1980.03 nr. 202

Levend geloof 1980. 03 nr. 202

De opstanding van Jezus: het hart van ons geloof door Gert Jan Doornink

Jezus leeft

Met grote blijdschap viert de Gemeente van Christus weer Pasen, het feest van de opstan­ding van Jezus. God is niet dood, maar heeft zich in Jezus Christus als de Levende geopen­baard. Jezus leeft! En wij met Hem! Dat is de grote zekerheid voor elk kind van God. Dat on­derscheidt ook het christelijke geloof van al­le andere godsdiensten.

Eén van de troeven die de duivel telkens weer uitspeelt, en waardoor in onze dagen velen geestelijk verblind zijn, is de gedachte dat alle wereldgodsdiensten gelijk zijn. Het chris­tendom zou zich niet mogen aanmatigen dat zij het éne ware geloof bezit. Ook de andere godsdiensten zouden van minstens even grote beteke­nis zijn.

Zelfs sommige christenen denken er zo over. Er zijn zelfs heel wat leidende figuren in de the­ologische wereld, die niets liever willen dan dat de dialoog met de andere wereldgodsdiensten verder van de grond komt, zodat dit uiteinde­lijk zal resulteren in één grote, universele wereldgodsdienst.

We vragen ons echter af of christenen die daar­aan meedoen, wel ooit iets hebben begrepen van de ware betekenis van het christendom. Immers terwijl iedere andere godsdienst alleen van historische betekenis is, is het christendom ook van actuele betekenis. Want de “grondleg­gers” van de andere godsdiensten zijn reeds lang gestorven, maar Christus leeft! Hoe weten wij nu dat Christus leeft?

Bewijzen dat Jezus is opgestaan

Ten eerste uit Zijn Woord. De Bijbel beschrijft ons op uitvoerige en duidelijke wijze alles o- ver het lijden, sterven en de opstanding van Jezus. Na Zijn opstanding verscheen Hij meerde­re malen aan Zijn discipelen en vele anderen. Handelingen 1 vers 3; Handelingen 13 vers 31; 1 Korinthe 15 vers 5 en 6 (Hand. 01:03; Hand. 13:31; 1 Kor. 15:05-06).

Een tweede belangrijke bewijs is de aanwezig­heid van de ware gelovigen in deze wereld! Hun getuigenis is dat Zijn Geest met onze geest ge­tuigt dat wij kinderen Gods zijn. Romeinen 8 vers 16 (Rom. 08:16). Eens was Jezus lichamelijk op aarde, maar nu is Hij geestelijk in Zijn kinderen op aarde.

Als de oprichters van de andere wereldgods­diensten dan dood zijn, hoe is het dan mogelijk dat deze godsdiensten na zoveel eeuwen nog steeds standhouden, en zelfs hun invloed uit­breiden? Bij de beantwoording van deze vraag moeten we met twee dingen rekening houden. In de eerste plaats zegt Gods Woord reeds dat ve­len de duisternis liever dan het licht hebben. in de gelovigen heeft, ontbreekt er vaak nog veel aan de zichtbaarheid van de levende Jezus in hen.

Vele wedergeboren christenen leven nog op de wijze zoals men onder het oude verbond leefde. We zien dat bijvoorbeeld gedemonstreerd in het feit dat velen zich liever bezig houden met al­lerlei gebeurtenissen die zich afspelen rondom het aardse, natuurlijke Israël. In plaats van dat men zijn plaats bewust is in het “geeste­lijke Israël’ — de Gemeente —, waar bekeerde joden en bekeerde heidenen van gelijke beteke­nis zijn, want Gods Woord zegt dat er geen onderscheid is. Romeinen 3 vers 22; Romeinen 10 vers 12; Kolossenzen 3 vers 11 (Rom. 03:22; Rom. 10:12; Kol. 03:11).

Wie wil denken en leven zoals men onder het oude verbond dacht en leefde, heeft nog niets van het evangelie begrepen. Als theologen hun onderdanen “onder de wet” houden, in plaats van hen alleen “de genade en de waarheid” van Christus te prediken, misleiden zij hun volge­lingen. Jezus kwam om de wet te vervullen! Aan het kruis van Golgotha riep Hij het uit: “Het is volbracht!”. Hij overwon de satan. Hij stond op uit de dood. Hij was de grote Triomfator! Daarom is de opstanding van Jezus het hart van het geloof van de ware Gemeente van Christus.

Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde

Wat was het geheim dat de eerste christenen zo’n geweldige doorbraak in het rijk van satan bezorgde? De proclamatie, onder de zalving van de Heilige Geest, dat Jezus was opgestaan uit de doden! Dat zal ook de christenen van de eindtijd tot overwinnaars maken! Het is een grote misvatting dat er nu een ander evangelie gebracht zou moeten worden dan toen. “Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid” Hebreeën 13 vers 8 (Heb. 13:08) .

Feitelijk is het onbegrijpelijk dat er nog steeds kinderen Gods zijn die op oudtestamentische wijze hun geloof willen beleven. Daar­mee keren zij in feite terug tot de tijd voor Pinksteren. Alsof we de wereldklok terug kun­nen zetten! Bovendien spelen ze hiermee de dui­vel in de kaart, die er alleen maar belang bij heeft als de heerlijkheden van het nieuwe ver­bond, ons in Christus geschonken, verborgen blijven.

Voor ons geldt, dat wij genaderd zijn “tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen, en tot een feestelijke en plech­tige vergadering van eerstgeborenen, die inge­schreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt heb­ben, en tot Jezus, de Middelaar van een nieuw verbond, en tot het bloed der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel” Hebreeën 12 vers 22 tot en met 24 (Heb. 12:22-24).

We vieren Pasen in 1980 na Christus. Het is daarom totaal onmogelijk om naar Gods wil de levende Christus te beleven, als we in onze gedachtewereld nog betrokken zijn in de denk­wijze van het oude verbond.

Maar kunnen we uit het oude testament dan als christenen niets leren?, zal men zich afvragen. Vanzelfsprekend wel, zelfs heel veel. Ook het oude testament is voor de gelovige van onschat­bare waarde. Maar we moeten het op de juiste wijze interpreteren, dat wil zeggen geestelijk. Denk alleen reeds aan de geweldige geestelijke lessen die we kunnen trekken uit de geschiede- nis van het joodse volk.

Het oude testament is de voorafschaduwing van het nieuwe testament. De komst van Jezus was de vervulling van wat reeds in het oude verbond was aangekondigd. Hij kwam om de werken van sa­tan te ontmaskeren en te overwinnen. Zonde, ziekte, angst, twijfel, vrees, enz. , alles werd door Jezus overwonnen, met als apotheose de overwinning van de dood, toen Hij na Zijn kruisdood begraven wérd, maar na drie dagen op­stond uit de dood.

De overwinning van Jezus is ook onze overwinning!

“Hij heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen geze­gevierd” Kolossenzen 2 vers 15 (Kol. 02:15). De grandioze wijze waarop Paulus de opstanding van Jezus beschrijft, doet iedere waarachtige christenen het uitjubelen van vreugde: Hij leeft en wij eveneens! Want ook wij zijn betrokken bij deze opstanding.

Hij was de Eersteling die werd opgewekt van hen die ontslapen zijn. 1 Korinthe 5 vers 20 (1 Kor. 15:20). Straks zal ook ons vergankelijk lichaam onvergankelijkheid aandoen.

“Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam. Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam werd een le­vende ziel; de laatste Adam een levendmakende geest. Doch het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelij­ke. De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel. Gelijk de stof­felijke is, zijn ook de stoffelijke mensen, en zoals de hemelse is, zijn ook de hemelse mensen. En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen heb­ben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen” 1 Korinthe 15 vers 44 tot en met 49 (1 Kor. 15:44-49).

Paulus liet er geen enkele twijfel aan te pas komen dat de opstanding van Jezus, het hart van zijn geloof was. Dat beheerste heel zijn leven in dienst van de Meester. Daarom was hij ook geen moment bang voor de vijand. Die was immers door Jezus overwonnen!

De waarachtige christen van deze tijd zal ook weer ten volle gaan ontdekken en beleven dat hij deel mag hebben aan de totale overwinning van Jezus over satans macht. Want ook voor hen staat één ding als een paal boven water: de opstanding van Jezus is het hart van ons ge­loof!  

 

Lof en prijs door J. Noë

 

“Wie lof offert, eert Mij, en baant de weg, dat Ik hem Gods heil doe zien” Psalm 50 vers 23 (Ps. 050:023).

Dit is een leerrijk gedeel­te uit Psalm 50. Er staat in Gods Woord heel wat over vreugde, loven, prijzen, jubelen, juichen en ver­blijden. Zo staat er in Psalm 84 vers 3 (Ps. 084:003): “Mijn hart en mijn vlees jubelen tot de leven­de God”. En in Psalm 98 vers 4 (Ps. 098:004): “Juicht de Here, gij ganse aarde, breekt uit in geju­bel en psalmzingt”. En ga zo maar door.

Lofprijzing behoort uit het hart te komen

Het is zo belangrijk, om­dat het de wil van God is en Hij er welbehagen in heeft, als wij Hem met ons gehele wezen eren. Het ware lofprijzen komt uit het hart voort en wel door de gemeenschap met God, in en door Jezus Christus. Dan ben je in staat in de moeilijkste omstandigheden, in welke vorm die ook tot ons komen (of waarin wij verke­ren) , of het nu is door al­lerlei gebeurtenissen of door aanvallen in het li­chaam, God te bejubelen met de zekerheid in het hart, dat God Zijn woord en beloften waar zal maken. Ik zal eens een paar bekende voorbeelden uit Gods Woord aanhalen, waaruit dit blijkt.

1.De belegering en val van Jericho. (Jozua 6).

God geeft Jozua richtlijnen hoe hij de stad moet inne­men. Hij zegt onder andere: Op de zevende dag moet gij zevenmaal om de stad heen­trekken en de priesters zullen op de horens blazen. Wanneer men op de ramshoorn de toon aanhoudt, dan moet het gehele volk een luid gejuich aanheffen en de stadsmuur zal ineen storten en het volk moet daarop klimmen, ieder recht voor zich uit. En zo gebeurde het ook.

2.Het dal der lofprijzing. 2 Kronieken 20 vers 19 tot en met 34 (2 Kron. 20:19-34).

Juda is omringd door een hele sterke legermacht van Moabieten en Ammonieten.

Koning Josaphat was be­vreesd geworden en riep met het hele volk de Here aan. En de Here gaf het volgende antwoord: “Wees niet bevreesd voor deze grote menigte, want het is geen strijd van u, maar van God” (2 Kron. 20:15). En God gaf hen verdere instructies.

Toen de dag was aangebroken loofden Josafat en al zijn mannen de Here en op het moment van het gejubel werden de vijandelijke legers door God vernietigd.

3.De gevangenbewaarder van Filippi. Handelingen 16 vers 19 tot en met 34 (Hand. 16:19-34).

Paulus en Silas waren, na mishandeld en gegeseld te zijn, in de binnenste ker­ker van de gevangenis opge­sloten. Midden in de nacht echter baden Paulus en Si­las en zongen Gods lof en plotseling kwam er een zwa­re aardbeving. Alle deuren van de gevangenis gingen open en de boeien van de gevangenen raakten los. De gevangenbewaarder raakte in paniek en wilde zelfmoord plegen, maar Paulus voor­kwam dat. Het gevolg was dat de gevangenbewaarder met zijn gezin tot geloof kwamen.

Met deze gedeelten uit Gods Woord wil ik aantonen hoe wonderbaar Gods wegen zijn, als wij handelen naar zijn wil. Paulus en Silas gingen niettegenstaande hun mise­rabele toestand, de Here loven en prijzen en gaven de duivel geen voet. De zekerheid was in hun hart dat God zou voorzien.

Broeders en zusters, dit is God kennen en dat kunnen we alleen bereiken door en in Jezus Christus, onze Leids­man en Voleinder des ge­loofs en de kracht van de Heilige Geest. Als kinderen Gods dienen we te wandelen in geloof en niet in aan­schouwen,  2 Korinthe 5 vers 7 (2 Kor. 05:07),(niet met onze zintuigen dus), het woord des levens vasthoudende.

Hebreeën 10 vers 19 tot en met 24 (Heb. 10:19-24) zegt: “Daar wij dan, broeders, volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heilig­dom door het bloed van Je­zus, langs de nieuwe en le­vende weg, die Hij ons in­gewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees, en wij een grote priester over het huis Gods hebben, laten wij toetreden met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des ge­loofs, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewas­sen is met zuiver water. Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankel­baar vasthouden, want Hij, die beloofd heeft, is ge­trouw. En laten wij op elk­ander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken”.

Is dat niet wonderbaar? Zo­als ik al zo dikwijls ge­zegd heb: God doet alle dingen medewerken ten goede voor hen die Hem liefhebben. Romeinen 8 vers 28 (Rom. 08:28). God wil Zijn doel met ons bereiken en daarom gaan wij door velerlei beproevingen (ver­zoekingen van de duivel) heen. Als wij dit steeds voor ogen houden, dan kun­nen wij de Here ook te al­len tijde, ook in de zwaar­ste verdrukkingen, loven en prijzen. Halleluja!

Ik wil eindigen met de vol­gende verzen uit Gods Woord:

1 Thessalonicenzen 5 vers 16 (1 Thess. 05:16): “Verblijdt u te allen tijde”.

Filippenzen 4 vers 4 tot en met 7 (Filip. 04:04-07): “Verblijdt u in de Here te allen tijde! We­derom zal ik zeggen: Ver­blijdt u! Uw vriendelijk­heid zij alle mensen be­kend. De Here is nabij. Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en sme­king met dankzegging bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus”. God zegene u!

 

Van maand tot maand door Gert Jan Doornink

Geen alcohol in de lijdenstijd

Evenals de evangelische kerk in Hessen en Nassau (Duitsland], hebben hervormde, gereformeerde en christelijk gereformeerde predikanten in Veenendaal in een pastorale brief hun gemeenteleden opgeroepen in de lijdenstijd geen al­cohol te gebruiken. In een commentaar van de ker­kelijk redacteur van “Trouw” schrijft deze dat hij het altijd al vreemd gevonden heeft dat ortho­doxe predikanten, bij wie niet veel door de beugel kan en die proberen zo nauwgezet te leven, er geen bezwaar tegen hebben bij gelegenheden een ste­vige borrel te pakken. . . . Men weet precies aan te geven wat “werelds” is en wat niet, maar alcoholge­bruik werd nimmer als we­relds ervaren. De betrok­ken dominees wijzen alco­hol terecht als een “drug” aan en het uitgespaarde geld wil men dan ook voor hulp aan drugsverslaafden gebruiken.

Op zichzelf een lofwaardig initiatief zal men zeggen, ware het niet dat een en ander natuurlijk geen enke­le verandering brengt, als men dit alleen maar voor een bepaalde periode wil doen, (tegelijk met de ka­tholieke vastentijd]. Eén van de regels die men bo­vendien opgesteld heeft is dat men wel anderen een glas mag schenken en wel alcohol mag gebruiken als men in deze periode jarig is, trouwt of een jubileum heeft      

Wij geloven dat werkelijke bevrijding van alcoholver­slaving (en van iedere an­dere verslaving] alleen mogelijk is door een nieuw leven met Christus te beginnen. Gods Woord zegt: Wie door Christus is vrij­gemaakt, die is waarlijk vrij. En om de werkelijke vrijheid van Christus ook op dit punt blijvend te beleven is bovendien de vervulling met Gods Geest nodig. Paulus zei het reeds: “Bedrinkt u niet aan wijn, waarin bande­loosheid is, maar wordt vervuld met de Geest” Efeze 5 vers 18 (Ef. 05:18).

Sciensfiction of werkelijkheid

Iedere christen weet dat de duivel talrijke pijlen op zijn boog heeft om de mens onder zijn invloedsfeer te brengen. Eén van deze pij­len is ongetwijfeld de zo­genaamde “science fiction”, waarbij de mens in een sen­sationele en bizarre fanta­siewereld wordt binnenge­leid, die zich dan in de nabije of verre toekomst zou kunnen voordoen. Veel SF verhalen hebben betrek­king op ruimtereizen naar andere planeten; robots en allerlei vreemde wezens spelen daarbij een grote rol. SF is in onze dagen “in”. Talrijke bladen, boe­ken en bladen speculeren op de zucht naar sensatie en het uitstappen in een droomwereld van vleselijke bevrediging van veel men­sen. Er verscheen onlangs zelfs een encyclopedie over dit onderwerp.

Een christen heeft geen be­hoefte zich op dit terrein te begeven. Voor hem bete­kent zijn geloof in Chris­tus oneindig veel meer dan wat hij ooit in deze fanta­siewereld – zelfs als het waar zou zijn – zou kunnen beleven. Paulus sprak reeds over Gods heerlijkheid, die het deel is van iedere ge­lovige, door te schrijven aan de Gemeente te Korinthe: “Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen men­senhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefheb­ben” 1 Korinthe 2 vers 9 (1 Kor. 02:09).

Een christen hoeft ook de werkelijkheid niet te ont­vluchten. Zijn werkelijk- heis is Christus! Kolossenzen 2 vers 17 (Kol. 02:17). Die leidt hem door Zijn Geest in alle waarheid en doet in hem, in een we­reld waarvan satan nog de overste is, overwinnen. Christus in ons, de Hoop der heerlijkheid!

 

Fantasie of werkelijkheid door Judith Jacobs

1 Korinthe 15 vers 38 (1 Kor. 15:38)

Als God niet bestaat en de Bijbel een sprookje is, be­rusten alle daarin opgenomen verhalen op fantasie. In dit verband verwijs ik naar Genesis 3 vers 19 (Gen. 03:19 waar, door de zondeval, de mens wordt aangezegd te zullen sterven als slotfase van het aardse bestaan. Men noemt dit ook wel “de vloek van het paradijs”.

Indien het paradijsverhaal dus op fantasie zou berus­ten, zou er – rechtlijnig geredeneerd – geen enkel mens sterven en niets is minder waar.

Toen Jezus aan het kruis uitriep: “Het is volbracht”, was de betekenis van die woorden dat Hij de vloek der zonde, ziekte en dood had weggenomen (Jesaja 53). Chris­tus leverde het bewijs door na drie dagen op te staan uit de dood: zoals de (natuurlijke) mens in Adam moest sterven, zou de (geestelijke) mens in Christus verrijzen in een nieuw opstandingslichaam. U vindt dat thema be­handeld in 1 Korinthe 15. Het is zeer de moeite waard dat hoofdstuk in zijn geheel te lezen en te bestuderen, want het chapiter van “leven en dood” is het beschouwen waard.

Er is echter een voorwaarde: wie opgewekt wil worden in onvergankelijkheid moet wel weten dat dit alleen voor Gods kinderen (Zijn eigendommen) geldt. Wie dit “hoopt” of “gelooft” in de betekenis van “denken” heeft geeste­lijk nog een belangrijk hiaat op te vullen.

De triomf van de vrijgekochten des Lams bestaat uit volle verzekering, ontvangen door Zijn vergoten bloed als zoenmiddel voor onze zonden en een wedergeboren hart dat klopt in een “vernieuwde mens” waarin Christus’ opstandingskracht leeft.

Welk een troostvolle genade als je aan het graf staat van een dierbare. Geen scheiding voor altoos, maar een weerzien aan de overzij. Voor hen die in Christus Jezus zijn. “Want God maakt alle dingen nieuw”.

 

Eenmaal … (gedicht) Judith Jacobs

Openbaring 21 vers 4 (Openb. 21:04)

Eenmaal. . . zal er geen dood meer zijn.

Geen rouw en geen gekrijt;

Geen scheiding, zo vol droefenis.

Maar leven tot in eeuwigheid.

 

Eenmaal. . . zal ook het lichaam zijn –

Verlost van alle strijd;

Het aardse kleed, thans afgedaan,

Tooit God met nieuwe heerlijkheid.

 

Eenmaal. . . zal worden afgewist,

Elke leed en ied’re traan;

Ze zullen door Zijn liefdehand

Nooit meer kunnen bestaan.

 

Laat dit dan zijn – schoon felle pijn –

De troost, door God bereid:

Eenmaal zal er, voor wie gelooft,

Een weerzien zijn in d’ eeuwigheid.

 

Nieuw door de Geest van Christus door Jan W. Companjen

“Onze brief zijt gij, ge­schreven in onze harten, kenbaar en leesbaar voor alle mensen, daar gij toont een brief van Christus te zijn, door onze dienst op­gesteld, niet met inkt ge­schreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in de harten” 2 Korinthe 3 vers 2 en 3 (2 Kor. 03:02-03).

Het volle leven van God in ons

Bouwt elkander op in het geloof, is één van de be­langrijkste opdrachten die wij als christenen met el­kaar hebben. Als je om je heen ziet mankeert daar wel het één en ander aan. Op­bouwen wil namelijk zeggen: steeds hoger, steeds beter gefundeerd, steeds beter samen een tempel Gods zijn. Uit de artikelen in dit blad, is inmiddels ze­ker wel gebleken dat wij met deze opbouw bezig zijn. Wij willen graag dat elk mens, jong en oud, een vol­wassen broeder of zuster van ons wordt in Jezus Christus.

Dat is de eerste stap, de volgende is, opwassen en groeien naar het doel waartoe wij samen geroepen zijn. Daartoe is de tijd rijp. De verlangens die daartoe in ons hart leven zijn er, daar ben ik van overtuigd, door Gods Geest ingelegd (verwekt). Dat is het volle leven Gods in ons en daarvoor willen wij le­ven, openstaan en vrucht-dragen.

Om tot een volwaardig gees­telijk leven te kunnen ko­men, zullen wij eerst tot een zelfstandig denken en handelen moeten komen. De Geest Gods helpt ons daar­in op een geweldige wijze. Daarover heb ik onder ande­re in het laatste artikel over het hemelse manna ge­schreven. Wij zullen zelf­standig gevoed moeten wor­den met het Brood des Levens, Jezus Christus. Johannes 16 vers 13 en 14 (Joh. 16:13-14) zegt daarvan: “Wanneer Hij komt, de Geest der waar­heid, zal Hij u de weg wij­zen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zich­zelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen”.

De doorbraak van het echte geestelijke leven

Dat leven is een geestelijk leven. Dat betekent door een leven in gemeenschap met Hem, de dingen gaan verstaan die aanstaande zijn. Er zijn zwart-wit gezien, twee soorten men sen. Die grens loopt door allen heen, ook door de ge­lovigen. Er zijn

(a) mensen die volgzaam zijn, die militaristisch of niet-militaristisch, jong of oud, achter hun leider aangaan. De leider bepaalt hun den­ken en voedt hun op. Er zijn ook mensen die niet zo volgzaam zijn,

(b) Zij zijn individualistisch, staan op zichzelf en hebben altijd veel noten op hun zang. Het is niet gauw goed, of – en dat komt ook voor -, men vindt alleen datgene goed wat men zelf denkt en doet.

Zoals u ziet zitten er zo­wel bij de a- als de b-mensen mogelijkheden tot problemen die een goed functioneren in de weg kunnen staan. Toch zullen we in deze ook nuchter moeten zijn en er ons niet bij neer moeten leggen als wij tot een type behoren die niet bij de volwassen mens past. Ook hier geldt name­lijk dat alle natuurlijke dingen doorbroken kunnen worden, indien wij in het geloof ons daarnaar uit­strekken. U zult inmiddels al wel begrepen hebben dat bij de a-types er gevaren dreigen van vervlakking en slaafse volging van de voorman. Een uitzonderlijk voorbeeld zien wij in het volgen van een heel volk (Duitsland) aan hun leider tot in de dood (Hitler). Het is onbegrijpelijk dat een zo’n ontwikkeld land zover kon komen. De b- types mogen dan wat zelfstandiger zijn, ook bij hun is het geen koek en ei. Zij zijn zó zelfstandig dat ze elkaar helemaal niet kunnen vinden en zij blijven als eenheden op hun hoogte staan.

Broeders en zusters, er mankeert dus aan beide ty­pes wat, ja zelfs heel veel, namelijk er is gebrek aan leiding door de Heilige Geest. De types zoals die er in de wereld zijn, zijn er ook onder ons. Wij zijn of worden echter opgeroepen tot zelfstandige mensen met ruggengraad, maar ook tot mensen die naar elkaar wil­len luisteren en aanvullen. Zij die het mens zijn, het beelddrager Gods zijn, van elke broeder of zuster kun­nen aanvaarden als zijnde een zelfstandig wezen, die door Gods Geest geleid wordt of steeds meer gaat worden. Dan zal men steeds meer tot de ontdekking ko­men dat deze ontwikkeling ook te maken heeft met het openbaar worden van de zo­nen Gods.

God wil zijn volle doel met ons bereiken

Wij moeten als het ware overstappen in een andere trein met een hoger doel. De Hebreeënbrief zegt met andere woorden onder ande­re : “Het één wordt opgeheven (eindigt) om het ander te laten gelden”, dat wil zeggen, van kracht te laten worden. Dat is de overgang van verbondsvolk naar le­vende stenen, tot opbouw van een geestelijk huis met ieder een persoonlijke in­breng door middel van de Heilige Geest.

Velen hebben nog steeds moeite met het oude en het nieuwe verbond, het oude en het nieuwe testament. Er zijn allerlei theorieën o- ver opgebouwd. Het is ech­ter, en dat zult u met mij eens zijn, geldend voor het volk van God levend in een bepaalde tijd. Het oude volk van God, Israël, leef­de onder de wet, dat was hun richtlijn. Het nieuwe verbond, waaronder wij le­ven is een geloofsverbond. De wet van Mozes is in Christus vervuld, dat wil zeggen dat in de vervulling van de wet van Christus, de wet van Mozes inbegrepen is. De wet van Christus gaat namelijk verder dan die van Mozes. Mozes zegt: “Gij zult niet echtbreken”, Christus zegt dat men reeds echtbreuk pleegt indien men een vrouw aanziet en be­geert. Of: “Gij zult niet doodslaan” (de wet). Maar Jezus zegt: “Een ieder die leeft in toorn tegen zijn broeder zal reeds vervallen aan het gerecht”.

De wet van Mozes, enz. was verbonden met straf. De wet van Christus heeft te maken met liefde. Daarom vergaf Hij de overspelige vrouw haar zonden en veroordeelde haar niet, zoals de omstan­ders dat wensten. De profe­ten, die onder de wet ge­leefd hebben, hebben gepro­feteerd, geïnspireerd door de Geest van Christus, over het lijden en triomferen van Christus. Zij profe­teerden voor ons en voor nu en over de dingen die nog komen gaan. Zij profeteer­den en kwamen, ondanks hun profeet zijn, niet verder omdat zij niet tot volmaaktheid konden komen.

Christus is de erflater.

Hij vervulde alles omdat de Vader Hem alles overgegeven had. Oud wordt oud als je nieuw hebt. Er zijn nog zeer veel oudtestamentisch denkende mensen. Dit heeft tot gevolg dat zij Christus en de Vader niet kennen. Jezus Christus heeft ons de Vader leren kennen. Het werkelijke wezen Gods was verborgen totdat de Geest van Christus kwam als onze leermeester. Toen kwam de mogelijkheid en het inzicht van de scheiding der gees­ten. Toen konden we gaan zien wat werkelijk van God kwam.

Kan God zijn volle heerlijkheid in ons bewerken?

In het oude testament zag men alles wat uit de gees­telijke wereld kwam als van God afkomstig. Men begreep het doel van de schepping niet en men had een wet no­dig om binnen bepaalde grenzen te blijven. Elia deed bijvoorbeeld vuur van de hemel dalen om mensen te doden. Toen de discipelen dit ook wilden doen, omdat de joden Jezus niet wensten te ontvangen, bestrafte Hij hun. Lucas 9 vers 54 en 55 (Luc. 09:54-55). Dit is verschil van Geest. Elia strafte en Jezus behield de mens. Hij heeft de mensen lief en wil dat zij behou­den worden. De geest van Christus is leven. Jezus zegt: Zegen en vervloek niet! Elia, Elisa, Mozes, enz. , hadden macht op oudtestamentische wijze, dat wil zeggen op natuurlijke wijze regeren en slaag uit­delen, (wet en straf). Tot de komst van Christus was dat de weg. Jezus wees een I weg die omhoog voert. Wij mogen op nieuwtestamenti­sche wijze leven en steeds verder komen op de weg die Hij ons door Zijn Geest zal openbaren.

De mens is nog zeer ver­strikt in het oudtestamentisch denken. Denk eens aan het zichzelf straffen, zelfkastijding, maar ook je zelf zo schuldig vinden dat het lichaam er ziek van wordt. Ook dat is zelfkas­tijding. De offerdienst wees naar Christus heen en Hij is het volmaakte offer voor ons. Hij heeft het voor ons volbracht. Geweld, afbraak, ziekte, kastij­ding, enz. , is nooit uit God. Eenmaal ontmoette Mo­zes God, namelijk op de berg Sinaï. God kwam in een zachte wind, een verfris­sende koelte, en Mozes hield er een stalend ge­zicht van over, ja zelfs zo dat hij het bedekken moest. Toch kon God hem niets an­ders meegeven dan een wet op steen.

Zie nu nog eens naar ons tekstgedeelte, hoeveel meer wij ontvangen hebben. Dat is echter niet voor niets gebeurd. Het heeft een God­delijk doel, namelijk de glans op ons gezicht mag en kan, dit in tegenstel­ling met Mozes, toenemen van heerlijkheid tot heer­lijkheid. Het wezen Gods zal ons steeds duidelijker worden. Wij zijn de tempel Gods. Hij woont in ons en zal door ons en met ons tot Zijn doel komen. Laat u niet langer lasten opleggen die met een leven naar de Geest van Christus niets te maken heeft. Denk vooral aan allerlei vrome opdrach­ten die u kunnen gaan be­lasten en onvruchtbaar ma­ken. Het oude is voor dege­nen die van deze aarde zijn, het wordt antiek en is er aan toe om te verdwijnen. Het nieuwe, het geschonkene in Christus, is voor de he­melsen. Jezus geeft ons macht in de hemelse gewes­ten en wij weten dat God goed en de duivel slecht en verdorven is.

Wij bestijgen de berg op geheel andere wijze. Wij zijn genaderd tot de berg Sion, de stad van de leven­de God, het hemelse Jeruza­lem. Daar worden wij gezui­verd van leugen en dwaling. De late regen die de oogst rijp maakt, dat is een evangelie van heerlijkheid en blijdschap. Dat is de vervulling van de boodschap van de engelen in de velden bij Bethlehem. Namelijk vrede op aarde en grote blijdschap die aan alle volken ten deel zal vallen.

Kom ga met ons en doe als wij. Jeruzalem dat ik be­min, wij treden uwe poorten in. . . . ! Daar worden wij on­derwezen met het hemelse manna en Christus zal in ons tot openbaring komen tot verheerlijking van Zijn Naam. Hij zal verheerlijkt worden in Zijn heiligen en met verbazing aanschouwd worden in allen, die tot geloof gekomen zijn; want ons getuigenis heeft geloof gevonden bij u. 2 Thessalonicenzen 1 vers 10 (2 Thess. 01:10). Kom tot dit geloof, wordt vervuld met de Heilige Geest en wordt met ons een levende steen tot opbouw van zijn huis.

 

 

Reacties van lezers door Redactie

 

Gos is een goede God

In “Levend Geloof” van ja­nuari schreef onze mede­werker br. Jan W. Companjen in zijn artikel “He­mels manna” onder andere: “Haast het hele christen­dom weet dat de duivel de overste van deze wereld is. Maar toch wordt nog zeer vaak alles wat slecht is, oorlog, verdeeldheid, kommer, armoede, honger en ellende, gezien als van God de Here afkomstig. De bekende Leger des Heils soldate Eva den Hartog werd één dezer dagen in Thailand geïnterviewd. Zij zei betreffende de verschrikkelijke dingen die zij daar zag: “Ik (Eva den Hartog) begrijp God niet meer. Waarom doet Hij dit?” en: “Ik was ontzettend kwaad op God. Opnieuw vroeg ik mij af of de God, die wij in het Leger prediken, wel een God van liefde is, die wij deze stakkers moe­ten aanprijzen. Ik dacht: Hij is een God van woede. Waarom laat Hij dit alles toe?”. . .

Tot zover dit citaat uit het artikel van br. Companjen. Een lezeres uit Dor­drecht reageerde hierop door ons een knipsel toe te sturen uit “Opwekking”, waarin een brief wordt ge­publiceerd die Eva den Har­tog schreef naar aanleiding van de publicatie van haar opmerkingen in “De Tele­graaf”. Zij schreef: “De Telegraaf” heeft weer eens naast de waarheid geschre­ven en op deze wijze wordt getracht Gods werk kapot te maken. Mijn vertrouwen in God is sterker dan ooit te voren. Twijfel, vragen, te midden van deze ellende heb ik, maar diep in mijn hart weet ik dat God er is en mij gebruiken kan om Zijn liefde in praktijk te brengen”.

