1983.02 nr. 234

Levend geloof 1983.02 nr. 234

De bescherming van Gods koninkrijk

“Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is ge­zeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen” Psalm 91 vers 1 (Ps. 091:001) .

Waarom hebben wij bescherming nodig?

Het Koninkrijk Gods heeft vele eigenschappen en functies. Eén van de belangrijkste is ongetwij­feld de ‘bescherming’ die er van uitgaat. Dat zouden we ons eigenlijk veel meer moeten realise­ren, want we hebben er dagelijks mee te maken.

We hebben in de eerste plaats Gods bescherming nodig omdat we te maken hebben met de vijand­schap van satan. Als gemeente van Jezus Christus is onze geestelijke plaats in de hemelse gewes­ten, om van daaruit te strijden en te overwinnen. Maar met onze vergankelijke lichamen bevinden we ons nog in deze wereld, waarvan satan de overste is. Wij mogen echter leven met de zekerheid dat Jezus satan heeft overwonnen, en wij mogen delen in Zijn overwinning. Dit is echter alleen mogelijk door het geloof, want satans ‘ eindveroordeling’, zoals die beschreven wordt in Openbaring, moet nog plaats vinden. Zoals Jezus de volle overwinning op satan behaalde, zullen ook wij tot volle overwinning moeten karnen. Paulus zegt daarom van Jezus dat Hij de Eersteling is onder vele broeders.

Satan haat de aanwezigheid van de gemeente van Jezus Christus in deze wereld. Onze aanwezigheid is hem een doorn in het oog. Zoals ook Jezus ge­haat werd toen Hij op aarde was. Van Hem staat dat Hij zonder reden gehaat werd. Er was immers geen enkele reden Jezus te haten, want Hij had enkel het goede met de mensen voor. Allen die in het geloof tot Hem kwam ontvingen vergeving van zonden, werden bevrijd van gebondenheden en genezen van ziekten. Zo zal ook iedere waarach­tige christen, wandelend in de voetstappen van Jezus, het goede met de mensen voor hebben en door woord en daad het evangelie van Jezus tot openbaring brengen. En ook al worden we dan ge­haat door satan, het zal ons niet deren, want in Christus zijn we ‘onaantastbaar’, in Hem zijn we beschermd.

We hebben dus Zijn bescherming nodig om te kun­nen functioneren als instrumenten in Gods hand, wat satan tracht te beletten. Zoals Hij ook pro­beert te verhinderen dat wij omgevormd worden naar het beeld van Jezus. Want als eindtijdgemeente gaat Gods heerlijkheid in ons ten volle tot openbaring komen. Gods Woord zegt dat Chris­tus zich een gemeente voor Zich wil plaatsen, die stralend zal zijn, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zo dat zij heilig is onbesmet Efeze 5 vers 26 en 27 (Ef. 05:26-27).

We hebben Zijn bescherming ontvangen

We moeten ons dus realiseren dat we Gods be­scherming nodig hebben, maar dat niet alleen. Want weet u wat nu zo heerlijk is? Dat we Zijn bescherming hebben ontvangen! Waarom? Omdat God ons lief heeft! Omdat God goed voor ons is! On­danks het feit dat satan Gods volmaakte schep­pingswerk aantastte, bleef God Zijn schepping liefhebben. Daarom zond Hij het allerliefste wat Hij bezat. Zijn eniggeboren Zoon, naar deze wereld. Paulus zegt: “Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons al­len overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken?” Romeinen 8 vers 32 (Rom. 08:32). In Christus is ons alles geschonken, ook Zijn bescherming. Kolossenzen 2 vers 9 (Kol. 02:09) zegt dat in Christus al de vol­heid der godheid lichamelijk woont, en dat wij de volheid hebben verkregen in Hem. Zoals Psalm 91 vers 1 (Ps. 091:001) zegt: “Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen”. Zoals Jezus sprak vlak voordat Hij wegging van deze wereld: “Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld” Matteüs 28 vers 20 (Matt. 28:20) .

Gods Woord staat vol van deze beloften en daar­aan moeten wij ons vasthouden, daarop moeten we gaan staan. We mogen het zeker weten dat van Gods beloften een beschermende functie uitgaat. Nu doet zich natuurlijk de vraag voor hoe het komt dat de praktijk in dit opzicht toch nog vaak problemen met zich meebrengt, waardoor we de bescherming van Gods Koninkrijk vaak niet of niet ten volle ervaren. Belangrijk in dit ver­band is het feit dat we er rekening mee moeten houden dat Gods beloften alleen functioneren als we ook voldoen aan de voorwaarden die Hij gesteld heeft in Zijn Woord. Alleen dan kan Hij ze vervullen, want beloften en voorwaarden gaan altijd samen. Psalm 91 vers 1 (Ps. 091:001) zegt niet dat iedereen zal vernachten in de schaduw des Al­machtigen, maar de voorwaarde is: wie in de schuilplaats des Allerhoogste is gezeten.

Voorwaarden opdat we Gods bescherming ervaren

We willen nu een aantal voorwaarden noemen, op­dat Gods beloften in ons leven in vervulling gaan en we dus Zijn bescherming zullen ervaren. Als eerste willen we geloof noemen, want Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06) zegt dat het zonder geloof onmogelijk is God welgevallig te zijn. Paulus bijvoor­beeld kende een leven van geloof. Hij schreef aan de Galaten in hoofdstuk 2 vers 20: “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is, niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef (zolang ik nog in een verganke­lijk lichaam in deze wereld ben), leef ik door het geloof in de Zoon van God”(Gal. 02:20).

De tweede voorwaarde is gehoorzaamheid. Die be­gint met het leggen van het fundament. Als wij een nieuwe schepping zijn geworden, als we van­uit het rijk van satan zijn overgezet in het Ko­ninkrijk van Jezus Christus, zullen wij ons oude leven gaan afleggen en het verlangen kenbaar ma­ken met Christus ‘in nieuwheid des levens te wan­delen’ (de doop door onderdompeling). Ook zullen we aangedaan moeten worden met kracht van om- van omhoog (de doop met de Heilige Geest). Zonder vervuld te zijn met Gods Geest zijn we een gemak­kelijke prooi voor de vijand en kunnen we ook niet succesvol geestelijk strijden en overwinnen. Zonder geestelijke wapenrusting geven we satan gelegenheid te infiltreren. Paulus zegt: “Neemt bij dit alles het schild des geloofs ter hand, waarmee gij al de brandende pijlen van de boze zult kunnen doven” Efeze 6 vers 16 (Ef. 06:16).

Ook geestelijke groei is een belangrijke voor­waarde voor het in vervulling gaan van Gods be­loften in ons leven. Wie niet geestelijk groeit stelt zich tevreden met ‘melkvoeding’ terwijl juist de ‘vaste spijs’ zo noodzakelijk is voor de verdere ontplooiing van ons geestelijk leven, zodat we het volwassen stadium in Christus zullen bereiken. Geestelijke groei heeft als een van de positieve gevolgen dat we leren onderscheiden wat van God afkomstig is en wat van satan afkomstig is, lees Hebreeën 5 vers 13 en 14 (Heb. 05:13-14). En onderscheiding gaat altijd vooraf aan overwinning. Wie niet geestelijk groeit zal ook niet ten volle de bescherming van Gods koninkrijk ervaren.

De duivel haat geestelijke groei. Maar daar moe­ten wij niet bevreesd voor zijn. Jezus sprak: Vrees niet, geloof alleen. Wees ook niet bang in een bepaalde hoek geplaatst te worden of een bepaald etiket opgeplakt te krijgen. Laten we be­reid zijn ten volle de weg met Jezus te bewande­len, opdat we ook ten volle ‘geborgen’ zullen zijn in Hem.

Alles gaat tot een climax komen

Gods bescherming hebben we in de komende tijd meer nodig dan ooit tevoren, want alles gaat tot een climax komen. Dat geldt zowel voor het nega­tieve, wat door satan bewerkt wordt, maar ook voor het positieve, wat God bewerkt door Zijn Woord en Geest. Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11) zegt: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler;… wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”. En met dat laatste heeft de waarachtige gemeente van Chris­tus te maken!

Niemand hoeft angst te hebben voor de toekomst, want al Gods beloften zijn in Jezus Christus, ja en amen! Als we werkelijk voor de volle honderd procent de Heer volgen, zullen wé onbevreesd verder gaan met de zekerheid van Psalm 91 in onze harten: “Want Gij, o Here, zijt onze toevlucht. De Allerhoogste hebben wij tot onze schutse ge­steld; geen onheil zal ons treffen, en geen plaag zal onze tent naderen; want Hij zal aangaande ons zijn engelen gebieden, dat zij ons behoeden op al onze wegen; op de handen zullen zij ons dragen, opdat wij onze voeten niet aan een steen stoten. (Onze opdracht): Op leeuw en adder zullen wij treden, jonge leeuw en slang zullen wij vertrap­pen” Psalm 91 vers 9 tot en met 13 (Ps. 091:009-013). Nieuwtestamentisch gezegd: Met Jezus zijn we meer dan overwinnaars!

Wie in de schuilplaats Godes is gezeten –

ontvangt een kracht vanuit Gods eigen troon.

Hij mag op leeuwen en op slangen treden –

die macht is hem verworven door Gods Zoon.

Die Mij bemint, spreekt God, zal Ik beschermen –

hij kent Mijn Naam, de kracht die daarin is –

lengte van dagen zal Ik aan hem schenken –

Mijn volle heil, Ik openbaar het hem gewis.

 

Reacties van lezers

Gods Geest werkt in T.B.R. inrichting

Broeder G. H. K. te Buren (Gld.) schrijft: “Gaarne geef ik mijn collega en broeder in de Heer op als abonnee op “Levend Geloof”. Wij werken samen in een T.B.R. inrichting (ter be­schikking van de regering gestelden) en het is fijn om te weten, dat als onze diensten parallel lopen, een medestander naast je te heb­ben. In onze aparte werksi­tuatie, welke onder justitie en psychopatenzorg valt, is het een zegen van God om een kind van de Heer naast je te hebben staan. Door samen te praten over artikelen in “Levend Geloof” en de samen­komsten, ervaren wij beiden onze eenheid in onze Heer Jezus Christus. Ook ervaren wij de enorme geestelijke strijd die vooral in onze werksoort zo opvalt bij de patiënten, maar ook bij de meerderheid van onze colle­ga’s. Maar onze Heer, die is, die was en die komt, heeft de overwinning reeds behaald! In de afgelopen maanden hebben tien patiën­ten welbewust gekozen voor Jezus Christus. Halleluja! En hoewel het ons verboden is te evangeliseren, leidt de Heilige Geest het zó, dat degenen die ‘rijp’ zijn, zelf vragen gaan stellen!”

Het koninkrijk der hemelen gaat open!

Zuster J. S. B.-D. te Sas van Gent, schrijft: “Door het blad “Levend Geloof” door te geven aan een ander, kan ik u een nieuwe abonnee opgeven. Wat een geweldig blad, dat ons meevoert in de onzichtbare wereld, waardoor het aards-gericht zijn ver­dwijnt en het Koninkrijk der hemelen opengaat. Ik wens u Gods rijke zegen toe, zolang het nog dag is, om de veel­kleurige wijsheid Gods be­kend te maken”.

Reacties in het kort uit het buitenland

“Graag een abonnement op “Levend Geloof”. Ik wil mij verdiepen en rijker worden in het Woord van God. “Le­vend Geloof” zal een goede hulp voor mij zijn, denk ik”

(L. D. te Kortrijk; België).

“Bij deze wil ik voor mijn schoonouders een geschenk- abonnement van uw blad “Le­vend Geloof” aanvragen. Ik ben erg blij met uw blad en wordt er iedere keer weer heerlijk door opgebouwd”

(T. K, -v. d. H. te Wald, Zwitserland).

“Mijn hartelijk dank voor uw blad “Levend Geloof”. Dit woord ‘levend geloof’ heeft een diepe betekenis voor de­genen die Jezus kennen. Ik sluit een kleine bijdrage in”

(M. E. M. -K. te Tustin Meadows, Calif., U. S. A.).

Nog enkele reacties uit ei­gen land: “Ik ben blij met blad. Ik werd door een broe­der en zuster uit de gemeen­te hier attent op gemaakt om het te lezen. Ik word echt gezegend door uw artikelen”

(R. v. T.-N. te Woudrichem).

“Wij vinden het een fijn maandblad, wat ons dichter tot de Heer brengt. Hierbij nog twee nieuwe abonnees”.

(W. J. G. te Voorburg).

 

Liefde door Judith Jacobs

1 Korinthiërs 13 vers 13 (1 Kor. 13:13)

“…maar de meeste van deze is de liefde”)

Wat zou het mij baten begiftigd te zijn

Met allerlei kennis en kracht.

Als ik al ’t geen ik aan rijkdom bezat

Aan and’ren ten offer bracht…

 

Welk nut zou het hebben gezegend te zijn

Met gaven, geloof of talent,

Als je Gods wetten plichtmatig vervult

Doch niet ‘in de Liefde’ bent…

 

Want eenmaal zal al ’t onvolkoom’ne vergaan,

En elk’ profetie zijn verstomd-,

Dan wordt ons de spiegel van raads ‘len onthuld,

Wanneer het volmaakte komt.

 

Waarin zou. ik roemen, zelfs als ik in tongen

Van mensen en engelen sprak,

Indien mij daarbij het mooist’ en het hoogst’:

De taal van de liefde ontbrak…

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Wijziging redactie

In de redactie heeft zich een wijziging voorgedaan, doordat broeder H. J. Scholten zich op mijn verzoek heeft teruggetrok­ken. Broeder Scholten meent een opdracht te moe­ten uitvoeren, die naar mijn mening valt buiten het kader van de opdracht van “Levend Geloof”. Wij willen ook vanaf deze plaats onze grote dank uitspreken voor de geloofsopbouwende artikelen die broeder Scholten in de afgelopen twee en een half jaar voor “Levend Geloof” heeft geschreven en wensen hem ook verder Gods rijke zegen toe!

De taak van “Levend geloof” (3)

Voor de der­de en voorlopig laatste maal willen wij nog iets schrijven over de taak van ons blad. Deze taak blijft ongewijzigd: de verkondiging van het vol­le evangelie in al zijn facetten in een voor iedereen begrijpelijke taal. “Levend Geloof” is in de eerste plaats een onafhankelijk verkondigingsorgaan en geen discussie- of oppositie-orgaan. Wij schrijven dit nog eens omdat we nog al eens vragen krijgen voorgelegd over wat anderen schrijven. Wij adviseren dan altijd contact op te nemen met de redactie van de betreffende bla­den. Wij hoeven geen verantwoording af te leggen over de publicaties van anderen. Dit betekent ook dat we wat anderen schrijven niet gaan ver­dedigen, maar ook niet aan gaan vallen. Wij zijn alleen verantwoordelijk voor wat we zelf schrijven.

