1939.07

Over de ware doop met de Heilige Geest en vuur.

Een christen, in wie het vuur van de Heilige Geest niet brandt, is gelijk een lamp zonder licht; hij wordt door de wereld belachen en be­spot en geeft slechts aanstoot.

Wie met de Heilige Geest vervuld wil wor­den, moet zichzelf als offer geven op Gods al­taar. Het vuur valt slechts op het altaar en er niet naast. Wie zich de Here overgeeft ten offer, gelijkt een brandende kaars.

Die kaars bevindt zich in een voortdurend “smeltproces”. Wanneer de kaars niet versmelt, hapert er iets aan het licht.

Wanneer u gedoopt wil worden met de Heilige Geest en met vuur, dan moet u uzelf overgeven om verteerd te worden.

Weet u welke mensen moed hebben? Dat zijn zij die het vuur niet meer vrezen. Geef u over om’ verteerd te worden en het vuur van de Heilige Geest zal over u komen.

Misschien wilt u wel de Heilige Geest ont­vangen, doch op een stille, gans stille wijze, want ook op deze wijze had Elia de kracht Gods ervaren, zo zegt u.

Dat is waar, de Here was slechts in het stille, zachte ruisen, toen Hij met Elia sprak. Doch wat ging daaraan vooraf? Was daar niet eerst een aardbeving, een stormwind, een donder en bliksem? Eerst daarna kwam de Here in het zachte ruisen der boomtoppen en openbaarde Zich aan Elia.

Meent u dat u de Heilige Geest kunt ontvangen zonder verbreking des harten?

Zou het niet mogelijk kunnen zijn dat de ge­weldige macht der tegenwoordigheid Gods u ter aarde werpt, zodat gij daar machteloos ligt als een boom, geveld door de stormwind?

Denkt u, dat de bliksem van Zijn heiligheid uw gestalte niet kan doen schudden en sidderen? “De zondaren te Sion zijn verschrikt en beving heeft hen aangegrepen; zij zeiden: Wie is er onder ons die bij een verterend vuur wonen kan?” (Jes. 33:14).

Gezegend de ziel, die het onweer van Gods rechtmatige toorn ootmoedig over zich heen laat woeden, want zie, nadat God het vat gereinigd en toebereid heeft, zal Hij tot haar komen in een zacht en lieflijk fluisteren, en gij zult on­dervinden hoe goed de Here is.

Eerst het vuur – daarna de milde lichtglans. Wees waakzaam en voorzichtig en: wacht u we! uw God de wet voor te schrijven, op welke wijze Hij Zich in u zal openbaren. Hij zal komen zoals het Hem behaagt.

Uit: “Pfingstgrüsse”.

 

Europese Conferentie te Stockholm.

Het is mij een bijzondere vreugde u allen iets te mogen mededelen over deze conferentie, die van 5 tot 12 Juni aldaar gehouden werd. Het is onmogelijk om alles wat we mochten zien en horen u te vertellen. Mijn hart is vol dank aan God. dat Hij het mij vergund heeft, deze dagen daar door te brengen, met zoveel duizenden van broeders en zusters, welke vervuld zijn met de Heiligen Geest. Ook Zr. Bakker mocht dit alles meemaken.

Het was reeds ’s avonds 11 uur, toen wij in Stockholm aankwamen en door een misverstand was er op het station niemand aanwezig om ons af te halen, maar spoedig hadden wij de kerk gevonden, waar men ons bijzonder hartelijk ver­welkomde. Wij gevoelden zo, dat het uit ’t hart kwam, toen Br. Petrus, de voorganger van deze ge­meente, ons een hartelijk welkom toeriep. Spoedig waren wij dan ook ondergebracht bij de respec­tievelijke broeders en zusters dezer gemeente.

Met welk een liefde en hartelijkheid namen zij ons op in hun woning en al konden wij hen niet verstaan, men voelde zo de warmte van hun ontvangst.

Als ik mij nederzet om u allen iets daarvan te vertellen, dan schijnt het mij, alsof mijn pen niet vlug genoeg kan gaan en dringt de ene indruk na de andere naar voren.

Zeer zeker heeft God bijzonder dit werk in Stockholm gezegend. Het had, als zoveel werk in Gods Koninkrijk, een klein begin. In 1911 werd Broeder Petrus geroepen om als voorgan­ger van de gemeente Philadelphia op te treden, welke toentertijd uit 70 leden bestend. Br. Petrus had reeds in 1902 de doop in de Heilige Geest ontvangen met het spreken in andere talen volgens (Hand. 02:04), doch had het toen zo niet begrepen. Maar toen God in 1907 machtig Zijn Geest uitgoot in Zweden, werd deze ervaring vernieuwd en hij werd aangedaan met een nieuw wonderbare kracht.

Deze toen kleine gemeente stond open voor de openbaring des Geestes en spoedig werd het ledental uitgebreid; reeds in hetzelfde jaar was’t 244, het daaropvolgende jaar 438, en zo zegen­de God verder, zodat einde 1938 het ledental 5887 bedroeg. Niet alleen het ledental, maar ook de arbeid breidde zich naar alle kanten uit, zodat er heden 6 voorgangers zijn om deze gemeen­te helpen en voort te leiden in de heilige strijd en gereed te doen zijn voor de komst van Jezus. Het is een bijzondere vreugde, dat de oudste zoon van Br. Petrus thans ook voor­ganger van deze gemeente is. Vanuit Stockholm zijn een aantal gemeenten, zowel in Stockholm, als daarbuiten, voortgesproten.

Toen de gemeente zo groeide, werd spoedig de noodzakelijkheid gevoeld van een eigen ge­bouw, geschikt om deze mensen te kunnen bevatten en met ruimte voor de verschil­lende takken van arbeid. Er was geen gebouw groot genoeg. Hoe zouden deze mensen, die grotendeels tot de niet-rijken behoren, instaat zijn, genoeg geld bijeen te brengen, om zulk een gebouw te bouwen. Maar het geloof kan dingen doen, wat voor het menselijk verstand onmo­gelijk is. God was in dit alles. Zelfs de plaats, waar de kerk staat, is het bewijs, dat God ons wil leiden in alle dingen van het leven. Negen jaren geleden was dit een district, wat buiten de stad lag; maar zie, nu is het geworden één van de drukste punten van verkeer, waar verschillende bussen en trams passeren, wat een grote hulp is voor het werk hier en voor de duizenden, die er komen. Aan God alle eer toegebracht.

Het is een wonderbare en schone kerk. Mooi en heerlijk door haar eenvoudigheid en ook om haar toch praktische bouw, met twee grote galerijen, alsmede twee kleine zij galerijen. Zij biedt plaats aan wel 4000 mensen. En waar men ook zit, men kan de spreker zien en horen. De akoestiek is wonderbaar. Ik stond op de verst verwijderde plaats boven en toen Br. Petrus een speld op het podium liet vallen, kon men deze horen vallen.

Onder de kerk zijn twee zalen met een plaats­ruimte voor respectievelijk 250 en 500 mensen.

Het zou mij te ver voeren u te vertellen van de verschillende takken van arbeid, die hier verricht wordt. Er is een eigen drukkerij, boek­en muziekhandel, enz.

In de wintermaanden worden elke dag (behal­ve Zaterdag en Zondag 400 à 500 werkelozen van warm voedsel voorzien. In een huisboot die de “ark” genoemd wordt, kunnen werkelozen een onderdak vinden voor 10 dagen, en zij worden dan geheel gratis gevoed en gekleed. Gedu­rende de 7 jaren van het bestaan dezer “ark”, hebben 70.000 mannen daar een onderdak gevonden.

Dit is nog maar een klein gedeelte van de verschillende takken van arbeid in verband met deze gemeente. Deze gemeente in Stockholm al­leen onderhoudt 44 zendelingen in verschillende landen. De Pinksterbeweging in Zweden heeft op heden 234 zendelingen in verschillende lan­den; dat betekent, dat ongeveer 1/5 der zende­lingen door de gemeente in Stockholm onderhou­den wordt.

De vraagt rijst: “hoe toch is het mogelijk ge­weest, om dit te kunnen doen?” Het antwoord is wel hierin gelegen, dat men, zover als men maar kon, getrouw de lijnen gevolgd heeft die in het Nieuw Testament zijn neergelegd. Men is uitgegaan van de gedachte, dat elke plaatselijke gemeente recht heeft haar zendelingen uit te zen­den en voor hen te zorgen. En dat is zeer zeker in Zweden tot grote zegen geweest.

Het was wonderbaar de eerste samenkomst te mogen meemaken. Reeds een uur voor die tijd stonden de mensen buiten te wachten en toen de deuren dan open gingen, vulde de kerk zich spoedig. Een wonderbaar gezicht om deze duizenden te zien.

Ik had het voorrecht een avond één der spre­kers te mogen zijn en het maakte een geweldigen indruk, zoveel mensen te overzien. Op het platform is plaats voor het grote zangkoor of strijkorkest en wanneer zij soms samen zijn, het­geen bij sommige gelegenheden gebeurt, zijn er plm. 900 personen. Hoe schoon en heerlijk klon­ken hun liederen en muziek; dat zijn momenten die men niet kan beschrijven, maar die men moet beleven. Hartelijk en blijde wordt er ge­zongen. En hoe kan het ook anders, als Gods Geest in onze harten woont. Er was een heer­lijke vrijheid in de gemeente. Men heeft hier de gewoonte, als één bidt, dan bidden alle anderen mede; dat is voor ons eerst vreemd, maar men gevoelt zo ook de ernst van de gebeden.

Velen hebben zich wel afgevraagd: ”wat is toch ’t geheim van de zegen van de opwekking in Stockholm?” En dan geeft men in de regel dit antwoord: ”Gebed en zielen winnen.” Elke dag om 12 uur is er een bidstond in de kerk en er gaat bijna geen samenkomst voorbij, of zielen komen tot God.

Er is soms gevaar dat we ons te veel bij ons­zelf bepalen en de armen zondaar, die buiten God leeft, vergeten.

En dan wordt ook hierop zeer de nadruk ge­legd, dat zij, die tot God gekomen zijn, de doop in de Geest hebben te zoeken en daarvoor is dan gelegenheid in de kleinere zalen om op God te wachten, totdat men aangedaan wordt met kracht uit de hoogte.

Gedurende de conferentie, zowel in de kerk als in de grote tent, werden vele zielen bekeerd.

Velen gaven liet verlangen te kennen, om nu God te willen dienen en ik weet wel, dat men natuur i;k niet kan zeggen, dat al die mensen werkelijk opnieuw geboren zijn, maar zeer zeker, God werkt in hun midden en wat Hij doet, daar willen we ons over verheugen. Alles is gedaan door mensen, die nog gebreken hebben, gelijk wij allen, maar toch ook met een verlangen om gebruikt te worden als kanalen van zegen voor anderen.

(Wordt vervolgd).

P.K.

 

Enige aanwijzingen om zielen tot Christus te brengen.

Laat hen zien de noodzakelijkheid van verlossing. “Want zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. (Rom. 03:23.) Toont hen de weg der verlossing, door genade en als een vrije gave Gods.

Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave”. (Ef. 02:02.)

Beweegt hen verlossing aan te nemen. “Maar zo velen Hem aangenomen hebben, die heeft hij macht gegeven, kinderen Gods te worden, namelijk, die in Zijnen naam geloven”. (Joh. 01:12.)

