1968.01 nr. 96

Levend Geloof 1968.01 nr. 96

De boodschap voor 1968 door Gert Jan Doornink

“Wij doen niet goed; deze dag is een dag van blijde boodschap, en wij hou­den ons stil” (2 Kon. 07:09)

De wereld heeft in 1968 slechts behoefte aan een boodschap. Het is de boodschap van het volle evangelie; Jezus redt en geneest; Jezus bevrijdt en doopt met Zijn Geest; Jezus komt spoedig weer!

Dit is de enige boodschap die een antwoord geeft op alle problemen die er zijn. Het persoonlijk aanvaarden van deze boodschap betekent de oplossing van alle geestelijke, lichamelijke en materiële nood. Bovendien geeft het de zekerheid dat wij eeuwig leven ontvangen.

De wereld raakt in een steeds meer wurgende greep van de duivel. Op 30 december schreef H. F. van Loon in een groot artikel in “De Telegraaf” over de geweldige ver­anderingen die zich in korte tijd in deze wereld vol­trekken en die zich vooral ook uiten in de morele ver­wildering van de mensheid. De religies van deze wereld hebben geen antwoord voor deze wereld in nood. Het is alleen de Gemeente van Christus die het antwoord in zich heeft!

Daarom rust op alle lezers en lezeressen van dit artikel, die wedergeboren zijn, de verantwoordelijkheid de boodschap van volle evangelie uit te dragen. Let wel! Geen andere boodschap! Er wordt genoeg “evangelie” in de wereld gebracht, wat geen echt, Bijbels evangelie is. De vruchten : zijn dienovereenkomstig.

Waarom is het Volle Evangelie het werkelijke antwoord voor een wereld in nood? Omdat deze boodschap geen bood­schap uit de Bijbel is, maar de gehele Bijbel omvat. De echte Christen gelooft in de Bijbel, van Genesis 1 tot Openbaring 22. Dit is geen hoogmoed, maar eenvoudige ge­hoorzaamheid aan de opdracht die Jezus eens gaf. Gaat heen in de gehele wereld en predikt het evangelie! Jezus bracht het volle evangelie, de eerste Christengemeente bracht deze boodschap. Zij brachten een boodschap die in het dagelijks leven bevestigd werd door tekenen en wonderen. Natuurlijk Jezus en de apostelen leerden het volk ook, maar wat ze leerden brachten ze tegelijkertijd in praktijk! Dit is het grote verschil met veel evangelie­prediking in onze dagen.

Wat moeten wij nu doen in 1968? In de eerste plaats moet het volle evangelie verkondigd worden. De Heer heeft voor iedereen een taak, daarom is het zo belangrijk dat ieder zijn plaats in de Gemeente van Christus inneemt. Wij behoren daarbij aandachtig te luisteren naar de stom van de Heilige Geest. Een waarachtig Christen zal daarom geen plaats innemen die hem of haar niet toekomt. Bovendien leidt dit onherroepelijk tot teleurstellingen. Niet ieder is geroepen tot apostel, herder, leraar, profeet of evan­gelist, maar we zijn wel allen geroepen om getuigen te zijn. Laten wij hen die gesteld zijn in een speciale bedie­ning hoog houden en naar hen luisteren. Maar als u geen

speciale opdracht hebt ontvangen bedenk dan hoeveel an­dere dingen u voor de Heer kunt doen. Verspreidt volle evangelie lectuur (boeket, brochures traktaten) Werk met bandrecorder en grammofoonplaat. Doen aan colporta­ge en huisbezoek (Denk aan wat de Jehova’s getuigen in dit opzicht presteren). Help mee aan het openluchtwerk in uw plaats of omgeving. Er zijn nog zoveel andere mo­gelijkheden om voor de Heer te werken. Wees geen luie- stoel-christen maar een actief, levend getuige. Luister echter bij alles nauwkeurig naar de aanwijzingen die de Heilige Geest u geeft, anders handelt u in eigen kracht en krijgt u eigen resultaten (die vleselijk en tijdelijk zijn). Doe daarom dagelijks aan Bijbelstudie en houdt uw gebedsleven op peil door geregeld Gods aangezicht te zoeken in het gebed.

In de tweede plaats moet het volle evangelie dus ook in praktijk gebracht worden. Jakobus zegt dat een geloof zonder werken een dood geloof is. Als wij spreken over genezing van zieken, bevrijding van gebondenen en verlossing uit de macht van satan zullen wij diénovereenkomstig moeten handelen onder de leiding van de Hei­lige Geest. Dit betekent dat wij staan moeten in de kracht en de overwinning. Hoe? Door eenvoudig te gelo­ven dat al Gods beloften in Christus Jezus ja en amen zeggen. Jezus kwam om leven en overvloed te brengen. (Rom. 08:32): “Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken?”. Als wij leven vanuit het geloof dat de volheid van Christus in ons is, gaan de Geestesgaven door ons functioneren en wordt ook de vrucht van de Geest in ons leven meer en meer zichtbaar. Geloof zonder liefde is in Gods ogen waardeloos. De boodschap die wij uitdragen moet beleefd worden! Dit is geen onbereikbaar ideaal. Dit is geen streven naar per­fectionisme vanuit eigen menselijke kracht. Neen, dit is treden in de voetstappen van Jezus, waarvan de apostel Petrus zei, dat wij hiertoe geroepen zijn (1 Petr. 02:21).

In dit nieuwe jaar, waarvan al weer een maand om is, moet het ons verlangen zijn op deze weg (de weg van Je­zus) voort te gaan.

Nog zijn er gouden kansen voor de verkondiging van het evangelie! Nog is de nacht niet gekomen, waarin niemand werken kan, maar kunnen wij zaaien, bewerken en oogsten. Het is de liefde van Christus die óns dringt! Wij hebben niet een boodschap voor de wereld, maar de boodschap!!! Wij hebben het antwoord. Wij kunnen, in de naam van Jezus de mensen gelukkig maken. Wij zijn ambassadeurs van het Koninkrijk Gods! Wij zijn gezanten van de levende God!

Daarom moeten wij volmondig “amen” kunnen zeggen op on­derstaande variant van onze aanvangstekst:

“Wij doen goed! Dit is een dag van blijde boodschap daarom zwijgen wij niet, maar spreken over Gods grote daden en brengen ze in toepassing!”

(1 Petr. 02:09) “Gij echter zijt een….. .volk Gode ten ei­gendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht”.

 

Strijd en overwinning (2) door A. Schenk

In dit artikel willen wij verder gaan met het onder­werp “Strijd en overwinning”, waarvan het eerste deel geplaatst in het novembernummer van “Levend Geloof “.

In (1 Joh. 01:08) staat dat de Zoon van God geopenbaard werd, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou. Dat was het doel van de komst van Jezus in deze wereld. De werken van de duivel moesten vernietigd worden. God wist, en Jezus zal het zelf geweten hebben, dat dit een strijd werd op leven en dood. Daarom heeft de duivel al­les in het werk gesteld om Jezus te doden.

Als wij in de evangeliën lezen over het leven van Jezus, lezen wij daarin dat het steeds een harde strijd was van onze Heiland tegen de machten der duisternis. Het waren de Farizeeën en Schriftgeleerden in de eerste plaats niet, waar Hij strijd mee had, maar de machten die zich door deze mensen heen openbaarden. Ook als er een bezetene tot Jezus gebracht werd bijvoorbeeld, begonnen deze machten, via die gebonden man te roepen? “Wat heb­ben wij met U te doen? Zijt Gij gekomen om ons voor de tijd te pijnigen?”.

Ziet u, dit was de strijd van Jezus. (Kol. 02:15) zegt ons: “Hij heeft de overheden en machten ontwapend’ en openlijk ten toon gesteld en zo over hen gezegevierd”. Jezus heeft aan het kruis de duivel overwonnen. Halleluja’

Als Jezus nu deze strijd had tegen de duivel en Zijn rijk zullen wij het als Zijn volgelingen en Zijn Gemeente ook hebben. En als onze overste Leidsman Jezus Christus de duivel heeft overwonnen zullen wij als Zijn Gemeente ook overwinnen.

Als een legere ten strijde trekt, zijn zij bewapend tot en met. Zij hebben de beste wapenen die hun ter beschikking staan. Zo worden wij opgeroepen door mid­del van wat er staat in Efeze 6, om als leger van Koning Jezus de wapenrusting Gods aan te doen. Met wat voor doel? Punt 1 is om te kunnen strijden. Punt 2: Om te overwin­nen. (Ef. 06:13) zegt: “Neemt daarom de wapenrusting Gods”. Leest u het goed? U moet het gaan nemen. U moet het aan gaan doen. (Ef. 06:14) “Stelt u dan op, uw lendenen omgord met de waarheid, bekleed met het pantser der gerechtigheid”. Dat wil zeggen, u moet de waarheid en de gerechtigheid van Christus aandoen. Jezus zei van Zichzelf?, “Ik ben de Waar­heid en het Leven”. De waarheid van Jezus aandoen wil zeg­gen, alles wat onwaarheid is afleggen in ons leven. Hebreeën 12 (Heb. 01:01) spreekt over het afleggen van alle last en zonde die ons zo licht in de weg staat. Een wereldgezind leven, een leven dat de zonde blijft vast houden, is vaak geen leven dat de overwinning behaald op de duivel. De Heilige Geest zegt: Wie de Naam van Christus noemt, breke met alle on­gerechtigheid. Dus de waarheid van Jezus aandoen en hét pantser der gerechtigheid. Dat wil zeggen, mij laten bekle­den met Christus, de gerechtigheid die Hij voor mij ge­wrocht heeft aan het kruis, volkomen toe-eigenen.

(Ef. 06:15) “De voeten geschoeid met de bereidvaardigheid, van het evangelie des vredes”. Ik moet de bereidvaardig­heid des harten hebben om te gaan waar de Heer wil dat ik gaan zal. Niet meer ik, maar Christus leeft in mij, niet meer mijn belangen, eerst, maar zoekt de dingen die boven zijn. Niet meer, ik wil dit en ik wil dat, maar? Heer, wat wilt Gij dat ik doen zal? Hij moet de leiding van mijn leven in handen hebben. Ik moet die plaats in gaan nemen in Zijn Koninkrijk die Hij wil dat ik in zal nemen. Heb ik die be­reidheid om te doen wat Jezus van mij vraagt, hetzij in de grote of in de kleine dingen van het leven?

(Ef. 06:16): “Neemt bij dit alles het schild des geloofs ter hand, waarmede gij al de brandende pijlen van de boze zult kunnen doven”. Als u bereid bent in het leger van Koning Jezus :uw plaats in te nemen, dan zal uw tegenpartij, de duivel, brandende pijlen op u afschieten. Maar als we het schild des geloofs in de hand nemen, zullen de aan­vallen van de duivel daarop afketsen. “Dit is de over­winning, die de wereld overwonnen heeft? ons geloof’ (1 Joh. 05:05). De muren van Jericho zijn gevallen door geloof. (Heb. 11:30). (Openb. 12:11):”En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun ge­tuigenis”. Dus door het geloof in het overwinnende bloed van Jezus, als wij aangevallen worden door de duivel, kun­nen wij overwinnen. Weersta hem in het geloof en hij zal van u vlieden. (Ef. 06:17) “En neemt de helm des heils aan”. Een helm wordt gedragen om het hoofd te beschermen, het is een zeer belangrijk onderdeel van de wapenrusting. De duivel zal trachten ons gedachteleven aan te vallen. Hij zal trachten onze gedachten van Jezus af te houden en ons af te leiden. Hij kan komen met gedachten van haat, jaloezie, afgunst, onreinheid, van vrees, twijfel, angst, enz. Daar­om zegt de Heilige Geest hier: Zet de helm des heils op, dat wil zeggen, doe volkomen het heil van Jezus aan, het heil dat Jezus klaar gemaakt heeft door Zijn sterven en opstanding. Ga van daaruit leven en denken. Wordt ver­nieuwd in uw denken.

(Ef. 06:17) gaat verder: “En het zwaard des Geestes, dat is het Woord van God”. Toen Jezus door de duivel in de woes­tijn werd aangevallen, versloeg Hij de duivel door het Woord van God. Steeds zei Jezus tot de duivel: Er staat geschreven, en de duivel week van Hem. Het Woord van God moet als een zwaard in onze mond zijn tegen de machten der duister­nis. In het Oude Testament kreeg een profeet de opdracht van de Here, hij moest de boekrol opeten, hij moest de woor­den Gods opeten, hij moest daar één mee worden.

Hoe is het met ons? Eten wij de woorden Gods op, zijn we één met dat Woord? is dat Woord een bron van leven in ons en door ons? Het is het Woord van God dat overtuigend werkt op de zondaren. Het is het Woord van God dat gebondenen vrij maakt. Het is het Woord van God dat van verlos­sing en vergeving spreekt. Het is het Woord van God dat van genezing spreekt als ik ziek ben en ik ga de Woorden van God spreken: “Door Zijn striemen ben ik genezen” en het zal uitwerking hebben, want Zijn Woorden keren niet ledig weer. Gods Woorden doen iets. Halleluja! Laten we het zwaard des Geestes gaan hanteren en we zullen door dit zwaard vijanden gaan verslaan.

En dan het laatste wapen (Ef. 06:18): “En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest”. Als wij (1 Kor. 14:14-15) lezen, kunnen wij lezen dat het bidden in de geest de tongentaal is. Ook hier staat het bij de geestelijke wapenrusting: Ten allen tijde bid­den in de geest.

De tongentaal is een geweldig wapen tegenover de dui­vel. Dit is de ervaring van honderden. Ook ik persoon­lijk heb dit vaak ervaren. Nu kan de tongentaai verschil­lend zijn. Het kan een lofprijzing zijn of voorbede tot stichting van onszelf. Ik voor mij geloof dat naar’ de gerichtheid van onze geest zelf in het gebed, de tongentaal zich daarbij aansluit. Bijvoorbeeld, als’ ik de Heer loof in mijn eigen taal, en ik dan verder ga in tongentaal, geloof ik dat dit ook een lofprijzing is, ik ervaar vaak nieuwe klanken, een machtige stroom van woorden. Maar ben ik aan het strijden tegen de duivel, en ga ik dan in tongentaai over, dan geloof ik dat het een aanvalswapen is.

Ik zou mijn gebedsleven, en het werk dat ik mag doen in Gods Koninkrijk, niet meer kunnen voorstellen zonder het bidden in de Geest, oftewel in tongen. Het is een kracht in mijn leven geworden.

In (Rom. 08:26-27) staat dat wij niet weten wat wij bid­den zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. De Heilige Geest wil door de tongentaal door ons bidden.

Willen wij een overwinnend leven bezitten, dan zal het gebaseerd moeten zijn op het Woord van God. Dan zullen wij de volle wapenrusting, aan moeten doen.

(2 Tim. 02:05) “En is iemand een kampvechter, dan ontvangt hij de krans alleen, als hij volgens de ?egels van de kamp heeft gestreden”.

Willen wij de krans behalen, het teken van de overwin­ning? Laten wij ons dan aan de regels houden van het Woord van God. Dan zullen wij gaan ervaren wat het koor zegt van lied 62 uit Glorieklokken:

“En als de strijd voorbij is,

erven wij een kroon,

de overwinnaarskroon.

Uit Jezus’ hand ontvangen

wij de overwinnaarskroonl”

 

Van de redactie

Hartelijk dank! – Allen die ons tijdens de jaarwisseling hun beste wensen deden toekomen willen wij hiermede harte­lijk bedanken. Wij zijn niet in de gelegenheid ieder per­soonlijk te schrijven, wat ook geldt voor hen die hun abonnementsgeld overmaakten en extra giften stuurden. Wij zijn erg dankbaar dat het “Levend Geloof “werk zo gezegend wordt en willen in 1968 op de ingeslagen weg voorwaarts gaan. Onze medewerker Dirk Wols schreef; “Ik geloof dat het blad in een behoefte voorziet en nog velen tot zegen zal zijn. Moedig voorwaarts in Hem, ondanks alle tegenkan­ting der hel!”

 

30 maart Zendingsdag

Hebt u al in uw agenda genoteerd? Zaterdag 30 maart zendingsdag in de Expohal te Hilversum? Wij geloven dat het zeer belangrijk is deze dag mee te maken!

Dit is geen hernieuwde poging om eenheid tot stand te brengen in de Nederlandse Volle Evangelie beweging. Onze mening is dat de eenheid in de Gemeente van Chris­tus er is. (Het ontbreekt alleen nog aan de beleving er van). Daarom zal iedere menselijke poging om eenheid tot stand te brengen, hoe goed bedoeld ook, fa­len. Laten wij ons liever bezig houden met de grote opdracht die Jezus aan de Gemeente gaf: “Gaat heen in de gehele wereld en predikt het Evangelie”. Er is zo’n grote nood en de nacht komt spoedig dat niemand meer werken kan.

30 maart zal daarom de zending centraal staan. De initiatiefnemers van deze dag, de leiding van “Stromen van Kracht”, hebben dit terecht zeer duidelijk gezien.

Wij geloven daarom in een wonderbare zegen voor deze dag, temeer daar reeds nu blijkt dat velen in de Ne­derlandse Pinksterbeweging achter deze dag staan. En­kele namen: A. v.d. Bijl, C. ten Boom, J. W. v. Petegem, P. v. Zutphen, A. Eykenaar, W.J. Lentinck, K.,F. en B. Hoekendijk, J. I. v. Baaren, H. Jongbloed, M. Companjen, S. Sagström, J. Mensink, A. v. Ommen, M. v. Essen, K. Prijs, H. Bosch, E.v. Riemsdijk, H. Spaan, S. Tan, P.J. Klaaijsen, H. ter Welle, F. en H. Koornstra, R. Heidema, B.Elling, P.,H. en C. Huisman, D. Sprik, Joh. Th. Bos, Jhr. F.W.P.M. v. Panhuys, J. W. Groot, K. de Jong, J. Noordhuis, J. S Pasterkamp, K.. Goedhart, B.v.d. Meulen, P. Vlug. L. Oosterwijk,: C.J. du Fossé, W. Bosveld, W. Hijink, J.T. Riemersma, A. Brasz, en vele-anderen.

Voor nadere inlichtingen kan men zich in verbinding stellen met het Zendingsdagkomitee, Putten (Gld.).

 

Het volgen van Jezus door J. Noë

“Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme dagelijks zijn kruis op en volge Mij”. (Luc. 09:23).

Kort geleden las ik een hoekje van de schrijver Charles H. Sheldon getitelde “In His Steps.  What would Jesus do? (“In Zijn voetstappen; Wat zou Jezus doen?”).

Dit boekje heeft destijds een geweldige opgang gemaakt en werd in 21 talen vertaald. In het kort gaat het om het volgende, een “elite” kerk in een plaats in Amerika wordt tijdens een zondagmorgendienst op een sensationele wijze wakker geschud, doordat een zeer slecht uitziende man plotseling naar voren kwam en op een ontroerende en in­drukwekkende wijze, gebaseerd op eigen ervaring, de toe­hoorders wees op het falen van de kerk en zijn leden: men mat zich wel de naam “Christen” aan, maar de daden ge­tuigden daar zeer zeker niet van, men handelde niet zoals Jezus dat van Zijn volgelingen verwachtte.

Na de toespraak viel de man bewusteloos neer en stierf kort daarop. Het een en ander maakte diepe indruk. Het ge­volg was dat de predikant tot inkeer kwam en zijn schuld aan God beleed.

Tijdens de zondagmorgendienst daaropvolgend, stortte hij zijn hart voor de gemeente uit en vroeg of er mensen gene­gen waren een belofte af te leggen om gedurende een geheel jaar in alles wat ze zouden doen zich zelf eerst de vraag te stellen: “Wat zou Jezus doen?” en dan overeen­komstig te handelen.

Er meldden zich ongeveer 50 mensen, welk aantal later veel en veel groter werd. Onder hen bevonden zich voor­aanstaande persoonlijkheden, o.a. een uitgever van een , grote krant, een spoorwegman, een directeur van een instituut en andere zakenlieden, alsmede een rijke vrouw.

Leze mensen hielden hun beloften en kwamen daardoor voor geweldige problemen te staan. Ze veroorzaakten een geweldige opschudding in de nogal corrupte zaken- en politieke wereld. Ze verloren cliënten hun baan, familieleden, vrienden en leden vanzelfsprekend financiële schade. Maar ze hielden vol, ze droegen het evangelie uit en waren getuigen van Christus.

In de beruchte buurten waren ze het licht in de duisternis. De rijke vrouw gaf haar vermogen weg en verdeelde het onder diegenen die het geld het hardst nodig hadden.

De samenkomsten, waar ze ook gehouden werden, waren tjokvol en velen gaven hun hart aan de Heer. Een grote opwekking vond plaats, Gods grote zegen was merkbaar en het sloeg over op andere kerken in Amerika.

Het spreekt vanzelf, dat, degenen die de belofte ge­daan hadden, hun verdere leven beschikbaar stelden voor de Heer.

Ik heb genoten van dat boekje. Ja, lieve vrienden, als we Jezus willen volgen, moeten we er terdege van bewust zijn wat de consequenties daarvan zullen zijn. We zingen wel dat prachtige koor:

“Ja, ik volg U; ja, ik volg U;

waar de weg ook henen leidt;

ja, ik volg U; ja, ik volg u;

op de weg naar d’eeuwigheid”,

maar menen we dat werkelijk?-

Zijn wij ten volle bereid om dit te doen? In feite doet u zingende een belofte. Jezus waarschuwt ons, wat het betekent Hem te volgen. Niet alleen de woorden, die aan het begin van dit artikel staan, heeft Hij ge­zegd, maar Hij heeft Zich vele malen hierover uitge­sproken.

In (Luc. 14:26-55) Alles verlaten om Jezus wil, zegt Hij o.a. het volgende;

(Luc. 14:26):”Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broe­ders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn” in (Matt. 10:37) staat “Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig”.

(Luc. 14:27) “Wie niet zijn kruis draagt en achter Mij komt, kan mijn discipel niet zijn”.

(Luc. 14:28-30): “Want wie van u, die een toren wil bouwen, zet zich niet eerst neder om de kosten te berekenen, of hij het werk zal kunnen volbrengen? Anders zouden, als hij de fundering gemaakt had, en het werk niet kon voltooien, allen, die het zagen, beginnen hem te be­spotten, zeggende: Die man begon te bouwen, maar hij kon het niet voltooien”.

(Luc. 14:34-35) “”Het zout is wel goed, maar wanneer zelfs het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het sma­kelijk gemaakt worden? Noch voor het land, noch voor de mesthoop is het geschikt: men werpt het weg. Wie oren heeft om te horen, die hore!”

Lieve vrienden, laat goed tot u doordringen wat Jezus ‘ hier zegt. Gods woord is radicaal en scherper dan een tweesnijdend zwaard en dringt door, zo diep, het scheidt vaneen (Heb. 04:12). Van geschipper is geen spra­ke. Jezus volgen betekent: Breek met alles wat een belemmering is, of zou kunnen vormen, om in Zijn voetstappen te treden. En dit kan diepe smart veroorzaken, vooral als het je gezin, familie, vrienden of je werk betreft.

We moeten ons zélf verloochenen, de lijdensweg van Je­zus gaan en met Hem worden gekruisigd. Verdrukkingen, ver­zoekingen en hoon, spot, smaad en smart zullen ons niet bespaard blijven. Satan en zijn duistere machten zullen ons van alle kanten belagen, zowel lichamelijk als geestelijk en geen middel zullen ze onbenut laten om ons trachten ten val te brengen.

Maar het Woord zegt: Wedersta satan en hij zal van u vlieden; volhardt in geloof; gij hebt de overwinning in Christus! Halleluja! Paulus schrijft: Wij zijn met Christus gekruisigd en toch leven wij, niet meer ons ik, maar Christus leeft in ons. Is dat niet machtig?

Laten we dus ons leven in vol geloof in Zijn handen leggen. De apostelen, en in het bijzonder Paulus, hebben heel wat om Jezus’ wil te verduren gehad en ze onder­gingen dit blijmoedig en ze loofden, prezen en dankten de Here te allen tijde.

Jacobus en Petrus zeggen ons ook, dat we beproevingen in vreugde moeten aanvaarden, al zou het ons op het moment smart brengen, want het is ter beproeving en ter versterking van ons geloof.

Petrus schrijft in zijn eerste brief in het vierde hoofdstuk vers 12-14: (1 Petr. 04:12-14)

“Geliefden, laat de vuurgloed, die tot beproeving dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkomt. Integendeel, verblijdt u naarmate gij deel hebt aan het lijden van Christus, opdat gij u ook met vreugde zult mogen verblijden bij de openbaring zijner heerlijkheid. Indien gij door de naam van Chris­tus schade lijdt, zijt gij zalig, daar de Geest der heerlijkheid en de Geest Gods op u rust”.

Halleluja! En, zoals ik reeds eerder heb geschreven, als des geloofs door Zijn Geest in ons, ons entree hebben gemaakt in de hemelse gewesten is onze strijd daar, in de onzichtbare wereld, Efeze 6. Het is een strijd in de geest en een strijd des geloofs! Door het geloof alleen zullen wij de heerlijkheid Gods zien.

“De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de He­re, die Geest is”(2 Kor. 05:17-18).

Prijst de Heer! Tot slot wil ik nog even terugkomen op het verhaal, waarmede ik ben begonnen. Het is prachtig, als wij onze levenswijze zo instellen, dat wij, bij iedere hande­ling die wij doen, ons afvragen: “Wat zou Jezus doen?”

Maar, lieve lezers, we moeten zover komen, dat we ons dit niet meer behoeven af te vragen. We moeten zo met Hem vereenzelvigd worden, dat geheel ons denken, spreken, han­del en, en wandelen door Hem geleid wordt.

“Want in Hem woont al de volheid der godheid licha­melijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht”(Kol. 02:09-10).

 

Het woord dat vlees werd door Dirk A. Wols

“In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God”(Joh. 01:01).

We leven in een tijd van devaluatie. Devaluatie is een opzette­lijke verlaging van de goudwaarde, de prijzen stijgen, men kan minder voor zijn geld krijgen dan voorheen. Vandaar de woedende gezichten in de pers uit Engeland toen het Engelse pond devalu­eerde en men het bloed kon drinken van hen die daar de vermeende initiatiefnemers van waren.

Hoewel het geen pretje is als we minder voor ons geld kunnen krijgen zonder dat er een reële verhoging der inkomsten tegeno­ver staat is het nog wel te overkomen. Vergadert u geen schatten zegt de Heiland, waar ze de mot verderft en de dieven doorgraven en stelen op deze aarde. Of waar het geld kan devalueren. Ons brood en water zal gewis zijn en wat vragen we meer dan ons dage­lijks brood, waarin begrepen is de noodzakelijke levensbehoef­ten? Ernstiger, veel ernstiger, is de devaluatie van het Woord. Het woord dat gesproken wordt, is sterk in waarde verminderd. Een gesproken woord telt niet meer mee. Het is onbetrouwbaar ge­worden. In het zakenleven moet men zwart op wit hebben, wil men althans zeker zijn van zijn zaak en niemand zal een belangrijke transactie afsluiten zonder dit allemaal wettelijk te hebben vastgelegd. Maar ook in het gewone leven telt het woord niet meer mee. Zou het wel waar zijn wat die of die zegt? Zit daar geen eigen voordeel aan verbonden en zo dit voor­deel wegvalt, valt dit dan ook niet tegelijk weg met het gegeven woord, dat toch stellig werd gegeven en ge­sproken?

U voelt wel, dat met de devaluatie van het woord al­les wankelt en alles op losse schroeven staat.

Maar ik heb een beter uitzicht voor u en voor mij. Ik mag u bij het pas begonnen jaar wijzen op het Woord dat niet devalueert. Dat Woord was in het begin der schep­ping aanwezig, dat Woord sprak, dat er licht moest zijn en er kwam licht. Dat Woord is Jezus. Want in Jezus is het woord vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Wij wijzen hier op bij het begin van het jaar. Want de onkun­de is ontstellend groot. We komen volle evangelie mensen tegen die alles weten over tongentaal en profetie, over de geestelijke gaven, maar niets weten over Jezus. Wij noemen dit ontstellend omdat de kracht in hun leven ont­breekt om te ontplooien in de Zon der gerechtigheid. Kijk eens achter de schermen hoe krachteloos hun leven is, hoe zij de inwendige kracht van het Woord missen, en zich tevreden stellen met een zeer smal deel van het volle evangelie. Als er stormen des levens komen, zijn zij direct gevloerd ondanks tevoren gesproken woorden die heel wat van de persoon deden verwachten. Het zijn opgeblazen mensen, als men de lucht er uit laat lopen – en hoe gemakkelijk kan er geen lek ontstaan in de stormen des levens – dan schrompelen zij ineen tot een krachteloos opvouwbaar voorwerp. Wees niet opgeblazen, zegt de apostel dan ook menigmaal in zijn brieven.

Het Woord was in het begin. Het Woord sprak. De Vader schiep door het Woord alle zichtbare dingen en zonder het Woord is geen ding geworden, dat geworden is. Alles wat u ziet is door het Woord geworden. Wie dus de zichtbare dingen veracht uit overdreven vroomheid moge beden­ken dat het door Jezus is geworden. Eer Abraham was ben Ik, sprak Jezus.

Sommigen zeggen, dat het Woord dood is. Jezus heeft het anders en beter gezegd. De woorden, die Ik tot u spreek zijn Geest en Leven. Het leven van een mens is dood zonder geest, maar het Woord van God als beli­chaming in Jezus is niet dood maar Geest en leven. Ja maar, er staat toch geschreven dat de letter doodt en de Geest levend maakt? Maar de letter is niet het Woord, de letter is een hulpmiddel waardoor het Woord tot ons komt en zonder verbintenis met het Woord is de letter dood. Iedere ketter heeft daarom zijn letter. Het woord is echter springlevend, halleluja, we kunnen er van op- aan en Zijn Geest deelachtig zijnde, zien wij het Woord al e krachtbron voor dood en leven, voor geest, ziel en li­chaam, alles door het Woord, alles onder het Woord, want het Woord wil ook gehoorzaamt worden. Gehoorzaamheid is nog steeds beter dan offeranden.

Als we doen wat het Woord zegt, dan zal het Woord doen wat het zegt. Prijst de Heer.

Het Woord aan het begin is scheppend. Maar niet alleen aan het begin der schepping. Het scheppende woord gaat nog steeds door de wereld. Nog steeds spreekt Hij Zijn Woord; Er zij licht en het wordt licht in het duisterste harten en in de donkerste omstandigheden. Met het Woord vrezen wij niet, want in Jezus, het vleesgeworden Woord, is God de Immanuel, de God met ons.

Velen putten hun kracht uit de dingen die geworden zijn, maar dit is niet kracht gevend. De dingen die geworden zijn hebben geen scheppende kracht in zich. De dingen die men ziet worden allen uit andere dingen. Daar zit geen leven in zichzelf, maar heeft het leven, ontvangen, ieder in zijn soort. Maar het Woord schept, Hij is de Bron, daar ontspringt alle leven in de zichtbare en onzichtbare we­reld. Het Woord was er al in het begin, het Woord is on­geschapen en bestaat al zolang God bestaat, dat is van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God, want ook de eeu­wen schiep God.

Dat Woord devalueert nooit. Als Jezus spreekt; Komt allen tot Mij die vermoeid en beladen zijt en IK zal u rust geven, dan is dat gesproken door het vaste Woord, dat niet in waarde vermindert. De duivel heeft natuurlijk ook zijn woord hier tegenover, dat dat zomaar niet gaat en men eerst uitverkoren moet zijn, enz. enz. maar als we het Woord nemen in zijn onverminderde kracht en waardevastheid, dan vlieden wij in al onze nood naar het kruis van Jezus Christus en laten de last der zonde van onze schouders glijden en prijzen de kracht van het bloed. Want…..en dat is de moeilijkheid bij zeer velen….. .dat Woord werkt door het geloof. De apostel besluit ten laatste, dat de rechtvaardige door het geloof zal leven. Dus niet door de dingen die men ziet. Hoe zwaar de stormen ook mogen woe­den, hoe licht loos alles ook moge schijnen, wat voor don­kerheid het oog ook moge aanschouwen, maar wij geloven de dingen die wij niet aanschouwen, wij geloven het Woord van God, wij geloven het vleesgeworden Woord, in één Woord, wij geloven in Jezus, die het Woord persoon maakte in Hem, prijst de Heer. Jezus zeide dan ook? Indien iemand Mij liefheeft, zal Hij Mijn Woord bewaren. Logisch, zouden wij zeggen. Het woord van iemand die men liefheeft, bewaart men. Een heel eenvoudig middel voor een jongen om te toetsen of een meisje die hij op het oog heeft, hem waar­lijk liefheeft. Als zij zijn woord niet bewaart, dat wil zeggen, zijn beloften niet gelooft, als zij zich niet houdt aan een belangrijke afspraak door het woord gemaakt bij herhaling, welnu, dan kan hij zijn pogingen wel staken en kan hij een eventueel huwelijksaanzoek wel achterwege la­ten, hoewel hij het misschien nog zal beproeven. Welnu, hoeveel temeer de Here Jezus, als wij Zijn. Woord bewaren, dan is dat het bewijs dat wij Hem liefhebben en als wij Hem liefhebben, dan bewaren wij Zijn Woord. Dan doen wij Zijn geboden en trachten ernstig te leven naar de samenvatting der wet namelijk God liefhebben bovenal en de naaste als zichzelf. Deze naleving, deze totale radicale naleving van deze Goddelijke samenvatting is het die de Gemeente als Zijn Lichaam tenslotte zal openbaren. Want de liefde overwint en de liefde Gods wordt steeds overvloediger uitgestort in onze harten door de Heilige Geest die ons gegeven is. Op deze wijze gaat het Woord ook krachtig medewerken door tekenen en wonderen, want God heeft een machtig welbehagen in onderlinge liefde en het wezenlijk gebrek aan wonderen en tekenen vindt zijn oorzaak in het tekort aan waarachtige onderlinge liefde. Daarom zwer­ven de mensen nog maar hier en daar rond, gaat er een pinkstergemeente over tot de mormonen en een ander zoekt het bij de apostolischen. We blijven echter zoeken en tasten omdat groepsvorming nu eenmaal altijd teleurstelt en niets te maken heeft met het wezen van de ware Gemeente van Jezus Christus, al kunnen er vele positieve bestand­delen in zijn. De apostelen hebben in opdracht van Jezus de Gemeente gesticht, niet als goddelijk instituut, maar als middel om de volheid Gods te verkondigen aan de zichtbare en onzichtbare wereld. God stichtte geen pink­stergemeenten en geen mormonen en geen apostolischen, maar God stichtte een vergadering van mensen die zonder ja-maar en zonder reserves Zijn wil gaan doen in alles.