Geen doel maar middel

Meermalen hebben we ook geschreven – en we herhalen het nog eens – dat “Levend Geloof” geen doel is, maar middel – één van de vele, die de Heer gebruikt opdat Zijn boodschap ingang zal vinden in de harten van ve­len. Wij willen daarom ook in dagelijkse afhan­kelijkheid van Hem onze taak vervullen, daarbij geleid door Zijn Woord en Geest, want die twee zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden. Dat bewaart ons ook voor dwalingen, want we willen niet fanatiek of extreem zijn, maar we zijn ook op onze hoede niet te verslappen. Want ook dat laatste is een levensgroot probleem, wat helaas door sommigen onvoldoende onderkend wordt.

Brochurenieuws

Verschillende brochures zijn momenteel uitverkocht. Het betreft: “De tegenstelling van het aardse- en het hemelse Jeruza­lem” en “Het Koninkrijk van de kleine kudde”. Van het boekje “Wat is uw naam?” zijn nog enkele exemplaren verkrijgbaar. Deze drie brochures worden niet herdrukt. Om misverstanden te voor­komen: de inhoud van deze brochures kunnen wij volledig onderschrijven.

Van de serie “Verkenningen rond het boek Openba­ring” zijn deel 1 (“Wat onthult het laatste Bijbelboek?” en deel 3 (“Wegen naar de volein­ding ) momenteel ook uitverkocht. Ze worden ech­ter herdrukt. Zij die reeds besteld hebben, krijgen de boekjes binnenkort toegezonden.

Verder verschijnt binnen enkele weken de brochu­re: Het boek Ruth als profetie’, welke eerder in de vorm van een serie artikelen in “Levend Ge­loof” werd gepubliceerd en voor velen tot grote zegen was.

Geen verwarring maar duidelijkheid

In deze eindtijd gaan twee dingen hoe langer hoe meer op de voorgrond treden. Het zijn ‘verwarring’ en ‘duidelijkheid’. Verwarring is bij uitstek het wapen dat satan hanteert, terwijl duidelijkheid datgene is wat Jezus in ieder leven brengt, die zich voor Hem openstelt. Wat voor duidelijkheid brengt Jezus aan? Hij stelt in de eerste plaats ‘orde op zaken’ door de mens te maken tot een nieuwe schepping. Door hem zijn zonden te verge­ven en hem te bevrijden uit satans macht. Het oude door satan beheerste leven moet plaats ma­ken voor het nieuwe leven van Jezus Christus. En om dit nieuwe leven gaat het! Dat weet ook satan en daarom is hem er alles aan gelegen dat de ontwikkeling van dit nieuwe leven wordt tegengehouden. Verwarring is ,daarbij Sén van de wapenen die hij, helaas soms met succes, in de strijd brengt. Dan blijft een gezonde groei van het nieuwe leven van Christus achterwege. En het is absoluut noodzakelijk dat we geestelijk groeien, opdat het volmaakte beeld van Jezus in ons ge­stalte gaat aannemen. “Levend Geloof” ziet het daarom als één van de onderdelen van haar op­dracht veel over ‘geestelijke groei’ te schrij­ven, wat zijn weerslag zal vinden in verschillen­de artikelen die de komende tijd in “Levend Ge­loof” zullen verschijnen.

 

De tempel Gods door Piet Snaphaan

God had Zijn bouwplan lang reeds klaar,

De bouwgrond zelfs geslecht voorwaar,

Doch wachtte rustig op Zijn tijd,

In Hem was alles voorbereid.

 

De Tempel Gods, die zou er komen.

Daar zou Hij immers zelf in wonen,

Want God is Geest, en anders geen,

Die woont niet in een gebouw van steen.

 

Hij zond Zijn Zoon, zoals bekend,

En legde zo het fundament,

De eerste steen werd ook gelegd,

Kwam op de hoek, zoals gezegd.

 

O Heer, wat zag u ’t ver vooruit,

Uw plan was groots, een wijs besluit,

Wij worden Heer, door U aanschouwt,

U wilt dat verder wordt gebouwd.

 

Wij zien het door Uw Geest volkomen,

U bouwde ons om in te wonen,

Levende stenen, uit U de Rots,

Een Geestelijk Huis, de Tempel Gods.

 

Langs een nieuwe en levende weg door Jan W. Companjen

“Daar wij dan, broeders (en zusters), volle vrijmoedig­heid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees en wij een grote priester over het huis Gods hebben” Hebreeën 10 vers 19 tot en met 21 (Heb.10:19-21) .

Het grote verschil

Er is een enorm verschil tussen: ‘een nieuwe levens­weg’ en hetgeen wij hierbo­ven als aanhef voor dit ar­tikel gebruiken, namelijk: ‘een nieuwe en levende weg’. Een nieuwe levensweg komt voort uit een menselijke be­slissing om voortaan braaf te leven. Niet meer te gaan ‘boemelen’, geen overspel meer te plegen, kortom een normaal huiselijk bestaan te gaan voeren met man, vrouw en kinderen. Bedriegerijen opzij te zetten en eerlijk te worden in de handel en omgang met de medemens. Maar ook de keuze voor een brave en fatsoenlijke kerkelijke weg, waarbij men zorgt dat iedereen het zijne krijgt, valt onder het begrip ‘le­vensweg’ . Zo’n weg, en men kan nog veel meer voorbeel­den noemen, begint zodra men daartoe een wilsbesluit neemt. Helaas vallen zeer veel mensen, denk bijvoor­beeld maar eens aan hen die verslaafd zijn aan roken, drinken, verdovende midde­len, medicijnen en pepmiddelen, weer terug in hun oude leven, omdat zij gebonden zijn door bepaalde machten en/of door gebrek aan inner­lijke kracht.

Zoals reeds gezegd, komt het besluit om een nieuwe le­vensweg te gaan bewandelen voort uit de wil van de mens. Hij is op de goede weg en weet dat het anders moet. Het kan niet anders of in­nerlijk is hij tot deze daad aangezet.

Het verlangen naar een ‘geestelijk’ leven heeft ve­len, vooral jongeren, op een nieuwe levensweg gebracht onder de occulte leiding van één of andere oosterse gods­dienst. Het is daarom zo be­droevend dat de enige echte nieuwe en levende weg, die er is in Jezus Christus, door deze zoekende zielen niet werd of wordt gevonden.

Jezus is het antwoord

De wereld is in barensnood, omdat zij zucht naar de bevrijding van de dienstbaar­heid aan de vergankelijkheid Romeinen 8 vers 21 (Rom. 08:21). De mens zoekt naar herstel van de-schep­ping en eeuwig leven. De ko­mende jaren zal duidelijk worden, wereldwijd, dat de nieuwe en levende weg van Jezus Christus dé oplossing is voor de mens in persoon, maar ook voor alle problemen in de gehele wereld. Wij als gelovigen, die de hoge weg gevonden hebben, zullen daarbij een bijzondere taak te vervullen hebben. De tijd dringt, de opleidingstijd werpt zijn vruchten af en wij zullen de handen ineen moeten slaan opdat datgene zal kunnen gaan geschieden waartoe de eindtijdgemeente geroepen is.

Na te hebben stilgestaan bij een nieuwe levensweg op het menselijke vlak, willen wij nu aandacht gaan besteden aan de nieuwe en levende weg die ons in Christus geschon­ken is. Een weg die er is om op voort te gaan. Op een weg is beweging en voortgang. Een ieder die zich daarop bevindt heeft een doel. Hij of zij is een levend gemaak­te, die weet dat zijn gaan, zijn doel, in overeenstem­ming is met Gods wil. Daarom is die weg een levende weg. Een weg vol verrassingen, vol leven en overvloed. Het is goed daarop te gaan. De mens wil leven en als het kan wil hij eeuwig leven, dat is een verlangen dat vanaf de schepping in de mens is blijven bestaan.

Willen wij weer tot dat doel komen, dat wil zeggen on­sterfelijk worden naar geest, ziel en lichaam, dan zullen wij op die weg moeten gaan. Wij zullen ontdekken dat wij met Jezus Christus op weg zijn. Dat wij een wo­ning bij Hem gevonden hebben en dat die geestelijke inwo­ning bij Hem eeuwig en on­aantastbaar is. Maar er is meer. Op die weg kunnen wij eten van de ‘boom des le­vens’ en mogen wij onderwe­zen worden in het volkomen verstaan van het Goddelijk wezen dat ons in Christus is en wordt geopenbaard. Het joodse volk heeft bij haar uittocht naar het beloofde land daar reeds een voor­proefje van gehad. Het is ook daarin voor ons een voorbeeld. Het bloed van het lam, geslacht voordat men uittrok uit het land der slavernij, zorgde er voor dat de verderfengel aan hen voorbij ging. Men werd gered door het bloed van het lam.

Maar er is meer. Het eten van het lam, dat onberispe­lijke lam, dat voor hen ge­slacht was, bracht herstel en kracht, zodat het gehele volk van God zonder proble­men van ouderdom of ziekte kon uittrekken langs die door God zelf aangewezen weg naar het beloofde land. In Psalm 105 vers 37 (Ps. 105:037) lezen wij dat bij die uittocht niemand onder hen meer struikelde. Zij aten in de woestijn van het manna dat dagelijks uit de hemel neerdaalde, zij moesten daarbij leren te wandelen in overeenstemming met de wil van God. Hij zorgde voor zijn volk, dag en nacht. Veertig jaren lang bleven zij sterk en krachtig. Maar er gebeurde meer, ook hun kleding en hun schoeisel verouderde niet en hun voeten zwollen niet, zie Deuteronomium 8 vers 4 en Deuteronomium 29 vers 5 (Deut. 08:4; Deut. 29:05).

Jezus is het ware Lam Gods. Wij weten of wij moeten we­ten dat Hij aan ons voor dat doel gegeven is. Johannes de Doper wees meteen op dit feit dat Jezus het Lam Gods was dat de zonde der wereld weef neemt. Hij haakte daarmee direct in op het joodse paasfeest met het paaslam. En uitgerekend op dat joodse paasfeest werd Jezus Chris­tus gekruisigd, voor het volk geofferd.

God wil vele zonen hebben

Jezus is ook het ware manna, dat eeuwig leven geeft, zie Johannes 6 vers 31 tot 49 en vers 58 (Joh. 06:31-58; Joh. 06:58). Door Hem te her­kennen en te erkennen als Lam Gods en het brood des levens, zullen wij een weg gaan die Goddelijk is en die het beloofde land tot eind­bestemming heeft. God de Va­der wil dat wat met Jezus Christus, als eerstgeboren Zoon is gebeurd, ook met ons zal plaats vinden. Hij wil vele zonen hebben en met ons heeft Hij de hele wereld op het oog. Hij zal ons dage­lijks heiligen, afzonderen en bewaren, zodat wij één worden in Hem,  zie Romeinen 8 vers 17 tot 21 (Rom. 08:17-21). Laten wij ons afwenden van datgene wat ons steeds door menselijke ideeën van wat goed en niet goed is, in het slob heeft gebracht. Luister persoon­lijk naar Hem die u persoon­lijk heeft verzegeld met Zijn Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij zich ver­worven heeft tot lof zijner heerlijkheid, Efeziërs 1 vers 13 en 14 )Ef. 01:13-14) .

Nog zijn vele christenen en groepen van christenen op zichzelf gericht en op eigen opvattingen. Door daarin te volharden dreigt het gevaar dat we terecht komen in de houding van Israël tegenover zijn medemens, de zogenaamde heiden. Israël ging prat op zijn uitverkiezing en wees de rest af. En dat terwijl juist dat volk uitverkoren was om anderen tot zegen te zijn. Ook intern, dat wil zeggen in engere zin als volk onder elkaar, gaat het dan verkeerd en gaat men el­kaar afwijzen. Zie bijvoor­beeld naar de Farizeeën en Schriftgeleerden die zich afkeerden van het ‘gewone volk’ die naar zij zeiden de schrift niet kenden. Zo’n houding, zo’n instelling leidt naar scheuring en ver­snippering.

Wij moeten op de hoge weg onze éénheid vinden in Hem die ons allen gekocht en be­taald heeft en niet in het feit dat we het toevallig (?) met elkaar eens zijn.

Er moet nu en in de toe­komst, altijd ruimte zijn voor verschillende accenten en voor, omdat de kennis steeds meer vermeerderd zal worden, nieuwe inzichten en openbaringen.

Jezus wil, nu in onze tijd nu we er een stuk woestijn- reis op hebben zitten, zijn gemeente bijeen brengen en gebruiken als levende stenen tot opbouw van Zijn huis. En Zijn huis zijn wij, zie He­breeën 3 vers 8 (heb. 03:08).

Het is opstandingsdag

Er zijn vele beschavingen voor ons geweest. Zij hebben ons veel nagelaten. Maar ze zijn stuk voor stuk door ge­brek aan Geesteskracht – dat is scheppings- en herscheppingskracht – ten onder ge­gaan. Nu echter, na 2000 jaar Christendom, is het de tijd dat de gemeente van Je­zus Christus op haar voeten zal gaan staan. Het is opstandingsdag en dat is een dag tot eer en glorie van Hem die ons op de weg, Zijn weg, zal voorgaan.

U opent een vergezicht dat ons bekoort –

en zelf bent u daartoe de weg en de poort.

Dank, Here, voor de waarheid dat U als de Zoon –

ons leven vernieuwt u tot sieraad en kroon.

U straalt als de morgenster, helder en klaar –

Wij worden de lichtende dag reeds gewaar.

Vol dank is ons hart, Heer, want zo bent U zelf –

Belofte en waarborg voor alle herstel.

Wij willen in dit spoor ver­der gaan en steeds duidelij­ker verstaan en onderschei­den wat als Lichaam van Christus, als gemeente van Christus ons doel, Zijn doel; onze taak, Zijn taak is. Als persoon, als groep, als blad, enz. Eén ding staat daarbij voorop name­lijk dat we elkaar opbouwen in geloof en liefde. Amen.

 

Volharding (gedicht) door Piet Snaphaan

Geloof Gods Woord, volhard daar in,

Laat nooit uw geloof verzanden,

Volhard dan telkens in die zin,

God zelf gaf ’t ons in handen,

Leg twijfel steeds aan banden.

 

Houd vast dat Woord, het bouwt ons op,

’t Leert ons de Hoge Weg te gaan,

Volharding voert ons naar de top.

Zie dan omhoog, en klim spontaan,

Al die volhardt, komt veilig aan!

 

Vernieuwing en herstel door Folkert Pool

Beleven wij het koninkrijk Gods?