Toont hen aan, dat zij nu de verlossing hebben. “Die in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven”. (Joh. 03:36.)

Laat hen u beloven, Christus te belijden. “Een iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de mensen, die zal Ik belijden voor Mijn Vader die in de hemelen is”. (Matt 10:32.) Vraagt hen hun leven aan Christus te geven voor overwinning en zo overwinning te verkrijgen over zonden en kracht te ontvangen voor de dienst van Christus.

“Want de zonde zal over u niet heersen”. (Rom. 06:14a.) “Maar ik heb overvloediger ge­arbeid dan zij allen: doch niet ik, maar de ge­nade Gods die met mij is”. (1 Kor. 06:19-20.) Beweegt hen een volkomen overgave te maken in dienst van Christus.

“Weet gij niet … gij uzelf niet zijt? Want gij zijt duur gekocht: zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Gods zijn. 1 Kor. 06:19-20.

 

Uit de arbeid.

Het Zangkoor uit de gemeente Amsterdam bracht dit jaar een tegenbezoek aan de gemeen­te in Velbert. Het was een grote vreugde voor onze broeders en zusters, dat God de weg ge­opend had om te gaan en op Zaterdagmorgen 6 uur vertrok een blijde schare naar Duitsland.

Wij, die in Amsterdam achterbleven, hadden ook zeer gezegende dagen. Zondags was een flinke schare opgekomen en met verlangende harten mochten we ons andermaal opmaken om opnieuw vervuld te worden met de Heiligen Geest. Wat baat het ons als we enkel in het verleden de doop des Geestes ontvingen en niet een Pinksteren voor het heden bezitten.

De tweede Pinksterdag waren wij in de Haag in de gemeente van Br. Bruining en God ontmoette ons rijkelijk in de drie samenkomsten, die wij met elkander hadden; bijzonder gezegend was de bidstond, die wij tussen de samenkom­sten hielden, voor hen, die de doop des Geestes zochten. Sommigen ontvingen een wonderbare zalving des Geestes en anderen werden opnieuw vervuld met Gods Geest.

De avondsamenkomst was wonderbaar en de vreugde des Heren was ons deel. Zeer zeker mogen wij terugzien op een heerlijke dag: we togen allen huiswaarts met een danktoon in onze harten voor de rijken zegen, die wij mochten ontvangen op dezen dag. Duizenden mensen hadden die dag zich vermaakt in de dingen dezer wereld, die ons niets kunnen schenken, maar wij hadden iets van de hemel gesmaakt.

Woensdagavond was in Amsterdam een wel­komstsamenkomst voer het zangkoor en die avond getuigden alle leden van het zangkoor van de vele zegeningen, die ook hun deel waren ge­weest. Met welkeen vreugde en blijdschap getuig­den zij van hetgeen zij genoten hadden, zo is ook de band versterkt geworden tussen onze broeders en zusters in Velbert.

Terschelling.

Dinsdag 31 Mei was ik op dit eiland om de begrafenis te leiden van onze oude moeder Bakker, die door der, Here op 80-jarige leeftijd thuis is geroepen. Zij die haar gekend hebben, weten met welk een vreugde en opgewektheid en ook met welk een heiligen ernst zij haar Here en Heiland; gediend heeft. Zij was in waarheid “een moeder in Israël”. We mochten dan ook bij de geopende groeve met een grote schare van mensen getuigenis afleggen van haar Here en Heiland. En we geloven dat dit getuigenis niet vergeefs is geweest op dit moder­ne eiland.

God sterke ook onze oude broeder bijzon­der in deze dagen.

 

 

1939.06

Het doel van de spade (late) regen.

Zo zijt dan lankmoedig, broeders, tot de toekomst des Heren! Ziet, de landman verwacht de kostelijke vrucht des lands, lankmoedig zijnde over dezelve, totdat het de vroegen en spade regen zal hebben ontvangen. (Jak. 05:07.)

Pinksterfeest is andermaal daar, en de chris­tenheid viert opnieuw dit feest, het feest van de uitstorting van de Heilige Geest. En toch, hoe betrekkelijk weinigen verstaan het diepe wezen van dit wonderbare heilsfeit.

In ons tekstwoord wordt van een vroege en spade (late) regen gesproken, en deze beide regen­tijden waren in Israël nodig om het koren tot volle wasdom te brengen. Duidelijk en klaar wordt in Gods Woord gesproken van een oogst die rijp worden zal.

De vraag moet ons van het harte “waarom heeft God de Heilige Geest uitgestort?” en wanneer we dan dadelijk een antwoord mogen geven, dan is wel dit het Goddelijke antwoord “om rijp te worden, om klaar te zijn wanneer straks de tarwe in de schuur verzameld zal worden”. Zeer typerend zijn deze twee regens, die ons hier vermeld worden. De vroege regen viel in Palestina om de akker toe te bereiden, om het zaad te ontvangen, zodat het straks krachtig kan ontkiemen. Dan trad een periode van droogte in, met nu en dan enkele regen­buien en straks, wanneer het koren bijkans rijp was, dan kwam de spade regen om het koren volkomen te doen rijpen. Wanneer we nu deze twee beelden eens toepassen op de vroege en spade regen in geestelijk opzicht, dan zien wij hoe dit in alles van toepassing is.

De vroege regen – uitgestort op de Pink­sterdag – heeft de harten moeten toebereiden om het zaad van het eeuwig Woord Gods te ontvangen. Hier viel het tarwegraan in de aarde en bracht veel vrucht voort. We behoeven maar de Handelingen der Apostelen op te slaan, om te zien, hoe heerlijk de uitkomst van deze vroege regen was. Dan trad in een tijd van droogte, met nu en dan een regenbui en we zien hoe straks het Evangelie uitgedragen wordt naar alle landen. De kerk van Jezus Christus wordt gevestigd.

De spade regen – deze was om rijp te worden, en dat bemerken wij ook aan het verband met bovenstaand tekstwoord. Het wordt toch immers genomen in verband met de toe­komst, de verschijning van onze Here Jezus Christus.

Ja, deze wonderbare uitstorting van de Heilige Geest, die nu voor meer dan 30 jaar is ge­schied door de gehele wereld, is daarvan het bewijs geworden. God heeft Zijn Geest uitge­stort, hetgeen wij nu zien en horen. Maar ver­staan wij het eigenlijke doel daarvan wel volko­men? Het hoogste en grote doel is het rijp worden van de kerk van Jezus Christus. Is het alleen dat we gezegend worden, visioenen heb­ben, gaven en krachten bezitten? Ach, wanneer dat het doel is. dan hebben wij het nog niet recht verstaan; dat zijn alleen middelen, heerlij­ke genademiddelen, die God gegeven heeft in deze Spade Regen, maar ze zijn niet het eind­doel. Het einddoel is rijp worden.

Alle ware geestelijke openbaringen, die ge­toetst en beproefd kunnen worden aan Gods eeuwig en blijvend Woord, mogen wij ervaren en genieten in deze uitstorting van de Spade Regen, maar ze zijn nimmer einddoel. Het eindduel is en blijft rijp worden van de tarweoogst, om straks binnengehaald te worden in de schuur Gods.

Geliefden, willen wij die leven in deze Spa­de Regen, die is uitgestort voor dat Jezus komt, ons laten toebereiden? Blijft niet staan bij de ervaringen van het verleden, maar ziet dat God u wil brengen van de lente-ervaringen van uw geestelijk leven naar de zomer en zo naar de herfsttijd – de oogsttijd. Blijft niet treu­ren, als de lentebloesems zijn uitgebloeid, maar verheugt u dat God de vrucht van uw le­ven tot ontwikkeling zal brengen door de koesterende stralen van de Zonne der Gerechtigheid, en u zo rijp maakt door de machtige Spa­de Regen, en we zo door Hem en de inwo­ning van de Heilige Geest gerijpt worden, om deelgenoot te worden met Hem in de eerste opstanding.

Eerst dan pas zullen wij God danken voor zulk een ware openbaring van de uitstorting van de Heilige Geest.

  1. K.

 

De Heerlijkheid van Pinksteren.

“En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bij een. (Hand. 02:01.)

Handelingen 2 is zeker het voornaamste hoofd­stuk der Handelingen! De neerdaling van de Heilige Geest is de gewichtigste geschiedenis en ’t belangrijkste feit van heel het boek.

Zonder de komst van de Heilige Geest is er geen waar geloof of christendom en heeft de zondaar geen gewin aan het wonderbaar heil door Christus verworven op Golgotha. Het zaligmakend werk van de Heilige Geest is even noodzakelijk, als dat van de Here Jezus Christus, want Hij is God, en één met de Vader en de Zoon, om met Hen het Goddelijk-Werk te voltooien, en te ver­heerlijken. (Job 32:08; Joh. 03:05-07). De zondaar is geestelijk onmachtig door de zonde, om te zien zijn ellende en de macht der zonde, om krachtig te kunnen aanroepen Gods Naam en te geloven het Evangelie tot behoud; daarom was de komst van de Heilige Geest beslist nodig. en hebben wij het werk van de Heilige Geest in als door ons, zowel voor dan na de bekering, wel te waarderen.

Lieve lezer(es), zet vooral op de heilige feestda­gen des Heren, geheel uw hart op Gods instel­lingen, Zijn dierbare feesten en geschenken, ge­schiedenis, leer en woord, en vraag uzelven af, wat ze voor uzelf inhouden. God heeft ons geen ijdele dingen gegeven. Kent u de kracht van Pinksteren? Dan kent u ze óók van Pasen! (Pasen en Pinksteren zijn één en aan elkaar gebonden als wortel en stam. Mogelijk hebt u wel deel aan het Paaslam, maar nog niet aan de Pinksterkracht in haar volheid.

Op het Paasfeest werd de Christus gekruisigd als ons Pascha; op Pinksteren kwam de Heilige Geest als onze Levenskracht, want inderdaad zonder Hem kunnen wij niets doen, want door Gods Geest moet het geschieden. Gods kracht voor Gods werk! Hoe ootmoedig en klein moet dat ons maken!

Werd in Egypte voor ’t éérst het Paasfeest gevierd, het Pinksterfeest echter buiten Egypte (beeld van de goddeloze we­reld), vandaar dat Jezus zeide: de wereld kan Hem niet ontvangen, want zij ziet en kent Hem niet. (Joh. 14:17). Stierf Christus in en voor de wereld; de Heilige Geest leeft en werkt in de Gemeente. Door de hoogmoed van Babel kwam er een vloek op de tong, door de ootmoed van het nieuw Sion, een zegen; wat de eerste verwarde en verdierf, herenigt en ge­neest de tweede, bij de genade Gods in haar, om Christus wil, haar eigen Hoofd.

Het Nederlandsche woord pinksteren komt van het Griekse woord: “pentecoste” dat vijftig betekent, d i. de vijftigste dag na het Paas­feest, het feest der weken (7 x 7 is 49 plus 1 is 50) en des oogstes genoemd, omdat na zeven weken de oogst van het veld werd binnengehaald. Dan loofde men God, de Landman, voor Zijn ze­geningen. (Lev. 23:15-20). Terzelfder tijd vierde men het feest der wetgeving, dewijl men geloofde, dat vijftig dagen na Pasen, God de wet op de Sinaï gegeven had. Het Pinksterfeest openbaarde dus de grote liefde en voorzienigheid Gods over alle vlees. leder jaar zag men het nut, op het veld, en in de wet, en al wat adem had prees de Allerhoogste voor Zijn levendmakende Geest. (Ps. 104:030.)