Ons commentaar hierop is: De opmerkingen van broeder Companjen in zijn artikel hadden in geen enkel op, zicht de bedoeling het so­ciale werk van Eva den Har­tog in een verkeerd dag­licht te stellen. Daar is iedereen het over eens dat dit goed en nuttig is. Het ging echter om haar uit­spraak waarbij aan God de ellende wordt toegeschreven die van de duivel afkomstig is. Een verkeerde opvatting die helaas nog bij zeer veel christenen leeft.

Zoals wel vaker in inter­views voorkomt is het best mogelijk dat “De Telegraaf” haar opmerkingen niet juist heeft weergegeven. Wij heb­ben ook geen enkele behoef­te dit blad in bescherming te nemen, maar willen wel opmerken dat het erg vreemd aan doet dat Eva den Har­tog in haar brief schrijft dat “De Telegraaf” er weer eens naast zat en op deze manier wordt getracht Gods werk kapot te maken. Wat is namelijk het geval?

In “De Telegraaf” van 25 november 1979 wordt in een groot artikel juist op positie wijze over haar werk geschreven. Het gehele ar­tikel van verslaggever Henk de Mari is in ons bezit en allerlei feiten en bijzonderheden over haar werk worden er in tot uitdruk­king gebracht.

We laten nu het oordeel verder maar aan onze lezers over, maar meenden toch ter wille van een objectieve voorlichting een en ander te moeten memoreren. Waar het dus om gaat is dat onze ogen geopend zijn [of wor­den) voor het feit dat al het goede van God afkomstig is, en al het slechte van satan. Of, zoals Oral Ro­berts het jaren geleden reeds zei: “De duivel is een slechte duivel, maar God is een goede God”. was om te relaxen. Door uw artikel zijn mijn ogen eigenlijk meer open gegaan voor het kwaad wat met yo­ga te maken heeft. De we­gen des Heren zijn wonder­baar. Vooral de gedichten van Judith vind ik altijd erg fijn. Ik geef “Levend Geloof” altijd door aan andere Hollandse mensen, die het ook erg op prijs stellen. Daar ik de enig­ste ben in mijn gezin die voor Jezus gekozen heeft, is het vaak moeilijk. Maar door uw blad ontvang ik ook weer kracht. Moge de Heer uw blad gebruiken om nog vele zielen te winnen voor Zijn Koninkrijk”

 

Brief uit Engeland

Mrs. E. C. W. uit Engeland schrijft: “Graag wil ik ook eens reageren op uw blad “Levend Geloof”. Het is nu ongeveer zeven maan­den geleden dat ik voor het eerst “Levend Geloof” in handen kreeg. Ik ont­ving het als geschenk. De inhoud van uw blad is Bij­bels geïnspireerd. Wat je niet van alle christelijke bladen kunt zeggen. Ook het artikel over yoga en mediteren spraken tot mij persoonlijk. Hoewel ik er zelf niet aan deed zag ik er nooit geen kwaad in. En dacht dat het alleen maar was om te relaxen. Door uw artikel zijn mijn ogen eigenlijk meer open gegaan voor het kwaad wat met yoga te maken heeft.  De wegen des heren zijn wonderbaar. Vooral de gedichten van Judith vind ik altijd erg fijn. Ik geef Levend Geloof altijd door aan andere Hollandse Mensen, die het ook erg op reis stellen. Daar ik de enigste ben in mijn gezin die voor Jezus gekozen heeft, is het vaak moeilijk. Maar door uw blad ontvang ik ook weer kracht. Moge de Heer uw blad gebruiken om nog vele zielen te winnen voor zijn Koninkrijk.

Bevrijding van demonen

De reacties op het arti­kel van br. Noë in het ja­nuarinummer over het uit­drijven van demonen hou­den aan. Een voorganger vroeg ons onder andere dit artikel te mogen overnemen in het contactblad van zijn gemeente. Br. Noë hoopt te zijner tijd een vervolgartikel te schrij­ven over dit belangrijke onderwerp. Van het janua­rinummer zijn nog een be­perkt aantal exemplaren verkrijgbaar.

1980.02 nr. 201

Levend geloof 1980.02 nr. 201

Wie beheerst ons gedachtenleven?

Wie beïnvloed ons leven?

Is het u wel eens opgevallen hoeveel kinderen Gods zich nog op het negatieve vlak bevinden? Terwijl Paulus zegt dat Jezus ons verlost heeft uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde Kolossenzen 1 vers 13 (Kol. 01:13), blijkt uit het dagelijks leven van velen dat er nog wel terdege beïnvloeding is uit het rijk, van satan. Toch is het Gods wil dat het nieuwe leven van Christus, in hen die Hem vol­gen, praktisch beleefd wordt en geen theorie blijft.

Wie op zoek gaat naar het “blijvende falen” van vele kinderen Gods, komt al spoedig tot de ont­dekking dat de oorzaak vaak weg komt uit een niet voldoende veranderd gedachteleven. En dat uit zich dan weer in het dagelijks leven, onder andere in het spreken. Het spreekwoord zegt: “Waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over”. Zoals iedere positieve belijdenis een verheerlijking is van Hem die ons kocht met Zijn bloed, zó is iedere negatieve belijdenis in feite een vernedering van Jezus Christus. Iedere positieve belijdenis bewijst dat wij ons vertrouwen gesteld hébben op Jezus Christus, op Gods Woord en Zijn beloften. Maar iedere nega­tieve belijdenis bewijst dat wij ons vertrouwen nog gesteld hebben op satan, de inspirator van al het slechte en verkeerde. Omdat iedere be­lijdenis een product is van onze gedachtewereld, betekent dat bij “negatief belijden” ook deze gedachtewereld negatief beïnvloed is.

Vernieuwing van denken is noodzakelijk

Paulus wist hoe belangrijk het was dat de gelo­vigen “los” zouden komen uit deze beïnvloeding c.q. bezetting uit het rijk der duisternis. Aan de Gemeente te Rome schreef hij daarom: “Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld”, (spreek en leef niet zoals de wereld leeft en spreekt), “maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt onderkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene” Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02).

De verandering van denken, van “negatief” naar “positief” is iets wat heel veel kinderen Gods moeten leren. Het is van het allergrootste be­lang bij ons getuige zijn in deze wereld. Het is de spil waar alles om draait. En het heeft uitwerking in eigen leven en daardoor ook weer in de levens van anderen. Als wij loskomen van een negatief, aardsgericht denken, en het ver­vangen door een positief, hemels gericht denken, gaat er een wereld van onbegrensde mogelijkhe­den voor ons open!

God heeft het beste met ons voor

Paulus zegt in Romeinen 12 dat we dan pas kunnen on­derkennen wat de wil van God is. En dat we dan ook gaan ontdekken dat die wil “Het goede, welgevallige het volkomene” is! Wat een heerlijke zekerheid voor elk kind van God te weten dat God “het goede” wil. God is enkel licht in Hem is in het geheel geen duisternis!

Als ons denken echter niet (op positieve wijze) vernieuwd is, beleven wij daar niets van. Dan blijven we in de problemen en de moeilijkheden en ervaren niet de vervulling van Gods belof­ten. Wat heeft de duivel er een behagen in, dat zoveel kinderen Gods niet vernieuwd zijn in hun denken. De troebele, donkere sfeer, die in de gedachtelevens van sommige kinderen Gods voor­komt, zal opgeruimd moeten worden, wil Gods heerlijkheid kunnen doorbreken.

Laat u daarom niet afremmen door de duivel. Wat hij wil is uw ondergang. Hij probeert u uit te schakelen als bruikbaar instrument in Gods hand of tracht te verhinderen dat u dat ooit zult worden. Wie Jezus werkelijk volgt maakt schoon schip ook in zijn gedachtewereld. En ook al kost het soms tijd voordat alle “vijandelijke resten” zijn opgeruimd, uiteindelijk zijn we ook in dit opzicht met Jezus meer dan overwin­naars! Dan zal meer en meer uit ons spreken en handelen blijken, dat ons denken vernieuwd is door de grote Hersteller van ons leven: Jezus Christus. Hij vernieuwt ons totaal en dat be­gint met ons denken!

De sleutel tot een overwinnend leven

De woorden die Paulus eens schreef aan de Ge­meente te Colosse behoren een realiteit in ons leven te zijn: “Indien gij dan met Christus op­gewekt zijt, zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenk de dingen die, boven zijn, niet die op de aarde zijn” Kolossenzen 3 vers 1 en 2 (Kol. 03:01-02). Dat is de sleutel tot een overwinnend leven. Want alles wat wij doen (en nalaten te doen) komt voort uit ons denken. En als ons denken niet “gezond” is, blijven we op het natuurlijke vlak zitten en gedragen ons niet als “hemelburgers”.

Gezond geestelijk denken houdt ook in dat we gezonde geestelijke voeding tot ons nemen. En welke voeding zou beter voor ons zijn dan Gods onfeilbare Woord? Als wij bidden om geestelijk inzicht en kennis van dat Woord, behoeven we geen moment te twijfelen dat Gods ons in de kou laat staan. Hij geeft geen stenen voor brood, maar Hij geeft ons door Zijn Heilige Geest kennis en inzicht, zodat onze gedachtewereld gevuld wordt met Zijn wil en bedoeling. En dat heeft een positieve uitwerking naar bui­ten .

Persoonlijk en gemeenschappelijk bijbelonder­zoek is dus uitermate belangrijk. Daarnaast is het ook belangrijk dat we kennis en inzicht op­doen via leraars en predikers die God daartoe geroepen heeft. Efeze 4 vers 11 (Ef. 04:11). Laten wij ook deze niet minachten, want God heeft ze aangesteld voor deze taak. Op mondelinge en schriftelijke wijze leggen zij ons Gods Woord uit, onder de leiding van de Heilige Geest, en ons leven – te beginnen met onze gedachtewereld – wordt er door verrijkt!

En kind van God dat geleerd heeft zijn gedach­tewereld te vullen met alles wat God in Zijn grote liefde voor ons bestemd heeft, heeft één van de grootste ontdekkingen in zijn leven ge­daan. Hij gaat meer en meer het nieuwe leven, wat Christus in hem bewerkt, op een volkomen en volmaakte wijze beleven. En dat is Gods wil voor u en mij! Want zo verheerlijken wij Zijn Naam en zijn geestelijke wegwijzers voor een wereld in nood! Of, zoals Paulus het uitdrukt in Filippenzen 1 vers 15 (Filip. 01:15), dan schijnen wij, temidden van een ontaard en verkeerd geslacht, als lichten­de sterren in deze wereld.

 

Verwachting door J. Noë

“Welzalig hij, wiens verwachting is op de Here, zijn God” Psalm 146 vers 5 (Ps. 146:005).

Wat is verwachting?

Verwachting houdt in, dat je zeker weet, dat hetgeen waar op je wacht ook gebeu­ren zal. Bijvoorbeeld als een vrouw in blijde ver­wachting is, weet ze dat zij te zijner tijd een kindje ter wereld zal bren­gen.

Zo dient het ook op geeste­lijk gebied te geschieden, als kinderen Gods iets van God verwachten. Op grond van Zijn Woord en de daarin gegeven beloften moet er in hen een blijde verwachting zijn dat God Zijn Woord ge­stand zal doen en hen niet zal beschamen, mits, en daar komt het op aan, zij Hem gehoorzamen en voldoen aan de door Hem gestelde voorwaarden.

Helaas laat men zich nog te veel door het verstand leiden, vooral als de om­standigheden (welke ook) te machtig dreigen te worden. Men raakt dan in het vlees, met alle gevolgen van dien, en het contact met God is dan verstoord.

In dergelijke gevallen wil ik eens de aandacht vesti­gen op de volgende verzen van Psalm 62 (Stilheid en vertrouwen):

Psalm 62 vers 2(Ps. 062:002): “Waarlijk, mijn ziel keert zich stil tot God, van Hem is mijn heil”. Vers 6: “Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God, want van Hem is mijn verwachting” .

Dus men moet zich niet, door het verstand laten beheer­sen, maar Gods aangezicht zoeken met het gehele we­zen, in volkomen overgave en vertrouwen.

Ik laat hieronder een prachtig en bemoedigend ge­deelte uit Jesaja volgen.

Jesaja 40 vers 27 tot en met 31 (Jes. 40:27-31: “Waarom zegt gij, o Jakob, en spreekt, o Israël: mijn weg is voor de Here verborgen en mijn recht gaat aan mijn God voorbij? Weet gij het niet, hebt gij het niet ge­hoord? Een eeuwig God is de Here, Schepper van de ein­den der aarde. Hij wordt noch moede noch mat, zijn verstand is niet te door­gronden. Hij geeft de moede kracht en de machteloze vermeerdert hij sterkte. Jongelingen worden moede en mat, zelfs jonge mannen struikelen, maar wie de Here verwachten, putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen, maar worden niet moede; zij wandelen, maar worden niet mat”.

Gods almacht is onbeperkt

Men beseft nog steeds niet ten volle, wat die onbe­perkte almacht van God omvat. Door de volkomen ge­meenschap met God, in Christus Jezus, worden deze woorden uit Jesaja een rea­liteit voor een kind van God en kan men wonderbare dingen van Hem verwachten. Dan voelt men zich één met Hem door Zijn Geest en dan ervaart men Zijn aanwezig­heid, waardoor men nieuwe kracht put, Zijn kracht, die dan ons hele wezen doorstroomt. Dan vaart men inderdaad op met vleugelen als arenden en wordt men niet moede en niet mat.

O, broeders en zusters, de­ze bemoediging hebben wij zo nodig in verband met de moeilijke en zware tijd, die voor ons ligt. Want de gehele schepping zucht in barensnood en wacht (dit gaat dus gebeuren) met reikhalzend verlangen op het openbaar worden van de zonen Gods, (de elite troe­pen). Romeinen 8 vers 19 (Rom. 08:19).

Deze zonen Gods zullen, evenals Jezus, de werken des duivels verbreken op alle fronten. Want de dui­vel met zijn trawanten zul­len een groot offensief in­zetten en de strijd zal he­vig zijn. Het zal gaan tus­sen de zonen van het ver­derf, vervuld met de geest van de duivel, en de zonen Gods, vervuld met de Heili­ge Geest. Er zullen valse Christussen en valse profe­ten opstaan en ze zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk ook de uitverkore­nen zouden verleiden. (Lees Jezus’ rede over de laatste dingen in Matteüs, Marcus en Lucas). Maar, halleluja, dit is niet mogelijk. Onze verwachting is op de Here, onze God, Hij is onze hulp en Hij doet ons te allen tijde in Christus zegevieren!

Laten wij er dan naar stre­ven om te behoren tot de zonen Gods en laat in ons hart, op onze krijgsbanier gegrift staan:

Verwachting, vertrouwen, geloof, volharding en overwinning!!!

God zegene u!

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Een nieuw jasje

Als lezer en lezeres van “Levend Geloof” is het u uiteraard bij het vorige nummer reeds opgevallen dat de voorpagina een face lift heeft ondergaan. Niet dat wij de vorige vormge­ving niet geschikt vonden. Deze nam echter teveel ruimte in beslag, waardoor er te weinig ruimte over­bleef om de hoofinhoud of iets anders te plaatsen. Want speciaal voor hen die het blad verspreiden, het­zij via boekentafel, col­portage of anderzijds, is het belangrijk, dat met één blik op de voorpagina ken­nis genomen kan worden van de voornaamste inhoud.

Ook in de opmaak zelf zul­len enkele kleine wijzi­gingen worden aangebracht met als doel de algemene leesbaarheid te bevorderen. Het blijkt dat velen het wat grotere lettertype wat wij gebruiken op prijs stellen. Een nadeel is echter dat er daardoor wat minder copy afgedrukt kan worden. Dit kan weliswaar worden opgevangen door het aantal pagina’s verder uit te breiden, maar u begrijpt dat dan ook de kosten hoger zouden worden. En we willen graag de lage abonnements­prijs handhaven om zoveel mogelijk mensen in aanra­king te brengen met de volle evangelie boodschap.

Mededeling

Broeder H. J. Glasbergen heeft zich, op ons verzoek, teruggetrokken als medewer­ker. Ook vanaf deze plaats willen wij onze grote dank uitspreken voor de vele ar­tikelen die br. Glasbergen voor “Levend Geloof” heeft geschreven. De Heer zegene hem op zijn verdere levens­weg. 

 

Gevoel en geloof door Judith Jacobs

2 Korinthe 5 vers 6 (2 Kor. 05:06)

Als kind van de Heer heb je het niet gemakkelijk. Is dat ook uw ervaring? In rustige tijden, als de hemelse Herder je aan “stille wateren” en “grazige weiden” leidt, is er niets aan de hand. Komt de tijd van de vuurgloed der beproeving” over ons, dan beginnen de problemen. Die problemen echter moeten er zijn als een noodzaak voor de groei van het zieleleven.

“Waarom overkomt dit uitgerekend aan mij?” is de hartenkreet die je vaak hoort, “waar heb ik dat aan verdiend?” Geen mens kan die vraag beantwoorden, alleen de Here. Maar zou de Heer genoodzaakt zijn op elke vraag van ons a la minute te antwoorden? Het zou wel eens kunnen zijn dat wij. tekort zouden schieten in het begrijpen van Zijn bedoelingen. Dan is de tijd aangebroken het gevoel (waarom) uit te sluiten en het geloof (waartoe) in wer­king te stellen.

“Wij weten nu, dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben….” Romeinen 8 vers 28 (Rom. 08:28). Dat is de troost die de Heer ons in moeilijke dagen vóór­houdt. “Ik wil wel geloven, maar ik kan niet aanvaarden; het is te hard”, hoor je ook nog wel zeggen.

Het is geen geestelijke schande als je niet direct het een of ander kunt, want Jozef en Job zullen het ook moeilijk gehad hebben. Problemen brengen nu eenmaal strijd met zich mee.

Verdiepen we ons vooral in het einde van de geschiede­nis van deze twee Godvruchtige mannen en wat merken we dan?: De Here komt Zijn beloften na, Hij heeft in alle dingen het laatste woord. Dit is meer dan troost; dit is: de trouw van God.

Als u dan nog niet over die “gevoelsgrens” heen kunt komen, staat één ding vast: de Heer staat klaar om u en mij te helpen. Wij mogen biddend tot Hem gaan Jakobus 1 vers 5 (Jak. 01:05). Uiteindelijk wordt alles op de knieën uit gestreden:

leed, onmacht, verdriet, Het “waarom” leven we overge­ven, het “waartoe” komt ervoor in de -plaats. Een “waar­toe” houdt altijd in: geloofsbeproeving: een nader komen tot Hem. Temidden van alle ellende steekt Hij ons de hand toe en zegt: “Wie overwint…. “

Stel uzelf de vraag bij wijze van zelfonderzoek: Liet de Heer u ooit in de steek? Als u de balans heeft op­gemaakt kunnen u en ik alleen maar zeggen: “Vergeef mij Heer. Leer mij u beter kennen en geef mij meer geloof en vertrouwen in U”. Amen.

 

Een nieuwe naam (gedicht) door Judith Jacobs

Openbaring 2 vers 17b en Jesaja 43 vers 1 en 2 (Openb. 02:17b en Jes. 43:01-02)

Eens zal de Heer mij tot Zich nemen,

Ik ben Zijn eigendom, Zijn kind;

Het eeuwig leven zal ‘k beërven,

Hij heeft gezegd: “Wie overwint…”

 

Al komt het water tot de lippen,

Zijn Woord wordt altijd ingelost:

“Ik heb u bij uw naam geroepen,

Vrees niet want Ik heb u verlost”.

 

De vuurvlam kan mij niet verteren,

God draagt mij door de felle pijn;

Hij zegt: “Ik zal u nooit verlaten,

‘k heb u gekocht en gij zijt Mijn”.

 

Dit is wat God belooft te geven:

Wie overwint dóór alles heen,

Zal eenmaal uit Zijn hand ontvangen

Een nieuwe naam, een witte steen.

 

Van maand tot maand door Gert Jan Doornink

De ware vrijheid

 

De verbanning van de be­kende Russische schrijver- dissident Sacharov heeft neg weer eens de aandacht gevestigd op het feit dat het communisme geen enkele vrije meningsuiting toe­laat. Het communisme is ongetwijfeld één van de grootste anti-Goddelijke machten in deze wereld. Maar dat geldt niet alleen voor het communisme. Er zijn talrijke machten werkzaam in deze wereld, die allen hun oorsprong vinden in het rijk der duisternis. En bevrijding van deze machten is alleen mogelijk door de aanvaar­ding en beleving van Hem die deze machten heeft overwonnen: Jezus Christus! Gods Woord zegt: “Wees niet bevreesd voor hen, die wel het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden” Matteüs 10 vers 28 (Matt. 10:28). Het “niet- bevreesd-zijn” zal één van de hoofdkenmerken zijn van de in de eindtijd levende christen!

Er wordt weer meer gerookt

Nadat het aantal rokers in de afgelopen jaren percentsgewijze wat was gedaald, werden vorig jaar in Nederland niet minder dan 26 miljard sigaretten verkocht. Het bureau “Voorlichting Sigaretten­industrie” vermoedt dan ook, dat er weer meer wordt gerookt. En dat on­danks de zeer vele waar­schuwingen en bewezen na­delen voor de gezondheid. Christenen, die de Heer waarachtig volgen, roken niet. Hun voornaamste ar­gument: Onze lichamen zijn tempels van de Heili­ge Geest.

Over waarzeggers gesproken

Voor het derde achtereen­volgende jaar heeft Johan Olde Kalter, correspon­dent van “De Telegraaf” in New York, een onderzoek ingesteld of de beweringen in het openbaar gedaan, door bekende Amerikaanse helderzienden, paragnos­ten, astrologen, kaartleggers, etc., ook uit zouden komen. Nu er weer een jaar voorbij is, was net als vorige keren zijn conclu­sie: “Er klopt niets van, maar dan ook helemaal niets”. Hij maakt als iro­nische slotopmerking: “Eén ding zien ze wel goed: mensen vergeten gauw”.

1300 zelfmoorden per jaar

1 Johannes 3 vers 8 (1 Joh. 03:08) zegt: “Hiertoe is de Zoon van God geopen­baard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou” . Hoe nodig het is dat deze boodschap van volle ver­lossing en bevrijding door Jezus Christus geprocla­meerd wordt aan een wereld in nood, moge nog eens weer blijken uit het be­richt over de grote toena­me van het aantal zelf­moorden, (zelfdoding of suï­cide in moderne bewoording). Iedere dag worden er in Ne­derland bijna vier zelf­moorden gepleegd. Waarbij buiten beschouwing wordt gelaten zij die hun leven beëindigen door zich in de auto te pletter te rijden, of sterven aan het gebruik van verdovende middelen. Vele malen groter is het aantal mislukte pogingen tot zelfmoord. Wetenschap­pelijke onderzoeken hebben aangetoond dat “grote een­zaamheid en verstikking in persoonlijke problemen” de voornaamste oorzaken van zelfmoord zijn.

Als de satelliet televisie komt…

Nog enkele jaren en de ge­hele wereld zal omspannen zijn door een netwerk van satellieten, die vele te­levisieprogramma’s zullen uitzenden. Nederland zal dan, in plaats van de twee televisieprogramma’s die nu worden uitgezonden, ge­confronteerd worden met misschien wel tien tot vijftien verschillende programma’s. Velen zijn verontrust over deze ontwikkeling, maar zou voor, de Gemeente van Jezus Christus hierin niet een uitdaging kunnen liggen, om te bidden en geloof te hebben, dat ook de bood­schap van Jezus Christus in al zijn volheid, via de satelliettelevisie gebracht gaat worden? Als er straks gelegenheid is om zendtijd te kopen, zou dit wel eens een unieke kans kunnen zijn, voor het op grote schaal versprei­den van het volle evange­lie .

“Het gaat goed met de kerk”

In de kolom hiernaast vindt u een gedeelte van een brief afgedrukt, die wij toezonden aan “Trouw” en gepubliceerd werd in de krant van 15 februari. Het was onze reactie op een ar­tikel van Ds. Hans Bouma in genoemd dagblad van 9 fe­bruari. We hebben toch wel even onze ogen uitgewreven toen we dat artikel van de­ze gereformeerde predikant uit Utrecht lazen. Onder de titel “Het gaat goed met de kerk” probeerde de schrij­ver in tien, wat hij noemt, “zwaarwegende pluspunten” aan te tonen wat ons “aan het begin van de jaren tachtig met het oog op de kerk en de toekomst van de kerk vrolijk kan stemmen”. Wat deze dominee naar voren  brengt zijn echter duidelijk ideeën en gedachten die niet door Gods Geest geïnspireerd zijn.

Hoewel tijd ons ontbreekt om ingezonden stukken aan dagbladen toe te zenden, hebben wij deze keer wel gereageerd, waarbij wij slechts op een enkel onder­deel van zijn artikel zijn ingegaan. Wij waren niet de enigen. Bij het afsluiten van dit nummer (21 februa­ri) werden er nog steeds brieven gepubliceerd in “Trouw”, die vrijwel una­niem afwijzend stonden te­genover de opvattingen van Ds. Bouma.

Wat wij uit dit alles kun­nen concluderen is:

1 – Hoe ver moderne theolo­gen afstaan van het werke­lijke evangelie zoals Jezus dat bracht en in de eerste christengemeenten in prak­tijk werd gebracht.

2 – Dat in een van oor­sprong rechtzinnige kerk, zoals de gereformeerde ker­ken, dergelijke predikanten gehandhaafd blijven. In vroeger jaren gingen sommi­ge vrijzinnige predikanten uit de Hervormde kerk lang zover niet.

3 – Dat vele kerkleden dit over hun kant laten gaan, al kunnen we ook stellen dat de duivel velen met geestelijke blindheid heeft geslagen.

Gelukkig zijn er ook velen die de ogen opengaan! En ligt in dit alles niet een geweldige uitdaging voor de Gemeente van Jezus Christus (de ware gelovigen) om in bewogenheid en liefde, maar onvervalst en zonder water in de wijn te doen, de boodschap van volle verlossing in Jezus Christus te proclameren? Opdat nog ve­len, ook in de kerken, de ogen opengaan en gaan ont­dekken dat alleen Jezus Christus de Weg, de Waar­heid en het Leven is!

Het is goed om. als kinde­ren Gods tegen deze en ve­le andere negatieve dingen te protesteren, maar “pro­testeren” is slechts een onderdeel van het proclameren. De eerste en belang­rijkste opdracht van Jezus Christus voor Zijn gemeente is: proclameren; het ver­kondigen van het werkelijke evangelie. “En dit evange­lie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepre­dikt worden tot een getui­genis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn” Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14)

De ware gelovigen zijn van mening dat bet met „de kerken” snel bergafwaarts gaat, omdat men de oorspronkelijke basis, het persoonlijk aan­vaarden van en volgen van Jezus Christus, reeds lang heeft losgelaten. Paulus zégt in’ 2 Kor. 5 vers 17 (2 Kor. 05:17): „Zo is dan wié in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijge­gaan, zie, het nieuwe is gekomen.” Als de kerken deze oorspronkelijke basis weer zouden ontdekken en gaan verkondigen, en men van daaruit (geestelijk zou groeien, zal het werkelijk wéér goed gaan met de kerk! Ds. Bouma probeert échter de wereldklok vele eeuwen terug te draaien, door té stellen dat de kerk meer en meer ontdekt, dat het Oude Testa­ment het hart van de Bijbel is en dat daarom het Nieuwe Testament , gele­zen moet worden „onder de belich­ting en in het perspectief van het Oude”. Daardoor zou dan een andere ‘Visie op Jezus ontstaan, dié „ontdaan Van Griekse filosofie en dogmatische ‘abstracties” dan weer voor de dag zou komen als „de man van Nazareth, die tot het laatst toe de weg van zijn volk gaat — de weg van de wet en de profeten”. Johannes 1 vers 17 (Joh. 01:17) zegt echter dat de wet door Mozes is gegeven, maar dat de genade en de waarheid door Jezus Christus zijn gekomen. Van deze genade en waarheid echter geen woord. Terwijl de komst van Jezus in deze wereld juist een grote verandering teweeg bracht, nadat Hij Degene was Die kwam om de werken van satan te verbreken. 1 Johannes 3 vers 8 (1 Joh. 03:08). Dit is ook in 1980 nog de ervaring van ieder mens die in het geloof Jezus aanvaardt en Hem gaat volgen. Het artikel van ds. Bouma is in strijd met de waarheid van Gods Woord en de Heilige Geest, en zal door vele oprechte kinderen Gods, zowel binnen als buiten de kerken, worden afgewezen.

 

De wegen van God door Nico Goverts

 

Twee niveaus van leven

Hebt u ooit nagedacht over de wegen van God? Kennen wij de wegen van onze God? Als u de bijbel daarop na­slaat, zult u versteld staan van de hoeveelheid teksten die over dit onder­werp spreken. Toch is het een zaak die maar heel wei­nig bekend is.

Er staat een geweldig woord in de Psalmen: “Hij maakte Mozes zijn wegen bekend, de kinderen Israëls zijn da­den” Psalm 103 vers 7 (Ps. 103:007). Ziet u het verschil? Dat zijn twee ni­veaus van leven. Het volk zag alleen maar de daden van God: het manna, het water uit de rots, het splij­ten van de zee, en wat er verder allemaal gebeurde. Maar veranderde dit hun hart? Werd hun instelling anders? Gebeurde er iets wezenlijks in hun geest?

Hun innerlijke problemen werden niet opgelost. De oorzaak werd niet aange­pakt. En wat die oorzaak was, wordt in een andere psalm heel duidelijk aange­wezen: het was een ge­slacht, “onstandvastig van hart, en welks geest niet trouw was jegens God” Psalm 78 vers 8 (Ps. 078:008). Hun geest was niet veranderd.

Daar ligt nu ook precies het probleem van veel christenen vandaag: ze heb­ben iets gezien van de da­den Gods: redding, doop met de Geest, genezing mis­schien, maar daar hield het op. Er gebeurde niets met hun geest. Hun geest kreeg geen inhoud. En als gevolg daarvan had hun geest ook geen vastheid.

Zo zijn er vele christenen  die uitsluitend leven bij de daden Gods. En dan is het net als bij het volk Israël in de woestijn: ze hebben steeds weer nieuwe impulsen nodig, ze moeten telkens weer iets zien, het oog wil ook wat. En na een daad van God gaat alles geestelijk weer op de oude voet verder. Hun geest zakt weer in elkaar, het nega­tieve krijgt weer de over­hand, totdat er weer een nieuwe daad van God komt, dan leven ze weer voor een ogenblik op. Hun leven wordt bepaald door ervarin­gen, door het zichtbare. Ze hebben nooit geleerd hun geest te verheffen.

God is meer dan een hulp in nood

Daarom is het van fundamen­teel belang te onderkennen dat God in deze tijd meer wil doen dan alleen maar af en toe een wonder voor ons te bewerken. God bedoelt meer dan zo nu en dan iets laten zien, zodat we weer weten dat Hij er is. God bedoelt meer dan voor ons te zijn een hulp in nood.

Sommige mensen hebben een soort EHBO-geloof. God is er voor het geval je hulp nodig hebt. Hij moet zorgen dat je veilig, vlug, voor­delig door de woestijn heen komt. Dan krijg je het idee van een reisbureau: wilt u voor dns regelen een snel­le, comfortabele reis naar het beloofde land? Er is een stadium, als iemand pas tot het geloof komt, dat de daden van God op de voor­grond staan. Maar God wil ons de ogen openen voor het feit dat daar een ander stadium op moet volgen. On­ze geest moet inhoud krij­gen. En wat voor inhoud?

Dat zien we bij Mozes. Hij had de taak om leiding te geven. En dat kon hij al­leen omdat hij meer zag dan de daden van God. God maak­te Mozes zijn wegen bekend. Daar zien we het geheim van deze man Gods, ook al leef­de hij nog onder het oude verbond. Hij was bezig met niet slechts de daden, maar de wegen van God. Zo werd zijn geest geoefend. Zo kreeg hij inhoud voor zijn geest.

Waarom het kennen van Gods wegen zo belangrijk is

Wat wil dat zeggen: Gods wegen? En waarom is dat zo’n belangrijk thema? Als we Gods wegen leren kennen, dan ontdekken we hoe Hij wandelt. En alleen dan wordt het voor ons mogelijk dat we wandelen met God. Hoe zul je immers wandelen met iemand als je zijn we­gen niet kent?