Maar u behoeft niet te wachten tot de gehele Gemeen­te zover is. Wij behoeven niet in de pas te lopen met el­kander maar ons stuk voor stuk richten naar het levendmakende woord. Dan zult u in uw leven al de wonderen beleven, die gemeentelijk beleefd moeten worden naar de ordinantie Gods. Maar God is niet karig en eenkennig met Zijn zegen. Waar twee of drie iets begeren op aarde, naar Zijn wil, het zal hen geschieden. Prijst de Heer. Wie o- verwint, Hem zal ik maken tot een pilaar in het Huis Mijns Gods. Want het Woord liegt niet. Amen.

 

Het werk van Gods Geest door Jan W. Companjen

“En als Hij (de Heilige Geest) komt; zal Hij de wereld overtuigen van zonde, en van gerech­tigheid en van oordeel”. (Joh. 16:08)

Kort voor Zijn afscheid uit onze zienlijke wereld zegt de Here Jezus nog tot Zijn volgelingen heel belangrijke dingen. De laatste hoofdstukken van Johannes zijn daarom van zo’n geweldig grote betekenis. Zij zijn de inleiding tot het geestelijke leven dat na Zijn hemelvaart komen zal.

Al deze gesprekken vinden hun climax wel in Johannes 20 (Joh. 20:21-25) waar Jezus alles samenvat in de woorden: “Vrede zij u. Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u”. Hij blies op hen en zei: “Ontvangt de Heilige Geest. Wien gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden? Aan wie gij ze toe rekent, die zijn ze toegerekend”.

Klaar en duidelijk zegt Jezus dat het leven van Zijn volgelingen zal moeten zijn zoals Hij het hen geleerd c.q. geopenbaard heeft. Zoals Hij in geestelijk contact stond met de Vader en aldus Gods wil deed, zo zullen wij, ver­vult van de Geest van Christus, tot hetzelfde doel moeten en kunnen komen. ”   .

In de Korinthe-brief lezen wij dat zij die Christus naar het vlees gekend hebben, Hem na Zijn opname niet meer ken­nen naar het vlees doch door de Geest. Deze dingen, het kennen door de Geest. maakt de mens tot een nieuwe schepping. Daarvan spreekt Jezus als Hij op Zijn discipelen blaast als een teken, en hen toeroept dat zij de Heilige Geest moeten ontvangen, opdat zij zullen kunnen gaan hande­len en wandelen gelijk Hij gehandeld en gewandeld heeft. Er is geen andere weg om té komen gaan wandelen overéénkomstig de wil Gods of wij moeten Zijn Geest bezitten en door die Geest geleid, zullen wij de werken Gods kunnen werken. Daarom is de wandeling in de hemelse gewesten noodzakelijk. Wij zullen daar in die onzienlijke hemelse sferen contact moeten hebben met Hem die gezegd heeft dat die Geest het uit Hem zal nemen en Zijn lichaam ver­kondigen.

Daarom hebben wij een machtige boodschap voor deze eindtijd. Hij zal Zich laten kennen gelijk Hij is. De vra­gen en vraagtekens zullen opgelost worden. Er zal een doorbraak komen zó groot, dat de wolk die Jezus weg nam bij Zijn hemelvaart doorbroken wordt. Johannes ziet dit reeds in zijn Openbaring. Een geopende hemel met Jezus op de troon en Hij, die is, die was en die komen zal, ontving de eer en de glorie van de gehele schepping, zowel mens als dier.

Indien wij een blik om ons heen slaan is het vaak een toestand zoals wij die aantreffen rond het graf van Laza­rus. In de eerste plaats zien wij daar de situatie dat Lazarus nog in het graf ligt. Een wenende schare bij een lijk dat reeds stinkt en de beste gelovigen rondom dit graf konden het niet verder brengen dan een opstanding van dit lichaam op de jongste dag, dat wil zeggen bij de weder­komst van Christus. Jezus laat echter zien dat Hij een an­dere opstanding bedoelt en Lazarus wordt opgewekt van de dood tot het leven.

Na de overwinning op Golgotha gaat het machtige woord uit (Joh. 11:25) in vervulling waar Jezus zegt; Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij (lichamelijk) gestorven. Een ieder die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven.

Onze aardse tabernakel kan afgebroken worden, maar door het nieuwe leven in Hem blijft onze geest voor eeuwig met Hem verbonden. Door het geloof in Hem zijn wij we­dergeboren tot bewoners van het hemelse Jeruzalem, onze namen staan daar opgetekend en iedere ingeschrevene weet dit. Persoonlijk is men tot de wetenschap gekomen dat men inwoner is geworden van het hemelse Kanaän, bewoner van – een blijvende stad, door God Zelf gebouwd en gegrondvest.

De gelovigen uit het Oude Testament hebben dit in de verte aanschouwd, doch zij hebben de beloften niet verkregen. Ook zij hunkerden naar een beter, dat is een hemels Vaderland. (Heb. 11:13-16). Deze dingen zijn echter thans onder ons bereik gekomen. Zijn Geest overtuigt ons steeds meer en meer, dat de verovering van dit hemelse ‘Kanaän aanstaande is. De strijd zal in de hemelse gewesten in hevigheid gaan ontbranden en satan zal ten gronde gaan.

Zoals wij in het Oude Testament gezien hebben dat elke macht en kracht uit Israël verdreven is, zo zal dat ook in het hemelse Kanaän geschieden. Bij deze grote eindstrijd zal het opgestane Lichaam van Christus betrokken zijn.

Zien wij dan het tweede beeld van een reeds opgestane Lazarus, die echter nog geheel gebonden is met grafdoe­ken. Tot u en tot mij klinkt thans dan ook de machtige oproep des Heren: ontbind hem, maakt hem vrij, opdat hij zal gaan kunnen handelen en wandelen zoals Ik dat van een opgewekt lichaam verwacht.

Ontwaakt gij die slaapt en sta op uit de dood er Christus zal met Zijn Geest ook in u dat machtige ver­richten. Indien gij gebonden zijt, laat u dan vrij maken. Denk aan het voorbeeld van Lazarus. Hij werd volkomen her­steld en zat met Jezus aan tafel. De uitstorting van de Heilige Geest, het functioneren van de Geestelijke gaven, het opleggen der handen, de doop door onderdompeling en het persoonlijk ontvangen van de Geestesdoop behoren tot de fundamentele noodzaak tot het herstel van het lichaam van Christus.

Zijn Huis wordt gebouwd op de wijze en met de middelen die Hij daarvoor Zelf gesteld heeft. Het is een machtig feest om te weten dat men hiervoor in het plan van God mag komen tot herstel van alle dingen. Geprezen zij de Naam van Jezus die dit alles mogelijk heeft gemaakt. Hij is daartoe alle hemelen doorgegaan en heeft alles toebe­reid. Door een Geest met Hem te zijn, door Hem aan te hangen, zullen ons de toekomstige wegen geopenbaard wor­den. Ik verlang met mijn gehele wezen dat ik een goed toegerust dienstknecht in deze eindstrijd mag zijn. Werk­plaatsen voor deze machtige geestelijke eindstrijd wor­den thans geformeerd en ook door middel van ons blad ho­pen wij hieraan ze mogen en ze kunnen deelnemen. Laten wij grondig afscheid nemen van de gedachte dat er buiten de Geestesdoop en de Geestesgaven niets meer is. Wij staan pas aan het begin, doch wij willen ons uitstrekken naar het volkomene, het volmaakte. Wij weten nu nog niet wat dat zal zijn, doch een ding staat reeds vast, wij zul­len Hem gelijk zijn bij Zijn komst. Door Zijn Geest zijn wij geroepen Hem gelijkvormig te worden. Geprezen zij de Naam van Jezus. Door Zijn Geest zal het geschieden. Die Geest zal zelfs de wereld overtuigen van zonde. De ogen zullen opengaan en velen zullen in volle overgave, vrijwillig Hem volgen die het Licht der wereld is. Dan zullen wij gaan ervaren en erkennen dat Zijn leven hét leven is, dat de door Hem verkondigde boodschap dé waarheid is en dat Zijn leven in ons, het leven is. U zij de glorie, opgestane Heer! Amen.

1967.12 nr. 95

Levend Geloof 1967.12 nr. 95

Van de redactie

Redactie en medewerkers wensen alle lezers en lezeressen een voorspoedig 1968 toe!

Wij zijn erg dankbaar voor het vertrouwen dat u in het afgelopen jaar in ons blad hebt gesteld en hopen dat dit vertrouwen ook in het komende jaar niet beschaamd zal worden.

Wij danken de Heer voor de inspiraties die Hij ons gaf bij het schrijven van de talrijke artikelen, die slechts één doel hadden: de verkondiging van het (volle) evangelie in al zijn facet­ten.

In het nieuwe jaar hopen wij hiermee door te gaan. Wij rekenen opnieuw op de zalving en leiding van de Heilige Geest bij het schrijven van artikelen over talrijke on­derwerpen die de Heer ons in het hart legt.

Ook willen wij ons principe “onafhankelijkheid” hand­haven, dat wil zeggen: wij zijn niet gebonden aan een bepaalde kerk, gemeente, richting, groep, stroming of wat dan ook. Wij willen echter samen werken met allen die zich gereinigd weten door het bloed van Jezus en verlangen de volheid’ van Christus tot openbaring te brengen.

Wij staan positief tegenover gezonde gemeentevorming, als echter een groep of gemeente zich gaat afzetten tegen een andere groep of gemeente zien wij dit als een “ongezond” verschijnsel en aarzelen niet hiertegen te waarschuwen. De gemeentevorming is nog in een beginsta­dium en alleen door nauwkeurig te gehoorzamen aan de opdrachten van de Heilige Geest en Gods Woord blijf de volle evangelie beweging op de goede weg.

Juist in deze eindtijd, nu de machten der duisternis zich hoe langer hoe meer roeren, ómdat zij weten dat zij nog een korte tijd hebben, is het nodig dat het

evangelie van Jezus Christus compromisloos, radicaal en krachtig wordt gebracht, waarbij, wij willen waken voor liefdeloosheid en fanatisme aan de” ene kant en wereldgelijkvormigheid en verslapping aan de andere kant. Dit is ook het enige doel van Levend Geloof in 1968!

 

Gedachten bij de jaarwisseling

Van oud naar nieuw

Na het kerstfeest

Kerstfeest 1967 werd gevierd in een wereld waarin de mensheid hoe langer hoe meer de levende God de rug toekeert. Zonder ook maar één moment pessimistisch, somber of zwartgallig te willen zijn, zal ieder mens die de dingen eerlijk onder ogen wil zien, moeten toe­geven dat ondanks alle materiële verbeteringen die er zijn, de mensheid niet werkelijk gelukkig is. De ge­dachten aan de dood, kans op oorlog, ziekte, vrees, enz. tracht men op alle mogelijke wijze te onderdrukken, maar vroeg of laat, wordt men toch weer met de “narigheid” geconfronteerd, ondanks alle surrogaat-genoegens die er zijn.

Temidden van deze donkere en in de afgrond wegzin­kende wereld, leeft de gemeente van Christus. Tot hen behoren allen (ongeacht ras, stand of geloofsetiket) die door een persoonlijk geloof in Jezus Christus, weten dat hun zonden gereinigd zijn door het’ bloed, van Jezus.

De Gemeente van Christus vierde Kerstfeest, niet om het uiterlijk vertoon, maar omdat zij weet dat Jezus niet alleen in Bethlehems stal maar ook in eigen hart werd geboren. Welk een wonder! Welk een genade!

Hoe hebt u dit jaar kerstfeest gevierd? Is Jezus niet in uw hart geboren, dan was de Kerstfeestviering van u, in Gods ogen waardeloos, ondanks het feit dat u misschien wel een Kerstdienst in de kerk hebt meegemaakt ondanks het feit dat u misschien wel geluisterd hebt naar een kerstplaat op uw pick-up of gezien hebt naar een kerstwijding voor de tv.

Is Christus wél in uw hart geboren dan zal de dank­baarheid jegens Hem groot zijn, en juist op het Kerst­feest een hernieuwd hoogtepunt bereikt hebben. Dit kan op verschillende wijzen gebeurd zijn, maar bovenal zul­len wij – als het goed is – ons er opnieuw van bewust zijn geworden hoe groot onze verantwoordelijkheid is tegenover de miljoenen en miljoenen mensen, die ook dit jaar weer een surrogaat-kerstfeest hebben gevierd.’

Wij, die door Gods genade de ogen geopend werden voor j de volle waarheid, hebben de roeping en opdracht, om het waarachtige licht dat de duisternis in ons hart verdreef, ook tot doorbraak te laten komen in de vele mensenharten die Jezus nog niet kennen. Velen wachten’ op de volle openbaring van Jezus Christus door dé Gemeente. Vele wedergeboren (dus échte) Christenen openbaren nog teveel wereldgelijkvormigheid, gebondenheid, vleselijke gezindheid, etc. in plaats van de kracht, overwinning en liefde van Christus.

Oud en nieuw

Het bekende, maar vaak veel bekritiseerde lied: “Uren, dagen, maanden, jaren; vliegen als een schaduw heen1‘. , be­vat in elk geval deze waarheid dat de tijd als “een scha­duw heenvliegt”. De apostel Jakobus drukt het zo uit: “Gij zijt een damp, die voor korte tijd verschijnt en daarna ver­dwijnt” (Jak. 04:14). Het is waar wat de apostel Paulus schrijft in (1 Kor. 07:29): “De tijd is kort”. Vooral bij de Jaarwisseling worden wij ons dat weer ten volle bewust.

Dit korte leven, van maximum 80  a 100 jaar, is echter uitermate belangrijk. Er wordt dan n.l. beslist waar wij de oneindige eeuwigheid zullen doorbrengen, in de hemel of in de hel, oftewel voor eeuwig in gemeenschap met God of voor eeuwig gescheiden van God. De aloude vraag “Waar zult u zijn in de eeuwigheid?”, is vandaag nog even actu­eel als honderd of tweehonderd jaar geleden. Het is een vraag die wij zelf moeten beantwoorden. Er wordt niet over ons beslist waar wij de eeuwigheid door zullen bren­gen, maar wij moeten zelf beslissen. Paulus schrijft in (Rom. 03:23-24): “Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus”. Als wij niet de beslissing voor Jezus nemen, blijven wij in de greep van de duivel en zijn voor eeuwig verloren. Alleen door een persoonlijk geloof in Jezus Christus worden wij een nieuwe schepping. Wij worden wedergeboren en de Goddelijke natuur komt in ons. Het nieuwe leven begint zodra wij Jezus aannemen als onze persoonlijke Verlosser.

Velen zijn rond de Jaarwisseling vol goede voornemens. Zij willen het nieuwe jaar met een schone lei beginnen en niét weer vervallen in fouten en tekortkomingen van het oude jaar. Maar al spoedig blijkt dat alle voornemens en goede bedoelingen op niets uitlo­pen. Het werkelijke nieuw leven begint niet met een nieuw jaar, maar door met Jezus een nieuw leven te beginnen!

Mijlpaal

1967-1968. De jaarwisseling is als een mijlpaal  die ons bewust doet zijn dat de wederkomst van Jezus Christus’ steeds dichter bij komt. Immers ieder jaar, iedere dag, ja iedere minuut, brengt ons dichter bij die dag waarop we voor het eerst Jezus zullen zien van aangezicht tot aangezicht. Welk een dag zal dat zijn! Verlangt u ook naar die dag?

Bedenk dan, dat. de genadetijd nog kort is en zeer velen Jezus nog niet kennen als hun persoonlijke Ver­losser en Bevrijder. Op ons rust de verantwoordelijk­heid hen bekend te maken wie Jezus is. Wees een le­vend, brandend, actief getuige van Jezus. . Christus in 1968’

Het Woord

Meer dan ooit in de geschiedenis worden wij overspoeld met woorden. De moderne publiciteitsmedia als krant, radio en tv overstromen ons met woorden van mensen. Partijleiders, staatshoofden, geleerden, gees­telijken, enz. produceren een woordenstroom, met als enig doel onze gedachten te beïnvloeden. Dat zal in 1968 nog erger worden. Mensenwoorden gaan echter voorbij! Ze hebben misschien tijdelijk enige betekenis, maar als ze niet geïnspireerd zijn door de Heilige Geest zullen ze als sneeuw voor de zon verdwijnen.

1967 is voorbij, alles gaat voorbij, hemel en aarde zullen voorbijgaan…

Alleen Gods woord houdt stand in eeuwigheid! Gods Woord is het eeuwige, onvergankelijke zaad, waaruit ook wij geboren zijn (1 Petr. 01:23-25?.

Halle­luja!

Lees daarom in het; nieuwe jaar meer dan ooit tevoren de Bijbel, het Woord van God. Put uw kracht uit Gods Woord. Richt uw leven in naar de aanwijzingen uit Gods Woord. Lees dagelijks biddend Gods Woord.’

Het machtige uitzicht

Gods Woord vermaant ons heel vaak als gelovigen niet terug te zien, maar vooruit te zien! Paulus schrijft: “Eén ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uit strekkende naar hetgeen voor mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus” (Filip. 03:14).

De nabije toekomst is 1968, met als grote opdracht: “Uitvoering van het zendingsbevel van Jezus: Wees Mijn getuige door woord en daad. Wij zijn gered om te redden; Bevrijd om te bevrijden! Het uitvoeren van deze grote opdracht zal in de nabije toekomst – dus ook in 1968 – niet gemakkelijk worden. Naarmate de duisternis in deze wereld toeneemt en het morele verval ongekende vormen zal gaan aannemen, zal ook de haat en vervolging tegen het waarachtige christendom toenemen. Daar staat echter tegenover een toename van kracht en liefde in de echte kinderen Gods, die hun leven geheel hebben gegeven in dienst van de Meester. Zij weten met Paulus dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegenover de heerlijkheid die straks over ons geopenbaard zal worden.

Hemel en aarde zullen voorbijgaan. . . . . . . “Wij verwach­ten echter’ naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieu­we aarde, waar gerechtigheid woont”

(2 Petr. 03:09). Welk een uitzicht! Welk een toekomst! Halleluja!

 

Jezus overwon satans macht door Dirk A. Wols

”De God nu des vredes zal weldra de satan on­der uw voeten vertreden”(Rom. 16:20).

De macht van de satan is groot. Als we dit zo schrij­ven, dan weten we, dat sommige mensen boos worden. Ze worden kriebelig als we schrijven over de macht van sa­tan. We moeten het evenwel doen, want de satan gaat rond als een briesende leeuw, zoekende wie hij zou mogen verslinden. Sluit de ogen niet even, maar gun u eens een blik in de inrichtingen, in mensen, die bezet gebied zijn van de één of andere macht. Welk een ellende mateloos groot. Welk een niet te peilen wee over de­zulken. Sommigen gaan brullende als een koe door het leven, vastgeketend aan hun ledikant. Maar ook buiten de inrichtingen is veel geestelijke ellende en geeste­lijke armoede, veel stelen van geestelijk voedsel, geen houvast in dit leven.

Nu kunnen we alle nood niet oplossen. We zijn niet geroepen om de inrichtingen binnen te gaan en aan de lopende band duivelen uit te werpen. Dit is ook niet mogelijk. De macht daartoe is er zeker. Door de kracht van het bloed van het Lam kan ieder mens vrij komen van de machten der hel. Maar… wat we niet kunnen, dat is, . de mens af doende vrijwaren voor nieuwe bezetting als hij weigert hart en leven aan Jezus te geven. Zodat de bevrijding een slechts tijdelijke zaak blijft.

Echter, voor hen, die willen bevrijd, worden is er verlossing door het bloed van Jezus, en die willen waarlijk hun leven aan Jezus te geven, voor hen is er ook blijvende verlossing. Halleluja.

Ook voor hen, die in de wil gebonden zijn, is er ech­ter ook verlossing van de macht der demonen. Daarna moet door onderwijs afgewacht worden of zij zichzelf door wedergeboorte beveiligen door het bloed van het Lam tegen de ongetwijfeld opdringénde machten. De bevrijding is echter zó onwedersprekelijk dan dat zij niet anders dan kunnen erkennen dat zij vrij zijn van de macht, die hen bond.

Toen we de strijd aanbonden tegen een legermacht van 500 hebben we nimmer getwijfeld aan de almacht van Jezus. Ten laatste overwonnen we in Zijn kracht en door Zijn bloed. Ook de wildste en ontembaarste mach­ten zijn machteloos onder de bediening van het bloed van het Lam en zullen het veld moeten ruimen. Daar zijn geen grenzen aan Jezus’ macht.

Let wel, het gaat hier niet om handoplegging. Dui­velen worden niet uitgeworpen door handoplegging. Het gaat hier om wezenlijke strijd tegen machten die eerst openbaar moeten komen door het bloed van het Lam. Door openlijke tentoonstelling heeft Jezus over hen getri­omfeerd. In Zijn kracht staande vrezen we geen kwaad want door datzelfde bloed zijn wij onaantastbaar in de geweldige worsteling met de hel.

Sommigen zeggen, dat men gebondenen niet mag aanraken. Is men daarvoor bevreesd, dan moet men de strijd met de machten niet aanbinden. Gelooft men niet in eigen onaantastbaarheid door de kracht van het bloed van het Lam, maar is er versaagdheid en geen voldoende vertrouwen in Jezus’ overwinnende kracht, houdt u dan verre van het wezenlijke strijdtoneel waar reële dachten met der daad worden uitgeworpen, uitgedreven, en niet door te aaien uitgegaan.

De machten variëren in kracht en sterkte. Er zijn sterke vorsten onder hen, die zich zomaar niet gewon­nen geven, er zijn legeraanvoerders over éen legermacht, die taaie tegenstand kunnen bieden, maar alles zwicht voor de kracht van het bloed van het Lam. Som­migen verwerpen de strijd. Zij menen, dat de boze hup één, twee, drie het veld moet ruimen. Zij menen (te­recht) dat de strijd die Israël voerde tegen de om­ringende volken in het Oude Testament de afschaduwing is van de geestelijke strijd tegen de geestelijke nachten. Maar zij verwerpen gemakshalve de zware strijd die eraan verbonden kan zijn. Als ‘men die verwerpt, waag u dan niet aan de strijd met de machten. Men be­reikt wel dat men de machten kan binden voor een tijd maar van uitwerping is geen sprake. Het slachtoffer er­vaart geen bevrijding, wel een tijdelijke verlichting. Wij zullen echter niet alleen binden, maar ook uitwerpen. Begin er echter niet aan als men de strijd vreest.

De machten vrezen onze grote woorden niet. We hoor­den zo van broeders, die wel eens eventjes die machten zouden binden en uitwerpen. Zij legden de handen op, maar er gebeurde nooit wat, maar zij meenden, dat de zaak in de hemelse gewesten nu beslist was. Zij vergaten echter, dat, als de macht werkelijk overwonnen is in uitwerping voor die mens, er ook een wezenlijk antwoord van die mens moet komen. Hij of zij moeten erkennen, dat ze be­vrijd zijn en als zij dit niet erkennen dan is er iets scheef.

Bij een wilde macht, die gebruik maakte van de spier­kracht van het slachtoffer, riepen we eens de hulp in van broeders om handen en voeten vast te houden, bij een volgende bediening. Ze weigerden omdat ze de zaak on­zichtbaar wilden houden en niet geloofden wat het evan­gelie zegt over machtsvertoon van demonen. Achteraf wa­ren we blij met hun weigering, want nog geen tien man hadden de macht in bedwang kunnen houden en ook wijzelf waren nergens meer geweest en hadden ergens verminkt in de hoek van de kamer gelegen, ware het niet dat door een bijzondere openbaring van het. bloed van het Lam de macht machteloos gebonden zijn uitwerping tegemoet ging. Glorie voor Jezus.

Wij hebben gezien dat Jezus overwint de macht van sa­tan. Men moet echter geen hoge gedachten koesteren dat we het zelf kunnen. God doet het wel door ons heen. Het is echter de kracht van Jezus die de overwinning geeft. Ten onrechte menen velen, dat we de machten, die gaan spreken de mond moeten snoeren. Waarom? Is men be­vreesd? Ondervraag de gearresteerde en maak gebruik van de gelegenheid, want Jezus heeft de machten en overhe­den openlijk tentoongesteld. Deze tentoonstelling grens grenst aan het ongelofelijke, want in hun angst en wee maken zij alle geheimen bekend waardoor zij moeten wijken. Stel u voor, dat de rechter de misdadiger niet meer mag ondervragen. Zodoende blijven we dom, omdat we van de openlijke tentoonstelling van machten en overheden geen vrijmoedig gebruik durven of willen maken. Het is een geschenk van Jezus. Soms deden de machten gruwelijke voorstellen, te erg om neer te schrijven, maar als onaantastbare in Jezus zijn wij bestand tegen iedere vijandelijke aanval.

We hebben gezien dat; de machten vrezen voor Jezus. Ze zijn ontzettend benauwd als er werkelijk front te­gen hen gemaakt wordt omdat ze weten, dat het dan met hen gebeurd is, mits er op de juiste wijze gestreden wordt. Zij kennen hun bestrijders en willen eerst zijn volharding trachten uit te vissen. Voorzichtig stel­len wij vast, dat een bediening van een uur wel voldoende is om reële lichte machten uit te werpen. De­ze tijd kan bekort naarmate de frontvorming allerwege toe zou nemen en onze inzet volkomener wordt, want God heeft er een machtig welbehagen in als Hij ziet dat wij voor elkaar op de bres staan.

Geen grenzen aan Jezus’ macht. De tomeloze macht moet wijken voor de kracht van Jezus’ bloed. Die werkelijk vrij wil, kan vrij komen door Jezus’ bloed. Door een bloedbediening zullen zij in paniek het veld moeten ruimen. Glorie voor Jezus. Jezus overwon satans macht. Het is mij een diepe vreugde u te melden, dat niets tegen Jezus bestand is, en alle macht moet wij­ken en dit ook werkelijk door het slachtoffer wordt erkend. In de nazorg gaat het erom, hen te vrijwaren van oprukkende machten zodat zijzelf overwinnaar wor­den door datzelfde bloed van het Lam waardoor zij be­vrijd zijn. Dit vergt wel eens tijd en de noodzaak om ook de teruggekeerde machten weer te bestrijden als het slachtoffer door hen weer onder de voet is gelo­pen. Maar ook terugkerende machten wijken voor de kracht van het bloed van het Lam en het slachtoffer heeft een dure les ontvangen daar terugkerende mach­ten niet zo erg soepel meer zijn. Zó leert langzaam maar zeker het slachtoffer te staan in de kracht van Jezus daar hij de bevrijding ervaren heeft van Zijn bloed. Geduld en volharding kenmerken de strijd tegen de machten. Dat geduld valt niet altijd gemakkelijk op te brengen. Ik kan u niet meer helpen, schreven we eens aan een gebondens, die bevrijd was geweest, maar de machten waren teruggekomen op een aan te wijzen tijdstip. Maar glorie, Jezus kon het wel, en weer vluchtte de vijand voor de geweldige kracht van het ‘bloed, zij het dan na zware gevechten en zware te­genstand.

De macht moest erkennen, niet opgewassen te zijn te­gen de kracht van het bloed van het Lam. Glorie voor Jezus!

 

De scheiding door Jan W. Companjen

“Want elk huis wordt door iemand gebouwd, maar de bouwmeester van alles is God” (Heb. 03:04).

Langzaam maar zeker groeien wij weer op naar een hoogte waar we weer uitzicht gaan krijgen op het geestelijke doel van de Gemeente als het Lichaam van Chris­tus. Overal ritselt het en hier en daar laait het vuur van verlossing en bevrijding steeds hoger op. Op het kerkelijke erf worden hier en daar de remmen aange­draaid om een nog verder afglijden te voorkomen, o. a. zijn 24 predikanten bezorgd over het apostolaat in de kerk en zij vragen zich af of dit wel juist is. In dit verband merken zij op dat de kerkelijke leiders in supe­rieure hooghartigheid, die nergens anders op berust dan op “wereldse wijsheid”, het geloof der gemeente, dat wil zeggen van de gelovigen, als fundamentalistisch, piëtis­tisch, achterlijk of niet modern brandmerken. Zij zijn van mening dat het schort aan rechte Bijbelse prediking en dat er een diepe schuld op de kerk ligt met name te­genover hen die de kerk om die reden verlieten. Het is nu de tijd, aldus die brief, om terug te keren tot de ware prediking, de vervulling van de pinksterbelofte.

Uit de reacties die hierop volgden, kan men klaar en duidelijk leren dat de scheiding der geesten in volle gang is. Aan de ene kant vindt men de hunkerende en zoekende Christenen die wakker geschud zijn en tot het

inzicht gekomen zijn dat het door Christus bevrijdde, volk, volkomen onder de ban van hélse, demonische, machten, tot een gebonden, geketend en vruchteloos lichaam is geworden. Het visioen in Ezechiël 37. Het dal met de doodsbeenderen- is hiervan een beeld. Zij hunkeren naar herstel door middel van de Geest Gods die de beenderen weer bijeen zal brengen en zal ver­vullen met de Geest Gods. Aan de andere kant ziet men de grote scharen christenen die herstel zoeken in een steeds meer samengaan tussen kerkelijke denominaties, waarbij niet het bloed van Jezus als de grondslag van het nieuwe verbond wordt gezien doch gefundeerd wordt op menselijke instellingen en/of overwegingen. Ieder verlangen naar een geestelijk herstel wordt in deze laatste lering als overdreven gedoe van de hand gewe­zen. Het is dan ook geen wonder dat een echt gemeende oproep tot terugkeer naar een gemeente, die overeen­komstig wil zijn met Gods Woord, geen enkel goed woord uit die kringen ontvangen heeft.

Het is tijd dat het mes er diep ingaat en dat de Jonathans, die David (Jezus) kennen, er oog voor gaan krijgen. , dat de tijd voor afzondering en uittrekking aanstaande, c. q. aangebroken is. Indien zij niet tot deze afzondering kunnen besluiten kon het wel eens gebeuren dat zij met het oude geestelijke huis, waar­van Saul een type is, te gronde gaan. Men leze da. ar- voor maar eens de geschiedenis van Jonathan na. On­danks zijn grote , kennis van zaken, waarbij, hij het niet onder stoelen of banken stak dat hij wist dat een nieuw koninkrijk aanstaande was en dat hij een zeer grote liefde bezat tegenover de a.s. koning,  David, bleef hij toch steken in de oude systemen van zijn va­derlijk huis. Hij stierf samen met zijn vader op het slagveld. Hij durfde het niet aan om met David de. woestijn in te gaan en daar in een spelonk te verblij­ven met een stelletje ontevredenen en schuldenaren. Toch behoorde dat groepje mensen tot de geroepenen, die in de woestijn klaargemaakt werden voor de rege­ringsfuncties in het komende vrederijk. Lees Gods Woord er maar op na. Zij hadden niet alleen geloof in het komende rijk met zijn koning doch zij durfden er ook naar te handelen. Geloof dat zonder “werken” ge­paard gaat is géén geloof. Geloof zonder de werken is dood. Wij zullen echter de kunst moeten leren verstaan om te handelen overeenkomstig de wil van Hem die onze Leidsman is. Zoals Hij gezonden werd door de Vader, zo zendt Hij ons. Hij deed geen ding of Hij. had het de Vader zien doen. Hier ligt het geheim. Hij wist te zijn in de wil des Vaders. Jezus hielp een ieder die tot Hem kwam of die Hij, innerlijk daartoe door de Geest geleid, per­soonlijk riep of bezocht. Deze laatste gevallen zijn uit­zonderingen. Er lagen er tientallen in het badwater te Siloam, toch ging Hij er maar één bezoeken. Door de Geest geopenbaard, wist Hij wat er met deze man aan de hand was en na zijn genezing gaf Hij hen dan ook de waar­schuwing mee, dat hij niet opnieuw moest zondigen, opdat hem niet iets ergers zou overkomen. Dit zijn keiharde feiten die de mens zonder meer op beide benen zet. De verantwoording bij de genezen mens is groter dan bij welk ander schepsel ook. Hij dient te weten tot wiens glorie en eer hij leeft. Hij dient te weten dat hij kroon der schepping is en dat hij zich dientengevolge konink­lijk dient te gedragen. Dit gedrag zal in ons jonge geestelijke leven nog wel eens een kneus krijgen, doch wij dienen op te wassen tot rechtgeaarde goede koningen uit één stuk. Dat is het doel en daartoe gaf Hij ons Zijn heerlijkheid. Ja, dat leest u goed, Hij gaf ons Zijn heerlijkheid opdat wij zullen kunnen opwassen tot Zijn volheid, tot mensen uit één stuk, mensen geboren en gevormd naar het beeld van Christus. Deze volmaking is een werk van Zijn Geest. Die Geest zal het doen, indien wij daar hunkerende en jagende naar zijn. Datgene doende wat Zijn Geest ons zegt en openbaart. Gelovende dat de weg die Hij in ons hart legt de enig goede weg is. Dat wij daartoe machtige gaven des Geestes ontvangen hebben is een zaak die steeds beter moet gaan functioneren. Door de gave van profetie wil Hij ons door de mond van anderen bevestigen dat de in ons levende weg een goede weg is. In moeilijke omstandigheden wil Hij door een Goddelijk Woord van wijsheid ons de juiste oplossing geven, terwijl Hij bij ziekte door middel van de gave der genezing alle nood kan lenigen. Al deze dingen dienen ook daarvoor dat wij tot de volmaaktheid kunnen komen.

