1940.06
De continuïteit van Pinksteren
“opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid”. (Joh. 14:16).
Jezus Christus, de Doper met de Heilige Geest, is gisteren en heden dezelfde, en in alle eeuwigheid! En deze onveranderde Heer heeft gezegd: indien u Mij liefhebt, zo bewaart Mijn geboden; en Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijve tot in alle eeuwigheid. Bij u, en bij allen na u, en dat voor eeuwig; ziedaar de continuïteit of voortzetting in onafgebroken duur van de Trooster en Zijn zegen voor de Kerk. De Pinksterzegen was er in verleden, is er heden en zal er ook zijn in de toekomst over alle vlees. Over de Christenen: want Vaders belofte is voor al Zijn kinderen; u en uw kinderen, zegt ons Petrus; zovelen als er de Here, onze God toe roepen zal. (Hand. 02:39). De Pinkstergemeente staat op positief, christelijk en orthodox terrein. Zij gelooft in de Godheid van Christus en in de algenoegzaamheid van de Heilige Schrift. Zij wenst er niets toe te voegen, maar er ook niets af te doen. Evenals Paulus neemt zij geen genoegen met de naam: “secte”. Wij dienen God naar die Bijbelse weg, gelovende alles wat in de Bijbel geschreven staat, hebbende hoop op God. (Hand. 24:14). Zij steunt op de genade Gods in Jezus Christus, ook in onze dagen. Zij herinnert en gelooft
Christus’ woord: de Trooster zal bij u blijven, dus is de Heilige Geest tegenwoordig en kunnen wij gemeenschap met Hem hebben. Deze Geest is een levende Geest: Hij spreekt, leert, troost leidt, overtuigt, onderzoekt …. In Hem bezitten we een onuitsprekelijke gave!
Helaas blijft de Trooster voor velen de grote Onbekende. Jezus zei echter: de wereld kent Hem niet, maar jullie kennen Hem. Over het algemeen is er te weinig geleerd aangaande de andere Trooster; en dat kan niet zijn dan tot grote schade. Hervorming en verbetering op dat gebied was zeer nodig. God zij dank, dat vele godvruchtige leraren de laatste 40 jaren in de gehele wereld dat hebben ingezien. Denken we slechts aan de geleerde en geestelijke broeder Andrew Murray. Hij schrijft ergens: Laat elk van ons zelf beginnen om voor de kerk te zoeken de herstelling van haar pinksterkracht. Laat ons onszelf nu overgeven aan gebed, dat de kerk tot haar pinkstertoestand terug gebracht mag worden. Terug naar Pinksterfeest; Gods macht voor Gods werk.”
Noch Murray, noch wij hebben iets met Montanus te maken. Montanus. omstreeks in het midden der 2e eeuw, gaf zichzelf immers uit voor de beloofde Paracleet (Trooster), en verwierp de sacramenten. De Pinkstergemeente vindt haar oorsprong, wording, voortzetting, onderhouding en voltooiing in de Heilige Geest, op de Pinksterdag, door de Vader en de Zoon gezonden tot de kerk, om in haar te blijven. Er moet bij ons niet zijn: een terug grijpen naar het eenmaal gebeurde in Handelingen 2; maar wel: een vragen naar de oude paden; vooral als gezien wordt dat de Springader des levenden waters wordt verlaten, en ijdele zelf gemaakte bakken verlangd worden. (Jer. 06:16; Jer. 02:13). De Heilige Geest is gekomen met tekenen als van wind en vuur; en dat geschiedde slechts éénmaal, bij Zijn komst uit de hemel. Een nieuwe en zodanige uitstorting is niet nodig en wordt ook niet verlangd.
Toch kan de Geest over en in ons komen, en zich openbaren gelijk Hij wil, zoals wij lezen lang na de Pinksterdag, (zie Hand. 08:15-18; Hand. 10:44-46; Hand. 11:15; Hand. 13:52; Hand. 19:06). De discipelen werden vervuld met de Geest, met kracht en blijdschap en hebben geprofeteerd. Groot was Gods genade over hen. Vlug kan overgegaan worden tot het kiezen van opzieners (Hand. 14:23). God gaf grote wasdom van het geloof. En nu is er een Goddelijke en menselijke zijde aan deze Pinksterzegen. Jezus zeide eerst: indien u Mij lief hebt, zo bewaart Mijn geboden, houdt Mijn leer, blijft in Mij; onderhoudt alles wat Ik u geboden heb. En dan daarna: en Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven.
Christus bidt nu nog voor ons bij de Vader. Hij is daarin getrouw. Doch, was de kerk getrouw in haar liefde tot Hem? Wij lezen: Ik heb tegen u, dat u uw eerste liefde hebt verlaten. Gedenk dan, waarvan u uitgevallen zijt, en bekeert u, en doet de eerste werken. Uitvallen is dus zonde. De Here gebiedt te gedenken en wijst naar de eerste en gezonde geloofstoestand. En indien er geen terugkeer komt, kan Hij licht wegnemen. Hij gebiedt ook: wordt vervuld met de Geest (Ef. 05:18); maar velen zijn – helaas – vol van allerlei, en willen geen plaats maken voor de Trooster.
