet in, of wil niet inzien, dat het evangelie zoals Jezus dat bracht en later de apostelen, een boodschap is die de mens volkomen gaat omvormen naar het beeld van Jezus. De nieu­we status van de mens is “in Christus”. In Hem wordt en is de mens een nieuwe schepping. En naarmate we geestelijk groeien komt dit meer en meer tot openbaring.

Onze plaats met Christus is in de hemelse gewesten. Door strijd en volharding vanuit deze plaats, zijn we als het ware op de ‘geestelijke trainingsschool’ om omgevormd worden tot overwinnaars en beelddragers van Christus.

Zij die gelovigen, welke deze volle weg bewande­len, aanvallen met bijvoorbeeld de kreet dat zij alleen maar een ‘bepaalde visie’ of ‘leer’ aanhangen, zouden er goed aan doen zichzelf eens te onderzoeken, zoals Paulus dat vermaant in 2 Korinthe 13 vers 5 (2 Kor. 13:05). Het is zelfs de vraag of zij wel ooit iets begrepen hebben van de boodschap van het Konink­rijk Gods.

Er is maar een evangelie

Er is maar één evangelie dat de mens werkelijk verlost uit satans macht. Dat is het evangelie van Jezus. Zijn leer stond nooit los van Zijn bediening. Hij bracht in praktijk wat Hij ver­kondigde. Zijn boodschap was onlosmakelijk met de toepassing er van verbonden. Hij ontmaskerde en overwon de satan, ook als deze in ‘vrome vorm’ tot Hem kwam, bijvoorbeeld via de Farizee­ën en Schriftgeleerden. Een ieder die met een oprecht hart zijn leven wilde veranderen, vond bij Jezus de oplossing en bevrijding. Hij sprak: “Ik ben de deur; als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden” Johannes 10 vers 9 (Joh. 10:09).

In deze eindtijd gaan velen de geweldige rijkdom van dit evangelie weer ontdekken en beleven. Zij gaan ontdekken hoe Jezus hen vanuit de natuur­lijke denk- en leefwereld overplaatst in Zijn hemelse sfeer en realiteit. Zij willen niet lan­ger altijd maar weer de infiltraties ondergaan uit her rijk van satan. En maken zich daarom ook volkomen los uit allerlei ongeestelijke leringen die geen rekening houden met de woorden van Je­zus dat Zijn Koninkrijk NIET van deze wereld is. Zij gaan ten volle ontdekken dat, wat geen oor heeft gehoord, en geen oog heeft gezien en in geen mensenhart is opgekomen, God klaargemaakt heeft voor degenen die Hem liefhebben! Bent u reeds één van deze ontdekkers?

 

Los van de schaduw; vast aan de werkelijkheid door H. J. Scholten

“Want daar de wet slechts een schaduw heeft der toekomstige goederen, niet de gestalte dier dingen zelf, is zij nimmer in staat ieder jaar met dezelfde offeranden, die onafgebroken gebracht worden, degenen, die toetreden, te volmaken” Hebreeën 10 vers 1 (Heb. 10:01).

Schaduw en werkelijkheid

Elk Bijbelwoord is hemels ge­ïnspireerd en heeft eeuwig­heidswaarde. Elke gebeurtenis in het Oude Testament spreekt van geestelijke en dus hogere werkelijkheden. We lazen dat de wet een schaduw heeft van de toekomstige goederen. Nu moeten we even ’pas op de plaats’ maken. De eerste vijf boeken van de bijbel, de Pen­tateuch, zijn de boeken van Mozes, de boeken der wet. Alles wat daarin staat zijn schaduwbeelden van de wer­kelijkheid. Niet, dat deze dingen nooit gebeurd zijn, maar ze beelden een geeste­lijke werkelijkheid uit.

Het is niet de gestalte van de dingen zélf!

Als een geliefd persoon in de volle zon staat en wij zien zijn schaduw, kunnen we niet de schaduw omhelzen en begroeten, maar wél de per­soon zelf! Wat hebben wij liever? De schaduw of de werkelijkheid?

Het wonderlijke is, dat on­der het oude verbond de schaduw zichtbaar was voor het natuurlijke oog en de werkelijkheid geestelijk is onder het nieuwe verbond en alleen met geestelijke ogen waar te nemen.

De werkelijkheid is Christus

Prijst God dat de werkelijk­heid gekomen is. We lezen sa­men in Kolossenzen 2 vers 16 tot en met 23 (Kol. 02:16-23):

“Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drin­ken of op het stuk van een feestdag , nieuwe maan of sabbat, dingen die slechts een schaduw zijn van hetgeen ko­men moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is!”

Het gaat dus in alles om de Christus! Hij is onze sabbat, Hij is onze werkelijkheid! We leren dus de werkelijkheid door de schaduw kennen. Als dat gebeurd is, laten we de schaduw los en omhelzen (kus­sen) de werkelijkheid. Nu verstaan we des te beter vers 12 uit Psalm 2: “Kust (om­hels) de zoon, opdat Hij niet toorne en gij onderweg niet te gronde gaat”. (Ps. 002:012)

Daarom willen wij ons ten al­len tijde bezig houden met de werkelijkheid, dus met de geestelijke (hemelse) goede­ren. Mét Jezus kwam de werke­lijkheid en met Hem de genade en de waarheid.

Het is zo belangrijk dat een mens gered wordt. Dat hij de werkelijkheid leert kennen, want alleen Jezus is de zin en het doel van ons leven. Als men dat niet gaat zien, zal men altijd heen en weer geslingerd worden tussen hoop en vrees. Daarom zingen wij dan ook:

De vreugde van mijn leven,

de zin van mijn bestaan,

heb ik in Hem gevonden,

en Jezus is Zijn Naam!

 

En daarom kan ik blij zijn,

op elke dag der week.

Door ‘t bloed ben ik recht­vaardig,

wat eens onmoog ’lijk leek.

O, glorie, halleluja,

ik ben een kind van God,

Een koningskind dat hoger,

klimt naar het doel van God!

 

Bent u los van de schaduw?

We zullen nooit geestelijk kunnen groeien en klimmen als we niet de zekerheid hebben een kind van God te zijn. We moeten lós zijn van de schaduw! Er moet een vas­te verbinding zijn met de werkelijkheid, Jezus Chris­tus. Vele christenen zien de schaduwen aan voor de werke­lijkheid en zitten vaak nog vast aan de wet en dan kan er ook geen enkele geeste­lijke groei zijn. En omdat men dan constateert niet geestelijk te groeien, komt men logischerwijs tot de be­lijdenis: Wij zijn en blij­ven zondaren tot. aan onze dood. Maar het Koninkrijk van God bestaat niet uit blijvende zondaren doch uit koningen en priesters! Dus verloste zondaren. De schaduw kan mij niet verlossen. De schaduw brengt de veroordeling, want de wet is de bediening van de dood!

We moeten los komen van de schaduw, van de wet, en vast komen te zitten aan de wer­kelijkheid, Jezus Christus!

Jezus is het volmaakte of­fer! Dat staat boven het ge­lezen Schriftgedeelte van Hebreeën 10. Jezus is het hemelse Goed! Hij is de wer­kelijkheid!

In Hebreeën 7 vers 18 en 19 (Heb. 07:18-19) lezen wij:

“Want een vroeger voor­schrift (de wet) wordt wel afgeschaft als het zonder kracht en nut is, – immers de wet heeft in geen enkel opzicht het volmaakte ge­bracht – maar thans wordt een betere hoop gewekt, waardoor wij nader tot God komen”.

Jezus is het volmaakte offer

Prijst de Heer dat wij de bedéling der wet, de bedé­ling der schaduwen, gehad hebben en nu mogen leven on­der de bedéling van de wer­kelijkheid.

Wat is dan die heerlijkheid?

We lezen vers 14 uit Hebree­ën 10: “Want door een offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden”. Hebreeën 10 vers 14 (Heb. 10:14)

Jezus Christus is de Mid­delaar van het Nieuwe Ver­bond! En is het offer ge­bracht? Halleluja, ja, het is volbracht! En is het of­fer voldoende? Ja, volmaakt voldoende! Glorie voor het Lam Gods!

Maar wie zijn die ‘hen’, die volmaakt worden? Nog beter: volmaakt zijn? Het zijn allen, die door genade Gods mogen zeggen: Ik ben een kind van God. Kunnen wij dat dan zomaar zeggen? Gaat het zo gemakkelijk? We stellen maar eens een vraag: Waarin heeft God het de mensen dan moeilijk gemaakt? Velen weten geen raad met de rijke genade van Jezus Christus. Hóe we­ten wij dan volmaakt te zijn? Door geloof! Omdat God het zegt en Hij is geen Man, dat Hij liegen zou!

Omdat wij met heel ons hart Gods woord gelóven, gaat de Heilige Geest een getuige­nis geven. In Hebreeën 10 vers 15 tot en met 17 Heb. 10:15-17 staat:

“En ook de Heilige Geest geeft ons daarvan getuige­nis, want nadat Hij gezegd had: Dit is het verbond, waarmee Ik Mij aan hen ver­binden zal na die dagen, zegt de Here: Ik zal mijn wetten in hun harten schrijven en die ook in hun verstand schrijven, en hun zonden en ongerechtigheden zal Ik niet meer gedenken”. (Heb. 10:15-17)

Dankt God voor deze onmetelijke rijkdom: het volmaakte offer! Dat offer is de basis om een geestelijk en volmaakt mens te worden. Verlost van alle wettisisme. Zulke ver­losten laten zich niet meer zondag op zondag “Mozes” voorlezen. In onze harten zijn nu de wetten des Geestes gelegd. De wet van de liefde Gods! En de liefde doet de naaste geen kwaad! Daar heb­ben we de wet van Mozes niet meer voor nodig, want we heb­ben de schaduwen losgelaten omdat wij de werkelijkheid, Jezus Christus, hebben leren kennen en omhelzen. Wij lie­gen niet meer en stelen niet meer, enz., omdat de wet van Mozes het verbiedt, maar de liefde Gods in onze harten maakt, dat wij deze dingen niet meer doen. We worden niet meer door de wet over­tuigd, maar de liefde van Christus overtuigt ons en de­ze liefde doet de naaste geen kwaad.

Het volmaakte offer van Jezus maakt ons los van élke scha­duw! Nu is de zekerheid in ons leven gekomen, doordat de Heilige Geest ons een getui­genis gegeven heeft. Nu gaan wij de wonderen en tekenen verstaan, die Jezus deed en een geestelijke werkelijkheid aanduiden. Jezus bracht ons profetische en geestelijke boodschappen. En ze worden ontsluierd voor die mensen, die oren hebben om te ho­ren ogen hebben, om te zien.

De heerlijkheid Gods

Alleen door de Heilige Geest wordt ons de heerlijkheid Gods geopenbaard. Jezus zélf is de heerlijkheid Gods. We denken aan de woor­den van de apostel Petrus:

“De oudsten onder u vermaan ik dan als mede-oudste (wat een bescheidenheid!) en ge­tuige van het lijden van Christus, die ook een deel­genoot ben van de heerlijk­heid, welke zal geopenbaard worden: hoedt de kudde Gods die bij u is” 1 Petrus 5 vers 1 en 2 (1 Petr. 05:01-02).

De heerlijkheid Gods is de ’kudde Gods. Dat is het lichaam van Christus! Die kudde bestaat uit verloste zondaren, uit zonen Gods. “Want allen die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods!” Romeinen 8 vers 14 (Rom. 08:14).

We zien dus dat de ware ge­meente van Christus niet bestaat uit zondaren tot aan de dood, maar uit koningen en priesters. Durft u het te beamen? Dan beaamt u wat God zélf gesproken heeft. De kudde is gekocht! En ook eerlijk betaald! Los­gekocht uit het rijk der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de zoon der liefde, Jezus Christus.

Een koninkrijk van God be­staande uit zondaren is niet bijbels. Dat maakt het kruis van Jezus volkomen krachte­loos, alhoewel velen het ne­derig en ‘vroom’ vinden te belijden, dat zij zulke gro­te zondaars zijn. De dood moet dan eindelijk de bevrijding geven en is dan het afsterven der zonden.

Zouden deze mensen de waarde van het volmaakte offer wel verstaan?

De kudde Gods is gekocht en betaald door de Opperherder! Wat kunnen wij dan geeste­lijk genieten van de woorden uit Openbaring 5 vers 9 en 10 (Openb. 05:09-10):

“Want Gij zijt geslacht en Gij hebt hen voor God ge­kocht met uw bloed uit elke stam en taal en volk en na­tie; en Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een ko­ninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde!”

Welk een rijkdom voor alle wedergeboren kinderen Gods. In de geestelijke wereld zijn zij koningen en priesters! Dankzij het vol­maakte offer van de hemelse Hogepriester. Openbaring 5 vers 9 en 10 (Openb. 05:09-10)

Het koninkrijk der zondaren

Er is nóg een koninkrijk.

Het koninkrijk van de zonda­ren. Het is het rijk der duisternis, met als kóning: de satan! Van deze koning moeten zijn onderdanen da­gelijks belijden: we zijn en blijven zondaren tot on­ze dood. Ze zijn door de duivel tot een koninkrijk van zondaren gemaakt! Hun vader is de leugenaar van het begin, de vorst der duisternis. Deze “vader1 heeft velen misleid met zijn “vrome” leringen en heeft ze een verkeerde be­lijdenis opgedrongen.

Zo wordt het kruis van Christus opnieuw tot een bespotting. Het wordt krachteloos gemaakt en daarom is het leven van de meeste christenen ook krachteloos. Geur nóch fleur! De duivel heeft wel wat bereikt en het liefste houdt hij mensen vast aan de schaduw der wet, En wat wil onze hemelse Vader doen? Hij is de Opgang uit de hoogte die naar zulke mensen omziet en zegt: “Ik wil u beschijnen, jullie, die gezeten zijn in duis­ternis en schaduw des doods, om jullie voeten te richten op de weg des vredes” Lucas 1 vers 19 (Luc. 01:19).