Lieve lezer(es), laat ons de heerlijkheid van Pinksteren beschouwen en bewonderen, en neerbukken voor Gods aangezicht, in ene be­wonderende aanbidding. God in de Geest loven en danken, want de Heilige Geest, de an­dere Trooster, Raadgever en Voorspraak, als Christus’ Plaatsvervanger en Stedehouder op aar­de. is wezenlijk en waarachtig tot ons, in Per­soon gekomen, met een groot doel en verheven roeping: Christus verheerlijken, Christus aan ons mededelen en openbaren, de toeko­mende dingen ons te verkondigen en ons in alle waarheid te leiden. (Joh 14:16; Joh.14:26; Joh. 16:13-14.)

Met Pinksteren breekt er een nieuw tijdperk aan, en welk een heerIijke tijd, als vrucht van Jezus lijden en sterven. Doopte Johannes met water, gij, discipelen zult nu kun­nen gedoopt worden, sinds de Pinksterdag met de Heiligen Geest! Wonderbaar! De Geest was beloofd en Hij kwam, want God kan niet liegen. Hij kwam met macht en kracht, dit tonende door de tekenen van wind en vuur, en dat wonderlijke werd nog opgeluisterd door het teken der talen. “Zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken met andere talen, gelijk hun de Geest gaf uit te spreken. (Hand. 02:04.) Hier geliefde, hier hebben wij de wonderbare goedheid en liefde Gods. God, die eerst in Zijn heilige geliefde Zoon had gewoond, komt nu wonen in de mens, de zwakkeling. Geen wezen meer! En nu: Kracht van omhoog! om omhoog te wandelen, door de diepte des lijdens heen, en werk te doen voor de eeuwigheid.

Toen, op die heerlijke dag dat God, de Heilige Geest, op aarde kwam, werd een nieuw maatschappij opgericht en be­vestigd, n.l. de Christelijke Kerk. Haar dienaren, de Apostelen, werden voor de hoog­ste bediening ingewijd en bekwaamd en een Nieuw Tijdperk van de Bediening des Geestes (2 Korinthe 3) was ingeluid. De koste­lijkste vreugdeolie op de dierbare bloedprijs was uitgestort en de Hoogste Leraar tot het allergrootste nut, had Zijn mond voor het eerst in een nieuw Ambt geopend. Had Jezus vroeger de Heilige Geest beloofd, bij Zijn komst op de Pinksterdag zag men dat Jezus de waarheid gesproken had, dat Hij de Profeet was en in de hemel verhoogd moest leven in alle macht, ten goede voor Zijne Kerk. Ja, men voelde dat Zijn hart. Zijn liefde, tot hen gekomen was in de Heiligen Geest, omdat die niet van Zich-zelven. doch al maar van Jezus sprak.

De Heilige Geest kwam in het openbaar, voor de ogen van de zender. Niemand kon meer twijfelen aan de waarheid en goddelijkheid van Christus’ zending van Zijn Plaatsver­vanger en het heerlijk Evangelie. Gods pand en handgeld als voorsmaak en verzegeling was uit de hemel nedergedaald, om Gods wet in de tafelen des harten te schrijven. (Rom. 08:04).

Lieve lezer(es), hebt u reeds uw Pinkste­ren gevierd? Hebt gij de Heilige Geest ont­vangen? (Luc. 11:13)

  1. R.

 

Uit de arbeid.

Amsterdam.

Hemelvaartsdag is bij vele mensen een dag van ontspanning en uitgaan. Hij is onder de Christelijke feestdagen wel de minst gevierde dag, en toch, als Christus niet de plaats had ingenomen aan Gods rechterhand, dan had Hij de Vader ook niet gebeden om de “Trooster”, de beloofde Heilige Geest. Wonderbare dag van Christus’ kroning, maar tevens de verzege­ling van onze aanstaande hemelvaart.

Dit jaar hadden wij op die dag drie samen­komsten. Het was ons een groot voorrecht Br. E. Jung van Hamburg in ons midden te hebben, die voor velen een grote zegen is geweest. Een flinke schare van broeders en zusters kwam samen, ook uit de Haag, Scheveningen, Hilversum en Bilthoven. Het was een heerlijke morgen toen br. Junge sprak over “onze wandel is in de hemel”. God openbaarde ons, wat Hij van ons verwacht. Ook de gave van profetie en gezichten deed ons duidelijk onze roeping verstaan.

Des middags mochten wij een aantal broeders en zusters uit de Haag en Amsterdam, de Heer zien volgen in de waterdoop. Een moe­der en 3 dochters uit de Haag waren onder dit aantal. Hoe heerlijk, en welk een voorrecht, zo de gehele familie te zien gaan in de gehoor­zaamheid aan Christus’ woord.

Altijd weer is het een heilig ogenblik, zo’n doopdienst, waarin men getuigenis aflegt van met Christus begraven te worden, en ook met Christus op te staan in nieuwigheid des levens.

Een zeer grote schare was ’s avonds samengekomen voor de laatste samenkomst. Heerlijke getuigenissen mochten wij horen van hen, die gedoopt waren. Hoe konden wij ons verblijden met onze zuster, die getuigenis aflegde, hoe God haar plotseling had gegrepen uit de wereld en haar in één ogenblik des tijds had overgezet in Zijn wonderbaar licht en hoe nu reeds een groot gedeelte van haar familie is bekeerd ge­worden en ’s middags reeds drie kinderen van haar gedoopt werden.

De wonderen Gods, waarover Br. Jung ons sprak, in zijn zendingswerk in Hamburg, deed onze harten vol vreugde zijn in God. En hoe gevoelen wij, dat het Evangelie nog altijd een kracht Gods tot zaligheid is. Het was moeilijk deze samenkomst te sluiten. In de na-bidstond kwamen nog enkele zielen tot de Here en werd er met kranken gebeden en velen zochten de volheid des Geestes. God was in ons midden.

Hoe verlangen onze harten naar een volle openbaring van de werking van Gods Geest.

Helaas moesten wij van elkander scheiden en met een vreugdelied vertrokken wij allen weer naar onze verschillende woningen. Het was een ware Hemelvaartsdag geweest We hadden iets van de hemel ervaren.

Ook uit andere plaatsen, zoals Terschelling en Delfzijl bereikten ons berichten, dat God Zijn werken vernieuwd en dat de Here ook daar meer en meer de harten levendig maakt.

Hilversum.

Dinsdag 9 Mei jl. had de Zendingsclub “De Zaaier” een Zendingsavond belegd in verband met hun één-jarig bestaan. Het was een heerlijke avond. Ze hadden zeer veel werk van alles ge­maakt en kunnen dan ook terugzien op een wel­geslaagde avond. Bijzonder aardig was ook de voorstelling van het “oogsten”. Ja, dat we dan maar allen zaaiers zullen zijn, om dan zo ook straks te mogen oogsten.

Br. Jung was ook een avond te midden van onze broeders en zusters, die zeer gezegend was. We werden allen opnieuw bekrachtigd. Hoe ge­voelen wij in deze tijd, dat een doop van vuur en Geest nodig is.

 

 

1939.05

Christus, onze biddende Hogepriester.

“Die ook voor ons bidt”. (Rom. 08:34).

Het is een verblijdend feit, dat Jezus Christus gestorven is, en nog meer verblijdend is het dat Hij opgewekt is; doch daarbij blijft het niet in de Goddelijke huishouding, ons tot zaligheid; daar­om vervolgt het Woord: “die ook ter rech­terhand Gods is, die ook voor ons bidt”. Ja, Christus leeft om voor ons te bidden, waar­door, Hij ons volkomen kan zalig maken.

Wij weten allen, dat Jezus op aarde heel veel gebeden heeft, doch bedenken wij wel genoeg, dat Hij in de hemel óók heel veel, en dat voor ons, biddende is. Bad de Here vroeger in een vernederd lichaam, nu in een verheer­lijkt en onsterfelijk lichaam. Bad Hij vroeger in de woestijn, nu in het paradijs; was Zijn laatste gebed, hangende aan een hout, thans bidt Hij zittende op de troon van Zijn en onze Vader, aan Zijn rechterhand. Hij bidt, opdat de boze ons niet vatte, en ons geloof niet op zou houden. En Hij weet, dat de Vader Hem altijd hoort, want Zijn gebed is volmaakt in: geloof, liefde, kracht, trouw en woorden.

Nooit had vroeger iemand op aarde zó ge­beden als Jezus Christus, onze dierbare Hogepriester; en nooit in de hemel, als thans, de­zelfde, maar verheerlijkte Middelaar van het Nieuwe Verbond. Zijn Plaatsvervanger, de andere Trooster, bidt nu op aarde, in en voor de gelovigen; en God verstaat de zucht van de Heilige Geest en onze geest, die zo nauw met de Trooster verenigd is. Hoe goed is God, om én in de hemel én op de aarde ons twee vol­maakte Voorbidders te geven! Bidt de Heilige Geest in ons (Rom. 08:26-27), de Christus bidt buiten ons, in de hemel, doch beiden ten be­hoeve voor ons. Dat God (de Heilige Geest) bidt tot God (de Vader), moet ons niet bevreemden; want ook Christus, die God is, bidt tot God. Op het gebed der Goddelijke Voor­bidders verleent de Vader slechts Zijn zegeningen, (Joh. 14:16; Ef. 01:03). Vermag een krachtig gebed van een rechtvaardige veel, de krachtige gebeden van de Rechtvaardige vermogen alles.

Christus is deze enige en nodige Hogepriester, die Zich zelf door de Geest van God opgeofferd heeft en met één offeran­de alle dingen verzoend heeft; in Zijn bloed hebben wij de vergeving der misdaden en de vrede Gods. Goede Vrijdag, onze grote verzoe­ning! Toen ging de ware Priester in het hemelse heiligdom. Zijn offer werd aangenomen en goedgekeurd en is voor eeuwig geldig.

Brengt de profeet de woorden en begeerten Gods tot de mensen, de priester brengt de begeerten en woorden der mensen tot God. (Heb. 05:01). Hij nadert tot God en offert Hem; daarna bekomt hij Gods ver­horing en gunst; daarop geeft hij aan God volmaakte lof en aanbidding; treedt dan tot de gelovigen (de Kerk), heft Zijn handen om­hoog, spreekt: weest gegroet! Vrede zij ulieden, zegent hen en deelt genade-goederen uit. (Luc. 24:50; Ef. 04:08; Lev. 16:12). Was het pries­terschap van Aaron een dienst der verzoening, Christus heeft een priesterschap naar de ordening van Melchizédek, een dienst der dankzegging, en dat koninklijk en van eeuwige duur; gelijk Adam God te loven en te danken had in het paradijs, vóór de val. Op Golgotha heeft Christus echter voldoening en verzoening teweeg gebracht; komt iemand (bij bekering) tot Hem, diens zonden worden volkomen vergeven en gereinigd. (Heb. 01:03). De verzoening is geschied en de zonde met de straf zijn weggenomen. Deze troostrijke waarheden zijn óók neergeschreven, opdat wij God zouden vrezen en liefhebben en niemand zou zondigen; en indien wij zondigen, wij heb­ben een barmhartige Hogepriester, die ons le­ven volkomen begrijpt en voor ons bidt en Zijn offer bij de Vader doet spreken, ons na belij­denis sterkt en bemoedigt en ons toont dat Hij als de Rechtvaardige voor allen, zonder onder­scheid, tussenbeide treedt, ons vervangt, in onze plaats bidt en pleit als de Volmaaktste Voorspraak en Trooster en God geeft daarop als Rechter, in liefde, een volkomene vergeving, om daarna nimmermeer te verwijten Wij dan­ken de Vader, en Christus, die leeft om voor ons te bidden en zolang verzoening doet, tot­dat wij allen volkomen zalig zijn.