Wij hebben genoeg aan de Schrift, zo zegt men ons, en behoeven geen profetieën. Men kan het toch zó schoon niet zeggen als Gods Woord. (Verwacht men dan dat wij het nog schoner kunnen). Deze lieden verstaan niet, dat Gods gaven en profetieën niet beogen om de Schrift te vervangen of aan te vullen. De Schrift is compleet en er gaat niets boven haar. Ook zijn de gaven van de Geest of tongentaal niet het belangrijkste; maar de Heilige Geest zelf, om de Christus te verheerlijken en om in alle waarheid te leiden. De geestelijke gaven echter hebben al duizenden gesticht, vroeger en nu.
Hield de dienaar zich ook aan (Hand. 02:38) e.a., om inderdaad de bekeerling te dopen en bad hij voor de gedoopte in ’t geloof, hoevelen zouden de Heilige Geest ontvangen hebben, met tekenen, die volgden.
Kunnen de broeders, leraren van diverse kerken niet eens een conferentie beleggen die deze waarheden in liefde te onderzoeken? Wij stellen ons daartoe gaarne beschikbaar.
J.R.
Antwoorden op stille vragen;
“Moet dan ieder zijn mond open doen in de gemeente? Moet ieder bidden? Toch zeker niet! Ik bid in stilte, ik bid ook thuis.
Moet ieder getuigenis afleggen?
Moet ieder profeteren? Moet ieder prediken? Wanneer ik zwijg, ben ik er toch bij, en ik houd het er voor, dat hij die zwijgt, dikwijls veel getrouwer is dan hij die niet zwijgt. Laat mij maar. Ik zal wel zorgen, dat ik niet achter blijf! Ik behoor tot het lichaam van Christus!”
Geliefde, ook uw munt heeft een slechte klank. En de stoel, waarop gij in de gemeente zit, is niet de juiste. Het is de stoel van valse gebondenheid, waarop u bent gaan zitten. Blijft u op deze stoel zitten, dan zal hoe langer hoe meer, uw onvruchtbaarheid aan de dag komen.
En nog meer: U denkt in alle trouw uw plaats in de gemeente in te nemen. U vergist u, want het is niet zo. Zou het zo zijn, dan zou het Goddelijke leven, zoals het aanwezig is voor ieder lid van het lichaam van Christus ook u tot een vruchtbare dienst in de gemeente beheersen en bestemmen.
Zeker, niet een ieder zal profeteren of prediken. Maar een ieder zal staan in een Goddelijk leven en een vruchtbare dienst. Daarvoor zorgt de Heilige Geest. Want de valse gebondenheid heeft met de Geest, die het lichaam van Christus vervult, niets te doen. U staat in uw eigen geest.
Dat u zich verheugt, als lid tot het lichaam van Christus te behoren, is uw heilig recht. Maar niet alleen één lichaam, doch één Geest is het, – en voor die Geest hebt u in de gemeente uw hart te openen; want Hij zal het doen, dat uw hart vrij wordt. Hij zal het doen, dat uw valse gebondenheid wegvalt. Hij wil u te allen tijde zo vervullen, dat uw mond daarvan zingen en spreken zal. Gelooft u dat? Sta dan op van uw oude zwijgstoel! Werp hem uit uw hart en ruim voor uw geprezen Heer de troon van uw hart in. Hij zal u geven, te zitten op Zijn stoel. Daar zult u leven, daar zult u spreken en zwijgen, en zwijgen en spreken, zoals Hij het wil. Daar zal zijn Geest u drijven en u bereid maken tot ieder goed werk. Sta op en laat het zo gelden! Wilt u?
U bent tot vrijheid geroepen. De vrijheid is voor u aanwezig. U vindt haar in Christus! U vindt haar als lid in de levende gebondenheid in het lichaam van Christus. U vindt haar in de Heilige Geest. Want waar de Geest des Heren is, daar is vrijheid. En in deze vrijheid zult u zich er ook over schamen, dat u zo lichtzinnig hebt kunnen spreken: Ik houd het daarvoor, dat hij die zwijgt, dikwijls getrouwer is dan hij, die niet zwijgt!”
Want onder de heerschappij van de Heilige Geest zult u als lid van Christus alle andere leden hoger achten als uzelf.
(Uit: “Dit is het”).
De veilige schuilplaats.
“Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen”. (Ps. 091:001).
We leven in fel bewogen tijden, ja in tijden, dat alles schijnt te wankelen. Het zijn tijden, waarin bijzonder Gods kinderen beproefd worden, of ze werkelijk in het geloof van Jezus Christus staan. Wat al niet een veranderingen in zulk een korte tijd. En wanneer we niet wisten en verzekerd waren van de schuilplaats des Allerhoogsten, dan zouden we meegesleurd worden met alles wat rondom ons heeft plaats gegrepen er wat nog gebeuren zal.