Sommige christenen hebben gemeend het woord van God te moeten beschermen en het vastgelegd in tal van be­lijdenisgeschriften. Goed bedoeld, maar volkomen over­bodig. Bij de roeping van Jeremia komt het woord des Heren tot hem:

“Wat ziet gij, Jeremia? Toen zeide ik: Ik zie een amandeltwijg. Daarop zeide de Here tot hem: “Gij hebt goed ge­zien, want Ik waak over Mijn woord om dat te doen” Jeremia 1 vers 11 en 12 (Jer. 01:11-12).

Vaststaan door het geloof

Wat is er veel eigendunke­lijke godsdienst, al staat het in een “roep van wijsheid” . De apostel Paulus schrijft: “Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wel dood zijt voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus” Romeinen 6 vers 11 (Rom. 06:11).

Staat het voor u vast? Dan kunnen wij doorgaan met 2 Korinthe 1 vers 24 (2 Kor. 01:24): “Wij zijn medewerkers aan uw blijdschap, want door het geloof staat gij vast!”

Een heerlijk gevoel! Dat vaststaan. Door het geloof! Het geloof gelóóft! Dan hebt u een goed geloof. Niet door uw gevoel staat u vast, maar door uw geloof! En dan komt het juiste gevoel, prijst de Heer!

Men staat niet vast door een zogenaamde vrome belijdenis van: “Och, ik ben nog zo slecht”. Paulus zegt tegen de Filippenzen: “Gedraagt u waardig het evangelie van Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik af­wezig blijf, ik van u moge horen, dat gij vaststaat in één geest, één van ziel!” Filippenzen 1 vers 27 (Filip. 01:27) .

En ook de apostel Petrus doet nog een goede geeste­lijke duit in het zakje wat dit ‘vaststaan betreft, want hij zegt :

“Doch de God van alle gena­de, die u in Christus ge­roepen heeft tot zijn eeu­wige heerlijkheid, Hij zal u, na een korte tijd van lijden, volmaken, bevesti­gen, sterken en grondves­ten. Hem zij de kracht tot in alle eeuwigheid” 1 Petrus 5 vers 10 (1 Petr. 05:10) .

En dan zegt Petrus verder,: “Dit is de ware genade van God, daarin moet gij vaststaan!” 1 Petrus 5 vers 12b (1 Petr. 05:12b). Dan begint het leven van bevrijding en blijdschap en kracht.

Allemaal geestelijke werke­lijkheden en geen theorie! Want het is een groot ver­schil of men zegt: ik ben een zondaar tot aan mijn dood of ik ben een verloste des Heren.

Welke belijdenis zou de he­melse Vader het liefste horen

Wat is uw belijdenis?

Heerlijk dat velen het mo­gen zeggen: “Dank U Jezus voor het lofgewaad!” Wat leven vele christenen nog met een kwijnende geest. Het is wondervolle genade van God te kunnen zeggen: “Ik ben een terebint der gerechtig­heid, een planting des Heren”. Iemand zei eens tegen mij: “Zo iets zeg je toch niet van jezelf, dat is allemaal maar hoogmoed”. Hij dacht ‘vroom en nederig’ te zijn, maar aan zijn leven was ook wel te zien, dat hij geen eikenboom der gerechtigheid was.

Wij mogen bruiloft vieren

Waarom zijn we terebinten of eikenbomen der gerechtigheid? “Tot Zijn verheerlijking”, zegt de profeet Jesaja. Zon­daars kunnen niet leven tot verheerlijking van God, dat is ónmogelijk! Alleen be­vrijde en verloste zondaren kunnen leven tot Gods eer, want zij zijn gemaakt tot koningen en priesters! Wat wil men geloven? Wat Gods woord zegt of één of andere zware leer? Wil men de blijdschap beleven? De vergeving van al­le zonde en schuld door het bloed van het Lam? Willen we bruiloft vieren?

Dan moet men wel terechtkomen in Kana! Daar wordt maar eventjes zeven dagen feest gevierd. Alleen verlosten kunnen feestvieren. Zij, die uit de gevangenis ontslagen zijn! Weet u wat er staat in Johannes 2 vers 1 over de bruiloft in Kana?

“Op de derde dag was er een bruiloft te Kana!” Johannes 2 vers 1 (Joh. 02:01). Dit doet ons denken aan de opstanding van Jezus uit de doden ten derde dage.

Jezus leeft! Op naar Pinksteren! Er is volop feest voor al Gods kinderen. Vrede en blijdschap door de Heili­ge Geest. Het feest der eerstelingen! En we weten dat het gevierd wordt in de dérde maand! Feest! Bruiloft! Huwelijk!

“Uw Maker is uw man, Here der heerscharen is zijn Naam!”

Bent u al getrouwd? Uw Jood­se bruiloft al gevierd? De God lovers bruiloft? Dat is met recht een groots feest want het duurt zeven dagen! Een teken van volheid! Dan ontvangt men nieuwe wijn in nieuwe leren zakken! Een zondaar tot de dood kan deze nieuwe wijn niet verdragen.

U weet, in Kana waren zes watervaten, bestemd voor het reinigingsgebruik van de Jo­den. Zo wil God een ieder reinigen met het waterbad van het Woord! En dan worden we gevuld, met het Water des Levens! En, o wonder, dat water wordt tot “wijn”! Dan kan er geschept worden uit de bronnen des heiIs met gróte vreugde! Het feest ’barst los’! Sterk en krach­tig is de vreugde des Heren! Van een godsdienstig steur­mens tot een blijde Godsgetuige!

Zullen we niet hoog opgeven van onze Man? Van deze brui­loft spieken? We mogen weten wat de werkelijkheid is, om­dat we gedoopt en vervuld zijn met de Heilige Geest.

Jezus Christus is waarlijk onze vreugde! Jezus is voor ons “de allerbeste wijn”.

Hij heeft ons losgemaakt van de schaduw en aan Zich ge­bonden, de werkelijkheid!

Los van de berg Sinaï, vast aan de berg Sion!

Van de berg Sinaï kwam de bediening des doods, maar van de berg Sion de bedie­ning van het eeuwige leven! Wat een genade!

En deze genade is verschenen, Heilbrengend voor alle mensen! Halleluja. Amen!

 

Optimisten gevraagd! Door Gert Jan Doornink

“Een verbazingwekkend nieuw­tje; er bestaan nog optimis­ten! ” Zo begon onlangs een artikel van de journalist Jos van Noord in “De Tele­graaf”. Daarin wordt melding gemaakt dat op initiatief van de 41 jarige Henk Horst­man uit Den Helder, een stichting is gevormd waarvan alleen optimistische mensen lid kunnen worden. Het is de bedoeling dat tijdens de jaarwisseling van 1999 naar 2000 een groots opgezet feest wordt gehouden in een Amsterdams hotel, waarvoor reeds nu alle zalen afge­huurd zijn. Eén en ander werd officieel op contract gesteld en via een notaris geregeld….

Men kan lachen om deze “plannen”, maar wie kennis neemt van de gedachten van de initiatiefnemer, moet toegeven dat het pessimisme wat hij beschrijft in onze dagen hand over hand toe­neemt. We laten de heer Horstman even aan het woord: “Ik hoor in mijn werk almaar van die droefgeestige gelui­den van mensen die het niet meet zien zitten. Ook jonge­lui zijn somber”.

“Er gebeurt de laatste tijd ook nauwelijks meer eens iets waarvan je zegt: hé, dat is nou eens leuk! Er is alleen maar rotzooi, en el­lende, lijkt het wel. Die somberheid, die neerslach­tigheid, dat is een vrese­lijk besmettelijke ziekte”.

“Het lijkt wel of de mensen om je heen niet meer lekker durven te leven, doordat ze helemaal gek gemaakt worden met allerlei jobstijdingen en rotberichten. Je wordt de hele dag door overspoeld met berichten over de troep en ellende van anderen.

Daardoor gaan de mensen bij de pakken neerzitten”

‘Ik krijg een geweldige afkeer van al die zwartkij­kers, die onheil voorspellers en humeurige twijfe­laars”. Daarom kunnen alleen optimisten lid worden van zijn club..,.

Hoe goedbedoeld en vol idea­lisme de heer Horstman het pessimisme ook aan wil pak­ken, het draagt natuurlijk op geen enkele wijze bij tot een werkelijke oplossing. Die is alleen te vinden in het geloof. En dan geen surrogaat-geloof, zoals dat bijvoorbeeld in het naam- christendom naar voren komt, maar het echte_ geloof, wat zijn basis vindt in Jezus Christus, de Zoon van de levende God’.

Wie met Hem een nieuw leven begint, en het oude (door satan beheerste leven) de rug toekeert, wordt een echte optimist! Negativisme, neerslachtigheid, somber­heid en pessimisme, gaan verdwijnen, als Christus wordt aangenomen en het nieuwe leven met Hem consequent wordt beleefd.

 

Inspanning en ontspanning door Gert Jan Doornink

Vele christenen proberen zich verdienstelijk te ma­ken door zich in te spannen voor allerlei activiteiten. Als deze inspanning echter niet gebeurt vanuit de ‘ontspanning’ die wij be­zitten in Jezus Christus heeft het voor God geen en­kele waarde.

Ontspannen christenen heb­ben de visie van het Ko­ninkrijk Gods en strekken zich uit de volheid van Christus te openbaren. Zij weten dat Jezus Christus een volkomen overwinning op satan heeft behaald. En vanuit deze zekerheid hebben zij hun plaats met Christus ingenomen in de hemelse gewesten.

Van daaruit ‘spannen ze zich in’ om het Koninkrijk Gods door woord en daad be­kend te maken. Haar het is geen inspanning die ont­aardt in ‘gespannenheid’ of ‘overspannenheid’, zoals we die vandaag aan de dag nog al eens bij gelovigen aan­treffen . Als dat het geval is heeft satan een vinger in de pap en zijn we uitge­schakeld als instrument in Gods hand. De oorzaak moet dan veelal gezocht worden in het niet voldoende vrij zijn van de infiltraties uit het rijk van satan en het onvoldoende één zijn met Christus.

Bij een waarachtig kind van God gaan inspanning en ont­spanning ten alle tijde sa­men. En het heeft een posi­tieve uitwerking in eigen leven en daardoor ook ten opzichte van ons getuigenis in deze wereld.

 

Bent u al een lichtdrager van Jezus Christus? Door J. Noë

‘Het volk dat is donkerheid wandelt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land van diepe duisternis, straalt een licht. (Jes. 09:11)

Het feest van het licht.

Het is weer zover, broeders en zusters. De decemberfeestdagen zijn weer aangebroken en we gaan weer kerst en Oudejaar vieren. Oorspronkelijk was het Kerstfeest een heidens feest, 25 december was de dag van de winterzonnewende en de zonverering, maar in de 4e eeuw werd te’ Rome de­ze dag gekerstend tot de dag van Christus, de Zon der gerechtigheid. ”Het volk dat in donkerheid wandelt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land van diepe duis­ternis, straalt een licht” Jesaja 9 vers 11 (Jes. 09:01).

Kerstfeest is het feest van het Licht. Ook de wereld doet er aan mee. De straten en pleinen in de steden zijn feestelijk versierd en ver­licht. en overal zijn kerstbomen met kaarsen (elektrisch of gewoon) geplaatst, zowel buiten als in winkels, kantoren en huizen. Een ech­te decembersfeer.

Maar zeer belangrijk is: Hoe wordt het Kerstfeest ge­vierd? De wereld viert dit natuurlijk op volkomen eigen wijze, geheel vreemd aan het  ware kerstgebeuren, maar ook helaas zogenaamde christenen laten de wereld niet, los, (ze gaan even gauw naar de kerk (dat hoort er zo bij), maar dat is dan ook alles.

De ware christenen, de kin­deren Gods, zien echter in het feest van het Licht, de grote genade en liefde van God de Vader, dat Hij Zijn Zoon, Jezus Christus, de Messias, geboren deed worden door de Heilige Geest, tot de Redder der mensheid. Zij weten dat de Kerst onverbre­kelijk verbonden is met Goe­de Vrijdag, Pasen, Hemel­vaart en Pinksteren.

Zoals in Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16) staat:

“Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe”.

En God heeft Hem dan ook al­le macht gegeven, zoals on­der andere staat in de vol­gende Schriftgedeelten: Jesaja 9 vers 5 (Jes. 09:05):

“Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en heerschappij rust op Zijn schouders en men noemt Hem: Wonderbare raadsman, sterke God, eeuwige Vader, Vredevorst”. 1 Johannes 3 vers 8 (1 Joh. 03:08):

“Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou”. Matteüs 28 vers 18 (Matt. 28:18): Jezus zeide: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde” .

Wat zegt Gods woord over het licht?

Wij willen nu een aantal teksten aanhalen die spreken over het Licht. Buiten Het bij het begin van dit arti­kel aangehaalde vers uit Jesaja denk ik aan Johannes 1 vers 4 en 5 en Johannes 1 vers 9 (Joh. 01:04-05; Joh. 01:09) waar onder ‘het vleesgeworden Woord’ staat:

“In het woord was leven en het leven was het licht der mensen en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen”. Johannes 1 vers 4 en 5 (Joh. 01:04-05)

“Het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld” Johannes 1 vers 9 (Joh. 01:09).

Jezus zegt dan ook van Zich­zelf in Johannes 8 vers 12 (Joh. 08:12): “Ik ben het licht der wereld, wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben”.

We zien hier dus dat het waarachtige licht en het waarachtige leven nauw met elkaar verbonden zijn en dit ervaren wij, als wij Hem in alles volgen!

Jezus zei tot Zijn discipe­len, en dat geldt, gezien het bovenstaande, ook voor ons, in Matteüs 5 vers 14 tot en met 16 (Matt. 05:14-16):

“Gij zijt het licht der wereld. En stad, die op een berg licht, kan niet verbor­gen blijven. Ook steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is verheerlijken”.

Wij zijn geroepen licht dragers te zijn

Als zo dat Goddelijk Licht door ons heen stroomt, dan weerspiegelen wij de Heer­lijkheid Gods, hebben wij volkomen gemeenschap met Je­zus Christus en laten ons leiden door de Heilige Geest. Elke macht der duisternis (boze geesten, ziek­ten, enz.) zal voor dit goddelijke licht moeten wijken. Zo geschiedt het ook in het natuurlijke leven. Als de zon opkomt, wijkt de duis­ternis. Als wij in een don­ker vertrek komen, drukken we op of draaien we aan een knop en het licht gaat aan en de duisternis wijkt. Als het licht niet aangaat is er dus iets niet in orde, dan is de verbinding met de krachtbron verbroken. Men dient dan zo gauw mogelijk de oorzaak ervan te onder­zoeken om de verbinding te herstellen.