  1. R.

 

Hoe staan wij in deze tijd?

Omdat het u gegeven is, de verborgen­heden van het Koninkrijk der hemelen te weten . . .” “Doch uw ogen zijn zalig, omdat zij zien, en uw oren, om­dat zij horen.” (Matt. 13:11-16).

Nadat de Heiland tot het volk in gelijke­nissen gesproken had, wordt door de discipelen de vraag gesteld, waarom Hij in gelijkenissen sprak. Zij ontvingen het duidelijke antwoord: ”u is gegeven, de verborgenheden van het Ko­ninkrijk der hemelen te weten, maar die is het niet gegeven.” En ook het antwoord “waarom” wordt hun verteld, n.l. dat het volk oren heeft, maar niet hoort, ogen heeft, maar niet ziet; want Jezus zegt:” Het hart des volks is dik geworden.”

Hoe duidelijk schildert Jezus ook in dit woord de algemene toestand van ’t ganse mensdom. Wat is er al niet een geestelijke onkunde en ongeloof in betrekking tot de tijdsbedeling, waarin we gekomen zijn. En toch heel duidelijk leert Jezus’ rede ons, dat dit voor Gods kinde­ren niet behoeft te zijn. Wanneer we ons slechts laten voorlichten en gezalfde ogen van God ontvangen en oren die doorboord – toegewijd zijn aan Hem, dan zullen we zalig gesproken worden. Dan zal men niet vol twijfel en wan­hoop neerzitten en vol angst en beven door het leven gaan.

Het ergste is wel, dat velen zich niet bewust zijn van dezen geestelijken toestand. Van de mensen, die in Noach ‘s tijd leefden wordt ge­zegd, dat zij aten en dronken en zich overgaven aan al wat de wereld toen bood en zonder gedachten verder leefden, alsof het naderde oor­deel niet komende was. “En bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam.” (Matt. 24:39.)

Is de sprake Gods ook in onze tijden dan zo moeilijk te verstaan? Wordt het als het ware niet van de daken der huizen verkondigd, dat Gods Woord voor onze ogen vervuld wordt? Zien we niet voor onze ogen de profetieën Gods in vervulling treden? Maar wat aanschouwen wij? “Het hart dezes volks is dik geworden?”

Is dat niet ontzettend, terwijl het gevaar zo nabij is, terwijl het gerommel van de naderende oordelen Gods steeds luider worden? Men slaapt rustig voort en bekommert zich om niets, als en­kel: ”hoe kan ik het beste leven?”

Waartoe zullen wij behoren? Zijn onze ogen en oren geopend en verstaat ons hart de stem en de weg Gods, ook in deze tijd? Dan wor­den we zalig gesproken en zal straks die dag des Heren voor ons geen verschrikking zijn. Alleen als we geopende ogen en oren hebben, zullen wij deelgenoten mogen zijn aan de ver­borgenheden van het hemelse Koninkrijk.

O, een ingewijde Gods te zijn, dat is, wat Jezus ons wil maken. Hoeveel mensen zijn in­gewijden in deze wereld. Dat bemerkt men zo in onze dagen. Het is, zoals Jezus zegt: “Als het avond geworden is, zegt gij: mooi weer, want de hemel is rood; en des morgens: heden onweer, want de hemel is droevig rood. Gij ge­veinsden, het aanschijn des hemels weet gij wel te onderscheiden, en kunt gij de tekenen der tijden niet onderscheiden.” (Matt. 16:02-03.)

O ja, men weet alles, men is zo ingewijd in het gebeuren van deze wereld, dat men alles kan vertellen wat zal komen. Ze kennen ’s werelds gebeurtenissen op hun vingertoppen, maar van de tekenen der tijden is men geheel onkundig. Ze slapen en dromen maar voort.

Ook het kind Gods aanschouwt de dingen van de­ze wereld, maar alleen met de Bijbel in de hand en roept uit: “Here, wat heeft dit alles mij te zeggen?” En het antwoord luidt: ”Zalig zijn uw ogen dat zij zien en uw oren dat zij horen.”

Hoe moeten wij dan staan in deze tijd? Het komt mij voor dat drie dingen – zien, horen en waken – bijzonder onze aandacht vragen.

Wat moeten wij zien en horen? Duidelijk zegt de Heiland in Zijn profetische rede, die op onze tijd slaat, wat er te komen staat. En het is een donker schilderij wat ons geschilderd wordt. Het is een schilderij van donkere onweerswol­ken, die zich samenpakken en gereed staan om los te barsten: oorlogen, beroerten en opstand overal. Aardbevingen, hongersnoden en pestilentiën, verschrikkelijke dingen, grote tekenen in de hemel.

Men zou haast kunnen zeggen: wie kan er nog blind en doof zijn, want dit is toch niet in een hoekje geschied en vindt dagelijks voor onze ogen plaats. (Luc. 21:08-11.)

Wat een stortvloed van zonden is niet over deze wereld losgebroken. De Heiland zegt daar­om ook: “En omdat de ongerechtigheid verme­nigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkillen.” (Matt. 24:12.)

De lawine van ogenlust, wellust naar het vlees en hovaardigheid is uitgespat over deze wereld. Een storm van koude liefdeloosheid heeft de mensen bevangen. De Heiland zegt: ziet en hoort.” Zalig zijt gij als ge het opgemerkt en verstaan hebt. “Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog en heft uw hoof­den opwaarts, omdat uw verlossing nabij is.” (Luc. 21:28.)

Gods kinderen, wier oren en ogen geopend zijn, horen en zien de naderende voetstappen van de mens der zonde, de zoon des verderfs – de antichrist. Bemerken wij niet reeds in de aanvang wat dit zal zijn? Werpt ook deze komst niet reeds zijn schaduwen vooruit? Is ons hart zo dik geworden, dat we dit niet verstaan en begrijpen, en we ook mee doen met dit geestelijk overspel van het aanbidden van het beest, hetwelk zich verheft boven al wat God genaamd wordt?

Zien we niet, horen we niet, is ons hart niet meer opmerkzaam? Is het zo dik geworden, dat we Gods voetstappen niet zien en horen in betrekking tot Israël? “Ziet de vijgenboom (Israël) . . . wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet, dat het Koninkrijk Gods nabij is.” (Luc. 21:29-31.)

Laat ons wakende blijven, biddende, dat we ten allen tijde waardig gekeurd mogen worden, om straks met Christus te delen in Zijn heer­lijkheid. “Waakt dan te allen tijd, biddende dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen, die geschieden zullen, en te staan voor de Zoon des mensen. (Luc. 21:36.)

  1. K.

 

Uit de arbeid.

Amsterdam.

Andermaal liggen de gezegende Paasdagen achter ons. Hoe heerlijk altijd weer te mogen ervaren, de opstandingskracht van Jezus leven. Ook in deze duistere dagen mogen wij elkander toeroepen: ”De Heer is waarlijk opgestaan.”

We hadden het voorrecht een Duits kwartet het Gelsenkirchen hier in ons midden te hebben. Reeds de Goede Vrijdag zongen zij ons hun heerlijke en schone liederen, alsook gedurende de Paasdagen. Hoe zijn we gezegend gewor­den door deze toegewijde mannen en vrouwen. Hoe rijk werd het Evangelie uitgedragen door hun liederen. Het was niet alleen schone zang, maar bovenal mocht men zo ervaren, de wonderbare kracht des Geestes in hun zang. Vele malen werden we ook versterkt door het woord van Br. Gastmann, die ons Gods Woord bracht.

De 2e Paasdag waren ook vele andere broeders en zusters uit verschillende plaatsen samengekomen en hadden wij een wonderbare dag van samenzijn. Ook de middagsamenkomst was heerlijk, toen wij zo door liederen van dit kwartet ingeleid werden in hun arbeid voor God.

Enkele Engelse liederen vielen ook zeer in de smaak.

’s Avonds spraken verschillende van buiten en dienden door woord of getuigenis.

Woensdag daaropvolgend hadden wij nog een laatste avond met onze gasten en ook die avond zullen we niet licht vergeten. Heerlijk was de door Zr. Gastmann gezongen solo, en het heimwee, hetwelk tot uit uiting kwam, naar het land van de reinen van harten.

Het woord uit Johannes 11, gesproken door Br. Gastmann, zal velen nog lang in geheugen blij­ven, n.l. “Jezus komt nooit te laat”.

God zegene onze geliefden en stelle ook dit kwartet verder tot grote zegen. En we roepen: “tot wederzien”, indien Jezus vertoeft te komen.

Velbert, Duitsland.

De Zendingsconferentie die hier gehouden werd, was zeer gezegend. De zusters Roos en Bakker, alsook schrijver dezer, mochten deze dagen in haar midden doorbrengen.

Tevens was daar de bespreking van het co­mité der “Vereinigte Missionsfreunde”. We moch­ten ook Gods hulp ervaren in de zeer ernstige besprekingen, die gehouden werden. En we geloven dat ook deze besprekingen vruchtdragend zullen zijn voor onze zending, waarmede we hier in Holland verbonden zijn. Aan de conferentie werd door ongeveer 50 personen uit verschillen­de gemeenten in Duitsland, ja zelfs door en­kelen uit Straatburg (Frankrijk), deelgenomen. Heerlijk was het om met zo’n schare van toe­gewijde mannen en vrouwen samen te komen, om de arbeid der zending te bespreken. Hoe werden onze harten verkwikt als we hoorden van Gods wonderbare leiding, ook in moeilijke tijden waarin de zending heden verkeert.

Het deed ons goed, ook onze beide zendelin­gen, de zusters Bakker en Horstmann, die met verlof in het vaderland zijn, te horen. Op de Goede Vrijdag mocht ik in het midden der ge­meente Velbert zijn, waar we een gezegende sa­menkomst hadden. Zaterdagavond laat keerde ik naar Amsterdam terug, om daar te mogen delen in de zegeningen, terwijl ook verder Gods zegen in Velbert bleef doorwerken in de samenkomsten.

Blijft bidden geliefden, ook voor de zending.

Semarang, Java.

Uit een brief van Br. Abell vernemen wij, dat de Here zijn lieve vrouw, bij ons in Amsterdam ook welbekend, tot Zich heeft genomen. Het is heerlijk te weten, dat God nooit een vergissing maakt, en al verstaan wij vaak Gods bedoelingen niet, toch mogen we weten, dat al Zijn doen majesteit is.

Ze was vooral in Amsterdam geen onbekende en als Zr. Hansen was zij zeer bekend, voordat zij naar Java vertrok en later als Zr. Abell veel voor haar Heer en Heiland heeft gearbeid.

We denken ook nog terug aan de enkele ma­len dat zij in 1936 onder ons was.

Ons gebed gaat uit naar Br. Abell en we bid­den, dat God hem verder zal sterken in deze moeilijke dagen. Moge ook deze ledige plaats aangevuld worden, doordat velen nog zullen uit­gaan om Gods heerlijk Evangelie uit te dragen ook op Java.