In het gesprek met Nicodémus wijst de Heer Jezus er op dat na wedergeboorte de mens het Koninkrijk Gods kan gaan zien. We kunnen het Konink­rijk Gods zelfs beërven, we krijgen er deel aan en gaan het ervaren. Het Koninkrijk Gods is de geestelijke we­reld waarin Jezus Christus koning is. Het bestaat uit vrede, blijdschap en ge­rechtigheid.

Toch komt het nog vaak voor dat kinderen Gods dit Ko­ninkrijk maar heel miniem beleven, terwijl hun koning wil dat ze leven hebben en overvloed, dat heil en goedertierenheid hen zullen volgen al hun levensjaren. De Heer verlangt het goede voor hen die Hem volgen en zal hen alles doen gelukken 18 mits ze op Hem vertrouwen. Er is een toename, een groei, mogelijk in het deel hebben aan de schatten van Gods Koninkrijk. Barmhartig­heid, vrede en liefde kunnen worden vermenigvuldigd, Ju­das vers 2 (Judas 01:02) .

We doen negatieve praktijken die bij onze oude mens horen weg en doen positieve eigen­schappen aan. Dat schreef Paulus aan de gemeente te Colosse. Deze gemeenteleden moesten hieraan werken, dit was bij hun bekering niet als bij toverslag allemaal opgelost en vernieuwd. Het herstel, de omschakeling, de toewijding, de genezing, juist ook ten behoeve van de ziel gaat door tot de volle kennis naar het beeld van onze Schepper (Kolossenzen 3).

Voor vele kinderen Gods is dit een raadsel, een gehei­menis. Ze beleven er zo weinig van. Romeinen 12 vers 2 (Rom 12;02)zegt: “Wordt hervormd door de vernieuwing van uw den­ken” .

Denken we aan ondankbare, ontevreden, leugenachtige, hatelijke, hebzuchtige of afgunstige dingen dan zijn we zo… dan heet dat ‘ons karakter’. We komen bij de ander ondankbaar, hebzuch­tig of ontevreden over.

Iemand die altijd ontevreden woorden spreekt is een onte­vreden mens. Immers een goe­de boom brengt vanzelf goede vruchten voort en een slech­te boom slechte. Men plukt toch geen druiven van een doornstruik of omgekeerd?

Hoe krijg je daar verande­ring in? Wanneer je ontevre­den bent met de situatie waarin je verkeert, met je uiterlijke verschijning bij­voorbeeld, kaal of rood haar, met je baan of met je vrouw? Je vindt misschien dat je terecht ontevreden bent, evenals Jona die onte­vreden was over de situatie waarin God hem bracht, ter­wijl God enkel het goede met hem en de bewoners van Ninevé voor had.

Waarom is de ene mens tevre­den met een ‘lelijk eendje’ en een ander ontevreden met een Mercedes? Deze karakter­eigenschappen zijn zo ge­vormd, hebben zo gestalte aangenomen in die mensen.

Zoals de ene boom recht groeit en de ander scheef. Een boom in ideale omstan­digheden groeit mooi recht, maar door allerlei oorzaken van buitenaf, zoals stor­men, vernielingen, ziekten, wordt hij misvormd.

Goede voornemens brengen geen herstel

Veel mensen hebben last van hun onhebbelijkheden, ze willen zo niet zijn. Zij we­ten ook wel dat het leven van een blij, onbezorgd mens veel mooier is dan van een zwartgallig iemand vol zorgen en negativiteit.

Maar hoe is dit te verande­ren? Door tegen een zieke te zeggen: ‘wees toch wat gezonder, heb toch wat meer gezondheid’, help je hem niet. Door tegen een ondank­baar kind te zeggen: ‘wees toch eens wat dankbaarder’, daar wordt dat kind niet dankbaarder van. Daardoor verandert zijn gezindheid niet. Een ontevreden mens die de dag begint met het goede voornemen vandaag te­vreden te zijn, wordt een teleurgesteld mens, een on­gelukkig mens. Goede voorne­mens herstellen en vernieuwen ons niet. We willen met een voorbeeld uit de Bijbel dit nog iets verder uitwer­ken.

David was een man Gods, een vriend van God, een man naar Gods hart en toch ging het fout. David was niet vrij, hij was door onreinheid gei’ bonden. David was zo door hartstochten overweldigd, dat hij niet meer weet wat hij doet en zelfs Uria ver­moordt. (Hieruit blijkt dui­delijk dat een kind van God wel degelijk gebonden kan zijn).

Iemand met veel geest, pleegt geen overspel, zegt de Bijbel. David had veel geest, maar zijn geest heerste niet altijd)

Het grote verschil met het oude verbond

Dit is het grote verschil tussen kinderen Gods die leven in het Koninkrijk Gods, na de overwinning van Jezus Christus, en hen die in het oude verbond leef­den. In Matteüs 11 vers 11 (Matt. 11:11) zegt Jezus tegen de scha­ren: “onder hen, die uit vrouwen geboren zijn, is er niemand opgestaan, groter dan Johannes de Doper, Maar de kleinste in het koninkrijk der hemelen is groter dan hij”. Johannes was de grootste van het oude ver­bond, maar de kleinste (misschien u of ik) is gro­ter dan hij. De kleinste (u of ik) is dus, levend in het Koninkrijk der hemelen, groter dan David) David pleegde overspel met Bathseba, maar in 1 Korinthiërs 6 vers 10 (1 Kor. 06:10) lezen we dat geen overspeler het Ko­ninkrijk Gods zal beërven.

Dan komt er iemand, een broeder of zuster, in het geval van David, de profeet Nathan en die zegt er iets van, die vermaant. Wat doet David? Hij reageert posi­tief (Psalm 51). Hopelijk reageren wij ook positief op een vermaning of op één of andere terechtwijzing van de Heer. David erkent zijn schuld, heeft berouw, vraagt vergeving en bidt om een rein hart en een vaste geest Psalm 51 vers 12 (Ps.051:012), de heilige Geest Psalm 51 vers 13 (Ps. 051:013), een gewil­lige geest Psalm 51 vers 14 (Ps. 051:014). David had goed begrepen dat het brengen van slachtoffers en brandoffers, of het doen van allerlei grote, wel­licht goed gemeende belof­ten, de situatie en de re­latie tot God niet verbe­tert Psalm 51 vers 18 (Ps. 051:018).

Jesaja schrijft dat het on­ze zonden zijn die schei­ding maken tussen ons en onze God. Het contact met God als onze Vader wordt er door verbroken. Wanneer we de Heilige Geest laten wer­ken, waar David zo duide­lijk om vraagt in Psalm 51, zal Deze ons overtuigen van zonde, namelijk de zonde dat de wereld niet in Je­zus Christus gelooft.

In Jezus Christus geloven is niet alleen: behouden zijn. Het is veel meer. We gaan door de deur naar bin­nen, maar blijven niet bij de deur staan, maar volgen Hem op de weg omhoog. Wan­neer een leraar een moeilij­ke som uitlegt, kan een leerling zeggen: ‘Ik kan u niet volgen’, dat wil zeg­gen: ‘Ik begrijp u niet, ik kan uw gedachtegang niet volgen’. Dat is nu precies wat we graag willen, we wil­len de gedachten van Jezus Christus volgen, overnemen, uitwerken.

Het gaat om het evangelie van Jezus

Het is niet zo belangrijk op welke leeftijd Jezus voor het eerst in de tempel kwam of hoe zijn moeder heette, maar wat Hij ons duidelijk wil maken. Dat willen we ontdekken, we willen Hem ten diepste leren kennen, want dat is eeuwig leven Johannes 17 vers 3 (Joh. 17:03) Niet het evangelie over Jezus, maar het evangelie van Jezus heeft ons verlost. We zijn het Koninkrijk Gods binnengegaan, we verkennen het, we nemen het weer in bezit. Alles wat de boze, de vijand heeft geroofd aan ge­zondheid, vreugde, vriende­lijkheid, goedheid en trouw, gaan we terug winnen. We ro­ven zijn wapenrusting en verdelen de buit. Prijs de Heer I

In Lucas 11 vers 20 tot 22 (Luc. 11:20-22) zegt Jezus: “Maar indien Ik door de vinger Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen. Wanneer een sterke, goed bewapende man zijn ei­gen hof bewaakt, is zijn be­zit in veiligheid. Maar wan­neer iemand, die sterker is dan hij, hem aanvalt en hem overwint, rooft deze zijn wapenrusting, waarop hij vertrouwde en verdeelt zijn buit”. Jezus zegt in vers 20 dus dat dit de werkwijze is waardoor het Koninkrijk Gods (vrede, blijdschap en gerechtigheid) over ons komt. We moesten het para­dijs uit, maar herwinnen het voet voor voet. Hande­len is ons parool, immers ‘niet wie zegt Here, Here, maar wie doet de wil van God’, komt verder in het Koninkrijk Gods.

De Heer verandert en her­stelt ons van binnen uit door Zijn Geest zodat we weer gaan deugen. Vaak zijn we ondeugdelijk opgevoed, maar de Heilige Geest voedt ons op tot alles wat deugt: het goede, welgevallige en volkomene. Zo komt Gods nieuwe schepping tot open­baring tot verheerlijking van Zijn Naam. Zo is wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voor­bij, het nieuwe is gekomen. Wie in Christus is zal nim­mer struikelen, zal nimmer in de duisternis wandelen.

Wie op de Heer vertrouwt is onaantastbaar.

Deze teksten zijn honderd procent waar, maar ben ik altijd in Christus? Dat is de vraag waar het om gaat. Velen verlangen naar een diepe gemeenschap met de Heer en toch…

Er kunnen belemmeringen zijn, frustraties, negatie­ve gevoelens, gebondenheden, waardoor we niet verder ko­men waardoor we niet ten volle deel krijgen aan de heerlijkheden Gods.

(wordt vervolgd).

 

Vernieuwing en herstel door redactie

Dit was het eerste van een serie artikelen die broeder Folkert Pool schreef over karaktervernieuwing oftewel herstel van de ziel, waar­bij ook tegenwerkende mach­ten die de weg naar volko­men herstel in de weg staan, besproken zullen worden. Van Folkert Pool, die voorganger is van de volle evangelie gemeente “Perspectief” te Leeuwar­den, publiceerden wij reeds eerder met veel zegen een serie artikelen onder de ti­tel: “Hoe voeden wij onze kinderen op?” .

 

Godsdienst door Gert Jan Doornink

‘Godsdienst is opium voor het volk’. Deze bekende uit­spraak van Karl Marx, de grondlegger van het socia­lisme en communisme, geeft weer hoe hij over godsdienst dacht. Zo zijn er velen die wel een bepaalde opvatting over godsdienst hebben, zonder te beseffen wat het werkelijk betekent. Als ons de vraag gesteld wordt: ‘welke godsdienst heb je?’ geven we meestal antwoord in de trant van ‘katholiek’, ‘hervormd’, ‘gereformeerd’ en dergelijke. Maar dan geven we alleen te kennen tot welke kerk of gemeente we behoren en het Christendom kent vele denominaties.

De werkelijke betekenis van het woord ‘godsdienst’ is echter: staan in dienst van God. Daarom kan alleen een kind van God, ‘godsdiens­tig’ zijn in de juiste zin van het woord. Er is veel godsdienstigheid die met godsdienst niets te maken heeft. Iemand die niet be­keerd en wedergeboren is kan ook niet godsdienstig zijn. Als hij het wel meent te zijn is zijn godsdienst een karikatuur van wat God bedoelt.

Eerst zullen we de levende God moeten leren kennen door geloof in Jezus Chris­tus. Tenzij iemand wederom- geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien, heeft Jezus gezegd. Maar het is ook belangrijk hoe wij Jezus kennen’. Dat wil zeggen: willen we Jezus le­ren kennen, zoals Hij zich in de Schrift heeft geopenbaard? Of denken we dat het voldoende is als we Hem ken­nen als onze Zaligmaker, waardoor wij eens ‘in de hemel’ komen? Jezus werke­lijk leren kennen betekent: verlost en bevrijd zijn èn blijven uit satans macht, met Jezus overwinnaar zijn en Zijn beeld tot openbaring brengen. Dus meer en meer de volkomenheid van Jezus in ons leven gestalte geven.

Het leven van Jezus moet ‘uitstraling’ hebben vanuit ons leven naar anderen. Wij staan immers in dienst van God? Petrus zegt dat wij geroepen zijn om de grote daden Gods te verkondigen’. 1 Petrus 2 vers 9 (1 Petr. 02:09).

Onze opdracht wordt op vele plaatsen in Gods Woord dui­delijk weergegeven. Maar die opdracht uitvoeren is dus alleen mogelijk als we werkelijk godsdienstig zijn.

De apostel Jacobus geeft in zijn brief een duidelijke definitie over godsdienst. Hij zegt: “Zuivere en onbe­vlekte godsdienst voor God, de Vader, is: omzien naar wezen en weduwen in hun druk en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren” Jakobus 1 vers 27 (Jak. 01:27). Jacobus spreekt hier over ‘zuivere en onbevlekte godsdienst’. Er is – helaas ook bij sommige kinderen Gods veel ‘onzuivere en bevlekte ‘ godsdienst. Dan heeft satan nog een vinger in de pap. Een gebonden en vleselijk leven is God niet welgevallig. We zullen ons onbesmet van de wereld moe­ten bewaren. De duivel geen voet geven, om het met Paulus te zeggen. Vol zijn van Gods Geest, zodat Zijn kracht en liefde door ons leven zich gaat openbaren.

Jacobus spreekt over het ‘omzien naar weduwen en we­zen in hun druk ‘. Ruimer gesteld zouden we kunnen zeggen: bewogenheid hebben voor het verlorene, het mis­deelde en het verdrukte.

Geen bewogenheid alleen die voortkomt uit het gevoelsle­ven, want dat brengen vele niet-christenen ook nog wel op. Maar bewogenheid die bij waarachtige christenen zijn oorsprong vindt in het geloof in de Zoon van God.

Hij stond in dienst van God op een volkomen wijze. Hij ging geen moment opzij voor de aanvallen en intriges uit het rijk der duisternis. Maar hij ontmaskerde en overwon de vijand. Hij is daarom het grote Voorbeeld voor ons wat godsdienst betekent! Zullen we Zijn voorbeeld volgen?

 

Gedachten over het boek Job door Nico Goverts -7-

Jobs geestelijke worsteling nadert hoogtepunt

In hoofdstuk 19 komt Job tot een hoogtepunt in zijn geeste­lijke worsteling. Bildad heeft zojuist nog weer eens uit­voerig uiteengezet hoe slecht het met de goddeloze afloopt. Maar Job ervaart in zijn geest dat hij bij dit vrome betoog niet leven kan. Zijn bestaan staat op het spel; zijn diepste identiteit is ermee gemoeid.

Zal de identiteit van de mens Gods voor altijd verloren gaan? Zal Job in de vergetelheid verdwijnen, neergeveld door de aanklacht van zijn vrienden, zonder dat iemand ooit gewe­ten heeft wie hij werkelijk was?