 

Gods wegen, dat zijn Zijn principes, dat is zijn werkwijze, dat zijn Zijn methoden. Let u maar eens op de relaties tussen een klein kind en zijn vader. Af en toe komt vader in het kleine wereldje van het kind binnen: s’ avonds na zijn werk, en dan doet va­der wat met dit kind: een of ander spelletje, paardje rijden bijvoorbeeld. Het kind kent de daden van va­der en die vindt het gewel­dig. Misschien weet het kind ook nog wat vader overdag doet. Maar die hele wereld van vader is voor hem nog verborgen. Vader komt wel in zijn wereldje, maar hij komt nog niet in de wereld van vader. Hij weet bijvoorbeeld, als va­der arts is: vader helpt zieke mensen. Maar hij zit er niet bij in de spreekka­mer, als vader patiënten ontvangt, en hij gaat niet mee op huisbezoek. Hij weet dus ook nog niets van va­ders principes en werkwij­ze: het geduld of de strengheid waarmee vader mensen benadert, zijn tact, zijn wijsheid, zijn metho­den om een diagnose te stellen, dat is voor hem allemaal nog verborgen. Zo is het ook als iemand een kind van God wordt. God komt in ons wereldje.

Maar nu de andere kant van de zaak. God wil dat wij in zijn wereld komen. Mozes kwam in de wereld van God. Vooral in vroegere tijden was het vaak zo dat een va­der zijn zoon opleidde om zijn compagnon en later zijn opvolger te worden. Dan zei vader: je bent nu oud genoeg, nu neem ik je mee, de praktijk in, dan kun je van mij afkijken hoe ik het doe. Zo leerde de zoon de principes en metho­den van vader kennen en hij nam ze over. Hij kon treden in de voetsporen van vader.

Hoe leren we Gods wegen kennen?

Wat is ervoor nodig, om Gods wegen te leren kennen? Allereerst tijd en aandacht. Tegenwoordig moet alles snel gebeuren. Alles moet kant en klaar geleverd wor­den. Maar God werkt anders. Onze geest moet gevormd worden. En daar bestaat geen spoedcursus voor, dat kun je niet even kant en klaar inbouwen. Men is ge­wend aan de reclame: deze pijnstiller werkt direct. En wat niet op staande voet resultaat oplevert, dat is waardeloos.

Dezelfde soort reclame wordt ook maar .al te dik­wijls toegepast in het be­zig zijn met het evangelie. Bidden helpt, heet het dan. Of: kom naar voren en u krijgt een nieuwe ervaring met God. Wat heeft men dan begrepen van de wegen Gods? Weet men dan wel wat bidden is? Er is voor gebeden maar het hielp niet, hoort men dan. Het wordt heel anders als men bedenkt: bidden is bezig zijn in de geest. Dan gaat men de wegen Gods ont­dekken. En voor wie de we­gen Gods gaat verstaan, is er altijd een weg, zelfs als het gewenste zichtbare resultaat eens korte of lange tijd zou uitblijven.

De psalmist was daar ook mee bezig, toen hij bad: “Onderwijs mij, Here, de weg uwer inzettingen, dan zal ik die bewaren ten ein­de toe” Psalm 119 vers 33 (Ps. 119:033). Hij vroeg om onderwijs. En dat kost altijd aandacht en tijd. Het ging hem ook niet alleen maar om een aantal inzettingen, een aantal re­gels. Zovelen hebben het idee dat het christen zijn bestaat uit een serie wet­ten. Als je je daar nu maar aan houdt, dan zit je goed. Maar dan ben je weer aan de buitenkant bezig. Zoals je kinderen kunt leren in de maat te lopen of met de armen over elkaar te zitten. Een hond kun je dresseren, maar daarmee is het beest nog niet geestelijk. Zo zijn er ook heel wat ge­dresseerde christenen. Ze weten precies wat er van hen verwacht wordt. Ze zit­ten op en geven pootjes. Maar ze hebben geen geest. Ze doen bepaalde dingen om­dat het moet, of omdat het zo hoort, en ze laten ande­re dingen omdat het niet mag. Ze worden in het ga­reel gehouden door hun om­geving. In plaats van din­gen te doen omdat hun geest daarop gericht is. Of be­paalde dingen te laten, ge­woon omdat je geest op iets heel anders ingesteld is, namelijk op God. Dan is niet meer beslissend: wat moet er en wat moet er niet, maar de instelling van mijn geest. Ben ik ingesteld op God? Zoals vers 15 van de­zelfde psalm het zegt: “Uw bevelen zal ik overdenken, en op uw paden zal ik let­ten” .

Wie de weg bewandelt, bereikt het doel

Daar zien we zo duidelijk de aandacht voor God die deze psalmist heeft. En waarom is dat overdenken, dat letten op de paden Gods, zo belangrijk, ja zo abso­luut noodzakelijk? Omdat al­leen zo ons denken veran­dert. Velen willen wel hulp, of herstel, maar ze zien niet de weg die God daartoe aangeeft. Ze zien niet de wegen tot genezing, de we­gen Gods tot overwinning. Ze zitten alleen maar te kijken: gebeurt er al wat? Doet God al iets?

Maar God werkt niet met kijkers, maar met wande­laars. Henoch zat niet te kijken, hij wandelde met God. Herstel is een weg, overwinning is een weg. Wie de weg bewandelt, bereikt het doel. Men kan nooit het doel bereiken, als men zich niet interesseert voor de weg. Wie een arts raad­pleegt, kan bijvoorbeeld een bepaalde therapie krij­gen. Stel nu dat men dan zegt: Dokter, u moet mij beter maken, daar kom ik voor, maar met die therapie van u heb ik niets te maken, daar kan ik me niet mee op­houden. Dan zal het antwoord zijn: Als u zo redeneert, kan ik niets voor u doen.

Zo is het ook bij God. Men kan God niet scheiden van de wegen Gods. God kennen, dat is: zijn wegen kennen. Daaruit volgt: wie Gods we­gen niet kent, kent God niet. Mozes bidt in Exodus 33 vers 13 (Ex. 33:13): “Maak mij toch uw wegen bekend, zodat ik U ken”. Dat gebed leert ons: God kennen en Zijn wegen kennen hangen onlosmakelijk met elkaar samen. Want Gods we­gen zijn de uitdrukking van zijn wezen.

Zoeken wij ervaringen of zoeken wij Gods wegen?

In Psalm 119 komt dit mo­tief telkens weer terug. Daarom is het voor ons ook zo’n rijke en leerzame psalm. Het is van het begin tot het eind helemaal het lied van iemand die ernaar verlangt, de wegen Gods te kennen. Zo lezen we in vers 37 (Ps. 119:037) het gebed: “Maak mij le­vend door uw wegen”. Dat is beslist geen oppervlakkig gebed. Dat gaat diep. Hij vraagt niet maar: Heer ze­gen mij. Hij bidt verstan­dig .

Hebt u er ooit over gedacht dat God wil dat wij ver­standig bidden? Een kind kan soms domme dingen vragen, maar van een zoon verwacht je dat hij komt met een ver­zoek dat hij eerst goed doordacht heeft. Soms moet God zeggen: weet je wel wat je vraagt? Bijvoorbeeld: ie­mand komt naar voren en vraagt om bevrijding. Maar als hij niet vernieuwd wordt in zijn denken, wat haalt het dan uit? Stel, er is ie­mand die zich overal aan er­gert, aan zijn vrouw, aan zijn kinderen en noem maar op. Hij laat zich bevrijden. Maar als hij niet leert waar zijn vijand zit, en hoe hij zich moet opstellen in de geest, als hij niet ontdekt hoe hij moet denken en rea­geren, dan zet het geen zoden aan de dijk. Iemand die genezen is van een kwaal, zal ook de wetten van zijn lichaam moeten leren kennen en eerbiedigen: hij moet verstandig gaan eten en le­ven. Zo zijn er ook wetten van de geest, dat zijn de wegen Gods.

Soms bidt men: Heer, raak mij aan. Wat bedoelt men dan? Of men spreekt van een ontmoeting met de Heer. Is dat dan alleen maar een zaak van één moment? Wat gebeurt er dan na die aanraking, na die ontmoeting? Moet men dan weer wachten tot het volgende hoogtepunt? Is men dan niet bezig met het zoe­ken van ervaringen, in plaats van het zoeken van Gods wegen? Men verwacht misschien dat men zal neer­vallen, maar ook dat is niet blijvend, want men verwacht toch ook dat men daarna weer zal opstaan. Er is niemand die in dit op­zicht een blijvende ‘zegen’ verwacht.

In het natuurlijke leven is het toch ook zo: wie gene­zen wil worden, kan niet volstaan met alleen maar een ontmoeting met de dok­ter. Hij moet zich onder behandeling stellen. En je wordt geen zoon, doordat de vader je af en toe eens e- ven aanraakt. Je wordt een zoon, doordat je het denken van vader overneemt.

Wat is zegen?

Men kan vragen: Heer, zegen mij. Maar wat is zegen? Ze­gen bestaat niet in wat zichtbaar vertoon, wat ui­terlijk spektakel. God is Geest en als Hij ons zegent dan doet Hij dat naar de woorden van Paulus met alle geestelijke zegen in de he­melse gewesten in Christus. Efeze 1 vers 3 (Ef. 01:03).

Zegen is dat God zegt: Ik deel je mijn gedachten mee. Ik geef je deel aan mijn natuur, aan mijn wezen. Ik heb je geroepen om mijn we­gen te kennen.

Die zegen mogen en moeten wij zoeken. Die geestelijke zegen. In die zin is het goed, een zegenzoeker te zijn. En dat is tenminste zegen die blijvend is.

Het probleem van alle kinderen Gods

Zo is het ook met de komst van de Heer. Ook op dit punt zijn er velen die er­naar kijken: wanneer ge­beurt het? Zij zijn net als de discipelen, tot wie gezegd moest worden: Wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Maar ook hier geldt: alleen wie de weg bewandelt, bereikt het doel.

De volmaaktheid van de ge­meente komt niet zomaar uit de lucht vallen. Het gebeurt niet bij toverslag. Het is een weg. Men bereikt het doel niet door vast te stellen: het loopt allemaal op zijn eind; het kan elk moment afgelopen zijn. Dan is men alleen maar toe­schouwer. Ja dan ziet men in het geheel geen weg. Men redeneert: de komst van de Heer is totaal onverwacht. De vraag is echter: voor wie is het onverwacht? Voor degenen die de weg ernaar toe niet bewandelen.

Ligt daar niet het probleem van vele kinderen Gods in deze tijd? men beseft hele­maal niet dat God er een weg op na houdt. Men heeft er totaal geen oog voor dat God werkt via bepaalde we­gen. Men leeft bij losse daden van God, bij los­staande meningen, bij inci­dentele wonderen waarin geen enkele lijn te ontdek­kingen valt. Geestelijk leeft men van de hand in de tand. Er zit geen lijn in. En zomaar op een keer, dan is de gemeente verdwenen.

God is een God van wegen

Daarom is het vóór alles noodzakelijk dat we nu gaan ontdekken: God is een God van wegen. Zo is zijn karakter. Mozes sprak daar­over tot het volk: “Gedenk

dan heel de weg, waarop de Here, uw God, u deze veer­tig jaar in de woestijn heeft geleid” Deuteronomium 8 vers 2 (Deut. 08:02). Het was niet zo dat God het volk uit Egypte voerde, ze gingen slapen in de woes­tijn en wakker werden in Jeruzalem. Ze werden niet zomaar plotsklaps overge­plaatst, zonder dat ze er­gens van wisten. Neen, het was een weg. En die weg moesten ze leren. En die moesten ze bewandelen. Dat was een heel bewuste zaak; dat ging niet buiten hen zelf om.

Precies zo geldt het ook voor ons: er is een weg naar het einddoel des ge­loof s. En het is net als toen in de woestijn: velen geloven niet in die weg. Ze geloven niet dat er een weg is naar de volmaaktheid. Ze beseffen niet dat er een weg is naar de komst van de Heer in de zijnen. Wat baat het iemand als hij op het ANWB-bord de naam van de plaats ziet staan waar hij heen wil, maar hij begeeft zich niet in de aangegeven richting? Brengt dat bord hem dan dichter bij het doel?        
Zo is het ook met de teke­nen der tijden; die brengen ons niet bij het doel. Men kan daarop letten zoveel men wil, maar daar wordt men niet volmaakt van. Men kan zeggen: Let op de bor­den, maar men zal ook moe­ten lopen. Anders baten de borden niet.

Daarom zegt Mozes: “Nu dan, Israël, wat vraagt de Here, uw God, van u dan de Here, uw God, te vrezen door in al zijn wegen te wandelen” Deuteronomium 10 vers 12 (Deut. 10:12). En hij legt ook heel duidelijk het ver­band tussen de wegen Gods en het doel van God: “In­dien gij in al zijn wegen gaat en Hem aanhangt, dan zal de Here al deze volken voor uw wegdrijven, zodat gij het gebied van volken, groter en machtiger dan gij, in bezit zult nemen” Deuteronomium 11 vers 22 en 23 (Deut. 11:22-23). Alleen een volk dat Gods wegen leert kennen, zal het doel bereiken. Alleen dat volk zal Kanaän in bezit nemen en heersen over zijn te­genstanders .

De weg die tot het doel leidt

David wist het ook. De we­gen Gods: het is het thema waar het hele boek Deuteronomium op gebouwd is. Maar ook David kon het ge­tuigen: “Gods weg is vol­maakt” Psalm 18 vers 31 (Ps. 018:031). Dat zegt hij als God hem verlost heeft uit de macht van al zijn tegenstanders en uit de hand van Saul. Al jaren terug was hij gezalfd tot koning. Maar David had het ontdekt: koning wordt je niet bij toverslag. Het is een weg. Er is een weg naar de troon. Een weg naar het koningschap. En als David deze psalm dicht, dan heeft hij meer doorgemaakt dan alleen een paar fijne ervaringen; hij heeft een weg bewandeld, en hij komt tot de slotsom: dit was de weg van God en die weg is zoals God zelf is: volmaakt. Die weg leidt tot het doel.

Wie hier zicht op gaat krijgen, vindt een geheel nieuw perspectief op het plan van God. Niet alleen voor ons persoonlijk leven, maar ook voor de gemeente. God heeft een weg voor ons, voor zijn gemeente. Maar dan niet als iets wat auto­matisch gebeurt, buiten ons om, zonder dat we daar enig besef van hebben. Er wordt soms zo gemakkelijk gezegd: God gaat met ons zijn weg. Of: God gaat zijn weg met de gemeente. Neen, God wil dat wij zijn wegen leren kennen, dat wij in zijn wegen gaan wandelen. Wij moeten visie krijgen op de wegen Gods. Dan zin­gen we niet zoals een dich­ter uit de vorige eeuw: “Wegen Gods, hoe duister zijt gij”, maar we om vleugelen ons hoofd. Neen, dan bidden we met David: “Here, maak mij uw wegen bekend, leer mij uw paden” Psalm 25 vers 4 (Ps. 025:004). Dan gaan we pas de zin zien van gemeenteleven: met el­kaar de wegen Gods te gaan ontdekken, en die bewande­len .

Als zo de gemeente gaat functioneren, dan komt het moment dat de volkeren kun­nen zeggen: “Komt, laten wij opgaan naar de berg des Heren, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden be­wandelen” Jesaja 2 vers 3 (Jes. 02:03).

Van Jezus moesten zelfs de tegenstanders erkennen: “Meester, wij weten, dat Gij waarachtig zijt en dé weg Gods in waarheid leert” Matteüs 22 vers 16 (Matt. 22:16). Jezus leert ons de weg tot God. Daar­voor kwam Hij. God wil dat zijn volk dit gaat zien. Dan komt er een gemeente die zegt: Ik zet mijn treden in uw spoor, omdat mijn voet niet uit zou glijden.

 

 

 

Door het geloof

 

Paulus spreekt zich in Ga­laten 2 vers 20 (Gal. 02:20) zeer duidelijk uit dat hij “door het ge­loof” leeft. Hij zegt: “Met Christus ben ik ge­kruisigd, en toch leef ik, dat is, niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in God in de Zoon van God, die mij heeft lief­gehad en Zich voor mij heeft overgegeven”. Voor hem bestond er geen andere weg dan de weg van geloof. Hij is ons hierin een ge­weldig voorbeeld.

Voor elk kind van God is een “dagelijks geloofsle­ven” een onontbeerlijke factor om te functioneren in het plan van God met zijn of haar leven. Terecht zegt de schrijver van de Hebreeënbrief dat het “zon­der geloof onmogelijk is Hem welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken” Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06).

Ons geloof moet “dagelijks gevoed” worden met het Woord van God, door de ver­vulling met de Heilige Geest en doordat we contact onderhouden met God in ge­bed. Zoals een ruiter met zijn paard de hindernissen alleen kan nemen doordat hij dagelijks traint, zul­len ook wij “geestelijk ge­trainde” kinderen Gods moe­ten zijn. Opdat de vijand, die ons met zijn barrières op onze geloofsweg tracht tegen te houden, niets zal kunnen beginnen.

“De rechtvaardige zal uit geloof leven” Romeinen 1 vers 17b (Rom. 01:17b), behoort de centrale gedach­te van ons denken en hande­len te zijn. Door het ge­loof zijn wij overwinnaars in de geestelijke strijd, ervaren wij de vervulling van Gods beloften en wordt Zijn Naam verheerlijkt)

 

 

 

Reacties van lezers

 

Bevrijding van demonen

Uit verschillende plaatsen, onder andere uit Leeuwar­den, Balkbrug, Ede en ’s Gravenmoer, ontvingen wij reacties op het artikel van broeder Noë over het uit­drijven van demonen. Vra­gen op dit terrein werden, voor zover mogelijk, door br. Noë of door mij beant­woord. Terwijl verzoeken om hulpverlening of bevrijdingsbedieningen, zo­veel mogelijk werden door­verwezen naar de voorgan­gers of oudsten, van plaat­selijke gemeenten, waar de­ze boodschap gebracht wordt. Een lezer uit Den Haag maakte ons nog attent op een onjuistheid in het literatuurlijstje aan het eind van het artikel. Het boekje van Ds. Glashouwer, dat weliswaar niet recht­streeks het onderwerp be­handeld, maar wel de ver­schillende vormen waarin occultisme zich openbaart, is niet meer verkrijgbaar bij de stichting “Gemeente- réveil” te Wezep, (deze stichting is opgeheven), maar te bestellen via Post­bus 363 te Almelo.

Nummer 200

Ter gelegenheid van de ver­schijning van het 200ste nummer van “Levend Geloof” zond één van onze abonnees ons een gift van ƒ 200,-. Heel veel dank voor deze bemoediging! Een lezeres uit Rotterdam schreef: “Om­dat “Levend Geloof” een fijn positief blad is, ben ik er op geabonneerd en om­dat nummer 200 zo uitzon­derlijk goed is, zou ik graag nog 50 exemplaren er van ontvangen”.

De geweldigste ontdekking van de laatste jaren

Broeder J. M. te Krimpen aan de IJssel schrijft: “Ook door nummer 199 van “Levend Geloof” zijn we weer bijzonder versterkt. Vooral het artikel: “Het wezen van God” heeft ons zeer aangesproken. De “ont­dekking” dat onze God een goede God is, dat Hij en­kel licht is en dat in Hem totaal geen duisternis is, dat is de geweldigste ont­dekking van de laatste ja­ren, naar mijn mening.

‘Gods vriend’lijk aange­zicht, geeft vrolijkheid en licht, aan alle oprech­te harten’! Halleluja”.

Jezus heeft de oorzaak van ziekte weggenomen

Broeder H. J. van H. te Kampen wenst ons Gods on­misbare zegen toe, bij ons werk voor Hem. En schrijft onder andere: “Toen u me zondag na de dienst aanschoot, en we het kregen over genezing als uiting, van gehoorzaamheid, zei ik: Het kon wel eens erg onge­hoorzaam van ons zijn, als we eerst naar de dokter gaan, en dan pas de Heer vragen”.

In een uitvoerig schrijven geeft deze broeder dan ui­ting aan zijn geloof in de waarheid uit Gods Woord, dat Jezus de oorzaak van de ziekte heeft weggenomen. Maar “geloven dat de Heer anderen geneest is niet zo  moeilijk, als geloven dat de Heer jezelf geneest. Dat is veel directer. Ik bid makkelijker voor genezing bij mijn vrouw, dan voor genezing bij mezelf, on­danks dat de Heer me op een wonderlijke wijze van astma genas”.

Broeder Van H. wijst op de noodzaak van gehoorzaam­heid: “Gehoorzamen is Zijn wil doen. Als we weten, dat ziekte een vrucht van de zonde is, en geloven dat Jezus de boom “zonde” heeft omgehakt in ons le­ven, hoe kunnen we dan an­ders ziekte accepteren, dan door de leugen te geloven. De duivel is de leugenaar van de beginne”.

Hij besluit zijn brief als volgt: “Ik ben zo blij, dat onze God en Heiland er niet op uit is, om ons het leven moeilijk te maken. Hij zegt: “Bidt en u zal gege­ven worden”. Als we tot Hem bidden, moeten we ook antwoord van Hem verwachten. Als ik niet verwacht, dat Hij antwoorden zal, dan luister ik ook niet of ik Hem hoor, dan hoor ik Hem dus ook niet. Maar Jacobus zegt: “Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, omdat er kracht aan ver­leend wordt. Elia was slechts een mens zoals wij en hij bad een gebed, dat het niet regenen zou, en het regende niet op het land drie jaar en zes maan­den lang; en hij bad opnieuw, en de hemel gaf regen en de aarde deed haar vrucht uitspruiten”. Jakobus 5 vers 16 tot en met 18 (Jak. 05:16-18). Ook dit staat in verband met ziekte in Gods Woord, even ervoor staat namelijk: “En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten”.

“Is het niet machtig, dat deze beloften voor een ie­der bestemd zijn, dat Jezus voor onze ziekte en kwaal gestorven is? Zalig is de man, die in verzoeking vol­hardt, want wanneer hij de proef heeft doorstaan, zal hij de kroon des levens ontvangen, die Hij beloofd heeft aan wie Hem liefheb­ben .

Prijst de Heer, want Hij is wonderbaar, sterke rots, vredevorst, Hij laat niet varen het werk Zijner han­den. Halleluja”.

In “Levend Geloof” van volgende maand o.a. een artikel van br. Noë over: lofprijzing.

1980.01 nr. 200

Levend geloof 1980.01 nr. 200

Wat gaat er in de jaren tachtig gebeuren? Door Gert Jan Doornink

Wat verwacht de wereld?

De jaren tachtig zijn begonnen. In allerlei toonaarden worden wij de laatste weken over­speeld met verwachtingen voor de komende jaren, waarbij meestal grote onzekerheid en pessimisme overheersen. Enkele voorbeelden: In het week­blad “Nieuwsnet” schreef de Rotterdamse hoogle­raar economie P. W. Klein: “Was de toestand in de jaren zeventig hopeloos, in de jaren tachtig zal zij zowel ernstig als hopeloos zijn”. Een ander blad haalde een uitspraak van wijlen pre­sident Kennedy aan, die reeds in 1963 zei: “Het is ons noodlot dat wij in de gevaarlijkste pe­riode van de menselijke geschiedenis leven; wij zijn voorbestemd om het grootste deel van ons leven, zo niet ons hele leven, in onzekerheid, strijd en gevaar door te brengen”.

Ook helderzienden en waarzeggers trachten een tipje op te lichten van de sluier, die over de jaren tachtig verborgen licht, maar de inspira­tiebron van deze mensen vindt zijn oorsprong in het rijk van satan, in het duistere domein van de verderver en de vernietiger.

De wetenschapsmensen, de politieke leiders en de occulte misleiders, kunnen nog zulke diep doordachte meningen over de toekomst te beste geven, niemand zal precies kunnen zeggen: zo- en-zo gebeurt het. Hoe kan het ook anders zal de waarachtige christen opmerken. Immers de toekomst is “verborgen en in nevelen gehuld”, voor hen die Christus niet kennen.

Perspectieven voor kinderen Gods

Hoe geheel anders zijn echter de perspectieven voor het kind van God, dat overgezet is vanuit het rijk van satan in het Koninkrijk van Jezus Christus. Het aloude gezangvers betekent een realiteit voor hem:

“Wat de toekomst brengen moge;

mij geleidt des Heren hand;

moedig sla ik dus de ogen,

naar het onbekende land”.

Daarbij weet een kind van God dat het “onbeken­de land”, dat voor hem ligt, niet iets vaags, iets abstracts, iets onwezenlijks is. Maar om­dat hij “verankerd is in Jezus Christus” heeft hij geen angst voor de toekomst. De Heilige Geest leidt hem immers in alle waarheid van dag tot dag.

De spreuk, die men hier en daar aan de wand ziet hangen: “Van het concert des levens heeft niemand een program”, is daarom voor een gelo­vige geen fait accompli. Omdat hij niet leeft met de gedachte: We moeten maar afwachten wat er met ons leven gaat gebeuren. Wij zijn geen mensen van het noodlot, maar nieuwe scheppin­gen, koningen en priesters. Onze plaats is met Christus in de hemelse gewesten!

Natuurlijk weet niemand van uur tot uur exact hoe het leven in al zijn onderdelen verloopt. Veel belangrijker is dat wij weten dat God “het goede” met ons voor heeft! En dat al “het slechte” afkomstig is uit de koker van de duivel .

Gods voorwaarde

Maar als wij weten dat God het goede met ons voor heeft, zullen wij ook de “goede weg” moe­ten bewandelen. Dat is de weg van Jezus, de weg van de volheid, de geestelijke weg. Deze weg kunnen wij alleen bewandelen, door een le­ven van geloof en gehoorzaamheid te openbaren. Dat is de enigste voorwaarde om Gods zegeningen te ervaren, om onbevreesd de jaren tachtig bin­nen te gaan.

Een christen mag juist grote verwachtingen van de toekomst hebben. Hij is losgemaakt van het negatieve gedachtenpatroon, waarmee de mens van deze wereld geïnfecteerd is. Als weet hij, dat hij het, naar het vlees gesproken, in de jaren tachtig niet gemakkelijk zal krijgen. Hij leeft immers temidden van een ontaard en verkeerd ge­slacht .

Want ongetwijfeld zal de degeneratie van de jaren zeventig zich verder voltrekken. Abortus, euthanasie, homofilie, vrije seks, immoraliteit, occultisme, etc. het zal meer en meer als “nor­maal” worden geaccepteerd. Waarbij ook het naam-christendom, dat met een schijn van gods­dienst, de kracht heeft verloochend, op geen enkele wijze meer tegengas zal geven en geheel zal worden meegesleurd. (Lees in dit verband in het artikel van br. Glasbergen reeds over het opzienbarend besluit dat de synode der Gere­formeerde kerken nam ten aanzien van de homo­filie) .

Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11) zal meer en meer werkelijkheid wor­den: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer on­recht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer recht­vaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”. En als kinderen Gods moeten wij vooral het tweede deel van deze tekst ook goed in het vizier houden. Het betekent namelijk dat de volheid van Christus in de waarachtige kinderen Gods meer en meer tot openbaring zal komen!

Een kind van God kent geen vrees voor de toe­komst. Hij weet dat al Gods beloften in Jezus Christus ja en amen zijn. Zijn leven is met Christus verborgen in God. Daarom deert hem geen verdrukking, miskenning, beproeving of vervolging. Want met Jezus zijn we ook in de jaren tachtig meer dan overwinnaars! Glorie voor Zijn Naam!

 

Hans Koornstra naar Amsterdam

Er komt ook dit jaar een campagne met evangelist Hans Koornstra. Na de zo rijk gezegende campagnes in 1979 in Den Haag, Groningen en Arnhem, was het onzeker – mede wegens afspraken in het buitenland – of er ook in 1980 een campagne kon worden gepland. Maar “Teen Challenge”, die de organisatie weer verzorgd, maakt nu bekend, dat, mede op initiatief van verschillende gemeenten in Noord Holland, van 5 tot en met 14 september 1980 een tiendaagse campagne zal worden gehouden in de Jaap Edenhal te Amsterdam. Laten we veel bidden dat ook deze serie samenkomsten, waar de boodschap van volle verlossing in Jezus Christus weer centraal zal staan, een grote overwinning op het rijk van satan zal worden.

 

Hemels manna door Jan W. Companjen

 

“En s’ avonds kwamen er kwakkels opzetten en over­dekten de legerplaats; en s ‘morgens was er een dauw- laag rondom de legerplaats. Toen de dauw laag opgetrok­ken was, zie daar lag over de woestijn iets fijns, iets schilferachtigs, fijn als rijp op de aarde. Toen de Israëlieten dit zagen, zeiden zij tot elkander: wat is dit? En Mozes zeide tot het volk: Dit is het brood dat de Here u tot spijze gegeven heeft… en zij noemden het ‘Manna’.

Het ware manna

Ongeveer zes weken na de verlossing uit het huis der dienstbaarheid en de door­tocht door de Schelfzee, krijgen we al de geschiede­nis van de kwakkels en het manna. In de woestijn geko­men’ begon het volk namelijk al spoedig te morren en te­rug te verlangen naar de vleespotten van Egypte. Toch hoorde de Heer naar het gemor van Zijn volk en liet hen niet in de steek. Het volk van God had echter beter moeten weten. Hij had hen immers uitgeleid, zou Hij dan de rest niet afma­ken? Ondanks alles maakte Hij het alles wel, boven bidden en denken. Er viel vlees en brood uit de hemel en de Israëlieten konden eten tot verzadiging toe.

Toch is er een groot ver­schil tussen het voedsel dat God hun geeft; het ene de ‘kwakkels’ en het andere het ‘manna’. In Johannes 6 vers 47 tot en met 59 (Joh. 06:47-59) zegt Jezus dat Hij het ware brood des levens, het ware Manna is. Als iemand van Hem eet, dat wil zeggen Hem volledig innerlijk aan­vaardt, eeuwig blijft le­ven.

Om deze zaken gaat het, als wij deze keer stilstaan bij het geweldige, dat Jezus, als het brood des levens, op aarde kwam. Hij opende het hemelse Koninkrijk Gods voor u en mij als het nieu­we paradijs, waar vrede en gerechtigheid woont door de Heilige Geest.

Dat is het geweldige feest dat begon met de geboorte van Jezus in Bethlehem, dat wij vorige maand weer moch­ten gedenken. Hij groeide na Zijn geboorte op tot de ‘Zoon Gods’ die het vlees­geworden Woord aan ons openbaarde. Het Woord Gods dat tot dat moment bedekt was, werd openbaar en Hij leefde het ons voor. Hij zei daar zelf van in Johannes 6 vers 55 tot en met 57 (Joh. 06:55-57), dat Zijn vlees wa­re spijs was en Zijn bloed ware drank. “Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft, en Ik leef door de Vader, zo zal ook hij, die Mij eet, leven door Mij”. Dat is de wis­selwerking tussen Jezus en hen die Hem volgen.

Van de woestijn naar het beloofde land

Wij zijn ook nu in de woes­tijn. Ook wij zijn op weg en leren op die weg afhan­kelijk en gehoorzaam te zijn aan Hem. Laten wij echter niet morren, maar ons vasthouden aan alles wat ons tot lering geschre­ven is. Dan zullen wij niet sterven in de woestijn, maar het beloofde land bin­nentrekken.

Wij hebben daarbij nog bij­zondere beloften, namelijk dat wij leven in de tijd dat het dubbele manna (de spade regen) gaat vallen.

Keren wij echter eerst nog even terug naar de geschie­denis van de Israëlieten in de woestijn. Na de roep om eten, komt het goddelijk antwoord. Zo’n antwoord is niet alleen iets menselijks maar het heeft ook altijd een bijzondere en diepe be­tekenis. De Heer sprak dan ook tot Mozes en zeide: “In de avondschemering zult gij vlees eten en in de morgen zult gij met brood verzadigd worden, en gij zult weten dat Ik de Here ben”.

De Heer begint met vlees te geven. Aan het einde van de dag komt er vlees uit de hemel vallen. Een grote hoeveelheid kwakkels kwam opzetten en overdekte de legerplaats. Er wordt een scherpe scheiding gemaakt tussen dit goddelijk vlees en het daarop, op de nieu­we dag, vallende manna. Het één vertegenwoordigt het vlees, het algemeen mense­lijke; het andere het Geestelijke, maar beiden horen bij elkaar. Beiden zijn door God gegeven.

Het vlees valt in de leger­plaats. Het valt als levend voedsel tussen het volk.

Vlees wordt door vlees ge­voed. Ook wij mensen van vlees en bloed kunnen onze medemens voeden. Dat is een intermenselijke verhouding die in de legerplaats, dat wil zeggen onder ons, plaats vindt. Deze voeding houdt ons wel in het leven, maar komt er niet de voe­ding bij van de nieuwe dag, van het nieuwe begin, het Manna, dan mankeert er iets aan. Dan zijn wij vleselijke christenen, die alleen maar kwakkels eten. Dit heeft tot gevolg dat wij blijven “kwakkelen”. De doorbraak naar het echte, het levende en sprankelen­de, ontbreekt. Het is net als in een kwakkelwinter: het kan vriezen en dooien.