 

 

1939.04

Een lofzang op de lijdensweg.

“En als zij de lofzang gezongen had­den. gingen zij uit naar de Olijfberg’.

(Matt. 26:30.)

Bijkans was de ure gekomen, dat Christus Zich zou geven als het ware Paaslam voor onze zonden. Met Zijn discipelen had Hij het laatste Pascha gegeten, wat Hij grotelijks begeerd had met hen te eten. De ure was bijkans gekomen, dat de Zoon des mensen zou overgeleverd worden in de handen van Zijne vijanden.

Zij waren bij elkander geweest in die zaal en alle discipelen hadden met Hem aangezeten aan de Paasmaaltijd. En dan klinkt het plotseling uit de mond van de Meester: “Voorwaar zeg lk u, dat één van u Mij zal verraden.”

Zou dat mogelijk zijn? de Meester verraden? Dat zij wel eens onenig waren met elkander, ja soms wel eens twistende op de weg, al ging die weg dan ook naar de donkerste nacht toe, maar één Hem verraden, dat was toch onmoge­lijk. Hadden zij dan Christus niet gezegd: “Wij zullen met U in de dood gaan”. En daarom werden zij allen bedroefd en zeiden tot Hem: ”Ben ik het Here?”

Het Evangelie verhaalt ons, dat de Heiland dan spreekt en zegt, wie het is die Hem verra­den zal. Ook zelfs Judas wil toch wel eens zien, of Jezus wel alles weet en ook hij zegt: “Ben ik het, Rabbi?” Zijn mond durft niet meer de woorden “Meester” of Here” uitspreken en daar­om is het “Rabbi”, waarop Jezus het antwoord geeft: ”Gij hebt het gezegd.”

Zo gaat dan Judas heen om Christus te verraden. “En het was nacht.”

Ja, wat voor een nacht; de donkerste nacht, die de wereld ooit gekend heeft. Het was nu de ure der duisternis; de ure van lijden en sterven. Nu zou de Zoon des mensen overgeleverd wor­den. Maar het was ook de ure, waartoe de Zoon des mensen in de wereld gekomen was, om ons te verlossen en ons weer aan het hart van een liefhebbend Vader te drukken. Wonderbaar Godsgeheim. Hij Christus, ging deze donker­ste nacht in, zingende, met een lofzang op Zijn heilige lippen, die lippen, die altijd de waarheid van God hadden verkondigd. Een lofzang op de lijdensweg, die een bloedende, een kruisweg zou worden.

We lezen van Christus slechts eenmaal dat Hij gezongen heeft, en dat was juist op de lijdens­weg. De donkere nacht heeft Judas in zich op­genomen de prijs van Jezus bloed wordt gehaald, maar boven dit alles uit schalt de jubeltoon van de lofzang uit, in des werelds donkerste nacht. In die nacht van verraad, een lofzang.

Ach wij zouden klaagliederen hebben doen horen. Want was het niet een nacht van smaad en hoon? We kunnen er immers zo slecht te­gen dat iemand ons smaadt, smarten aandoet, valselijk beschuldigt. Roept en dwingt dan al­les niet in ons, om niet te zingen, maar om onze klaagliederen uit te storten. En hier, o diep wonder van mysterie… een lofzang.

Wat voor een lofzang werd gezongen? Het was het Hallel, de lofzang van Ps. 113 – 118, wat met een “Hallelujah” begint en met een “Looft de Heer” eindigt. Ja, zo was immers Zijn leven. Engelen zongen bij de geboorte en haast het laatste op aarde zijn zingende lippen op een lijdensweg.

Het zou ons te ver voeren om verschillende dingen uit deze lofzang op te noemen, maar hoe geheel past deze lofzang op Christus. De vraag moet ons echter van de lippen: waarin ligt het geheim van dat zingen in zulk een ure? En ik geloof dat dit het antwoord is: het was volkomen gehoorzaamheid aan Gods volmaakte wil en liefde, die zich uiten ging om ons te verlossen van zonde en dood. We zou­den dit het beste kunnen uitdrukken met deze woorden van de Schrift: “ Voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechter­hand van de troon van God”. (Heb. 12:02.)

Dat was de verborgenheid… niet aanmer­kende de dingen die Hij zag, ondervond en leed, maar Hij zag op de rijpe oogst, die dit lijden zou teweeg brengen.

Willen ook wij in de school des Meesters gaan en bidden, dat God ook ons bekwaam mo­ge maken tot zulk een leven, opdat ook ons le­ven moge eindigen in een lofzang, ja zelfs als dat leven een lijdensweg is.

  1. K.

 

Golgotha.

“En gekomen zijnde tot de plaats, genaamd Golgotha.” (Matt. 27:33.)

Geen tweede geboorte, geen tweede leven, maar ook geen tweede sterven, als dat van Jezus Christus! Enig is Zijn leven en enig is Zijn sterven. Niemand is zó gestorven als onze dier­bare Heiland, Gods Zoon.

Wij staan op Golgotha – hoofdschedelplaats, om zijn vorm of omdat er zovele doodsbeen­deren waren begraven, aldus genoemd Golgotha, de plaats waaraan zoveel hoofden zich hebben geërgerd, maar waar ook vele harten vrede hebben gevonden en waarop weldra geheel de we­reld zal staren.

Op Golgotha gekomen, reikt men hen die gekruisigd zullen worden een beker wijn toe. Er is wijn in, die wel edik mocht heten. Deze drank moet de pijn verzachten, het verstand benevelen. Wrede barmhartigheid! Onze Heer zet die beker aan Zijn lippen; nauwelijks heeft Hij die geproefd, of Hij weigert hem te drinken. Zeker had Hij dorst, maar die drank wil Hij niet. Wat een zelfbeheersing en waardigheid. Geen verdoving! Met zelfbewustheid wil Hij alles dragen.

Zie, daar liggen drie kruisen. De Here staat er zwijgend bij, het Lam voor de slachtbank. Hij ziet, Hij voelt wat Hem wacht. Nu is de beurt aan Hem. “En zij kruisigden Hem aldaar”, zegt Lukas met aandoenlijke kortheid; zijn pen, de Heilige Geest, weigerde die wrede straf uitvoeriger te beschrijven. Maar dat éne woord, als wij het ons indenken, doorboort nog heden onze ziel. Daar hangt Hij, Góds enige geliefde Zoon! Vier stralen bloed vloeien op de aarde, het werk is geschied. Bloed, het hart, het leven Gods, wordt de mensheid geschonken. Straks komt de speersteek in de zijde, de vijfde bloedstraal (5 is 1 en 4). God verzoende in Christus de wereld met Zich zelven (2 Kor. 05:18). En Jezus zeide: “Vader! vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Horen wij het wel goed? Bidt Hij niet voor Zichzelf of Zijn vrienden? Neen, voor Zijn vijanden. Is dat geen liefde!? Die bede moet harten breken. Neen, zo is op deze aarde nooit gebeden. Hij zoekt te behouden die Hem doden.

Zie, lieve lezer(es), Jezus hangen aan het kruis, belasterd en bespot. Een vreselijk iets! De een bidt, de ander lastert.

Die beide boosdoeners, tussen welke Jezus gekruisigd is, zijn ons een voorstelling, hoe de zon­dige wereld, voor welke Christus sterft, als in twee delen verdeeld is: de berouwhebbende, die Hem aanroept en aanneemt; de verharde, die Hem lastert en verwerpt. Op het gebed: ”Here, gedenk mijner als Gij in Uw koninkrijk zult gekomen zijn”, klinkt het liefdevolle antwoord van de stervende Jezus: “Voorwaar zeg Ik u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn”. Het geloofs-gebed uit een oprecht en berouwvol hart werd dus niet beschaamd. Hoe heerlijk zal dat voor die mens geklonken hebben. Het doet ons zeggen: zalig zijn de doden die in de Here sterven. Heden in het paradijs, en dat met Jezus! Op Golgotha, de plaats der verzoening en der hope, daalt dus het paradijs neer. De zonde der wereld weggenomen en het paradijs weer verkregen. De hemel is nu geopend! De weg er heen is Jezus, door Zijn bloedstorting. De Vader laat zich nu weer vinden, horen en smaken. Het geloven in Christus’ lijden voor ons, is nu God en Zijn zaligheid genieten.

De dag der zaligheid en der genade is ingetreden. God heeft zelf voorzien, Hem alleen zij de eer in eeuwigheid.

Toen zeide Jezus: Het is volbracht! En het hoofd buigende gaf Hij de Geest. God is voldaan! Jezus heeft volbracht het verzoe­ningswerk, en de Vader en de Heilige Geest waren in Hem. De beloofde eer van de Drieenige God is weergegeven. De mens had God op aarde onteert: de Mens Jezus heeft hersteld. Heil Hem! En Heil ook ons. Want het wordt ons allen, die geloven, om niet toege­schreven.

Het is volbracht. Het Evangelie in het Evan­gelie! Nu zingen wij, ja wij kunnen weer bi j een loflied aanheffen: Ere zij God en het Lam, want Gij zijt geslacht en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht en natie.

  1. R.

 

Paasfeest.

“Hij is hier niet, want Hij is opge­staan, zoals Hij gezegd heeft”. (Matt. 28:06a).

Heerlijk opstandingsfeest. Er is geen hoopvol­ler en heerlijker woord voor de gelovigen, dan het woord, wat hier boven staat: “Hij, Christus, is opgestaan”. Dood en graf heeft Hij overwon­nen. Ware Christus alleen gestorven, dan lagen wij nog in de donkeren nacht van zonden en misdaden Paasfeest – feest der opstanding is daarom zo heerlijk, omdat Golgotha (Goede Vrijdag) zo diep droevig is. Christus’ sterven aan het kruis was de ondergang van ’s mensen eigen leven; maar opstanding een nieuwe da­geraad van een nieuw leven, nu te kunnen leven, door de opstandingskracht van Christus’ leven.

Daarom kunnen Gods kinderen ook juichen en jubelen op elke Paasmorgen, omdat zij weten, dat Zijn opstanding is geworden onze opstanding. Bij het kruis van Golgotha past ons niet te jubelen, dat lijden daar is afgrijselijk. Daar voelen wij diep onze zondeschuld, en ont­breekt het ons aan woorden. Het kruis vraagt niet naar ons medelijden, maar naar de erken­ning van onze schuld. Daar past ons de uit­roep: “Mijn zonden heeft u genageld daar”.

Maar het feest der opstanding is het feest van jubelen. Wij kunnen slechts danken en loven, omdat , God Jezus heeft opgewekt” en ons met Hem, om straks ook deelgenoot te zijn in Zijne heerlijkheid. Op Golgotha klinken de doodsklok­ken van ons eigen zondig leven, maar op de Paasmorgen jubelen frisse, heldere klanken, die een nieuwe dag inluiden, de dag van eeuwig leven in Christus.

Christus’ dood en opstanding waren de mach­tige pilaren van het Christelijk geloof in de eersten tijd. Als een gouden draad van hoop en leven loopt het door de Handelingen der Apos­telen: “Christus gestorven aan het kruis – maar God heeft Hem opgewekt”. “De God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt, welken gij omge­bracht hebt. Hem hangende aan het hout”. En de Apostelen gaven met grote kracht getuigenis van de opstanding van de Here Jezus.