Daar zien we de opzet van de boze: de identiteit van de rechtvaardige zo te verduisteren, zo uit te wissen, dat nie­mand meer weet wie hij is; het wezen van de mens zo te ont­wortelen, zo uit te blussen, dat het onmogelijk wordt, hem nog te identificeren. Het is veelbetekenend dat deze en der­gelijke uitdrukkingen dan ook telkens gebezigd worden in de gesprekken van Job en zijn vrienden: Bildad spreekt van uit­geblust worden: “Het licht in zijn tent verduistert, en zijn lamp boven hem wordt uitgeblust” Job 18 vers 6 (Job 18:06), ook in het vijfde vers vermeldt hij al dat het licht uitgeblust wordt), en dan heeft hij het over de goddeloze maar hij bedoelt Job.

Zelf beleeft Job dit trouwens ook zo, want hij heeft in hoofdstuk 17 verklaard: “Mijn leven (letterlijk staat er: mijn geest) is verwoest (een andere vertaling zegt: murw geworden), mijn dagen zijn uitgeblust”(vers 1).

Hij is zich bewust: het is een aanval op zijn geest. En de geest van de mens is inderdaad zijn leven; de geest van de mens is een lamp des Heren. Nu is het in het boek Spreuken een bekende, meermalen voorkomende uitspraak, dat de lamp der goddelozen uitgeblust wordt. Hier echter gaat het om een bij uitstek rechtvaardige.

De duisternis wil het wezen van de mens slopen

Als de lamp van de mens Gods wordt gedoofd, wat betekent dat? Dan weet hij niet meer wie hij is. Dan is het laatste licht op aarde verdwenen. Wanneer de vuurtoren geen schijn­sel meer geeft, wat zullen dan de naderende schepen doen; hoe zal het aflopen met degenen die op zee hun weg zoeken?

“Mijn dagen zijn uitgeblust”, zegt Job. En iemands dagen, dat is een specifieke geladen uitdrukking in het Hebreeuwse denken: dat is zijn levenstijd, dat is zijn heilstijd, dat is de ruimte van zijn bestaan.

Zo spreekt Jezus over de dagen van de Zoon des mensen, dat zijn de dagen waarin de Mensenzoon tot gestalte komt, zijn identiteit vindt. En dan kondigt Jezus aan: “Er zullen dagen komen, dat gij zult begeren één der dagen van de Zoon des mensen te zien en gij die niet zult zien” Lucas 17 vers 22 (Luc. 17:22). Een tijd waarin de identiteit van de Zoon des mensen, dat is de ware Mens, zoals die allereerst ten volle in Jezus gestalte kreeg, verduisterd zal worden; een tijd als in de dagen van Job.

Zo is heel de rede van Bildad in hoofdstuk 18 in feite een beschrijving, om aan te geven hoe de duisternis de wezensstructuur van de mens Gods wil slopen. “Hij wordt weggerukt uit zijn tent, waar hij zich veilig voelde;… In zijn tent huist wat niet bij hem behoort, zwavel wordt over zijn wo­ning gestrooid” Job 18 vers 14 en 15 (Job 18:14-15). De opzet is glashelder: de mens moet worden uitgezwaveld. Als men een mens uit zijn tent rukt, dan wordt hij een ontheemde, een vervreemde, die niet meer thuis is bij zichzelf. De tent van de mens is de gestalte van zijn bestaan.

Zoals van Abraham gezegd wordt dat hij zat in de ingang van zijn tent. En als er dan bezoekers komen, gaat hij uit zijn tent hen tegemoet. Dat is in diepste zin existentie; want existentie betekent eigenlijk: naar buiten treden, tevoor­schijn komen, vanuit je bestaansgrond ontstaan. Maar dat is nu precies wat de duisternis de mens niet gunt; de mens moet van zijn bestaansgrond losgeslagen worden.

Wanneer God de identiteit van het nieuwe Jeruzalem wil be­schrijven, dan gebruikt Hij daarvoor het beeld van een tent waarvan de koorden nimmermeer verscheurd zullen worden, een tent die niet terneer geworpen zal worden, zijn pinnen zullen in der eeuwigheid niet uitgetrokken worden Jesaja 33 vers 20 (Jes. 33:20).

God wil de mens tot zijn identiteit brengen

God geeft het bestaan bestendigheid. Dat is identiteit; een begrip dat immers te maken heeft met ‘idem’, dezelfde. Zoals van de Zoon getuigd wordt dat Hij gisteren en heden dezelfde is, en tot in eeuwigheid. Dat wil zeggen: de Christus heeft identiteit, Hij is de tent die nooit meer opgebroken wordt, maar die bestendig staat, voor eeuwig in de hemelen gegrond.

God is het immers die in de hemelen een tent gesteld heeft voor de zon; in dit beeld uit Psalm 19 herkennen we hoe de Here der heerscharen in hemelse gewesten een tent heeft op­gericht voor de Zonne der gerechtigheid, voor de Christus, het eeuwig licht.

We zien in dit alles een basisprincipe: de duisternis zoekt altijd naar de onschuldige. Daarom kent het Oude Testament die typerende uitdrukking: onschuldig bloed, een begrip dat zich voortzet tot in het evangelie, waar tenslotte Judas moet verklaren ten aanzien van Jezus: “Ik heb onschuldig bloed (onbestraffelijk bloed) verraden” Matteüs 27 vers 4 (Matt. 27:04). God verlangt ernaar en verheugt zich erin, wanneer er ergens een onschuldige is, dat die tevoorschijn gebracht en bevestigd wordt. God geniet ervan, als Hij op aarde een onbestraffe­lijk mens vindt. De duisternis daarentegen spant zich tot het uiterste in, opdat er op aarde toch maar geen enkele on­schuldige gevonden zal worden.

God houdt van het onschuldige. Zoals het slotakkoord van de profeet Joel de gedachte des Heren zo schitterend verwoordt: “En Ik zal hun bloed onschuldig verklaren, dat Ik niet on­schuldig verklaard had” Joël 03 vers 21 (Joël 03:21). God zoekt niet: kan Ik een reden vinden om die mens te verwerpen? Wat Hem bezig­houdt, is: hoe kan Ik die mens tot zijn identiteit brengen? Hoe kan Ik zijn tent vast zetten?

Dat is de grote worsteling van de geschiedenis: dat de schuldeloze tevoorschijn zal komen. Daarvoor werd onbe­straffelijk bloed vergoten, om de claim der duisternis op te heffen, om de eeuwenlange aanklacht tot zwijgen te bren­gen, opdat de mens eindelijk, na eindeloze zwerftocht ein­delijk, zou mogen komen tot, zou kunnen gaan naar zijn eeuwig huis, dat is zijn oer-huis, vanouds zijn thuis; dat is tegelijk (die twee vallen samen) zijn eind-huis, na dit geen ander meer, nooit meer woningnood, de huur opgezegd en op straat gezet, verdreven van de haard en de kou inge­jaagd; dit is het laatste huis, zoals Jezus de laatste Mens is, de mens van het eindstadium; dit is het eind-huis, ver­huizen is nu voorbij, eindelijk voorgoed voorbij.

Zo is Job op weg naar zijn eind-huis. Maar onderweg is daar nog steeds vriend Bildad, onvermoeibaar in het sloperswerk. Van onder zullen zijn wortelen verdorren, en van boven zal zijn tak afgesneden worden, zo vervolgt hij zijn vonnis over de goddeloze, dat wil zeggen: over Job. De mens wordt tot in de wortel aangetast, de bestaanskern wordt tot levenloosheid gedoemd; immers, de wortels vormen de bron waardoor de boom bestaat; dank zij de wortels kan de boom inderdaad existeren, naar buiten treden, gestalte aannemen.

Zijn gedachtenis zal vergaan van de aarde, en hij zal geen naam hebben op de straten” Job 18 vers 17 Statenvertaling (Job 18:17). Zo wordt over het lot van Job beschikt. De opzet van de duis­ternis treedt hier duidelijk aan de dag: de mens, de mens Gods moet gevoerd worden in de vergetelheid, in de naam­loosheid. In de Schrift staat of valt alles met gedachte­nis. Het is een grondstructuur van het zijn. De mens is er, omdat God aan hem denkt. Daar leeft hij van, van het geden­ken Gods. Waar het gedenken Gods ophoudt, daar is de dood. Dan is men vergeten, uit het hart, als een dode. Want in de dood is geen gedenken.

Gods laatste wapen is ontferming

Maar God heeft een weg gebaand om te blijven gedenken. Tot over het graf, voorgoed zijt Gij ons met uw tederheid nabij. Die tederheid is Bildad vreemd. Vrome geesten zijn hard. Maar Gods laatste wapen is ontferming. In God is een diepe bodem van tederheid.

Gedachtenis is datgene in een mens wat onuitwisbaar aanwezig is. Het is het beeld Gods in de mens. Wanneer iemands gedachtenis vergaat, dan betekent dit: nimmer kreeg in die mens het beeld Gods een kans. Een onpeilbaar stuk tragiek. Hier raken we aan de grenzen van ons denken. Kan het onuit­wisbare in een mens worden uitgewist? Kan een mens zo ver­vreemd raken, zo ontluisterd, dat het beeld Gods in hem on­vindbaar is geworden?

Job roert dit punt aan, meteen in de aanhef van hoofdstuk 19, wanneer hij de vraag stelt: “Hoelang nog zult gij mijn ziel grieven en mij met woorden verbrijzelen?” Dit laatste woord betekent in feite: tot molm maken. Dat is hetgeen Job heel diep ervaart als de tactiek van de verderver: het doel is dat straks de hele wezensstructuur van deze knecht des Heren als een vermolmde boom in elkaar zal storten.

De identiteit van de mens moet tot molm worden, zodat nie­mand meer kan zeggen: dit is de mens. Zodat die mens niet meer zal kunnen verklaren: ik ben. Bij Jezus zien we die confrontatie zich toespitsen: juist op het moment dat Hij de uitspraak poneert: “Eer Abraham was, ben Ik” Johannes 8 vers 58 (Joh. 08:58, letterlijk: Ik ben), gaat de agressie op Hem losbreken, want dan staat er meteen: “Zij namen dan stenen op om naar Hem te werpen” Johannes 8 vers 59 (Joh. 08:59) .

Daar wordt het verzet vanuit de onzienlijke wereld openbaar, het verzet dat zich speciaal richt tegen de mens Gods die weet wie hij is, de mens Gods die de moed heeft om rustig, vanuit een in de Vader verankerde geest, te kennen te geven: ik ben.

De duisternis verwekt gedachten van verwerping

Zo bemerken we dat speciaal de mens Gods het mikpunt is, en in het bijzonder is het zijn identiteit die door de mangel gaat. Hoe vaak lijden juist kinderen Gods onder gevoelens van minderwaardigheid, onder gedachten van verwerping. Dan is het goed te onderkennen wat daarachter zit. Het doel van de boze is: molm.

Zijn oogmerk is: geen identiteit. Zoals het was voordat het scheppingswoord van God structuur aanbracht: de aarde nu was woest en ledig, letterlijk: ordeloos en vormeloos, een amorfe massa, daar verlangt de duisternis naar terug. Molm kan men gemakkelijk onder de duim houden; molm heeft weinig weerstandsvermogen, het heeft geen structuur en geen be­stand. Het valt uiteen door gebrek aan innerlijke samenhang.  De mens Gods moet opgelost worden, verdund tot schim, verijld tot damp. Opdat niemand meer zal kunnen zeggen: daar is iemand.

“Heb ik dan werkelijk gedwaald, woont de dwaling bij mij?” Job 19 vers 4 (Job 19:04), zo vraagt Job vertwijfeld. Mijn dwaling zal bij mij vernachten, zegt de Statenvertaling en een andere weergave leest: Als ik nu werkelijk eens ontspoord zou zijn, zou mijn ontsporing dan bij mij verblijven? Job vraagt zich af: blijf ik dan dwalen tot mijn dood, zal ik dan in mijn verdooldheid sterven? Kom ik dan nooit meer uit dit labyrint, uit dit donkere bos, tot de nacht valt, de paden onvindbaar, geen weg terug, en dan maar vernachten in dat sombere bos, de donkere nacht, de laatste nacht, waar geen dag meer op volgt, waar geen roepen meer helpt, want allen zijn allang naar huis gegaan, alleen de dwaling is nog bij mij.

Is een ontsporing levenslang? Want als verdooldheid bij de mens vernacht, hoe zal hij ooit nog op het spoor komen van wie hij is? Zal dan voor immer gaan teloor het oerbeeld dat van God uit in zijn wezen lag?

“Erkent toch, dat God mij onrecht gedaan heeft (eigenlijk staat er: dat de Godheid het voor mij krom heeft gemaakt) en zijn net over mij heeft heengeworpen. Zie, ik schreeuw: Geweld! Maar ik krijg geen antwoord” Job 19 vers 6 en 7 (Job 19:06-07). Precies zo verging het de profeet Habakuk.

“Mijn weg (eigenlijk: mijn pad) heeft Hij toe gemuurd, zodat ik niet verder kan”, een typerende uitdrukking voor de zan­ger van de Klaagliederen, die tot tweemaal toe ditzelfde woord gebruikt: Hij heeft mij toe gemuurd, Hij heeft mijn we­gen toe gemuurd met steenblokken, mijn voetpaden krom gemaakt Klaagliederen 3 vers 7 en 9 (Klaagl. 03:07 en Klaagl. 03:09). Job denkt in dezelfde beelden: krom ma­ken en toemuren, om aan te geven wat hem in de geest over­komt; hij kan niet verder, zegt hij, hij kan niet doortrek­ken, niet overtrekken, staat er in feite. Wat zal een mens doen als zijn geest zit klemgezet?

En als hij dan ook nog denkt dat de Godheid daar de oorzaak van is? Want wie heeft er belang bij, te kunnen vaststellen: ziezo, daar zit nu een toe gemuurd mens? Mijn eer heeft Hij mij ontroofd; mijn heerlijkheid, staat er, heeft Hij van mijn afgestroopt; hetzelfde woord geeft aan hoe de broers van Jozef afstroopten, en hoe de Filistijnen Saul zijn wa­penrusting afstroopten: telkens een totale ontluistering.

Wat blijft er van een mens over als zijn heerlijkheid wordt afgerukt? De kroon heeft Hij van mijn hoofd weggenomen, zo moet Job verzuchten.

Het oerbeeld van de mens onder vuur

Wat is heerlijkheid? Vanuit de grondbetekenis verstaan we daaronder: gewicht; Wat is een mens zonder heerlijkheid? Het gewicht van een mens, dat is het beeld dat God in die mens, heel individueel, heel uniek, gelegd heeft. Zo heeft elk mens van huis uit, dat is: van God uit, zijn persoon­lijk gewicht, zijn verborgen wezensbeeld, zijn door de Mees­ter bedachte en bedoelde oer gestalte. Wie dat afstroopt, wat houdt hij over? Kan men zeggen: we nemen de heerlijk­heid weg en houden de mens over? Als iemand een vogel kort­wiekt, houdt hij dan een vogel over? Als de kroon wordt weg­genomen, houdt men dan de koning over?