Zo is het ook met ons. Als wij geen lichtdragers van Jezus Christus zijn, dan mankeert er wat aan ons contact met de krachtbron en dan dienen wij ons zo spoedig mogelijk aan een zelfonderzoek te onderwerpen.

Wat Paulus zegt in Romeinen 13 vers 12 (Rom. 13:12): “Laten wij dan de werken der duisternis afleggen en aandoen de wapenen des lichts!” Wij moeten ons dan met ons gehele hart verootmoedigen voor de Heer en goed luisteren wat Hij ons te zeggen heeft, opdat Zijn goddelijk licht (weer) door ons hele wezen kan stromen.

Ik eindig nu met de volgende teksten: Johannes 12 vers 35 en 36 (Joh. 12:35-36): “Wandelt, terwijl gij het licht hebt, opdat de duisternis u niet overvalle. En wie in de duisternis wandelt, weet niet, waar hij heen gaat. Gelooft in het licht, zolang gij het licht hebt, opdat gij kinderen des lichts moogt zijn”. 1 Johannes 1 vers 5 tot en met 7 (1 Joh. 01:05-07): En dit is de verkondiging, die wij van Hem gehoord hebben en u verkondigen: God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis. Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet; maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.

Lees ook Psalm 139.

Broeders en zusters, ik wens u allen fijne feestdagen en Gods rijke zegen toe!

 

Verkenningen rond het boek. Openbaring door Nico Goverts

– Hoofdstuk – 6 –

Het boek van de contrasten

We kunnen het boek Openbaring heel goed typeren als het boek van de contrasten. En het is juist een kenmerk van de eindtijd dat de tegenstellingen scherper worden. De fronten tekenen zich af. Dat is dan ook de reden waarom het boek openbaring aan de gemeente gegeven is: om kennis te krijgen van de achtergrond der dingen. Er is een strijd aan de gang; er gaat een eindstrijd komen; maar waarom? Met welk doel? Wat is de inzet?

“Er kwam oorlog in de hemel”, lezen we in Openbaring 12 vers 7 (Openb. 12:07). Maar dat gaat niet buiten ons om. God doet niets buiten de ge­meente om. Daarom staat er dan ook in datzelfde hoofdstuk: “Zij hebben hem overwonnen” Openbaring 12 vers 11 (Openb. 12:11). Dat is het volk van God. We zien hier een geestelijke wet: door een mens is de satan in de wereld gekomen, ook door de mens zal hij er weer uit moeten. Adam was de mens die de duisternis in de schepping binnenliet; in de eindtijd zal er een mens op­staan die de duisternis weer uit de schepping zal verdrij­ven; en die mens, dat is de gemeente, de volkomen man, zoals Efeze 4 hem beschrijft, het volk van God in zijn manne­lijke rijpheid.

Waarom doet God alles niet in één moment? Waarom rekent God niet in één oogwenk met de duivel af? Dat gaan we be­grijpen als we iets begingen te verstaan van de tegenpolen die een rol spelen in de afwikkeling van het eindtijdgebeuren. God strijdt op een wettige wijze. David sprak reeds: de Heer zal opstaan tot de strijd. Maar dan moeten we bedenken: God is Geest, dus wanneer God de strijd aan­bindt, dan kan het niet anders of we hebben te maken met een geestelijke strijd. De methode van kracht en geweld is te enen male vreemd aan het wezen Gods. God voert geen aardse oorlogen en Hij verbindt zich daar ook niet mee.

Het rijpingsproces naar twee kanten

Nu houdt God zich aan zijn principe: alles zal geschieden door middel van de gemeente. En dat is dan ook de reden dat het niet in één moment allemaal klaar is. Immers, die gemeente moet eerst tot rijpheid komen. Er is een rij­pingsproces nodig, en wel naar twee kanten: het rijk der duisternis wordt volgroeid, en ook het volk Gods komt tot volle wasdom. Om het met een beeld van Jezus te zeggen: onkruid en tarwe groeien beide op tot de oogst.

Dit uitgangspunt, dat zowel het rijk Gods als het rijk van de boze tot volwassenheid moet komen voordat de totale overwinning behaald kan worden, vinden we ook al in het Oude Testament. In Genesis 15 vers 16 (Gen. 15:16) spreekt God tot Abram: “Het vierde geslacht echter zal hierheen wederkeren, want eer­der is de maat der ongerechtigheid der Amorieten niet vol”. Daar zien we de ene kant van de zaak. Het onkruid komt tot rijping.

De andere kant wordt duidelijk belicht in Exodus 23 vers 29 en 30 (Ex. 23:29-30): ”Ik zal hen niet in één jaar voor u uitdrijven, opdat het land geen woestenij worde en het wild gedierte u niet te veel worde. Langzamerhand zal ik hen voor u uit verdrij­ven, totdat gij zo vruchtbaar wordt, dat gij het land in bezit kunt nemen”. In deze tekst wordt glashelder het ver­band gelegd tussen het vruchtbaar worden van het volk Gods en de verovering van het land. God gaat niets force­ren. God zegt niet: Ik ben toch sterker dan de duivel; Ik zal hem wel even uitzwavelen.

God zegt niet tot de gemeente: Ik reken wel even met de vijand af; doe je ogen maar even dicht, of kijk maar even de andere kant op. Ik roep jullie wel als Ik klaar ben. Neen, God houdt zich aan de wetten van de geest. Ook in de geestelijke wereld geldt: eerlijk duurt het langst. God zegt tot de gemeente; We gaan alles samen doen. Ook de eindstrijd doen we samen. Immers, welke generaal gaat naar het front zonder zijn soldaten? Hebt u ooit gehoord van een veldheer die tegen zijn mannen zegt: De beslissende slag gaat nu beginnen; komen jullie nu maar naar de kanti­ne; je eten staat klaar. Dan ga ik wel naar het slagveld.

Openbaring 12 vertelt hoe de satan uit de hemel geworpen wordt. Maar dat kan alleen wanneer eerst de zonen Gods hun plaats in de hemel innemen. Eerst moet de gemeente de he­mel in, voordat de boze eruit gaat. Daar is het wachten op: op een volk dat zich volledig, met hart en ziel, gaat vestigen in de hemelse gewesten; dat volk zal de machten der duisternis uit de hemel verdrijven.

Daarom is het zo belangrijk dat we zicht krijgen op die tegenpolen die voor het eindtijdgebeuren bepalend zijn. We willen er een aantal onder de loep nemen.

Twee soorten koningschap

Allereerst zien we dan dat het in het laatste Bijbelboek gaat over het koningschap. Maar daar is tweeërlei koning­schap. Er zijn twee soorten koningen. Vaak denken we hier veel te weinig concreet over. Velen menen: natuurlijk, God is koning, Hij is immers almachtig. De mens wikt, God be­schikt. En zo beschikt God dan ook op een keer: nu is het tijd voor de wederkomst, nu gaat de duivel eraan.

Deze opvatting roept echter wel een serie vragen op. Hoe regeert God eigenlijk? Wat is almacht in feite? Is alles wat er gebeurt, dan de wil van God? En op grond waarvan bepaalt God dan het tijdstip van het einde? Is er verschil tussen almacht en willekeur? En, wat in wezen de kernvraag is in dit geheel: waar blijft in deze zienswijze de mens, waar blijft de gemeente?

Er is echter nog een andere gedachtegang, die vaak onbe­wust wordt aangehangen. Namelijk dat men in de praktijk leeft zonder enig besef van wat koningschap in feite is. In theorie is men natuurlijk wel bereid om te erkennen dat God koning is, maar men is zich totaal niet bewust wat dat voor consequenties zou kunnen hebben. Men leeft zonder enige gedachte aan koningschap. Misschien heeft men een vaag idee over Gods koningschap in een verre toekomst. Of men stelt vast op grond van een bedelingenleer: Jezus is nu nog geen koning, Zijn koningschap heeft ook niets te maken met de gemeente, dat geldt voor later en voor een ander volk. Op die manier wordt de gemeente beroofd van een van de voornaamste taken en voorrechten, zo niet de aller voornaamste roeping, die zij bezit. In deze tijd reilt en zeilt alles dan maar zoals het gaat, we leven in een soort koning loze periode, een soort stadhouderloos tijdperk.

Ook deze opvatting laat vele vragen onbeantwoord. Wat is in dit geval nog de zin van het leven? Waartoe dient dan de gemeente? Waar is Jezus dan vandaag en wat doet Hij in deze tijd? Als er dan een koningschap is in de toekomst, voor wie is dat dan, en waar komt dat dan opeens vandaan? Komt dat zomaar plotseling uit de lucht vallen?

In dit alles kan het boek Openbaring ons zo duidelijk op weg helpen. Want fundamenteel voor het verstaan van het, hele eindtijdgebeuren is de gedachte van twee soorten ko­ningschap. En daarbij ook het inzicht, dat alle koning­schap begint in de onzienlijke wereld.

In Openbaring 9 lezen we over sprinkhanen die opkomen in de eindtijd. Ze zijn afkomstig uit de afgrond, en er staat in Openbaring 9 vers 3 (Openb. 09:03): ”en hun werd macht gegeven”, dus daaruit blijkt dat we te maken hebben met machthebbers. En dan vertelt ons Openbaring 9 vers 11 (Openb. 09:11): “Zij hadden over zich als koning de engel des afgronds”. Hier wordt uitdrukkelijk gesproken over een be­paalde vorm van koningschap. En tegelijk valt ons ook op de aard van deze heerschappij: het gaat over een engel, dat is een geest, dus het betreft hier een geestelijk koningschap .

Nog een andere uitspraak is veelzeggend in dit verband. In Openbaring 18 schildert Johannes het einde van Babylon en dan vermeldt hij in Openbaring 18 vers 7 (Openb. 18:07): “Want zij zegt in haar hart: Ik troon als koningin, ik ben geen weduwe en geen rouw zal ik zien”. Ook deze tekst spreekt glashelder over koningschap. Over hetzelfde Babylon wordt verklaard: ”En de vrouw, die gij zaagt, is de grote stad, die het koningschap heeft over de koningen der aarde” Openbaring 17 vers 18 (Openb. 17:18). We zien: hier is sprake van een heerschappij in de geestelijke wereld, een antigoddelijk koningschap.

Nu komen we in Openbaring ook uitspraken tegen over het regeren van God. Naar meermalen op een heel merkwaardige wijze. Herhaaldelijk ontmoeten we de gedachte dat het ko­ningschap van God gaat beginnen. Was het er dan niet al­tijd?

De machtswisseling in de geestelijke wereld

Het lijkt een vreemde gedachte: God begint te regeren. En toch kan het heilzaam zijn, dit punt eens scherp naar vo­ren te halen, juist omdat voor velen het koningschap van God een al te vanzelfsprekende zaak is. Natuurlijk is God koning, heet het dan. Maar is dat wel zo natuurlijk?

Er zitten twee kanten aan deze zaak. Enerzijds ziet Johannes in Openbaring 4 de troon van God, als een vast punt, een onwrikbaar bolwerk in de branding van de tijden. Gods troon staat eeuwig vast. Waarom? Omdat God is die Hij is; God is onomkoopbaar. Gods heerschappij is verankerd in zijn karakter. God laat zich door geen macht der hel beïn­vloeden. Daarom staat zijn troon vast, omdat zijn wezen vast is.

Maar er is ook nog een andere kant. Er is nog veel gebied dat nog niet onderworpen is aan God. Er zijn nog machten die tot voetbank gemaakt moeten worden. En daarom komen we in Openbaring ook teksten tegen als deze: “Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Ge­zalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwig­heden Openbaring 11 vers 15 (Openb. 11:15). Daar zien we een verandering van heerschappij; er komt een ander aan de macht. En dat is nu juist het bijzondere, het boeiende, en ook het glorieuze van de eindtijd: het is een tijd van omwenteling, van machtswisseling in de geestelijke wereld. Daarom is het ook zon spannende periode.

Maar een revolutie is nooit zomaar een zaak van één mo­ment. Wie een staatsgreep wil plegen, moet zorgen voor een degelijke voorbereiding. Om in de hemelse gewesten een oud bewind te vervangen door een nieuw, daarvoor is een gron­dige planning vereist.

In het boek Openbaring vinden we veel lofprijzing. Maar opvallend is daarbij dat de inhoud ervan zo vaak betrekking heeft op het koningschap. Om maar enkele voorbeelden te noemen: “Wij danken U, Here God, Almachtige, die is en die was, dat Gij uw grote macht hebt opgenomen en het ko­ningschap hebt aanvaard” Openbaring 11 vers 17 (Openb. 11:17). Een andere verta­ling zegt: “Gij zijt begonnen te regeren”. Dat is de ju­belroep van de laatste tijden.

En in Openbaring 12 vers 10 (Openb. 12:10) horen we: “Nu is verschenen het heil en de kracht en het koningschap van onze God en de macht van zijn Gezalfde”. Dat is het kenmerk van het laatst der dagen: het is een tijd van verschijning, een tijd van onthulling. Resultaten van een lange worsteling worden open­baar. Letterlijk staat er: nu is geworden het heil. Daar is een heel proces aan vooraf gegaan. Maar tenslotte komt het eruit.

Gods volk is op weg naar het koningschap

Dat is het positieve van de tijd waarin we nu leven: het is een periode van wording. We ervaren nu de geboorteweeën van het heil, van het koningschap. Want dit heeft niet al­leen te maken met God, maar telkens is daar die verbinding van God en zijn gezalfde. Dat is Jezus met zijn gemeente. Want niet alleen van Jezus wordt gezegd dat Hij gezalfd was en is, maar ook tot de gemeente komt het woord: “Gij hebt een zalving van de Heilige” 1 Johannes 2 vers 20 (1 Joh. 02:20). Dit zijn Gods gedachten over de toekomst: Gods volk is op weg naar het koningschap.