Het is zeker een zware tijd van beproeving, niet alleen voor land en volk, maar voelen wij ook niet, dat Gods kinderen worden beproefd in de smeltkroes der ellende? En hoe zullen zij er uit te voorschijn komen?
Wanneer wij Gods dierbaar woord nagaan, dan zien wij voorbeelden genoeg van de heilige mannen Gods, hoe zij de ure der beproeving hebben doorstaan, en hoe zij gelouterd en geheiligd daaruit te voorschijn zijn getreden er daarom kan ook de apostel Paulus zetter: “want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbijgaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid; omdat wij niet aanmerken de dingen die men ziet, maar de dingen die men niet ziet; want de dingen die men ziet zijn tijdelijk, maar de dingen die men niet ziet zijn eeuwig.” (2 Kor. 04:17-18).
Het is een tijd, dat we weten of we waarlijk in deze schuilplaats des Allerhoogsten een toevlucht hebben gevonden. Wanneer wij dit in deze tijd niet ervaren, ach, dan kan een oppervlakkig, een vroom godsdienstig zijn ons niet helpen. Dit is een tijd, waarin de eerstelingschare te voorschijn zal worden gebracht, die straks deel zal hebben met Christus, als Hij komen zal.
Hoe ontzettend ook deze tijd is, toch heeft hij ook een zeer hoog doel: om uit te roepen, die waarlijk van Christus zijn.
Nu komt het er op aan, wat we in de gemakkelijke jaren, die voorbijgegaan zijn, geleerd hebben en waarin God ons zo dikwijls heeft vermaand olie in de vaten te nemen, wat in de praktijk des levens een werkelijkheid is.
Dan toch zijn Gods kinderen immers niet in duisternis, zodat deze tijd, die wij beleven, ons niet onverhoeds overvalt. We kunnen door alles wat we meemaken wel eens een ogenblik verbijsterd staan, maar dan roept Gods Woord ons weer toe, dat we kunnen en mogen vernachten onder de schaduw van de Almachtige en we horen Gods Woord ons toeroepen: ”Ga heen, Mijn volk! ga in uw binnenkamers, en sluit uw deuren achter u toe: verberg u als een klein ogenblik, totdat de gramschap overga.” (Jes. 26:20).
Moge die veilige schuilplaats ons aller deel zijn, ook in deze tijd.
P.K.
Wat Gij, wilt. (gedicht N van Kol)
Wat Gij wilt, dat wil ik Heer!
Wijl Gij ’t wilt, wil ik het, Heer!
Zó Gij ’t wilt, wil ik het, Heer!
en zolang Gij ’t wilt, o Heer!
Houd mij willig, trouwe Heer,
maak mij willig, altoos meer!
Uit de arbeid.
Den Haag.
Op Hemelvaartsdag waren een aantal broeders en zusters uit Amsterdam naar deze plaats getrokken, om met de gemeente aldaar een dag van geestelijke gemeenschap te hebben.
Ook uit Rotterdam, Scheveningen en Gouda waren er enkelen gekomen.
Wanneer we terugzien op die gezegende dag van gemeenschap met Christus en Zijn kinderen, dan is er een grote dankbaarheid in onze harten. Wonderbaar en diep waren Gods zegeningen. Hoe werden wij bepaald bij het heerlijke feit, dat Christus als Overwinnaar was ten hemel gevaren en bracht de tekenen van Zijn triomf voor de Vader, namelijk de wonden in handen en voeten en zijde, daarmee getuigenis afleggende, dat deze triomf ook onze triomf was; met Hem gedood, gekruisigd en opgewekt,maar ook mee-gezet in de hemel.
We leven in de hemel.
We wandelen in de hemel.
We verwachten alles uit de hemel.
Dat waren bijzonder de onderwerpen voor de morgensamenkomst. Enkele broeders gaven in de verschillende samenkomsten een woord van kracht en leven.
Door de goede zorgen van broeder en zuster Bruining. de voorganger van deze gemeente, met hun trouwe helpers en helpsters, werden wij allen goed verzorgd en waren de beide koffiemaaltijden ogenblikken van samenzijn als in een groot huisgezin. We willen hen van deze plaats af nogmaals hartelijk danken voor al hun goede zorgen. Met een dankbaar hart keerden wij naar onze woningen terug.
Tenslotte zij nog vermeld, dat de verschillende liederen die gezongen werden, ons allen tot grote zegen geweest zijn.
Belangrijke mededeling.
Hiermede verschijnt het laatste nummer van deze jaargang. Willen alle abonnees zo vriendelijk zijn, om ons het geld voor de nieuwe jaargang te zenden.
Daarom. Uw medewerking en hulp zij in deze tijd bijzonder gewaardeerd.