Het wordt ons duidelijk, hoe diep deze bedreiging gaat. Het beeld Gods, het oerbeeld van de mens, staat onder vuur. Hij heeft mij rondom afgebroken, zo moet Job het uitroepen.

In vers 11 gaat de zwaar geteisterde knecht over op militai­re beelden: de legerscharen rukken aan, een belegeringsdam wordt tegen hem opgeworpen, om op deze wijze met behulp van stormrammen en katapulten de stad onder de voet te kunnen lopen. En wat is het doel van al die soldaten en dat complete geschut? Het is allemaal gericht tegen ‘mijn tent’ zegt Job. Een hele legermacht trekt op om de tent van de recht­vaardige te bestormen. Als men dit voor zich ziet, wordt men herinnerd aan de manier waarop Jezus gearresteerd werd, namelijk door een grote schare soldaten met zwaarden en stokken. Maar dan gaan onze gedachten nog verder en we be­ginnen te beseffen, welk een grootscheepse troepenmacht in de onzienlijke wereld gemobiliseerd werd tegen deze ene mens Gods, Job, en later tegen die ene volmaakte mens, Jezus. (wordt vervolgd).

1984.02 nr. 245

Levend geloof 1984.02 nr. 245

Alleen het beste is goed genoeg door Gert Jan Doornink

In ons dagelijks leven vinden wij het vanzelfsprekend dat wij streven naar het beste. Wij willen het beste voor onszelf en onze kinderen. Als we niet afgeremd worden door beperkte mogelijkheden, bijvoorbeeld op het financiële vlak, is ons devies: alleen het beste is goed genoeg! Wij willen waar voor ons geld en nemen met inferieure kwaliteit geen genoegen. Als wij iets gekocht hebben en het blijkt niet goed te zijn, brengen wij het terug en laten het, eventueel door middel van het garantiebewijs, vervangen of vragen ons geld terug. In deze wereld zijn we op onze qui vive dat we er niet onderdoor gaan. We willen ten koste van alles ons handhaven en zo mogelijk onze maatschappelijke positie verbeteren, zodat we meer ‘leefmogelijkheden’ krijgen en het leven aangenamer wordt. In elk opzicht streven wij naar het optimaal bereikbare.

Wat zou het eigenlijk even vanzelfsprekend moeten zijn dat we dat in geestelijk opzicht ook deden. Toch zijn er velen die wat dat betreft met een ‘inferieure kwaliteit’ genoegen nemen. Ja maar, dat mag je toch zo maar niet gaan vergelijken, zal iemand opmerken. Het geestelijke is toch heel iets anders dan het natuurlijke. Inderdaad, maar wie ook maar even na wil denken, zal moeten erkennen dat het primair juist gaat om het geestelijke! Het natuurlijke, zichtbare leven is tijdelijk; het geestelijke, onzichtbare leven is eeuwig En het laatste is daarom het allerbelangrijkste. En als het geestelijke leven goed is, heeft dat bovendien een positieve uitwerking in het natuurlijke leven.

Hoe hebben wij nu een goed geestelijk leven? Door te geloven in Jezus, de Zoon van de levende God! Maar dan wel op de juiste wijze! Dat wil zeggen: Hem aanvaarden en volgen op de wijze zoals in de schrift over Hem geschreven staat. Dat houdt in geloven in Hem maar óók in de boodschap die Hij bracht. Die twee horen onlosmakelijk bij elkaar. Daarbij moeten we bedenken dat Zijn boodschap een radicale boodschap is en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Hij sloot geen kompromis met de satan, maar ontmaskerde en overwon hem. “Hij heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk ten toon gesteld en zo over hen gezegevierd” Kolossenzen 2 vers 15 (Kol. 02:15).

Jezus bracht de boodschap van het Koninkrijk Gods (het volle evangelie) door woord en daad tot openbaring. Hij kwam als een volmaakt geschenk uit de hemel, omdat God de wereld – Zijn schepping – zo lief had dat Hij het allerliefste wat Hij bezat – Zijn eniggeboren Zoon – naar deze wereld zond, om de werken van satan te verbreken 1 Johannes 3 vers 8 (1 Joh. 03:08). Voor God was alleen het beste goed genoeg!

De boodschap met garantie

Als wij dit weten, en iedereen die Jezus werkelijk heeft aanvaard weet dit, zullen wij dan ook niet van het principe uitgaan dat alleen het beste goed genoeg is? Dat betekent dat wij ons geheel zullen inzetten om de beste boodschap die er is uit te dragen. Dat is de boodschap van het volle evangelie. De boodschap die laat zien waarom het gaat en daarom scheiding en duidelijkheid aanbrengt in de wirwar van boodschappen die er gebracht worden. Het is de boodschap aan wie God een ‘garantiecertificaat’ verbindt, omdat zij in overeenstemming is met Zijn wil. Want Hij wil niet dat er een andere boodschap gebracht wordt dan zoals die door Zijn Zoon werd gebracht. Hij wil niet dat de uitleg van Zijn Woord gebracht wordt, zonder dat men gedoopt en vervuld is met de Heilige Geest. Want alleen door de Heilige Geest krijgen we kennis en inzicht in Zijn Woord op de juiste wijze. Dan gaan we Gods Woord geestelijk verstaan. Zonder de Htilige Geest kunnen we Gods Woord niet geestelijk interpreteren en het gevolg is dat we dan verkeerde geesten de gelegenheid geven te infiltreren. Dan wordt Gods Woord tot een karikatuur en krachteloos gemaakt.

In deze eindtijd zullen we onze geestelijke ogen wagenwijd open moeten hebben om niet op een dwaalspoor gebracht te worden. Het is zo verleidelijk om toch wat water in de wijn te doen, om toch kompromissen aan te gaan met hen die de volle boodschap afwijzen. De waarachtige gelovige staat echter pal voor de boodschap zoals God die heeft bedoeld. Niet vanuit een star standpunt van: “Ik heb gelijk en de ander ongelijk”, maar wel omdat hij, door Gods Geest geïnspireerd, weet dat dit dé boodschap is die de mens die er op ingaat, werkelijk vrijmaakt uit de macht van satan, die hem losmaakt van natuurlijke, aardsgerichte leringen Deze leringen brengen de mens geestelijk niet verder maar op een dwaalspoor. Zij veroorzaken ook dat nooit de volkomenheid in Jezus bereikt kan worden, terwijl dat juist Gods doel is met al Zijn kinderen. Jezus sprak immers: “Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is” Matteüs 5 vers 48 (Matt. 05:48) .

Voor elke waarachtige volgeling van Jezus is het daarom glashelder dat we ten aanzien van de geestelijke dingen net zo behoren te handelen dat ten aanzien van de natuurlijke dingen. En dat houdt in dat ons geloofsleven dagelijks funktioneert onder het motto: alleen het beste is goed genoeg! Dat is de spil waar alles om draait, want we zijn geroepen het volle licht in de duisternis van deze wereld te laten schijnen. Alleen het allerbeste is goed genoeg!         

 

Reacties van lezers door Gert Jan Doornink

Broeder en zuster J. en R.R. te Waterloo, Canada, schrijven: “Hartelijk be­dankt voor uw brief en de toezending van de lektuur. Mijn vrouw en ik zijn ‘se­niors’ ( a little over seventy). Al sinds 1952 in Canada. We hebben 10 kinde­ren die nu allen getrouwd zijn. De meesten behoren bij de (gereformeerde) Chr. Ref. Church, waar wij ook in grootgebracht zijn. Sinds onze emigratie zijn we vier keer teruggeweest in Nederland. (We woonden in Friesland). Buiten familiebezoeken hebben we des­tijds twee keer een meeting meegemaakt op ‘Beukenstein’. en volle evangelie samen­komsten in Leeuwarden, ‘Urk en Sneek bezocht. Broeder Hendrikse uit Emmeloord kent ons wel wat persoon­lijk.

In 1968 zijn wij gedoopt, terwijl we beiden ook de doop in de Heilige Geest ervaren, waarvoor we erg dankbaar zijn. We zijn ook dankbaar dat enkele van on­ze kinderen anders beginnen te denken en ook deze weg gaan. Onze waterdoop in 1968 (met anderen) heeft heel wat beroering gebracht toen en veel strijd. En die is er nog, zeer zeker. We behoren tot de volle evangelie gemeente in Listowel, waarvan broeder H. Hazelaar de voor­ganger is. Het is een kleine groep en we moeten hier in Canada nog al wat reizen met de auto en dat brengt vooral in de wineter nog wel eens moeilijkheden met zich mee. Ongeveer de helft van onze kinderen (de jongsten) ken­nen geen Nederlands. We moe­ten hier verder in het En­gels. Wij zijn heel dankbaar voor de lektuur uit Neder­land en “Levend Geloof” vin­den we een fijn blad. De eenvoudige opzet, maar voor­al de duidelijke onvervalste volle evangelie boodschap, zonder veel geargumenteer en gedebateer, trekt ons aan. God zegene uw werk rijke­lijk”.

“Levend Geloof” ook in Suriname tot zegen

Zuster L. W. R. te Breda, gaf enkele geschenkabonne­menten op en schreef onder andere: “Fijn dat “Levend Geloof” zoveel zegen mag verspreiden. Iets om gewel­dig dankbaar voor te zijn! Zo is “Levend Geloof” ook in Suriname tot grote zegen. Mijn vriendin schreef me dat dat ze het altijd doorgeeft aan andere vrienden van mij daar. Zo is één abonnement een zegen voor meerderen”.

Verblijd u ten allen tijde…

Zuster L. D. te Kortijk (B.) zond haar abonnementsgeld en extra bijdrage per brief en schreef: “Gods rijke ze­gen voor allen die zich in­zetten om “Levend Geloof” samen te stellen. Ik lees toch zo graag dit boekje en het helpt mij Gods Woord beter te verstaan en er een goed inzicht in te krijgen. Tot mijn vreugde mocht ik op een bijbelcursus in Meppel, Nico Goverts ontmoeten. Ik geloof dat hij ‘Gods hu­morist’ is. Van mij mag er best een tikkeltje humor bij, de Bijbel hoeft ook niet saai te zijn. Verblijd u te allen tijde, zegt Paulus”.

Visie op Gods beeld

Zuster D.B. O.M. te Sas van Gent gaf een geschenk­abonnement op en schreef: “Iedere keer weer zijn er weer opmerkingen en artike­ len in “Levend Geloof” die mij weer een nieuwe visie op Gods beeld en karakter geven. En dat is een rijk bezit, vooral daar ik jong in mijn christenzijn ben”.

“De volledige mens”

Zuster H. W. B. te Dieren verzocht ons toezending van vijf exemplaren van de bro­chure “De volledige mens” (over geest, ziel en li­chaam) en schreef onder an­dere: “Het is een geweldige duidelijke beschrijving. Ik heb er veel aan gehad. Is deze brochure ook in het Engels verkrijgbaar? Dan graag een exemplaar in de Engelse taal. Ik heb name­lijk een Engelse schoon­zoon” .

(“De volledige mens” is nog niet in het Engels ver­krijgbaar. De Duitse uitga­ve is in bewerking. -red.)

Van geschenkabonnement naar gewoon abonnement

Zuster T. d. W. te Rijswijk Z.H.), schrijft: “Het af­gelopen jaar heb ik enorm genoten van (het geschenk­abonnement op uw blad “Le­vend Geloof”. De inhoud was erg fijn. Zelf ben ik ge­handicapt en als de strijd wel eens even wat moeilijk was, dan waren daar fijne stukjes uit “Levend Geloof” die mij, door middel van het Woord van God, bemoedigden en opbouwden. Juist omdat het blad zo eenvoudig en op­bouwend is, wil ik dit jaar zelf een abonnement nemen op het blad “Levénd Geloof”. Ik hoop dat het blad zal groei­en in aantal abonnees en bo­vendien dat velen door mid­del van dit blad de Heer mo­gen vinden. Want de Heer heeft al veel in mijn leven gedaan. Hem zij alleen lof en eer daarvoor!”

Nieuw licht op de Drieeenheid (bij) door redactie

In een apart artikel gaan wij in op de verschillende reakties die wij ontvingen naar aanleiding van het ar­tikel “Nieuw licht op de drieëenheid” van Wim te Dorsthorst in het december­nummer. Het is tevens be­doeld als ‘algemeen ant­woord’ op de verschillende vragen en opmerkingen over dit onderwerp.      -red.

 

Nieuw licht op de Drieeenheid door Gert Jan Doornink

Het artikel “Nieuw licht op de drieëenheid van Wim te Dorsthorst in “Levend Ge­loof” nr. 243, heeft grote aandacht getrokken. De ongecompliseerde wijze waarop broeder Te Dorsthorst dit onderwerp behandelde, heeft velen aan het denken gezet. En dat was ook de bedoeling, evenals dat trouwens met al­le artikelen het geval be­hoort te zijn. Niemand be­hoeft klakkeloos alles te accepteren wat wij schrijven.

Wie echter de boodschap van het Koninkrijk Gods, zoals Jezus die bracht en later de apostelen, heeft aan­vaard, zal steeds weer op­nieuw bereid zijn zichzelf te korrigeren. We behoren immers geestelijk te groei­en, totdat de volkomenheid van Christus in ons ten volle gestalte heeft gekre­gen. En geestelijke groei gaat gepaard met het afleg­gen van verkeerde (dode) leerstellingen en gebonden­heden en het aanvaarden van alles wat God ons door Zijn Woord en Geest wil openba­ren.

Dat geldt ook ten aanzien van de ‘drieëenheid’, een woord dat, zoals broeder Te Dorsthorst terecht op­merkte, niet in de Bijbel voorkomt. Toen Jezus op

aarde was heeft Hij nooit over deze ‘drieëenheid’ ge­sproken. Wel over de eenheid die Hij had met de Va­der. Maar Jezus zei nooit: wij zijn drie persoonlijkheden in de onzichtbare we­reld. Ook in de eerste eeu­wen van het Christendom was dit niet het geval. Pas toen keizer Constantijn op de troon kwam en het chris­tendom van een ‘vervolgde godsdienst’, een ‘aanvaarde godsdienst’ werd, dat wil zeggen de officiële staats­godsdienst, werd ook de belijdenis van de Goddelijke drieëenheid vastgelegd.