De noodzaak van het hemels manna

Met het manna gaat het heel anders. Dat valt buiten de legerplaats, dat komt recht­streeks van de levende Vader die Zijn volk daarmee voedt. Daar zit geen vlees tussen en het valt op een plaats buiten de legerplaats. Wie oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeente zegt.

Ieder moet uittrekken en verzamelen. Hij en zij, jong en oud, krijgen ieder hun dagelijkse portie. Zij moeten persoonlijk zoeken…. en allen vinden wat zij nodig hebben. “De Israëlieten nu deden zo en verzamelden het, de één meer en de ander min­der. Toen zij het in een gomer maten, had hij die meer verzameld had, niet te veel en hij die minder verzameld had, kwam niet te kort. Ie­der had naar zijn behoefte verzameld” Exodus 16 vers 17 en 18 (Ex. 16:17-18).

Het is een wonder Gods, dat wij ook dagelijks mogen en kunnen beleven, indien wij persoonlijk onze Heer en Heiland zoeken buiten de le­gerplaats. Buiten alles om, dagelijks Hem ontmoeten door middel van de Heilige Geest die in ons woont.

Het is opmerkelijk, maar bij de uitstorting van de Heili­ge Geest en bij het neerval­len van het manna in de woestijn, zeiden de Israë­lieten tegen elkaar: “Wat is dit? Wat wil dit toch zeggen?”. Jezus geeft ons daarop het antwoord: “Ik ben het brood des levens. Uw va­deren hebben in de woestijn het manna gegeten en zij zijn gestorven; dit is het brood, dat uit de hemel nederdaalt, opdat wie er van eet, niet zal sterven. Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. In­dien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees voor het leven der wereld”

Johannes 6 vers 48 tot en met 51 (Joh. 06:48-51).

Jezus is het brood des levens

Jezus is het brood des le­vens. Dit brood mogen wij uitdelen, maar moet ook door hen die het aanvaard hebben, zelf gezocht wor­den. Dan zullen wij gaan ervaren dat wij een per­soonlijke Leidsman hebben, dat wij een goede God hebben, die ons in alle waar­heid leidt. Dan zullen wij gaan onderscheiden wat van God komt, namelijk het goe­de, welgevallige en volkomene.

Haast het hele christendom weet dat de duivel de over­ste van deze wereld is. Maar toch wordt nog zeer vaak alles wat slecht is, oorlog, verdeeldheid, kommer, armoede, honger en el­lende, gezien als van God de Here afkomstig. De be­kende Leger des Heils soldate Eva den Hartogh werd één dezer dagen in Thailand geïnterviewd. Zij zei be­treffende de verschrikke­lijke dingen die zij daar zag: “Ik (Eva den Hartogh) begrijp God niet meer. Waarom doet Hij dit?” en: “Ik was ontzettend kwaad op God. Opnieuw vroeg ik mij af of de God, die wij in het Leger prediken, wel een God van liefde is, die wij deze stakkers moeten aanprijzen. Ik dacht: Hij is een God van woede. Waarom laat Hij dit alles toe?”…

Als wel ergens blijkt dat satan rond gaat als een briesende leeuw, is dat wel in Cambodja en omliggende landen. Men moordt elkaar uit op een verschrikkelijke manier. Ik ben er echter van overtuigd, dat niet één moordenaar, niet één ver­nietiger, door de Heer die wij dienen, Jezus Christus, geïnspireerd is. Inspirator van al deze dingen is de duivel en zijn trawanten. Het is onze taak om hem te ontmaskeren. Hij vernielt en breekt af. Hij, de dui­vel, wil steeds gemenere wapens (kernwapens) om het mensdom te vernietigen. En het mensdom laat zich mee­nemen en onderkent niet dat zij in dienst van de duivel staat.

Jezus kwam als Hersteller en Oprichter van datgene wat ingestort was. Hij her­bouwde Jeruzalem als een hemelse stad, waarin wij mogen wonen en vanwaar uit wij mogen werken. Wat is ons antwoord aan deze we­reld? Kwakkelen wij voort, of gaan wij manna zoeken en vinden? Wie zoekt, die vindt, en wie klopt, die zal opengedaan worden. Ver­borgen dingen zullen hem geopenbaard worden.

Welke geest inspireert ons leven?

Er moet een mentaliteits­verandering komen, namelijk in dit feit, dat de mens, die geïnspireerd kan worden door allerlei geesten, moet gaan onderkennen, door wie hij geïnspireerd wordt. Is dat door Gods Geest, (zijn wij gedoopt met Zijn Geest?) dan zullen wij in deze tijd opwaarts moeten gaan. Het­geen wat heilig is, wordt steeds heiliger, dat wil zeggen steeds volmaakter, doordat zij Jezus als Inspi­rator steeds beter gaan ver­staan en volgen.

Zij die andere góden aanhan­gen en naar hun inspiraties luisteren, zullen nog één­maal de boodschap van het Koninkrijk der hemelen ho­ren. Een boodschap van lief­de, vanuit een geopende he­mel, omdat zij die deze boodschap uitdragen, de wil Gods hebben leren verstaan, werkelijk kennende goed en kwaad. Het hemelse manna zal ons daarbij tot voedsel zijn, ook in het jaar des Heren 1980. Hij zegene en behoede u in alle waarheid, want de neiuwe dag breekt aan!

 

 

 

Het overwinnende woord

Het Woord is vlees geworden, het nam gestalte aan.

In zijn verborgen luister, is ’t over d’ aard gegaan.

Blinden die ziende werden, hebben Zijn glans aanschouwd.

Aan wie naar vrede dorsten, heeft God Zijn heil ontvouwd ;

Krachtig tot overwinnen, trekt het de wereld door.

In smetteloos wit linnen, volgt Uw gemeente ’t spoor.

De kroon aan U gegeven, verwerft ook zij gewis,

door ’t Woord, dat geest en leven, trouw en waarachtig is.

 

 

Nummer 200 door Gert Jan Doornink

Dit eerste nummer van de 19e jaargang van ons blad is tevens nummer 200. Omdat het misschien voor verschillende lezers en lezeressen interessant is iets te vertellen over het ontstaan van “Levend Geloof”, willen wij een kleine terugblik werpen. Want hoe zijn wij er toe geko­men een blad uit te geven met de volle evangelie bood­schap, zal men zich afvragen. Daarvoor moeten we enkele herinneringen uit ons eigen leven ophalen. Reeds als kleine jongen waren wij gefascineerd door alles wat met kranten te maken had. Gevolg was dat ik al op tienjarige leeftijd (1940) een eigen krantje begon samen te stellen met nieuws over mijn familie, de boerderij van mijn ou­ders, het dorpje Vorchten waar ik woonde, enz. Het blaadje had het formaat van een blad uit een school­schrift, werd met potlood of pen in blokletters geschre­ven , (balpennen waren er nog niet). Het heeft in ver­scheidene vormen vele jaren bestaan, uitsluitend als persoonlijke hobby.

Toen ik een jaar of 14, 15 was, begon ik ook artikeltjes te schrijven voor het streek- en dagblad van de omgeving waar ik woonde, en ook over het weer, wat ook mijn bij­zondere belangstelling had. De reden dat ik niet verder de journalistieke kant ben opgegaan was voornamelijk ge­legen in het feit dat ik als enigste zoon, eigenlijk de boerderij zou moeten overnemen van mijn ouders. Dat was een soort traditie, een vanzelfsprekendheid waar je ver­der niet bij stil stond.

Hetzelfde gold het feit dat ik hervormd kerkelijk op­groeide. Mijn ouders gingen naar de kerk, en op ongeveer 20 jarige leeftijd behoorde je belijdenis te doen, wat ik ook deed. Evenals ik verder kerkelijk meelevend was, wat zich o.a. uitte in het feit dat ik secretaris was van de plaatselijke afdeling van de “Jonge Kerk” en van het C.J.M.V.

De grote verandering

Maar toen kwam op 17 november 1952 de grote verandering in mijn leven. Die avond sprak voor de maandelijkse verga­dering van de “Jonge Kerk”, Ds. W. A. Plug van “De Hezenberg” uit Hattem, destijds leider van de Nederlandse tak van de Möttlinger-opwekkingsbeweging. Ds. Plug sprak over het onderwerp: “Geloof, gebed, genezing”, naar aan­leiding van het tournee dat de, in de vijftiger jaren, zeer bekende Duitse opwekkingsprediker Hermann Zaiss door ons land maakte. Wat Ds. Plug die avond allemaal zei, weet ik niet meer, maar wel dat ik gegrepen ben door de boodschap die hij bracht. Het was alsof God de hand op mijn leven legde. Enige tijd later ben ik thuis op mijn slaapkamer op mijn knieën gegaan, beleed mijn zonden en werd een kind van God. (Johannes 1 vers 12 (Joh. 01:12) was de tekst die mij bijzonder aansprak: “Doch allen, die Hem aange­nomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden”.

De eerste jaren bleef ik gewoon naar de kerk gaan, hoe­wel ik in vrije samenkomsten, waar ik ’s zondagsavonds wel eens naar toe ging, meer geestelijk voedsel ontving. Pas in 1958, na de grote Osborn-campagne, kwam er een verdere geestelijke doorbraak in mijn leven. Ik kwam in een samenkomst waar ook gesproken werd over de nood­zaak van de doop met de Heilige Geest, wat ik ook in ’t geloof aanvaardde. Enige tijd later sprak ik voor het eerst in nieuwe tongen. Doordat ik mij liet dopen door onderdompeling, kwam ik buiten de kerk terecht. Ik mocht door deze daad van gehoorzaamheid niet meer deelnemen aan de kerkelijke avondmaalsviering.

De oprichting van “Levend geloof”

In de vijftiger jaren begon alom het opwekkingsvuur te branden. Hermann Zaiss, Billy Graham, Karel Hoekendijk, en vooral ook T. L. Osborn brachten een groot geestelijk ontwaken met zich. Aan het eind van de jaren vijftig en in het begin van de jaren zestig, kwamen velen tot ge­loof en ontdekten dat Jezus een volkomen Verlosser is, naar geest, ziel en lichaam. Nieuwe opwekkingsbladen kwamen uit, naast de reeds bestaande zoals “De Oogst”, “Kracht van Omhoog”, “Gouden Schoven” en “Heilsfontein”, verschenen: “Nieuw Leven”, “Opwekking” en “Levend Geloof”. De talenten die de Heer in ons had gelegd, kon­den wij nu in Zijn dienstgebruiken. Al spoedig lieten wij een kleine brochure drukken met als titel: “Jezus is het Antwoord”. Toen wij eens lazen hoe iemand die traktaten verspreidde, ze eerst zelf schreef, zodat hij er voor 100% achter kon staan en wist waarover het ging, werd het ook mij duidelijk zelf met een blad uit te komen. Eerst was het nog niet helemaal duidelijk hoe en op welke wijze en onder welke titel. Drie namen spraken ons aan, te weten: “Nieuw Leven”, (enige tijd later werd het blad van br. Maasbach zo genoemd), “Leven en Overvloed” en “Levend Geloof”. Het feit dat we in die tijd bijzonder werden aangesproken door het blad “Faith Digest van T. L. Osborn, was mede van invloed op het tot stand komen van de naam “Levend Geloof”. Deze naam is nog altijd van bijzondere betekenis, want de lezers en lezeressen op te wekken een levend geloof in de Zoon van God te openbaren is nog altijd één van onze hoofdta­ken.

Zo werd dan op 1 november 1961 het blad opgericht en verscheen in januari 1962 het eerste nummer als gesten­cild blad, een verschijningsvorm die wij tot voor enkele jaren hebben aangehouden.

“Levend Geloof” heeft nooit veel aan de weg getimmerd, nochtans mochten wij steeds de zegende hand van de Heer over dit werk ervaren. Wij hebben steeds getracht ons te houden aan de oorspronkelijke opzet en opdracht, name­lijk de verkondiging van het Volle Evangelie in al zijn facetten.

Het evangelie van het koninkrijk

“Levend Geloof” is steeds onafhankelijk gebleven, dat wil zeggen, wij zijn niet gebonden aan enige kerk, groep, richting, beweging of wat ook. Wij weten ons verbonden met “allen die zich gereinigd weten door het bloed van Jezus en verlangen de volheid van Jezus openbaar te ma­ken”, (een motto dat wij vanaf de oprichting hebben na­gestreefd). Juist door onze onafhankelijke opstelling behoeven wij niemand naar de ogen te kijken of naar de mond te praten, maar kunnen vrijuit schrijven, wat de Heer in ons hart legt. Soms is dat niet “populair”, maar wij willen staan in de wil van God. Het gaat om de volle waarheid. Met Paulus is ook ons getuigenis: “Trachten wij thans mensen te winnen, of God? Of zoeken wij mensen te behagen? Indien wij nog mensen trachten te behagen, zouden wij geen dienstknechten van God zijn” Galaten 1 vers 10 (Gal. 01:10).

Het feit dat wij onafhankelijk zijn betekent niet dat wij tegen gemeentevorming zijn. Integendeel. Wij hebben het nooit onder stoelen of banken gestoken, dat wij voor­stander zijn van gezonde gemeentevorming, waar de bood­schap van het Koninkrijk Gods centraal staat. Want als deze boodschap geweld wordt aangedaan, zouden wij ontrouw zijn aan de grote opdracht van Jezus Christus, dit evan­gelie door woord en daad uit te dragen. Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14).

In ons vorig nummer schreven wij nog eens dat “Levend Ge­loof” geen doel op zich is, maar middel (één van de vele) voor de verkondiging van het volle evangelie. Dat willen wij ook nu onderstrepen. Wij zijn dankbaar voor de medewerkers die de Heer ons heeft gegeven. Ieder brengt op zijn of haar wijze de boodschap tot uitdrukking, maar gezamenlijk worden wij door één verlangen beheerst, na­melijk dat de volheid van Christus in deze eindtijd in de waarachtige gelovigen tot volle openbaring zal komen. Wij gaan met blijdschap door en bidden de Heer om kracht en wijsheid – samen met onze medewerkers – een blad uit te geven dat op positieve wijze, in een voor iedereen begrijpelijke taal, de volle raad Gods verkondigt.

Kinderen van Abraham…

Het is voor u misschien ook interessant te weten dat de verschijning van dit 200ste nummer bijna samen valt met onze 50ste verjaardag. Naar wereldse maatstaven gerekend hebben wij dan Abraham gezien….(In enkele streken van ons land is het gebruikelijk dat men iemand die 50 jaar wordt een pop van brood of banket geeft, die Abraham voor moet stellen. Dit gebruik berust op een geheel ver­keerde uitleg van Johannes 8 vers 57 (Joh. 08:57), waar de joden tegen Jezus zeggen: “Gij zijt nog geen vijftig jaar en gij hebt Abra­ham gezien?”. Daaruit ontstond de zegswijze: hij heeft Abraham gezien, in de betekenis van: hij is vijftig).

Gelukkig zijn wij niet meer van de wereld, maar behoren tot het Koninkrijk dat niet van deze wereld is. Als ge­lovige zijn wij reeds op 22‘ jarige leeftijd kind van Abraham geworden, omdat Gods Woord zegt dat “zij die uit het geloof zijn, kinderen van Abraham zijn” Galaten 3 vers 7 (Gal. 03:07). “Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenaam” Galaten 3 vers 29 (Gal. 03:29). Van de­ze en vele andere rijkdommen, willen wij , zolang de Heer ons kracht, wijsheid en genade schenkt, ook na onze 50ste verjaardag schrijven op velerlei wijze en in velerlei vorm.

Tenslotte nog een verzoek aan al onze lezers en lezeres­sen, (waarvan sommigen reeds vanaf de oprichting abonnee zijn). U kunt ons vooral ook helpen, door veel voor deze arbeid te bidden. Wilt u het niet vergeten? Wij doen ons best om, onder de inspiratie van het Woord van God en de Heilige Geest, een blad uit te geven dat de mens niet alleen brengt aan de voet van het kruis (dat is het be­gin) , maar ook geestelijk doet groeien, opdat Christus ten volle in ons gestalte zal aannemen. Hem alleen zij alle lof, dank en aanbidding!

En “Hem nu, die blijkens de kracht, welke in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen, Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwig­heid tot eeuwigheid’. Amen”. Efeze 3 vers 20 en 21 (Ef. 03:20-21) .

 

Van de redactie

Wij stellen het zeer op prijs als u eens reageert op de inhoud van ons blad. Naar aanleiding van de laatste nummers ontvingen wij verschillende positieve reacties. Maar ook als u kritiek hebt, vra­gen wilt stellen of andere opmer­kingen wilt maken, schrijf vrij­moedig naar de redactie van “Le­vend Geloof”, in  Wapenveld. Iedere brief wordt vertrouwelijk behandeld. (Ook op deze site)

 

Het uitdrijven van demonen door J. Noë

 

Weinig inzicht

Het is mij opgevallen hoe weinig inzicht in verschil­lende gemeenten is, over het begrip demonen en het uit­drijven daarvan. En toch is het zo belangrijk. Toen Je­zus op aarde was, genas Hij niet alleen alle zieken, maar Hij dreef ook boze geesten uit. Ofschoon ziekte ook uit de duivel is, is het uitdrijven van boze geesten dus een afzonderlijke bedie­ning. En zoals u bekend gaf Jezus aan de discipelen en eveneens aan alle gelovigen de opdracht boze geesten uit te drijven.

Markus 16 vers 17 en 18 (Mark. 16:17-18): “Als tekenen zullen deze dingen de gelo­vigen volgen: in Mijn Naam zullen zij boze geesten uit­drijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zul­len zij de handen leggen en zij zullen genezen worden”.

Het spreekt vanzelf, dat men daarvoor volkomen onder de leiding en de kracht van de Heilige Geest moet staan, anders komen er brokken. Ve­le duistere machten zijn na­melijk zeer sterk en dik­wijls zeer hardnekkig.

Ik heb destijds in Londen (november 1966) een confe­rentie van een week meege­maakt van Dr. Derek Prince uit Amerika, die een autori­teit is op het gebied van demonie en bevrijding en ik heb daar zeer veel geleerd.

Hij heeft een boekje uitge­geven onder de naam “Expelling demons” (het uitdrijven van demonen) en ik laat hieronder een uittreksel er­van volgen.       *

“Een boze geest is een per­soonlijkheid en heeft drie eigenschappen:

-Kennis. Zie bijvoor­beeld Markus 1 vers 24; Lucas 8 vers 31 tot en met 33; Handelingen 19 vers 15 (Mark. 01:24; Luc. 08:31-33; Hand. 19:15).

-Een wil. Zie Matteüs 12 vers 44; Lucas 8 vers 31 tot en met 33 (Matt. 12:44; Luc. 08:31-33).

-Gevoel. Zie Jakobus 2 vers 19 (Jak. 02:19).

Zoals wij uit de aangehaal­de teksten zien kan hij ook spreken.

Bij het ontdekken van demo­nen is de gave van het onderscheiden van geesten van groot belang. Hierdoor kan de aanwezigheid of activiteit van demonen worden ge­constateerd.

Geestelijke en lichamelijke symptomen, welke wijzen op de aanwezigheid van boze geesten

  1. Geestelijke symptomen.
  2. Hardnekkig terugkerende stemmingen en kwaadaardige gevoeligheden, waarover de menselijke wil geen contro­le kan uitoefenen: geprik­keldheid, haat, angst, vreesachtigheid, jaloezie, trots, zelfbeklag, geeste­lijke kramp en ongeduld.
  3. Onberedeneerde down- stemmingen, die plotseling kunnen omslaan in overdre­ven vrolijkheid.
  4. Allerlei vormen van geestelijke verwarring en slavernij, tengevolge van on-Bijbelse theorieën, zoals normaal voedsel weigeren te eten, overdreven ascese, het in acht nemen van bijge­lovige voorschriften en el­ke vorm van afgodendienst.
  5. Waarzeggerij, astrolo­gie, spiritisme, toverij en iedere vorm van occultisme.
  6. Verslavende gewoonten: vraatzucht, roken, verdo­vende middelen, seksuele onreinheid en alle vormen van perversie, alsmede ge­brek aan controle over gedachten en blikrichting.
  7. Godlastering, vuile taal en gespot.
  8. Hardnekkig verzet of agressie tegen de Bijbel en het werk van de Heilige Geest.
  9. Lichamelijke symptomen.
  10. Opvallende rusteloosheid en ziekelijke zucht tot kletsen; voortdurend gemopper.
  11. Glazige of sterk uitpui­lende ogen; ook ogen die abnormaal fonkelen.
  12. Schuim op de mond, stin­kende adem.
  13. Hartkloppingen en andere aandoeningen, waardoor de hartslag versneld wordt.
  14. Lichamelijk verzet tegen de kracht van de Heilige Geest.

Wanneer één van bovenge­noemde symptomen zich af­zonderlijk voordoet, be­hoeft er nog geen sprake te zijn van aanwezigheid of activiteit van boze gees­ten. Doch zodra verschil­lende van deze symptomen tegelijkertijd opduiken, is het waarschijnlijk dat er demonen aan het werk zijn.

Demonen kunnen de oorzaak zijn van geestelijke of lichamelijke kwalen, bijvoor­beeld krankzinnigheid, epi­lepsie, migraine, astma, tumor, doofheid, stomheid, blindheid, kanker, verlam­ming, hartafwijkingen en slapeloosheid.

Een juiste diagnose stellen is zeer belangrijk bij het uitdrijven van demonen. Wanneer de aard, het wezen van de vijand niet te on­derscheiden is, kun je hem ook niet bestrijden. Eerst als de juiste diagnose is gesteld, kan tot bevrijding worden overgegaan.

Voorwaarden om gebondenen te bevrijden

Degene die de gebondene wil bevrijden dient aan de vol­gende voorwaarden te vol­doen :

  1. Hij of zij dient te be­seffen dat hij of zij in de Naam van Jezus volmacht heeft ontvangen.
  2. Hij of zij heeft de vol­heid van de Heilige Geest nodig.
  3. Bij iedere bediening dient hij of zij zich be­wust te zijn over hetgeen de Bijbel zegt over schuld­vergeving en de verlossing door het bloed van Jezus.
  4. Hij of zij dient er op toe te zien, dat er gele­genheid is voor een ziel­ zorgelijk gesprek. (Bij sa­menkomsten soms erg moei­lijk) .
  5. Hij of zij mag nooit hoogmoedig zijn op grond van zijn of haar bediening. Hij of zij moet uitsluitend geleid worden door een die­pe bewogenheid.

Voorwaarden om bevrijd te worden

De gebondene die verlost wil worden zal aan de vol­gende voorwaarden dienen te voldoen:

  1. Nederigheid (onderwer­ping aan God).
  2. Eerlijkheid (zonden niet verdoezelen).
  3. Belijdenis van zonden.
  4. Verwerping van de zon­den.

Wat is een demon?

Een demon is een geest. Het Griekse woord voor ‘geest’ betekent tevens ‘adem’. Nu ademen wij door onze neus en mond en wanneer een demon wordt uitgedreven zal hij het lichaam meestal door de mond verlaten. Aan bepaalde uitingen is te bemerken, dat hij het li­chaam verlaat, bijvoorbeeld door sissen, hoesten, snik­ken, brullen, boeren, spu­wen of braken. Het hangt er helemaal vanaf wat voor geest of geesten in de gebondene is of zijn. Het komt voor dat de demonen zich openbaren en gaan spreken, de stem van de gebondene krijgt dan een an­dere klank”.

Het is een beknopt verslag, maar laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Toch wil ik echter een en ander er aan toevoegen. Men heeft namelijk over het algemeen weinig begrip hoeveel demo­nen er wel zijn, die zich op allerlei gebied, in wel­ke vorm ook, kunnen openba­ren. Ik wil nu eens enkele voorbeelden aanhalen, waar­bij dit geschiedt.

Voorbeelden van demonische gebondenheid

  1. Culten (vereringen, ere­diensten) en godsdiensten, bijvoorbeeld: Antroposofie, Theosofie, Rozenkruisers, Vrijmetselarij, Jehova’s getuigen, Christian Scien­ce, Mormonisme, Bahaïsme en de oosterse godsdiens­ten: Boeddhisme, Hindoeïs­me, Confucianisme, de Is­lam, enz.
  2. Occultisme (het zich be­zighouden met geheime, bui­tennatuurlijke krachten, welke niet uit God zijn): Buiten datgene wat door Dr. Derek Prince onder geeste­lijke symptomen (d) is ge­noemd, wil ik nog extra de aandacht vestigen op enkele occulte praktijken die er nog al in zijn, bijvoor­beeld: horoscoop – dieren­riem (astrologie), magne­tisme, yoga, sensitivity training, transcendente me­ditatie, acupunctuur, enz.

Ook kaartspellen vallen hieronder, bijvoorbeeld ouïjabord (een soort kaart­spel als concentratietechniek in verband met de toe­komst) , tarotkaartspel (een soort spiritistisch lees- plankje) en, u zult er waarschijnlijk van opkij­ken, ook ons kaartspel dat bijvoorbeeld bij bridgen wordt gebruikt. De figuren namelijk die er op staan, werden in de 14e eeuw ont­worpen door een zekere Jacquemin Grigonneur uit Pa­rijs. In symbolische taal onteerde hij met zijn figu­ren de heiligheid en majes­teit van de drie-enige God. De figuren koning (heer) en koningin (vrouw) betekenen satan en Maria als echt­paar; de boer op godslasterlijke wijze Jezus Chris­tus zelf, als zoon van sa­tan en Maria. Ook alle ove­rige symbolen en getallen hebben een bespottende en onterende betekenis en spreken hun duivelse taal. Wie deze ontstellende ach­tergrond der figuren kent, begrijpt ook waarom bij uitstek dit soort kaarten door kaartleggers en waar­zeggers wordt gebruikt.(Uit het boekje “Occultisme” van Ds. W. Glashouwer).

Voorts wil ik u attent ma­ken op het gevaar van het in bezit hebben van afgodsbeeldjes en voorwerpen wel­ke uit het oosten komen, bijvoorbeeld Boeddhabeeldjes, beeldjes die een zit­tende, dikke, lachende chi­nees voorstellen (Tepek Kong), beeldjes van een vrouwenfiguur die de vruchtbaarheid voorstelt (Kwan Djen); ook wel die­renbeeldjes, demonenkoppen, gewijde paaltjes, wajang­poppen, krissen, amuletten, enz. Dikwijls worden over voorwerpen bezweringen uit­gesproken. De demonische geesten gaan met de voor­werpen mee, met alle gevol­gen van dien.

In verband met het boven­staande raad ik u aan te lezen: Leviticus 19 vers 26b; Leviticus 20 vers 6 en 7; Deuteronomium 7 vers 25 en 26; Deuteronomium 18 vers 10 tot en met 15.

(Lev. 19:26b; Lev. 20:06-07; Deut. 07:25-26; Deut. 18:10-15).

Hoe wordt men bevrijd van demonen?

Verder nog het volgende: Wanneer iemand komt voor bediening moet u hem of haar op gemak stellen en een en ander over haar of zijn leven laten vertellen. Hierdoor worden dik­wijls dingen openbaar die van belang zijn en kunt u met het stellen van vragen er dieper op ingaan. Bij de bediening is het belangrijk de demon of demonen te be­velen zijn naam of hun na­men en aantal te noemen.

Over het opleggen van han­den bij het uitwerpen van demonen bestaat verschil van mening. Er zijn bekende figuren op dit gebied die het beslist afraden, anderen daarentegen zien er geen bezwaar in. Ik raad u aan in deze voorzichtig te zijn; onderschat de tegen­stander (s) vooral niet. Ze kunnen ook zeer sluw en slim optreden en zich voordoen als engelen des lichts. Ze zijn goede imi­tators. Ze kunnen bijvoorbeeld tongentaal nabootsen en andere dingen doen of zeggen, waarbij je zou den­ken dat het afkomstig is van de Heilige Geest. In dergelijke omstandigheden is de Heilige Geest onze beste leermeester, die ons bijstaat en oefent in de geestelijke strijd. Ik weet dit uit eigen ervaring.

Zoals reeds gezegd kunnen demonen hardnekkig zijn en felle tegenstand bieden, vooral bij zwaar gebondenen, (gebondenen zijn die­genen die gedeeltelijk door één of meer demonen bezet zijn), en bezetenen (deze zijn volledig bezet), en kan het wel eens een hele tijd duren voor die er al­len uit zijn. Als men het alleen niet af kan, is het beste “teen team te vormen met broeders en zusters die van deze bediening op de hoogte zijn.

Aan te raden is om geduren­de de bediening het volgen­de te doen:

Toepasselijke teksten uit Gods Woord hanteren.

Bidden en zingen (lof­prijzing) .

Bidden en zingen in ton­gen.

De kracht van Jezus’ bloed benadrukken.

De demonen kunnen daar niet tegen, krijgen het benauwd en gaan zich dan openbaren. Tot zover dit artikel, dat ik beknopt heb gehouden, want er is heel wat over te vertellen.

God zegene u!

 

 

Naschrift redactie demonen:

Voor hen die zich verder willen verdiepen in dit onder­werp is er heel wat lectuur verkrijgbaar. Br. Noë zond ons, in aansluiting op zijn artikel, onderstaand (niet volledige) overzicht:

-“Gemeente reveil – occultisme”, door Ds. W. Glas­houwer. Verkrijgbaar bij stichting: “Gemeente Re­veil”, Prinses Margrietlaan 29, Wezep (Gld.).

-“Verslagen vijanden”, door Corrie ten Boom.

-“Demonie en bevrijding”, door Frank en Ida Mac Ham­mond. Uitgave “Moria”, Amsterdam.

-“Demonen – Er uit, in Jezus’ Raam”, door Ds. W. C. van Dam. Uitgave J. H. Kok, Kampen.

-Diverse folders en traktaten op het gebied van oc­cultisme. Uitgave “Moria”, Amsterdam.

 

Het overwinnend geloof in Jezus Christus door H. J. Glasbergen

 

“Onderwerpt u aan God, maar biedt weerstand aan de dui­vel, en hij zal van u vlie­den” Jakobus 4 vers 6 (Jak. 04:06).

De leer van Jezus

Jezus heeft gezegd: “Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft; indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij uit God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek” Johannes 7 vers 16 en 17 (Joh. 07:16-17). Eenvoudiger kan het niet. Dit is voor iedereen te begrijpen. Als alle, zich noemende en belijden­de, christenen, zich zouden onderwerpen aan de leer van Jezus, zouden alle papieren muren, die scheiding bren­gen, verbrand worden. Dan zou Gods volk een leger van overwinnaars zijn, en de hel zou sidderen, voor men­sen vervuld van Gods Geest. Dan zouden de mensen ook niet meer honend vragen: Waar is die God van jullie? Elke wedergeboren christen zou dan een overwinnaar zijn en het leven van Christus openbaar maken.

De vier boeken van de dis­cipelen van Jezus: Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes, zijn geen raadselboe­ken, maar voor ieder te be­grijpen, op Zijn voorwaar­den. Jezus zegt: Voor wij­zen en verstandigen verbor­gen, maar aan kinderen geo­penbaard.

Een christen die zegt een zondaar te blijven tot de dood, zal nooit een overwinnend leven hebben. 1 Johannes 2 vers 8 (1 Joh. 02:08). God kan alleen gemeenschap hebben met Geest vervulde mensen, nieu­we scheppingen, geboren uit water en geest. Dan is de menselijke geest verbonden met Gods Geest. Efeze 2 vers 11 (Ef. 02:11). Een woonstede Gods; geen slaaf meer, maar vrijge­kocht.

Geestelijke vrijheid is een ervaring, wat blijken moet uit woorden en daden. Wij bedoelen geen theologen, uiteraard. Wel lopen mil­joenen mensen achter deze geestelijke leiders aan, volkomen verblind. Zoals ook velen achter politieke leiders, volksmenners. Maar geen van allen weet wie hun meester is. Honderdduizen­den jonge mensen, lopen als slaven achter hun idool aan, ten koste van hun jon­ge levens. Zij worden gema­nipuleerd door sluwe lieden die hun zakken vullen met hun duistere praktijken. Met holle, soms vrome kre­ten, worden zij onwetend verbonden aan de boze gees­ten, in de onzichtbare wereld. Veel jonge mensen ko­men door deze waanzin tot zelfmoord.

Nog steeds gaat de duivel rond als een brullende leeuw, om de weerloze te verslinden. Deze vijand is meedogenloos en zijn doel is te vernietigen en ziek te maken. De mensen worden tegen elkaar opgezet en uitgespeeld, door hebzucht en begeerte, soms door godsdienst, zodat men vol haat en fanatisme elkander vermoordt. Al duizenden ja­ren lang is dit gebeurd, maar ook in deze tijd zien we deze dingen gebeuren. Mensen die elkaar nog nooit gezien hebben, haten en vermoorden elkaar. Zij moe­ten dit doen van hun lei­ders, bevel is bevel.