Wij zullen onberispelijk zijn naar geest, ziel en lichaam, dat is Zijn wil. Gelooft u in deze dingen? Is uw hart bereid tot de ontvangst van dit heil? Bent u ook op weg om toegerust te worden, om dienstbaar te zijn in het komende Rijk waar Jezus met de Zijnen zullen rege­ren. Het Lichaam van Jezus, de Gemeente, is geroepen om de grote eindfase ten uitvoer te brengen. Zij is geroepen om een grote geestelijke taak te vervullen. Ga vanuit dit gezichtspunt weer eens opnieuw het boek’ Openbaring bestuderen. De eerste hoofdstukken hande­len over dé gemeenten, zoals wij die tot op heden ge­kend nebben. De overwinnaars gaan het heil beërven, zullen gekleed worden in witte klederen, zullen ge­maakt worden tot zuilen in de Tempel Gods. Zij zullen met Hem aanzitten in de troon van Hem die gezeten is in s Vaders troon. Dan zien wij in. de volgende twee hoofdstukken dat de hemel geopend is en een machtige omschrijving van de hemelse macht van Jezus en Zijn heerlijkheid. De boeken worden geopend en de oordelen gaan over de wereld komen. Dan zien wij aan de ene kant de verzegeling en toerusting van al de Zijnen en een oogst zo groot dat ze niet te tellen is en aan de andere kant de ondergang van de valse kerk, de hoer, Babylon. De scheiding tussen tarwe en onkruid, Dolik, een vergiftige grassoort, die eerst bedriegelijk veel op tarwe lijkt, komt steeds duidelijker aan het licht. Steeds dringender zal de roep gaan weer­klinken dat wij uit moeten trekken uit die kerken, groepen of gemeenschappen waarin wij niets meer of steeds minder horen van de verlossing die er alleen maar is in Jezus Christus.

Het nieuwe verbond is in Zijn, bloed. Een andere weg is er niet. Persoonlijk zal een ieder deze verlossing moeten aanvaarden. Dit is de weg door de Vader zelf
bepaald. In deze eindtijd zal deze waarheid nog eenmaal keihard, recht op de man af, verkondigd worden.
En, prijs de Heer, ook aangenomen worden. Het zal zijn een schare die niemand tellen kan. Zij hebben allen hun gewaden gewassen en wit gemaakt in het bloed des Lams. In de Bruiloftszaal hebben de gasten witte klederen aan en er is er slechts één zo eigenwijs die meent dat het ook wel in het oude pakje (de besnijdenis c. q. kinderdoop), het verbond van Abram, kan. Zijn Huis wordt nu gebouwd, dat Huis wordt een Geestelijk Huis. Hij is de Hoeksteen en wij mogen levende stenen zijn. Hij heeft ons getoond hoe de Vader dit Huis gebouwd wil hebben.

Willen wij gehoorzaam zijn dan geeft Hij ons Zijn Geest opdat onze sterfelijke lichamen geestelijk levend ge­maakt zullen worden tot eer en glorie van Zijn Naam.

 

Hoe loopt u? Waar loopt u? (4) door J. Th. Kuyck

Ja, het “Hoe loop je?” hangt helemaal af van de plaats waar je loopt. Om vertrouwelijk met iemand om te gaan moet je wel heel zeker zijn van de veiligheid die je bij die persoon zult vinden.

Veiligheid? Dit leven geeft je weinig veiligheid en de mensen om je heen geven je ook maar weinig veilig­heid. Wat een rust is het dan te weten, dat er een God is, die ons door alles heen altijd lief blijft hebben. Geen vreemde God, maar een God, Die we juist beter heb­ben leren kennen toen er bij ons iets mis ging.

Guurtje voelde zich niet veilig bij die vreemde me­vrouw en omdat die mevrouw in haar gevoel zó ver boven haar stond, deed ze zo wanhopig haar best om met haar in de pas te blijven.

Herkent u uzelf hier in? Doen wij niet precies het­zelfde als we ook wanhopig proberen om met God in de pas te blijven, bijvoorbeeld door strenger de wet te hou­den of door meer wonderen, ik zou haast zeggen te fok­ken. Hebt u er wel eens over nagedacht dat als onze Heiland zegt: “In Mijn Naam. . . . ,. “, Hij dan eerst een be­vel aan u moet geven waar en hoe u Zijn Naam moet gaan gebruiken?

Hij gaat met Zijn kinderen net zo om als ik vroeger met de mijne. Mijn jongetjes kochten eens in een snoep­winkeltje handen vol snoep met de mededeling er bij: “Het mag van tante Jacq”. Ze moesten ze netjes terug brengen en wat al opgegeten was uit hun eigen spaarpot beta­len. Ze konden en mochten ook niet zeggen: “In naam van tante Jacq”, daar had ik ze geen tóestemming voor gegeven.

Hoe het dan wel moet? Ook nu, nu het de satan steeds meer gelukt onze aandacht meer te bepalen bij de “kleine” wonderen van genezing dan bij het grote wonder dat Gods eigen Zoon onze straf op Zich nam. Daarom i^il ik met u de loop van zo’n genezing, heel voorzichtig achter Jezus aan, weer mee beleven.

Het is al jaren geleden. We woonden nog met ons kinderwerk van “de Lichthoeve” in Santpoort vrij dicht bij het krankzinnigengesticht “Meerenberg” . In ons huis woonde ook een verpleegster die vrij veel werk deed en dan gaat God op een mooie. zomerdag een gene­zing en een bekering in elkaar zetten.

In een van de Noordelijke provincies woont een we­duwe mét één dochter en die dochter wil de wereld in en gaat werken op “Meerenberg”. De moeder, die nooit in Holland is geweest, haar hele leven in een kleine plaats in het noorden heeft doorgebracht, heeft zorg­en om haar kind en doet dat wat iedere gelovige moe-, der in zo’n geval zal doen, ze praat met God over haar zorgen en God zet allerlei mensen in beweging. Eerst een collega: “Heb je geen dienst? Och ga jp dan even mee naar het dorp?”. Dan een voorbijganger: “Och, zuster, rijdt u langs de “Lichthoeve”? Wilt u dan daar dit briefje voor de wijkzuster afgeven?”. En aan de andere kant van die weg, waar twee mensen elkaar moesten ontmoeten, zei een tuinder tegen zijn vrouw: “Die bonen is niet veel meer, zal ik ze op de “Lichthoeve” vragen of ze cadeau willen hebben?”

Een kwartiertje later zaten alle grote kinderen en personeel bonen af te halen en uit de bundel van Johannes de Heer te zingen. En dan brengt God dat meisje uit het noorden en die zingende bonenafhaalsters bij elkaar. Het zijn de liedjes die haar moeder thuis ook altijd zong, maar ze wil er liever niet naar luisteren, want ze wilde deze avond eens lekker uit, de wereld leren kennen. Maar ze gaat die avond niet uit, ze kan niet. Waarom hebben die vervelende mensen van de “Lichthoeve” nu als slot precies moeders lie­velingslied gezongen? En dan begint bij haar de strijd tussen het gebed van haar moeder en het lied, moeders lied, dat wij zongen aan de ene kant, en de satan, die haar bijna overgehaald had de wereld in te gaan, aan de andere kant.

Drie dagen heeft ze gevochten tegen satan, toen had hij haar klein. Ze werd volkomen bezeten opgevangen in de duinen en reeds de volgende dag kreeg ik een briefje of ik bij die en die wilde komen, de naam kende ik niet. Ik had het druk en geloofde het wel, pas de vierde dag vond ik tijd om haar te bezoeken en ontdekte dat de patiënte die om mij geroepen had en het jonge ding dat bij ons gezeten had, die dag toen we bonen had­den gekregen, een en dezelfde was.

Ik nam haar een paar dagen later bij mij in huis en daar kreeg ze een wilde bui, vloog een jong meisje aan en wilde zichzelf van kant maken. Ik werd geroepen,, maar ‘dat maakte haar alleen maar onrustiger en op een gegeven moment greep ze naar me en wilde mij de keel dicht knijpen. De toestand werd daardoor voor mij ook ge­vaarlijk.

Maar ik had het nauwelijks gezegd: In de Naam van Jezus, satan, ga uit” of ze viel op haar knieën en schreeuwde het uit: “Wees mij genadig, o wees mij genadig o God”, om enkele ogenblikken later in verbazing te zeggen: “Die vrede die ze hier hebben en die mijn moeder heeft, heb ik nu ook”.

Begrijpt u wat ik met deze geschiedenis bedoel? Aan deze verlossing en bekering was een wandelen en een praten met God van de moeder aan vooraf gegaan. Daar was een zingen van Gods liefde, resultaat van met God wandelen, aan vooraf gegaan en een collega, die zei: Kun je een boodschap voor mij doen, en een vreemde voorbij­ganger die vroeg: Komt u langs de “Lichthoeve”, wilt u dan dit briefje voor de wijkzuster afgeven, en na al die voorbereidingen, toen de tijd rijp was, zei God: Nu.

Als we leren luisteren naar dat “nu” van Hem maken we geen brokken. Maar Zijn nu kun je alleen verstaan, als je op dat ogenblik, net als Guurtje toen met mij, arm in arm loopt, pratend met Hem over de dingen die je zwaar liggen, of dat nu een lastige schooljuffrouw, een vervelend kind of dat het een wild geworden bezetene is.
Onze Heiland stelt in al onze dingen belang. Hij luistert altijd naar ons, maar helpen “kan Hij ons alleen als we Hem niet voor de voeten lopen en niet zeggen: “Dat zal ik wel voor u doen”, als Hij het je niet’ eerst heeft opgedragen. Onze weg mag nooit zijn voor Hem uit, maar altijd achter Hem aan.

 

Heiliging door J. Noë

“Want dit wil God: uw heiliging” (1 Thess. 04:03).

“En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen de­le onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen” (1 Thess. 5:23-24).

Lieve vrienden’ In mijn artikelen over het bloed (Nr. 88,89,90) heb ik ook een klein stukje aan de heiliging gewijd. Ik heb toen geschreven dat heiliging o.a. afzondering betekent, maar dat dit tevens inhoudt: een volkomen overgave en toewijding aan de Heer, opdat wij Zijn Heiligheid deelachtig worden. Want dat is de wil van God: onze heiliging. ‘ Daartoe heeft Hij Zijn Zoon Je­zus Christus gegeven, opdat door Diens offer op Golgotha deze heiliging mogelijk zou worden.

(Heb. 10:10) zegt: “Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus”.

(Heb. 10:14) zegt: “Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden”.

Jezus heeft dus voor ons de weg bereid en wilt u nu deze weg, welke steil en smal is, gaan? Er staat wel: “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al al. . . . . ” maar zonder onze medewerking, zonder onze wil kan God niets doen.

U begrijpt, dat bij het proces van heiligmaking er heel wat in ons verdwijnen moet.

Jezus kan ons pas als een goed functionerend instru­ment gebruiken als al datgene wat een belemmering tot volkomen overgave aan Hem vormt, is opgeruimd. Om met vrijmoedigheid het heiligdom Gods binnen te treden, moeten we er wel terdege van doordrongen zijn dat we waardig zijn om dit te . doen, dus met een waarachtig hart, een hart dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, kwaad geweten. (Heb. 10:19-22).

(1 Joh. 03:21) zegt: “Geliefden, als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid tegenover God en ontvangen wij van Hem al wat wij bidden, daar wij Zijn geboden bewaren en doen wat welgevallig is voor Zijn aangezicht”.

Het hart moet dus zuiver zijn. Het hart, het geweten van een gelovige, houdt, gelijke tred met zijn geestelijke groei. De geest en het hart zijn nauw met elkaar verbon­den. Daarom is het zo belangrijk dat wij geestelijk we­dergeboren en met de Heilige Geest gedoopt zijn. De Geest overtuigt ons niet alleen van zonde, maar Hij open­baart ons ook al datgene wat wij willen doen of doen dat niet volgens de wil van God is en wat on zichzelf niet zondig behoeft te zijn. Belijdenis van zonde met een oprecht en berouwvol hart, alsmede het laten varen van al datgene wat Zijn welbehagen niet heeft, is abso­luut noodzakelijk om je hart zuiver te maken en tot – heiliging te komen. Kerkelijke mensen, die niet met de Heilige Geest gedoopt zijn en ook niet geestelijk weder­geboren; hetzij, doordat ze onder het juk van het oude verbond willen blijven; hetzij, doordat ze alleen datge­ne uit Gods Woord willen aanvaarden, dat met hun inzichten strookt en dus volkomen naar het vlees leven, kunnen niet verwachten dat ze Zijn heiligheid deelachtig worden omdat ze de weg die Hij aanwijst niet willen in­slaan. De geestelijk wedergeborenen, die om de een of andere reden niet verder zijn gekomen, op een zeker geestelijk niveau zijn blijven staan, en dus de steile en smalle weg niet verder zijn gegaan, ontnemen zich daar­door ook de kans op volkomen heiliging.

Wat de met de Heilige Geest gedoopten betreft, ook hiervan weten, wij, dat er nogal één en ander aan man­keert. Hoewel God machtige dingen door Zijn kinderen doet, gebeurt het nog dikwijls dat naar het vlees gehandeld wordt en door ons dingen gedaan worden, ook wat het gebruik van de geestelijke gaven betreft, die God niet welgevallig zijn, in of buiten de samenkomst. De gevolgen zijn er ook naar en we doen daarmede de Naam van Jezus grote schade aan. We moeten ons zelf geregeld aan een grondig onderzoek onderwerpen; is ons hart wel zuiver tegenover God? Handelen we niet dikwijls te overijld? Gunnen we ons niet de tijd om op de leiding van de Geest te wachten? Het is niet zo eenvoudig, omdat het vlees altijd een woordje wil mee spreken. Soms denken we wel, dat het uit de Geest is maar de ontnuchtering komt spoedig.

Als we ons zelf geheel uitschakelen en ons volkomen overgeven aan de leiding van de Geest, in of buiten de samenkomst, dan kan het niet anders of we zullen de kracht van de Geest ervaren. Ik heb bijeenkomsten meegemaakt, waar, nadat gewacht werd op de zalving van de Geest, na gebed en lofprijzing met het verstand en in de Geest (ook zingen), de zonden in de gemeente open­baar werden, hetzij van bepaalde personen of van de gemeente in zijn geheel.

En dit, lieve vrienden, is o zo nodig, om tot heiliging te komen, opdat het Lichaam van Christus zal functioneren zoals het behoort. En als wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle onge­rechtigheid. Halleluja’

En Hij, de God des vredes, heilige u ge­heel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Je­zus Christus blijken in allen dele onbe­rispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen!‘. (1 Thess. 05:23-24) – Halleluja!

 

Volle Evangelie gebouw, Bethel” te Boskoop geopend

Broeder J. Keizer, Ridderbuurt 70 te Boskoop stuur­de ons een verslag van de opening van het nieuwe gebouw van de Volle Evangelie Gemeente aldaar, welke wij gaarne in ons blad willen opnemen.

“De Heer heeft grote dingen bij ons gedaan, daarom zijn we verheugd.

Op woensdag 11 oktober vond de officiële opening plaats van het gebouw “Bethel” te Boskoop.

Deze Gemeente bestaat uit, een stichtingscomité, ver­enigd in de Volle Evangelie Stichting “Bethel”, waarvan voorzitter is de heer J. Modderkolk te Boskoop en se­cretaris de heer H. de Maaker uit Reeuwijk.

De zaal die ruimte biedt voor over de 100 zitplaatsen was deze avond geheel gevuld met broeders, zusters en belangstellenden uit de omgeving.

Als gastspreker was in ons midden de heer J. E. v. d. Brink, redacteur van “Kracht van Omhoog”, die ons naar aanleiding van (Heb. 06:01-02 en Heb. 06:05) er op wees dat elke samenkomst dient te rusten op het enige fundament Jezus Christus zoals Hij zich in Zich in de Bijbel openbaart. Op het fundament moet gebouwd worden, het zich tot God be­keren is het eerste wat de mens moet doen.

Spreker wees er ook nog op dat er een doop is met water en een doop met de  Heilige Geest. De oplegging der handen is een van de mooiste dingen in het christe­lijk leven, wij claimen de gebondenen voor Christus, en wij geloven in de openbaring van de zonen Gods.

Onze voorganger sloot deze samenkomst met dankgebed, waarna wij nog zongen: ’k Wil U, o God mijn dank betalen.

Gaarne wijzen wij U er nog op dat dit gebouw een gees­telijk ‘opbouwcentrum wil zijn voor mensen die geestelijk en lichamelijk zijn gebonden.

Dit kan mede worden gerealiseerd doordat achter het gebouw voldoende ruimte is voor uitbouw.

Onze gedachten gaan hierbij uit tot het plaatsen van een houten gebouw waarin deze mensen kunnen worden gehuisvest voor een of meerdere weken.

Zij nog, vermeld dat inmiddels de woongelegenheid bo­ven de samenkomstzaal in gebruik genomen is door het gezin van broeder en zuster Modderkolk’. ‘.

Tot zover dit verslag van broeder Keizer over de opening van het volle evangelie gebouw ”Bethel” te Boskoop. Zij nog vermeld dat de gemeente op 10 december een gezegende doopdienst hield. Wij wensen de broeders en zusters in Boskoop Gods rijke zegen toe bij hun arbeid in’ dienst van de Heer!

Levend Geloof – 94

Levend Geloof 1967.11 nr. 94

Is uw denken reeds vernieuwd? Door Gert Jan Doornink

Gedachten spelen in het leven van ieder mens een be­langrijke rol. Alles wat wij denken komt tot uiting in de woorden die wij spreken, in de daden die wij doen, kortom hoe wij ons openbaren in deze wereld.

Wat is de achtergrond van ons denken?

Waardoor wordt onze gedachtewereld beheerst? Wat is de achtergrond van ons denken? Om deze vragen te beant­woorden, moeten wij weten dat er zich een voortdurende strijd afspeelt in onze gedachtewereld. De strijd tus­sen God en satan; tussen de machten van goed en kwaad.

Bij de wedergeboorte kwam de Goddelijke natuur in ons, maar wij behielden onze vrije wil! Wij kunnen Gód dienen of de satan.

Zo alleen kunnen wij de woorden van Paulus begrijpen als hij schrijft in (Rom. 12:02): “Wordt niet, gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt onderkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene”.

Paulus schrijft deze woorden aan gelovigen, maar hij weet ook deze hebben een eigen wil: Zij kunnen God die­nen of de duivel’. Hij weet hoe de duivel er steeds weer in slaagt gelovigen op non-actief te stellen, maar hij weet ook wat de oorzaak daarvan is. Hij dringt door tot de kern: Hun denken moet vernieuwd worden.

Deze vermaning heeft de Gemeente van Christus van 1967 ook dringend nodig. Zij moet hervormd worden, niet door verandering van kerk, maar door vernieuwing van denken. Alleen zo zal zij ten volle bruikbaar zijn in dienst van de Meester.

Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld

Voor de gelovigen bestaat het grote gevaar dat zij weer precies hetzelfde doen als de wereld. Wij zijn ech­ter nieuwe scheppingen, uit God geboren. Wij moeten ons bewust zijn dat alle dingen nieuw geworden zijn. Wij zijn anders, totaal anders! Wij zijn in de wereld, maar niet van de wereld. “Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden” (Kol. 01:13-14)

(1 Joh. 02:15-17) zegt: “Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld, lief­heeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de be­geerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld. En de wereld gaat voor­bij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid”. Wij zijn anders dan de wereld.

Wij zijn met Christus afgestorven aan de wereldgees­ten (Kol. 02:20). Wij zijn afgestorven aan de zonden (1 Petr. 02:24). Wij zijn gestorven aan ons eigen ik (Gal. 02:20). Het is echter zo tragisch dat daar zo weinig van beleefd wordt.

Velen hebben de wereld lief. Zij geven de duivel een vinger, zonder te beseffen dat hij spoedig de hele hand pakt!

Het is niet alleen tragisch, maar ook dom en dwaas immers zodra wij wereldgelijkvormig worden, gaan wij iets liefhebben wat voorbij gaat. Het is surrogaat wat de wereldse genoegens ons bieden. …….”De wereld gaat- voorbij én haar begeren” (1 Joh. 02:17).

Ook de apostel Jacobus waarschuwt ons de wereld niet lief te hebben. “Zuivere en onbevlekte godsdienst voor God, de Vader is…… zichzelf onbesmet van de wereld bewaren”(Jak. 01:27). Vriendschap met de wereld is vijandschap tegen God. “Wie dus een vriend der we­reld wil zijn, wordt metterdaad een vijand van God”(Jak. 04:04). Vriendschap met de wereld kan nooit samengaan met een leven in dienst van God.’ !

Hoeveel kinderen Gods knielen vandaag aan de dag niet bij de moderne afgoden van deze tijd: Sport, tele­visie, enz. Maar vooral ook is er een opgaan in de “gewone dingen”. Het is evenals in de tijd van Noach. Vele dingen van deze wereld zijn op zichzelf niet ver­keerd, maar wel ‘Als ons hart er naar uitgaat!

Kind van God, stel u zelf deze ernstige vraag: Ben ik wereldgelijkvormig of ben ik Christus gelijkvormig?  Doe ik de werken van het vlees (Gal. 05:19-21) of ben ik vol van de Heilige Geest?

Nu zegt u misschien: Er is in mij wel een oprecht verlangen om de Heer oprecht te dienen, maar het wil maar niet lukken. Wat kan de oorzaak zijn? (Rom. 12:02) geeft een duidelijk antwoord hierop.

Is ons denken al vernieuwd?

Is ons denken reeds vernieuwd? Alleen dat geeft hervorming. Alléén door vernieuwing van ons denken ver­anderen wij van een wereldgelijkvormige in een Christus- gelijkvormige.. !

Bedenk goed, dat iedere daad, ieder woord, iedere handeling wordt voorafgegaan door een gedachte, door ons denken.

Onze gedachtewereld is als het ware het hoofdbureau waar de beslissingen worden genomen. Als wij zondigen, is daar een gedachte aan voorafgegaan. We zondigen niet zomaar, maar eerst komt de verleider, de verzoeker, het gaat stap voor stap. (Jak. 01:14-15)

Daarom is het zo belangrijk dat onze gedachtewereld rein en heilig is, gericht is op de levende God door een leven van geloof te openbaren (Rom. 12:03)

Wat zijn de oorzaken van verkeerd denken?

Het is goed om de oorzaken van verkeerd denken onder ogen te zien, opdat we anders, dat wil zeggen goed, gaan denken. Dan zal ook de uitwerking anders zijn! Hier zijn enkele oorzaken.

1.Geen voldoende gemeenschap zoeken met God door te weinig Bijbelstudie en gebed. Leest u dagelijks in Gods Woord? Niet’ een stukje uit sleur, maar neemt u werkelijk voldoende tijd om Gods Woord biddend te bestuderen? Hoe zult u Gods wil leren kennen als u niet thuis bent in de Bijbel? En hoe staat het met het bidden? Velen hebben geen werkelijk overgegeven gebedsleven. Geen wonder dat de duivel kans heeft hun denken te beïnvloeden, met ne­gatieve gevolgen.

2.Niet vervuld zijn- met de Heilige Geest. Dit is de tweede maar niet minder belangrijke oorzaak. Bent u ge­doopt met de Heilige Geest? Prijst de Heer, als u deze vraag bevestigend, kunt beantwoorden! Maar hoe is het nu? Is de doop met de Heilige Geest een dagelijkse ervaring voor u? Paulus vermaant de in de Geest gedoopte gelo­vigen van Efeze in Handelingen 19: “Wordt vervuld met de Geest” (Ef. 05:18). De doop met de Heilige Geest is een begin, maar de vervulling moet een dagelijkse werkelijkheid zijn. Ons denken moet onder de rechtstreekse heerschappij van de Heilige Geest staan.

Gebondenheid door demonen. (Gal. 05:01) zegt: “Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrij­gemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weer een slavenjuk opleggen”. Dit betekent dus dat, als wij geen stand houden, de duivel ons weer een “slavenjuk” op­legt. Vele kinderen Gods zeggen: “Een kind van God kan niet gebonden zijn”. Dit is niet juist. Natuurlijk gaat het niet aan om “overal de duivel in te zien”, maar laten wij goed beseffen dat wij omringd worden door demonen, die weliswaar door Jezus overwonnen zijn maar wiens eindvernietiging nog moet plaats hebben. Als wij niet in het geloof aanspraak maken op deze overwinning van Jezus binden demonen ons en maken ons onbruikbaar als instrument in Gods hand.

Wat is de uitwerking van goed denken?

Als vrij door de vernieuwing van ons denken werkelijk hervormd zijn, heeft dit heerlijke gevolgen:

We ervaren dat de duivel geen vat op ons heeft, we weerstaan de duivel, niet alleen met onze mond, maar ook in de praktijk van ons leven.

Christus uit, het nieuwe leven open­baart zich.’ De wereld Ten” ook de “slappe” kinderen Gods) ontdekken dat we hervormd zijn.

We doen de dingen die God van ons vraagt. Door de vervulling met de Heilige Geest leren we dat niet iedere gedachte die bij ons opkomt van God is, we leren de geesten onderscheiden.

Wij onderkennen wat de wil van God is: het goede, welgevallige en volkomene. “Het goede” is al die din­gen doen die ook Jezus deed. Daaraan heeft God een welgevallen en dat maakt ons volnaakt.

Daarom: “Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, naar wordt hervormd door de vernieuwing van uw den­ken”!

 

Strijd en overwinning door A. Schenk

In 1 Samuël 17 vanaf vers 17 (1 Sam. 17:17 v.v.) lezen wij de overbekende geschiedenis van David en Goliath. Het volk Israël was in oorlog met de Filistijnen. En zoals de andere jonge­mannen moésten ook de broers van David dienst doen in het leger van Israël. David was de jongste en kon bij zijn vader blijven, die schapenhouder was.

Totdat op een goede dag zijn vader Isaï hem de op­dracht gaf eens naar zijn broers te gaan kijken, die in het leger van koning Saul dienden.

Als David in het legerkamp van Israël aankomt ont­moet hij daar zijn broers en vraagt naar hun welstand. Dan verschijnt daar opeens op een berg tegenover hun een Filistijn en nog wel een reus en hij begint daar God en het volk van Israël te honen en te vervloeken. Hij daagt het volk uit en zegt: “Wie durft het tegen mij op te ne­men en tegen mij te strijden? Als iemand mij verslaat zullen wij je knechten zijn en als ik je verslaat zul­len jullie onze knechten zijn”.

Dan staat er zo heel typerend in de Bijbel dat het gehele volk van Israël vreesde voor deze woorden. Onder de duizenden was er niemand die het op durfde te nemen tegen deze Filistijn. Ik geloof dat David zich verwon­derd heeft dat er geen enkele Israëlitische soldaat was die dit durfde.

David begint er met zijn broers over te praten. Deze merken wel, dat David dit niet lekker zit. Ook anderen die daar bij staan horen dat David hier belangstellend naar vraagt en al spoedig weet de koning het ook al.

Zijn broers beginnen David te berispen. In (1 Sam. 17:28) staat: ”Ik ken uw overmoed en de boosheid van uw hart”. Herkent u hier iets in, ook van onze tijd? David kan het niet hebben dat God zo getart wordt en in zijn hart ontstaat een verlangen om de strijd aan te binden tegen Goliath. Als zijn broers dat merken, omdat ze zelf te bang zijn, zeggen ze: hij is overmoedig, of beter gezegd: hoogmoedig.

Wij leven in een wereld waar God op alle mogelijke manieren getart en gehoond wordt. Als daar vandaag een kind van God opstaat en de strijd aanbindt met onze vijand, de duivel, en tegen de zonde en ziekte gaat strijden in Jezus’ Naam, dan komt er vaak een golf van protest en vaak nog uit de zogenaamde Gods­dienstige wereld.

Maar David trekt zich niets aan van wat er tegen hem gezegd wordt. Het duurt niet lang of hij is bij koning Saul, maar die spreekt hem ook al geen bemoedigende woorden in. (1 Sam. 17:33) vertelt ons dat Saul zegt dat David nog veel te jong is om tegen deze reus te strijden. Deze mensen beoordelen hem van de buiten­kant, maar wat er in zijn binnenste omgaat, daar den­ken ze niet aan.

David heeft een rotsvast geloof in de Here. (1 Sam. 17:37) zegt: “De Here, die mij gered heeft uit de klauwen van leeuw en beer, Hij zal mij ook redden uit de hand van deze Filistijn”.

Dat is de kracht van David. Heel duidelijk zien we dat ook als hij Goliath tegemoet treedt en zegt: “Ik treed u tegemoet in de Naam van de Here der heerscha­ren” .

Davids strijd was gericht tegen een zichtbare vij­and. Wij, als Gemeente van Jezus Christus, hebben te maken met een onzichtbare vijand, maar zeer reëel. Paulus schrijft aan de gemeente van Efeze in (Ef. 06:12): “Wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten”.

David komt tegen de vijand op in de naam des Heren. Dat is zijn kracht. (Ef. 06:10 zegt: “Weest krach­tig in de Here”. Willen wij strijden tegen de vijand en overwinnen, dan zullen wij krachtig in de Here moe­ten zijn. Saul voelt aan dat er vanwege Davids grote vertrouwen in de Here, niet met hem te praten valt en geeft toestemming om de strijd tegen Goliath aan te binden. Hij stelt echter één voorwaarde: David moet de wapenrok van hem aantrekken. Ik stel me zo voor, dat dit wel gemaakt zal zijn van het beste materiaal en door de beste vakmensen van het land, het was immers voor de koning.

Maar hoe goed het ook, is, David. kan zich er niet in bewegen en trekt het weer uit. De Heilige Geest wil ons hierdoor leren, dat iets wat ons maar enig vertrouwen zou kunnen schenken buiten God om, afgelegd moet worden.

Zo kan God alleen tot Zijn doel en eer komen. De strijd die wij te strijden hebben in de hemelse gewesten tegen de machten der duisternis is alleen mogelijk in de kracht van God. En wij moeten alles afleggen wat van ons zelf is.

In (2 Kor. 10:03-04) staat: “Want al leven wij in het vlees, wij trekken niet ten strijde naar het vlees, wan­de wapenen van onze veldtocht zijn niet vleselijk, maai’ krachtig voor God tot het slechten van bolwerken, zodat wijde redeneringen en elke schans, die opgeworpen wordt tegen de kennis van God, slechten, elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus”.

Als wij nu af gaan leggen wat van ons is, kunnen wij aan gaan doen wat van God is.

Davids verwachting was alleen van de Heer. Hij was zich bewust dat het niet zijn strijd was, maar dat het een strijd van de Heer was. (1 Sam. 17:47): “Want de strijd is des Heren en Hij geeft u in onze macht”.

De strijd die wij als Gemeente hebben is de strijd van Jezus Zelf. Hij heeft als Eersteling uit de doden de strijd aangebonden en overwonnen. Wij mogen meehelpen in Zijn kracht uit de overwinning van Hem de vijand volkomen te vernietigen.

De Bijbel zegt dat de satan weldra onder onze voeten vertreden zal worden. Wilt u even goed nadenken bij de woorden? Onder onze voeten, dat wil zeggen: door de Ge­meente.

Willen wij overwinnend strijden dan is het nodig de wapenrusting van God aan te doen, zoals deze beschreven staat in Efeze 6. Graag wil ik een volgende maal daar over schrijven.

’”t Woord van God spreekt: Niet door kracht noch door geweld, – Geeft Hem eer! Geeft Hem eer! –

Door Gods Geest wordt ied’re vijand neergeveld, –

Geeft Hem eer! Geeft Hem eer!

(Glorieklokken 66).

 

De wedergeboorte door Jenny Manschot

Door het geloof

Wie in Jezus gelooft, heeft eeuwig leven, ja, wie in Hem gelooft, is uit God geboren. ”Een ieder, die gelooft, dat Jezus de Christus is, is uit God geboren”

(1 Joh. 05:01a). Dus op het moment, dat wij begonnen te geloven, dat Jezus stierf aan het kruis van Golgotha voor onze zonde, werden wij geboren, geboren uit God, die geest is. (Joh. 04:24).

Naar het vlees waren wij reeds lang geboren. De da­tum waarop en het jaar waarin wij geboren werden, staan nauwkeurig vermeld in de geboorteregisters van het ko­ninkrijk der Nederlanden, waarvan de koningin het hoofd is. Deze inschrijving houdt in, dat wij burgers zijn van het koninkrijk der Nederlanden.

Zo staat ook de datum waarop vrij uit God geboren (wedergeboren) werden, vermeldt in het register( het Boek des Levens) van het Koninkrijk van God. (Filip. 03:20; Ef. 02:19-20a).

En nóg meer zijn wij. Weet u, wie: onze Vader is? Dat is God.’ Wij zijn uit God geboren, daarom is God onze Va­der en zijn wij Zijn kinderen. “Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het ook”. “Want gij zijt allen zonen van God”. Waardoor? “Door het geloof in Christus Je­zus” . “Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus”. Halleluja! (1 Joh. 03:01; Gal. 03:26-29a).

Het is dus niet belangrijk tot welk kerkgenootschap vrij behoren, of welke samenkomst vrij bezoeken, vrij hebben het eeuwige leven niet, omdat wij lid zijn van de Her­vormde kerk of van een Baptistengemeente, of omdat wij elke week naar spreker zus of zo gaan luisteren, neen, wij hebben het eeuwige leven door het geloof in Jezus, de Zoon van God, die in gehoorzaamheid Zijn leven heeft uitgegoten in de dood, opdat wij, die eertijds dood waren door de zonde, zouden leven door Hem. (Jes. 53:11-12; Ef. 02:04-07a).