Door alle eeuwen heen, tot in onze dagen toe, is hier­over veel strijd en ver­schil van inzicht geweest. Het was of is dan ook in geen geval de bedoeling dit tot een discussiestuk in ons blad te maken, maar wel willen wij opmerken dat een leerstelling, die op zich­zelf misschien nog zo juist kan zijn, die niet gefun­deerd is in een persoonlijk geloof in Jezus Christus, voor God en voor onszelf geen enkele waarde heeft. Het gaat om het aanvaarden en volgen van Jezus.

En dat laatste is alleen mogelijk als we bereid zijn Jezus als voorbeeld te nemen 1 Petrus 2 vers 21 (1 Petr. 02:21). En hoe kun­nen we Jezus werkelijk volgen als we niet geloven dat Jezus mens was toen Hij op aarde was. Hij werd in alles de mensen gelijk met uitzon­dering van de zonde. Jezus was daarom ook de eerste volkomen mens. Hij was de afstraling van Gods heer­lijkheid en de afdruk van Gods wezen, zegt Hebreeën 1 vers 3 (Heb. 01:03). Paulus zegt dat Hij de eersteling was onder ve­le broederen.

Toen Jezus op aarde was kwam Hij ook aan de verzoe­kingen uit het rijk der duisternis bloot te staan (denk aan de verzoeking in de woestijn). Ook Hij moest gehoorzaamheid leren Hebreeën 5 vers 8 (Heb. 05:08). Juist omdat Hij de opdracht van Zijn hemelse Vader, namelijk het volkomen menszijn, tot het einde toe nakwam, kon Hij de ver­lossing van de mensheid be­werkstelligen. Als Jezus God zelf was geweest, zou dat betekent hebben dat God zelf aan het kruis had gehangen en de hemel leeg was geweest.

Dan zou de Zoon van God cok niet gezegd kunnen hebben: J Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest” Lucas 23 vers 46 (Luc. 23:46).’

Omdat Jezus de eerste vol­komen Mens was en wij, die in Hem geloven, geroepen zijn in Zijn voetstappen te treden, zal ook die volko­menheid in ons meer en meer gestalte gaan krijgen. En dat is Gods wil voor ieder kind van God. We zijn immers evenals de Zoon van God be­stemd om als zonen Gods geopenbaard te worden. Het on­derschrijven van de leer­stelling over de drieëenheid, zoals de ‘officiële kerk, die leert is daarom niet voldoende als daaraan geen persoonlijk geloof in Jezus (“Niemand komt tot de Vader dan door Mij…”) ten grondslag ligt, anders komt er geen Goddelijk léven te voorschijn.

Hoe overigens een leerstel­ling  als die over de drieëenheid zelfs misbruikt kan worden door de satan bleek in 1553 toen Michaël Servet in Genève op de brandstapel terechtkwam, om­dat hij anders dacht over de drieëenheid.

Tenslotte: er zijn natuur­lijk in het Nieuwe Testa­ment vele teksten aan te wijzen die van een duidelij­ke samenhang tussen Vader, Zoon en Heilige Geest spre­ken. Maar dat kwam ook in het artikel van Wim te Dorsthorst duidelijk naar voren en zijn slotconclusie was dan ook “dat wij deel hebben aan de éénheid: Va­der – Zoon (Hij het hoofd – wij het lichaam) en de Heili­ge Geest, wij staan er niet buiten, maar ‘in Hem zijnde’ staan wij er middenin!” En ieder rechtgeaard christen zal deze conclusie kunnen onderschrijven, want daar gaat het uiteindelijk om!

 

Samenkomst in Brugge door redactie

Onze lezers en lezeressen in West- Vlaanderen attenderen wij op de samenkomsten van de volle evangelie gemeente te Brugge. Deze nog jonge gemeente is in november 1982 gestart met bijbelstudie- en bidstondavonden en houdt sinds een jaar ook samenkomsten op zondagmorgen (voorlopig eenmaal per 14 dagen). Voor inlichtingen kunt u zich in verbinding stellen met br. D. C. Beuzekom

De profeet Zacharia

In dit nummer treft u het eers te artikel aan van een nieuwe vervolgserie geschreven door onze mederedakteur Nico Goverts. Het onderwerp is “De profeet Zacharia”. Het zal ongetwijfeld, evenals de vorige onderwerpen van zijn hand, weer veel geestelijk voedsel verschaffen.

 

 

Waarom het Woord vlees is geworden door Jan W. Companjen

 

“Het woord is vlees gewor­den en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid” Johannes 1 vers 14 (Joh. 01:14).

Gods scheppingsplan was zeer goed

Door het Woord Gods werd de wereld en het ganse heel­al geschapen. Toen was het: “En God zeide: ‘Er zij licht’; en er was licht. En God zag dat het licht goed was, en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis” Genesis 1 vers 3 en 4 (Gen. 01:03-04). Zo schiep God door Zijn Woord, door Zijn spreken, de gehele schep­ping. Het uitspansel, het gevogelte , de zeedieren , bo­men en planten en al het ge­dierte van de aarde. En God zag dat zijn schepping goed was. Toen zei God: “Laat ons mensen maken, naar ons beeld en onze gelijkenis en dat zij heerschappij heb­ben over de vissen, het ge­vogelte, over het vee en over de gehele aarde”. En God schiep deze mens naar Zijn beeld om de aarde te vervullen, (vruchtbaar te zijn en alles te volmaken) en heerschappij te hebben over al het geschapene. En God zag dat wat Hij gescha­pen had zeer goed was.

Het zal u niet ontgaan zijn dat het plan Gods betref­fende de schepping en het doel van de mens daarin zeer goed was. De mens kon het plan Gods met de wereld en het heelal uitvoeren en volmaken. Dat plan Gods is ook nu nog, steeds van kracht. Gods spreken en handelen was voor toen en is voor nu. Door het Woord Gods zijn alle dingen geschapen, het natuurlijke en het bovennatuurlijke. Om det geweldige goed te kun­nen begrijpen is het woord vlees geworden. In Kolossenzen 1 vers 15 tot en met 20 (Kol. 01:15-20) lezen wij dat Christus het beeld is van de onzicht­bare God (God is Geest). Christus is verheven boven de ganse schepping, in Hem zijn alle dingen gescha­pen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heer­schappijen, hetzij overhe­den, hetzij machten, alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen. Hij is vóór alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem; en Hij is het Hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is haar oorsprong, de eerste die van de dood is opge­staan, zodat Hij in alle op­zichten de eerste in rangor­de is. God wilde bij Hem volledig intrek nemen en door Hem verzoening bren­gen tussen al het geschape­ne en zichzelf. God heeft door Hem, door zijn bloedi­ge kruisdood, vrede geslo­ten met alle wezens, ja alle dingen, in de hemel en op de aarde.

Bij de opstanding heeft Christus de gehele schep­ping naar haar oorsprong terug gebracht en weer met God verzoend. Dat was een nieuw begin met een nieuw volk van God, dat door één Geest, Gods Geest, tot zijn lichaam wordt gemaakt. Die Geest zal dat volk leiden tot de volle waarheid. Daar­toe is het Woord vlees ge­worden en heeft het onder ons gewoond. God gaf als het ware Zijn Woord, Zijn wezen, gestalte in Christus Jezus. Dat is nog al wat, nietwaar? En dan te weten dat wij door Zijn Geest weer in Hem opgenomen zijn en zo tot Zijn Lichaam zijn ge­formeerd, dan spring je op van vreugde, omdat je dan gaat zien dat je niet uit de aarde, zie Genesis 2 vers 8 (Gen. 02:08) en voor gedierte en vogels, Genesis 2 vers 19 (Gen. 02:19), niet uit de wil van het vlees of van een man, maar dat je uit de hemel, uit God geboren bent.

Waarom is alles in beweging

Wat moet je dan zeggen van de wereld om ons heen met haar 2000 jaar Christendom, met al haar wreedheid en ellende? Voorwaar, broeders en zusters, ik zeg u dat reeds alles in gereedheid is en wordt gebracht om terug te keren naar een voort­gang in het scheppingsgebeuren onder de leiding van Gods Geest, die ons gege­ven is in het Hoofd van de gemeente, onze Heer en Hei­land Jezus Christus. De ge­meente zal als een wolkko­lom zijn en God zal met Zijn Geest daaruit spreken. Wij zullen opgroeien naar het zoonschap en leren zien en verstaan dat Jezus ook nu, ons alles wil openbaren. De toekomst zal Hij ons ver­kondigen. Maar ook zullen onze gebondenheden, onze engheid, en onze geneigd­heid om niet alleen over het geschapene (zoals de bedoeling van de Schepper is), maar ook over onze me­demens te heersen, aan de kaak moeten worden gesteld. Het is daarom dan ook voor ons als eindgemeente van het allergrootste belang dat wij in Christus zijn. Met Hem zijn wij op de goede en hoge weg. Dan beoordelen wij niemand meer naar het vlees, maar zijn wij er op ingesteld, en leven wij in de verwachting, dat wij als zonen Gods geopenbaard gaan worden.

Wij zijn daarvoor op Zijn leerschool en Hij zal ons Zijn weg openbaren. Op die weg zullen wij door Zijn Geest aan Hem gelijkvormig worden. Niet door kracht of menselijke heerschappij, door geweld, lichamelijk of geestelijk, maar door Zijn Geest zal dat geschieden. Wij leven om die reden dan ook momenteel in een wereld waar alles in beweging is. De mens wordt wakker ge­schud. Want God heeft niet alleen de Here opgewekt, Hij zal ook ons opwekken door Zijn kracht 1 Korinthe 6 vers 14 (1 Kor. 06:14).

We leven daartoe in een tijd dat de mens leert zelfstandig te denken. Dat gaat gepaard met zorg en ontevredenheid bij de jongeren. Iedereen voelt aan, het moet anders want het gaat verkeerd. Door gebrek aan Goddelijk inzicht en Goddelijke wijs­heid, maar ook door gebrek­kige verkondiging van dat­gene wat ons reeds is ge­openbaard, blijft de wereld in het duister. Een ieder reageert anders, er is ner­gens meer eensgezindheid. Men wil anders, maar men weet niet hoe. De geest van verwerping viert hoogtij. Niet alleen ten opzichte van de mens persoonlijk, maar ook (let daar eens op!) ten opzichte van de medemens. Onder andere worden pu­blieke personen steeds meer onder de loupe genomen. Niet om te zien wat voor goede dingen ze bezitten, maar wat voor kwade. Onze­delijk gedrag en financiële misdragingen hebben daarbij de hoogste puntenwaarde­ring. Alles wordt grijs ge­maakt. Maar het zal blijken dat het een goede grondkleur is om op verder te werken. Wij zullen de uitda­ging aan moeten pakken en er vanuit durven te gaan dat wij met Christus meer dan overwinnaar kunnen zijn, nu en in toenemende mate in de toekomst.

De Geest des Heren zal steeds krachtiger gaan wer­ken in Zijn lichaam, de ge­meente. Dan zullen wij zien dat het gaat om vredestich­ters. Dat het gaat om hen die een geest van zachtmoe­digheid bezitten en een eind willen maken aan ge­weld en heerschappij. Het zal zijn een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waar- gediend wordt en waar ge­rechtigheid is.

Waarom zelfkennis noodzakelijk is

Hiervoor haalde ik reeds aan dat de geest van ver­werping hoogtij viert. In de wereld, waar de mens niets meer heeft of verstaat van goddelijke roeping, heeft de mens zichzelf’ al gedegra­deerd tot een normaal zoog­dier, die zichzelf niet moet en mag verhogen tot iets wat boven het normale na tuurliike leven uitgaat. In de Gemeente van Jezus Christus wordt gelukkig steeds meer gezien dat juist die geest je er helemaal on­der kan houden, zodat je niet tot groeien en bloeien in staat bent. De aldus ge­bonden mens komt dan in zijn Geestelijk leven niet verder dan de belijdenis: ik ben en blijf een zondaar, het is vallen en opstaan, ik ben niets en wordt niets, herstel is voor mij niet mo­gelijk en ik blijf maar met die lastige kinderen zitten, die krijg ik toch niet in het gareel… Zij zijn het ook die niet alleen van zichzelf zeggen: het is niets en het wordt, niets, maar zij zeg­gen ook vaak ten opzichte van hun medegelovigen: waar is hun God, bij die of die gebeurt er ook niets. Zij zijn zich niet bewust dat zij door een geest van ver­werping gebonden zijn, dat zij zich slechts voelen als een stofje aan de weeg schaal en dat zij voortdu­rend onder de dwingelandij van de vijand staan.

Het is echter, broeders en zusters, een even keiharde waarheid dat de mens, ook vele gelovigen, zijn mede­mens verwerpt. Dan hoor je: hij of zij is niets en wordt ook nooit wat. Hij kan niets en is helemaal anders gericht dan ik, nee het is helemaal geen figuur om daarmee op te trekken naar een nieuwe toekomst. En dat alles ten opzichte van medegelovigen vaak al­leen om het feit dat die an­der met iets bezig is (onder andere zending, arbeid on­der vreemdelingen en/of het dienen van de mede­mens, kortom het laten funktioneren van de Geestelijke gaven in de gemeen­te) waar je, als verwerper van de medemens niet aan toekomt.

Het is daarom juist nu in deze tijd zo belangrijk dat wij verlangen naar meer kennis omtrent onszelf. Dat andere, van de medemens, zit daar onlosmakelijk aan vast omdat wij die even lief moeten hebben als ons­zelf. Zelfkennis, in hoeverre we door Gods Geest geleid worden, is daarom noodza­kelijk om te komen tot her­stel van de mens en de schepping. Hij wil ons daarbij helpen en Hij zal ons daartoe leiden door Zijn Geest, opdat wij zullen le­ren verstaan wie wij zijn als kroon der schepping. En dat alles tot verheerlijking van Zijn Naam en tot vol­tooiing van Zijn schepping.

Heer, Gij zijt het Woord van leven,

Uw getuigenis is groot.

Ja U hebt aan ons gegeven:

Eeuwig leven uit de dood.

Door geloof zijn wij recht­vaardig;

werken gaf Gij om te doen.

Als Gods priesters zijn wij waardig,

Om Uw wil, o God, te doen.

 

Zendingsfonds door redactie

In het decembernummer publiceerden wij een eerste aankondiging over ons ‘zendingsfonds’. Het betreft “Levend Geloof” publikaties in andere talen. Uit het fonds worden de aanloopkosten betaald. Naast de openingsgift van / 500,- die wij reeds vermeldden, ontvingen wij nog verschillende giften voor dit doel, waarvoor uiteraard heel veel dank. In één van onze volgende nummers volgen nadere bijzonderheden over onze plannen.

 

Verwerping (gedicht) door Piet Snaphaan

Gevoelens van verwerping,

Tekort geschoten zijn,

Er toch niet bij te horen.

Dat houdt de mens steeds klein.

 

Zo kan hij zijn gebonden,

Gebonden door een macht,

Onzichtbaar in zijn wezen,

Toch is ’t een duistere kracht.