Het kruis van Jezus is niet zo zeer het be­wijs van het Christendom, maar het lege graf. “En indien Christus niet opgewekt is, zo is dan onze prediking ijdel, en ijdel is dan ook uw ge­loof. En indien Christus niet opgewekt is, zo is uw geloof tevergeefs, zo zijt gij nog in uw zonden.” (1 Kor. 15:14; 1 Kor. 15:17.)

De opstanding van Christus is een heerlijk wonder, niet alleen dat Hij daardoor de dood heeft overwonnen en onsterfelijkheid aan het licht bracht – maar in dit wonder is het wonder, dat ook wij zullen opstaan. Toen Christus op­stond uit de doden, ontving Hij een nieuw ver­heerlijkt lichaam, een lichaam, dat niet meer ster­ven kon en nu leest men in Gods Woord, dat door Zijn dood en opstanding wij ook in deze heerlijkheid zullen delen. “Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat het gelijkvormig worde aan zijn verheerlijkt lichaam. (Filip. 03:21.)

Wat heeft het lege graf ons dan te leren en wat is de grond van ons roemen in dit Paas­feest? Het lege graf getuigt, dat de zonde te niet gedaan is en dat eeuwig leven nu ons deel is geworden. Het wil ons zeggen, dat Satan overwonnen is, en dat we straks met Christus zullen delen de volle heerlijkheid, die Hij ons bereid heeft door Zijn dood en opstanding.

Christus’ triomf over dood en graf heeft er; de poort der volle zaligheid geopend; we zouden anders nimmer zalig kunnen worden. We zouden dan nog voortleven in de donkere nacht van zondig leven, met geen enkele lichtstraal der hoop, die deze nacht zou verlichten. “Maar God heeft Christus opgewekt … en daar­om zult gij zalig worden”. (Rom. 10:09.) En welk een zaligheid? Is het alleen maar bevrijding van de zondelast? Neen geliefden, het wil zeggen ook bevrijding van het oude leven. Het intreden in het nieuw leven met Christus, het bewust veten, dat, terwijl we, “één plant met Hem in Zijn dood geworden zijn, we ook één plant met Hem in Zijn opstanding zullen wezen” en genieten zullen, ook de heerlijkheid en zaligheid, die Hij voor ons gewrocht heeft.

Moge God ons getrouw maken, dit heerlijke opstandingsleven, dat één zijn met de Opgestane Levensvorst, uit te dragen in deze wereld, die in het boze ligt.

Zeer zeker een hoge roeping, maar Hij, die ons roept is getrouw, die het ook doen zal.

  1. K.

 

Uit de arbeid.

Amsterdam.

De laatste weken mogen wij de zegenende hand des Heren ervaren en werden wij opge­bouwd door Woord en Geest. Enkele zeer ern­stige vermaningen, welke ons door gezichten werden meegedeeld, tonen aan ons, wie en wat we zijn voor de Heer. Het aldoor zoekende licht Gods wordt in onze harten geworpen, en door alles heen bespeuren wij de liefde Gods, die van eeuwigheid tot eeuwigheid dezelfde is.

We mogen zo bemerken, dat God bezig is, Zich een volk te verkrijgen, wat in de eindstrijd zich volkomen verlaat op de Here, en dat voortrekt ten koste van iedere prijs en slechts één doel voor ogen houdt, straks te mogen behoren tot hen. die als eersteling schare waar­dig gekeurd wordt, met het Lam te mogen zit­ten in Zijn troon.

Delfzijl.

Enkele dagen mocht ik in deze kleine gemeente in het hoge noorden doorbrengen. God gaf ons een paar heerlijke samenkomsten en Gods Geest was kennelijk tegenwoordig en openbaarde zich aan enkele jonge mensen, die zich aan Christus overgaven. Onze geliefden in Groningen zijn van nature niet zo gauw bewogen en bezien alles van de nuchtere kant, maar als Gods Geest komt dan wijkt alle schuchterheid en kunnen zij God loven en prijzen. Dat ook de laatste tijd de strijd niet uitblijft, bemerkten wij.

God geve in alles ons de overwinning door een zich geheel overgeven aan Gods Geest en lei­ding, ook al moeten wij dan schade lijden.

 

 

1939.03

Aanhoudend bidden.

Biddende ten allen tijde in de Geest. (Ef. 06:18.)

“Altijd biddende”, Dan moet het leven ook één gedurig, onafgebroken gebed zijn. De gezind­heid en sfeer der ziel is dan één gebed. Dan is er geen tijd die ongeschikt is. want ieder ogenblik is geschikt, in vreugde of droefheid, in zwakte of sterkte, in duisternis of licht, het is altijd goed. dat het hart zich opheft tot waar gebed.

Maar het moet het gebed in “de Geest” we­zen hetwelk alleen krachtig zal zijn, en ook het gebed wat uit een oprecht hart voortkomt. Het moet gebed zijn wat geladen is met kracht. Niet juist maar enkele uitdrukkingen van ons wensen en begeren; een kanaal waardoor onze menselijke behoeften vervuld kunnen worden, maar de van God ingegeven roep tot het Hogepriesterlijk hart van onzen Verlosser en Zaligmaker. Het moet gebed zijn, wat zich een weg baant door alle tegenstand heen en al­les nederwerpende wat zich op de weg be­vindt, ja nederwerpende elke burcht des vijands, die zich zou willen verheffen tegen de wil en kennis Gods.

Gebed dat klieft de hemelen en bereikt het hart van God.

Gebed wordt te veel een luxe van het christelijk leven geacht, iets wat niet als zeer noodzake­lijk wordt geacht en waarmee de gelovige naar willekeur mag handelen. Velen hebben het niet leren ervaren, dat het een wapen is in onze geestelijke strijd en toch leert de Heilige Geest ons juist bidden, en indien iemand een heilig leven wil leiden, wat vol is van de Heilige Geest, dan zal dat enkel kunnen geschieden door gebed. Gebed is de toevlucht van de strijder Gods.

Goed en schoon te prediken is een goede zaak, en men kan God bidden, dat het woord met vrucht bekroond mag worden; maar veel heerlijker en nog meer tot zegen is, als we leerlingen zijn en blijven in de school des gebeds. Overwinningen door prediking kunnen vele zijn, maar nog veel meer overwinning is behaald op het slagveld des gebeds.

De arm van voorbidding is grenzeloos wijd en lang en geen afstand is te klein of te groot, of deze arm des gebeds kan het bereiken. Ja, het kan binnentreden daar, waar niets en niemand toegang heeft. Vanuit de binnenkamer des ge­beds kunnen stromen van geestelijke kracht vloeien over de gehele aarde.

Gezegende Geest, Gij alleen kunt ons deze gebedsgeest leren. Bij U alleen moeten wij ter school gaan en Gij leidt ons in de geheimen omgang van een verborgen leven met God door het gebed.

Leer mij zo te bidden in de Geest, dat ik in het geloof Uw gouden scepter zal aanraken en Gij zo onze gebeden zult kunnen verhoren.

Het ware gebed betekent veel, het kost iets; dat we toch gewillig zijn die weg van gebed te betreden en zegen en overwinning zal ons deel zijn.  

P.K.

 

Verloren

Een menselijke ziel van grote waarde. Een iegelijk die haar terugbrengt tot

Christus zal rijkelijk beloond worden.

Bovenstaande is een reproductie van een aan­plakbiljet in het verenigingslokaal van de oude John Street (New-York City) op een namiddag bidstond.

Verzuimt de samenkomsten niet!

Hebben wij er wel eens aan gedacht dat de Heilige Geest nooit één samenkomst ver­zuimt? .

Of de zaal gevuld is met armen of met rijken – met slechts twee of drie zoekende zielen, – of met een duizendtal — Hij is altijd op Zijn post, – immer is Hij tegenwoordig.

Hoe beschamend voor velen van ons, die voor hun aardse werkzaamheden en genoegens altijd tijd weten te vinden, doch de gemeenschap met de Here Jezus en Zijn kinderen van minder belang achten.

Laten wij met aandacht lezen: (Heb. 10:15): “Laat ons onze onderlinge bijeenkomst niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte hebben, maar elkander vermanen; en dat zoveel te meer, als gij ziet, dat de dag nadert.”

Mijn broeder en zuster.

Verzuimt de bijeenkomsten niet! opdat gij niet verflauwt in uw zielen en ten slotte uw God verliest.

M.A.

(Gouden Schoven).

 

Het Heilig Avondmaal

“Doet dat tot Mijn ge­dachtenis.” (Luc. 22:19.)

Hier zijn we opnieuw op heilige grond: dit teken van het Nieuwe Testament. Zeker een eenvoudig, doch zinrijke betekenis waarin wij hebben het teken van Jezus’ lijden en sterven. Dit moment van Golgotha is een getuige van Jezus’ grootheid, dat Hij de Verlosser is uit het grote Egypteland en van de sterkere farao; en leidt naar de hemel. Het is een zichtbaar Amen op: Het is volbracht! Een zichtbaar lied: “De Here heeft voorzien.”

Een tastbaar Evangelie: een profetisch type en een afdruk van Gods Nieuw Testament of erfenis in zichtbare tekenen.

Dit liefdes-maal staat in het teken des kruises, en wij horen daar Gods stem: ”Zie, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.” Een gedachtenismaal aan Hem, Die voor ons stierf, waarin wij indachtig worden Zijn dierbaar werk. Deze plechtige viering en heilig maal is voor ons een gemeenschaps-maaltijd, waarin wij allen voor God één en gelijk zijn, nuttigende één en hetzelfde brood en drank, hebben zij deel aan de verworven heils-goederen door Christus Jezus.

Op de Bijbelse Tafel – wel te onderschei­den van alle andere tafels – liggen Gods tekenen van genade en waarheid, dingen, die wij persoonlijk om niet mogen toe-eigenen.

Doet u dat, lieve lezer(es)? En zo niet, waarom niet? Zegt u misschien: ik ben niet waardig aan zulk een tafel te zitten. Wie wel in-zich-zelven? Niemand! Maar in Christus zijn we allen waardig gemaakt; het is nu aller voor­recht en ook aller plicht. Is het soms dat er in uw kerk of kring geen gelegenheid, geen sacramenten zijn, zo wendt u vrijmoedig tot een gehoorzame kerk en dienaar. Laat u door niets weerhouden.

Het Heilig Avondmaal wijst terug naar Gol­gotha en vooruit naar de terugkomst van de Heer en spreekt voor het heden: “Nu is het de dag der zaligheid”, heeft dus een rijke betekenis. Het bestaat uit twee zichtbare tekenen, brood en wijn, door Christus ingesteld; ziende op Zijn lichaam en bloed. Het is een beeld en pand der gemeenschap, dat is, gelijk de tekenen de onze worden, in ons komen en met ons één worden, zo hebben wij deel aan Chris­tus. het Brood des levens. Het zegt ons zo klaar: dat God in ons, geheel in ons wil en moet zijn. Hij heeft recht op onze liefde! Dit sacrament vertegenwoordigt Christus’ lichaam. Wij eten Zijn vlees en drinken Zijn bloed. De Here is in ons midden en deelt Zich zelven aan ons mee. Wij horen de Geest spreken: smaakt en ziet dat de Here goed is. Hij geeft mildelijk. (Joh. 06:53-56.) Natuurlijk geen transsubstantiatie (wezen-verandering), maar een zien, smaken en onderscheiden van het lichaam des Heren. Hier kan de liefde aan de Here door gehoorzaamheid bewezen wórden, hef ge­loof in Christus’ offer zich oefenen en versterkt worden; en de hoop verlevendigd worden, dewijl wij weldra het Avondmaal zullen vernieuwd hebben, in de hemel.