Het is dus noodzakelijk, dat wij wedergeboren worden, anders kunnen wij het Koninkrijk van God niet binnen­gaan. In (Joh. 03:03) zegt Jezus: “Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien”. Want “vlees en bloed kunnen het Koninkrijk Gods niet beërven”(1 Kor. 15:50). “Ik zeg u, tenzij ie­mand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan. Wat uit vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest”(Joh. 03:05-07). Wat wordt dus wedergeboren? Onze geest, want wij zijn geboren uit God, die geest is, en wat uit de Geest geboren is, is geest. Ons lichaam, ons vlees, blijft zo­als het is, want wat uit vlees geboren is, is vlees. Doch straks zal ook dit vernieuwd worden. Halleluja.’ (Filip. 03:21).

Op het moment, dat wij wedergeboren werden door het geloof in Jezus, beseften wij niet, dat wij geboren wer­den. Dit is logisch. Een klein kindje, dat geboren wordt, beseft immers ook niet, dat het geboren wordt. Als het al een beetje groot wordt, vertellen vader en moeder het, dat het geboren is. En omdat vader en moe­der het zeggen gelooft het kindje dit. En naarmate het groter wordt, gaat het zelf steeds meer begrijpen wat geboorte is. Zo gaat het ook met kinderen van God. Eerst begrijpen ze niets van hun geboorte uit God. Maar omdat God, hun Vader, het zegt in Zijn Woord, geloven ze het. Als ze wat ouder zijn geworden, beginnen ze pas te begrijpen wat wedergeboorte is.

Geen erwtensoep en hutspot

Nu kan de vraag rijzen bij een pasgeboren kind van God: hoe kan ik groeien? Welnu, dat is heel eenvoudig. Een baby gaat groeien als het voedsel tot zich neemt En omdat het nog geen erwtensoep en hutspot kan verdra­gen, krijgt het kindje melk. Ook het pasgeboren kind van God gaat groeien als het eet. Het voedsel voor een kind van God is de Bijbel, het Woord van God. En zoals een baby geen erwtensoep en hutspot verdraagt, zo kan ook een pasgeboren kind van God geen zware kost verdra­gen. Ook hij moet beginnen met melkspijs. “En verlangt als pasgeboren kinderen, naar de redelijke, onvervalste melk, opdat gij daardoor moogt opwassen tot zaligheid” (1 Petr. 02:02).

Een klein kindje gaat dus groeien als het eet. Het kindje kan echter niet zelf zorgen voor zijn voeding. Het heeft iemand nodig, die het voedsel voor hem bereidt, opdat zijn maagje het kan verwerken. Ook heeft hét’ iemand nodig bij wie het bescherming kan vinden, aan wie het zijn verdriet kan vertellen, die het op­beurt als het valt en zich bezeert, die het leidt door het leven en het liefde geeft. Het is voor het kindje niet voldoende als het alleen maar eet, neen, het moet ook veel, veel leren voor het volwassen is. En wie wil het kindje nu hierbij helpen? Zijn eigen va­der en moeder’ Zij hebben het kindje niet ter wereld gebracht om het aan zijn lot over te laten, neen, zij willen het kindje opvoeden, opdat het volwassen wordt, opdat het een mens in de maatschappij wordt, Zij wil­len het het beste geven wat zij hebben.

De Heilige Geest wijst ons de weg

Ook het kind van God heeft iemand nodig, die zijn maaltijd bereidt en die hem leidt op de weg van het Leven, die hem leidt tot de volle waarheid, opdat hij tot de mannelijke rijpheid zal komen.

Weet u wie dit doen wil? God, de Heilige Geest. Wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid”(Joh. 16:13a). De Heer Jezus heeft ons niet als wezen achtergelaten, toen Hij van de aarde terugging naar de Vader. Nadat Hij heengegaan is, heeft Hij de Trooster, de Heilige Geest, tot ons gezonden. (Joh. 14:16-18a). De Heilige Geest wil in ons komen wonen als wij ons hart open­stellen voor Hem.

En als wij de Heilige Geest ontvangen hebben, dan zullen vrij niet langer als zwakke mensenkinderen door het leven gaan, maar dan zullen wij voorwaarts gaan als sterke kinderen Gods, want als wij de Heilige Geest ontvangen, dan ontvangen vrij tevens de kracht van God. “Gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heili­ge Geest over u komt”(Hand. 01:08). Dan wordt de kracht van God in onze zwakheid openbaar. “Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, zodat de kracht, die al­les te boven gaat, van God is en niet van ons”(2 Kor. 04:07-08a). En als wij in de kracht van God staan, dan zul­len wij een leven leiden tot eer van onze Heer en Hei­land Jezus Christus en van God de Vader, die Hem gezon­den heeft. Halleluja.’

De Heilige Geest zal ook onze maaltijd bereiden. Dit is nodig, want als wij de Bijbel lezen en de Heilige Geest zou onze ogen niet openen voor de rijkdommen in het Woord van God, dan zou er geen voedingswaarde zijn in ons voedsel. Het is de Heilige Geest, die ons leiden zal tot de volle waarheid, tot de volle kennis van God. De Bijbel – het Woord van God – is de Waarheid, en deze Waarheid kunnen wij niet met ons menselijke verstand ontwaren. Alleen de Geest van God (de Heilige Geest) kan ons deze doen zien. Want niemand weet, wat in God is, dan de Geest Gods. (1 Kor. 02:10-13).

Wel in de wereld, maar niet van de wereld

Omdat het kindje uit zijn ouders geboren is, heeft het eigenschappen van vader en moeder. Het heeft deel aan hun natuur. Naarmate het kindje ouder wordt, komt dit steeds duidelijker naar voren. Zo heeft ook het kind van God deel aan de Goddelijke natuur. (2 Petr. 01:03-04). Hij is immers uit God, zijn Vader, geboren! Naar gelang hij ouder, geestelijk ouder, wordt, zal dit steeds meer openbaar worden.

De wereld moet aan ons, kinderen Gods, kunnen zien, dat wij anders zijn dan zij. Zij moet kunnen zien, dat Je­zus in ons hart woont. Onze houding kan een zeer be­langrijke rol spelen bij het kiezen voor of tegen Jezus van een wereldling.

Om dit “anders zijn” zal de wereld, zullen degenen, die niet voor Jezus kiezen, ons haten, omdat wij hen niet toebehoren. “Indien gij van de wereld waart, zou de wereld het hare liefhebben, doch omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld uitgekozen heb, daarom haat u de wereld. Indien de wereld u haat, weet dan, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft”(Joh. 15:18-19). “In de wereld lijdt gij verdrukking, maar heb goede moed, Ik heb de wereld overwonnen” ( Joh. 16:33b). Wij hoeven hierom niet bevreesd te zijn, want Jezus heeft de wereld overwonnen. Halleluja! “Hij, die in ons is, is meer dan die in de wereld is” (Joh. 04:05a). Prijst Jezus! Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? (Rom. 08:31-32). Wij hebben een machtige Heiland die nimmer de zijnen vergeet. Halleluja!

De ouders worden er op aan gekeken

Een kind, dat ongehoorzaam is en niet naar zijn ouders wil luisteren, daar komt, in een woord gezegd, niets van terecht. Zo’n kind is beslist niet de trots van zijn ouders. En tegendeel, Hij werkt door zijn houding een blaam op hen. Hij maakt hen tot schande. De mensen zeggen onder elkaar: moet je hem zien. Dat is me er eentje, hoor! Die komt ook niet uit een al te best milieu. Die ouders van hem hadden hem wel eens beter op kunnen voeden. En ga zo maar door. Zo gaat het ook met een kind van God, dat ongehoorzaam is aan zijn Vader en weigert zich te Laten leiden door de Heilige Geest. Zo een kind van God groeit niet, en leeft niet tot de eer van zijn Heiland. De wereld zal aan hem niet kunnen zien, dat hij anders is dan zij en dat Jezus in zijn hart woont. Door zijn houding wordt de naam van Jezus gesmaad, en in plaats dat de wereld Jezus zal aannemen als haar Heer en Heiland, zal ze hem haten. Hoe vaak hoor je niet, dat iemand zegt: mooie God hebben jullie. Moet je eens zien wat de christenen doen. Is dat nu de liefde van jullie God, waar jullie zo prat op gaan! Nee hoor, van zo’n God moet ik niets hebben. Als een kind het verkeerde pad op gaat en zich slecht gedraagt, worden de ouders erop aangekeken. Als een kind van God de verkeerde weg op gaat en een strijd met het woord van God handelt, wordt zijn Vader erop aangekeken en gehoond en bespot. Geliefden daar gij het nu van tevoren weet, wees op uw goede, dat gij niet, door dwaling der zedelozen meegesleept, afvalt van uw eigen standvastigheid. Maar wast op in de genade en in de kennis van onze Heer en Heiland, Jezus Christus. Hem, zei de heerlijkheid, zowel nu als tot de eeuwigheid. En bedrinkt u niet aan wijn, waar bandeloosheid is, maar wordt vervuld met de geest. (2 Petr. 03:17-18; Ef. 05:18), want het is de Heilige Geest, die ons zal leiden tot de volle waarheid. (Joh. 16:13) en wanneer wij de proef doorstaan, zullen wij de kroon des levens ontvangen. Hallelujah! (Jak. 01:12.

Een kroon, zeer schoon,

wacht ons aan gindse kust!

Nieuws met en zonder commentaar

Drie ouderlingen na herdoop op non-actief

Onder bovenstaande kop schrijft “Trouw” van 25 oktober o.a. De kerkeraad van de Hervormde gemeente te Aalten heeft drie jeugdouderlingen, die zich hebben laten herdopen, op non-actief gesteld. Voorts heeft de kerkeraad aan alle hervormde gezinnen in Aalt en een brief gestuurd, waarin gewaarschuwd wordt tegen de weg die een deel van de gemeente op wil gaan. Een weg, die kerkeraad met grote zorg vervult en die, naar de kerkeraad opmerkt, in sektarisme moet eindigen.

Nadat bekend was geworden dat de drie jeugdouderlingen zich hadden laten herdopen, heeft de kerkeraad hen verzocht af te treden. Toen zij dat weigerden, be­lsloot de kerkeraad dat zij hun werk niet meer mochten

uitoefenen. Hun arbeid zal gedurende de twee jaar, dat u nog zittend” zijn, door anderen worden waargenomen.
In de Hervormde gemeente van Aalten is al een aantal jaren een door de Pinksterbeweging geïnspireerde groep actief. Deze zou een raadsman hebben in ds. W. Glashouwer te Driebergen en er dus niet op uit zijn om tot een breuk met de kerk te komen.

De kerkeraad zegt in het rondschrijven met betrekking tot de kwestie van het herdopen, dat hij niet uit de hoogte wil oordelen over hen, die zich daaraan onderwierpen, maar dat het voor hen vaststaat dat de Hervormde kerk niet kan goedkeuren dat men het dopen van kinderen als onbijbels ziet. Naar wij vernemen heeft één gezin, dat het met het beleid van de kerkeraad inzake deze dingen niet eens is, voor de Hervormde gemeente van Aalten bedankt.

L.G. commentaar – Wij verheugen ons dat ook in Aalten de boodschap van “het volle evangelie” ingang vindt. In dezelfde kerkenraadsbrief wordt n.l. ook

gewaarschuwd tegen de “gebedsgenezing” wat men een, ongepast overvragen noemt”, terwijl “vele beproefden daardoor in verwarring zouden worden gebracht”. Wat de doop betreft zouden wij nog willen opnemen dat ieder woordenhoek duidelijk vermeldt dat dopen betekent: onderdompelen. Wat de kerkeraad “herdoop” noemt is de Bijbelse doop door onderdompeling. Wat

de kerkeraad “doop” noemt is de kinderbesprenging die on-Bijbels is. Bidt voor de broeders en zusters in op de weg van Jezus.

“Op de bodem van de hemel” op T.V.”

Destijds hebben wij in “Levend Geloof” uitvoerig bericht over de film “Gebedsgenezing” van Jan Vrijman met gedeelten uit samenkomsten van evang. Maasbach. Deze film werd niet toegelaten op de Nederlandse televisie. Later bracht Jan Vrijman deze film onder in een nieuwe film “Op de bodem van de hemel”, die in de bioscopen vertoond werd. Thans is deze film wel op de Belgische tv geweest. Evang. Hans Koornstra schrijft daarover in zijn contactbrief van october: De tv is nu niet bepaald het object van onze  “vrije” tijdsbesteding. Maar toen de film van Jan Vrijman “Op de bodem van de hemel” draaide, zaten toch velen van ons “kassie te kijken”. En wat hebben we gezongen aan het eind: “Toen de kracht Gods op mij viel…”. Het deed wat. Niet alleen bij ons. Een gezin uit Dendermonde zat met tranen in de ogen toen de film uit was. Deze vrouw leed aan kanker. Dat wist zet zelf niet, hoor. De dokter had echter de familie gewaarschuwd dat het niet lang meer zou duren. De vrouw wilde juist een reis maken naar Lourdes.

Na het zien van deze film besloot ze toch maar eens nader te informeren bij haar dochter en schoonzoon. Ze dacht: “Die zijn van het Volle Eavngelie, die zullen er wel meer van weten”.

Zo kwamen moeder en dochter bij ons terecht. We mochten haar tot Jezus leiden, de ziektemachten ‘ bestraffen en haar de handen opleggen tot genezing van haar lichaam. Wij geloven in haar genezing. Het gaat goed met haar. Prijst de Heer!

 

Jezus Christus door Dirk k. Wols

Jezus kwam op aarde om zondaren zalig te maken. Hem zij daarvoor alle dank en eer. Zondaren zijn mensen, die hun doel in dit en het toekomstige leven missen en zul­len missen. Als een mooie vaas stuk valt, dan zeggen we we: zonde. Omdat de vaas nu zijn doel mist. Toen de mens “brak”, was dat zonde. Toen de mens in stukken werd gereten door overtreding van het proefverbod, werd hij zondaar met al de vreselijke gevolgen.

Velen vinden de vreselijke gevolgen erger dan dat hij een zondaar is. Daarom zoeken zij een geneesmiddel tegen de gevolgen der zonden, maar Jezus hebben zij niet no­dig. Jezus tast echter het kwaad zelf aan. Hij pakt het zondeprobleem radicaal bij de kop. De verleidde mens wordt heil beloofd, de verleider krijgt de ondergang te horen, want Jezus is Overwinnaar. Met Hem in ons leven verdwijnen ook alle gevolgen der zonde. Want Hij neemt niet alleen onze zonde weg, prijst de Heer, maar maakt ons ook zalig. Zalig, dat is gelukkig. Zondaar zijn is onzalig, ongelukkig. In alle vormen komt dit tot uiting in dit leven. Angst en dreiging beheersen het leven. Maar in Jezus is een zalige, gelukkige tijd aangebro­ken. Hij geeft rust en vrede. Een vrede, waar het ver­stand niet bij kan. Een vrede, die niets en niemand kan verstoren, want Hij is onze vrede. Wat ook wankelt, Hij niet, en in Hem zijn wij onwankelbaar en onaantastbaar.

Hij heeft verschillende namen: Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst. Het be­hoort alles bij de Naam Jezus, Die geboren werd uit een maagd, ontvangen uit de Heilige Geest. Wonderlijk is Zijn oorsprong, komende van de Vader der lichten. Hij werd mens, maar was God. Hij werd in Jezus waarachtig God en waarachtig mens. Door onloochenbare tekenen, zo­dat Zijn tegenstanders de wanhoop meermalen nabij waren, is Hij krachtig bewezen Gods Zoon te zijn met als machtig sluitstuk: de lichamelijke opstanding uit de doden, als bewijs van Zijn geestelijke triomf.

Hij heet Raad. Bij Hem is raad want Hij heet Raad. Voor de radeloze is er raad, en geen halve maar een hele Raad ten leven. Voor de meest ontredderde is Hij Raad.

Hij heet sterke God. Niets is-er wat Hij niet kan.

Hij behoeft dat niet te bewijzen zoals de hel bewijzen wil hebben, maar Hij is sterke God. Door het geloof ervaren wij Zijn Goddelijke kracht door de werking des Geestes. Sterk tegen elk bolwerk, elke hindernis hij zij groot of klein.

Hij heet Vader der eeuwigheid. De eeuwen zijn van Hem, Hij is er de Vader van. Tijd speelt Hem nooit parten, want Hij is in de rust der eeuwen. Wat is 1000 jaar bij Hem? Een speldeknop in de zee der eeuwen. Als de eeuwen ophouden, er geen tijd meer zal zijn, hebben de eeuwen  hun werk verricht en heeft Hij Zijn doel ge­heel bereikt. De eeuwen houden op, de Vader blijft, maar al zouden de eeuwen voortduren zoals velen wil­len, welnu, Hij is de Vader ervan en God zal er in zijn. Prijst de Heer.

Vredevorst is de laatstgenoemde Naam. Vrede op aarde. Vrede in de harten. Vrede onder de volken. Al­les zal bereikt worden omdat Hij de Vorst is van’ de vrede. Hij gebiedt de vrede.

Dit alles werkt Hij uit in en door mensen. Hij legt al Zijn hoedanigheden in de mens. Het kind van God is ook wonderlijk. Geboren, niet uit de wil des vlezes noch uit de wil des mans, maar uit God. Geboren uit water en Geest tot een nieuwe schepping in Jezus. Ook bij de kinderen Gods is er raad, bij de gaven des Gees­tes komt ook voor het geven van goede raad, het lei­ding geven in ijver. In de kinderen Gods openbaart Hij dat Hij de Sterke God is. Hij wil Zijn kinderen begif­tigen met gaven van krachten en hen vergezellen met tekenen en wonderen. Hij is door Zijn kinderen heen een hulp in benauwdheden. In hen is Hij ook de Vader der eeuwen. We hebben de tijd. Geen onrust door tijdgebrek want we geloven. We haasten niet, De eeuw ligt in ons hart. We dragen ook de Vrede uit en gebieden die in ” Zijn Naam in beknelden en gebondénen. Want Jezus werkt door middel van Zijn kinderen. Hij is het Hoofd en wij Zijn lichaam en ieder afzonderlijk leden van dat li­chaam. Dit heeft niets te maken met een abonnement te hebben op “Kracht van Omhoog”, “De Pinksterboodschap” “Stromen van Kracht” of “Nieuw Leven” en zelfs niet op “Levend Geloof”. Menselijke groepsvorming valt daarbui­ten, we zijn alleen Zijn Lichaam als we door Hem willen gebruikt worden als een levend werkend lid. Het mag wat moeizaam gaan in het begin, om los te komen van banden die ons binden, als we willen, zullen we ook ervaren dat Hij ons als lid al beter kan gebruiken.

Jezus leeft, en wij met Hem. Jezus stierf, en wij met Hem. Jezus overwint, en vrij met Hem. Jezus voer ten hemel, en wij met Hem. Jezus vertrad de hel, en wij met Hem. Wij zijn dan altijd met Hem verbonden en niets kan ons scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus.

Sommigen zeggen dat wij Jezus zelf zijn. Dat is niet juist. Wij zijn het Lichaam van Hem. Hij is het Hoofd. Wij moeten nog leren te gehoorzamen aan de juiste bloedsomloop’ en aan wat het Hoofd ons zegt te doen. Hij moet zo menig­maal in ons nog gestalte krijgen. Hij kan nog niet vol­komen in ons werken. We zijn dikwijls zo eigenwijs en houden ook ons eigen hoofd nog om te rade te gaan bij vlees en bloed.

Maar Jezus is Dezelfde, gisteren en heden en tot in eeuwigheid. Alleen de leden van het Lichaam zijn zo on­handelbaar dikwijls, zo weinig bereid tot volle medewerking .

Stel uw leven in Zijn dienst. Zijn dienst is veelvor­mig. Allemaal behoeven vrij geen zendeling te worden, maar er is overal werk. Werk in eigen omgeving, waar ook gebondenen zuchten en kreunen onder het slavenjuk. Waar ook mensen zijn die roepen: Kom over en help ons,. De nood is groot, men behoeft er niet naar te zoeken.

Jezus verbreekt de werken des duivels. Ja, door u heen. Sommigen wachten op de kracht van de Geest om dan toe te slaan als zij die voelen. Dat is echter geen ge­loof. Het zal niet door kracht of geweld geschieden maar door de. Geest, en de Geest werkt Zijn kracht uit door het geloof. De rechtvaardige zal uit het geloof leven. Paulus, kwam met veel vrezen en beven het geheimenis Gods verkondigen te Korinthe. Hij voelde zich helemaal niet krachtig en sterk, maar tastte dóór in het geloof dat hij in Gods weg was?

Velen gebruiken echter het gevoel als een krachtmetingen instrument, maar als men weet in Gods weg te zijn door het geloof, dan handelt en wandelt men uit geloof. We zullen dan ervaren, dat God overkomt met Zijn kracht in Jezus door de Heilige Geest.

Jezus Christus.

Geen Naam is er zoeter en beter voor ’t hart.

Hij balsemt de wonden en heelt alle smart.

Hij neemt de zonden weg, en maakt zalig. Hij is de Gezalfde des Heren, zoals ook wij gezondenen zijn des Vaders, gezalfd met vreugdeolie des Geestes.

O, zoete Naam met Uw verborgen schatten!

Jezus, Jezus, Uw Naam ter eer!

Want Gij zijt der mensen en engelen Heer!

 

Is Jezus een realiteit voor ons? door J. Noë

“En hun ogen werden geopend en zij herkenden Hem”(Luc. 24:31).

Lieve vrienden, we zullen dit keer eens onze aan­dacht bepalen op het Schriftgedeelte dat gaat over de Emmaüsgangers .(Luc. 24:13-35), want, weet u, het is zo toepasselijk op ons.

We kunnen deze geschiedenis feitelijk in 3 fasen verdelen n.l.

1.Teleurstelling, droefheid en ongeloof in verband met Jezus’ kruisiging, dood en opstanding.

2.Blijdschap en geloof doordat de Schrift een openbaring voor hen werd.

3.Hét zien en herkennen van Jezus, door­dat hun ogen werden geopend.

 

1.De Emmaüsgangers waren teleurgesteld en bedroefd uit Jeruzalem naar hun dorp vertrokken. Hun hoop was de bodem Ingeslagen, hun vertrouwen, hun geloof was ten zeerste geschokt. Jezus, de Nazarener, een man, die een profeet was, machtig in werk en woord voor God en het gehele volk; een man waarvan ze verwachtten, dat Hij Israël verlossen zou, was gekruisigd, dood, begraven en het was nu reeds de derde dag. Hoe in jammer, maar dat was, voorbij; fini! Wat hadden zij zich niet voorgesteld van Jezus als Verlosser, maar dat bleek nu een waan­voorstelling te zijn. Enkele vrouwen hadden kletspraat­jes verkocht. Volgens hun bewering waren ze bij het graf geweest en dat bleek leeg te zijn; engelen zouden hun gezegd hebben, dat Jezus was opgestaan uit de doden en leefde. Enige discipelen waren toen op nader onderzoek uitgegaan en hadden het graf inderdaad leeg gevonden, maar Jezus hadden ze niet gezien. Ongeloof was in het hart van hen allen. Ofschoon Jezus alles had voorzegt wat er ging gebeuren, waren ze horende doof geweest en hadden het niet begrepen.

Is het zo ook niet gesteld met vele “christenen” heden ten dage? Zijn, zij ook niet ziende blind en horende doof? Hoevelen willen en kunnen niet accepteren of kun­nen het geloof niet opbrengen om te aanvaarden wat de Schrift zegt en belooft. Ze laten zich door alles wat de wereld biedt, op wat voor gebied ook, en alles wat er in de wereld gebeurt, beïnvloeden, waardoor ze zich afvragen: “Bestaat God nog wel?”. Als ze nog een geloofsleven hebben, wordt dat één en al teleurstelling. Als twijfel en ongeloof je hart vervult, kun je geen zegen verwachten. Je wordt moedeloos en als je niet op­past glijdt je steeds verder af en leidt je ten lange leste volkomen het leven van een ongelovige.

De mannen van Emmaüs luchtten hun hart aan de vreemdeling, die zich bij hen gevoegd had en ze hadden er geen flauw vermoeden van, dat het Jezus was. Let nu op wat Jezus tegen hen zei, alvorens met Zijn Bij­bel les te beginnen. Hij begon met een berisping: “O, onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben”. Hij verweet hun dus hun ongeloof. Vervolgens ging Hij over tot het uit­leggen van de Schriften.

2.Het werd een openbaring voor hen. Hun teleurstelling, hun verdriet, hun moedeloos­heid, verdwenen en maakte plaats voor blijdschap ten­gevolge van het geloof, dat in hun “harten wortel begon te schieten. “Was ons hart niet brandende in ons, ter­wijl Hij onderweg tot ons sprak en ons de Schriften opende?”, zeiden ze later tegen elkaar.

Jezus: “O gij, onverstandigen en tragen van hart, gij teleurgestelden, moedelozen, treurenden, kleingelovigen, afgedwaalden, wijzen en onverstandigen, dat gij niet gelooft alles wat de Schrift zegt”. Vrienden, de Bijbel is- geen studieboek, dat je met je verstand moet benaderen, want dan loop je onherroepelijk vast en je komt er niet uit. Jezus zegt niet voor niets: “Wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, zal het zeker niet binnengaan”. Ook bidt Hij tot de Vader: “Va­der, Ik dank U, dat U deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan de kinderkens geo­penbaard”. We dienen dus in geloof, in volkomen over­gave, als een klein kind, Alees wat de Schrift ons zegt te aanvaarden. Laten wij ons niet door de gedachte laten verontrusten: Ja, maar de Bijbel is door mensen geschreven. Dat is inderdaad zo, maar ze zijn door Gods Geest geleid. Lees de Bijbel er maar op na. Zou de al­machtige God, Schepper aller dingen, niet bij machte zijn te zorgen, dat Zijn Woord onvervalst wordt weerge­geven? Net zo goed als God door de mond van profeten spreekt, heeft Hij de geest en hand, van de schrijvers der geschriften gebruikt om Zijn boodschap aan de men­sen door te geven. Dit niet te accepteren is dus in feite een belediging voor God, daar we twijfelen aan Zijn almacht. Als we Gods Woord doorlezen, bemerken we, dat het kernpunt, waar alles om draait, is Zijn verlossingsplan met deze wereld. Door de val van Adam en Eva is de vloek der zonde over de wereld gekomen en is satan overste der wereld geworden. God zei echter te­gen satan in het paradijs: “Ik zal vijandschap zetten tussen uw zaad en haar zaad en het zal u de kop ver­morzelen en gij zult het de hiel vermorzelen”. Daartoe heeft Hij Zijn Zoon, Jezus Christus, uit de maagd Maria doen geboren worden, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou, om ons te verlossen uit diens macht, van zonden en ziekten, waardoor wij nieuwe scheppingen zou­den worden, volkomen waardig om als mede-erfgenamen, als koningskinderen, als Godes zonen, onze plaatsen in te nemen in de hemelse gewesten. Jezus moest daarvoor een lijdensweg gaan en als Zoon des mensen, als het Lam Gods, Zijn lichaam, zijn bloed, zijn leven ten offer geven en op Golgotha heeft Hij dit volbracht.

Vervolgens heeft Hij gezegevierd over de dood en heeft daardoor de sleutels van het dodenrijk. Na deze volkomen overwinning, deze volkomen verlossing, heeft Hij zich, in een verheerlijkt lichaam, aan velen laten zien en is daarna opgevaren ten hemel. Hij heeft Gods plan volvoert en zit nu op de troon aan de rechterhand van de Vader om te oordelen de levenden en de doden. Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Als ons hart dit machtige Godswerk in geloof aanneemt, worden wij geestelijk wedergeboren en wordt het evangelie een openbaring voor ons. Alleen door Zijn Geest in ons kun­nen wij begrijpen de grote rijkdommen die het Woord be­vat; ons hart wordt dan brandende in ons.

3.In het hart van de Emmaüsgangers had dus een geestelijke omwenteling plaats gevonden. Ze had­den geestelijke honger gekregen en wilden nog meer van deze vreemdeling die met zo’n autoriteit de Schriften uitlegde, horen. Ze nodigden Hem daarom uit om bij hen te verblijven on Hij stemde toe. En toen gebeurde het. “En het geschiedde, toen Hij met hen aanlag, dat Hij het brood nam, do zegen uitsprak, het brak en het hen toe­reikte. En hun ogen werden geopend en zij herkenden Hem”. Ik twijfel er geen ogenblik aan of ze zullen met diep ontzag en grote ontroering naar Hem hebben geke­ken. De uit de doden opgestane Heiland in hun midden. Wat een geweldig en adembenemende gebeurtenis. En voor ze dit goed en wel hadden kunnen verwerken, was Hij ver­dwenen, ineens weg. Er zal wel een stomme verbazing op hun gezichten te lezen zijn geweest. Grote vreugde ech­ter doorstroomde hun hart, hun moeheid verdween en ze huppelden, als het ware, de gehele weg weer terug naar Jeruzalem om het grote nieuws aan de broeders te vertellen.

Zo gaat het ons ook. Als ons hart brandende in ons is, krijgen we geestelijke honger en willen meer vreten van het evangelie van het Koninkrijk. Ons geloof gaat groeien en als we de Schrift gaan onderzoeken, zullen we ‘bemerken, dat we heel wat los moeten laten, als we Hem willen volgen, dingen waarvan je niet verwachtte, dat die een belemmering zouden kunnen zijn. Ook zal je bemerken, dat de waterdoop door onderdompeling, en de doop met de Heilige Geest noodzakelijk zijn om een nieuwe schepping in je te verwerkelijken. En als onze geest gemeenschap heeft met Zijn Geest, dan gaan we Hem zien en kennen en wordt Hij een realiteit voor ons. We zullen dan ontdekken, dat Hij de weg, de waarheid en het leven is, het werkelijke leven, het eeuwige le­ven en dat ons domicilie in de hemelse gewesten is. Halleluja.’

Doch we weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachti­ge te kennen en wij zijn in de Waarachtige, in Zijn Zoon, Jezus Christus. Dit is de Waarach­tige God en het eeuwige leven. (1 Joh. 05:20), Amen.

 

1967.10 nr. 93

Levend Geloof 1967.10 nr. 93

Onze plaats in de ‘hemelse gewesten’. Door Gert Jan Doornink

“Gezegend zij de God en Vader van onze Here Je­zus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus”(Ef. 01:03)

“Hoe overweldigend groot is Zijn, kracht aan ons die geloven, naar de werking van de sterkte zij­ner macht, die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten”(Ef. 01:19-20).

“Hij heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus”(Ef. 02:06).

De strijd in de hemelse gewesten

Ondanks de prediking van het volle evangelie blijkt er bij heel veel kinderen Gods nog vaak heel verkeerde inzichten te bestaan over de strijd in de hemelse ge­westen. Toch is het een uitermate belangrijk onderwerp, als wij ons bewust zijn dat in onze tijd de strijd tussen God en satan zich op een geweldige wijze gaat toespit­sen.

We zien aan de ene kant de ware gelovigen die steeds meer toenemen in liefde en kracht en aan de andere kant een toename van de zonde en ongerechtigheid in hen die Jezus niet kennen als hun persoonlijke Verlosser. Efese 2 (Ef. 02:02) spreekt over “de overste van de macht der lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der on­gehoorzaamheid” .

Het is daarom de hoogste tijd dat we een inzicht krij­gen in de strijd in de hemelse gewesten, ja het is de hoogste tijd dat we een gezond inzicht krijgen in deze strijd.

Iedereen is betrokken bij deze strijd. Ze gaat niet buiten de mensen om, maar komt tot uiting in en door de mensen op aarde.

Op verschillende plaatsen in de Bijbel wordt ons duidelijk gemaakt dat de mens een “drie-eenheid” is: geest, ziel en lichaam. Denk aan (1 Thess. 05:23): “Geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn”. Toen God hemel en aarde schiep maakte Hij een “volmaakte mens”: geest, ziel en lichaam. Het gelukte de duivel om door de zondeval het evenbeeld van God aan te tasten, maar de levende God bleef souverein: Jezus kwam om alles te herstellen.

God bleef de totale mens op het oog hebben. Daarom vergaf Jezus niet alleen de zondaren hun zonden, maar Hij bevrijdde ook de gebondenen en genas de zieken. Voorwaarde was slechts geloof in Hem.

Deze voorwaarde is vandaag nog dezelfde. Daarom is hot zo belangrijk dat het volle evangelie verkondigd wordt. Op evangelisatie samenkomsten zien wij dat de predikers de mensen oproepen de beslissing voor Jezus te nemen. En velen geven gehoor aan de uitnodiging om een nieuw leven met Christus te beginnen. Prijst de  hier voor. (Hebt u reeds uw hart aan Jezus gegeven), Maar er zijn ook samenkomsten waar dit gepredikt wordt en bovendien de zieken en gebondenen worden uitgenodigd zich te laten genezen en bevrijden door te geloven in Jezus. Dit is de Bijbelse manier. Waarom zouden wij anders te werk gaan dan Jezus en de apostelen in hun dagen deden?

Maar, merkt iemand op, de redding van de ziel is toch belangrijker dan de genezing van het lichaam. In­derdaad is het eerste en allerbelangrijkste dat wij weten dat onze namen staan ingeschreven in Gods Le­vensboek. Maar laten wij niet vergeten dat het eindtijd is en dat God bezig is de Gemeente klaar te maken om Hem te ontmoeten in de lucht! De Gemeente die wordt opgenomen is een Gemeente zonder vlek en rimpel (Ef. 05:27) en geheiligd naar geest, ziel en lichaam (1 Thess. 05:23-24). Daarom is ook ons lichaam, welke bovendien de tempel is van de Heilige Geest!, zo belangrijk.