In Openbaring 19 vers 6 (Openb. 19:06) klinkt diezelfde juichtoon weer door: “Hal­leluja! Want de Here, onze God, de Almachtige, heeft het koningschap aanvaard”.

Men kan spreken over allerlei eindtijdvisies, maar het gaat erom: hebben we visie op het koningschap?

God werkt aan een meesterlijk toekomstplan: God maakt koningen klaar. In de gedachten van God is geen plaats voor pessimisme of berusting. God werkt, Hij werkt door, net zo lang tot al zijn gedachten gerealiseerd zijn. God neemt geen enkele van zijn gedachten terug. Daarom kan het niet anders of het laatste Bijbelboek toont ons de uiteindelij­ke verwezenlijking van de gedachten Gods. Dat maakt de be­studering van Openbaring ook zo de moeite waard; hier ontdekken we waar al Gods gedachten op uitlopen. En wat een perspectief krijgen we dan. Wat een hemelsbreed verschil. Is het niet oneindig veel heerlijker, binnen te treden in de gedachtewereld Gods dan in te gaan in de wereld van atoombommen en helikopters? Wie zou de gedachten van de eeuwige God, wiens wezen louter heerlijkheid is, van wie niets uitgaat dan zuiver licht, willen ruilen voor een sa­menraapsel van actuele, zogenaamd profetische krantenberichten? De keuze kan niet moeilijk vallen voor wie iets geproefd heeft van de goedheid Gods zonder eind. Wordt het geen tijd dat we, juist wanneer het gaat over onze kijk op de toekomst en op het boek Openbaring, het oude lied van Johannes de Heer, 458 couplet 3, eens ter harte gaan nemen en dan ook op zijn ware diepte leren verstaan:

 

“Neem de wereld, geef mij Jezus,

want in Hem heb ’k eeuwig licht,

en op ’s levens weg met Jezus,

blijft geen duisternis in ’t zicht”.

 

Johannes zag op Patmos geen moderne technische uitvindin­gen, die hij dan op een ietwat onbeholpen wijze moest pro­beren te omschrijven in de taal van zijn dagen, neen hij had een onvergelijkelijk hogere en kostelijker roeping: hem werd gegeven de voltooiing van de gedachten Gods te schouwen. En wie zou dan niet aanbiddend belijden: ”O, za­ligheid niet af te meten, o vreugd, die alle smart ver­bant”! (Gezang 244:4) Dat was de vreugde van de apostel, dat is de vreug­de van het volk in de slotfase van de geschiedenis: zij hebben Gods gedachten.

Dat is hun kostbaar goed. Dat is hun schat in de hemel, die mot noch roest verteert. Dat maakt hun voetstap licht, want: “voor hen die ’t heil des Heren wachten, zijn bergen vlak en zeeën droog”.

De strijd om de troon

Twee soorten koningschap. Dit uitgangspunt geeft ons een sleutel tot het verstaan van de tijd die is en gaat komen. Daar is het koningschap van de afgrond, van Babylon, en daar is het koningschap van God, van de gemeente Gods. Dat betekent dat we het hele boek Openbaring, en daarmee ook het totale eindtijdgebeuren, kunnen samenvatten onder één thema, namelijk de strijd om de troon.

Jezus was de eerste Mens op de troon. Als mens nam Hij zijn plaats in op de troon van David, in de hemelen. Hij werd verhoogd, omdat Hij volmaakt verbonden was met de ge­dachten van de Vader. Geen aanval, geen strijd, geen macht kon Hem scheiden van de eeuwige gedachten Gods. En daarom kon Hij niet ondergaan. Want de gedachten Gods gaan nooit onder. En iemand in wie de gedachten Gods zijn, kan der­halve ook nimmer ondergaan. Gedachten Gods stijgen altijd boven alles uit; zij worden verhoogd. En zo ook de mens die daarmee met hart en ziel verbonden is.

Sinds eeuwen her is die strijd om de troon al aan de gang. Dat begon al, toen de engel, die nu satan genoemd wordt, het plan opvatte: ”Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden” Jesaja 14 vers 13 (Jes. 14:13). Maar nu, in de eindfase, gaat de zaak zich toespitsen.

God gaat beginnen met regeren. God aanvaardt de macht. Maar Hij doet niets buiten zijn gemeente om. We lezen dan ook: ”Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon” Openbaring 3 vers 21 (Openb. 03:21).

Dat is eindtijd: zonen op weg naar de troon. Dat is wel iets anders dan een schepping op weg naar de ondergang.

Maar als je op weg gaat naar de troon, kom je wel het een en ander tegen onderweg. Er komt ook wel wat in het geweer. En dat gaat uitlopen op de finale, de eindstrijd. Juist dan is daar de grandioze belofte voor de zonen Gods: ”Dan zal de Here uittrekken om tegen die volken te strij­den, zoals Hij vroeger streed, ten dage van de krijg” Zacharia 14 vers 3 (Zach. 14:03).

Alleen zo, vanuit dit uitgangspunt, ontvangen we het rech­te zicht op al datgene wat zich nu al begint af te spelen. Er zit werking in de lucht. Krachten komen los in de gees­telijke wereld en maken zich op. Er is een enorme beroe­ring in de hemelen.

Het geweldige perspectief voor de eindtijd

Maar ook alleen vanuit dit gezichtspunt gaan we ontdekken waar het allemaal naar toe gaat. Het leidt ergens heen. Het heeft allemaal zin. Die hele geestelijke worsteling, met al het strijdgewoel dat daarmee gepaard gaat, het is de moeite waard. Het geeft ons perspectief.

Het boek Openbaring verstaan, dat betekent: de jubelroep overnemen die daarin telkens tot uiting komt. Dat is de zegezang van de zonen Gods. Geen zwanenzang, maar een zege­zang.

Het boek Openbaring biedt ons geen jaartallen, geen opsom­ming van troosteloze gebeurtenissen in de zichtbare we­reld. Het geeft ons een boodschap, het is evangelie, goede tijding, het evangelie van het koninkrijk. Het proclameert: de tijd van het koningschap is aanstaande.

En God leert door middel van het laatste Bijbelboek zijn volk dit lied, deze zegezang. Zo worden zij onweerstaan­baar positief. Dit is het doel van Openbaring: het is ons gegeven om ons te leren denken. Om ons evangelisch te le­ren denken: vanuit het evangelie van het koninkrijk.

En het is gegeven om ons te leren zingen. Het lied van de eindtijd: God gaat regeren en wij met Hem!

(wordt vervolgd).

 

Krant en Bijbel

In “Levend Geloof” van sep­tember schreef br. Nico Goverts in deel 3 van de serie “Verkenningen rond het boek Openbaring” onder ande­re: “Johannes kreeg een blik in de hemel, dat wil zeggen in de geestelijke wereld. We hebben dus te maken met ge­beurtenissen in en vanuit de hemelen. Het heeft derhalve weinig zin de krant te hulp te roepen. Als Johannes een blik in de hemel slaat, moe­ten wij dan een blik in de krant werpen?” . . . .

Enkele lezers en lezeressen reageerden hierop door als hun mening naar voren te brengen, dat de krant laat zien hoe alles in deze we­reld letterlijk in vervul­ling gaat, wat in de Bijbel beschreven wordt: “We moeten daarom de krant naast de Bijbel lezen”, is hun me­ning.

Wij geloven dat dit een gro­te misleiding van de duivel is. Immers de krant is een nieuwsmedium en brengt het nieuws over alles wat in de natuurlijke wereld gebeurt, maar heeft geen enkele waar­de voor de geestelijke op­bouw van ons geloof. Als we in de krant lezen over oor­logen, revoluties, moorden, rampen, moreel verval, etc., kunnen wij slechts constateren hoe de “overste dezer wereld -satan- nog rondgaat als een briesende leeuw, zoekende wie hij zou kunnen verslinden”.

Een kind van God, die met Christus is overgezet in de hemelse gewesten, weet dat hij daarom niets aan de krant heeft voor de verdere groei van zijn geloofsleven maar wel aan de Bijbel, het Woord van de levende God, want: “Elk van God ingege­ven Schriftwoord is nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de ge­rechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toege­rust  2 Timoteüs 3 vers 16 ( 2 Tim. 03:16).

We leven niet meer ten tij­de van het oude verbond en het is daarom ook volkomen onjuist om bijvoorbeeld een boek als Openbaring probe­ren te verklaren in het licht van het oude testa­ment en om dan tot de ver­keerde conclusie te komen dat dit alles letterlijk in de natuurlijke, geografische wereld in vervulling gaat.

Tot welke vreemde leringen en uiteenzettingen men dan komt, blijkt ook wel uit de talrijke boeken en geschrif­ten die reeds verschenen zijn over het boek Openba­ring en die elkaar op talrij­ke punten tegenspreken. Al­leen als men de boodschap van het Koninkrijk Gods aan­vaard heeft en zich ten vol­le laat leiden door de Hei­lige Geest kan men dit boek verstaan en door de enorme geestelijke rijkdom er van gezegend worden.

De kombinatie ’Bijbel-krant’ moet daarom vervangen worden door de kombinatie ’Bijbel- Heilige Geest. Want Gods Geest brengt de volle waar­heid over dit boek tot open­baring. Het is verheugend hoe vele kinderen Gods dit in onze dagen gaan ontdek­ken en het met br. Goverts eens zijn als deze schrijft: “We kunnen alleen het doel van Jezus bereiken als we dezelfde visie hebben als Hij. Daarom is het beslist noodzakelijk dat we erop toezien dat we onze kijk op de eindtijd halen bij de Heer zelf”.     

G.J.R.D.

 

Oudejaarsavond

Oudejaarsavond 1980

Op zo’n avond gaan onze ge­dachten terug naar hetgeen alzo in het afgelopen jaar gebeurd is. Wij zullen te­leurstellingen, tegensla­gen, verdrukkingen, verdriet en misschien ook ziekten hebben gehad, maar als wij goed in gedachten houden, dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen die Hem liefhebben Romeinen 8 vers 28 (Rom. 08:28), dan kunnen wij alleen maar dankbaar zijn voor al deze beproe­vingen (geestelijke exa­mens), opdat wij het niveau bereiken, waar God ons hebben wil, namelijk het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig. Daarom dienen wij God onder alle omstandigheden te dan­ken en ook voor al Zijn zegeningen

Jezus zegt in Lucas 9 vers 62 (Luc. 09:62 (het volgen van Jezus): “Niemand, die de hand aan de ploeg slaat, en ziet hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het koninkrijk Gods”.

En Paulus zegt in Filippenzen 3 vers 12 tot en met 14 (Filip. 03:12-14): “Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ik ook door Jezus Christus gegrepen ben. Broeders, ik voor mij acht niet, dat ik het reeds ge­grepen heb, maar één ding (doe ik): vergetende het­geen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus”.

  1. Noë.

1980.11 nr. 209

Levend geloof 1980. 11 nr. 209

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Geschenkabonnementen

Vorig jaar november hadden wij bij elk nummer van “Levend Geloof” een kaart ingesloten, waar­in men iemand anders kon opgeven voor een geschenkabonnement. Hoewel verschillende lezers en lezeressen gebruik maakten van deze kaart, heb­ben wij dat dit jaar niet gedaan. Ten eerste ga­ven sommigen meerdere adressen op per brief. En in de tweede plaats ontvangen wij het hele jaar door opgave van adressen voet geschenkabonnementen.

Toch is november bij uitstek de maand om geschenkabonnementen op te geven. Alle voor 1981 opgegeven adressen ontvangen dan ook nog het decembernummer. Velen hebben reeds lang ontdekt hoe het geven van geschenkabonnement en de mensen op effectieve wijze in aanraking brengt met het volle evangelie! Wel is het aan te bevelen na enige tijd eens te informeren hoe men het blad vindt, (vaak ontstaat daaruit een vruchtbaar gesprek over het geloof) en geen adressen op te geven, waarvan men reeds bij voorbaat weet dat men op toezending geen prijs stolt.

Losse nummers

Een andere methode om mensen in aanraking te brengen met de volle boodschap is het afnemen van losse nummers en deze zelf te verspreiden. Ook hiervan wordt meer en meer gebruik gemaakt. . Bij afname van 10 exemplaren en meer is de prijs f 0,75 per exemplaar + portokosten. Een accept­girokaart voor betaling van de kosten wordt bij­gesloten.

Wat het a. s. decembernummer (kerstnummer) be­treft: Hiervan is bestelling vooraf noodzakelijk in verband met het bepalen van de oplage. Wilt u 1 december opgeven hoeveel exemplaren u wenst. (Dit geldt niet voor hen die reeds regel­matig een aantal losse nummers ontvangen, ten­zij men het aantal wil wijzigen). De laatste maanden komt het herhaaldelijk voor dat bij nabestelling reeds verschenen nummers zijn uitver­kocht .

Brochures

Nu onze brochurereeks van start is gegaan is er nog een mogelijkheid bij gekomen om de volle evangelie boodschap in gedrukte vorm te versprei­den. Wij raden onze lezers en lezeressen aan ook hiervan gebruik te maken, want sommigen worden juist aangesproken wanneer – zoals in deze boek­jes gebeurt — een bepaald onderwerp uitgebreider wordt behandeld.

Tenslotte vragen wij nogmaals om voor dit alles niet vergeten te bidden, opdat de boodschap uit­werking mag hebben in de levens van hen die er mee in aanraking komen. Het gaat er om dat velen Gods Koninkrijk, en het werkelijke nieuwe leven wat dit meebrengt, leren kennen!

 

De tegenstelling van het aardse- en het hemelse Jeruzalem door Gert Jan Doornink

 

Nadat wij in ons vorige num­mer de uitgave van de bro­chure “De tegenstelling van het aardse- en het hemelse Jeruzalem” door br. H. J. Scholten hadden aangekondigd, werden reeds tiental­len brochures besteld en verzonden. We zijn daar erg blij mee, temeer daar br. Scholten, die voorganger is van de Pinkstergemeente te Enkhuizen, in dit boekje een zeer duidelijke uiteenzet­ting geeft over dit belang­rijke onderwerp.