Met heilige ernst neme men de communie, het Heilig Avondmaal, en viere oprecht ge­meenschap met Christus, en met elkander. In ootmoed, geloof, toewijding, vergevensgezind­heid, heilige vreugde, dankbaarheid en stille aanbidding, zitte men aan de tafel des Heren. Als verstandigen beoordelen wij recht de God­delijke zaken (1 Kor. 10:15-17). Alle onver­schilligheid en onbedachtzaamheid zij verre van ons. Wij dienen slechts één Heer en bezoeken slechts één Tafel en verblijden ons over de vrije gift van God, de welgemeende en persoonlijke schenking. Wij mogen nemen en worden rijk in Hem. Evenals wij het brood en de wijn ge­nomen hebben, even zo zeker worden wij zalig en bezitten wij Gods leven.

Slechts discipelen echter hebben het recht aan de Tafel te zitten. Niemand denke dat hij wel zonder spijze en drank kan. God weet hoe zwak wij zijn en hoe moeilijk de weg is. Nie­mand verwerpe de Sacramenten. Kom, eet, drink; en versterk u om God te dienen. Uw ziel, geest en lichaam worden er door gezegend. Golgotha is een dierbare grond; laat de Geest u daar henen leiden. Bereid het Heilig Avond­maal aldaar, en zing het loflied: ”Gij zijt waar­dig te ontvangen alle eer, want Gij hebt ons Gode gekocht met Uw bloed.

  1. R.

 

Laster.

Wie waarlijk op een of andere tijd van zijn leven onrechtvaardig is belasterd geworden, is voortaan tegen de invloed van menselijke lof­ uitingen beveiligd. De wonde, door de vuile laster aangebracht, kan met het rozenwater der lievigheid nooit genezen worden; alleen de Geest des Heren kan haar wegnemen.

Maar dit is óók waar: wie eenmaal zulke diepe wegen heeft doorgemaakt, die heeft ook geen behoefte meer aan lof en goedkeu­ring der mensen, waaraan anders ieder zondaar in meerdere of mindere mate gehecht is. Waarlijk, wij hebben harde medicijn nodig om radicaal van onze hoop op mensen genezen te worden. Wiens ziele éénmaal door de gloeiende pijl van de laster geraakt is, die is ontoegankelijk geworden voor het zwijmeldrank- je der vleiende tong.

Hear Hilty.

 

Wilt gij ongelukkig worden?

Wanneer gij ongelukkig wilt worden, dan be­hoeft ge slechts aan u zelf te denken; slechts er op te letten of de mensen u wel eerbied be­wijzen; slechts te tobben en stil te staan bij uw onvervulde wensen en uw onbegrepen idealen. Op deze wijze zal alles, wat God u in liefde toe­zendt, u tot een last zijn en ondragelijk worden en gij zult eindigen met u zo ellendig en onge­lukkig te gevoelen, als het slechts mogelijk is.

Maar de weg tot waar en diep geluk is. het leven geleefd voor anderen, zoals Christus ook gedaan heeft. Zijn eigen leven voor anderen ge­geven. In het verliezen van ons eigen leven ligt de weg naar het blijvend en heerlijk geluk. “Wie ’t eigen leven wil verliezen, vindt ’t ware leven in Hem alleen.”

 

Uit de arbeid.

Den Haag.

De samenkomst, die wij met elkander moch­ten hebben op Donderdag 9 Februari, was zeer gezegend. Een flink aantal was opgekomen en men mocht de tegenwoordigheid des Heren ervaren.

Br. en Zr. Bruining mogen de laatste tijd veel zegen op hun arbeid zien en in het geloof gaan ze moedig voort, om het Evangelie van de liefde van Christus uit te dragen.

Hilversum.

Zondagavond 19 Februari, hadden wij in deze kleine kring een opdrachtdienst die zeer gezegend was. Gods tegenwoordigheid mochten wij ervaren. Het is nog altijd waar, dat Christus een kind in het midden stelt en zegt “indien gij niet wordt als een kindeke, gij kunt het Ko­ninkrijk Gods niet ingaan”.

Terschelling.

We mochten op dit eiland, enkele zendings­samenkomsten met lichtbeelden houden, die zeer goed bezocht waren.

Eerst hielden wij een samenkomst op Oost-Terschelling in Hoorn. Zr. Bakker, die met ver­lof uit China is, vertelde aan de hand van de plaatjes, over haar rijke ervaringen. Het zaaltje, wat wij voor die gelegenheid gehuurd hadden, was geheel gevuld. Naar alles werd aandachtig geluisterd.

Op West-Terschelling hadden wij de Doops­gezinde Kerk gekregen en ook die avond was gezegend en een flink aantal mensen was op­gekomen, welke met aandacht naar alles luister­den.

We zijn alreeds uitgenodigd nog eens een keer terug te komen, en ook op andere plaatsen zulk een samenkomst te houden.

We waren dankbaar, dat we ook in de gele­genheid waren om met onze broeders en zusters aldaar samen te komen, om God te zoeken en elkander te versterken in het geloof. We mochten dan ook Gods heerlijke tegenwoordigheid in deze samenkomsten ervaren. God geve ook aan deze gemeente veel kracht en sterkte. God heeft grote dingen onder hen gedaan en zal dit ook ver­der doen.

Antwerpen, België.

God zegent de laatste tijden bijzonder de arbeid van onze broeder en zuster Rietdijk al­daar en een aantal zielen kwamen tot de Here. We verheugen ons daarover, te meer, daar we weten, welk een moeilijke arbeid het in duister België is.

Onze geliefden zijn er zeer door aangemoedigd dat er ook nieuwe mensen de samenkomsten bezoeken. Ook daar is gebrek aan arbeiders.

God sterke onze broeder en zuster.

Stockholm, Zweden.

D.V. van 5-12 Juni a.s. zal een grote Europese Pinkster-Conferentie gehouden worden’ voor hen, die voor God arbeiden. Van verschil­lende landen zullen dan de arbeiders, die in Gods wijngaard arbeiden, samenkomen, om de arbeid Gods in Europa te bespreken.

God heeft grote dingen in die gemeente ge­daan en de voorganger broeder Lewi Pethrus is bijzonder door God gebruikt in die stad en in dat land.

Br. Albert Widmer, die bij ons ook niet onbekend is, schrijft ons zeer opgewekt vanuit Zweden en is vol dank aan God voor de vele zegeningen, die hij onder deze broeders en zus­ters mag ondervinden.

Hij deelt ons tevens mede, dat hij verloofd is met Ruth Nelson, een dochter van zendelingen uit Brazilië. God moge ook dit zegenen tot heil van vele zielen in dit donkere land.

Zr. Alt – Java.

Uit een schrijven van onze zuster verna­men wij, dat God ook deze arbeid zegent. Ook verwording en zonde, die meer en meer toeneemt, maar ook de heerlijke zekerheid: “Christus komst is nabij”. God zegene allen, die ook op Java en buitenbezittingen arbeiden.

 

 

1939.02

Gods oordelen en gezichten.

“Hij is de Here, onze God; Zijn oordelen zijn over de gehele aarde”. (1 Kron. 16:14.)

“Zijn oordelen zijn over de gehele aarde”. Dit is toch zeker wel een woord wat waarheid is, in deze dagen. Het is een woord waar nie­mand aan twijfelt. De grote vraag is echter, of wij die God kennen, en ook deze sprake verstaan. Het is maar geen alledaags gezegde, als ons zo vaak gezegd wordt, dat wij in een zeer donkere periode leven van des mensen ge­schiedenis. En hoe kan het ook anders, waar zonde en ongerechtigheid zich vermeerderen, als we zien, dat de afgrond zich opent, en een on­reine storm van ongerechtigheid zich stort over het mensdom, waardoor het niet anders kan zijn, dan een vermeerdering van duistere machten.

Wat al heeft men niet geprobeerd om aan deze ellende, aan het leed en de smart, die he­den in de wereld zo ontzettend heerst, een einde te maken. Op allerlei wijze, vaak met de beste bedoelingen, heeft men getracht een weg te vinden, om uit dit doolhof van lijden en duisternis te komen, waarvoor we dankbaar mo­gen en kunnen zijn.

Maar de oorzaak van al dit leed ligt dieper en kan alleen gunstig worden weggenomen, wan­neer men eerst de wortel van al het kwaad – zonde – wordt weggenomen. En dat alleen is mogelijk door de Zoon van God, Jezus Christus, die kwam om de wortel der zonde weg te ne­men. Hij is daarom de enige oplossing, de Enigste, die ons uit de oordelen Gods kan en wil verlossen.

Wat heden in de wereld aanschouwd wordt, moeten we daarom ook zien als oordelen Gods, en het aangehaalde tekstwoord zegt ons duidelijk “Zijn oordelen zijn over de gehele aarde”; niet plaatselijk, niet zich bepalende tot één land, maar ze zijn over de gehele aarde.

Hebben ze daarom ons allen – bekeerd of onbekeerd – niets te zeggen en te leren? Ze willen ons doen zien en doen opmerken dat wij met rasse schreden naderen de tijd, waarvan (Openb. 16:19) schrijft: “en de mensen wer­den verhit met grote hitte, en lasterden de Naam Gods, die macht heeft over deze plagen; en zij bekeerden zich niet, om Hem heerlijkheid te geven.”

Het komt mij voor dat er drie grote proble­men zijn: ze zijn afzonderlijk en gaan vaak door elkander heen en zijn nauw aan elkander verbonden.

1e. Het financiële probleem.

We zien aan de ene kant een ont­zettende armoede en een groot tekort aan het allernoodzakelijkste, en aan de andere kant geweldige rijkdom en grote overvloed. We zien dat geld vele malen alleen ten verderve is. Het is een jagen naar geld en geld is de Mam­mon waarvoor men buigt. Wat heeft men al niet voor het geld gedaan en wat doet men er al niet voor? Moet het ons verwonderen, dat Gods oordelen over de gehele aarde komen, als men God buiten alles sluit. Maait men thans niet, wat men door de jaren heen gezaaid heeft? Is het niet diep te betreuren dat er in de ene plaats zoveel overvloed is, dat men vernietigt wat de mensen op een andere plaats zo broodnodig hebben?

Waar met God en Zijn gebod niet meer re­kening wordt gehouden, en waar het leven hier op aarde niet meer gegrond is op Gods onfeil­baar Woord, daar kunnen de oordelen Gods niet uitblijven. Hoe komt het? Wij willen Gods Woord laten spreken, dat zegt “zal een mens God beroven? . . . Waarin beroven wij U? In de tienden en het hefoffer”. (Mal. 03:08.)

2e. Het maatschappelijke probleem.

De gehele maatschappij is ontwricht, de ge­hele wereld is ziek. Het huisgezin, haar bol­werk, is bij velen niet meer, wat het zijn moet. De toestand in vele huisgezinnen is van die aard, dat er geen plaats is voor God, de Bijbel en alles, wat vroeger voor velen heilig en dier­baar was.