Geen strijd tegen vlees en bloed

Efeze 6 vers 10 tot en met 20 (Ef. 06:10-20). Paulus spreekt van een geestelijke wapenrusting die wij nodig hebben. De Heilige Geest is ons gegeven om te overwin­nen, ook in deze tijd. Vak­bekwaamheid bestaat niet. Dit is het werk van geroe­penen, voorgangers en oud­sten. Niet door enige for­mules te herhalen, van an­deren gehoord, zoals ook reeds in de tijd van Paulus gebeurde. Handelingen 19 vers 13 tot en met 17 (Hand. 19:13-17).

Wij strijden niet tegen mensen, maar tegen de over­heden, de machten, de wereldbeheersers der duister­nis en de boze geesten in de hemelse gewesten. Daarbij nog de strijd tegen de antichrist. Maar hoe zijn deze wereldheersers te overwinnen? Ook een we­reldraad van kerken, waar­bij kerken met miljoenen volgelingen zijn aangeslo­ten, geleid door knappe koppen, weet geen antwoord te geven. Overwinning is alleen mogelijk door mensen vol van de Heilige Geest en niet met kracht of geweld.

In de laatste wereldoorlog zijn 53 miljoen mensen ver­moord. Een plan uitgedacht door de hel. En nu in deze tijd heeft de duivel weer een leger van deskundigen klaar staan om zijn wil te doen. Leiders, die eens lieve kinderen waren voor hun ouders,. broertjes en zusjes, worden later de meest meedogenloze moorde­naars. In ieder mens, die niet bevrijd is door Jezus Christus, leeft de leugen en de moordenaar. Mensen die zich met atoombommen wapenen, weten niets van de wapens der gerechtigheid. De blindheid van de wereld­leiders is bedroevend, maar ook gevaarlijk. Maar nog meer, de kerkelijke lei­ders, die ziende moesten zijn, maar volkomen blind zijn. Het geheim van het Koninkrijk Gods, wat Jezus leerde, is voor hun verbor­gen. Als de mens niet ver­vuld is met de Heilige Geest, heeft deze geen in­zicht in de strijd tegen de demonenlegers. En toch – zegt Paulus – wordt Gods eeuwige scheppingskracht met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschul­diging hebben. Romeinen 1 vers 18 (Rom. 01:18). Daarom zijn ook de mensen, die zich christelijk noe­men, niet te verontschul­digen. Hoewel zij God ken­nen, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of ge­dankt. Zoals het toen was, is het ook nu. De onreine geesten hebben Nederland overweldigd, met de leugen dat dit de vrijheid zou zijn.

De totale afgang

Het dagblad “De Stem” schreef onder de kop: “Ho­mofiel, volwaardig gemeentelid”, over de oproep van de synode der Gereformeerde kerken, om de homofiele mannen en vrouwen volledig te aanvaarden als gemeente­leden. Ook in de bediening van eredienst, doop en avondmaal. Het argument is dat het de mens niet toe­komt, de homofiele medemens in hun homofiele geaardheid te veroordelen. Alleen het laatste heeft waarde.

Een totaal onkundige en machteloze synode, met geen enkel inzicht in de geeste­lijke dingen, benoemt een commissie, onder leiding van ds. Schoep, die deze synode kan overtuigen, dat wij onder Gods genade, allen gelijkwaardig zijn. De­ze opstelling is echter niet op de Heilige Schrift gefundeerd. Wat God hier van zal denken, kwam niet ter sprake. Ook in de be­diening wordt de homofiele dominee als ambtsdrager ge­machtigd om te prediken en doop en avondmaal te bedie­nen. Zelfs is het mogelijk dat de homofiele dominee met zijn homofiele vriend, de ouderling, op huisbezoek komt.

Er is een werkgroep bijeen geweest, om de belangen te behartigen, van de homo­fiele, theologische studen­ten, predikanten en ambts­dragers, van de hervormden, gereformeerden, luthersen, vrijgemaakten, doopsgezin­den en remonstranten. Hier waren mannen en vrouwen bijeen, die in dezelfde zonde leven, en deze bru­taal belijden. En dit zou­den dan door God geroepen dienstknechten zijn? Beho­rende tot het Lichaam van Christus, wat Hij kocht met Zijn bloed? Nog even en de pedofilie wordt ook vrijgegeven.

De kerk van de eindtijd wordt zichtbaar. Openbaring 18 vers 4 (Openb. 18:04). Onze samenleving is ziek, immoreel, onrein en onzindelijk. Arme kerken, die zich zo graag op de heilig schriften beroepen, en nu het Woord van God verwerpen in deze zaak.

Wee hen, die het geweten hebben

Arme schapen met hun gees­telijke herders; vakbe­kwaam, maar arm en naakt in hun zondeleven. Duizenden oprechte christenen in deze kerken, worden medeplichtig door hun lid zijn en gelde­lijke steun.

De rooms katholieke kerk werpt de homofiel buiten de deur, bij monde van de paus. Deze heeft zich op de stoel van de rechter gezet, volkomen blind en machte­loos. Een paus die in zijn kerkelijke uitspraken on­feilbaar moet zijn. Maar ook hier wordt elk geeste­lijk inzicht gemist in deze verwording, die zo oud is als de mensheid. De homo­fiele predikant aan de avondmaalstafel, die het brood en de wijn zegent en het uitreikt aan de dierba­re gelovigen. De rooms ka­tholieke kerk, die de homo­fiel in de ban doet. Het enige wat zij gemeen hebben, is hun machteloosheid in deze zaken. Kerkelijke lei­ders, die vervuld moesten zijn met de Heilige Geest, zijn vervuld met onreine geesten.

Tweeduizend jaar geleden heeft Jezus Christus zich laten kruisigen op Golgotha. Hij betaalde voor ons. Hij ging voor ons de lij­densweg. Hij kocht ons met Zijn bloed. Daarom is er ook voor de homofiel bevrijding. Ook nu zegt Hij: “Indien gij u niet bekeert, zult gij in uw zonde ster­ven” Lucas 13 vers 3 tot en met 5 (Luc. 13:03-05). Dit geldt voor elke zondaar, ook voor theologen. Ook tegen de ho­mofiele man en de lesbische vrouw zegt Jezus: Geef Mij uw leven en Ik zal er een nieuwe schepping van maken, naar geest, ziel en lichaam. Dit is Mijn wil: Laat u be­vrijden van de onreine machten en breek met de zonden, die Mij een gruwel zijn. Mijn toorn zal komen over deze goddeloosheid en ongerechtigheid. Vreselijk is het te vallen in de han­den van de levende God.

Voor hen die het bloed on­rein geacht en de Geest der genade gesmaad hebben. Hebreeën 10 vers 26 tot en met 31 (Heb. 10:26-31) .

God heeft een de wereld ge­reinigd met water in Noachs tijd. Ook toen was het ge­slacht boos en slecht en vol onreinheid. Het berouw­de God dat Hij de mens had gemaakt. Wat gebeurde in Babel, de stad vol afgoden en occultisme. En tempels waar de priesters ontucht pleegden, met jongens en meisjes, die aan de afgoden waren gewijd. Wat zich ook voortzette onder de koningen. Sodom en Gomorra wer­den verwoest om deze zon­den. God zei tegen Mozes: Deze zonden zijn Mij een gruwel. Leviticus 20 vers 12 tot en met 21 (Lev. 20:12-21). Welke theoloog durft te zeggen dat God veranderd is? Wie maakt eigenlijk de dienst uit? Zijn Mijn we­gen niet recht? Ezechiël 18 vers 29 (Ezech.18: 29). Integendeel, ieder gaat zijn eigen weg. Maar er is bevrijding en  verlossing voor allen! De voor­waarden van God zijn onver­anderd: Bekeert u en onder­werpt u aan God.

Laat u bevrijden van onreine machten

Laat u bevrijden, door de kracht van de Heilige Geest van alle onreine machten. Jezus Christus is ook nu bij machte, de homofiele man en de lesbische vrouw te bevrijden en te verlos­sen. De machteloze God die de kerk leert, is niet de God van de Bijbel, dit be­grijpt u zelf wel. Gods wil geschiede, nu, in deze tijd in de hemel, maar ook op aarde. Hij verlost allen die tot Hem komen van on­reine machten. Lucas 4 vers 31 (Luc. 04:31). Jezus had elke dag met de boze en onreine machten te maken. In Zijn tijd werd deze zonde der homofilie evenveel bedreven. Hij zegt: Ik drijf boze geesten uit en volbreng genezingen. Lucas 13 vers 32 (Luc.13:32). De farizeeën en Schriftgeleerden be­schuldigden Hem dat Hij de boze geesten uitdreef door Beëlzebul, de overste der boze geesten.

Homofilie is een overweldi­ging van de onreine gees­ten: eerst de geest, dan de ziel, dan het lichaam. De psychologen zeggen dat de oorzaak in de menselijke geest ligt, maar weten geen oplossing. De kerk is vol­komen machteloos, en de zonde woekert voort als een besmettelijke ziekte. De geesten, die deze zonde hebben uitgedacht, en de mensen gedegradeerd hebben als slaven van hun gevoe­lens, staan ver boven het menselijk verstand. Zij vernederen Gods volmaakte schepping en maken de mens tot een grauwe, kleurloze, onreine massa. Om hem zo voor eeuwig van God te scheiden, is de opdracht van de legers van de duivel.

God wil van ieder mens een persoonlijkheid maken, uniek in Zijn schepping. Heersers vanuit het Konink­rijk Gods, om Zijn leven in de mens te openbaren. Jezus is ons grote Voorbeeld. Hij kwam om de werken van satan te verbreken en openlijk ten toon te stellen. Hij leerde Zijn discipelen dat zij boze geesten moesten uitdrijven, door de kracht van de Heilige Geest. Dat geldt ook voor nu en ook de voorwaarden zijn dezelfde. .

Alleen zij die geroepen zijn en vervuld met de Heilige Geest, hebben deze volmacht. Dit is geen vak wat men kan leren. De Geest van Jezus Christus werkt alleen in Zijn Gemeente. Dit is de belofte van Jezus en Zijn opdracht. Vanaf de Pinkster­dag heeft deze kracht ge­functioneerd en zal blijven tot het einde. Dit is het Discipelschap wat Jezus leerde: Maakt al de volken tot Mijn discipelen en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.

Nieuw leven voor ieder die wil

Jezus Christus vernieuwt ons totaal. Hij maakt van de mens een werktuig in Zijn hand. Maar dan moeten we zelf willen. Iemand die als homofiel wil blijven leven, zal nooit tot bevrijding komen. Het nieuwe leven van Jezus ontvangen is alleen mogelijk als wij ons leven aan Hem geven. Hij wil ons maken tot niet meer falende discipelen omdat Hij ons bekleden wil met Zijn volmacht. Zoals Petrus sprak: Theologie heb ik niet gestudeerd, dokter ben ik niet, goud en zilver heb ik niet, maar wat ik heb, geef ik u: sta op in de naam van Jezus! Zo werkt het nu nog.

De homofiel in zijn zonde laten leven is liefdeloos en genadeloos. Want eenmaal komt hij, zoals allen, voor de Rechter te staan. Dan kan men zich niet meer beroepen op menselijke uitspraken. Dan zullen de heilige schriften (het Woord van God) ons oordelen. De homo­seksualiteit accepteren is de meest liefdeloze opstel­ling die denkbaar is. Daar de liefde van Jezus Chris­tus aan te koppelen, is een bewijs van geestelijke blindheid en onkunde.

De Gemeente van Jezus Christus, de Kerk, (het Li­chaam van Christus) bestaat uit gereinigde en geheilig­de, met bloed gekochte kin­deren Gods, met deze in­stelling: Hier zijn wij Here, om Uw wil te doen. Deze gemeente is vol van de Hei­lige Geest. Zij leven al­leen vanuit het Woord van God en weten dat Jezus al­leen de Weg, de Waarheid en het Leven is.

De volmacht, die Jezus eens gaf aan Zijn discipelen, is nu nog precies zo geldig en vol kracht: In Mijn Naam zullen zij boze geesten uitdrijven en op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen wor­den. Markus 16 vers 16 (Mark. 16:16). De Schriftgeleerden en de farizeeën waren boos en woe­dend, toen zij zagen dat Jezus een leer had met ge­zag over de boze geesten. De Schriftgeleerden en farizeeën van vandaag zijn ook boos als zij de volle evangelie bladen lezen. Er is niets nieuws onder de kerkelijke zon.

Het volle evangelie is het antwoord

In de kerken zijn veel men­sen in geestelijke nood.

Zij weten dat zij niet meer in kerken kunnen blijven, waarvan de leiding de homo­filie goedkeurt. Terwijl Paulus zegt dat wij ons waardig moeten gedragen aan het evangelie van Jezus Christus, wordt de naam van Christus onwaardig gemaakt. Voor God is immers een zon­daar een mens die overwel­digd is door de duivel. De hoereerders, de moordenaars de homofielen, de afgoden­dienaars en allen die de leugen liefhebben en doen, zullen verworpen worden.  (Openbaring 22). Ieder die de Naam des Heren aanroept, breke met de ongerechtigheid.

Openbaring 18 vers 4 en 5 (Openb. 18:04-05) zegt: “Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar pla­gen. Want haar zonden heb­ben zich opgehoopt tot aan de hemel….” Maar God spreekt ook vandaag nog tot ieder die horen wil, en die gehoorzaam wil worden: Heiligt u en weest heilig, want Ik ben de Here uw God!

 

Van maand tot maand  door Gert Jan Doornink

Nieuwe impulsen door het Zenboeddhisme. Herhaalde malen hebben wij reeds in ons blad geschre­ven over de gevaren van yo­ga, transcendente meditatie en andere vormen van oosterse “meditatie techniek”. We hebben aangetoond hoe geraffineerd de duivel er in slaagt, in deze ruste­loze en rumoerige tijd, ve­len op deze wijze aan zich te binden. En hoe ook velen in de kerken op deze wijze gebonden raken.

Hoe deze lichamelijke- en geestelijke beïnvloeding uit het rijk van satan ook in de kerken verder om zich heen grijpt, blijkt uit een programma dat de KRO enkele weken geleden voor de tv uitzond, in sa­menwerking met de R.K.kerk. Het was een programma over een zekere Karlfried Dürckheim, die in het zuiden van Duitsland een retraite-centrum heeft. Deze Dürckheim gelooft in de heilzame in­vloed van het Zenboeddhisme op de moderne mens en verkondigt dan ook leringen hierover en geeft lessen over allerlei meditatie­technieken. Terecht noemde hij yoga geen onschuldige gymnastiek, zoals sommigen het nog wel eens voor wil­len stellen. Hij vertelde dat het Zenboeddhisme heel goed kon samenwerken met het Christendom en een nieuwe impuls voor het christelijke geloof zou kunnen betekenen. Hoe blind vele theologen zijn voor deze occulte leringen moge blijken uit het feit dat reeds enkele honderden katholieke priesters in opleiding bij hem in re­traite zijn geweest.

Haar om nog dichter bij huis te blijven. Een broe­der uit Ommen maakte ons attent op een speciale uitgave van het oecumenisch maandblad “Open Deur”-”Goede Tijding”. (De Open Deur” en “Goede Tij­ding” waren vroeger de bekendste evangelisatiebladen van de Hervormde respectie­velijk Gereformeerde ker­ken). Het speciale nummer van dit blad heeft als ti­tel: “Stilte” en is vrijwel geheel gevuld met artikelen over mediteren, yoga, transcendente meditatie, etc., niet om het af te wijzen… maar om het te propageren;

We vragen ons af waar de protesten blijven van hen die in de kerken nog wel zien hoe verkeerden ge­vaarlijk dit is. Of zijn velen reeds geestelijk zo verblind, dat men rustig dit kwaad verder om zich heen laat grijpen? In ieder geval zullen de waarachtige gelovigen zich met deze praktijken niet inlaten. Zij hebben namelijk geen impulsen nodig uit leringen van satan afkomstig. De werkelijke impulsen ontvan­gen zij van de Heilige Geest, die hen Gods Woord doet verstaan en leidt in alle waarheid!

1969.03 nr. 109?

Levend Geloof 1969.03 nr. 109

Bij de voorplaat door H.M.H.

Een tijd geleden legde in een samenkomst een evange­list mij de handen op en sprak; Zo spreekt de Heer: Heel het verbrokene!

“Wij allen, die met een gezicht, waarop geen bedekking meer is, de Heerlijkheid des Horen weerspiegelen, worden veranderd naar hetzelfde beeld van Heerlijkheid tot Heer Heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is”(2 Kor. 05:18).

Toen ik dit na deze profetie las, ging mij een licht op. Omdat de Heer zo tegen mij sprak, moest ik deze gave al van Hem ontvangen hebben en weerspiegelen, reflecteren.

Maar waarom eerst nu en vroeger niet? Toen viel mijn aandacht op het werkwoord “worden”. Deze gave was “ge­worden”, van vroeger tot nu heeft Hij de verandering la­ten worden = geleid, zonder iets van eigen kunnen of willen. Ik zag het geleidelijk aan gevulde vat niet, maar plotseling zei Hij: Nu is het vol. Er was een volheid van tijd aangebroken, die specifiek voor mij gold, een leven van zo’n dikke 50 jaar.

Vrieskou registreert zich van buiten af in de thermo­meter door het kwik onder 0 graden te laten dalen, of bij warmte door deze tot 30 graden en hoger aan te geven. Zo werkt Gods Heerlijkheid buiten aan ons binnenste.

Mijn oordeel is ondergeschikt aan de Kenner der har­ten. Ik beweeg mij veel onder sportmensen, dat is nog niet zo lang. Ik keur spelers af, die de trainer (ken­ner) uitstekend vindt.

God gaat meer met mij om, dan ik met Hem. Maar Zijn na­bijheid spiegelt zich in mij, dat merk ik aan de mensen om mij heen. Niemand kan door bezorgd te zijn…… ‘U goed Christen worden. Jezus’ omgang met ons doet ons worden, doet ons groeien naar Zijn beeld. Laten we ons geen zorgen maken of Hij in ons woont, dat staat als een paal boven water. Wij worden tot Zijn beeld ongevormd, want Hij heeft het beloofd! Halleluja.’

 

Het lege graf

Pasen is het feest van het lege graf; het feest van de opstanding van Jezus, Gods Zoon.’

Pasen is het bewijs dat het Christendom de enige we­reldgodsdienst is met een Levende God. Immers alle grote wereldgodsdiensten hebben leiders, profeten, etc. gehad, die dood zijn, maar God heeft Zich in Jezus Christus geo­penbaard als de Levende en de Almachtige.

Pasen is Gods antwoord op zonde, ziekte, angst, zorg en de dood Jezus overwon satans macht. Jezus overwon ie­dere vorm waarin de duivel zich in deze wereld openbaarde. (1 Joh. 05:08) zegt; “Hiertoe is de Zoon van God geopen­baard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou”.

Door geloof in Hem als de levende Heer, als de Over­winnaar van Golgotha, kan iedereen eeuwig leven ontvan­gen. Bent u reeds op dit geweldige genade aanbod van God ingegaan?

Pasen wordt echter voorafgegaan door Goede Vrijdag en dit is ook van fundamentele betekenis voor het leven van de gelovige. De gelovige die de opstandingskracht van Jezus wil beleven zal ook bereid moeten zijn te delen in Zijn lijden. Maar Pinksteren, de vervulling met de Heili­ge Geest, stelt hem daartoe in staat. Daarom is Pasen niet compleet als Pinksteren er niet op volgt.

Pinksteren stelt iedere Christen in staat om te leven zoals Jezus leefde en Zijn opstandingskracht effectief te ervaren in het dagelijks leven, zodat ook anderen er door gezegend worden.

Het graf is leeg – Jezus is opgestaan. Hij leeft, ook in u en mij.’

Zien en bemerken de mensen waarmee wij dagelijks, in contact komen dat de levende Jezus in ons woont?

 

Wie wij zijn in Jezus door Gert Jan Doornink

De wereldklok staat op vijf voor twaalf.

Vrijwel iedereen is het er wel over eens dat de “wereldklok” op vijf voor twaalf staat. De spanning en de chaos in deze wereld nemen hand over hand toe en het is alleen aan de genade van God te danken dat wij nog gespaard zijn gebleven voor grote rampen en oorlo­gen. De geestelijke en more­le achteruitgang is schrik­barend. Wij zouden bladzijden vol recente voorbeelden er­van kunnen aanhalen.

Temidden van deze onder­gaande wereld, die hoe lan­ger hoe verder wegzinkt in het moeras der zonde, bevindt zich de Gemeente van Chris­tus, maar de grote vraag is:

Hoe beleven wij ons Christen zijn?

Bemerken de mensen aan onze handel en wandel dat Jezus in ons woont? Ik geloof dat wij in een tijd leven dat wij terug moeten keren naar het zuivere, echte geloof in Jezus. (Heb. 12:02) zegt dat ons oog alleen gericht moet zijn op Jezus, de Leidsman en Voleinder van ons geloof.

Er is maar één Naam die werkelijk waarde behoudt als het crisis uur in de wereldhistorie aanbreekt: Het is de naam van Jezus.

“En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden”(Hand. 04:12).

Er is maar één naam en er is maar één gemeente, dat is de Gemeente van Jezus, waartoe allen behoren die door een persoonlijk geloof in Hem weten een kind van God te zijn.

Jezus – Jezus – Jezus

Het gaat om Jezus en Jezus alleen. Aan die Naam willen wij denken, over die Naam willen wij spreken, en die Naam willen wij beleven in het leven van alle dag.

Hoe openbaren wij Jezus in ons leven?

De allereerste vereiste is de bereidheid om de Heer werkelijk te dienen. Wij zullen gehoorzaam moeten zijn en bereid moeten zijn de gevolgen, die het werkelijk vol­gen van Jezus met zich meebrengt, te aanvaarden. Deze ge­volgen zijn bespotting en verachting bij de wereld en bij hen die Jezus niet volkomen willen dienen.

Wij hebben een vrije wil en kunnen Jezus belijden of Hem verloochenen. Naar welke kant slaat bij u de balans door?

Als de bereidheid er is om Hem werkelijk te volgen, komen wij aan het tweede niet minder belangrijke punt:

Wij moeten weten wie wij zijn in Jezus

Dit getuigt niet van hoogmoed, maar is veeleer een bewijs dat we in afhankelijkheid van de Heer willen le­ven. Van ons zelf uit kunnen wij niets, of we doen het verkeerd, maar in Hem zijn wij alles.

Het is een truc van de vijand die probeert dat wij ons naar niet bewust worden wie wij zijn in Jezus.

Wij willen nu aan de hand van Gods Woord onder ogen zien, hoe belangrijk het is dat wij weten wie wij zijn in Jezus.

1 – Wij zijn een nieuwe schepping

“Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen” (2 Kor. 05:17)- Zoals God eens hemel en aarde op vol­maakte wijze schiep, met als “kroon der schepping” de mens, zo is de wedergeboren mens een “nieuwe schepping”. Onbegrijpelijk voor het verstand, maar een volkomen re­aliteit. Christus woont in ons. Hoe wonderbaar!

Deze nieuwe mens in Christus is totaal anders. Wij zijn niet zo maar een beetje gerestaureerd, maar totaal nieuw. Het oude is voorbij…… “Zover het Oosten is van het Westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons”(Ps. 103:012). Jezus droeg onze zonde en heeft ze ge­stort in de zee van eeuwige vergetelheid.

2 – In Hem kunnen wij niet zondigen

Wat zegt u? Wees voorzichtig broeder…… zal deze of gene opmerken, maar wij willen slechts Gods Woord laten spreken.

(1 Joh. 03:9-10) zegt: “Een ieder, die uit God geboren is doet geen zonde; want het zaad Gods blijft in hem “en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren. Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels kenbaars een ieder, die de rechtvaardigheid niet doet, is niet uit God, evenmin als wie zijn broeder niet liefheeft”.

Dit is duidelijke taal, maar helaas hebben sommigen dit Bijbelgedeelte aangegrepen om een zogenaamde leer van “zon­deloosheid” te verkondigen.

Als wij dit gedeelte in zijn verband lezen, wordt ons duidelijk waarom het hier gaat; De nieuwe natuur in ons kan niet zondigen. Immers deze “nieuwe natuur” is Jezus, en hebt u wel eens gehoord dat Jezus zondigde? Integen­deel, Hij kwam juist om de zonde weg te nemen: “Wie de zon­de doet is uit de duivel, want de duivel zondigt van de beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou”(1 Joh. 03:08).

Nu gaat het er om of Jezus in ons de volle heerschappij heeft of dat wij gehoor geven aan de stem van satan. Open­baren wij de werken van het vlees of worden wij geleid door de Geest?

“Een ieder, die in Hem blijft, zondigt niet”, zegt (1 Joh. 03:06). Dit is de grote voorwaarde om niet te zondigen: In Hem, in Jezus te blijven. Dit maakt ons niet tot zonde­loze, maar geeft overwinning over de zonde. En dit is de wil van God, want: “Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet.’”(Rom. 06:02).

3 – In Hem zijn wij overwinnaars

Paulus noemt in (Rom. 08:35-35) een aantal dingen op, die hij echter door Christus kan overwinnen. “Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of be­nauwdheid, of vervolging of honger, of naaktheid of ge­vaar, of het zwaard? Gelijk geschreven staat: ‘Om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij zijn gerekend als slachtschapen’. Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad. Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kun­nen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Je­zus, onze Here” (Rom. 08:37-39).

Een waarachtig volgeling van Jezus ervaart steeds weer opnieuw dat hij in iedere situatie waarin het leven hem plaatst, overwinnaar is, niet in eigen kracht, maar in Jezus. die alle macht heeft in hemel en op aarde.

Moeilijkheden? Problemen? In Jezus zijn wij meer dan overwinnaars. Halleluja’

4 – In Hem is onze plaats in de hemelse gewesten

Een wedergeboren Christen is een geestelijk mens, geroepen tot de geestelijke strijd, waarbij hij gebruik dient te maken van geestelijke wapens. Helaas willen velen dit niet aanvaarden, met het gevolg: geen werkelijke openba­ring van Jezus in hun leven.

Paulus zegt het zo duidelijk in (Gal. 02:20): Met Chris­tus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven”.

Laten wij daarom “bedenken de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn”(Kol. 03:02), want onze plaats is met Christus in de hemelse gewesten (Ef. 01:03; Ef. 01:20; Ef. 02:06).

Wij zijn geroepen op aarde een getuige van Jezus te zijn (Hand. 01:08), maar dit is alleen mogelijk vanuit onze plaats in de hemelse gewesten, “want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duis­ternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten” (Ef. 06:12).

5 – In Hem kan de Heer ons volledig gebruiken in Zijn dienst en zijn wij klaar om Hem te ontmoeten op die grote dag.

Paulus was zich volledig bewust wie hij was in Jezus, Daarom kon hij aan de Romeinen schrijven: “Want ik zal het niet wagen van iets anders te spreken dan van hetgeen Christus door mij bewerkt heeft, om heidenen tot gehoor­zaamheid te brengen door woord en daad, door kracht van tekenen en wonderen, door de kracht des Geestes”(Rom. 15:18). Dit was zijn geheim: Hij was zich bewust dat hij een nieuwe schepping was en dat hij in Jezus overwinnaar was over de zonde en de gevolgen van de zonde. Zijn plaats was met Christus in de hemelse gewesten en daardoor kon de Heer hem volledig gebruiken in Zijn dienst. En Hij kon getuigen: “Het leven is mij Christus en het sterven gewin” (Filip. 01:21). In onze dagen zullen vele Christenen moeten

getuigen dat hun leven voor de wereld was en hun sterven voor Christus……

Alleen door ons volledig bewust te zijn wie wij zijn in Jezus, zullen wij Hem openbaren en voor anderen ten zegen zijn. Paulus was het zich bewust, Petrus ook, ja alle apostelen en Christenen van de eerste tijd en die Christenen van alle eeuwen die zich niet hebben laten meesleuren door oppervlakkigheid en wereldgelijkvormigheid.

De eind tijd christen is nu op een punt genaderd dat hij zal moeten beslissen of hij volledig in dienst van de Meester wil staan. Hij zal alle consequenties die dit meebrengt aanvaarden: bespotting, verstoting, vervolging, enz.

Sommigen hebben reeds een beslissing genomen, zij het een negatieve. Zij zijn niet bereid de volle prijs te be­talen, met het gevolg dat zij een speelbal zijn in handen van de vijand, ondanks “geestelijke camouflage”, zoals het meemaken van samenkomsten, enz.

Maar God kijkt door alle maskers heen. Hij weet welke gelovigen steeds paraat zijn, doordat hun lampen branden­de zijn en doordat zij actief en overwinnend deelnemen aan de geestelijke strijd.

Zij krijgen zware aanvallen te verduren, hun geloof wordt dikwijls op de proef gesteld, maar door volkomen te blijven vertrouwen op Jezus leren zij te volharden.

Zij worden zich meer en meer en bewust wat het is: Christus te kennen en de kracht van Zijn opstanding en de gemeenschap aan Zijn lijden (Filip. 03:10).

Zij zijn de echte Christenen die de levende God in deze eindtijd nodig heeft om zijn plan te volvoeren. Wij hopen dat u er één van bent. Is dit niet het geval, neem dan nu een nieuwe beslissing voor Jezus. Aanvaardt Hem met geheel uw hart, ga alle schepen achter u verbranden en volg Hem volkomen.

Zo zult u staan in de wil van God en anderen kunnen bevrijden uit satans macht. Dit is de weg die als uit­komst : “eeuwige heerlijkheid” geeft. Iedere andere weg is een doodlopende weg.

Belijdt en beleef daarom met geheel uw wezen wie u bent in Jezus.’

 

Mededelingen

Broeder Schenk naar Deventer – Onze medewerker broeder A. Schenk uit ’t Harde is enkele weken geleden verhuisd naar Deventer. Zijn nieuwe adres is; A. Schenk, Zaagmolen­straat 17, Deventer. Broeder Schenk is in Deventer benoemd tot parttime medewerker van de Volle Evangelie Ge­meente. Onder grote belangstelling werden in ’t Harde zo­wel als in Deventer afscheids- resp. welkomstsamenkomsten gehouden. Broeder Schenk, die zijn “vooropleiding” kreeg bij het Leger des Heils, is een actief en vurig werker voor de Heer en o.a. op de Noord-Veluwe geestelijk werk­zaam geweest in het kinderevangelisatie, jeugd- en open- luchtwerk. De laatste jaren spreekt hij ook in verschil­lende volle evangelie samenkomsten. Alleen of met anderen gaat hij de café’ s en dancings binnen om daar te vertellen dat alleen Jezus werkelijk vreugde geeft. Wij wensen broe­der Schenk, zijn vrouw en zoon veel zegen toe in Deventer en zijn blij dat br. Schenk heeft toegezegd ook in de toe­komst regelmatig artikelen te blijven schrijven voor “Le­vend Geloof”.

Pinsterconferentie ’t Harde – Op 2e Pinksterdag, 26 mei, wordt er in het Dorpshuis, Munnikenweg te ’t Harde, (Gld.) een Pinksterconferentie gehouden, met o.a. als sprekers; Broeder, H. Bosch, Meppel; Broeder S. Sagström, Deventer; Broeder A. Schenk, Deventer; Broeder E. Schuur­man, Amstelveen.

De eerste dienst is om 10.10, de middagdienst om 2.10 uur. Tussen de diensten is zo mogelijk een openluchtsa­menkomst. Koffie en frisdranken zijn verkrijgbaar.

Bij goed weer gaat de jeugd onder deskundige leiding de prachtige bossen verkennen. Zodat zij daar hun eigen jeugdtreffen kunnen hebben. De omgeving is prachtig. Men wordt verzocht zoveel mogelijk muziekinstrumenten mee te nemen.

Geef het door in uw gemeente, en aan vrienden en ken­nissen. U kunt opgeven met hoevelen u komt aan: Br. A. Schenk, Zaagmolenstraat 17, Deventer.

 

Werkzaam geloof door Anne van der Bijl

We lezen in (Heb. 11:01): “Het geloof nu is de zekerheid van de dingen die men hoopt en een bewijs van de dingen die men niet ziet. Want door dit geloof versta ik dat de wereld door het Woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare”. Dit hoofdstuk gaat over geloof. Een heel ander soort geloof, dan het geloof dat zich bezig houdt met zichzelf. Natuur­lijk zoekt elk mens, vooral een mens in nood, een mens die op zoek is naar een antwoord op zijn vele problemen, de mens die hunkert naar het rechttrekken van dat vraagteken, dat aangeboren vraagteken in zijn hart, zo recht dat het een uitroepteken wordt, elk mens zoekt naar een oplossing van zijn privéproblemen. En de allerbeste oplossing is als wij bij Jezus terecht komen en Hij ons redden kan door­dat wij geloven dat waarvoor Jezus gekomen is op de aarde. Om te sterven voor de zondaren, voor de zonde van de hele wereld.