Al takelt dit lichaam ook af, grijze haren, rim­pels, enz., dit is van geen betekenis want dit vergankelijke lichaam zal veranderd worden in een onvergan­kelijk lichaam (1 Kor. 15:51-52). Maar het is niet Gods wil dat demonische ziektemachten de lichamen van Gods kinderen ruïneren. Bovendien kan een “gebonden” kind van God niet volkomen in de dienst van God gebruikt worden.

De eindtijdgemeente zal een overwinnende gemeente moeten zijn. In ons artikel “De goede strijd”, zie “Le­vend Geloof” van september, hebben wij er op gewezen dat geloof de factor is om geestelijk “strijdend” te over­winnen. Alleen door het geloof, verstaan wij ook dat wij betrokken zijn bij de strijd in de hemelse gewesten.

Velen denken dat de strijd in de hemelse gewesten zich ergens ver weg, hoog in het luchtruim afspeelt, en dat wij er niet bij betrokken zijn, maar hoe foutief is de­ze gedachte. U en ik , die nog “in vlees en bloed” op deze wereld zijn, zijn “in de geest”, in het geloof geplaatst in de hemelse gewesten. Zoals Christus daar Zijn plaats heeft (Ef. 01:20) zo hebben ook’ wij daar onze plaats (Ef. 02:06).

Als wij lezen over de geweldige rijkdom die wij als kind van God in de hemelse gewesten bezitten (Ef. 01:03) dan kunnen wij dit alleen op basis van geloof aanvaarden. Door in het geloof gebruik te maken van de geestelijke wapens, de Bijbel, de Heilige Geest, het gebed, etc. die God ons heeft gegeven, welk een rijkdom!, kunnen wij in de geestelijke strijd overwinnaars zijn.

Waarom is onze plaats in de hemelse gewesten?

‘Waarom moeten wij er diep van doordrongen zijn dat onze plaats in de hemelse gewesten is?

Opdat wij uit geloof zullen leven (zie boven).

Opdat wij niet in(geestelijke) armoede zullen leven.

Omdat wij geschapen zijn om goede werken te doen. (Ef. 02:10) zegt: “Want zijn maaksel zijn wij in Christus Je­zus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen”. Goede werken doen wil zeggen dezelfde dingen doen die Jezus deed. Let speciaal ook op de woorden; in Christus Jezus. Want door zo onze plaats in te nemen wordt Jezus op een machtige wijze in en door ons leven verheerlijkt!

De wereld is in grote nood. Miljoenen mensen zijn op weg naar de afgrond. Alleen wanneer wij onze plaats in de hemelse gewesten innemen zullen wij de wéreld in nood kunnen helpen en zal God Zijn doel met ons kunnen bereiken.

 

Hoe loopt u? Waar loopt u? door J. Th. Kuyck (3)

“Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen’’ (Gen. 05:04).

“Noach was onder zijn tijdgenoten een rechtvaar­dig en onberispelijk man; Noach wandelde met God”(Gen. 06:09).

“Nu gij Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt, wandelt in Hem” (Kol. 02:06) .

Ik had geprobeerd om mijn grotere kinderen die teksten uit te leggen en ze hadden na afloop van de Bijbel les eerlijk gezegd er nog “niks” van te snappen. Om helemaal eerlijk te zijn wist ik niet of ik zelf het dan wel snapte.

Die zelfde dag vroeg ik een van mijn pleegkinderen een oude dame, die bij ons op bezoek was, even naar de bushalte te brengen en ik gaf haar, verstandige pleegmoeder als ik was, veel goede raad mee, zoals “netjes lopen en beleefd zijn” , enz. enz.

Enkele minuten later ging ik diezelfde weg, brie­ven naar de post brengen, en vlak bij de bushalte kwam ik onze Guurtje tegen op weg naar huis. Ik stak haar mijn arm toe: “Ga je even mee?”

Ze haakte dadelijk in en al bij de derde of vierde stap gingen de poorten van haar welsprekendheid open: “de juf op school was onrechtvaardig, het kind waar ze naast zat was een snertmeid, haar broertje plaagde haar altijd, enz”.

Toen, midden in een zin, hield ze op. “U zei laatst iets over wandelen met God, maar ik snapte er niks van. Maar met die mevrouw liep ik zo gek, ik wist helemaal, niet wat ik zeggen moest en ze nam zul­ke akelige kleine pasjes, ik kon helemaal niet met haar in de pas blijven. En nu met u wandel ik, net zo

gezellig, nou.”‘

En wat doen wij? Wandelen we met een God, die we kennen en vertrouwen, of lopen we met een God, die we alleen door de ogen van onze kerk en kring hebben leren zien? Doen we wanhopig ons best om met die ons aange­smeerde God in de pas te blijven, met passen die ons iets te klein zijn? We houden de wet als enig redmiddel, of doen goede werken om God te believen, wij draven om iets voor de Heer te mogen doen of vallen in het andere uiterste, en al die tijd staat Hij op ons te wachten tot we eindelijk klaar zijn om met Hem mee te gaan. Waar heen? Dat weet Hij alleen. Langs welke weg? Dat weet ook Hij alleen.

Wat Hij dan van ons verwacht? In ieder geval geen po­gen om vromer te lijken dan we zijn. Hij is tot ons ge­komen en mens geworden om als mens met ons in de pas te lopen met grote of met kleine pasjes, maar altijd zo, dat wij met Hem in de pas kunnen blijven. Hij is mens ge­worden opdat wij al onze zorgen en al ons gemopper vrij­moedig aan Hem zouden kunnen uitspreken.

Als we dat eindelijk begrepen hebben, wandelen we in de Zoon met de Vader, in Hem, in Zijn licht en in Zijn liefde, zeker van Zijn medeleven met ons. Dat is wande­len!

 

God – mens – satan. door Dirk A. WOLS

In de gigantische worsteling tussen God en satan gaat het om de mens als kroon en juweel der schepping. In de mens staat of valt de ganse schepping.

Oorspronkelijk was satan over de schepping gesteld. Hij was de morgenster, de overweldiger der volken, de schoonste en heerlijkste onder de schepselen. Toen kwam in zijn hart: “Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het Noorden; ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen” (Jes. 14:12-13).

In zijn oproer tegen God sleepte hij vele engelen mee, een derde deel, en hun nageslacht, de demonische krachten, zoeken woning bij en in de mens. Dit zijn de gebondenen waar de inrichtingen mee vol zitten, en de talloze gebondenen nog daarbuiten: mensen die leven in een wereld van angst.

Uiteraard is er verschil in gebondenheid van zeer licht tot zeer zwaar (de agressieven). We komen daar later nog op terug.

Nadat het oproer van satan openbaar kwam, heeft God niet de satan direct vernietigd. Dat zou mogelijk ge­weest zijn, want Hij spreekt slechts één Woord en het geschiedt. Waarom heeft God van Zijn Almacht geen ge­bruik gemaakt en deze vijand gelijk zonder standplaats gesteld? Omdat God de satan nodig had om Zijn ondoor­grondelijke hoedanigheden te openbaren, in het dag­licht te stellen. Zonder satan is dit onmogelijk. Bij de grondvesting der aarde juichten de morgensterren en al de zonen Gods jubelden, maar- het was geen juichen en jubelen van verlosten en bevrijden. Zij waren zo ge­schapen en verkondigden de ere Gods zoals men kan ver­wachten krachtens hun schepping. Maar Gods hoedanighe­den kwamen niet openbaar. Zoals op aarde de knappe koppen niet op zouden vallen als er geen domme mensen zouden zijn, zo bleven de barmhartigheid en liefde Gods onopgemerkt omdat er geen voorwerpen waren waaraan Hij die kon bewijzen. Hij schiep echter de mens met de vrije wil, die mens kon kiezen. God gaf een duidelijk verbod in een duidelijke taal en de mens overtrad dat gebod Gods. Satan had blijkbaar gewonnen. Maar in de paradijs­belofte wordt zijn vonnis geveld, Gods daad zou zijn, dat het vrouwenzaad de satan de kop zou vermorzelen.

In de heilshistorie wordt dit alles heerlijk uitge­werkt in de komst van Jezus Christus, geboren-uit een vrouw, geworden onder de wet. De slag tussen God en sa­tan is definitief beslist aan het kruishout van Golgotha van waaruit Jezus ook de Pinkstergeest verworven heeft voor de eerstelingen van een rijke oogst. Halleluja; God heeft dus Zelf in Jezus het zware onmogelijke werk ge­daan.

Nu gaat het er echter om, dat ook de mens wat doet. Want al is Gods werk nu af, als de mens daarop niet rea­geert, dan baat het hem niet. Het is deze actie van de mens die de satan ten koste van alles wil verhinderen. Hij investeert daartoe vele demonen in de godsdienstige we­reld. Als God een kerk bouwt, bouwt satan er een kapel­letje naast. Als er een volle-evangelie-groep ontstaat, komt er een machtig leger demonen om alles te verhinde­ren. Want de mens moet en mag zich van de satan nooit bewust worden van zijn hoge roeping en taak; als de mens de beloften Gods zou omhelzen, is het voor de satan ver­loren. Hij weet dit. Wat gaat deze nu doen? Wel, ieder mens die in alle vrijmoedigheid de beloften Gods omhelst, verdacht maken, en bekladden. U mag rustig weten dat mijn naam beklad wordt en we verdacht worden gemaakt van dingen waar we part noch deel aan hebben. Dat is zo de methode. Allereerst wil satan ons klein houden. En dat terwijl we groot zijn in Hem, niet in onszelf. De doop is daarom noodzakelijk opdat we de satan een blanco straf­register kunnen tonen. Vroom is de satan in zijn opzet. Want hij zegt dat de mens niets is, niets kan en niets wordt en dat God het alles moet doen. Wijselijk verzwijgt de satan dat God het doet door de mens heen. De feitelij­ke heilshistorie heeft God verricht zonder de mens. Maar de uitwerking der heilshistorie doet God met de mens en in de mens. Geen enkel mens zal ooit bevrijding en ver­lossing tot stand kunnen brengen. Dat heeft God gedaan in Zijn Zoon. Maar de mens kan die verlossing uitwerken en actief zijn daarin Voor zover de beloften Gods dit toestaan. En die gaan heel ver hierin. Wij zien dus dat de actie van de mens als heilswerking onbelangrijk, ja, ni­hil is, maar dat God door de actie van de mens Zijn heilswerk wil openbaren aan de ganse schepping, mits aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan. Het gaat in zijn diepste wezen om de openbaarmaking der zonen Gods.

Hiervoor siddert de hel. Bij de‘ vuige en doortrapte laster die mijzelf ten déel valt, heb ik mij afgevraagd wat de diepste drijfveer van satan is om mij door een mens zo intens zwart te maken. Het antwoord was verrassend. Hij wil de mens die zich het zoonschap Gods in Jezus Christus bewust gaat worden, dermate in de grond drukken, dat er geen uitkomen meer aan is. De satan siddert voor het openbaar worden van de zonen Gods en zal trachten elk bruggenhoofd te vernietigen.

Aan de zonen Gods zijn machtige beloften gegeven in Jezus Christus, die rechtstreeks de hel raken. Zij zul­len immers de boze geesten uitdrijven. En hiervoor ontvangt God alleen de eer omdat Hij het gedaan heeft en het uit werkt in Zijn kinderen.

Het is alles nog geen goud wat er blinkt. Velen hebben dit wondere ontdekt en maken er een hokus pokus spelletje van. Handen worden opgelegd, zieken worden “genezen”, gebondenen “bevrijd”, maar in wezen is er niets gebeurd. Zij menen dat God werkt als een auto­maat. En als het beoogde doel niet slaagt, dan is het slachtoffer de schuldige. Drama’s zijn hiervan te ver­tellen, maar God vraagt wezenlijke inzet van onszelf voor elkander. Zonder inzet van onszelf werkt God niet. Waar werkelijke wonderen van genezing en bevrijding geschieden, daar zijn mensen bezig met inzet van heel hun leven. De achtergrond van de wonderen bij Dave Wilkerson is een leven met inzet voor de gebonden naaste. Kan God dan geen wonderen werken zonder die inzet en naastenliefde? Zeker, maar God werkt niet als een toverdokter, die om onzentwil mirakelen gaat ver­richten. Als Herodes met Hem wil spelen gebeurt er niets. Maar als de mens zich inzet, dan gaat de Godde­lijke kraan Zijner liefde macht open, dan werkt Hij mede met tekenen en wonderen. Het volmaaktst vinden wij dat in de eerste gemeente, niet omdat het de eerste gemeen­te was, maar omdat daar de inzet zó groot was, dat het privé-eigendom wegviel. Niemand zeide dat iets van hem was. Als machtig antwoord hierop: grote wonderen en tekenen.

In de strijd tegen de hel kunnen wij die medewerking Gods niet missen door tekenen en wonderen. Maar God kan onze inzet niet missen, en Hij ontzet zich als Hij ziet, dat er niemand op de bres staat. Deze ontzetting Gods is te verstaan, omdat Hij dan Zijn machtige werking niet kwijt kan. Velen willen wel de wonderen en tekenen maar voor de totale inzet deinzen ze terug. Hun werk blijft zonder vrucht en hun arbeid is ijdel.

Bij het ontbreken der machtige werking Gods gaan som­migen een wissel trekken op de toekomst. Het is echter een schrale hoop. Want Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde. Het gebrek aan inzet wordt verdoezeld en goedgepraat met de bewering dat God over 10 of 20 jaar machtig gaat werken. Zij zien niet in dat Gods won­deren voor vandaag zijn, maar dat ze uitblijven door ge­brek aan inzet. Heeft God dan onze inzet nodig? Ja en neen. Ja, want God heeft Zijn weldaden daaraan verbon­den. En neen, want Hij is de Almachtige. Maar als Hij het een aan het ander samenvoegt mag de mens niet scheiden.

De satan is er als de kippen bij om ons geestelijk neer te slaan zodra wij het geheimenis ontdekt hebben om op te staan uit het graf der machteloosheid. Daar heeft hij een extra-inzet voor over. Als wij ons gaan bewust worden hoe we de werking Gods tot op de dag van vandaag kunnen waar maken, dan zal de hel met kracht rondom ons losbarsten. Maar Luther wist het reeds:

Houdt Christus Zijne Kerk in stand, dies mag de hel vrij woeden.

Gezeten aan Gods rechterhand, kan Hij haar wel behoeden. Halleluja!

Vriend, broeder, zuster, God heeft u nodig. God wil u gebruiken. Denk toch niet klein over uzelf. Als zoon van God heeft Hij u buitengewone volmacht geschonken. Maar als u zich niet inzet, dan kan Hij niets doen. Uw inzet wordt misschien bemoeilijkt door inblazingen van de duivel. Als u een geketene ziet en hoort zijn klach­ten, dan fluistert de satan in uw oor, dat hij of zij zich knap aanstelt en overdrijft. Uw liefde krijgt een knak en God kan niets door u doen omdat u zich vanzelf niet inzet voor iemand, die zich zó aanstelt. U kent misschien het verhaal van die arts, die een patiënt had met van de reuma kromgetrokken vingers. “Je doet het erom’, voegde de arts de vrouw toe. De vrouw heeft hem bezworen dat hij die handen wel mocht hebben en zij de zijne. Maar dit misverstand is allerwege te bespeuren. Want we willen ontkomen aan totale inzet. Ja, ik zal daar…… zijn. Ik zal mij inzetten. Je denkt toch niet dat ik een doetje ben?

En Gods wonderen blijven uit. God kan het niet zon­der onze inzet. De machtige God is met machteloosheid geslagen. Ondanks zwaar woeden der hel zullen de zonen Gods openbaar worden. Zij zullen zich door alles heen inzetten voor God en de naaste. Het zal een enorme strijd zijn, maar het komt. De mens zal zien hoe hij ge­roepen is met inzet van alles de werken Gods te werken ja, nog grotere dan Jezus verricht heeft. Stel u open en vrees niet. Want de Heer is gegeven alle macht in hemel en op aarde!

 

Waar is uw oude mens door Jenny Manschot

Dit weten wij immers…

”Dit weten wij immers, dat onze oude mens mee gekruisigd is” (Rom. 06:06). Halleluja! Onze oude mens, waar­in eens de zonde leefde, is dood. En velen van ons hebben hem met Christus begraven door de doop in de dood.

Er was eens iemand, die tegen me zei: ‘’Ja, dat staat er wel, dat onze oude mens dood is, maar – en dat mag je nooit tegen iemand zeggen – hij is niet dood”. Hij bedoelde onze oude mens bestaat nog.

God zegt: Onze oude mens is dood. Wij erva­ren: onze oude mens bestaat nog. Deze “tegen­strijdigheid” brengt ons in conflict. Gods Woord zegt, dat onze oude mens dood is, maar wij merken daar hele­maal niets van. Integendeel! Wij ontdekken iedere dag opnieuw, dat onze oude mens er nog is. Wat God zegt dat is waar. Dat geloven wij onvoorwaardelijk. Ja, dan moet het aan ons’ liggen. Misschien geloven we niet goed, misschien bidden we niet goed. De één zegt, je moet er eerst voor danken, een ander, zegt, je moet het eerst echt geloven.

En we bidden er iedere dag om: “Heer, laat mijn oude mens dood zijn”. We bedoelen .dan zoiets als: Heer, laat mijn oude mens ophouden te bestaan. Maar de Heer doet het niet. Het lijkt wel, alsof de Heer doof is op dit punt. .

En we komen nog meer in conflict,. O, o, wat is het toch moeilijk, wat is het toch vreselijk moeilijk’ Maar het ligt niet aan God, het ligt aan ons. De oorzaak is, dat wij de betekenis van het woordje dood niet begrijpen.

Dood zijn betekent niet, zoals de wereld vaak denkt: opgehouden hebben te bestaan, maar: gescheiden zijn van, afgesneden zijn van, geen contact hebben met.

Dat onze oude mens dood, is, betekent dus niet, dat hij niet meer bestaat, maar dat hij gescheiden is van de zonde, dat hij niet meer leeft in de zonde, dat hij, zo­als (Rom. 06:18) zegt, vrijgemaakt is van de zonde.

De Bijbel onderscheidt 3 vormen van dood zijn, maar ook 3 vormen van levend zijn bij de mens, n.l.: het gees­telijk dood zijn tegenover het geestelijk levend zijn; het levend zijn van de oude mens tegenover het dood zijn van de oude mens; het lichamelijk (biologisch) lovend zijn tegenover het lichamelijk dood zijn.

De geestelijke dood en het geestelijk leven

De mens, die Jezus niet kent, is dood vanwege zijn zonde, hij is geestelijk dood. Dit wil niet zeggen, dat de geest van deze mens niet bestaat. (1 Kor. 02:11) leert ons, dat de onbekeerde mens ook een geest heeft). Dit betekent, dat hij gescheiden is van de levende God. Hij heeft gezondigd en daardoor mist hij de heerlijkheid Gods, hij heeft er geen deel aan (Rom. 03:24)

Maar wanneer deze mens, een dode zondaar, zich door het bloed van Jezus laat reinigen van zijn zonde, valt de scheiding weg en komt hij in contact met God, de bron van eeuwig leven en zijn géést ontvangt het leven uit God. Hij wordt wedergeboren en is tot leven gekomen.

De gelijkenis van de verloren zoon laat ons de betekenis van dood zijn heel duidelijk zien. Als de zoon bij zijn vader teruggekeerd is van zijn verre reis, zegt deze: “Mijn zoon hier was dood en is weer levend ge­worden”. In de volgende zin verklaart de vader zelf de betekenis van deze woorden: “Hij was verloren en is gevonden”(Luc. 15:24).

De zoon was dood, omdat hij ver bij zijn vader van­daan in een vreemd land er op los leefde. Dc afstand tussen het huis van zijn vader en dat verre vreemde land scheidde de zoon van de vader.

Zodra de zoon zich in de armen van de vader wierp, werd hij weer levend, hij was weer met zijn vader verenigd.

Ook wij waren eenmaal veraf, zonder hoop en zonder God in de wereld, maar nu zijn wij dichtbij gekomen, doordat wij geloven in het bloed van het Lam van Golgotha (Ef. 02:13). Wij zijn een nieuwe schepping, een nieuw mens geworden. Halleluja!

Gedood op Golgotha

Tot ons, nieuwe mensen, zegt God: Weet, dat uw ou­de mens mede gekruisigd is, wordt u ervan bewust, dat uw oude mens gedood is op Golgotha.

Onze zonden zijn weggedaan op Golgotha, doch wij zijn er pas van bevrijd, als wij dit feit aannemen. Zo is het ook met de dood van onze oude mens. Hij is pas dood als wij aannemen, dat hij met Jezus aan het kruis gestorven is en als wij daar dan ook achter gaan staan.

We moeten alle contact met de zonde verbreken. We moeten bewust de zonde de rug toekeren – dan staan wij met ons gezicht naar Jezus toe – we moeten bewust nee zeggen tegen de verleider tot de zonde, satan. Doch dit kunnen we alleen als we onze blik gericht houden op Jezus. Want voor u persoonlijk is de duivel niet bang, hoor! En voor mij ook niet. Maar voor Jezus is rij als de dood, want hij weet, dat Jezus hem op Golgo­tha eens en voor altijd overwonnen heeft. Halleluja! Er is kracht in het bloed van het Lam!

De natuurlijke dood

Ook bij de natuurlijke dood is er sprake van een scheiding, n.l. de scheiding van de geest en de ziel van het lichaam. Met andere woorden, wanneer iemand lichamelijk sterft, verlaten zijn geest en ziel het li­chaam. Het dode lichaam, dat nog bestaat, wordt begraven in de aarde. De geest en de ziel (van de geredde mens tenminste) leven verder bij God in de hemel.

Daarom zeggen wij wel, wanneer er iemand gestorven is dat hij is heengegaan. Deze mens heeft zijn lichaam verlaten om zijn intrek te nemen in het huis Gods. Bij de wederkomst van Jezus krijgt hij zijn lichaam in een nieuwe en onvergankelijke vorm terug.

Enkel vreugde!

“Houdt het voor enkel vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt” (Jak. 01:02-03). Hier zegt God ons, dat wij niet moeten treuren, omdat onze oude mens nog bestaat, maar dat wij er alleen maar blij om moeten zijn.

Als onze oude mens niet meer zou bestaan, dan zou de duivel immers niet meer bij ons kunnen komen om ons te verzoeken en dan zou er voor ons geen mogelijkheid zijn om de duivel, in de Naam van Jezus, te overwinnen, dan zouden wij niet met Jezus overwinnaar zijn.

Alleen iets of iemand, waardoor je bedreigd wordt, kun je overwinnen. Wanneer je op straat loopt en iemand valt je aan om je van je geld te beroven, dan kun je hem door van je af te slaan (weerstand te bieden) over­winnen. Doch als je op een mooie zomerdag in de tuin zit en er vliegt een vlinder om je heen en je knijpt hem tussen je vingers fijn, dan heb je hem wel vernietigd, maar niet overwonnen.

We kunnen de duivel alleen maar overwinnen als hij ons aanvalt. En als wij overwinnen, in de Naam van Jezus, zullen wij de kroon des levens ontvangen.

O, ik weet wel, wij overwinnen de duivel niet altijd. Wij staan hem nog wel eens toe om onze oude mens weer leven in te blazen, wij geven nog wel eens gehoor aan zijn verleidende stem. En dan is het mis. We zijn liefde­loos en hard tegenover onze medebroeder. Onze tong hou­den we niet in toom, en … en … en .. .

Maar God zegt; het moet voor u vaststaan, dat gij dood zijt voor de zonde (Rom. 06:11).

Weersta de duivel, vast in het geloof, en hij zal van u vlieden.

En wanneer wij- de proef- doorstaan hebben, zullen wij de kroon des levens ontvangen. Halleluja! (Jak. 01:12).    

 

Zijn wij waarlijk Zijn discipelen door J. Noë.

“Onthoud het goed niet aan wie het toe­komt, terwijl het in uw macht is het te doen. Zeg niet tot uw naaste: Ga heen en kom terug, morgen zal ik geven – terwijl gij het hebt” (Spr. 03:27-28) .

Lieve vrienden, ik kreeg het in mijn hart om hier­over te schrijven. De nood is groot in de wereld. Satan gaat rond als een briesende leeuw, omdat hij weet, dat zijn heerschappij spoedig ten einde zal zijn. De zonde neemt hand over hand toe; ongeloof, on­reinheid, tuchteloosheid, wetteloosheid, occultisme, misdaden, enz., worden met de dag erger. En wat is daarvan al niet de kerken en groepen binnengedrongen? Het moet toch voor u duidelijk zijn, dat de ware christenen, hiermede bedoel ik de werkelijke volge­lingen van Christus, hiertegen stelling moeten nemen. Door rustig thuis te blijven zitten en met een vroom gezicht tegen elkaar te zeggen: “’t Jonge, ’t jonge, het is toch wel erg tegenwoordig. De mens luistert niet meer naar God en Zijn gebod en gaat maar zijn gang. We zullen hiervoor bidden”, en anders niet is zeker niet Gods wil.

We hebben als Zijn kinderen, u bent er toch van overtuigd dat u er een bent, als Zijn discipelen een opdracht te vervullen. In verband hiermede ga ik uw aandacht vestigen op enige Schrift gedeelten.

Ten eerste in het Oude Testament. In (Ez. 03:16-21) lezen wij:

“Na verloop van zeven dagen kwam het woord des He­ren tot mij: Mensenkind, u heb Ik tot wachter over het huis Israëls aangesteld. Wanneer gij een woord uit mijn mond hoort, zult gij hen uit mijn naam waar­schuwen. Als Ik tot de goddeloze zeg: Gij zult ze­ker sterven – en gij waarschuwt hem niet en spreekt niet om de goddeloze voor zijn goddelozen weg te waarschuwen ten einde hem in het leven te behou­den, dan zal die goddeloze in zijn eigen ongerechtigheid sterven, maar van zijn bloed zal Ik u reken­schap vragen. Maar als gij de goddeloze waarschuwt en hij bekeert zich niet van zijn goddeloosheid en van zijn goddelozen weg, dan zal hij in zijn eigen ongerechtigheid sterven; maar gij hebt uw leven ge­red.

En als een rechtvaardige zich afkeert van zijn ge­rechtigheid en onrecht doet, en Ik een struikel­blok voor hem neerleg, dan zal hij sterven; omdat gij hem niet gewaarschuwd hebt, zal hij in zijn zonde sterven, en met de gerechte daden die hij gedaan heeft, zal geen rekenschap gehouden worden; maar van zijn bloed zal Ik u rekenschap vragen. Maar als gij de rechtvaardige waarschuwt, opdat hij niet zondige, en hij zondigt niet, dan zal hij zeker le­ven, want hij heeft zich laten waarschuwen; en gij hebt uw leven gered”.

Dat is niet mis wat God hier tegen Ezechiël zegt. God heeft hem als wachter over Israël aangesteld en hij draagt daardoor een zeer grote verantwoordelijkheid. Als hij de hem opgedragen taak niet vervuld, zullen de gevolgen voor zijn rekening komen.

En nu gaan we over naar het Nieuwe Testament en lees u nu eens de gelijkenissen van de talenten en de ponden resp. in (Matt. 25:14-33 en Luc. 19:11-27).

Het is duidelijk wat Jezus met die gelijkenissen be­doelde. Zoals Ezechiël zijn verantwoordelijkheid had, als wachter over Israël, zo dragen wij als kinderen Gods, als Zijn discipelen, de verantwoordelijkheid over onze medemens. Wat wij van Hem ontvangen hebben mogen we niet voor ons zelf houden, mogen we niet renteloos laten liggen, maar daar moeten we mee gaan werken, dat moeten we uitdragen.

In Matthéüs, Markus, Lucas en Handelingen vindt u het zendingsbevel van Jezus aan Zijn discipelen. Aan alle volken moet het evangelie worden gebracht, ze moeten tot Zijn discipelen worden gemaakt en, zegt Je­zus: ”Leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb”.

Dit bevel begonnen ze ten uitvoer te brengen na de doop met de Heilige Geest. Met de doop ontvingen ze de gaven van de Geest en traden deze in werking; de Heer bevestigde Zijn Woord met wonderen en tekenen.

Om een goede discipel van Jezus te zijn, een ware getuige van Hem, moeten we dus gedoopt zijn met de Heilige Geest. Jezus zegt: “Gij zult kracht ontvangen wanneer de Heilige Geest over u komt en gij zult Mijn getuigen zijn”. Getuige van Jezus zijn door woord en daad. Geloof zonder de werken is dood. Satan tracht op allerlei manieren, dikwijls zeer sluw en listig, te verhinderen dat u Jezus’ opdracht uitvoert. De televi­sie, de sport, muziek, lectuur, enz. heeft hij tot ware afgoden gemaakt van de mensen. Verder weet u zelf wel waar u een slaaf van bent geworden. Onwil, laksheid, zogenaamde moeheid,(ik heb geen zin vandaag, ik zal morgen wel zien) zijn welbekende werkingen des vlezes, die u er van weerhouden werk voor de Heer te doen.

Besef wel, lieve lezers, dat door dat alles mensen­levens verloren gaan. Er zijn mensen die zelfmoord heb­ben gepleegd, zelfmoord komt veel voor, doordat ze toen ze raad en hulp zo hard nodig hadden, tengevolge van omstandigheden niet geholpen werden. Als deze “omstandigheden” in ons leven dan die zijn welke ik hier­boven heb genoemd, is het wel droevig. De Heer zal ons rekenschap vragen.

“Onthoud het goed niet aan wie het toekomt, ter­wijl het in uw macht is het te doen. Zeg niet tot uw naaste: Ga heen en kom terug, morgen zal ik geven – terwijl gij het hebt”.

 

Het Brood des Levens door Jan W. Companjen

“Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren, en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten”(Joh. 06:35)

Eén van de bekendste verzen uit Gods Woord is wel (Joh. 03:16): “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe”. Vanuit dit Schriftwoord wil ik in dit artikel gaan doorgeven wat de Heer mij op het hart heeft gelegd. Ik ge­loof dat wij tezamen met alle heiligen mogen en zullen opwassen tot alle volheid Gods. Ik geloof dat Hij met Zijn Geest in u en mij meer zal gaan doen dan wij bidden of be­seffen, indien wij ons maar epenstellen en willen gaan luisteren naar datgene wat de Geest tot ons te zeggen heeft.

Het Woord van God is Geest en leven. Ook in de woor­den die hierboven zijn aangehaald speelt het leven de be­langrijkste rol. Jezus zeide: Ik ben het brood des le­vens, daartoe ben Ik in de wereld gekomen opdat zij, die in Mij geloven, eeuwig leven hebben.

Jezus kwam in de wereld, Hij kwam niet in de kerk, of voor de heiden; Hij kwam in de wereld. Een ieder die in die wereld, op die aarde van ons, verblijft, wil Hij eeuwig leven schenken door geloof in Hem. Heel het ge­loofsleven draait om Hem.

Zoals in de natuur alles is opgebouwd uit een aantal bouwstoffen bestaande uit kernen en elektronen, zo is ook in het bovennatuurlijke deze wet te vinden: namelijk in Jezus Christus die de Kern van al het geestelijk le­ven is. Om Hem draait alles, Hij is de Kern door de Vader daartoe zelf geformeerd. Buiten Hem is er in dat Konink­rijk geen andere bouwstof te vinden.

Juist om deze dingen gaat het, nu wij in deze eindtijd weer opnieuw aangedaan worden met Kracht van omhoog, als het ware opgenomen worden in de elektronenbundel die om Hem, Jezus Christus, heen draait.

Wij worden met Hem een machtig bouwwerk, één mach­tig atoom. Enig, in Hem zijn alle elektronen op Hem gericht. Die Kern zal nooit gespleten kunnen worden. Alle andere elementen, het natuurlijke, zullen ver­gaan, doch dat ene Geestelijke bouwwerk zal blijven bestaan.

Ik wil u allen uitnodigen om werkelijk weer eens Geestelijk te gaan denken en geloven. De mens is ge­schapen om te leven. Niet alleen een natuurlijk leven van eten, drinken, paren en bouwen, dat doen uitein­delijk de dieren ook, neen, leven op de wijze waartoe vrij geschapen zijn.

In het 6e hoofdstuk van Johannes, waarin het gaat om het Brood des Levens, vragen de mensen die Jezus volgden, wat zij moesten doen om de werken Gods te mo­gen werken (Joh. 06:28). Jezus antwoordde en zeide: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem die Hij gezonden heeft. Zij worden teruggeworpen op Hem die door de Va­der gezonden is.

Deze boodschap zal centraal komen te staan. Alles wat Hem aangenomen heeft zal tot scheiding gedwongen worden doordat al het andere zal worden afgebroken. Organisaties, kerken, ambten, enz., die bepaalde ze­kerheden gaven zullen allen afgebroken worden. Zij zullen door het vuur dat reeds overal woedt vergaan als hooi, stro en stoppelen.

Het volkomene daarentegen zal aan het licht komen als goud door het vuur beproefd. Zoals de natuurlijke tempel te Jeruzalem afgebroken is, zo zullen ook de natuurlijke tempels in de heidenwereld afgebroken worden. Dit zeide Hij van Zijn lichaam, Zijn Lichaam zal na de afbraak van het natuurlijke opgestaan zijn en een volk zijn van koningen en priesters.

Een goed priester brengt volkomen offers. Hij bracht als Hogepriester van onze belijdenis een vol­komen zoenoffer voor onze zonden. Wij mogen als pries­ters in Zijn dienst dank- en vreugdeoffers brengen en dat zal Hij zien tot verzadigens toe.

Een goed koning ruimt alle afgodendiensten op. Zij breken de afgodsbeelden af, al lijken ze nog zo heilig. Denk aan de slang van Mozes. Zij slechten alle hoogten, dat wil zeggen zij ruimen alle herinneringen aan afgoden­diensten op. Zij ruimen alle vijanden van heit volk radicaal op.

Het gehele Oude Testament is ons in deze als voor­beeld geschreven. Zij geeft in het natuurlijke weer hoe onze geestelijke strijd moet zijn.

De mens is geschapen om te leven. Dit leven is ons in Christus geschonken. In Christus mogen wij het zout der. . aarde zijn en het licht op de kandelaar. Daarom roept Hij ons op in Hem te geloven als het brood des levens. Hij roept ons als het ware op om Hem geheel te aanvaarden en ons hele wezen met Hem te vullen zoals brood ons lichaam voedt en ons gehele lichaam bereikt door middel van het bloed waarin de voeding is opgenomen.

Zo wil Hij voor ons het brood des levens zijn. Dan zui­len wij, door Zijn Geest geleid, de werken Gods werken. Dan zullen wij het Goddelijke leven hebben. Voor God.de Vader leven wij dan pas als vrij een Geestelijk leven leiden, dan komen wij tot ons Goddelijke doel en dan kunnen wij pas over het natuurlijke heersen.          .

Reeds voordat Jezus tot Zijn discipelen zeide: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde”, had de hoofdman te Kapérnaüm (Matt. 08:05-13) blijk gegeven dat hij de opdracht van Jezus begreep. Toen Jezus tot hem wilde komen zei hij: Spreek slechts één woord en alle machten en krachten zullen voor Uw woord moeten wijken.

Hij was hoofdman en zei tegen zijn knechten: Ga, en zij gingen; kom, en zij kwamen. Zo als hij zijn soldaten zond, zo zag hij Jezus als Heer over alle machten en krachten in de zienlijke en onzienlijke wereld.

Zijn antwoord heeft een machtige uitwerking en Jezus roept uit: Voorwaar, zeg Ik u, bij niemand in Israël heb Ik een zo groot geloof, inzicht, gevonden. Ik zeg u dat er velen zullen komen van oost en west en zullen aanlig­gen, als niet-Jood, met Abraham, Izak en Jacob in het Koninkrijk der hemelen, maar de kinderen van het Konink­rijk, voor wie het bestemd was, zullen uitgeworpen worden.

Er is een oplossing voor deze wereld, er is een op­lossing voor iedereen. Alle valse zekerheden zullen wegvallen, het natuurlijke voedsel zal niet meer voeden en er zal honger komen in het land. De geestelijke honger zal zéér groot worden, maar bij Jezus is er overvloed. Bij Hem zal er leven en overvloed zijn en dat alles om niet, net als bij Jozef, het geld wordt teruggevonden in de zak. De vleselijke broeders van Jozef zullen tot gehoorzaamheid gedwongen worden en voor het verkrijgen van voedsel Benjamin mee moeten brengen. Benjamin is in deze een type van de eindgemeente die vervuld is met de Heilige Geest. Benjamin is als Jozef uit een moeder, Rachel, geboren.

Alleen langs die weg is er behoud en uiteindelijk een machtige en uitbundige feestvreugde. Om tot dit grote doel te komen geeft Hij ons Zijn Geest. Daarom is ons de Geest uit God gegeven opdat wij weten zouden wat uit God is, opdat wij weten zouden wat Zijn weg is voor u en mij.

Hij kwam met Zijn Geest en door die Geest zal Hij ons leiden naar de volle waarheid.

Kom, sta op, Laat ons van hier gaan,

naar het Hemelse Jeruzalem, naar de berg Sion.

Sion, de stad der volken! (Psalm 87).

 

Positief geloof door Gert Jan Doornink

Wij leven in een wereld waarin de negativiteit hoogtij viert. Dit is heel begrijpelijk als we beden­ken dat de overste dezer wereld de duivel is.

Hij kwam de zonde, ziekte, dood, vrees en andere negatieve dingen in de wereld brengen. Dit was nooit Gods bedoeling geweest, want Hij had de wereld en alles daarop volmaakt geschapen.

In het scheppingsverhaal leest u niets over zonde en ziekte, over angst en dood, over zorg en twijfel. Daarom heeft de “overste dezer wereld” niet het laatste woord en zond God Zijn Eniggeboren Zoon Jezus Christus naar deze wereld om de duivel te ontwapenen en te overwinnen. De eindvernietiging van de duivel moet weliswaar nog plaats vinden, maar door de overwinning van Jezus heeft de mens reeds nu de mogelijkheid ont­vangen om te overwinnen.,

Dit is wonderbaar. Dit is een onvoorstelbare heer­lijkheid.’ Zodra wij Jezus Christus aanvaard hebben als Verlosser, heeft de duivel niet langer recht op ons le­ven. De Bijbel is op dit punt zeer duidelijk’. Paulus drukt het zo uit: “In Christus woont al de volheid der godheid lichamelijk: en gij hebt de volheid verkregen in Hem” (Kol. 02:09). “Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in. het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wien wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden” (Kol. 01:13-14).

Vele kinderen Gods lozen deze en andere teksten. Ze vinden ze machtig en nochtans beleven ze er niets of weinig van. Ze geloven wel dat hun ziel gered is voor de eeuwigheid, maar hebben geen dagelijks overwinnings­leven. Hun geloof is zeer beperkt en veelal negatief. Hun geloof is gericht op de natuurlijke, zichtbare dingen en op de omstandigheden en situaties waarin ze geplaatst zijn.

Van een onwedergeboren mens is zoiets wel te ver­wachten. Immers ieder mens heeft geloof. Of hij het erkennen wil of niet, iedereen gelooft ergens in. Ook als iemand zegt “Ik geloof nergens in”, dan geeft hij daar­mee te kennen, dat hij wel gelooft ergens in, maar geen geloof in Jezus Christus heeft.

Als iemand gelooft in het bestaan van God en een an­der gelooft niet in het bestaan van God, dan hebben beiden geloof, maar het is verschillend gericht. In dit artikel wekken wij u op om positief te geloven, dat wil zeggen, het geloof in God, Zijn Woord, Zijn Zoon, de Hei­lige Geest en het feit dat wij door het geloof in Jezus een nieuw, Goddelijk, eeuwig leven ontvangen.

Nu komt het er op aan dat een wedergeborene ook in het dagelijks leven positief geloof openbaart. Het ge­loof wat wij van God hebben ontvangen moet “in werking” gesteld worden. Anders is het negatief, dood.

Het ligt niet aan God als er niets beleefd wordt van wat Hij beloofd heeft in Zijn Woord: gezondheid, overwinning, kracht, blijdschap, enz. Alleen positief geloof doet ons deze beloften beleven.

Negatief geloof richt zich op de omstandigheden, op alles wat de duivel ons voorspiegelt. En de duivel is een leugenaar, een dief en een moordenaar…..

Als wij positief geloven heeft dit heerlijke gevolgen in ons leven.

We beleven de overwinning over iedere aanval van de satan. We ervaren dat het waar is wat Jezus heeft gezegd in (Luc. 10:19): “Zie, Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehe­le legermacht van de vijand; en niets zal u enig kwaad doen”.

We zijn anderen ten zegen. Hoe zullen wij de men­sen kunnen opwekken om positief te geloven in Jezus als wij zelf dat geloof niet openbaren?

We zijn gered als Jezus komt. Terecht stelt Je­zus in (Luc. 18:08) de vraag; “De Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde?”

Jezus zal kerken, groepen, organisaties, gelovigen vinden als Hij komt, maar zal Hij het echte, positieve geloof bij hen vinden? Wat vindt Hij – als Hij op dit moment zou terugkomen – bij u? Dit is een zeer ernstige vraag. De komst van Jezus is zeer nabij en de nood van de wereld wordt steeds groter.

Laat u niet langer op één of andere manier binden door de vorst der duisternis, maar ga staan en hande­len in het positieve geloof wat Jezus u gegeven heeft. Alleen dan bent u een beelddrager van Jezus en heeft God een welbehagen in u (Heb. 11:06). Alleen dan bent u in de wil van God en kan Hij u ten volle in Zijn dienst gebruiken.

Door alle eeuwen heen zijn er mensen geweest die po­sitief hebben geloofd. De levende God vond dit geloof bij Luther en Wesley, bij Moody en Spurgeon, bij Hermann Zaiss en William Branham. En bij velen die nu leven en door de Heer machtig gebruikt worden. Maar vindt Hij het ook bij u???

 

“Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk” (2 Kor. 13:05).

1967.07-08 nr. 91

Levend Geloof 1967.07-08 nr. 91

De openbaring van Jezus Christus door Gert Jan Doornink

Lees Openbaring 1

Openbaring: Het boek van de eindtijd

De Openbaring van Johannes is het laatste Bijbelboek, naar zeker niet het minst belangrijk. Het is het boek van de eindtijd en juist daarom zeer belangrijk. Het gaat over de dingen die weldra moeten geschieden” (Openb. 01:01).

De scheiding der geesten, waarvan (Openb. 22:11) spreekt, zien wij in onze dagen in steeds sneller tempo in vervulling gaan. Aan de ene kant een wereld die hoe langer hoe neer wegzinkt in het moeras der zonde, aan de andere kracht de Gemeente van Christus die toeneemt in liefde en kracht. Ook binnen de Gemeente zien wij een scheiding van hen die vast willen houden aan zonden en dingen van de wereld, en aan de andere kant gelovigen die dwars door alles heen gehoorzaam willen zijn. Zij zullen spoedig de mannelijke rijpheid bereiken.

Degenen die niet mee willen “verder trekken” zullen de dingen uit Openbaring overdreven en onbegrijpelijk vinden. Maar de anderen zullen onder de leiding van de Heilige Geest meer en moor licht ontvangen over de ge­beurtenissen van de eindtijd.

(Openb. 01:03) zegt: “Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie, en bewaren hetgeen daar­in staat, want de tijd is nabij”. Er is dus een machti­ge belofte verbonden aan het bestuderen van het boek Openbaring. Maar- zoals iedere belofte in de Bijbel ver­bonden is aan een voorwaarde zo ook deze (Openb. 22:18-19) zegt n.l. “Ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek beschreven zijn; en indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn”.

Velen hebben in het verleden fout genaakt dat zij eigen theorieën hebben opgehangen aan dit boek, met het gevolg dat er talrijke geschriften over de Openba­ring bestaan die elkaar tegen spreken. (Openb. 01:03) zegt echter zeer duidelijk dat we slechts moeten “voorlezen” en “horen” uit dit boek en de dingen “bewaren” moeten. Dit betekent dat we voorzichtig moeten zijn net oi<-on gedachten te verbinden aan de gebeurtenissen die ons beschreven worden. Talrijke sekten en dwaalleraars hebben in het verleden allerlei “toegevoerd”, terwijl een verwaterd, krachteloos Naam-Christendom veel heeft afgenomen” van dit boek. Alleen de Heilige Geest kan ons wijsheid en inzicht geven. In deze tijd nu de “la­te legen” begint te vallen zal er neer en moer licht konen over de nu nog duistere gedeelten van dit boek dat zo uitermate belangrijk is.

Het boek is gericht aan de zeven gemeenten in Asia. Johannes aan de zeven gemeenten in Asia”, (Openb. 01:04). Let speciaal op het getal zeven, dat in de Bijbel steeds het getal der volheid is.(God schiep hemel en aarde in zeven dagen; Noach moest van alle reine dieren zeven paar in de ark verzamelen; Farao droomde van zeven vet­te on zeven magere jaren; In de tabernakel brandden ze­ven vlammen op de kandelaar; Er waren zeven Kruis­woorden van Jezus; Hebreeën 6 spreekt van een zevenvoudig fundament; Hebreeën 12 spreekt er over hoe de gelovigen tot zeven dingen genaderd zijn, enz.

Het boek is dus van veel groter betekenis dan alleen voor de zeven plaatselijke gemeenten in Klein-Azië die reeds lang verdwenen zijn. Het is voor de Gemeente van Christus van alle eeuwen, maar in het bijzonder voor, de Gemeente van de eindtijd.

De openbaringen werden gegeven aan Johannes die zichzelf in vers 9 noemt: a.broeder, b.deelgenoot in de verdrukking, c.in het koninkrijk, d. in de volharding.  

Johannes is dus onze broeder en wij zijn een broeder van Johannes. Dit betekent dat wij ook aan de andere drie voorwaarden zullen moeten voldoen. Bent u een deelgenoot in de verdrukking? Of hebt u zoveel compromissen met de wereld gesloten, dat we helemaal niet meer verdrukt worden? Bent u ook deelgenoot in het koninkrijk? Dat wil zeggen brengt u door woord en daad het volle evangelie in toepassing? Doet u dezelfde dingen die Jezus deed en bent u daarin volhardend.

De openbaring van Jezus Christus

De titel van het boek zoals deze in de Bijbel is vermeld (De Openbaring van Johannes) is enigszins misleidend. Het is n.l. de Openbaring van Jezus Christus.

Aan Johannes, en dus ook aan ons.

Als we nu zien wat ons in dit eerste hoofdstuk verteld wordt, lezen we in (Openb. 01:10) dat Johannes in vervoering des geestes kwam op de dag des Heren. Hij hoort achter zich een luide stem en hij keert zich om teneinde die stem te zien. (Openb. 01:12) Dan ziet Johannes iets geweldigs. Hij ziet zeven gouden kandelaren, voorstellende de Gemeente van Christus (Openb. 01:20). Temidden van deze kandelaren (de gemeente) ziet Johannes Jezus Christus, wat hij als volgt beschrijft: Ik zag “iemand als eens mensen zoon, bekleed met een tot de voeten reikend gewaad, en aan de borsten omgord met een gouden gordel; en zijn hoofd en  zijn haren waren wit als witte wol, als sneeuw, en zijn ogen als een vuurvlam; en zijn voeten waren gelijk koperbrons, als in een oven gloeiend gemaakt, en zijn stem was als een geluid van vele wateren. En Hij had zeven sterren in zijn rechterhand en uit zijn mond kwam een tweesnijdend zwaard; en zijn aanzien was gelijk de zon schijnt in zijn kracht (Openb. 01:13-16) Johannes ontvangt daar een geweldige openbaring van Jezus Christus! Het maakt zoveel indruk op hem dat vers 17 (Openb. 01:17) zegt: en toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten”. De reactie van Johannes behoort ook onze reactie te zijn! U zegt: ja, als ik ook maar eens zo’n visioen  kreeg.

Maar hebt u zich wel eens gerealiseerd dat het geschreven woord even belangrijk is als een visioen. Profetieën, openbaringen, dromen enzovoort. We zullen ze zelfs moeten toetsen aan het woord van God, en als ze daarmee tegenstrijdig zijn, terzijde moeten stellen. Maar Johannes beschrijft ons hier duidelijk wat hij zag. Kwam en hij laat ons meekijken. God, laat ons in Jezus Christus zien wie Hij is. Lees daarom veel in de evangeliën om een nauwkeurig beeld te krijgen. We moeten weten wie Jezus is en wat Hij deed toen Hij op aarde was, want wij zijn geroepen Zijn beeld te openbaren. We moeten dezelfde dingen doen die Hij deed. Wat Hij deed was de wil van God openbaren. Zijn hele optreden was enkel goedheid! Hij genas de zieken, Hij bevrijdde de gebondenen en Hij schonk de mensen het eeuwige leven. Ook wij mogen in Zijn Naam en onder de leiding van de Heilige Geest deze boodschap van volle verlossing uitdragen. “Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen”(Ef. 02:10).

Als we werkelijk met geheel ons hart Jezus willen volgen en we hebben uit zijn woord ontdekt wie Hij is’ en wat Hij deed, zal ook onze reactie, evenals die van Johannes, zijn dat we “als dood aan Zijn voeten liggen”. Dat wil zeggen, we zijn dan van ons zelf niets meer, maar Hij, de levende Heer, in ons, is alles!

Gehoorzaamheid

Johannes krijgt een taak, een opdracht. Hij moet op- schrijven wat weldra geschieden gaat. En hij is gehoor­zaam. Ook wij hebben gehoorzaam te zijn aan de grote op­dracht om een levend getuige van Jezus te zijn.

Er is geen tijd meer te verliezen. De wereld is in grote nood en Jezus komt spoedig weer. Nog is er volop gelegenheid on het evangelie van Jezus uit te dragen. Benutten wij ten volle de kansen die Hij ons geeft?. Openbaren wij door woord en daad Jezus Christus?

Wij behoeven niet bevreesd te zijn voor wie of wat ook. Want de Overwinnaar van Golgotha staat aan onze, zijde. Wat gebeurde er toen Johannes Jezus zag? “Hij legde zijn rechterhand op mij en zeide: Wees niet bevreesd……” Is dat niet machtig? Alvorens Johannes ook maar iets moest doen, klonk daar de liefelijke stem: “Wees niet bevreesd!”(Openb. 01:17).

De grote opdracht die Jezus gaf aan Zijn discipelen (en aan ons!) “Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb” werd omgeven door de machtige woorden: 1.”Mij is gegeven alle macht in he­mel en op aarde” en 2.”Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding dor wereld”(Matt. 28:18-20). Daarom kunnen wij onbevreesde Jezus Christus openbaren in een donkere, wegzinkende wereld.

De Gemeente van Jezus Christus zal spoedig de man­nelijke rijpheid bereiken. De Eindtijdgemeente zal een overwinnende gemeente zijn. Althans die gelovigen die oprecht en in gehoorzaamheid de Heer willen volgen. In Openbaring 2 en 3 eindigt datgene wat Johannes moet schrij­ven aan de zeven gemeenten steeds weer opnieuw met de woorden: “Wie overwint…..”

Wij hebben Jezus leren kennen, maar we zullen Hem voller, dieper moeten leren kennen. Hij wil geen 80 % naar 100 % van ons hart. Daarom zullen wij ons opnieuw moeten geven aan Hem en niets meer van ons zelf moeten zijn (“dood aan Zijn voeten”). Wij moeten overwinnen.

Alleen dan zullen wij Jezus ten volle openbaren en zal Zijn Naam op een machtige wijze in en door ons loven verheerlijkt worden. Dan zijn wij vruchtbaar in dienst van de Meester en zal Hij eens ook tot ons zeggen: “Wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer”(Matt. 24:23).         

 

De verzoeking door J. Manschot, Amsterdam

Niemand wordt door God verzocht (Jak. 01:13). Neen, God verzoekt niet. Het is zelfs onmogelijk, dat God verzocht wordt. Daarom behoeven vrij ook nooit bang te zijn, dat God van Zijn plaats zal vallen. God is de eeu­wig onveranderlijke. Halleluja? De “expert” in het verzoeken is de duivel. De duivel zal altijd trachten ons met zijn mooie praatjes van God af te leiden, en als wij gehoor geven aan zijn stem, dan zal hij ons ver­leiden, ver bij God vandaan.

Hoe komt het toch, dat de duivel de kans heeft om ons te verleiden? (Jak. 01:14 zegt: zo vaak iemand ver­zocht wordt, komt dit voort uit de zuiging en de ver­lokking van zijn eigen begeerte. Er is in ons, in ons vlees, (in onze oude mens), een begeren, een ver­langen naar dat, wat de duivel ons aanbiedt. De duivel probeert ons te grijpen in ons verlangen, in ons bege­ren. Ik wil dit met een voorbeeld verduidelijken. Stel, u kunt best wat geld gebruiken, ja, eigenlijk zit u er om te springen. De kinderen moeten nieuwe schoenen hebben, het kolenhok is bijna leeg, en ja, de keuken moet nodig eens een verfje hebben, want je schaamt je naar als een ander die schunnige boel ziet. Maar alles is ook even duur. Het valt echt niet mee om de eindjes aan elkaar te knopen. Maar nu doet er zich onverwachts een prachtige gelegenheid aan u voor. Zo maar ergens ligt een briefje van honderd voor het grijpen. U kunt het nemen. Er zal geen haan naar kraaien on u bent tenminste uit de nood. Uw verlangen gaat uit naar dat briefje van honderd. Nu is de duivel er als de kippen bij. Hij zegt: “Neem het toch. Je hebt het immers nodig, niemand ziet het, niemand mist het. Steek je hand uit en stop het vlug in je zak, dan ben je tenminste uit de zorgen. Je kunt je kinderen toch niet langer met die schoenen laten lopen, on……. en je hebt er nog niet eens aan gedacht, dat je binnenkort ook nog een behoorlijk bedrag aan belasting moet betalen. Neen het nu vlug en je bent uit de nood. Toe nu, aarzel niet langer, pak het. Zo meteen is het te laat”.

O, u zou het best willen nemen, want u hebt hot ei­genlijk wel heel hard nodig. Wat doet u nu? Zegt u ja tegen de duivel?

Vers 15 van Jakobus 1 (Jak. 01:15) zegt: Daarna als die begeerte be­vrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volgroeid is brengt zij de dood voort.

Bevruchting is het samensmelten van twee cellen. Na het samensmelten, de bevruchting, vindt er baring plaats. De duivel zegt tegen u: Ja, neem dat bankbiljet toch”. Wat is uw antwoord daarop? “Ja, ik doe het”? Laat u nu uw “ja” samensmelten met het “ja” van de dui­vel? Dan is daar dus de bevruchting, die zonde baart. En als de zonde volgroeid is, brengt zij de dood voort.

Of, is uw antwoord “neen”? Als u “neen” durft te zeggen tegen satan, dan kan daar onmogelijk bevruch­ting plaats hebben, want, zegt het Woord van God: We­ersta de duivel vast in het geloof, en hij zal van u vlieden.

Uw “neen” en het “ja” van de duivel kunnen niet sa­mengaan, kunnen niet samensmelten, want zij staan lijn­recht tegenover elkaar, ja, nog sterker is het. Uw “neen” zal de duivel op de vlucht jagen. Weet u waarom? Omdat achter uw “neen” de autoriteit staat van Jezus, die de machten der duisternis overwonnen heeft op Golgotha. Daar is kracht in het bloed van het Lam.’ Halle­luja.’ Jezus overwon satans macht!

 

Hoe loopt u? Waar loopt u? door J. Th. Kuyck

“Misschien is het mogelijk ons in een serie korte ar­tikelen iets over uw geloofs en levenservaringen te schrijven met een praktische toepassing voor nu”, dat was de vraag.

Als je 75 jaar bent, heeft een mens levenservaringen genoeg. Als je van die 75 jaar ruim 50 jaar een kind van God bent kun je ook geloofservaringen genoeg hebben. Maar om een praktische toepassing voor onze tijd, zo vol van verwarring en overal opstand tegen de bestaande dingen, te vinden uit een leven dat zo heel anders was dan hel­leven van nu, dat is niet zo eenvoudig.

Zo heel anders. Is dat zo?

Ja naar, die jeugd van tegenwoordig dan?

Is die zo heel anders dan wij waren?

Ik geloof het niet, naar wat ik wel geloof is, dat zij het veel moeilijken hebben, dan dat ik het had toen ik zo 17-18 jaar was. Waarin was mijn jeugd dan gemakkelijker?

Wel, mijn kleinkinderen, kleinzoon 16 jaar, kleindoch­ters 14 en 11 jaar, gaven mij gisteravond, toen ze moe en warm even bij me uitpuften, het antwoord. Ze hadden alle drie meegelopen in een avondvierdaagse; de meisjes bij de middelmoot 20 km, Hij, vooral net een hoofdletter, met de volwassenen 5 km meer. De jongste verdween al gauw naar bed, de twee oudsten kibbelden even nog na. Zij: “Hou jij je mond naar”. Hij: “Hou ja, maar jullie liepen toch rot” waarop zij weer: “Jij kunt makkelijk praten, jij liep met de soldaten mee, Esther en ik liepen maar zo “in een groep”.

Wij liepen in onze jonge jaren met de soldaten mee in een gelijkmatige vaste pas, onze jonge mensen van nu kiezen zich zelf een groep en we verwachten van ze, dat ze in die groep zelfdiscipline genoeg zullen kunnen op­brengen, dat ze zonder dwang van buitenaf toch in de pas blijven. Achter de soldaten loop je makkelijker 25 km dan zomaar in een groep 20 km.

We namen de steun, die wij toch altijd nog hadden aan het “dat mag niet” weg en verwachten dat ze staande zullen blijven en als ze struikelen schudden we onze hoofden: “die jeugd van tegenwoordig toch. En dan die provo’s in Amsterdam, foei”.

Er zaten er vier in mijn kamer, nog niet zo lang ge­leden. Ze hadden zich netjes gewassen voordat ze bij me kwamen, want Oma, zoals men mij hier langzamerhand alle­maal gaat noemen, is al oud. Hun haren waren niet zo lang, hoogstens een beetje modern geknipt, maar provo­ceren deden ze wel.

“Ja maar, luistert u nou eens”.

Ik ben een en al gehoor, maar terwijl ik luister naar hun jonge, felle stemmen glijden mijn gedachten terug naar heel lang geleden. Ik ben nog maar zo’n heel klein ding, eerste klas van de grote school en iedereen om me heen is heftig. Zowel thuis als op school. Iedereen praat over oorlog, want de boeren uit Trans­vaal zijn een soort broeders van ons, een volk dat Hol­lands spreekt, net als wij. Ik ben niet gelovig opgevoed maar ik zei, dat hoorde nu eenmaal zo, s’ avonds wel een soort gebedje op, waar ik trouw achteraan zei: “En lie­ve Heer, slaat U alsjeblieft alle “rooineks” dood, dan zal ik altijd zoet zijn”. Hij heeft Belgen, zijn over onze grenzen gekomen en ik ben even vuur en vlam tegen die “rot moffen” als deze jonge mensen zich druk naken over Vietnam en het is in die onrustige tijd onrustig ook voor mijn ziel, totdat ik in aanraking kom net het Evangelie.

Ik ga mee naar een samenkomst en daar spreekt iemand over (Jer. 29:05-07:”Bouwt huizen en woont daarin, legt tuinen aan en eet de vrucht daarvan”, enz. Dat zegt God tegen mensen in ballingschap. “Ik weet welke gedachten Ik over u koester, gedachten van vrede en niet van on­heil, on u een hoopvolle toekomst te geven” (Jer. 29:11) Die morgen boog ik voor deze God en als ik enkele dagen later me laat dopen, ben ik de enige vrouw daarbij. Met mij worden zes Belgische soldaten gedoopt. Zij waren, hier als krijgsgevangenen en vonden hier hun Heiland, God had gedachten des vredes over hen.

“Maar luistert u nu. Je kunt toch niet onverschillig blijven bij Vietnam”. Onverschillig? Nee natuurlijk niet, dan zou ik net als Kaïn zeggen: “Ben ik mijns broeders hoeder?”

Kaïn – Abel, wij zijn niet veranderd, nog altijd strijdt de ene mens net de ander, doodt de een de ander, vlese­lijk of geestelijk.

En ook: “Nog altijd is God dezelfde”.

Als Kaïn zijn zonde ziet en tot de Here zegt: “Mijn misdaad is te groot om de straf te dragen”, zegt God: “Geenszins”.

Zo groot als wij onze zonden zien, zo groot is ook Gods genade.

“Want indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven”(1 Joh. 01:09)

Teveel zonden? “Geenszins”. Uw zonde te groot? “Geenszins”. Hij vergeeft ons onze zonden niet alleen, Hij reinigt er ons ook van.

Wij zijn niet anders dan Kaïn en Abel waren, niet an­ders dan die oorlogvoerende broedervolken in Vietnam. En ik ben ook niet anders geweest in mijn jonge jaren, dan de jeugd van nu. Ik liep wat meer in het gelid van al die soldaatjes om me heen en niet in de moeilijk vol te houden pas van zomaar een groep, zomaar een gedachtegang. Voor mij werd de weg, de stap uitgestippeld, de jeugd van nu moet dit alles zelf zoeken. Zij hebben het zwaarder om de juiste weg te vinden, dan dat ik het had, maar ze zijn niet anders.

Niet anders dan Kaïn en Abel.

Maar God is ook niet anders geworden. Hij is nog altijd klaar om te troosten, te vergeven en te reinigen. Al on­ze tekortkomingen kunnen wij bij Hen brengen. Zijn het er teveel? Hij zegt nog altijd: “Geenszins” ‘

 

Gemeente zijn door Dirk A. Wols

Het gemeente van Jezus Christus zijn is een door de eeuwen heen moeilijk verstaanbare zaak geweest. Sommi­gen onderscheiden het lichaam van Christus en de gemeente, naar de Heilige Schrift kent dit onderscheid niet. Integendeel. “Gij nu zijt het Lichaam des Heren en elk voor zijn deel leden, elk afzonderlijk leden ten opzichte van elkander”, aldus Paulus aan de Romeinen en Korinthiërs. De Schrift laat dus gemeente en lichaam ineenvloeien.

Er is natuurlijk wel een reden voor dat men naast de gemeente nog een apart, onzichtbaar, mystiek lichaam van Christus heeft. Dat onzichtbare is dan het volmaakte, naar het zichtbare (de gemeente) vertoont dan nog allerlei gebreken die het Lichaam niet kent. Deze vlucht in het onzichtbare is echter naar een kwalijke zaak en een soort troost voor het onvolmaakte hier be­neden. Het onzichtbare verliest echter zijn waarde als er op aarde geen zichtbare projectie van gezien wordt. Immers, Jezus verbond het “in de hemel binden” met het “binden op aarde”, en het ontbinden in de hemelse ge­westen wordt op aarde gezien doordat “het” op aarde óók ontbonden is.

Iemand de zonden vergeven heeft dus dezelfde kracht als tot een lamme te zeggen: “Sta op en wandel”. Jezus heeft hiermee duidelijk aan willen tonen, dat er wat de uitwerking betreft, geen verschil is tussen het één of het ander. Het vluchten in het onzichtbare is niet aan de hand der Schrift aan te tonen of de normale gang van zaken te noemen.

Het onzichtbare is niet zonder schade en scheefhangen van het zichtbare te scheiden. Wie zegt: “Ik heb God lief”, doch zijn broeder haat, is een leugenaar. De apostel zegt dat dat niet kan. Zijn broeder heeft hij gezien en God niet. Hij moet niet dwaas vluchten in een onzichtbare liefde voor God en Verblijven in oen zicht­bare haat voor broeders of zusters.

Haat wil niet zeggen dat je iemand de ogen kan uitsteken van nijdigheid. Als Jezus zegt: “Wie vader of moe­der of vrouw of kinderen niet haat on Mij navolgt is Mijns niet waardig”, dan wil Hij hiermee niet zeggen dat wij on­ze familie onwel gevoegelijk zouden mogen bejegenen. Het wil alleen zeggen dat wij hen niet boven Jezus moeten stellen en Jezus altijd de eerste plaats moeten geven bo­ven hen. Afstand houden. Indien wij dus afstand houden van onze broeders in Jezus dan kunnen wij ook niet met recht God liefhebben.

Daarom is scheuring en scheiding tussen Christus gelovigen een dieptreurige zaak die ons allen ter harte moet gaan. Zalig de vredestichters.

Het gemeente-zijn is ook niet slaafs elkander navolgen Toen Petrus vroeg: “En wat zal deze wijzende op Johannes, zeide Jezus: “Wat gaat u dat aan”. Laat ieder zich dus met zijn eigen zaken bemoeien. De één is geen meester over de ander, Petrus wilde wat bemeesteren, maar kreeg de kous op de kop. “’t Gaat je niets aan, Petrus, wat er met de ander gebeurt”. Want wij zijn geen meesters ten opzichte van elkander. Want niemand zult gij op aarde uw Meester noemen, want één is uw Meester in de hemel, uw Vader.

Wij zijn leden van het lichaam ten opzichte van elkan­der. Leden, die onverbrekelijk (zo hoort het) aan elkan­der verbonden zijn, maar niets over elkander hebben te zeggen, maar de orders ontvangen vanuit het centrale hersenstolsel, namelijk ons Hoofd en dat is Christus. Daarom staat ieder in levend contact met dat Hoofd en de bedieningen (apostel, profeet, evangelist, herder, le­raar) zijn er slechts om ieder der leden te verbinden aan één Man, namelijk Christus en niet om er voogdij over uit te oefenen.

Wij zijn leden ten opzichte van elkander, maar ook weer niet om elkander na te apen. Toen ieder zijn bezit ver­kocht wilden Ananias en Sapphira met de “mode” meedoen. Zij verkochten een eigendom maar hielden iets van de op­brengst achter. Zij wekten evenwel de schijn dat zij alles aan de voeten der apostelen brachten. En dit vertoon van schijn ophouden bracht over hen het zware oordeel des doods. Pe­trus zegt: “Als het onverkocht gebleven was bleef het dan niet van u, en was, na de verkoop, de opbrengst niet ter uwer beschikking?” Zij waren vrij te handelen met het hunne naar believen, maar het mee willen doen, het doen alsof dracht hen ten val.

De gemeenteleden behoren niet te fungeren als dier­bare jaknikkers en na-aperij is rechtstreeks uit de hel. Men moet beslist de 10e niet geven omdat de ander het ook doet, en als men iets verder is moet men zijn goed niet delen om de mode, naar omdat het hart in vlam staat voor God on Zijn Gemeente en als logisch “natuurlijk” gevolg daarvan ook voor zijn naaste.

Het gemeenteleven is niet eenvormig. Integendeel. Het zich scharen om één persoon, on één visie, anders dan het zevendelig fundament is tenslotte ten dode ge­doemd. Men zoekt dan voor zichzelf volgelingen in­ plaats van anderen aan Hen te verbinden.

Het gemeenteleven doodt in geen enkel opzicht (als het goed is) de werking der afzonderlijke leden. Ieder die tot welzijn van allen wil werken als dool van Zijn lichaam behoort daartoe gelegenheid te hebben, on niet onderdrukt te worden door bekrompen éénvormigheid.

Al met al zien we, dat voor het vlees het gemeente – zijn een zeer moeilijke zaak is. Als er jonge kinderen geboren worden in Christus zijn zij nog vleselijk en als vleselijke kinderen zoeken zij ruzie onder elkander, om eer, om geld, om de meeste aanhang van hun visie. De apostel vraagt: “Als er nog twist en nijd is onder u, zijt gij dan niet vleselijk en wandelt ge niet naar de mens?”

Geestelijke Christenen zoeken de eer van hun Mees­ter. Van vleselijk moeten we dus geestelijk worden. Op­wassen. Als we dat zijn is de vlucht in het onzichtbare niet meer nodig. De één zegt: “Ik ben van Paulus”, de ander zegt: “Ik van Petrus”, een derde zegt: “En ik van Christus. De apostel wil van deze partijschappen ech­ter niets weten. “Alles is het uwe, en gij zijt van Christus”. Weg met de partijschappen.

Er is trouwens werk voldoende on positief te werken in plaats van negatief zich tegen elkander af te zet­ten. Wij hebben werk der liefde voor u als iets posi­tiefs wilt doen om het rijk der hel te verdelgen. De Heer verheffe u boven de twisten van het volk, want gij zijt geroepen tot dienstbetoon. Als de Heer vertoefde gingen de dienstknechten elkander on de oren slaan met allerlei dierbare of minder dierbare waarheden. Maar welgelukzalig de slaaf, die daar niet aan meedoet, maar energie alleen verbruikt in dienst aan God on de naaste. Want het eerste gebod is God liefhebben bovenal en de naaste als zichzelf’.

Als we naar deze norm leven hebben we geen tijd meer voor haarkloverijen naar jagen we voort naar het open­baar worden der zonen Gods nu en niet in een verre nog ongrijpbare toekomst.

Werk naar het vasten dat de Heer verkiest en wel:

De boeien der goddeloosheid losmaken.

De banden van het juk ontbinden.

Verdrukten vrijlaten.

Elk juk verbreken.

Voor de hongerigen uw brood breken.

De arme zwerveling in uw huis brengen.

De naakten bekleden.

U niet onttrekken aan uw familie en landgenoot.

Glorie voor Jezus! Strijd de goede strijd des geloofs!

 

Wankelbaar of onwankelbaar door J. Noë

”Want een ander fundament, dan dat er ligt, name­lijk Jezus Christus, kan niemand leggen. Is er ie­mand, die op dit fundament bouwt met goud, zilver, kostbaar gesteente, hout, hooi of stro, ieders werk zal aan het licht komen.: Want de dag zal doen blijken, omdat Hij met vuur verschijnt, en hoedanig ieders werk is dat zal het vuur uitmaken. Indien het werk, dat hij er op gebouwd heeft, stand houdt, zal hij loon ontvangen, maar indien iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden, doch hijzelf zal gered worden, maar als door vuur heen” (1 Kor. 03:11-15).

Naar aanleiding van de gebeurtenissen in het Midden-Oosten, waar Israël weer voor zijn bestaan moest vechten en wat had kunnen leiden tot een derde wereldoorlog, leek het mij gewenst, aangezien we leven in de laatste der dagen, onze aandacht te bepalen op, de verschrikkelijke dingen die komen zullen en of wij dan waarlijk als getuigen van Christus optreden en als lichten in de duisternis zullen zijn.

Bovenstaande tekst geeft duidelijk aan wat voor maaksel wij moeten zijn om te kunnen stand houden in de grote verdrukkingen. In verband hiermee zou ik u te­vens willen verwijzen naar hetgeen Jezus zegt in (Matt. 07:24-27 en Luc. 06:46-49) over “Tweeërlei Fundament”. Ik noem het gedeelte uit Lucas;

“Wat noemt gij Mij Here, Here, en doet niet wat Ik zeg? Een ieder, die tot Mij komt en Mijn woorden hoort en ze doet, Ik zal u tonen wie hij gelijk is. Hij is gelijk aan iemand, die bij het “bouwen van een huis diep gegraven en het fundament op de rots gelegd heeft. Toen een watervloed kwam en de stroom tegen dat huis aansloeg, kon hij het niet aan het wankelen brengen, omdat het goed gebouwd was. Doch wie hoort en het niet doet, is gelijk aan iemand, die een huis op de grond bouwt zonder fundament. Toen de stroom daar tegenaan sloeg, stortte het terstond, in en het huis werd een grote bouwval”.

Jezus legt de nadruk op dat bij het bouwen van een huis het fundament onmisbaar is en dan gelegd op goede bodem. Paulus heeft het er over, dat, het bouwwerk op dat fundament, dat dus Jezus is, tegen alle stomen be­stand moet zijn. Het komt dus in feite hierop neer: Is ons geloof zo krachtig, dat wij staan als een rots in de branding, als de duistere nachten op ons af stomen in wat voor vorm ook?

Gods Woord zegt dat wij in de eindtijd heel wat te verduren zullen krijgen en dat vrij die tijd ingaan nu en niet over duizend jaar, staat als een paal boven water.
Verschillende openbaringen en profetieën dienaangaande zijn er geweest. Lees in verband hiermee (Joël 02:28-32)
De tijd van Jezus wederkomst is nabij’! Als u eens nauwkeurig aandacht schenkt aan hetgeen om u heen in andere landen en in de gehele wereld gebeurt; tuchteloosheid, wetteloosheid, aardbevingen, hongersnood, oor­logen, enz. en u zoekt eens op in uw Bijbel de rede van Jezus over de laatste dingen in Matthéüs, Marcus en Lu­cas, dan kan het niet anders of u zult tot nadenken ge­bracht worden.

Misschien oppert u zoals vele anderen: Oh, dat was vroeger ook zo, zolang als de wereld bestaat, dat is niets bijzonders. Maar u moet toch wel ziende blind zijn om niet te kunnen constateren, dat de gebeurtenissen, van welke aard ook, die in de laatste jaren hebben plaats ge­vonden en nu plaats vinden, zodanige omvang hebben aan­genomen, dat ze duidelijk een bevestiging zijn van datgene, wat God in Zijn Woord heeft gezegd.

Nadat Jezus in Zijn rede gezegd heeft, dat Zijn uitver­korenen verzameld zullen worden, voegde Hij er aan toe: “Leert dan van de vijgenboom deze les: Wanneer zijn hout reeds week wordt en de bladeren doet uitspruiten, weet gij daaraan, dat de zomer nabij is. Zo moet ook gij, wan­neer gij dit alles ziet, weten, dat het nabij is, voor de deur”. Alleen de dag en het uur is verborgen bij God. : “En”, zo gaat Hij verder, “het zal zijn als in de dagen van Noach. Want zoals zij in de dagen voor de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk ge­vende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging en zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam en hen allen weg­nam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn” .

En zo geschiedt het heden ten dage. Voor wat de wereld betreft is dit volkomen te begrijpen, want ze trekt zich van God en Zijn gebod niets aan, naar helaas is dit ook van toepassing op de kerken. Velen zijn geestelijk dood en dwalen steeds neer af. Openbaring 17 en 18 geeft duidelijk aan, wat er met een kerk, die verworden is tot een zuiver menselijke instelling, die de wereld gelijkvormig is geworden, met uiterlijk vertoon optreedt, Gods Woord verkracht en zich volkomen onttrekt aan de leiding van de Heilige Geest gaat gebeuren. Dit is de valse kerk, de hoer van Babel, een werk van satan. Deze valse kerk vervolgt de -ware Kerk (ga de geschiedenis naar na) en zo staat er: “Ik zag de vrouw dronken van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus”. Haar einde is verschrikkelijk, want, zo vermeldt de Schrift, (de wereld, de antichrist) zullen de hoer haten, ze zullen haar berooid maken en naakt, haar vlees eten en haar met vuur verbranden”. Ze wordt in de poel des vuurs geworpen, het eeuwige dodenrijk.

Voor hen, wier ogen zijn opengegaan en Jezus niet willen verloochenen, zegt God; Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen. Dit is dus een zeer ernstige waarschuwing

En nu komen we weer terug op het Schriftgedeelte, waarmee we dit artikel geopend hebben, en dat betrek­king heeft op hen, die Jezus als fundament in hun hart hebben. Door de Heilige Geest wordt de ware Kerk (Ge­meente), het lichaam van Christus, openbaar en satan zal alles in het werk stellen on haar te vernietigen. De Openbaring windt daar geen doekjes om. Deze grote strijd is een zuiver geestelijke strijd, speelt zich af in de hemelse gewesten, in de onzichtbare wereld, maar op aarde zal het verloop en de gevolgen van deze strijd in en door de mens zichtbaar worden. Alleen door de Heilige Geest kunnen wij satan weerstaan en daartoe moeten wij gedoopt worden in Zijn Geest. Jezus zegt: “Gij zult kracht ontvangen als de Heilige Geest over u komt en gij zult Mijn getuigen zijn”. Dat is zowel in de zicht­bare als in de onzichtbare wereld. Getuige van Chris­tus zijn wil zeggen, dat zowel de gaven als de vruchten van Zijn Geest aan het licht treden en wij als overwin­naars staan tegenover alle duistere machten. In het uur van de grote beproeving zal blijken, dat op het fundament Jezus, een bouwwerk is verrezen opgetrokken uit goud, zilver en kostbaar gesteente, onverwoest­baar, onwankelbaar. Halleluja!

Hiermede is feitelijk het andere gedeelte van de in hoofde genoemde tekst beantwoord. Als wij Jezus aange­nomen hebben, maar zijn niet tot verdere geestelijke ontwikkeling gekomen, hetzij door gebrek aan kennis, door ongehoorzaamheid of ongeloof en daardoor de overweldigende rijkdom, die Hij in Zijn Woord ons schenkt, niet hebben ontvangen (u geschiede naar uw geloof),dan zijn we wankelbaar en zullen wij schade lijden in de ure der beproeving. Ons bouwwerk opgetrokken uit hout, hooi en stro zal door het vuur (de vijand, de duistere machten) volkomen worden verbrand, maar het vuur kan het fundament niet aantasten, want dat is Jezus. “Als iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden, doch hijzelf zal gered worden, naar als door vuur heen”.

 

Christus alles in allen door Jan W. Companjen

“Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft opdat vrij in dezelfde zouden wandelen”(Ef. 02:10).

Geloofd zij de Naam van onze Heer en Heiland Jezus Christus die ons geschapen heeft tot een nieuwe schep­ping waarin Hij Zich verheerlijken wil. Is dat niet een machtige boodschap en is dat niet een machtig verge­zicht? Is het niet grandioos dat de mens tot zijn doel kan komen? En dat allemaal door het geloof in Hem.

Het is een gloeiende en gistende massa waarin zich momenteel de geloofswereld bevindt. De scheiding der geesten is in volle gang. Klaar en duidelijk tekenen zich de nieuwe grenzen reeds af. Aan de ene kant de massa die steeds verder afdwaalt van het machtige geloof dat bergen kan verzetten en de wereld overwinnen zal. Dat steeds meer gaat trekken aan Gods Woord en steeds meer en duidelijker gaat belijden dat Gods Woord, de Bijbel, met een korreltje zout genomen moet worden, dat Adam als Gods Zoon nooit bestaan heeft, dat zo ongeveer alles uit de eerste hoofdstukken van Genesis als een mythe moet worden beschouwd, omdat de mens nooit goed is geweest. De mens is steeds een zondig en natuurlijks schepsel ge­weest en de zogenaamde zondeval moet dan ook naar het land der fabelen ‘worden verwezen. Predikanten uit onze vaderlandse kerken krijgen deze theorieën reeds lange

tijd voorgeschoteld op de universiteiten en velen van hen menen dat thans de tijd rijp is om ook het kerkvolk op deze wijze voor te lichten. Door deze dingen hebben zij, die dit doen, het godsdienstige leven tot een ge­wone natuurlijke zaak gedegradeerd. Hot Goddelijke, het bovennatuurlijke, dat de Schepper van hemel en aarde een mens formeerde en daarin Zijn eigen Geest blies, wordt zonder meer van de baan geveegd en teruggebracht naar het natuurlijke vlak dat de mens door een bepaal­de evolutie is ontstaan. Deze ontwikkeling, zeggen de­ze theologen, was ten tijde van Abraham zo ver gevor­derd dat God in Abraham een mens gevonden had waarme­de Hij spreken kon.

Door het stellen van de zaken zoals hiervoor omschreven blijft er niets over van de verlossende kracht die er is in Jezus’ bloed, blijft er niets over van de Bijbelse boodschap dat Jezus Christus als laatste Adam de zonde van de wereld wegdroeg, dat Hij de Boom des levens is uit het paradijs en dat een ieder die van Hem eet, het eeuwige leven heeft. Dat Hij het grote of­ferlam is waardoor de mens die door de zonde van één mens viel, weer een nieuw maaksel kan zijn zoals in ons boven aangehaald tekstwoord is omschreven.

Wij mogen blij zijn dat de Geestelijke zaken eens een keer duidelijk gesteld zullen gaan worden. Eeuwenlang is het gehele Godsdienstige leven op de mens persoon­lijk gericht geweest. Jezus stierf voor onze zonden en dat hield ongeveer in dat de mens die dit geloofde kon doorleven met deze troost en dat al de andere be­loften die ons in Gods Woord, geschonken werden en waar o.a. Paulus naar jaagde, verwezen werden naar het hiernamaals. De mens was en bleef hier een arme zon­daar, een grote nul, die voor niets anders deugde dan een kwijnend bestaan tussen hoop en vrees. Prijs de Heer dat al deze valse leringen thans doorbroken gaan worden en dat Jezus Zich zal gaan verheerlijken in hen die Hem toebehoren. De mens zal weer antwoord kunnen geven op de vraag of hij de Heilige Geest ontvangen heeft en hij zal weer weten dat zijn lichaam een tempel van deze Geest is.

Het huis Gods is niet een stenen gebouw doch is het volk Gods. Zij zijn persoonlijk stuk voor stuk levende stenen waarvan Hij Zijn Huis bouwen zal. Jezus leeft en de Zijnen zul hem weer zien. Zij zullen Johannes 14 – 17 begrijpen. Het werk van de Trooster is allesomvattend. Die trooster zal bij hen zijn als Jezus Zelf. De wereld, dat zijn zij die vleselijk zien, ziet Hem niet meer, doch zij die geestelijk geworden zijn door Zijn Geest die in hen woont, zullen Hem inniger en heerlijker ervaren als ooit tevoren. Die vrede (Mijn vrede geef Ik u) zal door nie­mand geroofd kunnen worden. Die Geest zal een band sme­den die onverwoestbaar is. Wij zullen daartoe, echter rechtsomkeert moeten maken en afscheid moeten nemen van al ons vleselijke gedoe en onze vleselijke overleveringen die een mengelmoes van gedachten heeft teweeggebracht. Indien wij ons niet alleen richten op Hem als onze enige Heer, zullen wij nooit uit deze verwrongen gedachtewe­reld verlost worden.

Jezus beloofde Zijn volgelingen een nieuw leven, een leven in gemeenschap met Hem. Hij zou Zijn volk leiden zo­als een hoofd het ganse lichaam bestuurt. De eerste dis­cipelen hebben dit goed en duidelijk begrepen. Zij baden alsof Jezus Zelf persoonlijk vervolgd werd. Zie o.a. (Hand. 04:26) v.v. Zij baden daar eendrachtig en baden daar God de Vader dat in Jeruzalem vergaderd waren de koningen der aarde tegen de Heer en Zijn Gezalfde on het werk voortgang te laten vinden waartoe zij als Zijn dienst­knechten geroepen waren. Zij doen een beroep op de Naam van het Heilig Kind Jezus wiens vertegenwoordigers zij zijn. Let eens op vers 27 (Hand. 04:27) waar staat: Want inderdaad zijn vergaderd tegen uw heilig Kind Jezus, welke Gij ge­zalfd hebt, beide Herodes zowel als Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken van Israël. Zij bidden tot God de Vader, als uit Jezus’ eigen mond dat tegen Hem verga­derd zijn alle volken zowel heidenen als Joden. Dit is heus geen vergissing, ook de Here Jezus Zelf spreekt als uit éen mond. Op de weg naar Damascus wordt Saul toege­sproken net de woorden: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij. De Here Jezus zegt niet: Wat vervolgt gij Mijn volgeling­en, neen, Hij zegt: Wat vervolgt gij Mij.

Geliefden in onze Heer. Naar deze gemeenschap worden wij weer terug geleid. Wij worden verlost van al het val­se spel der mensen dat tot dwaling verleidt, bewust en onbewust. Het menselijke bouwsel, de menselijke tempel, zoals die tot op heden hoogtij heeft gevierd, wordt af­gebroken. Deze afbraak zal zeer snel plaats vinden. In de Rooms-Katholieke kerk is men reeds zover dat men homoseksuele huwelijken sluit en ik verzeker u dat binnen enkele jaren deze huwelijken ook in de zogenaam­de Protestantse kerken bevestigd kunnen worden. Stemmen in deze richting zijn reeds lang opgegaan. Al deze ding­en zullen er echter toe bijdragen dat de ogen van hen die het eeuwige leven zoeken zullen open gaan en zij zich zullen bekeren tot Hem die dé Weg, de Waarheid en hét Leven is.

De wereld, ook de Godsdienstige, wil van Jeruzalem een internationale stad maken waar alle godsdiensten hun eigen heiligdommen kunnen handhaven. Er zal dan plaats zijn voor de Joodse godsdienst, voor de Christe­lijke godsdienst en ook voor de Mohammedaanse godsdienst. Alle grote godsdiensten zijn dan in die stad bijeen ge­bracht. Dit is het menselijke streven. Elkaar in lief­de verdragen en erkennen en er zal vrede zijn, zo denkt men. Nimmer is echter de verwarring groter geweest en het zal er op uit lopen  dat er weer een biddend volk opstaat dat tot de ontdekking komt dat Jezus nog steeds afgewezen wordt. In het gehele godsdienstige plan rond Jeruzalem, rond de Wereldraad van Kerken en de Rooms Katholieke plannenmakerij is er geen plaats voor Hem die de Koning der wereld zal zijn. Eens buigt zich ook alles voor Jezus in ’t stof. Eens zullen Jood en heiden ontdekken wie zij nog steeds doorsteken en afwijzen als hun Heer en Heiland, die hun verlossen wil van alle zonden maar hen ook leiden wil door Zijn Geest. De Vader heeft Hem daartoe aangesteld (zie Hand. 02:36), De Vader heeft Hem aangesteld en Hij geeft een ieder die Hem gehoorzamen wil Zijn Geest der belofte.

Ik wil u oproepen on deze dingen te onderzoeken. On­derzoek Gods Woord en u zult’ ervaren dat Hij ook u roept om te overwinnen. Ontworstel u, overwin hot vlees en kom tot een Geestelijk leven. U zult gaan ervaren dat dit loven, dit Geestelijke leven, het leven is. Voor God de Vader zijn wij dood zolang wij nog niet opgestaan zijn tot Geestelijk leven.

Wij leven in een overgangstijd. Er zijn nog veel vra­gen en er zijn nog veel tegenwerkende krachten die alles bij het oude willen laten of die nog steeds zelf aan het bouwen zijn. In Christus zijn wij één lichaam, door die Geest van Hen zijn wij tot één lichaam gedoopt, dat lichaam hoeven wij niet te vormen, dat is er en het zal openbaar worden. Het verlangen naar een goed functionerend lichaam is allerwegen reeds zo groot, dat wij ook zeer zeker spoedig zullen gaan ontdekken dat wij elkaar in en door alles hard nodig hebben. Dit is Zijn werk en Hij zal het ook doen. Amen.

 

Uit brieven van lezers

Broeder H. Spaan te Harderwijk schrijft:

Prijst de Naam van Jezus voor de stijgende lijn waarin de boodschap van uw maandblad “Levend Geloof” zich bevind. Wij vinden het altijd weer fijn het te ont­vangen temeer omdat het een zo breed front van het vol­le evangelie beslaat. We moeten (zegt de Bijbel) niet te eng worden in ons binnenste (geen clubjes vormen) maar een wereldwijde visie hebben. Laten wij er daarom ook diep van doordrongen zijn dat Hij (Jezus Christus) onze Leidsman is. Dan gaan we ons niet afzetten tegen broe­ders of zusters, want wij zijn geroepen om te zegenen. Glorie voor Jezus! Wat een bediening. Als we onze vij­anden gaan zegenen worden de plannen die de duivel in en door hen uitbroedt vernietigd. De Heer zegene u verder in Zijn dienst.

Zuster A. Kort-van Keken te Amsterdam schrijft:

Door mij wordt “Levend Geloof” altijd met veel ge­noegen gelezen en ik ontvang er een rijke zegen door. De strijd zal niet gemakkelijk zijn in de tijd die voor ons ligt, maar wij weten dat wij Hem volgen die alle macht heeft in hemel on op aarde, Jezus Christus onze Heer. Elke macht van satan is door Hem overwonnen. Daarom laat ons oog gericht zijn op Jezus alleen en la­ten wij werken zolang het dag is.

Zuster B. Westerouen van Meeteren te Zeist schrijft:

Ik heb erg veel zegen van “Levend Geloof” en lees het achter elkaar uit, daarna geef ik het door. Ik bid ook voor uw werk en hoop dat het uitbreidt en neer men­sen het’ volle evangelie zullen horen en aannemen en de Bijbel zullen lezen zoals God dat bedoelt.

1967.04-05 nr. 89

Levend Geloof 1967.04-05 nr. 89

Wat betekent Pinksteren voor u? door Gert Jan Doornink

In onze dagen zijn er velen die geen enkel begrip meer hebben over de wezenlijke betekenis van de chris­telijke feestdagen: Kerstfeest, Goede Vrijdag, Pasen, Hemelvaartsdag en Pinksteren.. Voor zeer velen zijn het dagen geworden waarin men zich vleselijk uitleeft.

Vooral met Pinksteren heeft, men de grootste moeite. In het gunstigste geval speekt men nog van “Pinkster- feest-Zendingsfeest”, maar de werkelijke inhoud van Pinksteren gaat – helaas ook aan vele wedergeboren Christenen – voorbij.

Toch kreeg juist op de Pinksterdag de Gemeente van Christus gestalte. De kracht door Jezus beloofd toen Hij nog op aarde was kwam in de discipelen die te Jeru­zalem bijeen waren. “Zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken zoals de Geest het hun gaf uit te spreken”(Hand. 02:04).

Welk een gebeurtenis.’ De eens krachteloze discipe­len nu vervuld met Goddelijke kracht, zodat ze ge­schikt werden voor de opdracht die zij van hun Meester ontvangen hadden. Want dit was (en is!) het doel van de Pinksterbelofte: bekwaam zijn voor de Goddelijke taak. “Gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Je­ruzalem en in geheel Judéa en Samaria en tot het uiterste der aarde” (Hand. 01:08).

Terwijl Handelingen 1 ons zo vertelt waarvoor de vervulling dient zien wij in Handelingen 2 de wonderba­re uitwerking: Petrus, vol van de Heilige Geest, houdt zijn grote rede en 3000 zielen worden die dag ingeschreven in het Boek des Levens; Zij worden gedoopt’ en het worden volhardende Christenen.

Let speciaal op het eerste gevolg van de vervulling met de Heilige Geest: “En zij begonnen met andere ton­gen te spreken…..”. Dit geestelijke wapen heeft iedere Christen nodig in de geestelijke strijd. Vaak wordt er veel kritiek geleverd op gelovigen die in tongen spreken. Men zegt dan: Er ontbreekt aan hun Christenleven nog zoveel. Deze critici – die voor an­deren een sta-in-de-weg zijn, om tot deze machtige ervaring te komen — vergeten echter dat het spreken in tongen geen eindstation maar slechts een beginpunt is. Een Christen wiens verlangen het is de levende Heer volkomen te volgen, zal meer en meer van de vrucht en de gaven des Geestes openbaren.

Als wij u de vraag stellen wat Pinksteren voor u be­tekent, doen wij dit omdat vrij er diep van doordrongen zijn, hoe belangrijk de dagelijkse pinksterervaring in het leven van een gelovige is.

Als Pinksteren niets voor u betekent, is het met uw geloofsleven maar droevig gesteld. Als Pinksteren alles voor u betekent zal dit openbaar worden doordat u als instrument in de hand van de levende God gebruikt wordt om anderen de weg tot volle verlossing te wijzen. Deze weg is de weg van Jezus die kwam om. de macht van satan volkomen te breken. Bent u op die weg en is het uw dagelijks streven ook anderen op die weg té bren­gen9 Dan is het werkelijk Pinksteren in uw levèn!

 

Mededelingen

Apil/meinummer – Teneinde de achterstand in de verschijning van ons blad in te halen zijn wij genoodzaakt over de maanden april en mei met eén nummer uit te ko­men. Het eerstvolgend nummer van “Levend Geloof” ver­schijnt 9 juni.

Giften – Wegens plaatsgebrek volgt de verantwoording van ontvangen giften niet in dit nummer, maar in Le­vend Geloof” van juni.

Folder – Als bijlage bij dit nummer ontvangt u een kleurenfolder over de reeds eerder aangekondigde excursie naar het Midden-Oosten.

 

Geloof door liefde werkende door Dirk A. Wols

Geliefden, in ons vorig artikel vergeleken we de gaven des Geestes met luchtvaart. Het is de weg die om­hoog voert. Er is echter daarbovenuit nog een weg die veel verder omhoog voert en dat is de liefde. Dit is ruimtevaart. Zonder de liefde is alles niets (1 Kor. 13:01-03).

Ook het geloof is niets als het niet door de liefde werkt. Een goed geloof werkt als vanzelf door de lief­de. Want Jezus heeft ons door de liefde gered, aan het kruishout heeft Hij Zich doodgeliefd. Hoe werd Hij ge­prest totdat het volbracht was, Zijn werk was gedaan tot behoud van de ganse schepping. Alle dingen zijn gereed.

Elk die wil mag komen, doch wee onzer indien wij op zulk een zaligheid geen acht geven. Dit is geen bedreiging maar vanzelfsprekend gevolg van het buiten Jezus en Zijn Goddelijke liefde vallende, dat we dan een prooi zijn van de helse, demonische machten. Sla daarom acht op zulk een liefde.

De liefde is goedertieren. Uw goedheid Heer is he­melhoog. Onbegrensde goedheid straalt van Zijn aangezicht. Geen zonde te groot, geen kwaad zo snood of bij oprecht berouw vergeeft Hij menigvuldig. Hij reinigt van alle zonden. O, heerlijk eenvoudig evangelie.

Goedheid Gods nooit recht geprezen,

heet hij een mens die Gij niet treft?

Hoe snood ondankbaar moet hij wezen,

die :t hart niet vrolijk tot U heft.

De kinderen Gods stralen van deze goedheid iets uit en hoe meer zij het beeld Gods gelijk ‘worden, des te meer ook komt Gods goedheid in hen openbaar. Buiten de­ze goedheid vallende, vallen we in de monsterklauwen van de kwaadaardige machten, waarvan God door Zijn goed­heid weer kan en wil verlossen indien we oprecht willen ontbonden worden van de kwaadaardige greep.

De liefde is niet afgunstig. Afgunst, jaloezie, is een groot kwaad. Verteerd door afgunst greep Saul ten­slotte naar de spies toen hij de vrouwen hoorde zingen: dat Saul zijn duizenden verslagen had maar David zijn tienduizenden. Nijd is verrotting der beenderen, het ganse leven wordt er door vergald. In plaats van blij te zijn dat in David meerdere genade Gods openbaar kwam tot verdelging der vijanden des Heren, trachtte Saul David te doden. Dat wij dit niet toelaten in ons leven. De liefde is niet afgunstig en verheugt zich zelfs als door anderen het Rijk Gods meerder gebouwd wordt dan door ons zelf. Dit is een moeilijke les die geleerd wordt in de leerschool Gods om de ander uitnemender, te achten dan zichzelf. De liefde is niet afgunstig. De liefde praalt niet. Niet pralen met gaven, niet te koop lopen met wat God door ons doet, naar God al de eer geven. Met smart moeten wij dit vaak leren want God geeft Zijn eer aan geen ander. Hij is de enig recht­hebbende on al de eer omdat Hij van alles de Schepper is en alles onderhoudt door het Woord Zijner kracht. Niet pralen net uitwendige dingen. Soms, als we een leeuw verslaan, moet ieder het weten en we pralen, pra­len, naar de liefde praalt niet. Het geeft God de eer van alles wat God door ons wil doen. De liefde is niet opgeblazen. Wat opgeblazen is, is allemaal lucht, doet zich groot voor, denkt heel wat van zichzelf en gering van de ander. Alzo niet met de liefde.

De liefde kwetst niemands gevoel. De liefdeloosheid bekruipt soms het gevoel, iemand eens goed te raken en te kwetsen, zodat de ander het vooral goed aanvoelt. Alzo niet de liefde. Zij ontziet het gevoel van de an­der, het is er niet on begonnen die ander te treffen en te kwetsen.

De liefde zoekt zichzelf niet. Geen eigenbelang, al­les wijkt voor de ander, alles wijkt voor Jezus en de naaste. Het let ook op wat van de ander is, zoekt de nood op en zoekt er een oplossing voor, hetzij door zichzelf, hetzij door een ander. Zolang er nog een spoortje eigenbelang is, kan God niet werken. Vandaar dat er zo weinig openbaar komt van de Goddelijke kracht. De duivel draait alles om en zegt, dat dat later wel zal konen, maar de wijngaard is klaar, er is niets nagelaten wat nog gedaan moet worden. Maar omdat we dik­wijls eigenbelang zoeken blijft Gods-kracht achterwege. De liefde echter zoekt zichzelf niet.

Ook wordt de liefde niet verbitterd. Bitter kan de liefdeloosheid uitvallen en bitter kunnen we gestemd zijn jegens’ de naaste die ons niet begrijpt of wil begrijpen. Verbittering jegens hen die onze belangen niet voldoende behartigen naar onze zin. Alzo niet de liefde. De liefde rekent het kwade niet toe, wordt ons kwaad berokkend, het brengt die niet in rekening, wor­den wij vervolgd, wij zegenen, worden wij vervloekt, wij heffen de handen omhoog. De altoosdurende cirkelgang van kwaad en vergelding komt bij de ware liefde tot stilstand. De liefde keert de andere wang toe en geeft ook de rok als de mantel ontnomen wordt. De Heiland bad aan het kruis in Zijn lijden: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.

Over onrecht is de liefde niet blijde, maar wel met de waarheid. De waarheid die in Jezus is.

De liefde bedekt alles, loopt niet te koop met de gebreken van de . ander maar zoekt herstel.

De liefde gelooft alles, tot het onmogelijke toe, al­les wat God beloofd heeft, en zij gelooft in Gods trouw.

De liefde hoopt alles, ook het meest hopeloze, de liefde verdraagt alles, alle laster, smaad, hoon, wan­begrip, onbegrip.

De liefde vergaat nimmermeer, het is de grondpijler van deze en de toekomende eeuwen. Profetie is voor deze tijd en heeft geen toekomst, ook de tongen zullen ver­stommen, kennis zal afgedaan hebben, omdat alles onvol­komen is. Deze dingen moeten getoetst worden en niet klakkeloos aanvaard in blinde gehoorzaamheid, en omdat het onvolkomen is zal het afgedaan hebben als het vol­komens komt. Profetie, tongentaal, kennis, het is voor deze tijd en niet alleen voor de eerste christelijke tijd zoals er wel gezegd wordt. Niemand zal beweren dat al­les nu zo volkomen is, dus behoort het onvolkomene profeteren, tongentaal en kennis tot deze tijd.

De liefde is het meeste van alles.

Steken we nu de hand in eigen boezem, dan komt die bij elk kind van God er rein uit, gewassen door het bloed des Lams.. Glorie voor het Lam.’

Maar overdenkende de vruchten der liefde, dan zien we onze tekortkomingen. Eerlijk moeten wij erkennen dat zó de opwekking niet 100% door kan werken. Veel lief­deloosheid komt openbaar. We besparen u de weinig op­bouwende verhalen. . ,

Buigen wij in nederigheid en ootmoed het hoofd en bidden tot de Verhoorder der gebeden:

Maak mij een beeld van U,

maak mij een beeld van U,

zo vol van ootmoed, liefde en trouw,

maak mij een beeld van U.

 

U bent het licht der wereld door Femmy Venema

Een kaars die licht verspreidt, brandt. Wenst u, in gehoorzaamheid aan Gods Woord, een licht te zijn in deze wereld, dan moet u branden (een brandend hart voor Hem). Christus kon zeggen: “De ijver voor Uw huis heeft Mij verteerd”. Een kaars is slechts nuttig, als ze verteerd wordt.

Als wij zo ons leven op Gods altaar leggen, gewil­lig om door Hem gebruikt te worden, zal wel het zelfleven verteren, maar het licht van Christus zal uit ons schijnen, en onze duistere omgeving verlich­ten.

God geve ons brandende harten, om brandende lich­ten voor Hem te zijn. Sommigen klagen: “In mijn omge­ving is het zo duister”. Bedenk dan: God heeft u daar geplaatst, om juist daar het duister te ver­lichten. Wees een licht in uw omgeving en wees ge­trouw.

Licht en liefde komen uit dezelfde bron. Als er geen liefde in uw hart is, zal er geen licht uit stralen. Voelt u zelf dat u in liefde tekort schiet, geen liefde kunt geven, ga dan naar de Bron. Laat het licht van de Heilige Geest toe in uw hart.

Waar het licht van God de duisternis kan verdrij­ven, daar kan de liefde komen. Geen menselijke lief­de, maar Goddelijke liefde!

 

Door lijden tot heerlijkheid door KI. van Twillert

Ik las in “Lichtstralen uit het Hooglied”:

Volbloed-christendom is niets anders dan een gloei­ende liefdesverhouding tussen Christus en de christen, zoals tussen bruidegom en bruid. Dat is dus de meest volkomen tegenstelling van alles wat slavernij heet. Godsdienstige slavernij is iets om van te gruwen!

“Trek mij”, zegt de bruid, “wij zullen u nalopen!” (oude vert.). Niet slepend, aarzelend, traag, slapjes drentelend, lauw»…..maar rennend!

Alles is schoon aan u, mijn liefste, zonder enig ge­brek zijt gij”. De anderen kunnen wel op u vitten voor dit en voor dat, maar Hij, uw geliefde, Hij beziet de zaak heel anders! Denkt u in, dat Hij in zo’n duizeling­wekkende graad u liefheeft! Dan mogen wij wel tegen el­kaar zeggen: “Stil, wat wens je nog meer?”