De huidige maatschappij wordt ondermijnd door grote en zwarte stromingen van ongeloof, haat, afgunst en onzedelijkheid. Het leven is los en in vele huisgezinnen is er geen saamhorigheid meer. Ieder leeft en doet naar het goed­dunken van zijn of haar eigen verdorven hart. Men leeft zich zelve en verstaat niet, dat een uit­leven van ons eigen zondig hart, tot ongeluk en verderf moet leiden. Men heeft God, de Schep­per en Onderhouder aller dingen, willen uit­schakelen, in regering, land, huisgezin en per­soonlijk leven en we kunnen zeggen: zie wat de mens geworden is.

De fatale leugen, dat de mens zonder God goed, rein en heilig is, bewijst wel zeer duidelijk een grote leugen te zijn. De moderne Nebukadnezar roept ook heden nog uit: “Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb tot een huis van het koninkrijk?”

Maar wat zegt God? “De oordelen zijn over de gehele aarde” en “de bijl ligt reeds aan de wortel van de boom.”

3e. Het geestelijk probleem.

Gods volk moet een afgescheiden volk zijn.

Wat zeggen de oordelen Gods ons? We zien dat uitwendige vroomheid ons niets baat; dat is maar een kleed, dat onze geestelijke armoede toch niet kan bedekken.

Daar is ook een geestelijk probleem en daarom ook een oordeel Gods. Waarom? De gemeente heeft in vele gevallen haar eerstgeboorterecht verkocht voor de uiterlijke dingen van deze we­reld En zegt Gods Woord niet, dat het oordeel bij het huis Gods zal beginnen?

Zij heeft de weg der heiligmaking verlaten, en is de wereld gelijkvormig geworden. Hoe kan het anders, of ook haar zullen die oordelen treffen, indien zij zich niet bekeert en de toe­vlucht neemt tot Christus, de Ader der verlossing, En wat nu is het middel voor al die proble­men? Ik noemde er slechts drie, maar natuur­lijk zijn er meerdere. We willen dit antwoord geven en doen dat met een woord uit (2 Kron. 07:14.) en Mijn volk, over dewelken Mijn Naam genoemd wordt wanneer het zich verootmoedigt en bidt, en Mijn aangezicht zoekt, en zich be­keert van hun boze werken, zo zal Ik uit de hemel horen, en hun zonden vergeven, en hun land genezen.

  1. K.

 

De Heilige doop in water.

“… een iegelijk van u (bekeerden) worde gedoopt in Jezus Naam.”

(Hand. 02:38).

“Eén Heer, één geloof, één doop”.      (Ef. 04:05.)

In iedere eeuw en aan elk geslacht, hetzelfde Evangelie. Niets er af, niets er bij en er niets aan veranderd. God blijft dezelfde, en Zijn Woord eveneens. Een ieder werker heeft zich aan de Here en Zijne bevelen, in alles stipt te houden; en een ieder bekeerde heeft recht op het volle onderwijs des Heren, en tot plicht, alles te on­derhouden. “Onderwijst hen, doop hen en leer hen onderhouden, alles wat Ik u gebo­den heb.” De doop is geen menselijke zaak, maar is uit de hemel. Een keuze wordt ons niet gelaten. Wij hebben slechts te aanvaarden en te gehoorzamen. God vraagt geen woordentwist, maar onderdanigheid.

Geloof, bekering en doop zijn din­gen die bij elkaar behoren en in de Gemeente moeten verkondigd worden. Het woord “doop” betekent oorspronkelijk: in- of onderdom­pelen. De eerste Christenen gingen in het water en werden in- of ondergedompeld. (Matt. 03:16; Hand. 08:38). Niemand twijfelt daaraan God heeft dat zó en aldus gewild. Hij spreekt tot ons op hoor-, lees- en zichtbare wijze. De heilige doop is een zicht- en tastbaar Evangelie. Het zegt ons, dat we melaats zijn door de zonde, en hebben te gaan, evenals Naäman in het wa­ter. Het leert ons ook dat we zekerlijk zullen gereinigd worden; en na de reiniging ontdekt men plotseling nieuw leven, hetwelk dankbaar aan de levende God gewijd wordt.

Velen doen helaas juist wat Naäman eerst deed: ze maken zich boos, en verachten het eenvoudige. Daarna luisterde hij naar goeden raad. Ach, dat allen dit nu deden! In de doop hebben wij een troostvol en verblijdend pand en teken van Gods vergevende liefde. Wie van ons zou dat insigne en kenmerk niet willen dragen. Gelijk een soldaat een uniform moet aandoen, zo moet iedere gelovige gedoopt worden; want zovelen gedoopt zijn, hebben Jezus aangedaan en bewij­zen openlijk dat zij veranderd zijn van levens­richting en tot een andere maatschappij behoren (Gal. 03:27). Want door de doop wordt men ingelijfd bij en toegevoegd tot Gods Ge­meente. (Hand. 02:41; Hand. 02:47). Men behoort dan tot de Goddelijke en onverderfelijke partij des Heren.

Hoewel er echter geen noodzakelijk verband tussen doop en zaligheid bestaat (Joh. 05:24; Hand. 16:31); toch worden geloof en doop in één adem genoemd. “Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden. “(Mark. 16:16) zo min dus iemand zalig wordt, omdat hij ge­doopt (of besprengd) is, zo min gaat iemand verloren, omdat hij niet gedoopt is. Doch ieder die enigszins kan, laat zich dopen, omdat de Here het bevolen heeft. De Heilige doop helpt en sterkt het geloof; en het geloof maakt de doop wezenlijk en krachtig, en vruchtbaar voor onze harten en is dikwijls genezend voor zieke lichamen. In de doop leest het oog des geloofs Gods handschrift: “uw zonden zijn vergeven; van nu aan zijt gij verenigd met Christus”. (Rom. 06:03-05). Nu hebt u tot plicht om naar het Evangelie te leven.

Wie moeten echter gedoopt worden? De Apostelen doopten ieder, die beleed, dat hij in Christus geloofde. Bent u gelovig? Bekeert u en neemt gaarne Zijn Woord aan.

Nu is het nog de aangename tijd. Heden als gij Zijn stem hoort, verhardt uw hart niet. De Here wil u ondertrouwen in barmhartigheid, door het Verbond van de doop, waarin u uzelf geheel en al aan Hem overgeeft, en Hij aan u, om voort­aan voor eeuwig één te zijn. Wat God ingesteld heeft, make de mens niet teniet. Dopeling, bewaart u wel uw verbond? Laat het oude leven waar het is, en dient met blijdschap.

U weet, geachte Bijbel-onderzoeker, dat de kinderen tot Jezus gebracht werden (om ge­doopt te worden?) en dat doen wij nu ook. Later als zij de Here belijden als hun Heiland, wor­den ze gedoopt. Let op: gedoopt of ondergedompeId, overeenkomstig de Schrift. De pre­dikant moet niet zijn vingers in water dopen en de zuigeling besprengen; dat heeft de Meester nergens gezegd. Maar de discipel moet gedoopt worden; het doopvont wordt dan het graf in Christus. Wee, de blinde leidslieden en Schrift­geleerden, die het duidelijk gebod veranderen of nalaten. Hoedt u voor het Roomse zuurdesem! Wij hebben slechts één Heer, één geloof en één doop! (één begrafenis). Geen drie dopen; maar één doop, in de Drie-enige God. Laat ons tot de Schrift terugkeren.

Broeder, zuster, zijt gij nu bereid te doen wat Jezus van u vraagt? Volbreng uw plicht. Nu hebt u nog de gelegenheid; morgen kan het voor altijd te laat zijn. Zeg, ik wil Heer, zie hier ben ik; mij geschiede naar Uw Woord. –

J.R.

 

Uit de arbeid.

Zweden.

Deze week houden de Pinkstermensen hun jaarlijkse Conferentie in de mooie provincie Smaland. Het is een ideale plaats. Voorgangers, Evangelisten en medearbeiders van Ystad in het zuiden, tot Lapland in het noorden zijn hier; ongeveer 3000 arbeiders in de dienst des Heren, benevens nog vele anderen. Het is een echte tentenstad. Er zijn verscheidene tenten, die meer dan 1000 personen kunnen bevatten.

Het is heerlijk om deze 7 a 8000 mensen te zien; ze zijn allen blij in de Here. De lucht is vervuld met lof. Op één der avonden ging ik naar de geweldig grote vergadertent; een zeer grote schare was er ook buiten de tent, zodat het haast onmogelijk was om naar voren te komen èn mijn boodschap te brengen.

Het is de grootste godsdienstige Conferentie in Zweden. Mensen van overal komen hier naar toe om bekeerd te worden.

Alles werkt zo geleidelijk en rustig, en loopt als een gesmeerde machine. Al het voedsel is vrij. Ieder kan kómen eten. Ik was nieuwsgierig te weten, hoe dit grote feest gefinancierd was en bemerkte dat een z.g. “voedsel-collecte” iedere dag werd gehouden. Elke dag waren er enige duizenden Kronen” nodig, maar nog nimmer gedurende een periode van meer dan 20 jaar, is daar een tekort geweest.

Zendelingen van verschillende landen zijn hier bij honderden. Men zorgt voor hun reiskosten, Arme doortrekkende Evangelisten van Lapland komen hier per fiets, anderen per motorfiets. Al­len zijn gekleed in motorkleding en als zij vermoeid en vol stof in het kamp komen, en daar hun medebroeders ontmoeten, stralen hun gezich­ten en vloeien er vreugdetranen. Zij begroeten elkander hartelijk met: vrede”.

Kleine tenten zijn hun woning. Zij zijn vol vuur voor zielen en voor hen zijn de genoegens des levens weinige. Zij komen om opnieuw vervuld te worden, om hun vrienden te zien en verslagen van het werk over te brengen. Duizenden zielen zijn door deze mensen gewonnen.

De voorgangers van honderden gemeenten zijn hier. Zij zijn allen één, of ’t nu een arme Evan­gelist uit Lapland is. of een voorganger uit Stock­holm, positie of rang zijn vergeten, het is éen gelukkige familie in Christus. De lucht is vervuld met de kracht Gods. Met zondaren wordt gespro­ken; zieken werden voor onze ogen genezen en mensen werden vervuld met de Heiligen Geest. Over het werk van de Heilige Geest wordt niet geoordeeld en gekritiseerd, maar gelovig ontvangen.

Ook zijn hier telefoonverbindingen met het gehele koninkrijk. Telkens komt er iemand naar het platvorm met een boodschap uit een afge­legen plaats, vragende om voorbede. Eén dezer dagen kwam er een boodschap van een dokter van een ziekenhuis in Gotenburg. Die dokter had gezegd “zend boodschap aan de conferentie in Smaland. Een hopeloos geval. Laat iemand komen om de patiënt eerst te zalven, voordat wij opereren.” Een broeder ging er heen en zalfde de patiënt en voor het gebed geëindigd was waren er zulke tekenen van beterschap dat de operatie niet door behoefde te gaan. Zij ne­men God op Zijn woord en vertrouwen Hem. Zij verwachten het bovennatuurlijke en het ge­beurt.

Toen ik het laatst sprak moest ik telkens even ophouden om die ontzettende schare gelegenheid te geven tot lof en prijs.

Ik heb me wel eens afgevraagd, hoe het wel op Pinksteren geweest zal zijn. maar hier heb ik iets aanschouwd wat mijn ziel tot groten ze­gen was. Dan ook weer tijden dat de Heilige Geest deze grote gemeente samensmelt in één tedere verbreking des harten. Het is alsof God in ons midden is.

Uit een brief v. Prof Lindblom in “Trooster”.