Maar om in Hebreeën 11 een plaats te krijgen moeten we mensen hebben die een werkzaam geloof hebben, waardoor ze uitrijzen boven het gros van de mensen, daarom moeten we mensen hebben die een persoonlijk geloof in God hebben, dat God nog wonderen doet. En dat God hun geloof hono­reert. Het is een wonderbaar hoofdstuk, Hebreeën 11. Dit is een hoofdstuk met mensen die het met (Ps. 018:30) kunnen zeggen: “Met mijn God spring ik over een muur”. Ik heb op een samenkomst wel eens gevraagd: “Wat is er nodig om met God over een muur te kunnen springen?”. Dan vroeg ik ant­woorden van mensen uit de samenkomst. Je kreeg de gekste antwoorden, ook wel hele goede natuurlijk, soms heel leuke. De een zei: “Geloof moet je hebben, liefde, kracht, God”. Een heleboel verschillende antwoorden. Ik heb ech­ter nog nooit iemand ontmoet, die met “het ene goede ant­woord kwam, n.l. “om met God over een muur te kunnen springen heb je een muur nodig”. De meeste mensen gaan moeilijkheden uit de weg. Maar God wil juist een geloof geven aan ons om de moeilijkheden te overwinnen. God nam die muur niet weg, maar Hij gaf kracht om erover heen te springen. En dat geloof uit Hebreeën 11 is het geloof dat wij in deze tijd nodig hebben. We leven in een tijd waarin al­les zich toespitst, gewelddaden, oorlog, moord, pestilen­tie, dreiging, crisis, werkeloosheid, en dan de aller­grootste dreiging is misschien wel de bevolkingsexplosie, die als een golf omhoog rijst en straks zal uitbreken in wereldwijde hongersnood, revolutie en oorlog. Jezus heeft het zelf gezegd, in (Matt. 24:07),dat we zullen horen van oorlogen en geruchten van oorlogen, pestilentie, van gro­te noden, grote rampen, natuurrampen, enz. Er staat iets verschrikkelijks te gebeuren en God zoekt nu naar mensen, die, temidden van die stormen, een rust en een kalmte heb­ben omdat zij in contact staan met die onzichtbare wereld. Dat zij weten, dat hetgeen wij met onze natuurlijke ogen zien niet de werkelijkheid is, maar dat wij dit allemaal kunnen beheersen hier op aarde als wij in contact staan met de werkelijkheid, de realiteit van het onzichtbare, zoals (Heb. 11:01) dat zegt.

Als ik in een bootje op de rivier vaar en daar is in het midden een groot rotsblok, dan kan ik twee dingen doen, ik kan bidden: “Heer, neemt U dat rotsblok weg, zo­dat ik geen ongeluk krijg”, maar het merkwaardige is, dat God over middelen beschikt om moeilijkheden te overwinnen zonder dat Hij ze uit de weg ruimt. Als God ons meer ge­loof geeft, dan kunnen we in plaats van te bidden: “Heer, neem dat rotsblok weg, neem die barrière weg, dat probleem dat mij daar aan staat te grijzen en dat mij angstig maakt”. In plaats van dat te bidden, kunnen we zeggen: “Heer, wilt U het peil van het water anderhalve meter doen stijgen, zodat ik er overheen kan roeien”. En dat is nu geloof’ Dat we de moeilijkheden overwinnen omdat God ons iets ex­tra’s geeft, dan kan Hij ons ook beter gebruiken in die verschrikkelijke tijd die vóór ons ligt. Maar ik ben bang dat er maar weinig mensen zijn die bezig zijn actief geloof te ontwikkelen, ten behoeve van het Koninkrijk Gods. We zijn hier als Gemeente van Jezus Christus in de wereld gesteld om het zout der aarde te zijn, het licht der wereld. En om wanhopige mensen de hand toe te steken en te zeggen: “Kom over, wij hebben het antwoord, wij hebben de oplossing”. Maar helaas is het eigenlijk vaak niet zo.

Eigenlijk zou je de Gemeente kunnen vergelijken met een trein, waarbij de Heilige Geest de functie heeft van de lo­comotief, wij zijn allemaal slaapwagens. Maar zo wil God het niet. God wil ‘dat hoofdstuk Hebreeën 11 nog verder schrijven, maar zonder geloof als een werkend actief principe in ons leven, zullen er geen verdere kandidaten komen voor Hebreeën 11. Deze mensen waren geen partijleiders, maar het waren mensen die door God gekozen waren, voor een bepaald doel. Het waren niet altijd regeringsleiders, het waren soms ver­lossers, richters of …. vaders. Of leiders of koningen, die een familie of een stam of één of twee miljoen mensen leidde uit slavernij en zonde en ongeloof. Maar niet het aantal mensen dat zij hielpen heeft hen een plaatsje gege­ven in Hebreeën 11, hun eigen trouw en het geloof in God en in de hulp die van boven, vanuit de onzichtbare wereld, vanuit de hemel zelf kwam om hun bediening een werkelijkheid te maken voor de lijdende mensheid. Daardoor kregen zij een plaatsje in Hebreeën 11. Ze hadden hun ogen daar waar Jezus ze had, de akker is de wereld, alle mensen moeten bereid wor­den, de hele wereld moet weten wie Jezus is en daarom heb­ben deze mensen, omdat ze zo in één lijn waren met Jezus zelf, in Oud- en Nieuw Testament, een plaats gekregen in Hebreeën 11. En ik bid God, dat u en ik, en velen met ons in de ogen van God ook een plaats zullen krijgen in Hebreeën 11.

Toen de beroemde Cromwell in zijn machtig rijk zo weinig zilver had dat ze geen munten meer konden maken, toen stuurde hij mensen om zilver te zoeken. Hij stuurde ze door heel zijn rijk en overal heen en zij keerden terug met de boodschap, dat de heiligen beelden in de grote kathedralen van zilver waren. Toen gaf Cromwell zijn beroemd geworden bevel: “Smelt de heiligen en breng ze in omloop”. Dit is een les die ook wij moeten leren. Laten we ons aan Jezus Christus overgeven, dat Hij ons mag smelten, ons harde hart mag smelten, zodat wij de wereld gaan zien zoals Hij die ziet, dat Hij ons “in omloop” kan brengen, zodat we ook in­derdaad alle naties, alle volken, alle stammen, alle talen bereiken, met de boodschap dat Jezus leeft.’

 

Eerste liefde, eerste werken door David du Plessis (2)

Herinnert u zich de tijd, dat u tot bekering kwam? O, je was zo blij, je hield van iedereen, je vergaf iedereen, iedereen was opeens goed geworden.’

Maar Jezus zegt: “Je hebt je eerste, liefde verzaakt, je hebt je eerste werken nagelaten”. En zodra je ermee op­houdt met vergeven, houd je pok op met liefhebben. En zo­dra je ophoudt met liefhebben, is er geen vrucht van de Geest meer. Voor zover ik het kan beoordelen, is er niets in.de wereld, dat zo dodelijk is voor het christendom als een geest, die niet wil vergeven. Als christenen allemaal iedereen zouden vergeven, als de christenen alleen maar elkaar zouden vergeven, dan zou er een machtige Gemeente in de wereld van vandaag zijn. Maar de verdeeldheid en de bitterheid is de Gemeente binnengedrongen, omdat de chris­tenen elkaar niet willen vergeven. Ik verzeker u, mijn le­ven lang ben ik nóóit mensen tegen gekomen, die zó gemak­kelijk oordelen en veroordelen als christenen en ik heb nóóit mensen ontmoet, die het zo moeilijk vinden om te vergeven als kinderen Gods.

We spreken graag over liefde, maar waarom is er dan geen liefde? Omdat we niet vergeven. Dat heb ik ook ont­dekt toen de Heer mij riep om naar de kerken te gaan. Maar ik zei: “Heer, ze zijn dood”. Kijk, ik was degene die oor­deelde en ik geloofde niet in de opstanding, maar ik zei, dat ze dood waren. In mijn ogen was er geen hoop meer voor hen. Maar de Heer zei: “Misschien zijn ze wel dood, maar Ik heb nog nooit iemand de opdracht gegeven om de doden te begraven, maar wel om doden op te wekken. En jij moet deze doden opwekken”.

“O, Heer, hoe kan ik deze dode mensen opwekken? Ik kan ze niet rechtvaardigen voor wat ze doen’.

“Maar, ik heb nooit iemand de opdracht gegeven om hen te rechtvaardigen; alleen God kan rechtvaardigen. Jij kunt niet rechtvaardigen, omdat jij zelf niet recht bent; jij moet vergeven. Dat is alles, wat jij kunt doen en dat is alles, wat Ik van je verlang”.

“Maar, Heer, ze zijn verkeerd”.

“Als ze goed waren”, zei de Heer, “dan viel er niets te vergeven. Je moet juist vergeven, omdat ze verkeerd zijn. Als jij ze vergeeft, dan betekent dat nog niet, dat je zegt, dat ze goed zijn. Wat jij zegt is dit: Je kunt zo verkeerd zijn als het maar kan, maar ik ben geen rechter, ik vergeef je. En als jij ze vergeeft, zul je merken., dat je ze gaat liefhebben en op het ogenblik, dat je ze wer­kelijk gaat liefhebben, zal de Heilige Geest zich door jou heen openbaren. Maar als je ze niet vergeeft en niet liefhebt, dan kun je niet verwachten, dat de Heilige Geest met jou kan samenwerken”.

Daarom ben ik gegaan, u weet dat wel, wat ik doe en waar ik allemaal heenga. Zo zit ik midden tussen de ker­ken in. Ik beschouw elke kerk als een akker; als ik naar hen toega, dan ontdek ik twee dingen: tarwe en onkruid, op iedere akker. Hebt u wel eens een akker gevonden zon­der onkruid? Ik heb er nog steeds niet één gevonden; ze zijn allemaal gelijk. Soms kunnen we over allerlei op­scheppen in onze gemeente en we denken, dat er geen on­kruid is, maar dan ontdekken we tot onze verbazing, dat er bij ons ook onkruid groeit. Als u niet meer het goede zaad zaait en uw tijd verspilt met het uittrekken van on­kruid, dan zult u uw akker tot een chaos maken. Dat is het geval bij zoveel mensen die bezig zijn onkruid uit te trek­ken en die niet meer zaaien. ’ Maar eigenlijk trekken ze niet alleen het onkruid er uit, maar ook de tarwe. En ze ruïneren de akker.

Onlangs kwam op een conferentie een jonge voorganger naar me toe. Hij was geladen en hij zei: ” Ik heb uw boek gelezen: “De Geest maakt levend”. U zegt, dat de Heilige Geest u vroeg te gaan en nu moet u eens kijken, waar u heengaat”.

Ik zei: “Waar ga ik dan heen?”

“U gaat naar al die kerkelijke raden en naar die vrij­zinnige kerken”. “Wat is daar dan voor verkeerds aan?”, vroeg ik. “Maar”, zei hij, “de Bijbel zegt; Ga uit van haar”. “Ja, maar ik ben er nooit in geweest”, zei ik, “dus moet ik er eerst ingaan. Hoe kan ik er uitgaan, als ik er nooit in geweest ben? Nu ga ik er in en misschien kon ik er ook wel weer uit”.

“Wanneer komt u er dan weer uit?”

“Wel, als ze me er misschien uitgooien”.

“Zij gooien u er niet uit. Vertelt u hen dan niet, dat ze zondaren zijn?”

“O nee”, zei ik, “dat doe ik niet”.

“Maar”, zei hij, “Jezus vertelde de mensen dat ze zon­daren waren”.

“Ja, maar Jezus was geen zondaar, ik ben wel een zondaar, u bent een zondaar en ik mag andere zondaren niet oordelen; Ik moet die anderen vergeven, zoals de Vader mij vergeven heeft. Ik moet hen liefhebben”.

“Hebt u dan zondaren lief?”, vroeg hij.

Ik zeis “Mijn Vader heeft hen lief, gelooft u dat niet? God had de wereld zo lief, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Wilt u God dienen?”

“Ja”, zei hij. “Wel, God, die u dient, heeft de wereld lief. Als Hij de wereld niet lief had, dan zou Hij haar vernietigen. Als Hij was zoals wij, dan zou Hij de hele wereld veroordelen en verwoesten”.

“Wat doet u dan?”, vroeg hij.

“Ik heb ze lief”, zei ik, “en dan kan ik hen tot Jezus brengen. Want Jezus kwam in liefde en Hij zei: “Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u”.

“Hoe komen ze dan tot het besef, dat zij zondaren zijn?”

Ik zei: “Leest u de Bijbel niet? Misschien doet u het op de manier, zoals ik dat gewoon was te doen: Je leest hem, zoals je het zelf graag wilt hebben. Toen de Heer mij zei, dat ik de kerken niet moest oordelen, maar hen lief moest hebben, zei Hij: “Denk er aan, wat Ik gezegd heb: Als Ik naar de Vader ga, zal Ik Hem vragen en Hij zal de Hei­lige Geest zenden, en als Hij komt, zal Hij de wereld over­tuigen van zonde. Daarom hoef jij dat niet te doen. Daarom zei Hij: Het is beter voor u, dat Ik heenga, want als Ik heenga, dan zal de Heilige Geest komen en Hij zal de we­reld overtuigen; jij hoeft dat niet te doen, dan kun jij hen tot Jezus leiden”.

Jarenlang heb ik geprobeerd de wereld te overtuigen, maar de mensen raakten niet erg overtuigd; ze werden kwaad op mij en ik werd kwaad op hen en ik schold hen voor allerlei uit: blinde leidslieden van de blinden, als jul­lie in de kuil vallen, zal ik jullie wel begraven.

Maar de Heer zei: “lat is verkeerd, dat is het Evange­lie niet. Ik heb je nooit de autoriteit gegeven om ie­mand te veroordelen. Ik heb je nooit de autoriteit gege­ven om iemand te veroordelen. Ik heb nooit gezegd: aan hun vruchten zul je ze oordelen, maar aan hun vruchten zul je ze kennen, maar niet veroordelen. Daar heb je geen autoriteit voor gekregen”.

Dit is het wat ik heb bemerkt. Als ik naar hen toega, dan weet de Heilige Geest, dat ik niet wil veroordelen, dat ik niet wil proberen hen van zonde te overtuigen, maar dat ik bereid ben hen tot Jezus te leiden en hen werkelijk te vergeven. Want als ik hen niet vergeef, die zij kunnen zien, hoe kunnen ze dan geloven, dat God hen wil vergeven die zij niet kunnen zien. Ik zeg hun, dat ik een kind van God en een dienstknecht van Jezus Christus ben. Als zij dan zeggen: “Als God is als u bent, als Jezus is als u bent, dan kunnen we maar beter niets met Hem te maken hebben, want u ziet er niet naar uit, dat u iemand kunt liefhebben, maar wel klaar staat om te veroordelen”, dan is dat voor mij een reden om hen niet te veroordelen.

Ik wil iedereen met liefde tegemoet treden en sinds ik er mee opgehouden ben om het werk van de Heilige Geest te doorkruisen, overtuigt Hij hen van zonden. Ik spreek met hen in het besef, dat de Heilige Geest wel het werk in hun hart doet; Hij maakt, dat zij zich zo gaan voelen, zoal zoals ik dit graag zou willen, maar ik zeg er niets van.

Ik spreek over de liefde van de Heer en Zijn grote ver­gevingsgezindheid en vaak zeggen ze: “U bent de eerste die mij werkelijk begrijpt, u kent echt mijn moeilijkheden’.’ Maar ik weet, dat zij het moeilijk hebben, omdat de Heili­ge Geest hen van zonde overtuigt en dan weten zij niet, wat zij moeten doen. De mensen in hun omgeving kunnen niet helpen. Zij staan onder het oordeel, hun geweten klaagt hen aan en als zij proberen steun te vinden, voelen zij het oordeel steeds zwaarder wegen.

Onlangs was ik in een groep van ongeveer 50 voorgan­gers. Ze behoren tot een kerk waar enkele vreemde leer­stellingen worden geleerd. Ik had er wel van gehoord en ik dacht: “Wat moet ik doen?”

De Heer zei me: “Je moet ze vergeven, ga er niet heen om ze te veroordelen, vertel ze niet, dat ze verkeerd zijn, vergeef ze”. En dat deed ik. Een Pinkstervoorganger zei me: “Ik heb gehoord, dat u naar die predikanten gaat”.

“Ja, dat is zo”, zei ik, “ze hebben me uitgenodigd”.

“Maar weet u dan niet”, vroeg hij, “dat ze van die vreem­de dingen leren?”

“Ja, daar heb ik van gehoord”, zei ik.

“En wat gaat u nu doen?” Gaat u ze vergeven?”

“Dat heb ik al gedaan”, zei ik, “ik heb ze al vergeven”.

“Hebt u ze vergeven?”

“Ja”, zei ik, “en als je ze vergeven hebt, mag je er niet meer over praten”.

Dus ging ik er heen.

De Heer had me zo geholpen ze werkelijk te vergeven, dat toen ik tot hen sprak, ik al die vreemde leerstellingen glad vergeten was; ik dacht er geen moment meer aan. En de Heer doopte sommigen van hen in de Heilige Geest. Wat denkt u, dat er daarna gebeurde?

Sommige mensen zeiden tot mij: “Hoe kunt u toestaan, dat deze mensen werden gedoopt in de Heilige Geest? Wie moet hun nu onderwijs geven?”

“Broeders”, zei ik, “ik heb hen toevertrouwd aan de beste Leraar en de beste Gids van de wereld, en als wij ons nu maar niet bemoeien met Zijn werk, dan speelt Hij het heus wel klaar. Ik vind, dat jullie net zo erg zijn als de Rooms Katholieken. Zij zeggen, dat de mensen de Bijbel niet kunnen lezen, omdat ze er helemaal van in de war raken. Wij zeggen hetzelfde, dat, als de mensen de doop met de Heilige Geest hebben ontvangen, wij hen moeten onderwijzen, want anders gaat het helemaal verkeerd”.

De directeur van het R.K. Bijbelgenootschap in Mexico zei: “Ik vind, dat er in elk huis en in elk gezin in Mexi­co een Bijbel moet komen en ik zou graag willen, dat de mensen de Bijbel gaan lezen”.

“Maar”, zei ik, “de priesters zeggen, dat de mensen de Bijbel niet kunnen begrijpen, omdat ze er door in de war raken”. “Als de priester maar wegblijft”, zei hij, “dan zal de Heilige Geest hen wel onderwijzen, maar als de priester er zich mee gaat bemoeien, raken ze in de war”.

Dat zegt een priester over andere priesters. Ik vraag me soms wel eens af, of wij niet vaak denken, dat wij de leraars en de gidsen moeten zijn. We vertrouwen het de Heilige Geest niet toe om de mensen te onderwijzen. Zo hadden deze predikanten de doop met de Heilige Geest ontvangen. Later ontmoette ik hen weer en zij waren vol lof van de Heilige Geest; zij hadden net een conferen­tie gehad. En sommigen zeiden: “Broeder David, tientallen mensen werden gedoopt in de Heilige Geest net als wij”.

“O”, zei ik, “nu worden jullie echte Pinkstermensen”.

“Ja”, zeiden zij, “maar we behoren niet bij de Pinkster­beweging, maar we willen wél de Heilige Geest ontvangen. Zegt u eens, toen u bij ons kwam, wist u, dat we allerlei, dingen zus en zo leren?”

“Jawel”, zei ik, “dat wist ik wel”.

“Maar u hebt er nooit over gesproken, zelfs niet eens genoemd”.

“Dat komt, omdat ik jullie vergeven had”, zei ik, voor­dat ik bij jullie kwam. En hoe kan ik nu over iets praten, wat al vergeven is?”

“Dat is zo”, zeiden zij, “haar weet u, wat het vreemde is? Sinds wij in de Heilige Geest gedoopt zijn, kunnen we al die dingen niet meer geloven en we leren ze ook niet meer”.

Zij hadden de beste Gids, de beste Leraar.’ Als ik gepro­beerd had hen te corrigeren, waren zij vijandig geworden, maar ik had hen vergeven. En de Heilige Geest wist, dat ik niets in mijn hart had tegen deze mensen, maar HIJ over­tuigde hen van zonden. Dat is wonderbaar!

Tot de jonge voorganger, met wie ik sprak, zei ik: “Ik zal de kerken binnengaan, tot nu toe ga ik overal, waar men mij uitnodigt”.

Hij zei: “Hoe kunt u gemeenschap hebben met die men­sen?”

“Maar wie heeft gezegd”, zei ik, “dat ik daarheen ga om gemeenschap te hebben? Ik zoek geen gemeenschap, want die heb ik al; ik deel gemeenschap aan anderen mee”.

Ik heb zoveel gemeenschap, dat ik graag wil, dat ande­ren het ook hebben. Mijn gemeenschap ligt in Christus. Dat is de liefde van Christus, de vrucht van de Geest, want de Vader heeft mij gesnoeid. Ik heb zoveel vrucht, dat Protestanten ervan kunnen plukken, de Rooms Katholieken ook en de rest is voor de Pinksterbroeders en zusters. Heb ie­dereen lief; ik kan u zeggen, dit hééft uitwerking! Ik moest terugkeren tot mijn eerste werken. Mijn eerste werk is niet om zondaren tot bekering’ te brengen, maar om anderen te vergeven. U zult nooit een zondaar tot Jezus kunnen leiden als u hem niet kunt vergeven. Velen van uw familie leden zijn niet gered, omdat u hen nooit hebt vergeven. U denkt, dat u, omdat u familie van hen bent, het recht hebt om hen te veroordelen; houd er mee op uw kinderen te veroordelen, leer om hen te vergeven en zij zullen gaan geloven.

Hoe vaak heb ik gezien, hoe ouders hun kinderen bevit­ten en oordelen en veroordelen. Broeders en zusters, ver­geven is ons eerste werk. Hoe gauwer we terugkeren tot dit eerste werk, des te sneller zullen we weer de eerste liefde openbaren.

Petrus zat met een moeilijkheid: hij kon de wereld wel vergeven, hij kon hun zonden vergeven, maar zijn broeder… Hij zei: “Heer, hoe vaak moet ik mijn broeder vergeven? Ze­ven keer?”

“Nee, niet zeven keer”, zei de Heer, “zeventigmaal zeven keer, 490 keer”.

Hebt u ook zo’n slechte broeder? Kunt u zich iemand voorstellen, die zo slecht is, dat u hem 490 keer moet vergeven? Of kunt u de zeven keer niet eens halen?

In één van de evangeliën staat, dat ik 490 keer per dag moet vergeven. Ik ben 16 uur wakker; als ik nu 490 keer in 16 uur moet vergeven, dan is dat 30 keer per uur, dat is elke 2 minuten: dat is een volledige dagtaak!

Wat bedoelde de Heer eigenlijk? Wel dit: je kunt niet anders, je moet vergeven, vergeven, vergeven… Dat is een smalle weg met éénrichtingsverkeer, een zeer smalle weg: je mag je niet omkeren en je mag niet ophouden met vergeven. De enige manier om in uw geloofsleven vooruit te komen is door te vergeven.          (slot volgt)

 

Nemen we God op Zijn woord?  door J. Noë

“Maar op Uw Woord zal ik de netten uitzetten”(Luc. 05:05b).

Lieve lezers.’ Het verhaal van de wonderbare visvangst is zo’n leerrijke les voor ons. God doet steeds dingen, welke, volgens menselijke begrippen, onmogelijk zijn. In het Oude en Nieuwe Testament lezen we geregeld van de bovennatuurlijke dingen die God deed, om de mensheid te to­nen dat Hij de Grote Almachtige is.

Zo ook in dit geval. De vissers hadden de gehele nacht hard gewerkt, maar niets gevangen. Nu komt Jezus, die, menselijkerwijze gesproken, meer verstand had van timme­ren dan van vissen, en zegt tegen de geroutineerde visser Petrus: “Ga naar diep water en zet uw netten uit om te vissen”.

Hoe bestaat het.’ Petrus zal Jezus wel verwonderd en on­derzoekend hebben aangekeken, getuige zijn woorden waarmee hij begon te spreken: “Meester, wij hebben de gehele nacht door hard gewerkt en niets gevangen”. Maar nu het wonder­lijke, door een innerlijke drang gedreven zei hij: “Maar op Uw woord zal ik de netten uitzetten”.

En hij werd niet teleurgesteld; de vangst was zo groot, dat de netten dreigden te scheuren en de boten tot zinken toe, met vissen werden gevuld.

Petrus was door dit grote wonder zo getroffen, dat hij op zijn knieën viel en uitriep: “Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens”. Deze reactie is volkomen begrijpelijk, want hij was getuige van iets bovennatuurlijks. Jezus had door de Geest gehandeld en wist, dat Zijn Vader de vissen op die’ plaats zou brengen.

Is het niet wonderbaar? Toen Maria van de engel hoorde, dat zij, in haar nog ongehuwde staat, bevrucht zou worden door de Heilige Geest en uit haar Jezus, Gods Zoon, zou geboren worden, zei zij, vol verbazing en ontroering: “Mij geschiedde naar uw woord”.

Geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen. Ook in deze moderne tijd, waar het intellect hoogtij viert en óp allerlei gebied, vooral wetenschappelijk, ver­bijsterende dingen worden gepresteerd, maar waar tévens de zonde, ook in de kerken, hand over hand toeneemt.

Gods Woord blijft onverminderd van kracht en Jezus is nog steeds de Redder, Verlosser en Genezer, aangezien Hij Dezelfde is, gisteren en heden tot in eeuwigheid. Helaas zijn vele “christenen” in hun denken en levenswandel volkomen gelijk aan de wereldse mens en stellen daardoor hun vertrouwen meer op het zichtbare, n.l. de mens en diens kundigheid dan op God en Zijn Woord.

Ik moet hierbij denken aan de geschiedenis van Paulus die per schip op weg was naar Rome om voor de keizer te­recht te staan. Daar de reis met moeilijkheden gepaard ging, gaf hij, door de Geest geleid, de bemanning een waarschuwing. De hoofdman echter stelde meer vertrouwen in de schipper dan in Paulus, wat, van zijn standpunt ge­zien, volkomen begrijpelijk was. Maar hij zag spoedig in, dat hij beter naar de raad van de dienstknecht des Heren had kunnen luisteren.

Als je de mensen waarschuwt en hen attent maakt op de rijkdom van het volle evangelie, op hetgeen God ons in Christus schenkt, als wij in Hem geloven en doen wat Hij van ons verlangt, dan ben je, volgens hun inzicht, niet helemaal normaal, overgeestelijk; man, wees nuchter, zeg­gen ze dan, gebruik je verstand en blijf met je beide be­nen op de grond staan. Ze begrijpen nu eenmaal niet, dat het geloof geen kwestie van het verstand is, maar een­voudig het, als een kind, accepteren, wat God in Zijn Woord zegt en je onder de leiding van Zijn Geest stellen.

Wat zegt (1 Kor. 02:10-15)?

“Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest.

“Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diep- “ten Gods. Wie toch onder de mensen weet, wat in een “mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? “Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest “Gods. Wij nu hebben, niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is. Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleerd zijn, zodat “wij het geestelijke met het geestelijke vergelijken. “Doch een ongeestelijk mens aanvaard niet van hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem een “dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het “slechts geestelijk te beoordelen is”.

Lieve vrienden, als we God een realiteit in ons leven willen laten worden, dan moeten we gemeenschap met Hem hebben, moeten we Hem op Zijn Woord nemen en het in alle dingen met Hem wagen. Dan dienen wij, in de volle zekerheid des geloofs, de schepen, die ons tot de terugtocht zouden kunnen verleiden, te verbranden. De Heer zegt, tot ons: “U geschiede naar uw geloof”. Hoe meer we, in het geloof, met Hem wagen, des te meer zullen we ontvangen. Hij zal ons niet verlaten, Hij zal ons niet begeven. Zoals we in het begin van dit artikel hebben beschreven, Petrus waagde het met Jezus en hij ontving daardoor veel zegen.

En nu, lieve lezers, gaan we onszelf eens onder de loep nemen. We zullen drie vragen stellens

1)God zegt in Zijn Woord, dat Zijn Zoon, Jezus, al onze ziekten heeft gedragen, dat Hij onze Genezer is en dat bij handoplegging in Zijn Naam, door de kracht van de Heilige Geest, de ziekten zullen wijken.

Geloven we hierin, met ons gehele hart? Is ons geloof zo sterk, dat wij in staat zijn deze Bijbelse weg te volgen en het met Hem te wagen, als satan kans heeft gezien ons li­chaam aan te tasten en wellicht van een zeer ernstige aard?

2) God zegt in Zijn Woord, dat wij ons in geen ding be­zorgd behoeven te maken en Hij in al onze behoeften naar Zijn rijkdom heerlijk zal voorzien in Christus Jezus.

Geloven we hierin, met heel ons hart? Zo ja, laten wij dan ook aan onze handelingen en in onze levenswandel, aan de wereld zien, dat, in welke omstandigheden wij ook moch­ten verkeren, wij in deze beloften van God geloven?

3) Jezus zegt: “Wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen en nog grotere dan deze”.

Geloven wij hierin, met heel ons hart? Dat is dus niet alleen duivelen uitwerpen en zieken genezen, maar ook, als God ons voor dat feit plaatst, doden opwekken en de ‘natuur bedwingen.

Kijk, lieve lezers, deze vragen moeten ons tot zelfonderzoek brengen. Paulus zegt niet voor niets; “Onderzoek u zelve of gij wel in het geloof zijt”.

Als wij getuigen van Christus willen zijn, dan moeten wij dat tonen met ons lichaam, Zijn tempel, en met de geest, door gemeenschap met Zijn Geest, in woord en daad. God zal dan Zijn Heerlijkheid in ons openbaren in Christus.

“Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon, niet gespaard “maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken”. (Rom. 08:32).

1968.08 nr. 103

Levend Geloof 1968.08 nr. 103

Bij de voorplaat door Having M. Hopma

“En de heer zeide tot de slaaf: Ga de wegen en de paden op en dwing hen binnen te komen, want mijn huis moet vol worden” (Luc. 14:23).

De gastheer zou geen gastheer zijn als hij er geen ro­yaal féést van maakte. Het meest uitgelezene liet hij toebereiden voor zijn zakenvrienden, die onder de dekman­tel van gedegen argumenten van onbeschaamdheid blijk ga­ven. Even later is de feestzaal van de gulle heer’ een stad van armen, misdeelden en menselijke” ‘wrakken tenge­volge van de oproep: Breng ze hier.’ (Luc. 14:21). Bréngen wil zeggen: behulpzaam zijn bij het gaan. Zo de Meester, zo zijn slaaf.

Maar is het dan niet ongerijmd als die zelf­de heer tegen de genodigden van het platte land ineens als een dwingeland zou optreden? Dan had hij net zo goed zijn rijke vrienden aan de haren zijn feestzaal hebben laten inslepen. De illustratie op de voorpagina is dan ook maar’ een karikatuur, een uitbeelding die overtrokken gelovigen van hun Heer maken. Wat voor wapenen heeft het lam? Geen.

In de Lutherse vertaling wordt deze tekst: -, “Nodig ze uit, het Griekse werkwoord voor dwingen heeft een duidelijke nevenvertaling: Overtuig ze! Hoe overtuigen we de mensen?

De uitnodigingen rondbrengende slaaf moet het wel goed hebben gehad bij zijn meester, het is zeker een milde heer geweest die hem zo enthousiast deed zijn, een man die zijn slaven niet als slaven behandelde.

Via de slaaf straalde de hartelijkheid en gastvrijheid van de heer.

Als het wezen van onze Heer vanuit ons straalt, gaan massa’s harten on deuren open.

Wij kunnen niet als Jezus worden, Hij moet ons aan Hem gelijk maken.

Het is de Meester die ons het moeten afneemt en door de bewijzen van Zijn liefde dwingt.

                         

Vrijheid in Christus

Wanneer dan de Zoon u vrij gemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn”. (Joh. 08:36).

Er is in onze dagen een sterk verlangen naar vrijheid. Dit verlangen is er bij de mensen door alle eeuwen heen geweest, maar van tijd tot tijd worden wij er extra bij bepaald. Als we alleen reeds denken aan de gebeurtenis­sen van de afgelopen weken in Oost-Europa, waar miljoe­nen mensen snakken naar werkelijke vrijheid, kunnen wij slechts, dankbaar zijn voor het feit dat wij in het “vrije westen” leven.

Maar zijn de mensen hier wel werkelijk gelukkig? Waarom neemt de ontevredenheid bij velen toe, ondanks de gestegen welvaart en de toenemende vrije tijd9

Omdat- de werkelijke vrijheid alleen te vinden is in Jezus. Iedere andere vrijheid stelt steeds weer opnieuw teleur en is bovendien maar tijdelijk. Alleen de vrijheid die Jezus geeft, maakt werkelijk vrij.’