 

Gevoel van angst en twijfel,

Van minderwaardigheid,

Men zwijgt in alle talen.

Steeds door onzekerheid.

 

’t Zijn geesten uit de afgrond.

Zij hebben maar één doel,

De mens steeds te kleineren.

Te leven door gevoel.

 

Steeds negatief te denken.

De geest krijgt geen gezag.

De ziel heeft het voor ’t zeggen,

Gevangen door ’t beklag.

 

Toch is het niet de boze.

Die hier heeft ’t laatste woord,

Op Golgotha werd Jezus,

Voor ieder mens doorboord.

 

Daar heeft Hij alle machten.

Aan ’t kruis ten toon gesteld,

Niet één heeft er nog rechten,

Hij heeft ze neergeveld.

 

Alleen door dat t’ aanvaarden,

’t Eist wel geloof en strijd.

Doch ’t leidt tot overwinning,

Er is hoop ten allen tijd.

 

De profeet Zacharia door Nico Goverts

Het gezicht in de nacht

“Deze nacht heb ik een gezicht gehad” Zacharia 1 vers 8 (Zach. 01:08). Hoe is het mogelijk, in de nacht een gezicht te hebben? Is dat denkbaar? Men kan natuurlijk oppervlakkig redeneren: des nachts heeft een mens meer tijd dan overdag, dus een logische zaak: de beste tijd om gezichten te ontvangen, is des nachts. Maar daarmee raken we niet de kern van de kwestie.

De nacht is de afwezigheid van licht. In het eerste scheppingsverhaal, waar de Here God namen gaat geven, horen we: En God riep de duisternis: nacht. Daar wordt een naam geroepen, een terrein afgebakend. Zo zijn er in de geschiedenis van de mensheid meer dan eens nachten. Soms valt de nacht over een land, over een volk; soms gaat de zon onder over een mensenleven. En hij bereikte een plaats waar hij bleef overnachten, omdat de zon ondergegaan was. Zo wordt ons verteld van de aartsvader Jakob. Toen de zon op het punt stond onder te gaan, viel een diepe slaap op Abram. En zie, hem overviel een angstwekkende, dikke duisternis.

De nacht hoort tot de ervaringswereld van de mens. Is er ooit een mens Gods geweest die er geen kennis van had? Arm is degene die geen ervaring heeft. Niet dat ervaring een mens spraakzaam maakt; de waarachtige rechtvaardige is niet praatziek als het gaat om wat hij doorleefd heeft; doch wanneer hij een woord spreekt, ligt er een onderwijzing in; wanneer hij zijn m ond opent, opent hij zijn hart.

Nacht: afwezigheid van licht, afwezigheid van werk. Er is een nacht waarin niemand werken kan. Het is gevaarlijk de ervaring uit te bannen uit het bestaan. Dan wordt de mens steriel, gestroomlijnd, op maat gesneden, zoals men boven bijbelscholen soms zou kunnen schrijven: Hier worden christenen afgericht.

Nacht: wat is nacht? Er is de nacht van de eenzaamheid, de nacht van het gemis. Het was er maar het is er niet meer. Of iemand was er maar is er nu niet meer. De deur viel dicht en je bevond je alleen. Of wat nog donkerder nacht kan zijn: iemand is er nog wel, in je huis, in je bestaan, maar trekt niet samen met je op; je leeft elk in een andere wereld. Je zou die ander willen meenemen naar je God, naar je thuis, maar het hart zit op slot en je stem komt niet over en er zijn geen woorden voor; je hand reikt niet ver genoeg in het duister van de nacht en al ben je samen onder één dak, als een schim glijdt de schaduw van de ander voorbij. Daar gaat je huisgenoot, een vreemde, en je hart gaat uit maar komt alleen terug.

Nacht: de moeder dacht haar kind te kennen, maar zijn ogen ontwijken de ogen van haar die hem gedragen heeft en geen woord kan er gewisseld worden zonder pijn. Nacht: is er een nacht voor God? Kinderen te hebben die des avonds niet thuiskomen; waar zouden ze zitten, hun hoofd op hol, hun gedachten op jacht, hun hart gehavend? Hoor ik nog geen sleutel in het slot, nog geen voetstap op de trap, waar zouden ze dolen in het donker?

De nacht van de ballingschap

Er is de nacht waarin alle mogelijkheden gesloten worden, een voor een. De nacht van de ballingschap, want we moeten niet vergeten: Zacharia is de gestalte die zich aftekent tegen de achtergrond van de Klaagliederen. De dodenklacht over de stad, eenzaam zit zij terneer, als een weduwe is zij geworden, bitter weent zij des nachts, niemand is er die haar troost.

Balling zijn vergeet je niet zo gauw; dat zet een stempel op je wezen, dat tekent je bestaan. Ik geloof dat wij er ons soms geen voorstelling van kunnen maken wat ballingschap is, althans velen van ons niet. Het is: de last van een verleden meedragen, gemiste kansen die nooit terugkeren, je roeping verspeeld, de dood over de stad die de vreugde zou zijn voor de ganse aarde.

En zo zijn ze teruggekomen, als mensen die de dodenklacht hebben gekend. Met hun stem nog gewend aan de klaagzang, zongen zij: we voelen ons als degenen die dromen. Maar ach, niet lang duurde de vreugde, toen hun gewonde ziel oog in oog stond met de puinhopen van wat eenmaal Sion was. Toen was hun hart als beken in het zuiderland, voor een ogenblik met water gevuld, maar o zo snel weer uitgedroogd. Ze waren wel teruggekeerd, maar er was een diepere terugkeer nodig. Daarom begint Zacharia zijn boek met de toonzetting: Keert om tot Mij, en Ik keer om tot u.

Wat is ballingschap?

Ballingschap is meer dan een periode, meer dan een fase in de historie, het is een ervaring. Een ervaring die een stempel zet op een mens en op een volk. Tekenen zien wij voor ons niet, geen profeet is er meer, niemand is er onder ons die weet tot hoelang. Zo wordt deze beleving verwoord in Psalm 74. Ervaring van godsverduistering.

Maar anderzijds ook: ervaring van verdieping: in de ballingschap wordt de mens teruggeworpen op het wezenlijke. Alleen de grondslagen blijven over. Wetsonderricht (torah, onderwijzing) is er niet meer; ook vinden haar profeten geen gezicht bij de Here, zo horen we in de Klaagliederen. Het is als in dagen van Eli: het woord des Heren is schaars geworden. Nu is het interessant dat er eigenlijk staat: het is kostbaar geworden. Wat zeldzaam is, wordt kostbaar en zo was het ook in het vreemde verre land gegaan: ze leerden een woord naar waarde te schatten, zoals iemand die nooit iets met de post krijgt en elke dag gaat de postbode zwijgend voorbij en als er dan na dagen en dagen eindelijk eens een brief komt, dan leest en herleest hij dat bericht want het is een teken van leven in een stille zandzee zonder eind, en hij bewaart en koestert die brief als een bijna uitgestorven vogelsoort.

Alle uiterlijke zaken vielen weg in de ballingschap: tempel, offerdienst, priesterschap. Men hield slechts twee punten over: het woord Gods en de sabbat. Het kan bijzonder heilzaam zijn wanneer in het bestaan van een mens de franje verdwijnt. Bij de ballingen, althans bij sommigen van hen, voltrok zich een toespitsing op de kernvragen: wie zijn we eigenlijk? Is er nog toekomst voor ons en kunnen wij ons enige voorstelling van die toekomst maken of is deze geheel en al verborgen? Men ging zich bezighouden met de oude verhalen van schepping, uittocht en intocht, en men vroeg zich af: kunnen we hieruit wellicht iets ontdekken van wat God misschien in gedachten zou kunnen hebben met betrekking tot de dagen die voor ons liggen?

We formuleren het met opzet zo, want ballingen spreken niet zo zelfverzekerd, ze zijn bang voor grote woorden en dat is op zich een gezonde zaak. Jezus sprak ook altijd uiterst bescheiden, ja verhuld over zichzelf. Hij zei nooit: Ik ben een koning, ik ben een overwinnaar, maar het liefst typeerde Hij zichzelf als de Zoon des mensen.

Hoe kunnen wij Zacharia verstaan?

Zacharia staat in deze traditie die voortkomt uit de ballingschap. De aloude geschiedenissen, de aloude wegen van God met zijn volk komen voor hem weer tot leven: zou het zo opnieuw kunnen gaan? Alleen tegen deze achtergrond kunnen we Zacharia verstaan. Motiefwoorden uit oude dagen worden door de profeet weer tot nieuw leven gebracht.

Ik geloof dat dit het gevaar is van veel bijbeluitleg in deze tijd: dat men bepaalde boeken probeert te verklaren, los van hun achtergrond. Veel publikaties over de eindtijd zijn losgelsagen van de wortels. Men neemt beelden uit Zacharia of uit Openbaring en men fantaseert er maar op los. Want wanneer er gezegd wordt: een berg brandend van vuur, dat is een atoombom, of sprinkhanen, dat zijn helikopters, dan is dat pure fantasie. En Petrus waarschuwt uitdrukkelijk: profetie laat geen eigenmachtige uitleg toe. Welnu, wat zijn deze voorbeelden anders dan eigenmachtige uitleg? Het is mijn overtuiging: wij mogen over het profetische woord niet fantaseren; daar is de Schrift te groots en te verheven voor. Alleen wie doordrenkt is met het denken van de Schriften, kan het wagen iets over het boek Openbaring te zeggen. Dan zal men eerst grondig vertrouwd moeten zijn met de hebreeuwse begrippen die de basis vormen van dat boek.

Evenzo is het gesteld met Zacharia: wij mogen hem nooit losmaken uit het kader van het geheel der Schrift waarin hij zijn plaats heeft. Sommigen hebben in Zacharia al de neutronenbom menen te vinden. Maar de toekomst van God of van de schepping hangt niet af van bepaalde technische uitvindingen die de mens al of niet doet. Dan zou Zacharia van ons moeten vernemen wat er met zijn woorden bedoeld zou zijn, want hij had immers nog geen woord voor ‘neutronenbom’. Maar de profeet moet niet bij ons in de leer; wij moeten bij hem in de leer.

In het Nieuwe Testament komen maar liefst 42 zinspelingen op de woorden van Zacharia voor; wel een bewijs hoe dit boek leefde in het denken van Jezus en van de eerste christenen. Van deze 42 heenwijzingen vinden we er achttien in het laatste bijbelboek.

Hier blijkt zonneklaar de diepe waarde die het Oude Testament voor ons heeft. Hier liggen de wortels: Jezus en de apostelen waren heel diep geworteld in de profeten. Daarom kunnen we zeggen: de meeste auteurs van het Nieuwe Testament schreven grieks maar dachten hebreeuws. Het boek Openbaring bijvoorbeeld is in wezen een hebreeuws boek. Daarom, wie het Oude

Testament verwaarloost of terijzde stelt, berooft zich van de gedachtenwereld waar het evangelie van Jezus uit opbloeit.

Trouwens, de naam ‘Oude Testament’ is pas vrij laat in zwang gekomen. Men sprak aanvankelijk over de Schriften. Of nog eerder over de Miqrah, dat is wat gelezen of eigenlijk geroepen wordt (want lezen geschiedde altijd hardop, het was ten diepste proklameren) .

De grondstructuur der schriften

Als Jezus de Schriften ter hand nam, dan vinden we bij Hem de oorspronkelijke driedeling: de wet van Mozes, de profeten en de psalmen Lucas 24 vers 45 (Luc. 24:45). Wat met wet vertaald wordt, torah, betekent eigenlijk onderwijzing; dus de Schrift begint met vijf boeken van onderwijzing. Direkt daarop aansluitend volgen in de henreeuwse canon de profeten, die men vanouds onderverdeelt in vroegere profeten (Jozua, Richteren, Samuël en Koningen) en latere profeten (Jesaja, Jeremia, Ezechiël en de twaalf kleine). Profetie is toegepaste onderwijzing. Daarna komt tenslotte het derde deel, dat aanvangt met de Psalmen en dat daarom in de genoemde tekst van Lukas samenvattend met ‘Psalmen’ aangeduid wordt; dit deel omvat voorts onder andere Spreuken, Job, Hooglied, Ruth, Klaagliederen, Prediker, Daniël, met als laatste Kronieken. Dit derde deel wordt gewoonlijk genoemd: de Geschriften. Hier vernemen we de reaktie van de mens op de onderwijzing Gods; men zou kunnen zeggen: de bevinding, de ervaring. Bevinding is trouwens een bijbels begrip want de zanger in Psalm 46 getuigt: God is ten zeerste bevonden een hulp in benauwdheden.

Deze drie delen geven de grondstruktuur der Schriften aan: onderwijzing, profetie, ervaring. Omstreeks het jaar 200 na Christus wordt de naam Oude Testament nog niet gebruikt. Uit die jaren dateert de Canon Nuratori, die een lijst van bijbelboeken bevat die in de kerk van Rome gelezen werden; één ding ontbreekt echter nog: de exacte naam voor de verzameling boeken, de naam die nodig is om de Schrift als eenheid aan te duiden. Dit proces van naamgeven bereikt zijn afsluiting pas in het midden van de derde eeuw.

Boektechnisch lag een samenvattende benaming nog niet voor de hand; er was immers geen Oude of Nieuwe Testament als aanschouwelijke grootheid. Het hele canon viel voor het oog nog altijd uiteen in een aantal rollen of banden. Men sprak over de Schrift of de Schriften, of over Torah (onderwijzing) en Evangelie. Of ook wel over Profeten en Apostelen. In Klein-Azië ontwikkelde zich het spraakgebruik omstreeks 180 als volgt: men bezigde de uitdrukking: Wet (Torah) en Profeten, vervolgens: de Boeken, de Oude Boeken, tenslotte de boeken van het Oude Verbond. Omstreeks 190 treffen we de benaming aan: het woord van het nieuwe verbond. Nog steeds niet: Oude en Nieuwe Testament. Zelfs Origenes, die leefde van 185 tot 254, heeft deze aanduiding nog niet als vanzelfsprekend ervaren; hij heeft het namelijk over de goddelijke geschriften van het zogenaamde oude en zogenaamde nieuwe Testament (let op het woord: zogenaamd) .

Pas bij de overgang van het grieks naar het latijn treedt de verstarring op, omdat men dan het woord dat eigenlijk verbond betekent, goddelijke wilsbeschikking, het vastleggen van een verbintenis, gaat weergeven met testamentum, een begrip met een harde juridische klank, dat alleen maar laatste wilsbeschikking kan aanduiden, maar niet de totale wijdte en elasticiteit van het griekse (en het hebreeuwse) woord kan omvatten.

De Tenach is niet verouderd

Testament is in feite een vertaling waarbij de oorspronkelijke rijkdom en diepte van het begrip wordt verengd en doordat men nu ook deze term op de delen van de Schrift overdraagt, verliest dit woord alle beweeglijkheid en is het in zijn betekenis geheel duistergeworden. Tertullianus, wiens geschriften dateren uit de jaren 195 tot 220, kende de termen Oude en Nieuwe Testament, maar sprak zelf liever van het oude en het nieuwe instrument.

Op grond van deze gegevens geef ik er de voorkeur aan te spreken van Tenakh in plaats van Oude Testament; Tenakh is immers het letterwoord dat de drie delen aanduidt: Torah (onderwijzing), Nebi’im (profeten) en Ketubim (geschriften).

Soms hebben mensen een vooroordeel tegen ‘het Oude Testament’. Om het even ongenuanceerd te zeggen: men heeft soms het idee: het evangelie is het boek van de liefde, Tenakh is het boek van de wraak. Men denkt bijvoorbeeld: naastenliefde is een typisch nieuw-testamentische zaak. Maar dit blijkt bij nader onderzoek helemaal geen stand te houden. Het begrip ‘naaste’ komt in het Nieuwe Testament zestien keer voor, waarvan veertien maal in een citaat uit het Oude Testament. Als we daar dan nog het gegeven aan toe voegen dat het woord ‘naaste’ in het Oude Testament meer dan tweehonderd maal te vinden is, dan is er maar één konklusie mogelijk: ‘naaste’ is een typisch oudtestamentische term.

Laten we ons derhalve wachten voor ongegronde beweringen. Van het oude verbond zegt de Hebreeënschrijver dat het veroudert en verjaart en niet ver is van verdwijning, maar dat geldt niet van het Oude Testament. De Tenakh is beslist niet verouderd en verjaard want vrijwel alle kerngedachten en grondbegrippen van het evangelie zijn daaruit afkomstig.

Zo willen we het boek Zacharia gaan bestuderen, als profetie tegen de achtergrond van de Torah, de onderwijzing. Het thema van Zacharia is: de wederoprichting na de ballingschap. We kunnen ook zeggen: de diepere terugkeer; niet slechts terugkeer uit Babel, maar terugkeer naar het hart van God.

(wordt vervolgd)

 

Gedachten over het boek Job

Het drukken en afwerken van de brochures over Job neemt wat meer tijd in beslag dan was gepland. Zij die reeds besteld hebben: Iedere bestelling is goed genoteerd en de brochures worden verzonden zodra ze gereed zijn.

 

De hof des gebeds (gedicht) door Judith Jacobs

“Ten dage dat ik riep, hebt Gij mij geantwoord, Gij hebt mij bemoedigd met kracht in mijn ziel” Psalm 83 vers 3 (Ps. 138:003).

Als ik U aanroep in ’t gebed

Dan weet ik, Heer, Gij zijt nabij;

Gij wandelt in de heil’ge hof

En luistert naar elk woord van mij.

 

‘k Mag alles tot U brengen. Heer,

Elk’ nood en ied’re hartepijn;

In ’t donkerst’ uur wilt Gij voor mij

Een Helper en een Trooster zijn.

 

Want ik geloof dat Gij, o Heer,

De Hoorder zijt van het gebed;

Voel ik mij zwak en strijdensmoe,

Gij zijt d’ Almachtige, die redt.

 

Gij antwoordt, Heer, Gij neemt van mij

De last, die zwaar te dragen viel;

Uw hand, vol zegen uitgestrekt.

Vervult met moed en kracht mijn ziel.

 

Notities door de redactie

Naar een vernieuwde kerk?

“Wil de échte Gemeente van Christus nu opstaan…!” Wat kunnen we gemakkelijk deze en andere uitspraken doen, om dan tegelijkertijd te beseffen dat het soms wel lijkt of we daar nog ver van verwijderd zijn. Toch leeft bij alle oprechte kinderen Gods het verlangen naar de volle openbaring van Christus in zijn gemeente. Daaraan moesten we denken toen we in “Trouw” een verslag lazen van de onlangs gehouden ontmoetingsdag van de “Evangelische Alliantie”. “Alle plaatselijke gemeenten (ook de r.k. parochies) ontvangen binnenkort een open brief van de Evangelische Alliantie, waarin zij worden opgeroepen tot gebed voor geestelijke vernieuwing. De bespreking van het concept van die brief in een werkgroep was één van de onderdelen van het programma op deze dag. ‘Geestelijke vernieuwing’ is het thema van de aktiviteiten van de EA dit jaar. Daarover gingen ook alle toespraken op de ontmoètingsdag, die zowel door ‘evangelikalen’ als meer ’traditioneel reformatorischen’ werd bezocht. ‘Het bij elkaar komen is een teken van bereidheid van elkaar te leren’, zei EA- voorzitter dr. J. P. Versteeg. Op de noodzaak van geestelijke vernieuwing voor de gemeente legde prof. dr. K. Runia de nadruk. Geestelijke vernieuwing hangt naar zijn mening altijd samen met vernieuwing van de gemeente. Daarvoor zijn gebed, bekering en het bijwonen van de kerkelijke bijeenkomst onontbeerlijk, zei hij. En vernieuwing van de kerk zal naar zijn mening leiden tot levende verkondiging, een hechte levende gemeenschap, aandacht voor de gaven van de Heilige Geest en het steunen van de ambtsdragers en predikanten. Over één ding was men het wel eens: geestelijke vernieuwing is onmogelijk zonder het werk van de Heilige Geest. ‘Die werkt bij hen die gehoorzaam zijn’, aldus prof. Runia. ‘Het typerende van de Geest is dat Hij ons inschakelt'” . Tot zover dit verslag in “Trouw” .

Hoewel wij ons positief willen opstellen tegenover elke poging tot kerkvernieuwing die er wordt ondernomen, geloven wij niet dat deze en andere initiatieven een werkelijke doorbraak van de Geest zal kunnen bewerkstelligen. Dan zullen ook de kerkelijke strukturen moeten veranderen. En zolang dat niet gebeurt, zal er in de praktijk niet veel veranderen. Dan kan men wel spreken over gehoorzaamheid, maar als men het niet is blijft ook iedere geestelijke vernieuwing achterwege. Gods Woord laat daar weinig twijfel over bestaan. Psalm 11 vers 3 (Ps. 011:003) zegt: “Wanneer de grondslagen zijn vernield (losgelaten) , wat kan dan de rechtvaardige doen?” De grondslag van ons geloof is Jezus Christus, maar op deze grondslag zal gebouwd moeten worden. Dat is alleen in overeenstemming met Gods wil als dat gebeurt op de wijze zoals Gods Woord aangeeft. Wanneer in Hebreeën 6 vers 1 en 2 (Heb. 06:01-02) gesproken wordt om ons te richten op het volkomene, is dat alleen mogelijk als eerst het fundament gelegd is. Bij de verschillende onderdelen van dat fundament wordt ook gesproken over een ‘leer van dopen’. Gods Woord spreekt over verschillende dopen. Daartoe behoren de doop met de Heilige Geest en de doop in water door onderdompeling. Jammer dat juist verschillende ‘evangelisch denkende’ kerkelijke autoriteiten dit geheel buiten beschouwing laten of facultatief stellen, om van andere belangrijke onderdelen van de volle boodschap nog maar te zwijgen. Men kan dan wel het verlangen hebben naar kerkelijke vernieuwing, maar als deze basis-gehoorzaamheid niet als uitgangspunt wordt genomen, komt er van een verdere gehoorzaamheid ook niets terecht en blijft een geestelijke doorbraak en vernieuwing achterwege.

Jezus heeft gezegd: “Nieuwe wijn doet men niet in oude zakken; anders barsten de zakken, de wijn loop weg, en de zakken gaan verloren. Maar nieuwe wijn doet men nieuwe zakken; dan blijven beide behouden” Matteüs 9 vers 17 (Matt. 09:17) . Wij geloven dat het zichtbaar worden van de ware Gemeente van Jezus Christus daar zal gebeuren waar gelovigen ten volle gaan inzien dat het gaat om ‘geloof en gehoorzaamheid’. En dan zal blijken dat er voor hen veelal geen plaats is in de ‘officiële kerken’. Zoals velen in de afgelopen jaren reeds hebben ervaren. Maar ook de gemeenten die zich buiten de kerken om gevormd hebben, zullen zich telkens weer moeten vernieuwen en zich door Gods Woord en Geest moeten laten korrigeren. Blijft dit achterwege dan is de benaming ‘pinksteren’ of ‘volle evangelie’ geen vlag meer die de lading dekt en komt men weer terecht in allerlei strukturen. Dan krijgen door satan geïnspireerde leringen de kans binnen te dringen of is de boodschap theoretisch misschien wel juist, maar blijft te ver van de praktijk verwijderd. Laten we als oprechte kinderen Gods die het verlangen hebben de volheid van Jezus tot openbaring te brengen, dit telkens weer onder ogen zien, opdat we de juiste koers blijven volgen. Daarbij willen wij met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt Hebreeën 12 vers 1 (Heb. 12:01) en geloof hebben dat wij het einddoel zullen bereiken. En met Paulus mogen wij er ten volle van overtuigd zijn dat Hij die een goed werk in ons begonnen is, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus! Filippenzen 1 vers 6 (Filip. 01:06).

 

Handschrift en karakter door redactie

We leven in een tijd waarin satan op alle mogelijke wijzen probeert de mensen onder zijn beslag te brengen. Dat is door alle eeuwen heen zijn doelstelling geweest, maar in deze eindtijd komt ongetwijfeld zijn negatieve werk tof een climax. Wij denken daarbij aan de talrijke vormen van okkultisme waardoor hij miljoenen mensen aan zich bindt. Nu worden theosofie, antroposofie, spiritisme en astrologie, om slechts enkele okkulte leringen te noemen, door ieder waarachtig christen radikaal van de hand gewezen. Het gevaar schuilt echter vaak in allerlei vormen van, wat wij zouden willen noemen, semi-okkultisme. Is iets okkult of niet? Soms bestaat daar onzekerheid over. We kunnen dan toch maar beter het zekere voor het onzekere nemen en ook allerlei vormen van semi-okkultisme resoluut van de hand wijzen. Wij denken aan de zogenaamde natuurgenezers met hun natuurgeneeswijzen en middelen. Wie kennisneemt van de inhoud van de lektuur die uit die hoek komt, staat versteld over de enorme okkulte propaganda die er als een rode draad doorheen loopt. (Wij hebben er in “Levend Geloof” enkele jaren geleden een artikel over geschreven) . Een andere semi-okkulte bezigheid is de zogenaamde grafologie of handschriftkunde. (Wat niet verward mag worden met wetenschappelijk onderzoek naar de echtheid en identiteit van een schrijver) . De grafologie probeert studie te maken van de samenhang tussen handschrift en persoonlijkheid. Grafologen doen op grond van een zogenaamde handschriftanalyse uitspraken over karakter en aanleg van de schrijver. Het karakter zou namelijk af te leiden zijn uit iemands handschrift. Een slordig gedrag zou tot uiting komen in een slordig handschrift. Grafologen stellen dat op overeenkomstige wijze vrijwel alle eigenschappen in het schrift hun neerslag kunnen vinden en daaruit af te leiden zijn.

In de praktijk blijkt echter dat er geen enkele waarde aan deze analyses behoeft te worden gesteld, omdat

  1. a) ‘leken’ weinig onderdoen voor ‘ervaren grafologen’.
  2. b) Grafologen het onderling vaak niet eens zijn bij de beoordeling van eenzelfde manuscript.
  3. c) Naast frappante treffers er ondubbelzinnige fouten worden gemaakt,
  4. d) De betrouwbaarheid van het grafologisch oordeel vrij laag is.
  5. e) Het onverantwoord is om beslissingen te nemen op grond van deze uitkomsten.

Het onderwerp ‘grafologie’ kwam enkele weken geleden ook ter sprake in het kader van een in Nijmegen gehouden symposium over het onderwerp: “Toegepaste aspecten van de schrijfmotoriek”, waarin gesproken werd over schrijfbevindingen bij de mens. Eén van de inleiders was prof. dr. A. J. W. M. Thomassen, hoogleraar in de psychologische funktieleer aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Hij gaf als zijn mening over grafologie te kennen er absoluut geen waarde aan te hechten en noemde het koffiedikkijkerij.

“Je maakt mij niet wijs dat je uit geschreven tekst iemands karakter kunt blootleggen. Het is wetenschappelijk nooit bewezen en ik vind het daarom geheel ten onrechte dat mensen op een sollicitatiebrief beoordeeld worden aan de hand van hun schrift. Je ziet dan naar mijn mening allerlei goede eigenschappen van de desbetreffende persoon over het hoofd”, aldus prof. Thomassen

Deze mening kunnen wij volledige onderschrijven, maar dan niet alleen uit wetenschappelijk oogpunt, maar ook vanuit ons geloof. Niet alleen de grafologische analyses zelf zijn onbetrouwbaar, maar als er een toekomstvoorspelling aan vastgekoppeld wordt, wat ook vaak gebeurd, is er bovendien een zeer duidelijke vorm van okkultisme in het spel, zoals ook bij de zogenaamde chiromantie of handlijnkunde het geval is. Deze reeds eeuwenoude vorm van waarzeggerij beweert uit de lijnen en vormen van de hand iemands toekomst te kunnen voorspellen.

Als christenen zullen we ons niet inlaten met welke vorm van okkultisme ook. Is dit toch gebeurd, dan is bevrijding in de naam van Jezus noodzakelijk. En laten we ook iedere vorm van semi-okkultisme radikaal van de hand wijzen. Wij hebben geen grafologische analyses of toekomstvoorspellingen nodig, omdat de Heilige Geest ons wil leiden in alle waarheid. Hij alleen zal ons de toekomst voorspellen, heeft Jezus gezegd Johannes 16 vers 13 (Joh. 16:13). En dat is een toekomst met ongekend heerlijke perspektieven. Maar ook in het leven van elke dag wil de Heilige Geest ons helpen de juiste weg te bewandelen en de juiste beslissingen te nemen. Daarvoor is het wel nodig ons dagelijks ‘open te stellen’ voor de Heilige Geest. Dat wil zeggen: na de doop met de Heilige Geest zullen we iedere dag het verlangen moeten hebben ‘vol’ te zijn van de Geest. Een verlangen dat gerealiseerd wordt als we de weg van geloof en gehoorzaamheid blijven bewandelen. Dan gaan onze geest en Gods Geest meer en meer een eenheid vormen. Het is goed onszelf in dit opzicht zo nu en dan maar eens te analyseren. Paulus gaf destijds aan de Korinthiërs reeds het advies zichzelf op de proef te stellen of zij wel in het geloof waren 2 Korinthe 13 vers 5 (2 Kor. 13:05). Zo’n ‘geloofsanalyse’ is in ieder geval heel wat beter dan een ‘handschriftanalyse’.