Talrijke onderwerpen komen op beknopte wijze aan de or­de, zoals wat het nieuwe Je­ruzalem is, waarom vernieu­wing van denken nodig is, waaruit Gods volk bestaat en welk geloof God van Zijn kinderen verlangt. Verder: Waarom Gods Woord alleen geestelijk kan worden ver­staan en hoe de duivel vele kinderen Gods heeft misleid. Maar ook wordt op duidelijke wijze aandacht geschonken aan de plaats die de Joden hebben gehad in Gods plan met deze wereld en hoe ook zij kunnen delen in het vol­le heil van Christus. Ook gaat br. Scholten onder an­dere in op de nieuwtestamentische betekenis van de namen van de twaalf stammen en de betekenis van het ge­tal 144. 000.

Zij die in deze eindtijd verlangen de volheid van Christus tot openbaring te brengen zullen met instem­ming dit boekje lezen en meehelpen het te versprei­den. Wij geloven dat velen die nog geblokkeerd zijn in hun denken, maar toch het oprechte verlangen hebben ook geestelijk te groeien, mede door het onbevooroor­deeld lezen van dit boekje, de ogen zullen opengaan en gaan inzien waarom het wer­kelijk gaat: Het hemelse (geestelijke) Koninkrijk! Want we zijn genaderd tot het hemelse Jeruzalem zegt Hebreeën 12 vers 22 (Heb. 12:22′.

 

God zal voorzien door J. Noë

 

Enige jaren geleden heb ik hierover eens geschreven, echter, ik kreeg het in mijn hart dit onderwerp weer eens aan te roeren, in verband met hetgeen alzo om ons heen in de wereld gebeurt en hoe in kerkelijke kringen en ook in pinkstergroepen hierop wordt gereageerd. En dan kun je alleen maar constateren, dat er zo’n gebrek is aan waarachtig geloof en Gods­vertrouwen, dat God, in wel­ke omstandigheden wij ook verkeren, Zijn Woord en be­loften waar zal maken en Hij zal voorzien.

Nu nemen we eens het oude testament en dan zien wij hoe God op wonderbare wijze in de noden van Israël heeft voorzien, maar hoe dit ook geschiedde bij geloofshelden als bijvoorbeeld Noach, Abraham, Mozes, de richteren en profeten, David, enz. (Zie ook Hebreeën 11).

Het geloof van Abraham

Neem nu bijvoorbeeld Abra­ham. Hoe is zijn geloof niet op de proef gesteld. Wat heeft hij bijvoorbeeld niet lang moeten wachten op de ge­boorte van Izaäk. Toen het menselijkerwijze gesproken beslist onmogelijk was dat Sara nog een kind kon krij­gen, verrichtte God een wonder.

Toen het kind wat ouder was geworden werd Abraham er toe gebracht zijn zoon ten offer te brengen. Wat zal er in hem zijn omgegaan? Als we aandachtig Genesis 22 lezen valt ons het volgende op:

  1. Abraham werd door God op de proef gesteld.
  2. Het Godsvertrouwen en geloof van Abraham.
  3. Vers 5: “En Abraham zeide tot zijn knechten: Blijft gij hier met de ezel, terwijl ik en de jongen daarginds heengaan; wan­neer we hebben aangebe­den, zullen wij (!) tot u terugkeren”.
  4. Vers 8: Izaäk vroeg aan zijn vader: “Waar is het lam ten brandoffer? En Abraham zeide: God zal zichzelf voorzien van een lam ten brandoffer, mijn zoon” .

En aldus geschiedde. Nadat God door een engel tot Abra­ham gesproken had, stond er een ram in het struikgewas. In Hebreeën 11 vers 18 (Heb. 11:18) staat nog een nadere toelichting, name­lijk: “En Abraham heeft overwogen, dat God bij mach­te was Izaäk zelfs uit de doden op te wekken”.

En als we nu bijvoorbeeld eens de geschiedenissen van Samuël, David, Elia, Elisa, Daniël, Jona en andere Godsmannen lezen, zien we hoe God op wonderbare wijze in hun levens heeft voorzien.

Gods voorziening in Jezus Christus

Nu gaan wij over naar het nieuwe testament. Daarin zien wij hoe God Zijn almacht heeft ten toon gespreid en heeft voorzien in, met en door Zijn Zoon Jezus Chris­tus, zoals Zijn Woord voorzegt heeft. Jezus heeft door de kracht van de Heilige Geest de werken des duivels verbroken. Op Golgotha heeft Hij onze zonden en ziekten gedragen en heeft al de overheden en machten ontwa­pend en openlijk ten toon gesteld en zo over hen geze­gevierd. Hij is opgestaan uit de doden en heeft de sleutels van het dood en het dodenrijk. Jezus is de grote Overwinnaar! Tot Zijn disci­pelen zei Hij, voor Hij op­genomen werd: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde!

Ook de discipelen deden, na­dat zij gedoopt waren met de Heilige Geest, wonderen en tekenen. En God voorzag in al hun noden. Zo werden ze bijvoorbeeld door engelen bevrijd uit de gevangenis, bij Paulus en Silas geschiedde dat te Filippi door een aardbeving. Als je zo verder leest wat Paulus te verduren heeft gehad zie 2 Kor. 11:16-29), dan bemerk je zo dat Gods hand op hem rustte.

Broeders en zusters, God is niet veranderd en wil ons alles schenken in Zijn Zoon Jezus Christus (Romeinen 8). In en door Hem wil Hij voorzien

a – in onze levensbehoeften,

b – in ons gezin,

c – in ons werk,

d – in onze financiële om­standigheden.

e – in onze teleurstellin­gen, verdrukkingen, te­genslagen.

f – in gevallen van ziekten.

Wat zegt Jezus in Matteüs 6 vers 25 tot en met 34 (Matt. 06:25-34) over bezorgdheid? Ik laat enige gedeelten volgen:

‘Wees niet bezorgd over uw leven, wat gij zult eten of drinken, of over uw lichaam, waarmede gij het zult kle­den. Is het leven niet meer dan het voedsel en het li­chaam meer dan de kleding”, enz.

“Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet dat gij dit alles behoeft. Maar zoekt eerst zijn koninkrijk en zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden” .

De belangrijke voorwaarde

Deel hebben aan het Konink­rijk Gods, het Koninkrijk der hemelen, geschiedt al­leen door de Heilige Geest, (zie ook mijn artikel in het septembernummer); Zijn gerechtigheid is het rechte leven, zoals de Vader dit wil en geeft in en door Zijn Zoon Jezus Christus. Dit is dus de voorwaarde.

Matteüs 6 vers 8b (Matt. 06:08b) zegt: “God de Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt”!

In 1 Johannes 5 vers 14 en 15 (1 Joh. 05:14-15) staat: “En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, indien wij iets bidden naar Zijn wil, ons verhoort. En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, weten wij, dat wij de beden verkregen hebben, die wij van Hem hebben gebeden”!

Laat dit goed tot ons door­dringen, broeders en zus­ters. Voor vele zogenaamde christenen is Gods Woord geen leidraad meer in hun leven. Ze willen God op hun manier dienen en laten de wereld, met alles wat daarin geboden wordt, niet los, terwijl de Bijbel toch dui­delijk zegt, dat we niet God en de wereld kunnen dienen!

Helaas, zoals ik in dit ar­tikel begonnen ben, zijn er ook kinderen Gods die de Heer willen volgen, maar door gebrek aan geloof en Godsvertrouwen in bepaalde gevallen, het, naar hun me­ning, zekere voor het onze­kere nemen en de wereldse weg gaan en ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het nemen van maatregelen ter voorko­ming om kinderen te krijgen. Denkt u dat dit God welge­vallig is? Is dit niet een inbreuk op Gods schepping? Zie bijvoorbeeld Psalm 139 vers 13 tot en met 16 (Ps. 139:13-16) .

Paulus zegt in Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02): “En wordt niet gelijkvorming aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen, wat de wil van God is: Het goede, welgevallige en volkomene”.

Volkomen overgave

O, broeders en zusters, het is zo heerlijk om je leven in volkomen overgave aan de Heer te geven. Hij verlangt er naar om Zichzelf in, door en met ons te openbaren. Ons geloof wordt door Hem op de proef -gesteld.

Bekende dienstknechten van God hebben in hun leven er­varen, dat God hen op won­derbare wijze beschermde en in hun noden, van welke aard ook, voorzag. Twee voorbeel­den haal ik hierbij aan.

a – Een zendeling, die in een ver afgelegen streek werkte, bemerkte, dat toen eens zijn huis werd aange­vallen door de inboorlingen, deze plotseling terugtrok­ken. Later bleek dat ze be­angst waren geworden, omdat er een groot aantal witte gedaanten om het huis ston­den.

b – Medearbeiders Gods, die wat hun levensbehoeften en financiën betreft, volkomen afhankelijk van de Heer wa­ren, ervaarden dat Hij daar­in op wonderlijke wijze voorzag. (Een bekend voor­beeld is George Müller met zijn weeshuis).

Psalm 55 vers 23a en 1 Petrus 5 vers 7 (Ps. 055:023a en 1 Petr. 05:07) zeggen: “Werpt al uw bekommernissen op Hem, want Hij zorgt voor u”.

Filippenzen 4 vers 19 (Filip. 04:19) zegt: “Mijn God zal in al uw noden (behoeften) naar Zijn rijkdom heerlijk voorzien, in Christus Jezus”.

Ik heb dit ook in eigen le­ven ervaren bij ernstige ziekten en in zeer moeilijke omstandigheden, van welke aard ook. Ik heb daarbij de stem van Jezus en van God duidelijk gehoord. Het was wonderbaar. Je wordt er zo bemoedigd door, je geloof wordt er zeer door versterkt en er komt zo’n heerlijk ge­voel van Goddelijke vrede en vreugde in je hart. Het is zo’n waar woord wat in 2 Kronieken 16 vers 9 (2 Kron. 16:09) staat: “Want des Heren ogen gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat”.

Ervaringen uit eigen leven

Dat God voorziet heb ik bij­voorbeeld ervaren in de vol­gende gebeurtenissen:

– Tweemaal heb ik meege­maakt, namelijk eenmaal per schip en eenmaal per vlieg­tuig, dat de Heer een storm tot zwijgen bracht op mijn gebed.

– Op een keer reden we ’s avonds op een smalle weg van Den Haag naar Wassenaar, toen plotseling het licht uitging. We zetten de auto aan de kant en wat we ook probeerden het licht ging niet meer aan. Toen zijn wij gaan bidden, gewoon en in tongen. Na ons gebed pro­beerden we het weer en, ja hoor, het licht ging aan. We reden toen door naar Voorschoten en zetten de au­to in de garage. Toen we weer probeerden het licht in te schakelen, lukte het niet. De Heer had ons gehol­pen.

– Tijdens een reis door Zwitserland wilde ik graag de Mont Blanc vanaf grote hoogte bewonderen. Het was echter mistig en regenachtig weer en dus niet direct ge­schikt om die tocht te on­dernemen. Ik zei: “Heer, ik waag het toch met U”. Ik ging met de lift naar boven en toen ik boven op het platform (± 3200 meter) was, was alles nog in mist en wolken gehuld. Ik heb toen de Heer gebeden en gezegd: “Heer, ik ben naar boven ge­gaan om Uw mooie schepping te bewonderen, neem a. u. b. die mist en wolken weg”. En op hetzelfde moment gingen de wolken vaneen en aan­schouwde ik het machtige Mont Blanc massief. Ik ge­noot en na enige ogenblikken zei ik stil en dankbaar: “Dank u Heer, dat was zeker het geld wel waard”. Toen sloot het wolkendek zich weer. U kunt begrijpen wat er in mij omging.

– Ik was in Londen naar een pinksterconferentie ge­weest en had nogal veel geld uitgegeven, waardoor ik niet veel geld meer had. Op de terugweg zei ik tegen een Hollandse zuster of zij, als het nodig mocht zijn, mij wat geld kon le­nen. Dat vond zij best. Op die conferentie had ik een mij bekende Engelse dominee ontmoet, die in zijn kerk ook genezingsdiensten leidde en hij had mij uitgenodigd om zo’n dienst bij te wonen. Diezelfde zuster en ik zijn er toen heengegaan. Wij heb­ben toen beiden een getuige­nis gegeven en ik heb toen met de gemeente nog opwek­kingsliederen gezongen en nog enkele woorden gezegd. Het was een fijn samenzijn en na de dienst hebben wij nog enige gesprekken ge­voerd. Bij het weggaan bleek de dominee wat geld in mijn zak te hebben gestoken, wat ongeveer overeen kwam met het bedrag dat ik de zuster had gevraagd. Ik was diep beschaamd.

Ik zou nog meer wonderbare dingen kunnen vertellen, ook in verband met ernstige ziekten, die ik gehad hebt. Jaren geleden heb ik hier al wat van getuigd in “Levend Geloof”, maar ik laat het hierbij.

Ik ervaar ook Gods leiding in mijn werk voor Hem, hoe Hij Zijn Woord bevestigt, maar ook hoe Hij soms op wonderlijke wijze deuren opent voor mij om Zijn getuige te zijn, hier te lande en in het buitenland. Ja, Hij is wonderbaar!

God zegene u allen!

 

 

 

Richten wij ons op het volkomene? Door Gert Jan Doornink

“Want ieder, die nog van melk leeft, heeft geen weet van de rechte prediking; hij is nog een zuigeling. Maar de vaste spijs is voor de vol­wassenen, die door het gebruik hun zinnen geoe­fend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad. Laten wij daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten en ons richten op het volkomene… ” Hebreeën 5 vers 13 tot en met Hebreeën 6 vers 1 (Heb. 05:13 Heb. 06:01) .

Wat is Gods doel met ons leven?

Voordat we een antwoord willen geven op de vraag wat Gods doel met ons leven is, moeten wij er natuurlijk van overtuigd zijn dat God een doel met ons leven heeft. En daaraan behoeft niemand te twijfelen! Immers de mens is de hoogste vorm van het scheppingswerk van God. In Genesis 1 vers 26 en 27 (Gen. 01:26-27) lezen wij dat de mens geschapen is naar het beeld van God. En in Psalm 8 vers 6 (Ps. 008:006) staat dat God de mens bijna goddelijk heeft gemaakt en hem met heerlijkheid en luister heeft gekroond.