Wilt u deze echte vrijheid leren kennen? Aanvaardt Je­zus dan nu als Redder en Bevrijder. Geloof in Hem met geheel uw hart en u zult bevrijd worden uit satans macht. De duivel kwam in deze wereld met zonde en ziek­te, vrees, twijfel, angst en dood, maar Jezus kwam om zijn werken te verbreken. Halleluja.’ Hij gaf Zijn leven, Hij vergoot Zijn bloed en liet Zijn rug doorstriemen. 0, welk een vrijheid bracht Hij teweeg voor de mensheid. Hij vraagt slechts geloof om die vrijheid deelachtig te wor­den. Zodra u Hem in het geloof toelaat in uw leven wordt alles anders, alles nieuw, en bent u volkomen vrij.’ an ontvangt u van Hem een eeuwigdurende vrijheid. Weliswaar zullen wij, zolang wij’ hier nog in een lichaam van vlees en bloed zijn, nog geestelijk moeten strijden om de vijand te weerstaan, maar deze tijdelijke strijd weegt niet op tegenover de eeuwige heerlijkheid die wij straks ontvangen. Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn heeft Christus ons vrijgemaakt”. (Gal. 05:01) Halleluja.’

 

Van de redactie

In memoriam Jan van Gijs

Op zondag 4 augustus is, na een ernstige ziekte, in Zijn Heer en Heiland ontslapen broeder Jan van Gijs, mede­redacteur van “Kracht van Omhoog”. Jan van Gijs leerden wij reeds vele jaren geleden kennen op het toenmalige Bijbelcentrum “De Herdershof” te Heerde. Hij was vrucht van het werk van “De Hezenherg” uit Hattem, evenals de re­dacteur van dit blad, zodat we reeds direct een “punt van contact” hadden. In de loop der jaren is Jan van Gijs uitgegroeid tot een belangrijk instrument in Gods hand, waardoor zeer velen de weg naar volle verlossing in Jezus Christus vonden. Zijn werk gaat ook na zijn heen­gaan nog door via de vele boeken die van zijn hand ver­schenen, en waarvan het eerste(“Op zoek naar waarachtig geluk”) het meest verkochte evangelisatieboek van ons land werd.

Tien jaar geleden 

Tien jaar geleden was broeder” Osborn in ons land. De onvergetelijke campagnes op het Malieveld en Bodenterrein liggen velen nog vers in het geheugen. Zij veroor­zaakten bovendien een grote doorbraak van het volle evangelie in Nederland. Ter gelegenheid van dit “jubile­um” wordt er op zondag 8 september een speciale herden­kingsdienst gehouden in het Capitol—Evangelie-Centrum, Loosduinsekade 222, Den Haag, om 19.50 uur, onder lei­ding van br. Joh. Maasbach, destijds tolk van br. Osborn. Er zijn ook samenkomsten om 10 uur en 15 uur(doopdienst).

Vreugdedag

De VEZA organiseert dit jaar weer de jaarlijkse Volle Evangelie Vreugdedag in de Expohal te Hilversum, op za­terdag 26 oktober.

De VEZA organiseert verschillende regionale bijeen­komsten, o.a. te Zwolle op zaterdag 21 september om 16 uur in hotel “Geytenbeek” bij het station. Spreker Ds. M. de Jong en Zr. E. van Riemsdijk.

Samenkomst Oldebroek – Behalve de op blz. 2 vermel­de samenkomsten spreekt op 14 sept. op “Johannesberg” te evang. Oni Miccolis uit Italië, 19.50 uur.

 

Volharding, in de gezindheid van Christus door J. Noë

(Filip. 01:27-30; Filip. 02:01-18)

Lieve vrienden, toen ik zo de brief van Paulus aan de Filippenzen doorlas en ik aan bovenstaand gedeelte mijn aandacht wijdde, kreeg ik het in mijn hart eens hierover te schrijven. Het is n.l. een zo’n uiterst belangrijk Schriftgedeelte.

Paulus begint als volgt:

“Alleen, gedraagt u waardig het evangelie van Chris­tus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwe­zig blijf, ik van u moge horen, dat gij vast staat in één geest, één van ziel medestrijdende voor het ge­loof aan het evangelie, zonder dat gij u in enig op­zicht door de tegenstanders laat beangstigen. Hierin is voor hen een aanwijzing van hun verderf, doch van úw behoud, en dat van Godswege”.

Als kinderen Gods, als volgelingen van Christus, moeten wij in alle omstandigheden, waarin wij komen te verkeren, volharden in de gezindheid van Christus als Zijn waarachtige getuigen, Zijn evangelie waardig”.

Niet alleen persoonlijk, maar ook als gemeente, Zijn Gemeente, zijn Lichaam, moeten wij als levende stenen aan de hemelse tempel één van geest en ziel zijn en front ma­ken tegen onze tegenstanders en tonen, dat wij geloof hebben in dat evangelie, het evangelie van het koninkrijk.

Dus niet alleen onze woorden, maar ook onze daden moe­ten hiervan getuigen, opdat wij het evangelie niet tot een bespotting maken.

Door de Heilige Geest krijgen we inzicht in het evangelie van het Koninkrijk, in de geestelijke dingen. Onze aardse tegenstanders worden gebruikt door satan en zijn demonische machten. Wij moeten dus niet strijden tegen vlees en bloed, maar tegen deze machten in de hemelse ge­westen, Efeze 6. Als huisgenoten Gods moeten wij dus in een geestelijke strijd, dat wil zeggen een strijd in de geest satan en zijn trawanten weerstaan en overwinnen en dit is alleen mogelijk door de kracht van de Heilige Geest.

De boze geesten zullen ons van alle kanten belagen om ons ten val te brengen, hetzij in het lichaam of buiten het lichaam door middel van het gezin, familie, vrienden, vreemden, mensen waar je mee samenwoont, gebeurtenissen rondom je, buiten of in de gemeente, broeders of zusters in de Heer, enz., enz., en als we nu de tactiek van onze geestelijke vijand door hebben, dan laten we ons er ook niet door beïnvloeden en beangstigen. We staan als een rots in de branding, als overwinnaars in Jezus Christus.

“Hierin is voor hen, onze tegenstanders, een aanwij­zing van hun verderf, doch van uw behoud, en dat van Godswege” Halleluja!

Deze volharding tot Christus moet dan ook de vrucht van de Geest voortbrengen, zie Galaten 5, Paulus zegt in hoofdstuk 2 van de Filippenzen-brief? Betoon liefde en wees met ontferming bewogen voor en doe barmhartigheid aan je naaste; wees zonder zelfzucht of ijdel eerbejag, in ootmoedigheid achtte de een de ander uitnemender dan zichzelf en lette niet slechts op eigen belang, maar ook op dat van anderen.

Helaas laat bij ons een en ander wel te wensen over. Wat de liefde en barmhartigheid betreft, betonen wij dit wel aan onze naasten in woord en daad, zoals Jezus dit van ons verlangt? Staan wij wel hen met geheel ons hart ten dienste en zijn wij hen wel behulpzaam ook in zogenaam­de kleinigheden, voor zover het in ons vermogen ligt dit te doen? Onze naasten zijn niet alleen onze broeders en zusters in de Heer, maar ook of beter gezegd juist – de anderen, die door de duivel gebonden zijn. Denk aan de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

Deze liefde en bewogenheid voor anderen kan alleen Je­zus door Zijn Geest in ons hart leggen. Daar moeten wij dus naar streven. Nu wat de nederigheid en ootmoedigheid betreft, de Schrift zegt? “Wie Jezus toebehoren hebben het vlees met al zijn hartstochten en begeerten gekrui­sigd”. Zo moet het dus zijn, maar wij bemerken wel, dat het nog lang zo niet is. Speelt ons “eigen ik” nog altijd niet een belangrijke rol en hebben we niet erg lange tenen? Zijn we niet vaak erg met ons zelf ingenomen? Willen we niet graag aan anderen laten zien, hoever we geestelijk . zijn gekomen en hen eventjes vertellen hoe het is, waarbij ‘het aan kritiek ten opzichte van anderen niet ontbreekt? Gebeurt het niet dat figuren, die graag willen domineren, hun wil op anderen willen leggen en zo nodig over hen willen beschikken zoals het hun goeddunkt?

Laten we onszelf eens aan een grondig onderzoek onder­werpen en indien deze geesten van hoogmoed, eerzucht of heerszucht in ons aanwezig zijn, dan moeten zij er zo spoe­dig mogelijk uitgeworpen worden.

Paulus zegt in de verzen 4 tot en met 9 van het tweede hoofdstuk van de Filippenzen-brief: (Filip. 02:04-09)

“Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte Gods zijnde, het God gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zich­zelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienst­knecht heeft aangenomen, en de mensen gelijk gewor­den is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises”.

Jezus zei tot de discipelen bij de voetwassing: “Indien nu Ik, uw Here en Meester, u de voeten ge­wassen heb, behoort ook gij elkander de voeten te wassen; want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk Ik u gedaan heb”(Joh. 15:14-15).

Jezus was, alhoewel Hij in heilige toorn kon ontbrand­den, de verpersoonlijking van liefde, zachtmoedigheid, bewogenheid, goedheid, vriendelijkheid, barmhartigheid, ootmoedigheid en nederigheid. Hij heeft in volle liefde tot de Vader, in absolute gehoorzaamheid, Diens wil ge­daan, al werd Hij bespot, gehoond, gesmaad en geslagen en moest Hij een ontzettend lijden doorstaan.

“Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!”(Filip. 02:09-11).

Jezus is ons ten voorbeeld en wij moeten als Zijn volge­lingen in Zijn voetsporen treden. Hoe moeilijk het ook moge zijn, we moeten volhouden in de gezindheid van Christus. Paulus zegt in (Filip. 02:01-04; Filip. 02:16): “Doet alles zonder morren of “bedenkingen” opdat gij onberispelijk en onbesmet moogt zijn, onbesproken kinderen Gods te midden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder gij schijnt als lichtende sterren in de wereld,  het woord des levens vasthoudende”.

 

Het leven begint bij Jezus een serie Bijbelstudies door Jenny Manschot (6)

De taak van de borg

Reeds vóór de grondlegging der wereld heeft Jezus zich als borg opgeworpen voor de mens. (Ef. 01:04-05; 2 Tim. 01:09c-10a).

Wanneer iemand zich bereid heeft verklaard als borg op te treden voor een bepaalde persoon, dan houdt dat in, dat, wanneer eventueel die persoon in gebreke blijft, hij in diens plaats, datgene volbrengt, waarin die persoon ge­faald heeft. Als de borg aan de verplichtingen van de in gebreke gebleven persoon voldaan heeft, is die persoon volgens het recht, volgens de wet, vrij van verplichtingen, vrij van zijn schuld. De schuldeiser kan hem daarover niet meer aanspreken. De ‘borg treedt op als middelaar tussen schuldenaar en schuldeiser, want hij ruimt de schuld uit de weg die er ligt tussen de schuldenaar en de schuldeiser.

Toen Jezus zich borg stelde voor de mens, hield dit eveneens in, dat Hij zich bereid verklaarde om, als de mens soms in gebreke mocht blijven (falen mocht), in zijn plaats te treden om datgene, waarin de mens faalde tegenover God, voor hem te volbrengen.

En Hij die beloofd heeft, is getrouw.’ Jezus heeft het volbracht. Jezus is de middelaar geworden tussen God en mensen. De schuld, die er lag tussen de mens en God, heeft Jezus uit de weg geruimd. Halleluja! (Heb. 10:25c 24a; 1 Tim. 02:05b-06a; Heb. 07:22b-25a; Heb. 08:06b; 1 Petr. 01:18, (wordt vervolgd)

 

Volharding tot het einde door Dirk A. Wols.

“Want gij hebt volhar­ding nodig om de wil van God doende, té verkrijgen hetgeen be­loofd is”. (Heb. 10:36).

Langzamer­hand gaat het tot ons door­dringen dat wij, om het be­loofde land te bereiken, zullen moeten strijden. Zo in het begin van onze opwek­kingen dachten we allen wel, dat we nu het lek boven had’ den en ons de overwinning zo maar in de schoot geworpen zou. worden. We hadden slechts de naam van Jezus te ge­bruiken en ziekten zouden wijken en boze geesten zomaar worden uitgedreven.

De praktijk is echter wel een beetje anders. Het is goed, dat wij dat zien, zonder elkaar te gaan verwijten. Weliswaar heeft Jezus de overwinning volkomen behaald over zonde, ziekte en machten, maar niet, om ons dat als verwende kinderen zomaar in de schoot te werpen. Hij kan dat natuurlijk wel. Aan Zijn almacht behoeven we niet te twijfelen. God kan ons zonder slag of stoot een luilek­kerland binnenvoeren waarvan de schoonste kindersprook­jes nooit hebben gedroomd. Maar dat is niet de weg. Als God dat zo gewild had, dan had dat zo geweest, maar Gods wil is anders. Gods wil is, dat wij door strijd en lijden heen geloof zouden oefenen en volharden te gaan de wegen die Hij ons heeft voorgesteld. En om de satan alle wind uit de zeilen te nemen, is God Zelf in Jezus Christus ons hierin voorgegaan. Via het kruis kwam Hij tot de overwinning en verwierp het voorstel van de hel om tot de glorie te komen zonder kruis en zonder lijden.

Dat probeert de hel nog steeds bij de kinderen Gods, Jezus heeft toch alles volbracht, zegt hij dan, waarom maak je je dan nog druk, doe toch niet zo vroom al sof door jou inspanning en lijden verlossing gebracht moet worden. Inderdaad heeft Jezus alles volbracht en daarom kunnen we de weg gaan die Hij ons wijst, namelijk de weg van het lijden tot de zegepraal. Hij is de eerste ge­weest en als er eenmaal een is geweest dan is de weg vrij voor die wil volgen.

We hoorden eens iemand zeggen, dat God Zijn kinderen vertroetelt en bewaart en wel zou zorgen dat alle narig­heid verre van hen bleef. Nogmaals, God kan dat wel, na­tuurlijk. Alleen doet God dat niet. Om dit te bevestigen leze men alleen maar Hebreeën 12 en het laatste deel van hoofdstuk 11. Nogmaals, God is bij machte, om zonder strijd en lijden ons te voeren naar het beloofde land. Jericho viel door de almacht Gods zonder slag of stoot en zonder inspanning van Israël. Maar God was niet van plan het Zijn volk zo gemakkelijk te maken. Verder moesten zij strijden en lijden en bidden en vertrouwen op Hem. Ve­le Christenen verwerpen de strijd en het lijden. Zij aan­vaarden het niet als de Heer roept tot. de strijd en tot de daad en zij zeggen het alles aan de Heer over te laten. Maar de Heer zegt juist, dat wij zullen strijden en door lijden tot de overwinning zullen komen. God laat altijd wel iets van Zijn almacht zien zodat wij niet moeten den­ken dat God ons nodig heeft, daar is natuurlijk geen . sprake van. Maar God wil ons nodig hebben en God wil ons inschakelen in de strijd tegen al wat tegen God en Chris­tus is om Zijn rijk te vestigen. God wil overwinnaars in de troon en om overwinnaar te zijn moet er gestreden wor­den in Zijn Naam en kracht.

En we moeten daarin volharden.

We moeten volharden in de strijd tegen de ziekte. Door het geloof. Als het niet lukt, moeten we niet met stenen gaan gooien en de zieke beschuldigen van ongeloof, maar in dankbare gehoorzaamheid verder lijden en. strijden.

We moeten volharden in de strijd tegen de boze mach­ten. De gebondenen zullen wij moeten ontbinden want zij kunnen het zelf niet. Daarom zegt de Heer ook, dat de ge­lovigen de boze geesten zullen uitdrijven. Ook hierin volharden. Biddend strijden en strijdend bidden. Er is geen roden om te vrezen voor de hel want ze heeft inder­daad verloren maar geeft dit alleen toe als de Naam en de kracht van Jezus door Zijn bloed toegepast wordt door het geloof. Als we bang zijn moeten we niet beginnen aan uitwerping, maar volkomen beseffen dat de kracht van God sterker is dan alle helse machten bij elkaar. Oio tij ons zijn, zijn meerder dan die bij hen zijn. Ook moet men niet menen, dat er meerderen nodig zijn om machten uit te drijven. God heeft onze inzet nodig, maar niet onze kracht. Hij vraagt mensen die op de bres staan voor het verlorene en het gebondene, maar Hij vraagt geen mensenkrach­ten. De hel zei ons, dat we tien mensen nodig hadden om hem uit te werpen. Het betrof hier een zelfmoordmacht. Maar waar haalden we tien mensen vandaan? Vooral omdat velen van mening zijn dat even de handen opleggen voldoende is om de machten op de vlucht te jagen. De tekst spreekt van uitdrijven, uitwerpen, maar velen menen dat werkelijke machten één-twee-drie op de vlucht slaan, zo­dra ze de Naam van Jezus horen. Als dat zo is, en ik heb het ook geloofd, dan zou dat moeten blijken, maar het is niet zo, Gods Woord is de waarheid en die spreekt van volhardend uitdrijven.

Opdat wij zouden strijden en overwinnen in Zijn kracht. Als we nederlagen lijden in deze strijd, zullen we dat toe moeten geven en moeten zoeken naar wegen om in de weg van volharding te overwinnen.

Wat we nodig hebben, dat is volharding. Geen tijdelijk enthousiasme kan ons de overwinning bezorgen. De hel is taai, wel verslagen, maar de overwinning moet bevochten worden. Jezus heeft de hel verslagen, maar ze is nog lang niet krachteloos. Krachteloos maken wij haar door Zijn kracht en bloed in volhardende strijd.

Stel, dat een vader rijk is en zijn kind alles kan ge­ven om die een onbezorgd leven te verschaffen. Hij brengt zijn dagen door in plezier en, van het ene feest in het andere vallende, heeft hij een leventje als een prins. Maar de zaken gaan niet goed en plotseling staat de zoon voor het bankroet van zijn ouders. Zelf kan hij niets, heeft niets geleerd, is niet bestand tegen de stormen des le­vens, kan zich niets verwerven door arbeid en vlijt, om­dat alle strijd om het bestaan verre van hem gehouden is. De ouders hebben dwaas gehandeld. God is rijk. Alles is van Hem en alles gehoorzaamt Hem. Hij kan Zijn kinderen alles schenken zonder slag of stoot. En Hij zal ook nooit failliet gaan. Maar God doet het niet. God laat Zijn kin­deren strijden. Hij brengt hen door lijden heen tot de kroon. Hij bezorgt hen een stel geestelijke spierballen waar de hel voor siddert omdat er de kracht Gods doorstroomt door het bloed van het Lam. Zonder strijd daar­om ook geen overwinning. God heeft het verordineerd. God heeft het lijden een plaats gegeven in ons leven opdat wij de kracht Gods in volharding zouden beoefenen. De grootste lichten in de Schrift zijn mensen geweest van lij­den en strijd. God heeft hen niet verwend. Integendeel, we zouden kunnen zeggen, dat God hen menigmaal hard en schijnbaar meedogenloos heeft behandeld. Zo aan de buiten­kant te zien. Zouden wij het dan anders willen?

Daarom, versaag niet. Voorwaarts, christenstrijders, volgt uws Konings spoor. Door lijden tot overwinning. Door volharding verkrijgen wat ons beloofd is. Schrijver dezes kan ervan getuigen. Op een bepaald front mochten wij volharden en we zullen verkrijgen wat beloofd is. In het ontbinden van een machtig hels leger bij een mens hebben we veel geleden en gestreden, maar in de donkerste uren nooit getwijfeld aan de almacht Gods in Jezus Christus. Dat geldt ook voor u. Door volharding verkrijgen we, wat beloofd is, als we ten bloede toe tegenstaan en alzo de kroon verwerven. Neem uw kruis op en volg Hem.’

1968.03 nr. 98

Levend Geloof 1968.03 nr. 98

Bij de voorplaat door Having M. Hopma

“Toen ontroerde de koning; hij ging naar het boven vertrek van de poort en weende’. ‘En ter­wijl hij heen en weer liep, sprak hij; Mijn zoon Absalom, mijn zoon Absalom.’ Och, dat ik in uw plaats gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!” (2 Sam. 18:33).

Een grote koning – een beminde prins, beiden in een door God gezegend land met een internationale reputatie die respect afdwingt. Zulke landen zijn zeldzaamheden en niet meer te vinden in deze eindtijd. Maar als de prins in dat land jaloers wordt op zijn succesvolle vader en zelf ook die macht begeert, gebeuren er kwalijke dingen. Het koninkrijk wordt in een burgeroorlog gedompeld die zijn hoge plaats dreigt weg te nemen.

Maar een waarachtig koning is geen koning als hij zijn nabuurlanden aan zijn voeten dwingt, als hij een ono­vertroffen strateeg is in het beheer van de staatsfi­nanciën, maar als de Geest van de Koning der koningen in hem tranen te voorschijn roept om die in afzondering te plengen wanneer zijn generaal die meest ontrouwe prins-zoon weet te doden, hoewel ook de vrede in het land daarmee hersteld is. Meer dan dat nog – hij wenst dat niet hij, de koning, de wettelijke vorst, zijn troon in de herstelde orde kon beklimmen, maar dat zijn macht-ondermijnende zoon zijn plaats zou innemen, want dat houdt het eigenlijk in; och, dat ik in uw plaats gestorven mocht zijn.’

Vele eeuwen later gaat deze wens, bij de grootste na­zaat van koning David in vervulling in Jezus, de Koning der Joden… Bij Hem was het niet; Ach, dat Ik voor u ge­storven mocht zijn! maar Hij is gestorven om vele opstan­dige zonen tot opstandelingen te maken en tot heerlijk­heid te brengen (Heb. 02:10). Dit was alleen maar moge­lijk omdat Zijn “Koninkrijk niet van deze wereld” was.

Een vader of moeder wil voor hun kind sterven, een soldaat voor zijn land, een opofferende verpleegster voor een kolonie met besmettelijke zieken, die haar leven kunnen eisen, hoe edel en tijdelijk nodig dit ook is, het koninkrijk dat eeuwig is, is gevestigd na “Het is volbracht en is dat sterven voor ons eeuwig gewin. Gedekt onder dat bloed zien we uit naar Hem, die- dat voor ons over had en binnenkort weerkomt’ om op Davids troon de volkeren persoonlijk te leren dat Hij, uitsluitend Hij degene is die de Weg en de Waarheid is tot de vrede, die alle verstand en menselijke pogingen te boven gaat. Maranatha.’

 

Van de redactie

Eindtijdgeneurtenissen: Enkele jaren geleden besteden wij in de rubriek “Nieuws met en zonder commentaar veel aandacht aan allerlei gebeurtenissen van deze eindtijd in het licht van de Bijbel. De laatste tijd is deze rubriek wat op de achtergrond geraakt, tengevolge van de uitbreiding van het aantal artikelen over het persoonlijk en gemeentelijk geloofsleven. Ook in de toekomst zullen deze artikelen een belangrijke plaats in “Levend Geloof” blijven innemen. Redacteur en mede­werkers hopen steeds over alle facetten van de volle- evangelie-boodschap te schrijven onder leiding van de Heilige Geest. Daarnaast zullen wij echter in verschil­lende rubrieken aan vele gebeurtenissen van deze eind­tijd meer aandacht besteden dan tot dusver. Eén van de­ze rubrieken start in dit nummer onder de titel “Gods profetie voor onze eindtijd” en wordt verzorgd door onze medewerker br. H. M. Hopma. Het bevat artikelen uit het Amerikaanse blad “The Plain Truth”. Dit in ‘kleuren uitgevoerde blad van 52 blz. wordt iedere maand gratis verspreid en heeft een oplage van meer dan 1 miljoen exemplaren met Engelse, Franse en Duit­se edities. Het behandelt de eindtijdgebeurtenissen in het licht van de Bijbel. Uiteraard behoeft men het niet in alle dingen met het geschrevene eens te zijn. Wij geloven dat het echter van groot belang is dat wij meer gaan letten op alle “tekenen der tijden” ” waarvan Jezus sprak. Het is enkele minuten voor twaalf op de wereldklok!

Corrie ten Boom: De directeur van “Trans World Radio – Nederland , dé heer Joh, v.d. Steen, verleende ons toestemming tot publikatie van een drietal radiotoespraken
door de bekende wereldevangeliste Corrie ten Boom over het onderwerp: “Overwinning over demonen”. Elders in dit nummer vestigen wij de aandacht op de evangelisat
ie uitzendingen in het Nederlands van “Trans World Radio”.

Zendingsdag – Nog enkele dagen scheiden ons van de grote Volle Evangelie Zendingsdag in de Expohal te Hilversum. Nogmaals wekken wij al onze lezers op deze dag mee te maken. Kom zelf en, breng anderen mee!

 

De gezindheid van Christus door Gert Jan Doornink

“Laten wij dan allen, die volmaakt zijn, aldus gezind zijn. En indien gij op enig ander punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren; maar hetgeen wij be­reikt hebben, in dat spoor dan ook verder”(Filip. 05:15-16).

Volmaakt in Christus

Een kind van God is volmaakt in Christus. Welk een won­derbare zekerheid is dat’ Zodra wij Christus hebben aange­nomen als onze Verlosser en Zaligmaker zijn we volmaakt ge­worden in Hem. Waarom? Omdat een volmaakte Christus in ons woont. Een Christus die onze zonde en ziekte droeg, die liefde is, die de dood voor ons in ging. Een Christus die rust en kracht geeft en op wie wij onze zorg kunnen werpen. Een Christus die gezegd heeft: Ik ben de Opstanding en het Leven en die de satan overwon. Halleluja.’

Deze volmaakte Christus woont in ons en wordt, naarmate wij Hem in gehoorzaamheid volgen, openbaar in ons leven. Dit is de wil van God: Dat de gezindheid van Christus in en door ons leven tot uiting komt.

Hoe was het met deze gezindheid van Christus in het le­ven van Paulus gesteld? Werd het werkelijk openbaar wat hij aan de Galaten schrijft: “Niet ik, maar Christus leeft in mij”? (Gal. 02:20)

Als wij Filippenzen 5 lezen wordt ons al spoedig duidelijk dat Paulus slechts één verlangen kende: De gezindheid van Christus openbaar te maken. Daar strekte hij zich naar uit. Daar leefde hij voor. Daarom was hij in alle dingen ge­hoorzaam.

Paulus vertelt in Filippenzen 5 wie hij was en hoe hij gezind was, hij was een echte Jood, wettisch in elk opzicht. Hij was, zoals alle mannelijke Joden, besneden op de achtste dag. Hij was naar de wet een Farizeeër (Filip. 05:05), ja zelfs een fanatieke Farizeeër (Filip. 05:06) en naar de gerechtigheid der wet onberispelijk. Paulus had, zoals hij zelf zegt, alle reden om op vlees te vertrouwen (Filip. 05:04). Maar… “Alles wat mij winst was, heb ik om Christus wil schade geacht”(Filip. 05:07). Waarom? “Omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat”(Filip. 05:08). Het spreekt vanzelf dat het hier niet gaat om verstandelijke kennis, maar “kennis met het hart”.

In (Filip. 05:09) wijst Paulus op de grote tegenstelling; wet en geloof. Er zijn vele kinderen Gods die Christus binnenlaten door de voordeur en door de achterdeur ook weer de wet. Maar het is alles geloof. Waarom?

Om (Filip. 05:10):

1.Jezus te leren kennen,

2.en de kracht zijner opstanding,

3.en de gemeenschap aan zijn lijden,

“of ik aan zijn dood gelijkvormig wordende, zou mogen komen tot de opstanding uit de doden”, met andere woorden; Pau­lus wilde in alles Christus gelijk worden. Hij had slechts één doel voor ogen (Filip. 05:14); “Vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus”.

Deze gezindheid van Paulus wordt ook van ons gevraagd. Paulus was niet tevreden dat hij volmaakt was in Christus Jezus. (Over het openbaar worden van Jezus in zijn leven zei hij: “Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ik ook door Christus Jezus gegrepen ben” (Filip. 05:12). Hij wilde een diepere, hogere weg. Hij wilde in alles Christus gelijk zijn. Zo moeten ook wij gezind zijn. Anders ontstaat er “valse rust”, gemakzucht, enz. Ons levensdoel moet zijn: de gezindheid van Christus openbaar maken.

En indien gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren (Filip. 05:15). Hoe?

1.Door Zijn woord.

(Indien gij in Mijn woord blijft zijt gij waarlijk Mijn discipelen, zei Jezus).

2.Door Zijn Geest.

(De Heilige Geest leidt ons in alle waarheid).

Wat hebben wij bereikt?

Wanneer Jezus de Bergrede uitspreekt, spreekt Hij er over dat ons geloof op de rots gefundeerd moet zijn (Matt. 07:24-27). Jezus is dus het fundament. (Geen zand-fundament).

Op Hem moeten wij ons geloof bouwen. Dit “bouwen” houdt ook groeien in, want wij moeten groeien in het geloof. Daarom spreekt Hebreeën 5 over “melkvoeding” en “vaste spijs”.

Zoals een pasgeboren baby melk als voeding krijgt, zo heef u een pasbekeerde geestelijke melkvoeding nodig.

(Heb. 05:12) spreekt over de “eerste beginselen van de uit­spraken Gods” en (Heb. 06:01) over het “eerste onderwijs aan­gaande Christus” en over “het fundament”,

Als wij dit fundament eens even onder de loep nemen blijkt dat het hier om belangrijke dingen gaat:

1.Bekering van dode werken.

2.Geloof in God.

3.Leer van dopen (de doop door onderdompeling en de doop met de Heilige Geest)

4.Oplegging der handen,

5.Opstanding der doden,

6.Eeuwig oordeel.

Hoe ver is het Naam-Christendom van dit fundament af­gedwaald. Wat is er veel onkunde en vijandschap tegen dit fundament. Wat haat de duivel dit volle evangelie.

Paulus zegt in (Gal. 01:06-11) dat er maar één evangelie is. En dit evangelie is niet naar de mens. (Gal. 01:11).

Bouwen op het fundament

Wanneer wij nu de volle weg met Jezus willen gaan, moe­ten wij deze eerste beginselen laten rusten. Let wel: Niet wegdoen, niet wegredeneren, niet overslaan. Dit is juist het fundament waar wij verder op moeten bouwen.

Men maakt de volle-evangelie-christenen wel eens het verwijt dat zij altijd weer dezelfde dingen naar voren brengen, maar ik geloof dat het noodzakelijk is voor de jongbekeerden en het is ook wel nodig dat de “volwasse­nen in het geloof” af en toe eens herinnerd worden wat het fundament van hun geloofsleven is.

Paulus zegt dat wij verder moeten in dat spoor. Dit fundament dus niet wegdoen of overslaan. Maar verder bou­wen. Ons richten op het volkomene. Ons zelf geheel op het altaar leggen. “Alles verlaten om Christus wil” (Mark. 10:28-31).

Hoe bouwen wij op het fundament? (1 Kor. 03:10-15) geeft daarop een duidelijk antwoord. Wij kunnen bouwen met hout, hooi, stoppelen, met andere woorden; bouwen in eigen kracht, ons zelf zoeken, vleselijke activiteiten openba­ren; of bouwen met goud, zilver of kostbaar gesteente dat is die dingen doen welke de Heer vraagt. Daarom is het zo belangrijk dat onze levenshouding, steeds is; “Heer, wat wilt Gij dat ik doen zal?”

De volle weg met Jezus gaan

De gezindheid van Christus openbaar maken, betekent dat wij bereid zijn de volle weg met Jezus te gaan. We mogen niets achterhouden. Een oprecht kind van God dat slechts één verlangen heeft; de Heer volkomen te volgen, zal daarom uiteindelijk loskomen van iedere gebondenheid en zonde. Jezus alleen is de triomfator in Zijn leven en de wereld zal het merken.

Daarom zijn de gevolgen van het volkomen gehoorzaam zijn tweeërlei;

1.Voor ons zelf; Het geloofsleven met de Heiland wordt steeds heerlijker. De gemeenschap met Hem steeds voller. Satan heeft geen vat meer op ons, want, als Noach en Henoch, “wandelen we met God”.

2.Voor de wereld; Zij ziet Jezus in ons. En de vruch­ten kunnen niet uitblijven.

Ga de volle weg, die ook Paulus ging. Waarom niet?

Hij zegt niet voor niets dat wij hemelburgers zijn, dus moet ook onze wandel hemels zijn. (Filip. 03:20-21); “Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen”.

Jezus heeft in (Matt. 05:13-14) gezegd dat wij het “zout der aarde” en het “licht der wereld” zijn. Wij zijn daarom ge­roepen zijn beelddragers te zijn en zijn gezindheid te to­nen in deze donkere wereld. Paulus schrijft in (Filip. 02:05): “Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was”. Is dit ook uw verlangen???

 

Nederigheid door Jan W. Companjen

“Lief zijn voor elkaar” het modewoord dat men overal kan horen, is geen onbekende klank in de godsdienstige wereld. Het gebod der liefde door Jezus uitgesproken in het hogepriesterlijk gebed, zie Joh. 17:20-23) is vaak de kapstok waaraan alles opgehangen moet worden.