“Van honingzeem druppelen uw lippen, bruid!” Wat een schreeuwende tegenstelling van een “kletskous” en van zuur, knorrig en gemelijk zijn.

“Een afgesloten wel, een verzegelde bron zijt gij”. Af­gesloten en verzegeld voor andere personen en minnaars. Afgesloten voor de tijdgeest en alles wat deze met zich meebrengt”.

Ik dacht onder het lezen van “Lichtstralen uit het Hooglied” aan Paulus, die ook een gloeiende wederliefde voor God had om Jezus in heerlijkheid ten volle te le­ren kennen. Geen prijs was voor hem te hoog, geen offer teveel. Alles buiten Christus was dwaasheid en schade voor hem. Alles wat niet God en Christus was, wat niet leven en kracht voor hen betekende, dat had hij op de vuilnisbelt gebracht.

Dit alles om Hem te kennen en de kracht Zijner opstanding. En de gemeenschap aan het lijden of ik aan Zijn dood gelijkvormig wordende zou mogen komen tot de opstanding uit de doden. (Filip 03:10)

Als ik iemand grondig wil leren kennen, dan moet ik met hem steeds in contact staan. Alleen in een dagelijk­se ontmoeting met iemand, leer ik de persoon kennen. Als we niet dagelijks met God verkeren, het verborgen leven met de Heer ons vreemd is, dan zullen wij Jezus in Zijn heerlijkheid niet recht leren kennen. Een noodkreet van Paulus: Geef op de wereld net haar lusten!……om Hem volmaakt te kennen, zodat gij “Weet”, hoe rijk de heer­lijkheid Zijner erfenis is, hoe overweldigend groot Zijn kracht is aan ons, die geloven (Ef. 03:17-18).

Geen vrome, loze term van: “De Heer is waarlijk op­gestaan”, zonder zelf op te staan uit de zonde, uit de lusten des vlezes, uit de slavernij, uit de ijdelheid en de genoegens des levens. Als we zelf ook niet opstaan en door het geloof de overwinning gaan nemen, dan zal Christus niet over ons lichten.

We moeten gericht leren leven naar een onvergankelijk onbesmet en nooit verwelkend erfdeel (1 Petr. 01:04).

De zonde is als het moordend lood die onze gedachten doorkruisen zodat we niet komen tot een hervormd worden daarvan.

Voor lijden moeten we niet bang zijn. Van lijden tot heerlijkheid. Drie vertalingen omschrijven 1 Petrus 4:1 als volgt: “Want die geleden heeft naar het vlees, die heeft opgehouden van de zonde zich onttrokken aan de zonde en heeft radicaal afgerekend met de zonde.

Halleluja! Wat een ongekende mogelijkheden voor allen die in alles gehoorzaam willen zijn en die een gees­telijke geeuwhonger hebben naar de gezindheid van Jezus Christus!

Paulus had een geweldig vooruitzicht toen hij aan de geliefde kinderen schreef: “Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden” (Rom. 08:18).

Paulus werd elke dag aan de dood van zijn eigen be­staan overgegeven, hij stierf elke dag aan zijn eigen wil en lusten. Waarom? Wel, hij wilde Christus geopen­baard zien in zijn leven. Christus was voor hem gekrui­sigd. Hij met Christus. De wereld had hij gekruisigd en de wereld hem, een viervoudige kruisiging.’

Glorie voor Jezus! Lof en dank aan God! Wij mogen bewust de stervensweg kiezen om Christus geopenbaard te zien in de sterfelijkheid van ons vlees.

Het einde van onze dood is het begin van een onge­kend leven. “En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is niet alleen van een oud en verouderd verbond, maar ook geen bedekking neer van zonde, wereld en vlees – de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, door Zijn Geest” (2 Kor. 03:18). Een andere vertaling brengt het nog heerlijker uit:

Ons allen (niemand uitgezonderd) is gegeven (genade alleen, geen roem in het vlees) met onverhuld gelaat de glorie van de Heer te aanschouwen en zo herschapen te worden tot heerlijkheid, dat we Zijns gelijken zijn.

Nooit meer in het vlees genieten.
Kruisig dat en geef dat op.

Dan zal leven uit u vlieten,

want Gods bron springt in u op!

 

Pinksteren 1967 door Jan W. Companjen

“En Hij heeft zowel apostelen als profeten gege­ven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbaarheid tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de man­nelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus”(Ef. 04:11-13).

Vinden wij het ergens in Gods Woord duidelijker uit­gedrukt waarom het gaat? Ik meen van niet. Het gaat om het éne grote ding dat Gods volk, de heiligen, vol wor­den van Christus. Om tot dit ene grote doel te komen hebben wij nodig dat die heiligen één worden en naar el­kaar zullen gaan luisteren. Daartoe gaf Hij apostelen, profeten, enz. opdat het lichaam van Christus tot de mannelijke rijpheid komt, opdat zij dienstbaar zouden zijn aan de opbouw van dit lichaam. Rondom deze dingen staat of valt de wederoprichting aller dingen. Zijn wij bereid om voorwaarts te gaan? Of willen wij nog eerst even kibbelen over allerlei bijkomstigheden die uiteinde­lijk iedere vorige opwekking heeft doen uitlopen op een nieuwe kerk of gemeenschap die het zogenaamd beter of veel beter zou gaan doen.

Blijkens (Hand. 02:47) bestond de gemeente, het lichaam van Christus, het nieuwe volk Gods, uit een kring van mensen die behouden werden. Deze heiligen be­stonden uit wedergeboren mensen die het Paaslam aan­vaard hadden. Zij hadden het Paaslam als Christus, Red­der en Heer aanvaard. Zij hadden niet alleen Zijn bloed aanvaard doch ook Zijn vlees. Zij beleden dit geloof bij de breking van het brood ten opzichte van hun medegelo­vigen, maar ook ten opzichte van de overheden en mach­ten, de boze geesten in de hemelse gewesten. Het Paaslam moest in zijn geheel gegeten worden, er mocht niets van overblijven (Ex. 12:09). Het was voor het schaduwvolk Israël een eten en uittrekken. De lendenen waren om­gord en de schoenen waren aan de voeten terwijl de staf in hun hand was. Dit feest van de uittocht moest als een altijd durende inzetting gevierd worden. En? De Is­raëlieten deden zoals Mozes geboden had. Daarna begon de uittocht, de woestijnreis, en de intocht van het beloofde land. Jezus zeide tot Zijn discipelen (Luc. 22:15) dat Hij vurig begeerd had dit Pascha, van ongezuurde broden en wijn, met hen te eten. Het Nieuwe Verbond was in Zijn bloed en Hij beschikte aan Zijn volgelingen het Koninkrijk zoals God de Vader dit aan Hem beschikt had. Jezus maakte als het volmaakte Paaslam de weg vrij voor een nieuw volk van God uit wedergeboren mensen uit Is­raël en al de volkeren der aarde. Het eens gebroken li­chaam van Christus, het Paaslam, zal in Zijn gemeente herbouwd worden. De oude tempel in de zienlijke wereld werd afgebroken. Jezus zelf zei hiervan reeds: Breek die tempel af en Ik zal hem in drie dagen herbouwen. Dit zei Hij van Zijn lichaam. Velen begrepen het toen niet en velen begrijpen het nu nog niet. Het Lichaam van Christus, de Kerk van Christus, het nieuwe Jeruzalem, de Tempel, is in het nieuwe verbond een geestelijk huis. (1 Petr. 02:05) zegt: Een geestelijk huis om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelij­ke offers, die Gode welgevallig zijn. Een geestelijk huis met levende stenen, wedergeboren mensen, die het Koninkrijk Gods niet alleen zien maar ook binnengaan. Zij zijn een volk Gods, niet geboren uit het vlees maar uit de Geest. Een volk dat geestelijk ten uitvoer brengt wat ons in het schaduwvolk “Israël” getoond is. Zij be­vonden zich in het land der dienstbaarheid, zij werden uitgeleid onder tekenen en wonderen, in die donkere nacht toen de doodsengel rondging waren zij gedekt door het bloed aan de deurpost en zij aten het lam voor hen geslacht. Zij aten het Lam, dat wil zeggen zij werden er als het ware mee doortrokken. Iets «rat men opeet trekt door het hele lichaam heen en wordt als het ware be­standdeel van je eigen lichaam. Daarna trokken zij uit en waren toegerust tot de strijd die hun te wachten stond. Hun uittocht was een uittocht zonder vraagtekens in één woord een Goddelijke zaak. Alzo wil Hij, het

Godslam, ons uitleiden. Hij gaf ons Zijn bloed en vlees.

Nog steeds klinkt tot ons de boodschap: Aanvaard Mijn bloed, eet Mijn lichaam, dat wil dus zeggen: Aanvaard mijn leven en trek uit. Trek daarbij de geestelijke wapenrusting aan en volg Hem op de voet. “Voorwaarts Christenstrijders, drukt uws Konings spoor…..” Indien wij ons op deze wijze gaan uitstrekken naar de volheid die ons beloofd is, zullen vrij ontvangen en gaan zien en onderkennen wat onze plichten en rechten in dat Konink­rijk zijn. Israël zal door recht verlost worden. Denk eens aan Ruth die ook Boaz aan zijn rechten herinnerde en ’s nachts naast hem op de dorsvloer ging liggen. Op die wijze zullen ook vrij bruidsgemeente worden. Geen woord zal ter aarde vallen of het zal geschieden.

Over het bloed van het Lam Gods is in de loop der eeuwen en ook de laatste tijden veel gezegd, doch over het eten van het offerlam dat eveneens aanvaard moet worden als een Goddelijke opdracht is nog niet veel naar voren gekomen. Eet bloed voor onze zonden geplengd wordt aanvaard omdat dat voor ons eigen zelfbehoud is, het ontvangen van de Heilige Geest wordt door velen ook als een zegel tot zelfbehoud gezien en aanvaard. Men ontvangt echter deze dingen om tot het Goddelijke doel van de mens te komen, men zal ook het lichaam van Christus moeten aanvaarden, dat wil zeggen wij zullen ons lichaam moeten offeren aan Hem die ons lichaam be­geert als een woonstede voor Zijn Geest. Christus werd in het vlees geboren, verwekt door de Heilige Geest. Die zelfde Geest wil ook in uw vlees, in uw lichaam wonen en daarin het werk, het leven van Christus openbaren. Dat is Pinksteren. Christus in u. Hij kwam terug en de Zijnen zagen Hem. De wereld ziet Hem niet meer, maar Gods kinderen zien Hem, ervaren Hem, beleven Hem, inni­ger en vollediger dan dat men hem met het vleselijk oog zou zien.

Wie Hem zo aanvaardt, aanvaardt, met Zijn bloed en Zijn lichaam, zal Hem leren kennen gelijk Hij is. Deze leden zullen dit met elkaar en voor elkaar belijden in het Avondmaal. Hierin uitdrukkende dat zij het bloed en het lichaam aanvaard hebben. Zij die dit leven aanvaard heb­ben, zullen kunnen rekenen op de leiding van Zijn Geest. Zij zullen elkaar aanvaarden als leden die elkaar nodig hebben. Die blij zijn met de bijzondere opdrachten die de één of ander ontvangt. Zij kunnen verdragen zelf een ander lid van dat Lichaam te zijn waardoor de andere krachten van de Geest ook, openbaar komen, die in een goed functionerend lichaam niet gemist kunnen werden. Het volledige leven van Christus zal in Zijn lichaamsleden openbaar worden. In dat lichaam zal niemand boven zijn voegen gaan doch zonder kramp of spanning gaan uit­leven waartoe de Heer, het Hoofd, hem roept c.q. toege­rust heeft.

De Geest des Heren is uitgestort. Een rijke Geestes­stroom vloeit over de ganse aarde en Jezus wil u onder­dompelen en dopen met die Geest. Een ieder die Zijn bloed aanvaard heeft, kan verzekerd zijn gewassen te zijn en rein te zijn voor de Vader. Zij hebben een nieuw hart waarin Hij Zijn wet wil schrijven. Geen wet meer op steen doch in het hart. Een wet des Geestes. Zij worden aange­daan met Geesteskracht om Zijn leven te kunnen leven.

Hebt u reeds persoonlijk Pinksteren gevierd? Hebt u reeds persoonlijk Christus in het vlees ontvangen? dat wil zeggen in uw vlees, in uw lichaam ontvangen? Zo ja. …….aanvaard dan elkaar zo als Christus u aanvaard heeft. Aanvaard elkaar als leden van één lichaam die door éen Geest tot één lichaam gedoopt zijn. Hij zal zich dan in en dóór u kunnen openbaren tot lof en eer van Zijn Naam.

 

Jezus Christus in mijn leven door A. J. Vos.

Reeds als kind hoorde ik van Jezus, thuis, in de zondagsschool, in de kerk, en het lied van de lieflijke Naam, die hemel en aarde verenigt te saam, was me niet onbekend. Als jongen van 10, 12 jaar nam ik op gezag van mijn omgeving aan, dat de Bijbel het onfeilbare Woord van God was en de Hervormde kerk de beste kerk van de hele wereld: wat deze leerde was de zuivere waarheid.

Van mijn 14e tot mijn 20e jaar ongeveer was ik van een en ander niet meer overtuigd, kon bijv. de een of andere Gereformeerde of Lutherse kerk geen juistere kijk hebben op sommige Christelijke waarheden? Was het wel waar, dat de Bijbel Gods Woord was en dat bijv. Jezus’ woord on­feilbaar was? Trouwens, er waren meer mensen, waaronder geleerden, dominees en professoren, die de inspiratie van de Bijbel ontkenden. Over het algemeen had ik in die periode van mijn leven weinig eerbied voor de rechtzinnig-christelijke leer en even weinig voor hen, die te­vreden waren met de Godsdienst van hun jeugd: zij praat­ten immers maar na, namen ondoordacht over wat hun ou­ders en leermeesters hadden verkondigd.

De periode van mijn 19e tot mijn 24e jaar is voor mij een tijd geweest van zoeken naar de waarheid, waarin zich aan mij voordeden vragen als: Bestaat er een God, een persoonlijk God, die zich bemoeit met de mens, met mij? een God, die zich bekend heeft gemaakt aan de mens­heid? Mede door het getuigenis van een eenvoudige vrouw stond het voor mij op mijn 21e jaar vast, dat God werke­lijk bestaat en dat we tot Hem kunnen bidden, als we h hulp menen nodig te hebben. Voor ons mensen was het zaak nauwgezet te leven, volgens ons geweten, en. tevens, te zoeken naar meer licht, naar meer kennis aangaande God en Zijn wil. En nu gold voor mij als de belangrijke vraag: Wie is Jezus? Wat moet ik van Hem denken? Dat Hij een zeer hoogstaand persoon moest zijn geweest, daaraan twijfelde ik niet, en dat Hij van de Goddelijke zaken meer wist dan ik, was zeker. Maar de grote kwestie wast Is Hij Degene voor wie Hij zich uitgeeft? Is Hij de waar­heid? Is vergissing bij Hem uitgesloten? En zijn de ver­halen over Hem absoluut betrouwbaar? En bovenal: is het aannemelijk, dat Jezus Zijn bloed gaf tot vergeving van onze zonden? Hoe is dat mogelijk? Ben ik dan zo slecht? Is het wel nodig, dat Hij stierf voor mijn zonden? Is het trouwens óp deze wijze voor de mens niet te gemakkelijk om vrij van schuld jegens God te zijn? Is het niet veel logischer dat God van de mens eist, dat we van goede wil zijn, ons best doen om goed en vroom te leven en dat Hij zich daarmee tevreden stelt? Is het van God niet dwaas Zijn Zoon in de dood te geven om ons daardoor tot Zijn kinderen te kunnen aannemen? God kon dit, bij wijze van spreken, goedkoper. Deze vragen en overwegingen weerhielden me om de stap des geloofs te doen. Bij de. bestudering van de evangeliën concludeerde ik enerzijds: deze dingen komen niet met mijn verstand overeen, maar anderzijds vroeg ik me af: kan ik mijn verstand wel vertrouwen? is mijn denken zuiver? is er in de natuur niet reeds zoveel, waar ik niet bij kan? Is bijv, de groeiende plant, het dier, de mens niet een wonder, een aaneen­schakeling van wonderen? Bij vergelijking van de evange­liën schenen sommige verhalen o.a. over de opstanding niet met elkaar te harmoniëren. Dan weer drong zich de gedachte naar voren: het kan toch geen fantasie zijn, ook geen zelfbedrog.’ Zo leefde ik een paar jaar in twijfel aangaande de waarheid. Nu is twijfel niet aangenaam, maar voor me zelf was ik overtuigd een eerlijke zoeker te zijn en “de oprechten gaat het licht op” las ik in dezelfde Bijbel (Ps. 112:004). Dit geloofde ik, n.l. dat God ook voor mij het licht zou doen opgaan, m.a.w. dat God een Beloner is voor wie Hem ernstig zoeken (Heb. 11:06). En dit gaf me min of meer vrede. Dat de oprechten het licht opgaat, heb ik, Gode zij dank, ook ervaren. Mij werd namelijk duidelijk – ik was toen 24 jaar – dat ons leven, ons bestaan ijdel is, zinloos, troosteloos en waardeloos, als we God niet hebben als onze God, als onze Vader. Ik zag in de ellende en het hopeloze van dit leven, als we ons geluk, ons heil van ons zelf, van eigen inspanning moeten verwachten. Welnu, ik hield op met redeneren en met te vragen: is het wel waar? Ik gaf me over aan God in het vertrouwen, dat ik bij Jezus kon schuilen, in het geloof, dat door Zijn bloed verzoening was aangebracht.

“Jezus, Uw verzoenend sterven,
blijft het rustpunt van mijn hart”
(Gezang 50).

“Welk een liefde, vol van leven,

steeds en nooit genoeg geroemd,

heeft de Vader ons gegeven,

dat Hij ons Zijn kind’ren noemt” (Gezang 190).

Gode zij dank! We hebben een Heiland, die niet alleen gestorven is, maar die ook voor ons leeft, die ook voor ons bidt. De Vader schenkt ons met Hem alle dingen. Als we teleurgesteld worden in vrienden of in hen, aan wie door het geloof, door het bloed of de liefde wij verbon­den zijn, dan is Jezus het, die ons troost. Als moeite of leed ons bedreigt, rusten we bij Hem en bewaren we het evenwicht en de vrede. Als we in ons zelf teleurge­steld worden, verstoot Hij ons niet.

”’k Ben nimmer alleen,

de Heer is nabij, bij zonschijn of duist’re nacht;

ik rust in zijn trouw en zie naar omhoog,

waar hemels geluk mij wacht”

(Glorieklokken 47).

En zo, met een lied in het hart en in de mond, zetten we onze levensreis voort,

“Ik heb een Herder, die mij zachtkens leidt,

aan stille waat’ren, vol van heerlijkheid,

en aan groene weiden voert Hij trouw mijn voet,

onder Zijne schaduw steekt geen zonnegloed” (Glorieklokken 473)

Zingt u ook mee?

“Komt gij, die Jezus mint,

zingt met ons al te zaam,

paart hart en sten nu met ons mee,

en prijst steeds Jezus’ Naam”

(Joh. de Heer 594).

De wijze Salomo heeft gezegd: Twee zijn beter dan één (Pred. 04:09). Daar dit m.i. juist is, althans onder bepaalde voorwaarden, moet ge u niet verwonderen, dat ik als 24 a 25 jarige jongeman wel eens naar meisjes keek. Maar ik had me vast voorgenomen me alleen te willen verloven met een meisje, dat ook bewust een kind van God was (2 Kor. 06:14). Toen ik trouwde met haar, die nu nog mijn vrouw is, was ik 29 jaar, zij 23. Tussen 1925 en 1942 werden ons 6 zoons en 6 dochters geboren. In 1945 stierf ons jongste kind, Erna Beatrix aan difterie. Na een ziekte van 3 dagen werd ze door de engelen gebracht naar het paradijs. “De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen, de Naam des Heren zij geloofd” (Joh. 01:21b). Op het grafje hebben we een hou­ten gedenkteken aangebracht met het opschrift: Veilig bij Jezus.

In 1948 trouwde onze oudste dochter en emigreerde naar Canada. Nadien emigreerden daarheen nog 3 doch­ters en 4 zoons, die nu allen getrouwd zijn, ook de 2 zoons en de dochter, die in Nederland gebleven zijn. Het afscheid nemen van emigrerende kinderen is niet pret­tig, maar ons gebed voor hen is, dat ze door het ge­loof in Jezus de levensreis welbewust en doelbewust voortzetten.

Na mijn overgave aan God in 1919 heb ik aan de lief­de van God geopenbaard in Jezus, nooit meer getwij­feld. Aan het Heilig Avondmaal nam ik geregeld deel en mijn voornemen was aan God vast te houden, wat me ook in het leven zou bedreigen of overkomen. “Here, tot wien zullen we heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven” (Joh. 06:68).

Bedreigt mij leed, ontmoet mij smart,

ik vrees geen kwaad, maar klaag het Hem (Gezang 171:3).

Voor ons geestelijk leven hebben we veel gehad aan “Het Zoeklicht”, de laatste 15 jaar vooral aan Pinksterbladen als “Kracht van Omhoog”. In 1961 hebben mijn vrouw en ik ons laten dopen in Amersfoort. Het jaar daarop werden we tijdens een opbouwweek te Driebergen gedoopt met de Heilige Geest. Toen de kracht Gods op mij viel, kwam er blijdschap in mijn ziel (Gl.kl.7). In 1963 zegden wij het lidmaatschap van de Hervormde kerk op. We woonden toen 3 jaar in Den Haag. Vanaf 1964 wonen we in Oldebroek. We zijn 72 en 66 jaar, gezond en op reis naar Huis. Tot heden heeft ons de Here geholpen. Soli Deo gloria! O, wat zal ’t zijn, volmaakt en rein, voor eeu­wig net de Heer te zijn! (Joh.de Heer 802). Ons gebed is dat God nog eenmaal op machtige wijze met tekenen en wonderen zal tonen, dat de Here God is en niemand meer. Laten we nu reeds doen, wat de hand vindt om te doen en ons door Schriftstudie en meditatie voorbereiden op een reveil, dat komende is, opdat we gereed zijn voor strijd en de overwinning.

Hem, die op de troon is, en het Lam zij de lof en de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden. (Openb. 05:13b).

 

Het bloed (2) door J. Noë

‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe” (Joh. 03:16).

In het vorig nummer is in het kort behandeld wat het Oude Testament over het bloed zegt, alsmede de beteke­nis ervan. Het Oude Testament is de afschaduwing van het Nieuwe. Gods liefde voor de wereld en Zijn plan met de wereld, worden in het Oude Testament duidelijk ken­baar genaakt, n.l. om de wereld te verlossen van de macht der zonde en de werken van satan te verbreken. Daartoe moest Jezus, de Messias, komen. Als het Lam Gods zou Hij ten offer gebracht worden. Hij gaf Zijn leven voor de redding der mensheid. Het Nieuwe Testament vermeldt nauwkeurig hoe dat geschiedde alsmede de diepe beteke­nis van dat offer. En we zien ook hier weer de grote belangrijkheid van het bloed. Dit machtige verlossings­werk on tot de juiste verhouding tot God te komen, was alleen mógelijk door het bloed van het Lam, Jezus Christus, Gods Zoon. De Schrift vermeldt de volgende werkingen van het bloed:

1.Verzoening.

2.Reiniging.

3.Heiliging.

4.Toenadering tot en vereniging met God.

5.Overwinning over satan.

6.Levensversterking.

Deze verschillende werkingen kunnen in één woord worden samengevat n.l. de verlossing door het bloed. Door het geloof in de absolute werkingen en totale verlossing door het bloed zullen we de kracht en de zegen daarvan ervaren. De Schrift verbindt het Bloed en de Geest zeer nauw met elkaar. Waar de Geest werkt wordt de kracht van het bloed openbaar.

(1 Joh. 05:08) zegt: “Drie zijn er, die getuigen op aar­de, de Geest, het water en het bloed en de drie zijn tot één”. (Heb. 09:14): “Hoeveel te meer zal het bloed, van Christus, die door de eeuwige God Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken om de levende God te dienen”.

We zullen nu om een juist begrip te krijgen over de verschillende werkingen van het bloed, deze eens stuk voor stuk nader bezien.

1.Verzoening.

“Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zijn Zoon gezonden heeft als verzoening voor onze zonden”(1 Joh. 04:10). “Zij worden om niet gerechtvaardigd door de verlossing in Christus Jezus. Hem heeft God voorge­steld als zoenmiddel door het geloof in Zijn bloed” (Rom. 03:24-25).

Verzoenen betekent eigenlijk toedekken Door het offer van Zijn Zoon, door het vergoten bloed, rekent God ons de zonden niet meer toe. Hij ziet ze niet meer en heeft ze ons vergeven. We stonden als schuldigen tegenover God, we stonden om zo te zeggen in de schuld bij Hem, naar door de verzoening echter is deze schuld te niet gedaan. We weten wat schuld is, als een schuld voldaan is, dan heeft de persoon aan wie we wat schul­dig waren, niets meer te vorderen van ons. Zo moeten we dus in geloof aanvaarden dat er niet de minste zondeschuld meer is tussen God en ons en wij nu vrijmoedig’ tot Hem kunnen komen.

2.Reiniging.

“Indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonden1’ (1 Joh. 01:07).

Wat houdt reiniging in? Reiniging wil zeggen, dat er iéts schoon, smetteloos gemaakt wordt. We hebben bij verzoening gezien, dat dit betrekking heeft op de schuld der zonde, reiniging nu heeft betrekking op de smet die door de zonde is ontstaan. De zonde heeft ons n.l. inwendig bevlekt, onrein gemaakt en deze onreinhe­den moeten verdwijnen. Zoals we uit bovenstaande tekst zien geschiedt dit eveneens door het bloed van Chris­tus. (1 Joh. 01:09 zegt: “Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid”. Om tot het volle genot van de zegen van de reiniging te komen moeten we in de reinigende kracht van het bloed geloven. “Laten wij toetreden met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs met een hart dat door besprenging gezuiverd is van be­sef van kwaad”(Heb. 10:22).

3.Heiliging.

“Daarom heeft ook Jezus, teneinde Zijn volk door Zijn eigen bloed te HEILIGEN, buiten de poort geleden”(Heb. 13:12). Als we de verzoening en de heiliging in het ge­loof aanvaard hebben, komt de heiliging. Verzoening en reiniging zien meer op het oude leven, heiliging op het nieuwe leven, waar we in nauw contact met God komen. (Ef. 05:25) zegt: “Evenals Christus Zijn Gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar heeft overgegeven, om haar te heiligen, haar reinigende”, enz. Heiligen betekent afzonderen. God heeft een bestemming voor ons en wil ons voor Zijn doel gebruiken. Heiliging houdt dus tevens in volkomen overgave en toewijding aan de Heer, “opdat we Zijn heiligheid deelachtig worden”. Jezus was ook ge­heiligd en deed in alles de wil van Zijn Vader. In (Joh. 17:19) zegt Jezus: “Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid”. Ik eindig dit deel met hetgeen Paulus zegt in (Heb. 10:09-10), sprekende van de woorden van Christus; “Zie, hier ben Ik, om Uw wil te doen” en krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.

(slot volgt)

Verschillende gedeelten uit mijn artikel over “Het Bloed” zijn afkomstig uit het prachtige boek van Andrew Murray: “De kracht van Jezus’ bloed”. – J.N.

 

Neem tijd om te bidden! door A. Schenk

Wij leven in een wereld waar iedereen ontzettend druk is. Ondanks alle moderne middelen die ons ter be­schikking staan is – nu de vijfdaagse werkweek er is – er meer gejaagdheid en haast dan ooit te voren. Dit is niet alleen een tijdgeest die alleen in de wereld te bespeuren valt, maar is ook doorgedrongen in de Ge­meente van Jezus. Het valt mij op dat verschillende kinderen Gods vaak tijd voor alles hebben, maar als er een beroep op hen gedaan wordt, iets in het Koninkrijk Gods te doen, hebben ze er vaak geen tijd vóór. Bid­stonden worden vaak niet zo best bezocht. En toch is dit de kracht van een gemeente en voor het persoonlijk leven. In (Mark. 01:32) lees ik: “Toen het nu avond werd en de zon’ onderging brachten zij tot Hem allen die ern­stig ongesteld waren, en de bezetenen”. Jezus was hier bezig tot laat in de avond met het werk in Gods Ko­ninkrijk. En zo ging het elke dag door. Scharen mensen kwamen bij de Heiland om geholpen te worden. Maar, hoe­wel Jezus het druk had, nam Hij tijd om te bidden. -In (Mark. 01:35) staat: -En vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op en ging naar buiten en Hij ging heen, naar een eenzame plaats en bad aldaar. Als Jezus dit nodig had, zouden wij dan zonder gebedsleven kunnen?

Op andere plaatsen in de evangeliën wordt ons vaker verteld dat Jezus Zich afzonderde om te bidden. Kinderen Gods hoe staat het met uw gebedsleven? Er is een lied in de bundel van Joh. de Heer waar deze regels in voorkomen: Dikwijls derven wij veel vrede.

Dikwijls drukt ons zonde neer.

Juist omdat wij :t al niet brengen,

in ’t gebed tot onze Heer.

Wat een geweldige waarheid is dit. Zoals een bloem zon en water nodig heeft, zo heeft een kind van God gebed nodig. Door het gebedsleven leren wij God beter kennen. In het gebed treed ik in de gemeenschap met de Heer.

In (1 Kor. 01:05) schrijft Paulus: “God is getrouw, door wie gij zijt geroepen tot gemeenschap met Zijn Zoon Jezus Christus, onze Here”. Dus ieder kind van God is ge­roepen om in gemeenschap te leven met Jezus. Daarom wil de duivel dit verhinderen in uw en mijn leven. Je­zus ging de eenzaamheid in. Zo zullen ook wij de een­zaamheid op moeten zoeken om alleen te zijn met de Heer. Dit kan een plaats in huis zijn, maar het kan ook in de vrije natuur zijn. Waar de plaats is doet er niet toe. Op bergen en in dalen, ja overal is God! Wij van onze kant moeten daar tijd voor gaan nemen. Een leven vol activiteit in de dienst van God, maar zonder gebedsle­ven, zal niet veel vruchten af werpen. Alles wat wij doen in Gods Koninkrijk zal ontstaan moeten vanuit de gemeenschap met de Heer. Als ik terug zie in mijn leven als kind van God dan ben ik mij bewust dat er tijden geweest zijn van een schraal gebedsleven en het waren niet de beste tijden. Haar ik dank God dat hier veran­dering in is gekomen. De laatste tijd word ik vaak de eenzaamheid in gedreven alleen met de Heer, Heerlijke uren beleef ik dan. Als wij bidden gaat er iets gebeu­ren. Toen Jezus in de Hof van Gethsémane die gebedsstrijd doormaakte, bleven de omstandigheden voor Hem hetzelfde, maar er verscheen een engel uit de hemel om Hem kracht te geven. Dat zal ook onze ervaring worden. De zorgen en de strijd van ons zullen misschien niet veranderen maar onze ziel zal nieuwe kracht ontvangen. Halleluja! In (Hand. 12:05) wordt ons verteld dat Petrus in de gevangenis zit, “maar door de gemeente werd voor voortdurend tot God voor hem gebeden”. God green in als antwoord op deze gebeden en Petrus werd heerlijk bevrijd. Hoevelen zijn er vandaag niet gevangen door het rijk van satan. Bidden wij als gemeente voor hen opdat ze bevrijd zullen worden door Jezus. De eerste discipelen waren eendrachtig bijeen en hun samenkomsten -werden bewogen door de Heilige Geest» Willen wij zo ^aan bidden zodat de Heilige Geest duizenden gaat aan­raken? In Hand. 4:29 lezen wij een gebed dat de discipe­len opzonden tot God: “En nu, Here, let op hun drei­gingen en geef uw knechten met alle vrijmoedigheid uw woord te spreken, doordat Gij Uw hand uitstrekt tot ge­nezing, en dat tekenen en wonderen geschieden door de naam van uw heilige knecht Jezus. En terwijl zij baden, werd de plaats, waar zij vergaderd waren, bewogen; en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en spraken het woord Gods met vrijmoedigheid”. Is dit geen heerlijk gebed? Als wij allen zo eens gingen bidden zou dan de Heilige Geest niet machtig gaan werken? In Jac.4:2 staat: “Gij hebt niet omdat gij niet bidt”. Was het ge­bed niet het geheim van alle geloofshelden? Ik denk aan Daniël. Driemaal daags boog hij zich neer on te bid­den tot God. En daarom ging God hem verborgenheden openbaren. Daar was een Henoch die wandelde met God. Als je met iemand wandelt, kun je rustig met hem praten. Zo zal Henoch wel veel met God gepraat hebben omdat van hem geschreven staat dat hij wandelde met God. Van George Muller is bekend dat hij een man van gebed was. Hij getuigde van het gebed dat het voor hem tot een tweede natuur geworden was. Hij vond het even vanzelfsprekend te bidden dan om adem te halen. Daarom was het leven van George Muller zo geweldig vruchtbaar. Het was vol niet wonderen. Het gebed is eigenlijk de adem van een kind van God. In (Jak. 05:16) staat: “Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht- aan ver­leend wordt”. Willen wij op deze belofte ingaan? Dan gaan we de kracht van het gebed ervaren. Jezus zegt: “Bidt en gij zult ontvangen”. Voorwaarde om te ontvan­gen is echter: geloof. (Jak. 01:06) zegt dat wij moeten bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, went wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt”. Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ont­vangen, innerlijk verdeeld als hij is, ongestadig op al zijn wegen”(Jak. 01:07).

Graag wil ik een volgende maal meer over dit onder­werp schrijven.