We mogen daarom ook nooit geringschattend over de mens denken. Ieder mens is een schepping Gods, op volmaakte wijze geschapen naar het evenbeeld van God.

Nu weten wij wat er na de schepping gebeurd is. Satan heeft Gods scheppingswerk aangetast en be­schadigd. Ook de mens is “bezet gebied” geworden van de duivel, zolang hij tenminste Jezus niet kent. Want dwars door alles heen bleef God de mens liefhebben en daarom zond Hij Zijn enigge­boren Zoon naar deze wereld. En Hij kwam om sa­tan te overwinnen’. “Hij heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk ten toon gesteld en zo over hen gezegevierd” Kolossenzen 2 vers 15 (Kol. 02:15).

De mens, die door Hem verlost is, kan getuigen: “Hij heeft ons verlost uit de macht der duister­nis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden” Kolossenzen 1 vers 13 en 14 (Kol. 01:13-14).

Het doel van God met ons leven is daarom ook niet om “in de zonde” (onder het beslag van de duivel) te blijven, maar “in de vrijheid” van Christus te komen en te leven.

Het nieuwe leven van Christus is in ons

Als het nieuwe leven van Christus eenmaal in ons is, gaat het om dat leven en om de openbaring en groei daarvan. Vele kinderen Gods hebben daar moeite mee en komen niet los uit het gedachten­patroon wat de duivel hen voorspiegelt. En dat is altijd negatief.

Ik herinner mij nog hoe ik eens, jaren geleden, vlak na mijn bekering, een brief met vragen schreef aan een toenmalig bekend evangelist. Eén van de antwoorden die ik kreeg was: “Je bent en je blijft een zondaar. . . ” Lange tijd heb ik dat ook zo geloofd. Al zong ik dan mee in de kerk: “Een zondaar, een verloste, o Heer; en nu géén zondaar meer. . . ” Dat zou dan wel niet helemaal juist zijn. . .

Gelukkig veranderde dit twijfelgeloof door de boodschap van Pinksteren. Door de doop met de Heilige Geest, kwam Gods kracht in mij en kon ik de zonden overwinnen.

Toch blijkt in de praktijk dat er ook na de doop met de Heilige Geest, nog heel wat moet gebeuren wil het nieuwe leven van Christus in ons ten volle gestalte verkrijgen. Bij velen is een wer­kelijk vruchtbaar geloofsleven meer theorie dan praktijk, terwijl zij weten dat dit Gods bedoe­ling en wil is. Want nergens in Gods Woord vin­den we aanwijzingen dat het niet Gods bedoeling is, dat we nu reeds in dit leven “de volheid van Christus” tot openbaring kunnen brengen.

Uiteraard is dit een groeiproces. Maar dat niet buiten ons om gaat. Wij moeten verder groeien in Hem. En als geestelijke groei achterwege blijft, missen wij geheel het doel wat God met ons leven voor heeft en blijven wij binnen de invloeds­sfeer van de vorst der duisternis.

Waaraan werd de Hebreeënbrief gericht?

In dit verband is het zeer belangrijk er op te letten aan wie de Hebreeënbrief, waaruit we on­ze uitgangsteksten namen, werd gericht. Uit Hebreeën 5 vers 12 en 13 (Heb. 5:12-13) blijkt dat de brief werd ge­schreven aan gelovigen die reeds lang een kind van God waren: “Want hoewel gij, naar de tijd gerekend, leraars behoorde te zijn, hebt gij weer nodig, dat men u de eerste beginselen van de uitspraken Gods leert, en gij hebt nog melk nodig en geen vaste spijs. Want ieder, die nog van melk leeft, heeft geen weet van de rechte prediking; hij is nog een zuigeling”.

Hebreeën 5 vers 14 (Heb. 05:14) spreekt echter van een andere categorie gelovigen: “Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door het gebruik hun zinnen ge­oefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad”. Zij konden zich richten op het volkomene.

Het gaat er dus om dat we inzien dat er twee soorten gelovigen zijn. Daarom deze vragen: Bent u een baby in het geloof? (De pasbekeerden mogen we het niet kwalijk nemen, als ze getuigen: “Ik ben nog een baby”). Of bent u een volwassene in het geloof?

Nu zegt u misschien: ‘Ik behoor wel een volwasse­ne te zijn. . . Maar ik ben het nog niet. Wat moet ik doen?” Dan geeft de Hebreeënbrief een duide­lijk antwoord: Wij moeten ons richten op het volkomene (Het volmaakte) Hebreeën 6 vers 1 (Heb. 06:01).

Hoe richten wij ons op het volkomene?

Voordat we een antwoord willen geven op deze vraag, is het zeer belangrijk dat wij eerst onder ogen gaan zien wanneer we ons moeten richten op het volkomene. Want er zijn vele kinderen Gods die zeggen: Het volkomene en volmaakte komt nog. Daar moeten we nu nog niet te veel mee bezig zijn. Daar komt toch niets van terecht. En soms haalt men dan voorbeelden uit de geschiedenis van de kerk aan, om aan te tonen hoe het vroeger met deze gelovigen ook mis ging. Als wij zo spre­ken, spreekt daaruit ongehoorzaamheid en het ne­geren van Gods Woord.

Ook zijn er gelovigen die zeggen, dat komt wel over enige tijd, als er vervolging en druk komt, als de oorlog uitbreekt. . . . Uit dit alles blijkt dat men volkomen over het hoofd ziet dat Gods tijd altijd nu is, als het om gehoorzaamheid aan Zijn Woord gaat. We zeggen toch ook niet tot de onbekeerden: “Wacht maar tot je op je sterfbed ligt om je te bekeren, dan is het nog vroeg ge­noeg. . . “. Zoals wij de mensen opwekken om nu voor Christus te kiezen, zo mogen we elkaar opwekken om ons NU te richten op het volkomene, want in geestelijk opzicht is uitstel altijd van satan. Maar hoe richten wij ons op het volkomene? Als de schrijver van de Hebreeënbrief zegt dat we niet opnieuw het fundament moeten leggen, bete­kent dit: Het fundament ligt er! Daar moeten we op bouwen. “Laten wij daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten” Hebreeën 6 vers 1 (Heb. 06:01). Dat ‘laten rusten’ wil niet zeggen het aan de kant doen. Als het fundament er niet ligt kunnen we ons ook niet richten op het volkomene. We moeten daarom ook nooit menen dat het fundament niet belangrijk is Waarbij wij er ook acht op dienen (doordat het gaat om het volledige fundament (doop door onderdompeling, doop met de Heilige Geest, enz. ). Het is daarom ook onjuist dat sommigen in Pinksteren “bruggen willen slaan” “naar gelovigen die dit fundament niet

De eerste belangrijke voorwaarde bij ons richten op het volkomene’ is dus dat er ligt en daarop gebouwd wordt.

Een tweede belangrijk punt is dat wij te allen tijde voor ogen moeten houden dat we het volko­mene, alleen kunnen vinden in Jezus. Maar geen Jezus gemaakt naar eigen inzicht, maar zoals Hij Zich in de schrift heeft geopenbaard.

Daar zien wij hoe Hij (en dus ook wij) verbonden was met Zijn leer en Zijn bediening. Hij was de volkomen verlosser naar geest ziel en lichaam.

En Hij is dezelfde vandaag! Alleen als we leiden door Zijn Woord en Geest kunnen groeien naar de volkomenheid.

Er is nog een derde punt wat in wat in dit verband zeer belangrijk is. Dat is dat wij moeten letten op” het woordje ‘richten’. Richten wil zeggen- het doel in het vizier houden. Het is nooit oppervlakkig maar altijd precisiewerk. Zoals bij een geweer, dat wil het functioneren, zuiver afge­steld moet zijn, het moet onderhouden worden er moeten kogels in en oefening is nodig. Zo zoekt God in onze dagen geestelijk getrainde kinderen Gods, die zich door niets en niemand af laten afremmen of afleiden, maar die “met volharding de wedloop lopen die voor hen ligt”. Zij richten zich door woord en daad op het volkomene.

Wat is de uitwerking?

Wij willen nu nog in het kort stilstaan bij de  uitwerking van ons ‘richten op het volkomene’.

a.Wij openbaren ons in deze eindtijd als zonen Gods. En dat is het waarop de wereld wacht!

b.We leren onderscheiden goed en kwaad Hebreeën 5 vers 14 (Heb. 05:14). Een kind van God dat de vrijheid en over­winning van Jezus ten volle gaat beleven wordt immuun voor de aanvallen van de boze. Hij leert de geesten onderscheiden.

c.Wij groeien naar beeld van Jezus. Wij worden een leesbare brief van Christus en verspreiden Zijn geur.

d.Wij zijn ten volle bruikbaar in Zijn dienst.

e.God kan ten volle Zijn doel met ons leven be­reiken. En dat is oneindig veel meer dan alleen onze ziel redden. Een drenkeling die op het dro­ge getrokken wordt, wordt niet aan zijn lot overgelaten, maar geholpen en verzorgd, tot hij weer op eigen benen kan staan. Zo wil God ons helpen op de weg naar de volkomenheid!

De vraag is nu: Wat willen wij? Willen we baby’s blijven en altijd maar weer met melk gevoed wor­den? Of willen we volwassenen worden en de vaste spijs tot ons nemen? In het laatste geval worden we als een rank aan de wijnstok verbonden en dragen veel vrucht. Dan leven we als overwin­naars en openbaren ons als zonen Gods.

Dat is de uitwerking als wij ons richten op het volkomene!

Dat betekent een optimale verheerlijking van Christus in ons leven!

Dan heeft God Zijn doel met ons leven bereikt en Zijn we volkomen een met Hem!

Het gaat om het één worden met Christus. Wij in Hem en Hij in ons! Want uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen! Halleluja!

 

Veilig in Jezus’ armen door Judith Jacobs

2 Korinthiërs 12 vers 2 (2 Kor. 12:02)

Deze uitspraak is aan velen overbekend. Het is de titel van een lied dat vaak bij begrafenissen wordt gezongen en terecht: de inhoud gaat over de rust en vrede die je deel zijn als je “in de Heer” gestorven bent.

Toch gaat het mij in dit chapiter niet om de eeuwigheid als plaats (na de dood) maar om de toestand (tijdens het leven). Het gaat namelijk niet om het leven “straks”, maar om het beleven “nu”. De Heer wil ons niet alleen toekom­stige zaligheid schenken; Hij wil ons ook in het heden blij en gelukkig zien.

Vaak is de praktijk van het dagelijks leven één stuk pro­za: we zien door de bomen (zorgen, strijd) het bos (de po­ëzie) niet meer. Als mens heb je weliswaar je deel te dra­gen in het aardse bestaan, maar het is mijn persoonlijke ervaring dat je moeilijkheden en dergelijke verschillend accepteert en verwerkt.

Ben je dan een ander (bovenaards) wezen, een beter (super) mens? Gode zij dank niet! Waar ligt het verschil dan in?! Het ligt niet in het “Waar”, maar in het “Wie”.

Degenen die de Heer in het leven hebben zijn rijk, ze heb­ben alles wat ze van node hebben. Zij, die Hem niet kennen of aangenomen hebben als hun Heer en Heiland, zijn arm: die zijn het wezenlijke Doel voorbij gestreefd.

Want in Hem en door Hem mogen we in de dagelijkse strijd terugvallen op de Bron van kracht waaruit wij elk moment mogen putten. Een vanzelfsprekende zaak? Neen, geheel on­verdiend, maar we mogen met volle handen scheppen van de genade die ons geboden wordt. De genade van die eeuwige armen die onder ons zijn; die ons willen schragen en dra­gen als we dreigen te struikelen en te vallen.

Maar is er onzerzijds het vertrouwen dat God ons nu al een stukje hemel op aarde wil schenken? Nemen we Hem op zijn Woord? Geluk en zaligheid zijn niet alleen voor “Boven” bedoeld; we mogen nu al zingend beleven: Veilig in Jezus’ armen, want we zijn in Zijn handpalm gegraveerd, en zijn dus ook: veilig aan Zijn hart. Halleluja’.

 

Gods armen (gedicht) door Judith Jacobs

“. . . en onder u zijn eeuwige armen” Deuteronomium 33 vers 27b (Deut. 33:27b).

Als je bedenkt dat in dit leven

Gods eeuw ‘ge Vaderarmen zijn. . .

Waarin je rust en vree mag vinden

Voor al je zorgen, nood en pijn. . .

 

Als je beseft dat Christus eenmaal

Aan ’t kruishout riep: “Het is volbracht’. “

Geeft je dat dan geen enk’te vreugde,

Geen moed in bange strijd, geen kracht?

 

Als je gelooft dat Gods Geest zelve

De Trooster is in elk verdriet,

Je elke dag opnieuw mag putten –

Uit Zijn gena, die Hij je biedt. . . ?

 

Dan moet je komen èn vertrouwen

Dat God zijn heilig Woord niet schendt,

En dat je in Zijn liefde-armen

Met eeuw’ge trouw geborgen bent.

 

Het ruime hart van Jezus door H. J. Scholten

 

Geestelijke bekrompenheid

Vele kinderen Gods hebben een te eng hart en er is zo­veel geestelijke bekrompen­heid. Niemand heeft het mo­nopolie (alleenrecht) van de boodschap van het Koninkrijk der hemelen. Wij moeten ons verblijden met een ieder, die deze boodschap verkon­digt. Geen enkele kerk, richting of groep moet menen – al verkondigt men de waar­heid nog zo zuiver – hiervan het alleenrecht te hebben.

De apostel Paulus verblijdt zich in de verkondiging van de Christus, al gaat dat dan bij sommigen met bijoogmer­ken gepaard. Filippenzen 1 vers 18 (Filip. 01:18). Te­gen de Korinthiërs zegt Pau­lus: “Ons hart staat wijd open; bij ons vindt gij niet te weinig ruimte, maar in uw binnenste is het te eng” 2 Korinthe 6 vers 12 (2 Kor. 06:12). Paulus bedoelt niet te zeggen dat wij steeds ruimer van opvattin­gen moeten worden, maar dat ons hart ruimer moet worden voor de dingen van het Ko­ninkrijk Gods. Wij moeten geen geestelijke krentenwegers zijn, zoiets van: wie ons niet volgt, die deugt niet. Ook al wordt dezelfde boodschap verkondigt.

Jezus denkt in elk geval ruimer dan vele christenen in onze dagen over elkaar denken. In Markus 9 vers 38 tot en met 40 (Mark. 09:38-40) lezen wij: “Johannes zeide tot Hem: Meester, wij heb­ben iemand, die ons niet volgt, in uw naam boze geesten zien uitdrijven, en wij wilden het hem beletten, omdat hij ons niet volgde. Doch Jezus zeide: Belet het hem niet; want er is nie­mand, die een kracht doen zal in mijn naam en kort daarna smadelijk van Mij zal kunnen spreken. Want wie niet tégen ons is, is vóór ons”.

Is Jezus ons voorbeeld?

Wat een ruimte vinden wij bij Jezus, Die ons toch tot een voorbeeld moet zijn. En wat een engte bij Zijn dis­cipelen. Tot tweemaal toe: zij willen óns niet volgen. Met andere woorden: zij sluiten zich niet bij ons aan. Want alleen bij ons is het goed. Johannes dacht: Jezus en wij, zijn discipe­len, hebben het alleenrecht van de verkondiging van de boodschap van het Koninkrijk der hemelen.

Prijst God voor het ruime hart van onze Meester. Veel verdeeldheid en onenigheid ontstaat omdat het hart van velen te eng is. Ook van zulke ‘heidense smetten’ moeten velen nog verlost worden. Wij verblijden ons als Christus verkondigd wordt, hetzij in woord of geschrift. Wij willen veel ruimte in ons hart hebben en in geestelijk opzicht er geen kruideniersmentaliteit op na houden. Wij verblijden ons in elke broeder of zus­ter, die in het licht van Jezus wandelt.

Bidden om een ruim hart

Willen wij dat de krachten van het Koninkrijk Gods zich meer en meer zullen manifes­teren temidden van de kinde­ren Gods, dan bidde een ie­der om zo’n ruim hart. Jezus had gen ruim hart, zo ook Zijn dienstknecht Paulus. Heerlijk is het om heel op­recht te kunnen zeggen: Bij ons vindt gij niet te weinig ruimte!

Dan zullen alle kinderen Gods steeds meer ervaren dat zij op Gods wegen wandelen en dat Gods belofte doorlo­pend op deze wegen vervuld wordt: “Ik zal onder hen wo­nen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn” 2 Korinthe 6 vers 16 (2 Kor. 06:16).

Geen water in de wijn

Dit alles houdt niet in dat we maar bereid moeten zijn wat water bij de wijn te doen, als het om de rechte boodschap gaat, maar wel om wat meer liefde en ver­draagzaamheid ten opzichte van elkaar. Als we door de openbaring van de Geest het onvolmaakte en het kwade zien, dan past ons geen schampere kritiek, maar dan prijzen wij God, die ons deze dingen laat zien, opdat wij al het kwade door de liefde zullen overwinnen.

Samen moeten wij – door de kracht van de Heilige Geest – steeds meer leren om vurige kolen te hopen op de hoofden van onze vijanden, zodat deze vijanden onze vrienden worden. In Spreuken 16 vers 7 (Spr. 16:07) staat: “Als iemands wegen de Here behagen, doet Hij zelfs diens vijanden vrede met hem maken”.

Heeft u zoiets al eens mee­gemaakt? We kennen allemaal wel het spreekwoord: Wie een hond wil slaan, kan wel een stok vinden.

En wat wordt er dikwijls – zogenaamd in de Naam des He­ren en omwille van dé waar­heid – met ‘stokken’ gesla­gen. Men meent dan zo het Koninkrijk Gods te moeten helpen opbouwen, maar men zit er dan wel mijlen naast!

We eindigen maar met de tekst uit Romeinen 12 vers 21 (Rom. 12:21) “Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede” .

 

 

 

Verkenningen rond het boek Openbaring door Nico Goverts -5-

Let op de namen Gods!

Gods volk wordt uitgeleid. Dat was onze conclusie. En we hebben gezien dat die exodus zich voltrekt, doordat het rijk der duisternis wordt prijsgegeven aan zichzelf.

Nu zijn er nog een paar namen van God die ook op dit exodusgebeuren wijzen. We weten immers: elke naam van God vertelt ons iets over zijn wezen. Iedere naam van God is als het ware een program. Zo’n naam laat ons zien: zo is God en dit is Hij van plan. En we weten ook: God maakt al zijn namen waar. Zoals zijn namen zijn, zo zal ook zijn optreden zijn. En dit geldt dan wel heel speciaal in de eindtijd: dat is de tijd waarin de Heer al zijn namen gaat ten toon spreiden, dat wil zeggen: dan gaat God zijn vol­ledige wezen openbaren.

Daarom, let op de namen Gods. Vaak wordt de christenen ge­leerd te letten op van alles en nog wat. Men moet letten op kometen en planeten, op Carter en op de Russen, en men moet vooral veel klok kijken in de zichtbare wereld. Maar wie heeft er geleerd te letten op de naam van God? En toch is dat het teken van de eindtijd bij uitnemendheid: dat Gods naam gezien zal worden in zijn volk.

Zo hebben het de profeten voorzegt: “Zie, de naam des Heren komt van verre” Jesaja 30 vers 27 (Jes. 30:27). “Te dien dage zal de Here de enige zijn, en zijn naam de enige” Zacharia 14 vers 9 (Zach. 14:09). Alleen de naam van God, dat is het wezen van God, blijft over­eind; dat is het vaste punt in de geestelijke wereld. Daarmee hangt samen wat Zacharia eerder reeds heeft uitge­sproken ten aanzien van het laatst der dagen: “En IK zal te dien dage, luidt het woord van de Here der heerscharen, de namen van de afgoden uit het land uitroeien, zodat niet meer aan hen gedacht zal worden” Zacharia 13 vers 12 (Zach. 13:12]. Dat is het grandioze perspectief voor de toekomst: alle namen der machten worden teniet gedaan, dat is het wezen, het karak­ter van het rijk der duisternis, en daartegenover komt de naam van God, het wezen van de Heer, juist uit de verf. Gods naam zal stralen als de zon.

D strijd tussen de namen van de afgoden en Gods naam

Daarom kunnen we het boek Openbaring ook zien als een strijd tussen de namen van de afgoden en de naam van God. Welke naam gaat het winnen? Deze gedachte behoeft ons niet te verbazen, als we bedenken dat het in het boek Exodus eveneens om een strijd tussen namen ging: daar stond im­mers tegenover de naam van de farao de naam: ‘Ik ben die Ik ben’.

Het is dan ook niet toevallig dat we in het laatste Bijbelboek nogal wat namen tegenkomen. Want de eindtijd wordt gekenmerkt door de voltooiing van een dubbel proces van openbaarwording: enerzijds de totale ontmaskering van het wezen van de boze, anderzijds de volledige onthulling van het diepste wezen van God. Dat zal weten iedereen: dat de duivel duister is, en vooral dat onze God enkel stralend licht is.

We willen enkele van deze namen gaan bezien, die merkwaar­digerwijs zowel in het eerste als in het laatste hoofdstuk van Openbaring naar voren komen. Zij omspannen dus in fei­te het hele boek. In Openbaring 1  vers 17 en 18 (Openb. 01:17-18) lezen we: “Wees niet bevreesd. Ik ben de eerste en de laatste, en de le­vende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk”. Deze uitdrukking: ‘de eerste en de laat­ste’, is afkomstig uit een bepaalde achtergrond. Dat blijkt als we even terug gaan naar Jesaja. In hoofdstuk 44 :6 geeft de profeet deze boodschap: “Zo zegt de Here, de Koning en Verlosser van Israël, de Here der heerscharen: Ik ben de eerste en Ik ben de laatse en buiten Mij is er geen God”. Nu is dit in deze profetieën niet zomaar een losse opmerking. De hoofdstukken vanaf Jesaja 40 handelen over de terugkeer van het volk Gods uit Babel. En die te­rugkeer wordt helemaal beschreven in beelden uit het boek Exodus; daaruit blijkt: die terugkeer is een uittocht. En in dat kader hoort deze wezensaanduiding van God als de eerste en de laatste thuis. Daarom is het veelzeggend dat deze zelfde benaming in het boek Openbaring ook weer een rol gaat spelen: juist in verband met de eindtijd, die eveneens een uittocht in zich houdt, gaat de Heer zich presenteren als de eerste en de laatste.

Ik ben de eerste, wat wil dat zeggen?

Wat wil deze naam ons zeggen? Wanneer God verklaart: Ik ben de eerste, dan betekent dat: Hij was er eerder dan de machten; zijn gedachten waren er eerder dan de gedachten van de boze. Het betekent ook: Ik ben de oorsprong, de bron, dat wil zeggen de oorsprong van al het goede, de bron van het licht. Voordat de vijand zijn duistere plan­nen bedacht, had God zijn volmaakte bestek al gereed. God is de eerste, dat houdt in: aan het begin van de ganse schepping, aan het begin van de totale kosmos, staan de eeuwige gedachten Gods.

En als we ditzelfde principe nu gaan toepassen op het eindtijdgebeuren, dan zien we: aan de wieg van de toe­komst, aan de bakermat van de tijden die gaan komen, staan de vaste gedachten Gods. Aan het begin van het hele eind­proces staat een God wiens wezen wij kennen, van wie we dus weten wat we van Hem kunnen verwachten, namelijk een God die enkel goed is, en daarmee hebben we de garantie dat de ganse schepping goed gaat worden. Gods karakter is het eerste, het uitgangspunt voor ons denken, voor onze verwachting. ‘Ik ben de eerste’, dat betekent: al onze ge­dachten moeten beginnen vanuit God, vanuit het positieve wezen en het positieve plan van God.

Velen nemen als uitgangspunt voor hun denken: wat doet de duivel allemaal? Naar God prent het ons in: hij is niet de eerste, Ik ben de eerste.

Nu is in genoemde tekst uit Openbaring niet God de Vader aan het woord, maar het is Jezus, die als mensenzoon, zie Openbaring 1 vers 13 (Openb. 01:13) deze woorden Gods uit Jesaja overneemt. Jezus spreekt hier als de mens bij uitnemendheid, als het begin van een nieuwe mensheid. Hij was de eerste volmaakte Mens. En als vertegenwoordiger van een nieuw volk proclameert Hij: in het eindtijdgebeuren begint alles met de Mens, met de herstelde en overwinnende mens. Niet de machten hebben het eerste woord, maar het eerste woord is aan de mens Gods. Aan de start van het hele eindproces staat de mens Gods; dat is de eerste gedachte van God, de eerste in tijd, en de eerste in rangorde, de voornaamste: God is er vóór alles op uit, die nieuwe mens voort te brengen, dat is de basisgedachte van Gods plan, want via die mens Gods zal de hele schepping bevrijd worden. Daarom is de mens Gods in elk opzicht de eerste. Hij is de eerste in de eindtijd, hij is de eerste in de geestelijke wereld, zoals Jezus de allereerste was die verrees en die zich verhief in de onzienlijke wereld.

‘Ik ben de laatste’, wat wil dat zeggen?

God zegt ook: Ik ben de laatste. Hij heeft ook het laatste woord. En buiten Mij is er geen God, staat er dan bij in Jesaja, dat wil zeggen: geen inspirator. Van het begin tot het eind moet de gemeente zich uitsluitend door Hem laten inspireren; Hij is tot het laatste toe de enige bron van ons denken. Geen gedachte buiten God, buiten het wezen Gods.

Maar dan moeten we daarbij ook weer bedenken: dit slaat niet alleen op God de Vader, dit heeft ook betrekking op Jezus als mensenzoon: ook Hij kan het uitspreken: ‘Ik ben de laatste’. Hij houdt het langer vol dan al zijn tegen­standers. De duivel met zijn bondgenoten zal uit de hemel geworpen worden, maar Jezus niet. De mens Gods niet; die mens Gods blijft. De gemeente, die in Efeze 4 de volkomen man genoemd wordt, blijft overeind. Het volk dat verbonden is met God, overleeft de machten. Zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden. Aan hen is de toekomst.

Jezus met zijn gemeente is de laatste; na hen komt er niets anders meer. Dit is het plan van God, dat doorgaat tot het einde.

Een andere uitspraak bij Jesaja formuleert het zo tref­fend: “Wie heeft dit bewerkt en tot stand gebracht? Hij, die de geslachten van de aanvang af heeft geroepen; Ik, de Here, die de eerste ben, en bij de laatster ben Ik dezelf­de” Jesaja 41 vers 4 (Jes. 41:04). Onze God omspant de hele eindtijd. Hij om­spant de totale exodus. God staat aan het begin van de uittocht, God staat ook aan het eind. En dat is zo’n schitterend perspectief: bij de laatsten is God dezelfde; en wie zijn die laatsten? Dat zijn de zonen Gods. Dat zijn zij die. overblijven tot de komst des Heren; degenen in wie Hij gezien zal worden. De laatsten, dat is het volk van de eindstrijd. God bedoelt geen gemeente die deserteert voor­dat de kamp begint; neen, God gaat door met zijn volk tot en met de laatste strijd. Voor die laatsten geldt de be­lofte: “Dan zal de Here uittrekken om tegen de volken te strijden, zoals Hij vroeger streed, ten dage van de krijg” Zacharia 14 vers 3 (Zach. 14:03). God gaat zich verbinden met de eindstrijders. God trekt zich niet terug; neen, integendeel, God trekt uit. Want ook en juist de laatsten zullen Gods wezen zien, dat Hij dezelfde is.

Het boek Openbaring geeft ons de instructies voor de laat­ste strijd; het geeft ons de instructies voor de uittocht. En de beslissende instructie daarvoor is de waarheid over God. Daarom is het veel betekenend dat die waarheid aan het eind van Openbaring nog een keer terugkomt: “Ik ben de Alpha en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde Openbaring 22 vers 13 (Openb. 22:13). Want het wezen Gods is de grondslag van de exodus.

Hij is het begin en het einde: het volk dat wordt uitge­leid, begint bij Hem, bij het ontdekken en het kennen van het wezen Gods, en het eindigt in Hem, want het einddoel is de volle kennis, daar leidt de uittocht heen.

Ook de schepping wordt uitgeleid

Maar er is nog meer: niet alleen Gods volk, maar ook de schepping wordt uitgeleid. “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde” Openbaring 21 vers 1 (Openb. 21:01). Dat betekent niet dat de oude hemel en aarde vernietigd worden; God vernietigt de werken zijner handen niet. God heeft geen gedachten van afbraak, maar van herstel. God vernielt niet, Hij ver­nieuwt. Hemel en aarde worden onttrokken aan de machten, maar dat gebeurt niet automatisch: dat volk dat uitgeleid is, zal de schepping uitleiden. Ook hier knoopt Johannes aan bij een gedachte Gods die we al vinden bij Jesaja:

“Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet gedacht worden, het zal niemand in de zin komen” Jesaja 65 vers 17 (Jes. 65:17). Vaak trekt men hieruit de conclusie: dus heeft God de oude hemel en aarde laten vergaan. Maar letterlijk staat er dit: Ik schep de hemel nieuw en de aarde nieuw. Dat stemt overeen met de woorden van Openbaring 21 vers 5 (Openb. 21:05): “Zie, Ik maak alle dingen nieuw. God maakt geen nieuwe dingen, Hij maakt de oude dingen nieuw.

De wedloop van het volk des Heren

Dan is er nog een fundamenteel aspect: de exodus in de eindtijd is een proces. De mening dat de gemeente bij to­verslag volmaakt wordt, heeft zijn duizenden verslagen. Hen heeft het idee dat God in de eindtijd gaat toveren; in één moment wordt het volk Gods plotsklaps tot volkomenheid gebracht. Hoe dat in zijn werk gaat, moet men niet vragen, dat is een mysterie, waar kennis tekort schiet en ons ver­stand moet falen. Hier past alleen: met begrijpen zal t niet gaan; neem het onbegrepen aan.

Vaak koestert men de gedachte: de gemeente is al erg oud, al bijna tweeduizend jaar, haar tijd is weldra voorbij; dan wordt zij opgenomen in het vaderhuis, zoals een be­jaarde wordt opgenomen in een verzorgingstehuis. De ge­meente kan het immers allemaal niet meer aan, zij kan niet meer meekomen, ze heeft bovendien haar leeftijd, dus moet er voor haar een oplossing gezocht worden.

Maar Gods plan met de gemeente is geen experiment. God zegt niet: Die gemeente is toch niet geworden wat Ik ervan verwacht had, nu haal Ik ze maar weg en dan ga Ik weer eens iets anders proberen. Neen, God heeft een volmaakt bestek en Hij zal niet rusten voordat de gemeente het doel heeft bereikt. Er is een doel, maar er is ook een weg naar dat doel. In het boek Openbaring vinden we de weg van de gemeente naar het einddoel. Dat is een weg door de hemelse gewesten heen. Het boek Openbaring tekent ons de wedloop van het volk des Heren. We zouden het hele laatste Bijbelboek kunnen beschouwen als een uitwerking van Hebreeën 12 vers 1 (Heb. 12:01). Laten wij met volharding de wedloop lopen. Want juist ook in Openbaring speelt die volharding een kardinale rol. Direct al in Openbaring 1 vers 9 (Openb. 01:09) lezen we: “Ik, Johannes, uw broe­der en deelgenoot in de verdrukking en in het koninkrijk en de volharding in Jezus”. Ditzelfde motief keert meermalen terug, zo bijvoorbeeld in de bekende tekst Openbaring 3 vers 10 (Openb. 03:10), waar het NBG vertaalt: “Omdat gij het bevel bewaard hebt om Hij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking”. De Statenvertaling geeft hier: “Omdat gij het woord mijner lijdzaamheid bewaard hebt”, en dit komt al dichter bij de letterlijke tekst, die zegt: “Omdat gij het woord van mijn volharding bewaard hebt”. Daar komt het voor de gemeente op aan. En dan geldt voor haar de be­lofte dat de Heer haar zal bewaren voor, of zoals er ei­genlijk staat, uit de ure der verzoeking.

Vaak meent men dan op grond van deze woorden dat de ge­meente die ure dus niet meer mee zal maken. Maar het be­waard worden uit de ure der verzoeking heeft een duidelij­ke parallel in wat er met Jezus gebeurde. Van Hem staat geschreven dat Hij bad tot God, die Hem uit de dood kon redden Hebreeën 5 vers 7 (Heb. 05:07). Daar hebben we te doen met hetzelfde voorzetsel ‘uit’. Zoals Jezus gered werd uit de dood, zo wordt de gemeente bewaard uit de ure der verzoeking. Wel­nu, hoe werd Jezus gered? Hij ging door de dood heen en toen kwam Hij eruit. De drinkbeker ging niet aan Hem voor­bij, Hij werd niet vóór de strijd weggenomen. Hij moest er wel doorheen, maar als overwinnaar kwam Hij eruit tevoor­schijn.

Evenzo de gemeente: zij gaat door de verzoeking, en zij komt uit de verzoeking, dat wil zeggen uit de confrontatie met de boze, tevoorschijn, als een volk dat de proef heeft doorstaan, een volk dat de wedloop ten einde heeft ge­bracht. God neemt de gemeente niet op bij de start van de wedloop, om haar dan in één moment over te zetten naar de finish, zodat zij dan zou kunnen uitroepen: ik heb gewon­nen. Zou dat een eerlijke overwinning zijn? God plaatst ook niet een volk dat nog maar halverwege de wedloop is, eensklaps over naar het eindpunt. Een wedloop is niet: doe maar even je ogen dicht, en als je ze weer open doet, ben je opeens ergens anders. Een wedloop is een weg, en boven­dien houdt het in dat je een mededinger’ hebt. En één van beiden gaat winnen: of het rijk der duisternis of de ge­meente Gods. Daarom is het niet zonder betekenis dat al de zeven brieven in Openbaring 2 en 3 eindigen met: “Wie over­wint . . . . ”

En in Openbaring 13 vers 9 (Openb. 13:09) gaat het in dezelfde lijn voort: “Hier blijkt de volharding en het geloof der heiligen”. En nogmaals in Openbaring 14 vers 12 (Openb. 14:12): “Hier blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewa­ren”. We zien: God maakt een schare van overwinnaars klaar, zij worden in gereedheid gebracht voor de eind­strijd.

Overwinnen is iets anders dan ontsnappen. In Openbaring 2 vers 26 (Openb. 02:26 komt het ook zo glashelder naar voren: “En wie overwint en mijn werken tot het einde toe bewaart, hem zal ik macht geven over de heidenen” . Steeds weer ontmoeten we die sleutelwoorden: volharden, en bewaren. Tot het einde toe, wordt er veelzeggend aan toe gevoegd; dat is tot het eind­doel toe, dat betekent: doorgaan tot de finish.

De grondwet van de Geest is groei

Gods volk wordt volmaakt door groei. Alles in het konink­rijk Gods komt tot volheid door groei; dat is een basis­principe van God, een grondbeginsel van de geest. Om het te formuleren met dat prachtige beeld van Jakobus: “Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is” Jakobus 5 vers 7 (Jak. 05:07). Die landman tovert niet, hij slaat het rij­pingsproces niet over, hij gaat niet oogsten als de vrucht nog hard en groen en onooglijk is, neen hij wacht tot de vrucht kostelijk is, pas dan haalt hij ze binnen, want al­leen die rijpe vrucht kan hij presenteren aan de wereld.

Daarom is het zo gevaarlijk te menen dat het volk Gods na Openbaring 3 zomaar, opeens, zonder vorm van proces, zonder groei naar de volmaaktheid, spoorloos verdwenen zou zijn. God handelt nooit in strijd met de wetten van de geest; net zomin als God van een baby in één moment een volwassen man maakt, evenmin maakt Hij van een falende gemeente in één seconde een stralende gemeente. Daar zijn geestelijke wetten; en de grondwet van de geest is: groei.

Het is dan ook een zaak die we niet over het hoofd mogen zien, dat de lijn van het zevenvoudige ‘wie overwint’ doorloopt in Openbaring 12 vers 11 (Openb. 12:11): “En zij hebben hem overwonnen”. En ook in Openbaring 15 vers 2 (Openb. 15:02), waar we lezen over de overwin­naars van het beest. Dan houdt het nog niet op, want het motiefwoord ‘overwinnen’ springt er opnieuw uit in Openbaring 17 vers 14 (Openb. 17:14): “. . . maar het Lam zal hen overwinnen. . . en zij, die met Hem zijn”. En dat loopt dan tenslotte uit op de belofte: “Wie overwint, zal deze dingen beërven” Openbaring 21 vers 7 (Openb. 21:07). De Statenvertaling zegt: hij zal alles beërven. Hier is dui­delijk: dat overwinnen houdt na Openbaring 3 niet op. Het is een rode draad door het hele boek heen: de overwinnaars gaan rijpen; de eindstreep wordt bereikt.

(wordt vervolgd)

 

Reacties van lezers door de redactie

Krant en Bijbel

Uit Amsterdam, Balkbrug en Sommelsdijk ontvingen wij reacties naar aanleiding van wat br. Goverts schreef in zijn artikelenserie, over het lezen van de krant naast de Bijbel. In “Levend Ge­loof” van volgende maand ko­men we hierop in een apart artikel terug.

Op zoek naar de waarheid

Zuster J, de W. te Kampen schrijft o. a. : “Zojuist uw blad ontvangen, ’t Geeft me steeds meer vreugde uw blad te lezen. Ik ga de dingen ook steeds beter begrijpen, wat of uiteindelijk Gods plan is. Graag wil ik ’t boekje van de voorganger uit Enkhuizen. We zoeken om­trent dit ook naar de Waarheid” .

Antwoord vis blad

Zuster B. M. de B. -K. te Den Bommel schrijft: “Hierbij geef ik mij op als abonnee op uw maandblad “Levend Geloof” Ook zou ik gaarne het nummer van juni nog ontvangen, op­dat ik ook het eerste onder­werp over het boek Openba­ring kan bestuderen.

Van een zuster las ik al een hele tijd uw maandblad. Het is zeer positief en geloofs- opbouwend. Het is ook fijn om te ervaren dat Gods Geest dikwijls de woorden, waarmee ik bezig was, het antwoord gaf in uw blad”

Brochures in voorbereiding

Broeder J. D. R. te Amsterdam schrijft: “Graag zou ik de brochure van de heer H. J. Scholten genaamd: “De tegen­stelling van het aardse en het hemelse Jeruzalem, toe­gestuurd willen krijgen. Ook wilde ik u vragen alle nog uit te komen brochures ook naar mij op te sturen”.

Reeds verschenen nummers van ons blad zijn vrijwel geheel uitverkocht. Maar het is de bedoeling om na afloop van de serie over Openbaring t deze als een afzonderlijk boekje uit te geven. Andere brochures zijn in voorbe­reiding.

 

De tragedie van Peter Sellers door Gert Jan Doornink

 

Het is reeds meer dan vijf­tien (11 jaar geleden dat wij onder bovenstaande titel ook een stukje schreven over de Britse filmacteur Peter Sellers. Hoe hij zich diep ongelukkig voelde omdat zijn vader pas was overleden, hoe hij gescheiden was van zijn vrouw en getroffen door een hartaanval. En hoe de wereld van film en theater, waarin hij “succes” had, hem niet het echte geluk had geschon­ken .

Nu Peter Sellers onlangs op 54 jarige leeftijd over­leden, blijkt dat ook de laatste vijftien jaar van zijn leven, ondanks het gro­te succes dat hij in de filmwereld had, tragisch is verlopen. Driemaal is hij getrouwd geweest en weer gescheiden; vele malen zweefde hij door verschillende hartaanvallen op de rand van de dood, en de laatste jaren trachtte hij door keihard te werken, nog zoveel mogelijk “uit het leven te halen”, omdat hij wist dat zijn einde nabij was.

Over wat er na de dood zou gebeuren, had Peter Sellers alleen maar gedachten die geïnspireerd waren door bo­ze geesten. Hij geloofde namelijk in spiritisme. In “De Telegraaf” wordt ver­teld hoe hij kort voor zijn dood een belofte deed aan zijn vierde vrouw, Lynne Frederick, dat hij na zijn dood weer contact zou opnemen met haar. Zijn vrouw vertelde: “Peter geloofde in een andere wereld, een geestelijk alternatief voor ons aards bestaan”. Hij ge­loofde ook dat hij kontak­ten had met zijn gestorven moeder en dikwijls met haar sprak. . . . ”

Tegen spiritisme wordt in de Bijbel op verschillende malen uitdrukkelijk gewaarschuwd. Bijvoorbeeld in Deuteronomium 18 vers 10 tot en met 12 (Deut. 18:10-12): “Onder u zal er niemand worden aange­troffen, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur

 

 

doet gaan, die waarzeggerij, pleegt, geen wisselaar, uitlegger van voortekenen, of tovenaar, geen bezweerder, niemand, die de geest van een dode of een waarzeggende geest ondervraagt of die de doden raadpleegt. Want ieder die deze dingen doet, is de Heere een gruwel…. Een kind van God zal zich hier niet mee inlaten. En als ze zich in het verleden, bewust of onbewust er wel mee heeft ingelaten, ze hiervan laten bevrijden in de naam van Jezus. Velen in onze dagen worden aangetrokken door het zogenaamde succes. Wat mensen uit de show wereld zoals Peter Sellers hebben. Zij gaan echter voorbij, al willen liever niet denken, aan de tragedies die zich achter de schermen afspelen. Bovendien beseffen ze niet hoe ze daardoor in contact komen met het occulte leven waarin velen uit deze kringen verkeren. Als waarachtige christenen kunnen we onze Heer en Heiland alleen maar danken, dat wij een ander en beter. Het beste leven hebben leren kennen, dat bovendien niet tijdelijk is, maar voor voortduurt tot in alle eeuwigheid. Johannes zei het reeds, de wereld gaat voorbij en al haar begeren, Maar wie de wil van God doet, Blijft tot in eeuwigheid. 1 Johannes 2 vers 17 (1 Joh. 02:17).