Het moet mij echter van het hart dat er juist met de geweldige waarheden van dit machtig eindgebed des Heren het meest gemarchandeerd (d.w.z.  koehandel in geestelijk opzicht) wordt. Willen wij de vraag beantwoorden waaruit de zo veel genoemde en geroemde nederigheid van Jezus bestond, dan zien wij door alles heen dat Hij trouw was tot in de dood in het volbrengen van de wil des Vaders die Hem gezonden had.

Na zijn doop in de Jordaan, waar hij ten aanschouwen van de onzienlijke wereld uitdrukking gaf van zijn innerlijke wilsbeschikking, komt er een nieuwe fase in het leven van Jezus. Bij de doop aanvaardde hij namelijk zijn opdrachten in deze wereld. Daar aanvaardde Hij reeds zijn weg naar het Kruis, maar ook de geweldige strijd tegen de overheden en machten, tegen de wereldbeheersers der duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten. Hij aanvaardde alles onverdeeld, als één man, als één mens uit één stuk. Kent u die uitdrukking? Het wil zeggen dat Jezus gericht was op slechts één ding en dat was de wil doen van de Vader.

Het antwoord van de vader op deze belijdenis (wat is de doop toch een machtig teken) was zo machtig en groot dat het haast niet met menselijke woorden is uit te drukken. Het Koninkrijk der Hemelen brak door, vanaf dat ogenblik begon de strijd in de hemelse gewesten, dat wil zeggen in de onzienlijke wereld. Daar werd de periode van strijd tegen vlees en bloed afgesloten en werd het front verlegd naar de onzienlijke wereld van de inwendige mens. Deze nieuwe fase werd ingeluid met een machtige boodschap uit de hemel, de Geest Gods viel op Jezus uit een geopende hemel en een stem zeide: Deze is mijn zoon, de geliefde, in wie ik mijn wel behagen heb.

xxx De werkelijkheid van dit nieuwe leven breekt snel door. Jezus wordt terstond aangevallen door Satan, die hem het Zoonschap Gods betwist en hem tracht terug te brengen naar de dingen van de zienlijke wereld, zoals brood om te leven en heerschappij over aardse Koninkrijken. Hij overwint en dan komen er machtige dingen openbaar, engelen dienen hem en hij keert terug in de kracht van de Heilige Geest roepende: Bekeer u, kom tot mij en wordt mijn navolgers, want het Koninkrijk der hemelen, het hemelse Kanaän, het hemelse Jeruzalem, is nabij gekomen, is bereikbaar voor u geworden. Slechts weinigen, misschien zelfs niet een, heeft begrepen wat deze oproep tot bekering tot gevolg zou hebben. De onreine geesten in de onzienlijke wereld waren in deze betere op de hoogte. Zijn eerste optreden in het openbaar bracht dat zeer opmerkelijk aan het licht. Ten eerste bracht hij een andere leer. Hij leerde als gezaghebbende en niet als Schriftgeleerden. Hij sprak niet over geboden of verboden, Hij bracht geen vleselijke dienst aan God, doch Hij drong door tot de kern van de zaak en bevrijdde en herstelde de schepping op gezag van Hem die hem gezonden had. Een onreine geest, (Mark. 01:23-28) die bezit genomen had van een man riep uit, luid schreeuwende: wat  hebt gij met ons te maken, Jezus van Nazareth? Zijt gij gekomen om ons te verdelgen? Ik weet wel, wie gij zij het: de heilige Gods. Maar Jezus bestrafte die geest en zeide: zwijg stil en ga uit van hem. En de onreine geest deed hem stuiptrekken en ging onder groot geschreeuw van hem uit. Jezus genas en herstelde een mens die door Satan overweldigd was. Hij bracht aan het licht dat elke macht en kracht ondergeschikt was aan zijn woord.

Later is er een man in diezelfde stad die inzicht heeft in deze dingen. Moet komen, Het is de hoofdbaan uit katern een punt. Hij roept de hulp van Jezus in als zijn knecht ziek is. Jezus hoeft niet te komen, want, zegt hij, spreek slechts een woord en mijn knecht zal genezen. In een illustratie geeft hij dan weer dat hij doel en werkwijze van Jezus opdracht begrijpt. Hij zegt: Ik neem zelf een ondergeschikte plaats in met soldaten onder mij. Als ik zeg tot de een: kom, dan komt hij; als ik zeg tot de ander: ga, dan gaat hij. Hij begreep dat in de geestelijke wereld Jezus alle macht heeft in hemel en op aarde.

Zijn nederigheid om de wil te doen van de Vader maakte Hem tot een Heerser in de geestelijke wereld. Nu zullen velen zeggen dat de wil Gods doen niet alleen met nederigheid op te lossen is en toch wil ik stellen dat hierin de oplossing voor alle problemen ligt. Nederigheid ten aanzien van de wil van God begint namelijk ergens doch eindigt nergens. Men moet steeds in de wil des Heren blijven. Jezus Christus is als vlees geworden woord Gods in de wereld gekomen. Hij is het Godslam en buiten deze door God de Vader aangewezen weg, is er geen weg. Er is een weg naar het hemelse Kanaän aan en die weg is door de Vader bepaald. Er is een nieuw leven, doch dat leven is er alleen maar voor hen die in Christus zijn, dat wil zeggen, die op die weg zijn gegaan, die daartoe door God bepaald is. Hoevelen kunnen deze nederigheid opbrengen? Doch er is meer. Dit nieuwe leven heeft een doel en dat doel is door allerlei vroom gepraat geheel c.q. bijna geheel, verloren gegaan. Jezus kwam niet alleen maar op aarde om alleen maar een demonstratie te geven, nee, Hij kwam om de wil Gods aan ons te openbaren. Hij kwam ons openbaren, in het vlees voorleven, hoe God de Vader de mens wil hebben. Door de uitstorting van zijn Geest is de weg geopend om tot dit doel te komen, want door zijn Geest zijn wij geroepen Hem gelijkvormig te worden. Die Geest zal in ons meer doen dan wij bidden en beseffen, mits wij ons open stellen voor zijn werking in ons. Niet voor niets gaf Jezus aan het eind nog eens de duidelijke opdracht aan zijn discipelen. Dat zij moesten leren en onderhouden, alles wat hij geboden had. Waar is die nederigheid om alles weer te onderhouden? Jezus gaf ons klaar en duidelijk een fundament en het betaamt ons ook alle deze gerechtigheid te vervullen. Hoevelen kunnen deze nederigheid opbrengen? Zodra men spreekt van bekering van dode werken van het vlees tot een levende God, van oplegging der handen, van bevrijding en verlossing, van waterdoop en geestesdoop; alles een volkomen op Jezus gerichte Bijbelse fundering die mensen een ondergrond geeft waarop zij verder mogen en kunnen bouwen, komt meteen de woestijn en de verzoeking in het zicht. Demonen als wilde dieren stormen op de nog jonge gelovigen af en trachten hem of haar te bewegen tot de wereld terug te keren waar eer en heerlijkheid (soms in kerk, groep of kring) te wachten staat.

Waar zijn zij die de nederigheid op kunnen brengen om verder te gaan, om Hem gelijkvormig te worden in Zijn Le­ven zoals Hij dat ons geopenbaard heeft na Zijn terugkeer uit de woestijn. Misschien zijn 40 dagen woestijn voor ons niet genoeg en hebben wij in plaats van 40 dagen wel veer­tig jaren nodig om Hem in deze gelijkvormig te worden, maar waar blijft dan onze volharding om trouw te blijven?

Indien wij deze dingen gaan verstaan, zullen wij ook het Hogepriesterlijke gebed beter gaan begrijpen. Dan zullen wij gaan beseffen, wat het betekent dat Hij ons Zijn Naam bekendmaakte. Dat wij als Zijn volgelingen, mogen handelen op gezag van die Naam, omdat wij Zijn Lichaam, de Gemeente zijn. Dat Hij de Woorden zoals Hij die sprak heeft doorgege­ven aan Zijn Lichaam. Dat Hij bidt voor de leden van dat Lichaam en niet voor hen die buiten dit Lichaam staan. Hij bidt niet voor de wereld. Hij bidt ook niet voor een “op­name” uit deze wereld, maar gelijk Hij door de Vader in deze wereld gezonden is, heeft Hij ons, Zijn Lichaam in deze wereld gezonden. Zoals Hij met de Vader in de onzienlijke wereld verbonden was, zo wil Hij thans met Zijn lichaam verbonden zijn.

Die heerlijkheid die Hij had heeft Hij aldus aan ons doorgegeven en door deze werking zullen zij worden als mensen uit één stuk, opdat zij één zijn, gelijk de Vader en Jezus één zijn.

Dat is pas een machtige drie-éénheids Vader-Zoon en Heilige Geest (in en door middel van de Gemeente).

Deze waarheid is voor velen misschien niet lief, doch hierin bevindt zich de liefde Gods en die is oneindig groot.

Die liefde voert een volk terug naar de bestemming waartoe de mens geschapen is en daartoe wil ik behoren. Ik wil daartoe nederig zijn en luisteren naar Zijn stem opdat het worde: Christus alles in allen tot verheerlijking van Zijn naam, Amen.

IN ONZE EINDTYD

_______________            

Gods profetie in onze eindtijd. Citaten uit artikelen in het maandblad Plain Truth onder redactie van haar uitgever Herbert W. Armstrong,
evangelist in U.S.A.

De E.E.G.

Als omstreeks 1959 de gehele wereld verbaasd en mis­schien enigszins beangst verneemt hoe Rusland zijn Mechtaraket langs de maan schiet, een afstand van 570.960 mijl, dan staat dit als kopnieuws in de dagbladen, en radio en televisie spuiten deze prestatie uit over de gehele we­reld.

Maar het grootste nieuws in de geschiedenis gaat aan de slaperige wereld totaal voorbij, en dit is dat op 1 januari 1959 de eenheid van zes naties in werking treedt in de zogenaamde Euromarkt of Europese Economische Ge­meenschap (E.E.G.), een gezamenlijk handelsgebied dat ten doel heeft onderling de tolgrenzen op te heffen. Nauwe­lijks zijn wederzijdse handtekeningen gezet of belangrijke veranderingen voltrekken zich in de monetaire systemen onderling, nadat Gen. Charles de Gaulle de economische situatie van zijn land gered heeft door de Franse Franc te devalueren.

Dat deze eenheid een feit zou worden was al lang gele­den geprofeteerd. Jezus had de mensen zo dikwijls gewaar­schuwd op de tekenen der tijden te letten. Hij bedoelde: het op het wereldnieuws. Ook noemde Hij zijn waarachtige dienaren “wachters”: “Ik heb u tot een wachter over het huis Israëls aangesteld. Wanneer gij een woord uit mijn mond hoort, zult gij hen uit mijn Naam waarschuwen”(Ez. 33:07).

Oorlogen worden uitgevochten met geld, nog meer dan met kanonnen. Zo schildert de Bijbel ons een geweldig mo­netair apparaat, een wereld-handelsmacht, die in onze tijd gevormd zal worden en onze toekomstige veiligheid ernstig zal bedreigen: “Omdat van de wijn van de hartstocht harer hoererij al de volken gedronken hebben (een kwalijke religieus-politieke macht binnen Europa) en de koningen der aarde met haar gehoereerd hebben en de kooplieden der aarde rijk geworden zijn uit de macht harer weelderigheid (Openb. 18:05). Rijk wordende kooplieden, dronken koningen die religieus-politieke propaganda bedrijven.

Waar rijken zijn moeten ook armen zijn. In dit geval zijn de armen de Engels sprekende volken Engeland en de Vere­nigde Staten van Noord-Amerika. Het maakt verschil op welk tijdstip men een identieke stap doet, de Gaulle deed dit on zijn positie gelijk te trekken met die der andere E.E.G. landen, Engeland deed het pas kort geleden en de Dollar zal nog volgen.

Heeft dit alles dan met een plan van God met de wereld te maken? Ja, want laatst genoemde naties zullen “er onder door gaan”. Op hun is de profetie uit (Deut. 28:49-52) van kracht en hun steden zullen vallen; in de Engelse verta­ling wordt gesproken van “Poorten”, dat zijn de toegangen tot het land of wel de havens.

Nu rest de vraag waarom deze tekst op deze Engels spre­kende volken van toepassing is en niet op andere. In een der volgende artikelen zal dit duidelijk gemaakt worden, daarin zullen alle volken die vandaag bestaan in de Bijbel worden aangewezen. De’ profetie heeft voor elk land betekenis.

Dreigende wolken pakken zich samen boven eerder genoemde landen. Alle geharrewar in Brussel over de toetreding van Engeland zal op niets uitlopen. Al sinds 1958 dalen de exporten der V.S., in dat jaar al met 32% op Frankrijk, met 24% op Duitsland (“Pasadena Star News”, 17-11-’58).En als per 1 juli 1968 de tolgrenzen tussen de zes der E.E.G geheel geslecht worden, is de concurrentieslag pas goed aan de gang.

De profetie gaat door, Gods plan staat vast, wat Hij zegt doet Hij.

Wel moet voorop staan dat de welvaartstaat geen teken is van zegen, het is uitsluitend een Goddelijk plan om diegenen te treffen die een belofte dragen. Dit blijkt he beste uit (Openb. 17:08): “Het beest, dat gij zaagt, was en is niet, en het zal opkomen uit de afgrond en het vaart ten verderve”.

De snelle opkomst van dit beest, de E.E.G. hebben wij meegemaakt. De leiders spreken steeds over politieke een­heid (dus ook militaire). Die eenheid is tot op heden nog niet geslaagd. Waarschijnlijk zal dit pas mogelijk worden door middel van de “goede diensten” van het Vaticaan, dat alléén het symbool kan zijn dat hen een maakt. Reeds twee pausen hebben dergelijke stappen ondernomen.

De profetie geeft dit alles niet, letterlijk weer, maar het zal aan de hand van bestaande aanwijzingen zo lopen dat Duitsland aan het hoofd komt van deze wereldmacht. Dan zal dit land opnieuw zijn kans grijpen; Wereldoorlog 3. God gebruikte Babel, Perzië, Griekenland, Rome om zijn plan te voltrekken. Zij kwamen als overwinnaars uit de strijd tegen de Davidsster. Ditmaal zal de Duitse adelaar dezelfde functie verrichten met de E.E.G. als partner en ‘Engeland en de V.S. als prooi.

“Hoort dit, alle gij volken, neemt ter ore, alle bewoners der wereld, zowel geringen als aanzienlijken, rijken en armen tezamen.

Mijn mond zal enkel wijsheid spreken, de overdenking van mijn hart is louter inzicht” (Ps. 049:001-004).

Het volle evangelie op de TV

Tweemaal binnen een maand werd Nederland via de tele­visie geconfronteerd met de volle evangelie boodschap.

Op zondag 25 februari was er een vraaggesprek met Anne v.d. Bijl en op donderdag 14 maart was er een kort pro­gramma met activeiten van de Volle Evangelie Zending on­der leiding van Joh. Maasbach.

Wij verheugen ons dat te midden van de vloed van sata­nische programma’s de boodschap van het volle evangelie even doorkwam. Jezus is Overwinnaar!

Bid en geloof voor meer mogelijkheden dat via de tv de eindtijdboodschap verspreid wordt.

Trans World Radio Nederland

Wij vestigen de speciale aandacht van onze lezers op de Nederlandse uitzendingen van “Trans World Radio”, Monte Carlo/Bonaire. Iedere zaterdagmorgen van 11 uur tot 11.50, korte golf 51 en iedere woensdagavond van 11 uur tot 11.15 uur, middengolf 205 m.

Programmablad, en inlichtingen worden u gaarne ver­strekt door de vertegenwoordiger voor Nederland en Bel­gië; Joh. v.d. Steen.

 

Corrie ten Boom overwinning van demonen.

Staan wij machteloos tegenover demonen? Neen!

Het  boek, waaruit wij de meest praktische kennis van demonen kunnen vinden, is de bijbel. Dat is ook het boek waaruit wij de overwinning over demonen kunnen leren in deze tijd, waar er over de hele wereld zo’n mobilisatie van boze machten is, is het geheel praktisch en nodig om te weten, hoe een kind van God, een christen, tegenover deze machten staan moet. Wij lezen heel duidelijk, dat er twee sterke wapenen ter beschikking zijn en dat is het bloed van Jezus Christus en de Autoriteit van zijn naam. Wat wil dit zeggen: het bloed van Jezus Christus? Dat wijst op het volbrachte werk aan het kruis. Toen Jezus zijn bloed gaf om ons te redden van de zonden, en niet alleen ons, maar ook de zonden van de hele wereld, heeft hij daar gedragen en met zijn bloed heeft hij ons gekocht, toen hij die vreselijke dood stierf. En zei: Het is volbracht. Maar het is meer in (1 Joh. 01:07) staat: als wij in het licht wandelen gelijk hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon reinigt ons van alle zonden. Dit is nu. Wij weten, dat Jezus niet alleen voor ons gestorven is, maar hij leeft, en nog altijd wil hij onze harten met zijn bloed reinigen, als wij onze zonden hem belijden. De duivel is bang voor het bloed van Jezus. En zelfs voor het woord. En geen wonder! In het boek van de Openbaring van Johannes staat: zij overwonnen door het bloed des lams. Wij moeten nooit mensen die onder de directe invloed van de duivel staan, behandelen, zonder eerst de bescherming in te roepen van en de bedekking door Jezus Bloed. Wij overwinnen door het bloed van het Lam. (Openb. 12:11). Hoewel we dit niet begrijpen, zullen we ondervinden dat God ernst maakt met zijn beloften als we in gehoorzaamheid handelen op zijn woord. De dwaasheid van God is zoveel wijzer dan de wijsheid van de wijzen. (1 Kor. 01:21). Alleen kennis door het geloof kan deze dingen bevatten. We moeten er ook aan denken dat de normale en veilige positie voor iedere gelovige is: gekruisigd te zijn met Christus (Rom. 06:06). Als in de botsing met satanische machten Gods kinderen aanspraak maken op de beschutting van het bloed op ongekruisigd vlees, dan blijven ze vatbaar voor de inwerking van de geesten van Satan. Spreken over de reinigende en bewarende macht van het bloed. En tegelijk niet verstaan dat het gekruisigd zijn met Christus, daar onafscheidelijk mee verbonden is, betekent de volle verlossing kracht van Golgotha niet begrepen te hebben. Het tweede sterke wapen, dat wij in handen hebben is de wonderbare naam van Jezus. In Markus 16 heeft Jezus ons gezegd, wat wij in zijn naam doen mogen en doen moeten. En in die naam mogen wij ook demonen uitwerpen. Dit in de naam Jezus. Niet Christus. Christus is de titel. Maar de naam die boven allen naam is, is Jezus. Als derde grote krachtbron hebben wij de belofte van (Hand. 01:08) gij zult kracht ontvangen als de Heilige Geest over u komt. Daar gaf de Heer ons de grote opgave: ga dan heen in de gehele wereld. En maakt al de volken tot mijn discipelen. Ge zult Mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde. Voordat Hij ons deze grote opdracht gaf, begon Hij met Gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt. En het zijn de gaven en vruchten des geestes, die ons sterk maken in de strijd tegen de boze machten. Als wij ons dus afvragen: staan wij machteloze tegenover demonen? Kunnen wij een krachtig nee zeggen. De overwinning van Jezus Christus is onze overwinning. Aan onze zijde staat een machtige hogepriester en legioenen van engelen. Zij die met ons zijn, zijn veel sterker dan zij, die tegen ons zijn. Het is nodig de vijand te onderkennen alvorens hem te kunnen overwinnen. We moeten op onze hoede zijn voor de volgende even erge. Hoewel tegenovergestelde dwalingen, waarin onze generatie kan vervallen, als het om demonen gaat. De ene is: het niet geloven aan hun bestaan; De andere is: er wel aan te geloven en er een ongezonde belangstelling voor te koesteren. In het boekje brieven uit de hel” van C. S. Lewis laat hij een demon schrij­ven aan zijn neefje die in de wereld is, om de mensen te verleiden. Hij zegt daar “Eerst moet je proberen de men­sen te laten geloven, dat wij niet bestaan. Weten ze dat we er zijn, dan maak je zoveel mogelijk dat ze over ons denken en spreken”.

Laten we in gedachten houden, dat God wenst en ver­wacht, dat we overwinnaars zullen zijn over de machten der duisternis. En dat niet alleen om de persoonlijke overwin­ning of om de bevrijding van andere zielen uit de ketenen van satan, hoewel dit zeer belangrijk is, maar voor Gods glorie, opdat Zijn triomfen over Zijn vijanden openbaar zullen worden. Het is belangrijk dat wij onze juiste posi­tie innemen. Be Bijbel zegt ons, dat wij in Christus Jezus moeten zijn, boven alle overheden, machten, krachten, heer­schappijen (Ef. 01:21). Wij zijn geroepen de duivel te weer­staan (Jak. 04:07). Met de volle wapenrusting van God (Ef. 06:24). Door de kracht van Jezus’ bloed, door geloof, gebed en soms vasten. Jezus wierp de duivelen uit en Hij beveelt Zijn discipelen hetzelfde te doen en verwacht dat ook van hen. In de Handelingen der apostelen lezen we, hoe de discipelen de hun verleende autoriteit aanwenden, door duivelen uit te werpen, en zo ook de Naam van Jezus ver­heerlijkten.

Laten we niet vergeten, dat Gods Woord voor altijd geldt en dat Zijn bevelen voor ons op dit ogenblik precies hetzelfde betekenen als tweeduizend jaar geleden voor de discipelen. Zij die daarnaar in gehoorzaamheid handelen, zullen op dezelfde wijze Gods almachtige kracht ontvangen. Wees sterk, niet in uzelf, maar in God, in de kracht van Zijn onbegrensde majesteit. Doe de gehele wapenrusting aan, zodat u met succes al de duivelse aanvalsmethoden kunt weerstaan. Want zoals ik verwacht, dat u nu begrepen zult hebben; onze strijd is niet tegen een of andere fy­sieke vijand, het gaat tegen geestelijke machten, die de­ze duistere wereld beheersen en tegen de afgezanten van het hoofdkwartier van de duivel zelf. Daartoe moet u de gehele wapenrusting aandoen, om weerstand te kunnen bie­den in de boze dag en om, uw taak geheel vervuld hebbende, stand te houden. Jezus WAS Overwinnaar, Jezus is Overwin­naar en Jezus zal overwinnaar zijn!

Wij bidden; Dank U, Heer Jezus, dat wij niet hoeven te vrezen, ook al zijn de machten van de vijand sterk en vele. Wilt U onze ogen openen door Uw Heilige Geest, zodat wij  zien, welk een grote taak wij hebben in deze duistere wereld en hoe wij overwinnen kunnen. Vergeef ons dat wij als zwakkelingen leven, terwijl we zo sterk en rijk zijn door Uw vele beloften, die waar zijn. Dank U, dat Uzelf ons sterk wilt maken in U. Halleluja, Amen.

 

Het leven begint bij Jezus. Serie Bijbelstudies door Jenny Manschot

De boom der kennis van goed en kwaad

De mens was goed en stond midden in het goede, en tot het doen van kwaad, van zonde, was hij niet in staat. Ja, hij kende zelfs het kwade niet. Zijn ogen waren gesloten voor het kwade, hij kende alleen maar het goede. Adam en Eva kenden dan ook geen wet. Zij kenden slechts dit ene gebod, dat God hun gegeven had; “Van alle bomen in de hof moogt gij vrij eten, maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven”(Gen. 02:16b)

Het eten van deze boom, de boom der kennis van goed en kwaad, was in wezen geen zonde. Het was slechts zonde, omdat God het verboden had. De zonde van het eten van de­ze boom, lag in de ongehoorzaamheid aan God. Dit ene ge­bod, dat God de mens oplegde, was in feite slechts een gehoorzaamheidsproef. God gaf de mens dit gebod, omdat Hij wilde weten, of de mens Hem nu echt gehoorzamen en volgen wilde, of de mens Hem nu echt liefhad. Door niet van de boom te eten, kon de mens zijn liefde tot God tonen. En de mens at niet. Want de mens had God lief en wilde
Hem volgen en gehoorzamen. De mens leefde in een volkomen harmonie met God, en hij was gelukkig. Totdat de satan kwam met zijn mooie praatjes, die de waarheid, het Woord van God, verdraaiden? Toen tippelde de mens er in, en hij viel.

Volmaakte liefde

Volmaakte liefde kan niet van één kant komen. De liefde bereikt haar hoogtepunt, wanneer zij van twee kanten komend samenvloeit. God wilde zijn liefde uiten, God wilde zijn liefde overdragen aan een wezen, dat in staat was om zijn liefde te ontvangen en te reflecteren op zijn liefde, met liefde, tegenliefde. Echte liefde kan alleen vrijwillig worden gegeven. Men kan geen liefde geven uit dwang, want dat is geen liefde, dat is slechts schijnliefde, surrogaat. Alleen een levend wezen met een eigen wil is in staat om echte liefde (terug) te schenken. Liefde, die buiten God omgaat, heeft voor God geen waarde. De liefde der humanis­ten, die weigeren God te erkennen, is voor God waardeloos. Ook de mens heeft behoefte aan iemand aan wie hij zijn lief­de kwijt kan en die hem op zijn beurt liefde terug schenkt. Vindt de liefde geen weerklank, dan is zij vruchteloos. Als de liefde van twee wezens in elkaar over vloeit, werpt zij vruchten af.

Gods liefde heeft zich daarin geopenbaard, dat Hij zijn eigen Zoon geofferd heeft om de mens te verlossen (1 Joh. 04:09-11a). Gods liefde biedt de mens de verlossing aan en als de mens deze liefde van God aanvaardt en in zijn hart toelaat, dan kan het niet anders of hij zal God liefde te­rugschenken. Hij zal God om dit offer jegens hem liefheb­ben. Zijn liefde zal dan samenvloeien met Gods liefde. Uit dit in elkaar overvloeien der liefde spruit een vrucht voort. Er is een mens gered! (wedergeboren). Weigert ie­mand de liefde van God, dan is Gods liefde vruchteloos gebleven ten opzichte van hem. Er komt geen vrucht uit voort. Dit is niet de schuld van God, maar van de mens, die Gods liefde weigert.

God schiep een wezen met een vrije wil, God schiep de mens, opdat zijn liefde in het samenvloeien met de liefde van de mens, haar hoogtepunt, haar volheid zou bereiken. Als God een automatische mens of een menselijke automaat had gemaakt, dan had Gods liefde geen climax kunnen bereiken en geen vruchten afgeworpen. Gods liefde werpt in het leven van de mens slechts vrucht af, indien de bodem van het mensenhart zijn liefde indrinkt, opzuigt. Dan zal uit

de eerst onvruchtbare bodem van het mensenhart de liefde tot God voortspruiten. En aan de rank van de liefde tot God, die voortspruit uit het mensenhart, zullen vruchten gaan groeien. Aan deze vruchten zal de wereld de kinderen Gods herkennen.

De val van de mens

Satan, die eenmaal een zeer hoge plaats bekleedde in Gods engelenleger, maar door zijn hoogmoed – hij wilde zich aan God gelijkstellen – gevallen was (Jes. 14:12-15), zag de wonderbare levenswijze van de mens in het paradijs met lede ogen aan. Hij kon de verhouding, waarin de mens met God leefde, eenvoudig niet verdragen. En hij besloot de mens te gronde te richten.

Hij nam hiertoe de vorm aan van een dier, een onder­daan van de mens’, op een gluiperige manier trachtte hij zich heel onderdanig voor te doen. Om zijn ware gedaante te verbergen, nam hij de gestalte aan van een slang en stelde zich vlak bij de verboden boom op en richtte op kruiperige wijze het woord tot de vrouw, listig de woor­den van God omdraaiend; “God heeft zeker wel gezegd; Gij zult niet eten van enige boom in de hof?” Maar de vrouw trapte hier niet in. Ze diende hem flink van repliek met het Woord van God: “Van de vrucht van het geboomte in de hof mogen wij eten, maar van de vrucht van de boom die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd? Gij zult daarvan niet eten noch die aanraken; anders zult gij sterven”. Toen pakte de slang het anders aan; dat is niet waar.’ “Gij zult geenszins sterven, maar God weet” – en hierin sprak de duivel de waarheid – “dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God gelijk zult zijn, kennende goed en kwaad”. Satan, die eens zelf aan God gelijk wilde staan, probeerde dit verlangen ook aan de mens te geven. En ja hoor, nu had hij succes. In plaats dat Eva haar ogen sloot voor de leugens van de slang, richtte zij haar oog op de boom, waarvan God haar verboden had te eten, en zij zag, dat hij begeerlijk was om daardoor verstandig te worden.

En zij nam van zijn vrucht en at, en zij gaf ook haar man, die bij haar was, en ook hij at.

De mens was gevallen en zijn val was dodelijk, zodat hij stierf (Gen. 05:01-06).

Wat zal God een verdriet gehad hebben van deze daad van ongehoorzaamheid van de mens, naar wie toch zijn hele wezen uitging. Maar de ongehoorzaamheid van de mens heeft Gods liefde ten opzichte van hem, niet te niet ge­daan. Integendeel.’ Nu eerst zou de mens de enorme omvang van de liefde van zijn Schepper ten volle ervaren. Een kind ervaart de liefde van zijn ouders op z’n sterkst, als het, na ondeugend te zijn geweest, hun vergevende kus op zijn voorhoofdje voelt. God gaf de mens zijn eigen Zoon, zijn enige, die Hij zeer liefhad, om verzoening te doen voor de zonde. Halleluja.’ O Heer, wat is uw liefde groot.’

De mens zocht dekking

Zodra de mens van de verboden vrucht gegeten had, gingen zijn ogen open voor het kwade, en hij bemerkte dat hij naakt was. Het eerste wat Adam en Eva dan ook deden, was een bedekking maken om hun naaktheid te verbergen.’ Waarom ondervond de mens zijn naakt zijn nu plotseling als iets onaangenaams? Waarom had hij nu opeens behoefte aan dekking?

Wanneer de mens iets verkeerds gedaan heeft en daar­door scheef komt te staan voor God, ontstaat de behoefte bij hem, zich te verbergen (te bedekken). Vaak zoekt hij de duisternis als dekking (Joh. 03:19-21). De mens, die zondigt, zoekt naar een dekmantel.

Toen de werken van Adam en Eva goed waren, hadden zij geen dekmantel nodig. Zodra zij echter gezondigd hadden, zochten zij beschutting, om zich toch in ieder geval niet meer zo hopeloos naakt te voelen. Zij maakten zich schor­ten en verscholen zich in het donker tussen het geboom­te (Gen. 05:07-08).          (wordt vervolgd)

 

Als in de dagen van Noach door A. Schenk

Als in de dagen van Noach…

Deze woorden sprak Jezus naar aanleiding van Zijn wederkomst.

In Genesis 6 kunnen we lezen hoe het op de aarde was toen Noach leefde.

Er was veel geweld (moorden); er waren reuzen: d.w.z. de mensen waren “groot” in de zonde. Men gooide het op een akkoord met de wereld. De kinderen Gods namen dochters uit de wereld. De Here zag al deze dingen. Hij zag dat de boosheid der mensen groot was. En God kwam met Zijn oordeel: alles werd verzwolgen door het water, behalve Noach en zijn gezin, die genade vond in de ogen des Heren. Dit kwam doordat hij met Jezus door het leven ging.

Lezer(es , Jezus komt spoedig weer. Want wij leven als in de tijd van Noach. We kunnen dit zien op grond van wat er vandaag in deze wereld gebeurt.

De woorden van Jezus gaan in vervulling. De zonde wordt openlijk zonder schaamte bedreven. Dagelijks verne­men wij dit via televisie, radio en kranten. Wekelijks horen wij van moordaanslagen in ons eigen land: aanran­dingen, roofovervallen, huwelijks-affaires, verslaving aan verdovende middelen, seksuele uitspattingen, enz.

Duizenden aanbidden de techniek, de t.v., de film, sport, enz. Duizenden leven voor niets anders dan voor deze dingen. Seksuele omgang voor het huwelijk wordt goedgepraat. In lectuur, advertenties, film, enz. wordt veel aandacht besteed aan seks.

In het laatst der dagen zullen er zware tijden komen. De mensen zullen meer liefde hebben voor genot dan voor God.

Ook zal er veel vorm-godsdienst zijn, maar de kracht van God zullen ze niet bezitten.

De schrijver van dit artikel en degene die u dit blad geeft, willen u een halt toeroepen in dit zondige leven.

U leeft in de eindtijd!!!……….

God komt met Zijn oordeel!

De duivel werpt zich op u om u te verdelgen en mee naar de hel te voeren.

Ook u die in een vorm-godsdienst leeft, want dit kan u niet redden.

U moet wedergeboren worden. U moet de zonde de rug toekeren en u laten reinigen door het bloed van Jezus!

Jezus gaf Zijn bloed voor u!

Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven!