2004.09-10 nr. 432

2004.09-10 Levend geloof nr. 432

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

Twee facetten die we bij de samenstelling van ons blad steeds voor ogen hou­den zijn ‘veelzijdigheid’ en ‘duidelijkheid’. Veelzijdigheid wat betreft de inhoud van de artikelen. Want naast de ‘gewone’ artikelen die natuurlijk ook alle gefun­deerd zijn op Woord en Geest, zijn er de specifieke bijbelstudies. Kortom we houden er rekening mee dat ons blad niet alleen gelezen wordt door mensen die verder op de weg zijn, de ‘gevorderden’, om het zo maar eens te zeggen, maar ook met mensen die voor ’t eerst kennismaken met ons blad. Daarom proberen wij ‘veelzijdigheid’ te laten samengaan met ‘duidelijkheid’, zonder dat dit ten koste gaat van de inhoud van de boodschap die we in Levend Geloof uitdragen. Want deze ‘boodschap’ -en daarover mag geen enkel misverstand zijn- is het evangelie van het Koninkrijk Gods, hetzelfde dat ook Jezus en de eerste apostelen verkondigden, uiteraard geactualiseerd naar de tijd waarin wij leven.

Er is in onze dagen veel surrogaat- en onecht evangelie. Dit is geen veroordeling van mede-christenen, maar dat ontdekt men pas als men zelf ‘het meerdere’ gaat leren kennen. En dan onstaat het verlangen ook hen bekend te maken dat er zoveel meer is, dat de betekenis van het evangelie veel verder reikt dan een soort religieus gevoel of denken die dan ingepast wordt in het leven wat men leidt.

Het werkelijke evangelie betekent een totale levensverandering die doorwerkt in elke vezel van ons bestaan. Een zich bewust zijn dat men met Christus een plaats heeft gekregen in de hemelse gewesten zodat ons leven een echt geeste­lijk leven gaat worden. Dat betekent niet dat we daardoor zweverig gaan wor­den of ver van de alledaagse werkelijkheid afstaan. Integendeel, we staan mid­den in het volle leven, maar zijn ons ten volle bewust dat het primair gaat om het échte leven dat ons voor altijd geluk en vrede heeft gebracht. Wij hopen dat u via de inhoud van dit nummer daarvan weer iets gaat ontdekken en beleven.

 

Bij de voorplaat door redactie

Op de voorpagina een impressie van W. Thomas van Jakob die zijn scha­pen hoedt. Het doet ons ook denken aan de woorden van Jezus: “Ik ben de goede herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij, gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken, en Ik zet mijn leven in voor de scha­pen…” Johannes 10 vers 14 en 15 (Joh. 10:14-15).

 

Onveranderlijk goed! Door Berry Janson (gedicht)

“Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde, en tot in eeuwigheid” (naar Heb. 13:8).

Jezus, Zaligmaker,

Zoon van de hoogste God,

toen ik U leerde kennen

veranderde mijn lot.

Want angstig en argwanend

ging ik eens door het leven;

zoekend naar rust en veiligheid,

doch niemand kon het geven.

 

Ik steunde op een leer,

klampte mij vast aan mensen;

zocht in mijn werk en studie

bevrediging van wensen.

Maar in mij bleef het leeg;

hoe hongerde mijn hartl

Ondanks mijn goede werken

droeg ik een diepe smart.

 

Toen hoorde ik van Jezus

als een persoonlijkheid;

met aandacht voor mijn leven-

is dit realiteit?

Is Hij nog steeds Dezelfde:

de Heer, die spréékt en lééft

en mensen kan bevrijden

en zó weer waarde geeft?

 

Ik heb het ondervonden!

Jezus doorzag mijn nood;

genas mijn zieke lichaam,

doorbrak in mij de dood.

Mijn geest kwam in de ruimte,

verwarmd door lieflijk licht.

Nu durfde ik te leven:

God gaf mij een gezicht!

 

Jezus, Zaligmaker,

mijn Vriend en Veiligheid,

hecht met U verweven

deel ik Uw heerlijkheid.

En met het vast verlangen

te hand’len als mijn Heer,

geef ik met gulle handen

óók mensen ’t leven weer!

Berry Janson

 

De onveranderlijke trouw van God door Gert Jan Doornink

Tot de talrijke positieve eigenschap­pen die kenmerkend zijn voor de God die wij dienen, behoort onge­twijfeld Zijn ’trouw’. Onze God is een God van trouw in elk opzicht en onder alle omstandigheden. Wat is trouw eigenlijk? We kunnen trouw het beste omschrijven als een positieve eigenschap die zich open­baart in volharding en toewijding aan iets of iemand. Niet voor een moment of voor korte tijd, maar die ononderbroken doorgaat. Trouw vindt zijn oorsprong in het hart van God en werd ten volle geo­penbaard door Jezus die als mens toonde wat trouw betekent. En omdat wij geroepen zijn Zijn voor­beeld te volgen wordt ook van ons trouw verwacht.

Het is duidelijk dat trouw wordt gehaat door het rijk der duisternis die alles in het werk zal stellen om te voorkomen dat wij voortdurend trouw zullen blijven aan God en aan alles wat Hij van ons verwacht. Trouw is iets wat wij moeten ‘leren’, dat wil zeggen door geestelijke groei worden de momenten van ontrouw steeds minder en gaan wij voortdu­rend meer echte trouw openbaren. Omdat trouw een belangrijk onder­deel van ons functioneren als chris­ten is willen we nu wat dieper ingaan op verschillende aspecten van dit onderwerp. Aan het begin van ons artikel schre­ven wij over ‘de God die wij dienen’. Hij is onze Koning. Een koning kan geliefd zijn maar meestal denken we toch aan een zekere mate van afstan­delijkheid. We zijn immers ‘onder­danen’ van een koning? Het heerlijke van ónze Koning is echter dat Hij tegelijkertijd vlak naast ons staat. Dat heeft Gods Zoon, Jezus, tenvolle geopenbaard:”‘ Hij is onze Vriend, onze oudste Broer, iemand die ons met hart en ziel liefheeft en die wij te allen tijde alles kunnen toevertrouwen.

Ontrouw is mogelijk…

“Indien wij ontrouw zijn… God blijft getrouw…” 2 Timoteus 2 vers 13 (2 Tim. 02:13). Deze woorden van Paulus vormen geen vrijbrief om ‘ontrouw’ tot een soort onderdeel van ons leven te maken: ‘Het doet er niet toe hoe we leven, het komt toch uiteindelijk allemaal goed…’ Neen, dan zijn we verkeerd bezig en heeft onze tegen­stander een stevige vinger in de pap. De apostel laat hier duidelijk zien dat Góds trouw onveranderlijk en eeuwig is. Daarin zal nooit enige verandering komen. Maar door de ‘vrije wil’ die God in ons heeft gelegd verwacht Hij van ons om de goede keuzes te maken. Hij wil zo graag dat Zijn trouw jegens ons zijn weerspiegeling zal vinden in onze trouw jegens Hem. Dan zijn er wel eens momenten dat het mis kan gaan, momenten dat we onoplettend zijn, dat we toch falen, dat we ontrouw zijn. Dat hoeven dus niet altijd grote ontsporingen te zijn, soms zijn het maar kleine dingen die het noemen niet waard zijn,

maar desalniettemin behoren ze bij categorie ‘ontrouw’. Ook Paulus kende die momenten. Ook hij wilde, net als ieder oprecht levend kind van God, steeds het goede doen… Maar hij wist óók dat als hij het goede wilde doen, het kwade nabij was… Romeinen 7 vers 21 (Rom. 07:21). Daarmee bedoelde hij niet dat hij daardoor toe ging geven aan ‘het kwade’, dat hij toch niet kon tegen­houden… Zo wordt het wel eens uit­gelegd onder het motto: ‘Je bent en blijft een zondaar’. Dat zou dan bete­kenen dat we altijd maar weer falen, zondigen of ontrouw zijn. Maar het kan soms wel voor komen. Er kun­nen momenten van zwakheid zijn,

bijvoorbeeld als alles tegenzit, als we misschien oververmoeid zijn, als we even niet op onze hoede zijn voor de verleider die altijd op de loer ligt ons te doen struikelen. Dan is Satan er als de kippen bij om te proberen ons nóg een slag toe te brengen door ons in te fluisteren: ‘Zie je wel dat je ontrouw bent, je bent er nog lang niet en van je gedachte dat je nu als nieuwe schep­ping functioneert en dat je je als zoon van God openbaart, komt toch niets terecht’. Maar dan grijpen we in: ‘Stop, Satan met je valse aantij­gingen, ik behoor niet bij jou maar bij de levende God en die laat me nooit in de steek’. Hij is voor altijd God die trouw blijft en een halt toeroept aan de infiltratiepogingen van de vijand om ons als nieuwe scheppingen uit te schakelen.

Trouw aan de gemeente

Zijn wij trouw aan de gemeente waartoe we behoren? Hier raken we een gevoelig punt, want vrijwel iedereen die dit leest is wel eens van gemeente veranderd. Zijn we daar­door ontrouw geworden aan de gemeente waartoe we oorspronkelijk behoorden? Wij geloven van niet, want in de eerste plaats kunnen we tot een gemeente behoort hebben zonder dat wij een persoonlijke ver­andering in ons leven hebben mee­gemaakt. Sommigen zijn traditio­neel in een kerk opgegroeid en wer­den als het ware automatisch lid van deze kerk omdat dat zo hoorde. Onze ouders behoorden immers tot die kerk en hadden ons als baby laten dopen en waarom zouden we met die traditie breken? Maar dan komt het moment dat we door Gods Geest overtuigd worden van ons zondaar zijn en dat Jezus onze zonden wil vergeven en ons van een zondaar tot een kind van God wil maken. We worden vanuit het rijk der duisternis (al of niet behorend tot een kerk of gemeente) overgeplaatst in het Koninkrijk van de levende God.

Een totaal nieuwe leefwereld gaat voor ons open. Vanaf dat moment behoren we tot de werkelijke gemeente van Jezus Christus. We gaan een nieuwe weg, de weg van geloof en gehoorzaamheid. Het fun­dament, zoals in Hebreeen 6 vers 1 en 2 (Heb. 06:01-02) wordt beschreven, wordt gelegd en we groeien, zoals we op natuurlij­ke wijze groeien, ook geestelijk ver­der op van baby tot volwassene in Christus.

Dat doen we niet alleen, maar samen met anderen die dezelfde ervaring hebben gehad. We behoren nu tot een nieuwe gemeenschap en als dit in de kerk of gemeente waar­toe we behoren niet geaccepteerd wordt, kiezen we voor een andere gemeente en laten ons daar invoe­gen zodat we kunnen opgroeien en ons ontwikkelen zoals God dat van ons verlangt.

Nu hebben we dit even in z’n alge­meenheid beschreven maar er zijn natuurlijk talrijke varianten moge­lijk, bijvoorbeeld als we soms toch nog kunnen functioneren in de oor­spronkelijke kerk of gemeente waar­toe wij behoren.

(Mijn eigen ervaring was dat toen ik me liet dopen door onderdompeling, ik de dominee met een ouderling op bezoek kreeg, met een brief van het

classicaal bestuur van de Hervormde kerk waartoe ik behoorde, met de mededeling dat ik voortaan niet meer aan het Avondmaal mocht deelnemen. Ik heb toen zelf het besluit genomen deze kerk te verla­ten. Het spreekt vanzelf dat mijn eigen ervaring één van de vele is en niet maatgevend voor die van ande­ren).

Geen advies

Soms komt het ook voor dat we enkele keren van gemeente moeten veranderen voordat we onze juiste plaats gevonden hebben. Dat ligt voor ieder persoonlijk anders en er kan geen advies voor gegeven wor­den. Daarvoor is het aandachtig lui­steren naar de stem van de heilige Geest in ons hart noodzakelijk. Belangrijk is dat we uiteindelijk onze plaats vinden waarvan we weten: ‘Hier kunnen we functione­ren en hier hebben we een taak’. Het veranderen van gemeente heeft dus vaak niet te maken met ontrouw, maar wel met leiding door de heilige Geest die ons in alle waar­heid wil leiden, zodat we kunnen functioneren naar Gods bedoeling. Het is, zeker in deze tijd waarin de waarachtige gelovigen nog zo ver­spreid zijn over allerlei kerken en gemeenten, primair belangrijk dat we weten: Ik behoor tot de werkelij­ke Gemeente van Jezus Christus en ik weet me één met allen die zich dat ook bewust zijn, ongeacht welk ‘etiket’ ze ook dragen. Zo kunnen we nog talrijke andere voorbeelden aanhalen waarbij trouw van ons gevraagd wordt. Wij denken alleen al aan de trouw die van ons verwacht wordt ten aanzien van onze partner, onze relaties en vrien­den. Zien zij Gods trouw in ons gemanifesteerd of worden ze in ons teleurgesteld?

Betrouwbaarheid

Wij geloven dat bij echte, oprecht levende christenen ’trouw’ een

belangrijk onderdeel vormt van het getuige zijn van Christus in deze wereld. Trouw heeft alles te maken met betrouwbaarheid. Wie niet betrouwbaar is komt niet geloof­waardig over. Hij vormt als het ware een hindernis voor anderen om in God te gaan geloven. En dan te bedenken dat God altijd betrouwbaar is. Dat is totaal verwe­ven met Zijn bestaan. Het brengt ons weer terug bij de eerdere opmer­king van Paulus als hij schrijft: ‘Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw… want zichzelf verlooche­nen kan Hij niet!’ Daarom gebruiken we ook het woord ‘onvoorwaardelijk’. Sommigen hebben wel eens moeite met dit woord, maar Paulus laat hier duidelijk zien hoe God onverander­lijk en eeuwig dezelfde is. Hij ver­loochent zichzelf niet maar is en blijft altijd de God van liefde, goed­heid en trouw.

Zelfvertrouwen

Er is nog een aspect dat in het kader van dit onderwerp zeker niet onbe­sproken mag blijven. Dat is zélfver- trouwen! Zelfvertrouwen wordt in de Van Dale omschreven als: “vertrou­wen in of op zichzelf, hetzij het gevoel opgewassen te zijn tegen de eisen die gesteld worden, een taak en mogelijke hinderpalen, hetzij zekerheid van optreden in het men­selijk verkeer”. Een hele volzin, waarbij men zich af kan vragen of dat wel van toepassing op ons leven als christen kan zijn, we behoren ons immers nederig te zijn en ons bescheiden te gedragen? Steekt dan niet hoogmoed de kop op? Ons antwoord hierop is: dat zijn in­fluisteringen uit het rijk der duister­nis, die wil dat wij als christenen ‘verborgen’ blijven, terwijl Jezus juist gezegd heeft dat wij het licht der wereld en het zout der aarde behoren te zijn. Natuurlijk is nede­righeid een belangrijk onderdeel van ons functioneren als christen. Maar dat geldt ten opzichte van onze medemensen. We gaan ons niet hautain gedragen met een houding alsof alleen wij de wijsheid in pacht hebben. Dat werkt alleen maar afsto­tend. Maar zelfvertrouwen is abso­luut een voorwaarde om onze taak in dienst van Gods Koninkrijk te kunnen vervullen en weerstand te kunnen bieden ten aanzien van de aanvallen uit het rijk der duisternis waarmee we te maken krijgen. Daarom gaan we niet met gebogen hoofd en onderdanig door het leven maar behoren ons te allen tijde bewust te zijn wie we zijn in Christus. Zoals Jezus zelf zich ten volle bewust was dat de Vader Hem gezonden had en in Zijn dienst stond, mogen ook wij dat zijn. Jezus liet daar bij het onderricht aan Zijn discipelen geen enkele twijfel over bestaan. Hij sprak: “Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u’ Johannes 20 vers 21 (Joh. 20:21).

Geen tegenstelling

Zelfvertrouwen vormt geen tegen­stelling met Godsvertrouwen. Maar vormt daarmee juist een eenheid! Jezus had een groot vertrouwen in zichzelf die verweven was met Zijn vertrouwen in God. Ook bij ons vormt zelfvertrouwen geen tegen­stelling met Godsvertrouwen, maar gaat daarmee meer en meer een eenheid vormen.

We schrijven bewust ‘meer en meer’ want ook dat is een groeiproces. Naarmate we geestelijk groeien gaat de eenheid Godsvertrouwen- zelfvertrouwen steeds meer gestalte krijgen. Wij worden dan echte beelddragers van Christus en is er iets belangrijkers denkbaar dan dat te zijn?

De ontwikkeling daar naar toe vindt zijn basis in Gods trouw jegens ons die voor altijd in stand blijft. Hij blijft ons liefhebben met een onuit­sprekelijke liefde. We zijn door Hem geschapen, volmaakt en goed, naar Zijn beeld. En die volkomenheid, die door niets en niemand kan worden aangetast, gaat zich openbaren in allen die zich daarvoor blijven open­stellen. Wat een heerlijkheid dat te beseffen en te geloven!

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

denk wel eens dat het onmogelijk is objectief over God te spreken. Hij is niet ‘iets’, een object. Hij is Iemand, een Wezen met een heerlijke gedachten- wereld, met emoties, met fantasie, cre­atief tot in de toppen van Zijn vingers en zo vol erbarmen. En al deze eigen­schappen kunnen worden samengevat in het woord Liefde. In den beginne was dat woord en Hij is het zelf. Liefde is dus niet één van Zijn karaktertrekken, Hij is het. En het enige wat Jezus voor ogen stond en waaraan hij uiting gaf was: De mensen de Vader doen leren kennen. Anders gezegd: Zijn Naam bekend maken, dat is Zijn wezen.

Er zijn zo veel goden gemaakt naar menselijke maatstaven en aardse, oralistische ideeën, maar Jezus repre­senteerde een Vader die zo sterk verschilde met allerlei foutieve opvattingen dat dat er bij velen niet inging. ‘Kennen’ is veel en veel meer dan het zogenaamde wetenschappelijke denken en weten. ‘Meten is weten’ zegt men dan, maar hoe meetje iemand en naar welke maatstaf? Hoe meetje iemand die eeuwig is? Hoe meetje liefde? In het Hebreeuwse denken is ‘kennen’ het­zelfde als ‘gemeenschap hebben met’ Genesis 4 vers 1 bijvoorbeeld (Gen. 04:01). Helemaal doordrongen raken van het wezen van de ander, met je hele hart en ziel en verstand, omdat je zo liefhebt, omdat je zo liefgehad wat ontroerend te beseffen bij Iemand te zijn die alles van je weten wil, die jou wil leren kennen, wil weten watje denkt, watje voelt. Iemand die je ups en je downs zo goed ziet, je diepe ver­langens, je hopeloze gevoelens, je eenza­me strijd. Een geliefde veroordeelt niet, maar hurkt bij je neer, raakt je aan, begrijpt zo veel. Er zit dan geen weten­schapper naast je, maar iemand die jou bemint en die jou het leven gunt. Hoe Hij dat doet? In de gedaante van een mens die uit Hem is en in wie jij Vader herkent. Velen noemen God de Aanwezige. Een prachtige karakterise­ring. God is Geest en daarin zoekt Hij mensen in wie Hij andere mensen kan benaderen en bijstaan zodat Hij Zich in hen de naaste kan laten zien en barmhartig kan zijn. Mensen die han­delen in overeenstemming met Zijn wezen. Dat is de Christus in ons, dat is onopvallend en bescheiden. (Er zijn soms kinderen van deze wereld die dat ‘onopvallend-zijn’ beter begrij­pen dan de kinderen des lichts…). Het is toch heerlijk te beseffen datje wordt gekend en hoe meer je je laat kennen – je niet groot houdt, maar klein durft te zijn – hoe meer jij Vader leert kennen. En daarom geeft Hij ons van Zijn Geest. Je bent niet een vat dat zomaar wordt volgestort, maar je ont­vangt het levensbeginsel van Zijn wezen als een teug helder, zoet water en langzaam maar zeker wordt deze een bron. En iedereen die daarvan drinkt of te drinken krijgt, smaakt en proeft hoe goed God is.

En geleidelijk aan dringt het kostbare besef door dat er een God is die alleen maar liefheeft, die het om jou te doen is. Hij is niet compleet zonder jou. ‘De mens’ is geen wetenschappelijke defini­tie maar een wezen dat geroepen is om geliefde te zijn, iemand die Gods aan­zoek kan beantwoorden. Deze geliefde was Hem ontstolen in het paradijs. En Hij heeft alles in het werk gesteld om jou bij Hem te doen terugkeren. En dan… de vreugde van Hem! Zijn bonzend hart toen Hij jou zag aanko­men of toen Hij jou hoorde roepen en Zijn deur wijd opende om je met open armen te ontvangen. En anders gaat Hij er wel op uit in de gestalte van Zijn mensen om Zijn verlorenen te gaan zoeken, ze op te tillen en terug te bren­gen, terug, naar huis. Thuis, daar waar Hij je al voor de grondlegging van de wereld al had gedacht: bij Hem. De plek om elkaar te leren kennen en door­drenkt te raken van elkaars wezen. Daar zal je ziel genezen van ontberin­gen, van je angst en je pijn, van het ontkend-zijn. Daar kom je op adem, kom je tot leven.

En ik heb gemerkt datje werkelijk (in waarheid) leeft wanneer er intens van je wordt gehouden. Zijn liefde is een veilige plek, in wat voor ellendige toe­stand je je ook bevindt. Wat een kost­baar geheim: Je bent een geliefd mens. Zo wil een mens wel eeuwig leven. Geniet ervan dat Iemand zo van jou geniet, zo graag met jou omgaat.

 

Veranderen naar het beeld van God door Cees Maliepaard

“Nu wij zulk een verwachting heb­ben, treden wij met volle vrijmoedig­heid op, geheel anders dan Mozes, die een bedekking voor zijn gelaat deed opdat de kinderen Israëls geen blik zouden slaan op het einde van hetgeen moest verdwijnen. En wij allen die met een aangezicht waarop geen bedekking meer is de heerlijk­heid des Heren weerspiegelen, veran­deren naar hetzelfde beeld van heer­lijkheid tot heerlijkheid, immers door de Heer die Geest is” uit 2 Korinthe 3 vers 12 tot en met 18 (2 Kor. 03:12-18).

Gods heerlijkheid weerspiegelen Veelal hoor je over dit bijbelgedeelte de mening verkondigen, dat Mozes zijn gezicht bedekte omdat de Israëlieten de hemelse glans niet zouden kunnen verdragen. Maar dat klopt niet erg met de originele tekst. Daar staat dat hij zijn gezicht bedek­te opdat ze die glans niet zouden zien verdwijnen. Zó staat het in de grondtekst en als je het goed leest ook in de diverse bijbelvertalingen. Prof. Brouwer geeft het als volgt weer: ‘En wij bedekken ons gelaat niet, gelijk Mozes deed, om te belet­ten dat de kinderen Israëls het ver­dwijnen van de tijdelijke glans zou­den aanschouwen.’ Ze konden nog niet begrijpen dat het Oude Verbond van voorbijgaan­de aard was. En daarom zouden ze het ook niet kunnen verwerken dat de glans op Mozes’ gezicht af ging nemen. Ze zouden wellicht op de gedachte komen, dat de Here God hun leider aan het verlaten was. Wat Jahweh aan Mozes kwijt kon. was minder dan wat later Jezus op zou pakken: door de Pinkstergeest droeg dat eeuwigheidswaarde in zich.

Gods heerlijkheid wordt in het nieu­we verbond niet op onze gezichten weerspiegeld, maar in onze innerlij­ke mens. We mogen nu als God en Jezus in de hemel leven. We worden in staat gesteld Gods beeld te dragen en kunnen net als Jezus altijd volko­men onszelf zijn. Dat houdt in dat we in volle vrijheid, voor ons Gods weg ten leven verkozen hebben. En daarvan heeft onze Meester gezegd: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.’ Johannes 14 vers 2 tot en met 5 (Joh. 14:02-05)

Leven in vrijheid

In het hierboven genoemde schrift­gedeelte staat de opmerking: ‘Waar de Geest des Heren is, is vrijheid.’ Als ik mezelf al of niet religieuze wetten opleg, ben ik niet vrij. Dan zit ik vast aan een relisysteem, en dan nog wel een van eigen maaksel. Als ik toelaat dat anderen mij in m’n bewegingen belemmeren, is dat net zo verkeerd. Want ook dan kan ik mij niet ontwikkelen in de vrijheid van de Geest van de Heer. Het is dan ook niet zomaar een kreet, nee het is een goddelijk principe dat altijd opgaat: waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid. Waar de vrijheid wordt beknot, zal Gods Geest zich niet zuiver kunnen manifesteren. Wie het gaat verwach­ten van het nakomen van allerlei regels, staat buiten de genade. Want de Pinkstergeest waait waarheen Hij wil, die is niet te vangen in wat voor keurslijf dan ook. Met de Geest van de Heer is het puur genieten van de vrijheid van de kinderen Gods. Geen duistere macht kan je nog vastpin­nen aan een boezemzonde… als je met de Heer leeft.

Is dat werkelijk zo? Maar je kan toch ergens aan vastzitten, al ben je met Gods gedachten van heil bezig. Jawel, dat kan wel degelijk, maar daar kun je vanaf komen! Gods Geest getuigt met onze geest niet om ons falen of ons tekortschieten, maar van ons kind van God zijn. We zijn erfgenamen van al wat God beloofd heeft. Dat is de realiteit naar Gods woord.

Houd dit vast!

Onverschillig wat de duivel ons wijs wil maken, luister er maar niet naar. Als Satan met zijn schijnwaarheid komt, heeft hij wellicht gelijk met de opmerking dat je vastzit, maar hij heeft gegarandeerd ongelijk wan­neer hij er aan toevoegt dat je er nooit vanaf zult komen. Jezus heeft je uit Satans macht vrijgekocht. Hij heeft zijn leven voor je afgelegd en daardoor kon jij zijn erfgenaam worden. Het is Pasen in je leven gewor­den, je hebt nieuw leven ontvangen. En het werd Pinksteren, je werd ver­vuld met de Geest van de Christus. Wat kan je dan nog gebeuren? Maar als het nieuwe leven nu bezoe­deld is doordat je opnieuw in de fout bent gegaan, wat moet je dan? Je kunt dan wel geloven in het vol­brachte werk van de Heer, maar is dat nog genoeg voor jou? Zou het kunnen zijn dat je de Heer als het ware opnieuw gekruisigd hebt, zodat er dus geen offer voor de zonde meer over is? Dit zijn allemaal klan­ken uit het Nieuwe Testament, doch

laat je maar niets door Satan wijs aken hoor! Want wat je ook te horen krijgt: hij wil je niet wijs maken – alles behalve, hij wil je van de wijs brengen! Het liefst doet hij dat met een bijbeltekst of een vrome redenering.

Bij Jezus probeerde hij het met cita­ten uit de bijbel, en in de hof van Eden benaderde hij Eva met een hui­chelachtige stelling. Heeft God niet gezegd dat je nergens van mag eten? Al die bomen vol vruchten: je mag er alleen maar naar kijken, maar aankomen niet! Welnu, God heeft niet gezegd dat we nergens aan mogen komen: tegen Adam en Eva niet en tegen ons ook niet. Hij heeft ons het leven gegeven – laten we dus maar volop leven met God en met Jezus. Daarvoor hebben we van Gods Geest gekregen, om echt con­tact met Hen te hebben. Het mag voor ons alle dagen Pinksteren zijn, dat geeft zin en inhoud aan het leven… de zinvolle levensinhoud die Vader God reeds van het begin af aan voor ogen heeft gestaan en die door het volbrachte werk van Jezus Christus mogelijk is gemaakt, uit­mondend in de doop in de Geest van de Christus.

Leven als geestelijke mensen

Hoe dient een pinksterchristen dan te leven? Heel krampachtig, met de blik op oneindig? Zoals ik mij uit een lied van vroeger herinner: ’t Hoofd omhoog en het ’t hart naar boven, hier beneden is het niet.’ Dat klinkt aardig geestelijk hè? Maar dat is het niet hoor! Weliswaar zegt de Schrift dat onze wandel boven is, maar dat wil niet zeggen dat we dus op aarde niets meer te zoeken heb­ben. Het betekent dat we met de Heer leven, en dat zowel in de hemel als op de aarde. Niemand denkt toch serieus dat ons leven op aarde er niet veel meer toe doet! Pinksteren is het feest van geestelij­ke mensen die (net als Jezus) zowel in de hemel als op de aarde geeste­lijk bezig zijn. Mensen die oog voor de hemel hebben, voor de geestelijke wereld, voor wat zich daar afspeelt. Maar ook oog hebbend voor Gods aarde, voor wat daar allemaal plaats­vindt. Van Pinksteren zijn, wil zeg­gen: niet meer vanuit een wettisch denken leven, maar onder de leiding van Gods Geest. Een wet houdt je in een harnas, maar in relatie met de levende Heer mag je leven. Hoe werkt zoiets dan? Iemand die het zoekt in het nakomen van voor­schriften, leeft uit een oudtestamen­tisch principe. Dat is ook zo als het zaken betreft die in de boeken van het Nieuwe Verbond voorkomen. Dat oudtestamentische principe is immers: ‘Doe dit en je zult leven.’ Maar het pinksterevangelie is niet gebaseerd op wat een mens allemaal wel dóen moet voor de Heer, inte­gendeel: het geeft relatie met de levende Heer. Daar mogen we uit leven, en dat is echt leven… de gaven van de Geest kunnen erin tot ont­wikkeling komen.

Gaven en de vrucht van de Geest

Je kunt kracht putten uit de tongentaal die de Heer geeft. Daar bouw je je innerlijke mens mee op. Het is dus iets voor in het persoonlijke leven. In de samenkomst heeft het alleen dan een functie, als er een vertolking op volgt. Door het horen van de tongentaal van een ander word je niet opgebouwd, net zomin als je gevoed wordt wanneer je de buren smakelijk ziet eten. Je mag je ook openen voor profetie en dan zal je spreken profetisch zijn. Je krijgt gedachten van de Heer die je bekend mag maken in de gemeente of daarbuiten. Of kan er alleen maar in de samenkomst geprofeteerd worden? Maar profete­ren betekent niet dat de boodschap onderstreept moet worden met woorden als: zo spreekt de Heer! Het is soms de vraag maar of het de Heer wel is die gesproken heeft. Dat zal getoetst mogen worden. O, daar­om kan het alleen maar in de samenkomst… dan kan het gecon­troleerd worden! Maar niet alleen de profetieën moeten getoetst worden, dat zal met alles wat in de samen­komst aan de orde komt dienen te gebeuren. Alles zal in Gods licht bekeken worden. Ook de boodschap die gebracht wordt, kan toetsing aan Gods goede gedachten niet ontberen. Betekent dat dan dat je het buiten de samenkomst niet over de het woord mag hebben? Dat zal geen weldenkend mens willen beweren. Maar het profetische woord kan in je spreken zitten, waar je ook bent, of in je gebed. Alleen maar in een gebed dat in de samenkomst uitge­sproken wordt? Dat is een benauwd idee! Je mag leven uit Gods gedach­ten en die mag je met elkaar delen, waar en wanneer dan ook. En in Pinksteren mag je je uitstrekken naar nog veel meer Geestes-gaven; het staat niet voor niets in het meer­voud!

Maar bovenal mag je je openen voor wat de Schrift noemt: de vrucht van de Geest. Die gaat boven de gaven uit. Paulus schrijft in Galaten 5 vers 22 en 23 (Gal. 05:22-23) wat de onderdelen of partjes van deze vrucht zijn. Prof. Brouwer ver­taalt dat als volgt: ‘De vrucht van de Geest daarentegen is: liefde, vreug­de, vrede, lankmoedigheid, vriende­lijkheid, goedheid, betrouwbaarheid, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Tegen zulke dingen bestaat geen wet.’

De Heer geeft niet een enkel deeltje van de Geestesvrucht… nee, Hij geeft de vrucht in z’n geheel. Anders dan met de gaven van de Geest, want die geeft Hij aan een elk zoals Hij dat wil. Als wij echt naar het beeld van God willen veranderen – en wie wil dat niet? – zullen we er rekening mee moeten houden dat de gehele Geestesvrucht gaande­weg in ons leven tot ontwikkeling zal komen. Bij de Geestesdoop wordt de kiem van deze vrucht gelegd, en wij verheugen ons erop dat de vrucht van de Geest in al zijn facetten in ieders leven tot rijping komen mag. De Geest van de Heer werkt dat samen met de geest van de mens uit. Wat een onvoorstelbare genade!

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

 

De media overspoelen ons dag en nacht met alles wat er in deze wereld gebeurt. Rampen, gijzelingen, vliegtuigongelukken, overstromingen, enz. Het is allemaal binnen een half uur in de gehele wereld bekend. We zijn er zo aan gewend geraakt dat we er vrijwel immuun voor zijn geworden, behalve als het vlak bij ons in de buurt is en er zelfbij betrokken kunnen raken… Temidden van dit alles bevindt zich de Gemeente van Jezus Christus. Wij weten dat alles wat er in deze wereld gebeurt zijn oorsprong vindt in de strijd tussen de machten van goed en kwaad. En omdat wij een ‘andere wereld’ zijn binnengegaan, sinds wij overgegaan zijn van het rijk der duisternis in het Koninkrijk van het licht, laten wij ons geen angst aanjagen, maar we blijven ^kiardoor ook niet onverschillig tegenover al het onrecht en de ellen­de die er is. Dan zouden wij voorbij­gaan aan onze taak het nieuwe leven van Christus te openbaren door woord en daad, zoals Hij ook deed toen Hij op aarde was en daar­door ons grote voorbeeld is. “De dief (satan) komt niet dan om te stelen, en te slachten en te verdelgen: (maar) Ik (Jezus) ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed” Johannes 10 vers 10 (Joh. 10:10).

Het nut van de nieuwe bijbelvertaling

Op 27 oktober zal, in aanwezigheid van koningin Beatrix, de ‘Nieuwe Bijbelvertaling’ officieel gepresen­teerd worden. Aan dit project is elf jaar gewerkt en heeft 12 miljoen euro gekost. Vele kranten en bladen hebben in de afgelopen tijd al aan­dacht besteed aan deze gebeurtenis. Zo schrijft Elsevier dat het de bedoe­ling is om met deze nieuwe uitgave een zo groot mogelijke groep Nederlanders en Belgen te bereiken en dat er kerkelijke edities in twee- kolomsdruk komen en meer literair- culturele edities in eenkolomsdruk. Het blad schrijft: “De vraag is natuurlijk waartoe al die moeite wordt gedaan. Zijn er niet al genoeg vertalingen?”

Vertalingen

De in het Nederlands taalgebied bekendste vertalingen zijn:

  1. De Statenvertaling. Deze kwam in de periode 1625 tot 1637 op last van de Satenvertaling tot stand. Elsevier schrijft: “Geen boek heeft een grote­re invloed op de Nederlandse taal en cultuur uitgeoefend dan deze Statenbijbel”. Het is nog steeds de enige erkende en gebruikte bijbel­vertaling bij de rechts-orthodoxe pro­testanten.

De NBG-vertaling oftewel Nieuwe Vertaling die in 1951 tot stand kwam en waaraan tientalen jaren is gewerkt. In de tweede helft van de vorige eeuw en ook nu is dit nog steeds de meest gebruikte vertaling, zeker bij de Protestanten. (Ook in de artikelen van Levend Geloof wordt deze vertaling gebruikt. Bij het cite­ren uit andere vertalingen wordt dit er meestal bij vermeld).

De Willibrordvertaling kwam in 1975 tot stand op initiatief van de Katholieke Bijbelstichting. Bij de Katholieken de meest gebruikte ver­taling waarvan in 1995 een herziene uitgave tot stand kwam.

De Groot Nieuws Bijbel (versche­nen in 1993 en herzien in 1996) waarbij de klassieke teksten in een­voudig Nederlands werden gepre­senteerd. Deze vertaling heeft echter nooit grote opgang gemaakt. Verder kunnen nog genoemd wor­den de Leidse vertaling verzorgd door zogenaamde moderne theolo­gen. Heeft vooral ingang gevonden in vrijzinnige kringen. De vertaling van de Utrechtse hoogleraren Obbink en Brouwer die in 1924 werd uitgegeven. De Canisiusvertaling (1934) was een vertaling uit de grondtekst en werd vooral bij de katholieken populair. De Luthervertaling die al in 1522 werd uitgegeven was een vertaling van Luther uit de grondtekst. Ook is de Bijbel in het Fries vertaald en bij­belgedeelten in dialect. Daarnaast zijn er allerlei ‘vrije interpretaties’ van de Bijbel, dus geen vertalingen, zoals Het Boek en ‘Het verhaal gaat’ van Ds. Nico ter Linde.

Toegankelijk Nederlands

Het doel van de dit jaar verschijnen­de nieuwe bijbelvertaling (NBV) is om het oorspronkelijke Hebreeuws, Aramees en Grieks om te zetten in ‘natuurlijk Nederlands’, in de taal die standaard kan worden voor de eerste helft van deze eeuw. Zowel de spreek- als de schrijftaal is uiteraard aan voortdurende verande­ringen onderhevig. Men is zo zorg­vuldig mogelijk te werk gegaan. Ruim honderd personen – vertalers, neerlandici, bijbelwetenschappers, literatoren, meelezers, supervisoren en begeleiders – uit twintig verschil­lende kerk – en geloofsdenominaties hebben zich met de vertalingen bemoeid.

Een gigantische klus, waarbij soms sterke meningsverschillen optraden. Bijvoorbeeld bij de vertaling van de Hebreeuwse Godsnaam JHWH viel de keus toch uiteindelijk op het tra­ditionele ‘Heer’. Men probeerde ‘doeltaalgericht’ en ‘brontekstge­trouw’ te werk te gaan. Ook werden ouderwetse woorden als ‘gij’ vervan­gen door ‘u’ of ‘jullie’. Of een en ander aan zal slaan is natuurlijk afwachten, maar het Bijbelgenootschap hoopt toch dat eind 2005 zo’n zeshonderdduizend exemplaren hun weg naar de lezers gevonden hebben.

Waar gaat het om?

Tenslotte – en dat is naar onze mening het belangrijkste bij het lezen van de Bijbel in welke vert­aling dan ook: Lezen wij de Bijbel als een literair boek, een boek met verhalen uit de oudheid en interes­sante wijsheden? Of raakt het ons hart, verandert het ons leven in posi­tieve zin? En om dat laatste gaat het uiteraard. Daarbij dienen we ons te realiseren dat de Bijbel geen wet­boek is met alleen maar geboden en verboden, maar een ‘leefboek’. Het laat ons zien wie God is en wie Jezus Christus is. Hoe de mensen leefden met en zonder Hem. En wat het allerbelangrijkste is: de ware betekenis van datgene wat we lezen in de Bijbel dringt pas door tot ons hart en komt pas echt tot leven als we daarbij geïnspireerd worden door de Geest van God. Alleen door de heilige Geest gaan we ontdekken en beleven dat het niet gaat om de letter, maar om het leven, het echte leven zoals God dat voor ieder mens bedoeld heeft. We zijn Zijn schep­pingen en Hij heeft ons onvoorstel­baar lief. En om Zijn goedheid en liefde tenvolle te kunnen beleven is het Zijn diepste verlangen dat we voortdurend in Zijn gemeenschap gaan leven.

 

De onmisbaar­heid van visie

Zomaar een krantenkop: “AVRO-top weg door gebrek aan visie”. Het bericht maakt melding dat de omroep de tweehoofdige directie na aanhoudende meningsverschillen ontslagen heeft. Het bestuur verwijt hen onder andere “gebrek aan een eenduidige visie op het te voeren beleid”.

Het laat zien hoe belangrijk visie is en dat geldt uiteraard ook voor iede­re christen die zich bewust is te staan in dienst van Gods Koninkrijk.

“Waar visie ontbreekt komt het volk om” is niet zomaar een gezegde maar toont de noodzakelijkheid van visie die de Heer wil geven aan iedei die zich daarvoor openstelt. Natuurlijk is daarbij kennis en onderscheiding ook van groot belang. Onze tegenstander zal vast­houden aan zijn doelstelling ons op het verkeerde been te zetten, maar het zal hem niet lukken ons van de juiste weg af te brengen als we ons bewust zijn dat we kennis kunnen vergaren uit de Bijbel onder leiding van Gods Geest en door diezelfde Geest ook ‘onderscheiding der gees ten’ hebben ontvangen zodat we weten te onderkennen of iets goed of verkeerd is. Als we zo de Heer i dienen ontwikkelt zich visie waar­door we in overeenstemming met wat Hij van ons verlangt, kunnen spreken en handelen.

Het verlangen naar verandering

De herdenkingsbijeenkomst na he overlijden van de volkszanger Andre Hazes in de Arena in Amstedam werd bijgewoond door 50.000 fan en nog eens 5 miljoen mensen vol den het programma via de televisi Zelfs in het buitenland was men verwonderd dat in het nuchtere Holland zoveel mensen zich betrokken voelden bij dit overlijden. Het NOVA-televisieprogramma ging er ook op in en maakte een vergelijking met het het heengaan van de adspirant-politicus Pim Fortuin enkele jaren geleden, toen ook vele’ duizenden geëmotioneerd waren daarbij te kennen gaven: we voelen zich met hem verbonden, hij was één van ons. In de genoemde reportage tooonde men ook enkele van vele duizenden brieven die na zij heengaan binnenkwamen en wat duidelijk tot uiting kwam hoe velen Pim Fortuin een soort verlosser zagen, zelfs het woord messias werd genoemd…

Vooral sprak uit de reacties van velen de ontevredenheid waarmee men in het leven stond ten aanzien van de politiek en de samenleving. Nu was er eindelijk iemand die doorgaf wat er leefde in hun harten en die aangaf hoe alles veranderen moest en kon als men hem verder ging vertrouwen en navolgen…

Invulling

Dit verlangen naar verandering leeft bij velen, er is een leegte in hun har­ten en men gaat dan uitzien naar iemand die aan dit verlangen invulling geeft. Maar dan blijkt maar al te vaak dat er aan dit verlangen naar verandering geen werkelijke invul­ling wordt gegeven en slaat de teleurstelling toe. Gedesillusioneerd leeft men verder in de stille hoop dat er weer iemand zal opstaan waaraan men zich vast kan klampen… Als christenen weten wij dat er wél iemand is die aan de verlangens van wat er leeft in de harten van de men­sen invulling kan geven. Het is Jezus Christus, de Zoon van de levende God. Maar hoe komt het dan dat velen Hem toch afwijzen en niets met Hem te maken willen hebben en van de redenen is dat velen teleurgesteld zijn in christenen die ze kennen. ‘Als ik zó zou moeten leven als die of die doet, dan hoeft het voor mij niet…’ is een bekende uitspraak. Vaak terecht want het leven van heel veel christenen is dik­wijls niet in overeenstemming met datgene wat Christus bedoeld heeft. Deze opmerking is niet bedoeld als veroordeling van medechristenen maar wel om ons zélf af te vragen: in hoeverre ben ik zelf een échte christen? Velen zijn alleen maar in naam christen, vaak uit traditie maar zonder dat er een werkelijke levens­verandering door bekering en

wedergeboorte heeft plaatsgevonden. Anderen die dat wel hebben meege­maakt zodat hun leven veranderd is en weten ‘ik ben nu van een zondaar een kind van God geworden’, zijn vaak in het beginstadium van het geloofsleven blijven steken. Er heeft geen verdere geestelijke groei plaats­gevonden terwijl dat toch noodzake­lijk is om het volwassen stadium in Christus te bereiken. En dan bedoe­len we niet alleen een theoretische groei in kennis en inzicht, maar vooral ook in de beleving daarvan in het gewone leven van elke dag. We zijn veranderd… om verder te veran­deren, zodat we meer en meer echte beelddragers van Christus worden.

 

De onterechte kritiek op Robert Schuller

Al eerder publiceerden wij in ons blad een berichtje over deze Amerikaanse predikant die, samen met zijn zoon, iedere zondag onder de titel ‘Hour of Power’ een televisie­kerkdienst verzorgd vanuit de Chrystal Cathedral in Californië (USA). Wekelijks kijken meer dan 30 miljoen mensen over de gehele wereld naar deze dienst. (In Nederland is de uitzending iedere zondagmorgen van 9 tot 10 uur op RTL5).

Zoals ons kopje al aangeeft vinden we de kritiek die er soms op deze uitzendingen in Nederland en België wordt geuit, vaak onterecht. Immers het evangelie wordt op een duidelij­ke en eigentijdse wijze verkondigd en spreekt, gezien de positieve reakties, velen aan. Daarbij legt Schuller vaak accenten die anderen achterwe­ge laten en toch voor hen die in dienst van Gods Koninkrijk staan erg belangrijk zijn, zoals het tot ont­wikkeling brengen van de creatieve mogelijkheden die in ieder mens aanwezig zijn.

Natuurlijk is het Amerikaans en hoeft men niet op alles ‘ja en amen’ te zeggen, maar om nu met allerlei negatieve opmerkingen te komen, zoals we enige tijd geleden lazen in een geschrift dat ons werd toegezon­den en wordt uitgegeven door een comité dat zich uitgeeft als ‘verdedi­gers van de Bijbel’, slaat nergens op. Eén voorbeeld: Schuller zou de Bijbel op de lessenaar laten liggen en nooit in de hand nemen… Kritiek hoeft niet altijd verkeerd te zijn, zeker niet als het gefundeerd is op feiten, maar als het ongegrond is en alleen maar bedoeld is om iemand in een verkeerd daglicht te stellen, is het natuurlijk te allen tijde af te wijzen.

Soms speelt bij kritiek ook afgunst of jaloezie een rol. Men kan dan de zon niet bij iemand anders in het water zien schijnen of men denkt dat Gods Geest precies zo werkzaam moet zijn zoals men hetzelf ervaart of erover denkt.

In de dagen van Jezus was dat ook al het geval. Bijvoorbeeld toen Johannes tot Jezus zei: “Meester, wij hebben iemand in uw naam boze geesten zien uitdrijven en wij wilden het hem beletten, omdat hij niet met ons U volgt”. Dan zegt Jezus tot hem: “Belet het niet, want wie niet tegen u is, is vóór u” Lucas 9 vers 49 en 50 (Luc. 09:49-50). Het is belangrijk dat we in de tijd waarin wij leven niet elkaar gaan bekritiseren of bestrijden, maar de werkelijke vijand die door Jezus al wordt omschreven als ‘mensen­moordenaar vanaf het begin’ Johannes 9 vers 44 (Joh. 09:44). En deze vijand kan alleen met geestelijke wapens bestreden en overwonnen worden. En wat Robert Schuller betreft: Laten we blij en dankbaar zijn dat velen die niet (meer) in kerk of samenkomst komen, op deze wijze toch in aanraking komen met het evangelie.

 

De heiliging van Gods naam door Duurt Sikkens

In het bekende gebed dat wij kennen als het ‘Onze Vader’, komt onder andere de zinsnede voor “Uw Naam worde geheiligd”. Veelal wordt dit uit­gesproken zonder er bij na te denken wat de betekenis ervan is. In dit arti­kel gaat Duurt Sikkens in op wat deze woorden werkelijk betekenen. Daarbij komen ook andere aspecten van de naam van God aan de orde en ook het woord ‘heiligen’ wordt op duidelijke wijze belicht (-red.).

Een betekenisvolle naam is, eenvou­dig gezegd, de kortste definitie van iemands persoonlijkheid. De naam Jezus, de latijnsgriekse vorm voor het Hebreeuwse Jehosjoea/Jozua, betekent: “JHWH redt, verlost”. Gods naam, weergegeven door vier letters, wordt door de Joden nooit, genoemd; uit eerbied zegt men doorgaans: ‘De Naam’, zoals ook Johannes suggereert in z’n derde briefje  Johannes 1 vers 7) waarbij tevens de naam van Jezus wordt bedoeld, want die sprak en handelde altijd namens zijn Vader.

Waarom? Omdat hij uit zichzelf niets kon doen of hij moest het z’n Vader hebben zien doen. De naam JHWH kent vele vertalin­gen, liever gezegd omschrijvingen van de betekenis die alle cirkelen rond het werkwoord ‘zijn’: “Ik zal zijn die Ik ben” of “Ik ben de Zijnde, de Aanwezige”. De mooiste vind ik: “Ik ben”. Het werkwoord ‘zijn’ bete­kent hier meer dan alleen maar ‘bestaan’. Het drukt ook een bewe­ging uit, een gebeuren. Wanneer God zegt: “Er zij licht”, dan gebeurt er wat, it happens.

De heiliging van Gods naam

Waarom ik ‘Ik ben’ de mooiste vind? Omdat Jezus dit ook van zichzelf zegt, bijvoorbeelde in Johannes 13 vers 19 en Johannes 18 vers 6 tot en met 8 (Joh. 13:19 en Joh. 18:06-08) waar in de grondtekst het woordje ‘het’ ont­breekt. Daarmee laat hij zien (en horen) dat hij geboren is uit de Vader en daarmee een weergave, een afdruk van Diens wezen. Ze zijn één, eenstemmig.

Gods naam is ‘liefde’

Wat mooi als je de naam van je Vader draagt en nog meer wanneer je door die naam gedragen wordt. En die naam is ‘liefde’, want hoe zul je ‘zijn’ zonder liefde, zonder te beseffen dat je wordt liefgehad? Dat is de ‘rots’ waarop je (be)staat: Iemand houdt van mij. Gods wezen is liefde, Zijn aard is liefhebben. Dat was aan Jezus te merken. Vandaar dat hij bij zijn laat­ste woorden tijdens het paasfeest over zijn volgelingen spreekt en tegen zijn Vader zegt: “Ik heb hun Uw naam bekend gemaakt en ik zal hem bekend maken, opdat de liefde, waarmee U mij hebt liefgehad, in hen is en ik in hen”. Wat een ontroe­rende, testamentaire uitspraak: Een vernieuwde verbinding, een nieuw verbond.

In een gebed, dat gemakshalve ‘Het Onze Vader’ wordt genoemd en dat helaas bij velen tot een ritueel is ver­worden, staat onder meer de zin: “Uw naam worde geheiligd”. Ik denk dat ‘heiligen’ hier de betekenis heeft van ‘louteren, zuiveren’. In een oud woordenboek las ik: ‘De onheili­ge, ongoddelijke natuur wegnemen’. Dat vind ik heel mooi, want miljoe­nen mensen geloven nog steeds dat goede en kwade dingen uit een en dezelfde hand komen, waarbij het kwade, dat uit God zou komen, jou overkomt, opdat het een uitwerking ten goede voor je heeft. Zo van: het zal wel ergens goed voor zijn… of:

God is groot, zijn wil geschiede. Er zijn er die deze redeneringen gebruiken als bemoedigingen. Met Job zeg ik dan maar: “Jullie zijn alle­maal miserabele vertroosters”. “Jullie troosten met iets kwaads” – Job 16 vers 2 (Job 16:02).

Een niet bestaande combinatie

Wat is God in de loop der tijden al veel toegeschreven waarin Hij Zijn hand nooit heeft gehad. Alle ellende, ziekte, dood, rampen werden Hem toegedicht en heel vaak wordt Hem toegevoegd of het zo langzamerhand geen tijd wordt ‘dat Hij d’r wat aan doet…’

Alle misvatting is al in het paradijs Jegonnen: Alsof God goed én kwaad “Kent. De combinatie bestaat niet eens in Hem omdat het elkaar niet verdraagt. Want wat hebben licht en duisternis gemeenschappelijk? De naam van die afschuwelijke ‘boom’ is al een leugen: Hij lijkt mooi en goed, maar je gaat er geestelijk aan dood. Dat is niet goed. En eeuw na eeuw heeft God gepoogd Zijn naam te zuiveren, via Zijn mensen, om dat totaal foute beeld bij te stellen. Vele profet(ess)en hebben gesproken over een enige, ware God, maar velen wil­den niet “naar Zijn stemme horen, ze verlieten Mij en hebben zich andere goden verkozen”, ok vandaag de dag willen velen lie­ver een andere God, een andere Jezus, een andere geest aanbidden. Moet je Paulus daar maar eens over horen 2 Korinthe 11 vers 3 tot en met 5 (2 Kor. 11:03-05). Het zit zo diep in het religieuze denken dat het bijna onuitroeibaar lijkt: God andere eigenschappen toeschrijven dan de ware.

In Exodus 20 vers 1 (Ex. 20:01) staat de overbe­kende zin: “Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht heb­ben”. Wanneer andere godsbeelden, ideeën over God, tussen Hem en de mens staan, verduisteren deze het zicht op Hem. Je ziet Hem niet

goed, het zicht raakt vertroebeld en je raakt in verwarring. Geen wonder dat Jezus’ belangrijkste zendingsop­dracht was te vertellen wie God echt is zodat gelovige mensen Zijn Vader zouden leren kennen. Hij wilde Gods naam, Zijn wezen bekend maken en vertellen dat Hij één is, niet dubbel, niet voor tweeërlei uit­leg vatbaar. Het is hem door velen niet in dank afgenomen… Ditzelfde zinnetje aan het begin van de ’tien geboden’ kan ook anders worden gelezen: (zo letterlijk mogelijk) “Hij zal voor jullie niet zijn (als) goden (van) anderen voor mijn aange­zicht”.

God is totaal anders

God weigert te zijn als een god die wordt voorzien van allerlei eigen­schappen van afgoden, maar dan natuurlijk wel ‘almachtiger’ en ‘gro­ter’ en sterker’ en laat alle ‘super­latieven er maar op los. In dat spoor wordt onze bescheiden Voorganger uiteraard een ‘Superstar’. Het is alle­maal zo heidens als de pest. God is zo helemaal anders dat juist dat zo ongelooflijk is… Jesaja verzucht  in Jesaja 46 vers 5 (Jes. 46:05): “Met wie willen jullie Mij vergelijken en gelijkstellen, aan wie Mij gelijk achten dat wij elkaar gelijk zouden zijn?” En Job: “God blijft zichzelf gelijk”. Wanneer de Vader van Jezus, onze Vader, ‘ontheiligd’ wordt met vreem­de en onberekenbare eigenschappen wat voor Godsbeeld heb je dan? Het verdrietige gevolg is dat de gebe­den erop afgestemd worden. Ik bedoel dit: Als je denkt dat het een oorlogsgod is, ga je heel krijgshafti­ge taal bezigen (Het hele woord ‘held’ of afgeleiden daarvan komen niet voor in het Nieuwe Testament).

Als je het beeld hebt van God als een onberekenbare, grillige figuur, dan moet-ie vermurwd worden, gevleid of geprezen tot je er bij neer­valt. Of moet Hij soms een contra­prestatie leveren voor jouw slaafse inzet? Dan ben je misschien wel uit Egypte geleid, maar ‘Egypte’ zit nog diep in je hart (De tien geboden wor­den niet zonder bijbedoeling in ‘steen’ gegrift (!). Talloze godsvoor­stellingen zijn er bedacht door de vader der leugen. Zelf heb ik me daaraan vroeger ook ‘schuldig’ gemaakt, want je hoorde het zo en dan hoort het zo… Gelukkig, en dat zeg ik uit de grond van mijn hart, heb ik de Vader beter leren kennen.

Je zal een natuurlijke vader hebben met zoveel gezichten, dan krijg je een ellendige opvoeding in een kli­maat van grote onzekerheid: je weet nooit wat je aan Hem hebt. Hoe zou je Hem dan geloven, vertrouwen. Om over toevertrouwen maar hele­maal niet te spreken.

Geen onzekerheid meer

Het is daarom zo wezenlijk te besef­fen wat Jezus bedoelt met: “Ik heb hun Uw naam bekend gemaakt en ze hebben aangenomen wat ik heb gezegd en hebben erkend dat ik van U ben uitgegaan”. Dat maakt een eind aan alle onzekerheid, dat geeft de moede rust, geeft de zwerver een veilige herberg. De ‘Ik ben’ heeft Zijn naam op je gelegd zodat jij ook mag worden wie je eigenlijk bent. Je leert langzaam en zeker Zijn natuur kennen: goed, bescheiden, zonder enige vorm van uiterlijk vertoon. Hij is de werkelijke enige God. De waarheid is niet ‘iets’, maar iemand. En wie uit Hem gebo­ren is ook waar. Eerst in beginsel, maar langzamerhand groeiend tot de volle waarheid, omdat je zo bemind wordt. Je wordt bewaard in Zijn liefde. Jezus bad: “Vader, bewaar ze in Uw naam”. De naam, ontdaan van alle eigenschappen die de tegenstander op Hem heeft geprojecteerd. “Uw naam, zo zonde­loos, zonder geweld, zo mooi, zo licht, worde vrijgemaakt van alle onheilige voorstellingen. In Uw naam zit geen kwaad”.

 

Jezelf aanvaarden; is dat mogelijk? Door Paul de Groes

In dit artikel geeft Paul de Groes ant­woord op de vraag of ‘jezelf aanvaar­den’ mogelijk is. In het januari/febru­arinummer publiceerden wij onder de titel ‘God temidden van de goden’ het eerste artikel van deze schrijver, die medeoudste is van de volle evangelie gemeente te Koudum (Fr.). Dit nieu­we artikel begint met een kort per­soonlijk getuigenis van de schrijver. (De volle evangelie gemeente Z. W. Friesland in Koudum houdt iedere zondag om 9.45 u. een samenkomst in Boerderij ‘De Regenboog’, Hoofdstraat 49 in Koudum. Verdere inlichtingen kunt u verkrij­gen bij de secretaris van deze gemeen­te, H. J. W. Aarts, te Parrega.

Iets over mijzelf

In de eindjaren zestig was ik 20 jaar en werd gegrepen door het enthou­siasme van de toenmalige Jezusbeweging. Het gevolg was dat ik koos voor het geven van onderwijs aan kinderen. Helaas wilden de meeste protestants-christelijke lagere scholen liever mensen uit de geves­tigde kerken. Zelf wilde ik toenter­tijd niet voor een rooms-katholieke lagere school staan omdat ik zelf van rooms-katholieke huize ben. Doordat de Jezusbeweging toch wel protestantse roots had, kreeg ik bedenkingen tegen de paus Maria, enz. Ik denk daar nu wel iets genu­anceerder over. Ik wilde ook niet op een openbare school. (Ik vind het nu jammer dat ik toen zo dacht, maar goed ik wist toen niet beter). Geen werk dus op een lagere school maar wel wilde men op het voortge­zet onderwijs ‘gedreven leraren’ heb­ben. Zo kreeg ik in Koudum aan de scholengemeenschap een aanstelling als godsdienstleraar. Mijn toch wel beperkte bijbelkennis en kennis van dogmatiek (=geloofsleer) werd op de pedagogische academie slechts beperkt. Omdat ik zinnige lessen wilde geven, mag ik een 3e en 2e graadsstudie ben gaan doen aan de Noordelijke Leergangen in Leeuwarden.

Ondanks de wetenschappelijke aan­pak van het geloof aldaar heb ik vol­gens mijzelf mijn geestelijk leven tij­dens deze opleiding zeer verrijkt. Mijn wedergeboren broeders en zus­ters lieten echter nogal eens merken dat de modernistische bestudering van het geloof je eigen geloof wel zou kunnen stukmaken. Ik was daar echter niet bang voor want mijn geloof in Jezus was en is niet gebasseerd op traditie of kennis maar in de eerste plaats op een persoonlijke ervaring.

Jezelf aanvaarden.

Ik heb gemerkt, in mijn taak als oudste in de volle evangelie gemeen­te “Op Stap” in Koudum en ook in de tijd als leraar en momenteel als vertegenwoordiger, dat het voor veel mensen best moeilijk is om zichzelf te aanvaarden zoals men is. Er zijn zeer veel mensen met een negatief zelfbeeld. Zo’n mens loopt het gevaar te gaan denken dat hij niet in staat zou zijn om iets goeds te bewerken.

Tijdens mijn studie las ik een studie van een christen filosoof Romano Guardini (1885-1968) en dit sprak mij erg aan. Ik heb veel mensen vooral jongelui, maar ook mijzelf beter leren begrijpen door zijn over­denkingen. In het vervolg wil ik pro­beren daar iets meer van te vertellen. Als je het hebt over “jezelf” dan spreek je over het “ik”. Het ik is voor ons tweeledig. Allereerst is het “ik” voor de mens vanzelfsprekend, ten tweede is het “ik” voor de mens vreemd!

  1. Het “ik” is vanzelfsprekend: Het “ik” is voor een mens de kern van al het andere. In het centrum van het bestaan staat het ‘ik’. Daarheen vinden we de volgende opeenvolgende omgevingen: het lichaam; het gezin; de directe omge­ving; het land en tenslotte de wereld. Bij alles wat de mens waarneemt is zijn “ik’ aanwezig. De wereld is er niet zonder dit “ik”. Dit klinkt en is vanzelfsprekend. We staan er alleen niet zo vaak bij stil. Zonder dat we het ons bewust zijn veronderstellen we dat het “ik” bij elke waarneming of ervaring aanwe­zig is. Zo is voor een ieder de wereld zijn of haar “wereld” , een andere bestaat niet. Het “ik’ is zo gezien onvermij­delijk en noodzakelijk. Het “ik” is hetgeen diep in alles is. Het “ik” is het meest nabije. Nabij tot in het inwendigste van onze geest.
  2. Het “ik” is vreemd voor de mens: Het “ik” is voor de mens niet alleen vanzelfsprekend maar het is tegelij­kertijd ook merkwaardig of vreemd. De vraag “Wie ben ik?” “komt vroeg of laat op ons allemaal af, want ik ken mijzelf niet ik heb mijzelf niet gemaakt. De mens probeert zichzelf wel te doorzien te begrijpen. Anders gezegd:”Ik tref mijzelf aan.” Ik heb er niet voor gekozen mijzelf te zijn. Hieruit volgt dat de mens zijn “ik” heeft gekregen als een opgave, taak­stelling of roeping. “Ik moet degene zijn die ik ben ! “

Als de mens zo diepgaand naar zich­zelf, naar zijn “ik” kijkt dan is het gevaar niet denkbeeldig dat hij schrikt van zichzelf. Er zijn immers zoveel zaken die de mens doet en bewerkt die chaos, pijn en verdriet veroorzaken. Aanvaarding hiervan staat ons tegen, en is daarom erg moeilijk. Veel mensen hebben daar­door een negatieve kijk op zichzelf gekregen, zij hebben een zoge­naamd negatief zelfbeeld. De meest extreme vorm daarvan is zelfmoord. Natuurlijk kom je het tegenoverge­stelde ook wel tegen; mensen die de ogen voor het negatieve sluiten en rondlopen met een flinke portie zelfingenomenheid.

Voor veel mensen is het, gezien hun situatie (denk maar eens aan ziekte

of armoede of verlies van geliefden) erg moeilijk om zichzelf te zijn. Zij

worstelen met de vragen: Waarom ben ik er eigenlijk en waarom ben ik er eigenlijk niet?

Waarom ben ik zoals ik ben?

Waarom heb ik zulke genen?

Er is op deze vragen, wetenschappe­lijk gezien, geen afdoende antwoord uit de wereld te krijgen. Niet uit de geschiedenis en niet uit de biologie. De mens kan zichzelf niet verklaren, hij zal er mee moeten leven.

Het antwoord komt van God

Alleen vanuit iets boven de mens, vanuit iets hogers kan de mens zich­zelf verklaren en dan bedoel ik van­uit de wil van God. Zo gezien is God werkelijk en noodzakelijk. In de bijbel lezen we dat God zich­zelf openbaart aan Mozes op de berg Horeb. Hij maakt Zich daar bekend met de naam “Ik ben die Ik ben” of ook wel “Ik ben die is en Ik zal zijn”.

Deze naam van God geeft aan dat Hij geen naam heeft die van deze wereld komt. “Mijn naam”: zegt God is de manier waarop “Ik ben”. Alleen “Ik ben” zo puur, noodzake­lijk en volkomen vrij. Deze God heeft de mens en dus ook mij geschapen en Hij heeft mij dus gewild! Dit ontkennen geeft leegte en vraagtekens, temeer als de mens kijkt naar de ellende en wanorde in de wereld. Ook in de mens is die chaos. Dit leidt vervolgens tot angst. (Angst is volgens de moderne filoso­fen: “Het zichzelf beleven met het besef van eindigheid cq. dood ofte­wel de mens voelt zich door de leeg­te, de zinloosheid en dood bedreigd). In het paradij sverhaal daarentegen is het besef geschapen te zijn en dus een begin en een eind te hebben in God. Dit is echter geen angstige situatie, doch een paradijselijke!

Omdat God zich hier wil laten ken­nen en Degene wil zijn Die aan het begin én het einde staat. Ondanks geloof in deze God blijft er bij veel mensen angst, omdat de mens niet handelt naar zijn oor­sprong. Hij onteert zichzelf door moord of doodslag, door hoogmoed en in de meest extreme vorm door oorlog en geweld.

God zelf houdt als Schepper alles in stand en als zodanig accepteert Hij de mens. Indien de mens God lief­heeft, dan mag de mens zichzelf ook nooit zo beoordelen dat hij zijn “ik” veroordeelt. God roept ons op om onszelf te accepteren. In Jezus Zijn Zoon toont hij de mensheid Zijn liefde en door Zijn Geest leert hij de mens die Hem toelaat in zijn bin­nenste (‘ik’) om zichzelf te accepte­ren oftewel te aanvaarden dat voor ieder mens zijn “ik” zijn specifieke opdracht oftewel roeping is. De mens mag tijdens zijn bestaan vanuit zijn eigen “ik” gaan verstaan wat het betekent geschapen te zijn naar Zijn beeld en gelijkenis. Daarbij heeft God de Vader ons het grote voorbeeld gezonden namelijk Zijn Zoon. Jezus bleef immers ook in elke situatie trouw aan zichzelf dat wil zeggen aan Zijn roeping. Door zo te doen werd Hij tot zoen­offer voor ieder mens die Hem als zodanig wil aanvaarden. Jezus leerde ons bovendien dat God Liefde is en dat Hij het goede en het welgevallige en het volkomene wil. De mens, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, ontdekt in zich­zelf dit verlangen naar het goede, het welgevallige en het volkomene ook wel Sjalom genoemd of rijk Gods.

Onder leiding van de Geest van God mag de mens, nu schrijf ik dit bewust met hoofdletters, op weg gaan zijn eigen “Ik” te openbaren zoals God het bedoelt heeft. Ieder mag dat doen vanuit zijn of haar beginpunt hoe negatief of positief dit ook is.

 

Zachtmoedig of hardmoedig door Jildert de Boer

Wel eens gehoord van de’geest van Edom’? Jildert de Boer legt in dit arti­kel uit welke negatieve eigenschappen deze, zoals hij het formuleert, ‘anti- broederschapsgeest’ in zich heeft. Hoe kunnen we deze geest overwinnen zodat deze plaats moet maken voor een geest van zachtmoedigheid? Ook legt de schrijver op duidelijke wijze uit hoe zachtmoedigheid het klimaat is waarin broederschap tot ontwikke­ling komt (-red.).

De brutalen hebben nu vaak de ‘halve wereld’ volgens het gezegde, maar de zachtmoedigen beërven straks de (hele!) aarde Matteüs 5 vers 5 (Matt. 05:05). Wij zijn geroepen om alle zacht­moedigheid te bewijzen aan alle mensen Titus 3 vers 2 (Titus 03:02). Eén van de wezen­strekken in het leven van Jezus was zachtmoedigheid en nederigheid van hart Matteüs 11 vers 29 (Matt. 11:29) en nu mogen wij dat aandoen Kolossenzen 3 vers 12 (Kol. 03:12) en er steeds meer van krijgen!

Er mag zich een volheid van godde­lijke natuur in ons ontwikkelen, opdat dit proces ook in de zonen Gods leidt tot de levende werkelijk­heid van: ik bén zachtmoedig gewor­den door de werking van de heilige Geest. Ook dit begint in ons nieuwe leven als een klein mosterdzaadje: ik héb een klein beetje zachtmoedig­heid, dat mag uitgroeien tot een voorraad aan deze goddelijke deugd. In het Oude Verbond was Mozes de zachtmoedigste van alle mensen Numeri 12 vers 3 (Num. 12:03). Hij had behoorlijk veel zachtmoedigheid en geduld geleerd bij het vele jaren lang hoeden van de schapen van Jethro. Op de kwaad­sprekerij en rebellie van Mirjam en Aaron reageerde hij niet met boos­heid, maar liet het aan God over om hem te rechtvaardigen en bad voor Mirjam toen zij melaats werd Numeri 12 vers 1 tot en met 16 (Num. 12:01-16).

Toch viel hij op het laatst terug in een oude kwaal: de opvliegende drift kreeg hem opnieuw te pakken, zodat hij op de rots sloeg. Mozes vond het volk weerspanning, maar verstond nog niet dat hijzelf voet had gegeven aan de geest van weerspannigheidNumeri 20 vers 10 en Numeri 27 vers 14 (Num. 20:10 en Num. 27:14). In het Oude Verbond lezen we bijvoorbeeld ook: “een zachtmoedig hart is leven voor het vlees, maar jaloersheid is vertering voor de beenderen” Spreuken 14 vers 30 (Spr. 14:30)

De geest van Edom

Als wij willen groeien in God, dan komen wij harde, ongevoelige plek­ken bij onszelf tegen. De werking van harde machten kan ons parten spelen en onze ontwikkeling afrem­men. Wanneer wij ons erin oefenen, om alle zachtmoedigheid te bewij­zen aan alle mensen, dan passe­ren wij een geest van onverschillig­heid, die kenmerkend was voor Ezau Hebreeën 12 vers 18 (Heb. 12:18) en komen we ons tekort tegen aan de goede geest van bewogenheid en ontferming. Hiervan kunnen we ons reinigen losmaken, als wij hier elementen van herkennen in ons eigen leven. De enige hardheid, die ons past, is een harde opstelling tegenover zonde en tegenover de boze. Alle andere hardheid is hoogmoed, zelf­handhaving, onverzettelijkheid, weerspannigheid en ongezeggelijkheid.

De hoofdstad van Edom, Bozra Jesaja 63 vers 1 (Jes. 63:01), betekent ‘versterkte plaats’. Edom is een beeld van de vleselijke gezindheid. De geest van Edom is een sta-in-de-weg voor broederschap, zoals eertijds bleek in de verhouding tussen Jacob en Ezau, waardoor zij bij elkaar weg gehouden werden.

Het fort van zelfverdediging en hard handelen over of zelfs veroordelen van andere broeders en zusters moet geslecht worden. Als dit bolwerk, waarin de vijand zich verschanst, valt, kan Jezus mij Zijn zachtmoe­digheid leren. Dan is het afgelopen met het vervolgen van onze broeder met het ‘zwaard’ en het verstikken van het medelijden (het funeste den­ken over de ander in de trant van: ‘net goed’) en kunnen Bozra’s burchten verteerd worden. Het resultaat van het vallen van dit bas­tion van hardheid, eigen gelijk, zelf­rechtvaardiging, leedvermaak, laste­ren, wraakzucht Ezechiël 25 vers 12 (Ez. 25:12) en minachting Ezechiël 36 vers 5 (Ez. 36:05) is dat er gn de ‘broederbond’ gedacht kan worden! Amos 1 vers 9 tot en met 12 (Amos 01:09-12). De geest van Edom is sterk in het ondermijnen van broederschap en het plaatsen van wiggen, die twee­spalt in broederschap teweeg bren­gen. Uiteraard worden dit onder­steund met ‘harde meningen’ en ‘hooghartige sterkte’. Laten we de werking van deze geestesmacht, die aansluiting zoekt bij een vleselijke gezindheid, meer in het vizier krij­gen, opdat we niet het rijpen van de goede Geestesvrucht van zachtmoe­digheid teniet doen of beperken. De Here heeft gesproken: “Ik schil Esau af en leg zijn schuilhoeken bloot, wil hij zich verbergen, hij kan niet” Jeremia 49 vers 10 (Jer. 49:10). Elke resterende werking van Edom mag aan het licht komen, opdat wij Gods gericht erover kunnen uitoefenen. Gaandeweg kunnen zo verlossers (heilanden, zegt de Statenvertaling), dat wil zeggen zonen Gods, de berg van Sion (beeld van Gods goede Geest) bestijgen (in toenemende hei­liging) en het koningschap zal zijn aan de Here Obadja 1 vers 21 (Ob. 01:21).

Overmoed en moedeloosheid

Als wij ten strijde optrekken tegen Edom Obadja 1 vers 1 (Ob. 01:01), dan komen wij d ver moed tegen Obadja 1 vers 3 (Ob. 01:03). Daar vordt gesproken over Edom dat het trots is, een hoge woning heeft. Zelfs als wij ‘in de overwinning’ en ‘in de lofprijzing’ staan, bestaat er het gevaar om overmoedig te wor­den. In Sefanja 3 vers 11 (Sef. 03:11) staat dat God uit uw midden de hoogmoedig juichenden verwijderen zal. “En voortaan zult gij niet meer overmoedig zijn op mijn heilige berg”. Gods bedoeling is: “opdat zij Hem dienen met éénparige schouder” Sefanja 3 vers 9 (Sef. 03:09). Op die wijze ontstaat er heerlijke broederschap! Er blijft over een gebogen(!) en gering volk (=nederig op aarde) en wie schuilen bij de naam des Heren Sefanja 3 vers 19 (Sef. 03:19). Typerend voor hardheid is nu juist onbuigzaamheid! De geest van Edom is erop uit, dat de ene schou­der de ander verdringt, wat leidt tot concurrentie en het zaaien van ver­deeldheid en jaloersheid tussen elkaar.

Het tegenovergestelde van overmoed is moedeloosheid, waarbij men de moed in God verliest. Men voelt zich daarbij niet zacht en ootmoedig in God, maar slap en gevloerd door de aanklager. Iemand merkte eens op: “geef nooit, nooit, nooit de moed op, dat is het allerdomste dat je kunt doen”.

Is zachtmoedigheid slap?

Als we lezen ‘zachtmoedigheid’, dan kan er onmogelijk iets slaps of weeks mee bedoeld zijn. De gedach­te dat zachtmoedigheid te maken zou hebben met tolerantie, toege­vendheid of mensenvrees is een misser, die verwarrend kan werken. Jezus was moedig in God tegenover de huichelarij van de Farizeeën, maar Hij was zacht in zichzelf, dat wil zeggen: altijd ontvankelijk voor en afgestemd op het spreken van de Vader. Dat gold ook voor het hoe en wanneer Hij zoiets moest zeggen als ‘adderengebroed’. Jezus doorzag de werking van religieuze, wettische en keiharde geesten en Stefanus onder­kende deze weerspannige machten ook Handelingen 7 vers 51 (Hand. 07:51). Zij baden allebei: “Vader vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen” en “Here, reken hun deze zonde niet toe”. Daarin proef je hun liefde en hou­ding naar mensen, die zich helaas door machten der duisternis lieten dirigeren.

Jezus zei nooit iets uit eigen wil of op eigen aandrang! Hij nam altijd met een zacht hart het woord van de Vader aan en dat sprak Hij! Ook wij zullen noch een zachtgekookt ‘eitje’ of een zogenaamd ‘watje’ zijn in onze opstelling, noch een stoere, steile persoon die hard is geworden in leerstelligheid zonder leven. Laten wij niet links of rechts afwijken door of ‘soft’ en toegeef­lijk te zijn zonder pittige eigen iden­titeit, of superieure ‘hardliners’ te worden, die de leer goed op een rij­tje hebben, maar een zacht- en oot­moedige houding in hun leven mis­sen. De ‘hardmoedigheid’ van de geest van Edom doet zich mogelijk gelden en in een elitaire houding kan men zich isoleren van andere broeders, die toch voluit de weg van Jezus willen gaan.

Zachtmoedigheid in de praktijk

Hoe is het met ons? Wij die zo graag alle vuilheid en alle uitwas of resten van boosheid willen afleggen, nemen wij ook met zachtmoedig­heid het in ons geplante woord aan, dat onze zielen kan behouden? Jakobus 1 vers 21 (Jak. 01:21). En als het woord komt via de raad of vermaning van een ander ben ik dan zo zacht en zo moedig, om het aan te nemen en het in mij te laten planten?

Hoe treed ik op tegenover anderen? Toen sommigen van mening waren dat Paulus naar het vlees leefde, deed hij nota bene een beroep op hen bij de zachtmoedigheid en vriendelijkheid van Christus! 2 Korinthe 10 vers 1 en 2 (2 Kor. 10:01-02). Als wij geestelijk willen zijn of worden, moeten we leren terecht te helpen in een geest van zacht­moedigheid, ziende op onszelf Galaten 6 vers 1 (Gal. 06:01). (Merk op dat hier niet gesproken wordt over de ander met het vingertje terechtwijzen vanuit een harde, eigenlijk hautaine houding). Daar is moed in God voor nodig, Geestkracht, maar tegelijkertijd een zachte, ootmoedige houding wat mijzelf betreft, want ik mocht ook eens in verzoeking komen. Wel is duidelijk uit dit tekstgedeelte dat zachtmoedigheid een scherp sig­naleren inhoudt zonder bang te zijn, om zonodig te confronteren.

Daarom lezen we ook: “een dienst­knecht des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, gedul­dig, met zachtmoedigheid de dwars­drijvers bestraffende” 2 Timoteüs 2 vers 24 en 25

(2 Tim. 02:24-25). De gang van zaken wordt dus met het toepassen van zachtmoedig­heid niet op zijn beloop gelaten. In een conflictsituatie zijn zacht moedigen geen onderdeel van het probleem, maar een onderdeel tot een oplossing! Zij zijn niet uit op het halen van hun recht en gelijk, maar pleiten voor billijke en eerlijke verhoudingen.

‘Rekkelijken’ en ‘preciezen’

‘Superradicalen’, die rechtlijnig en precies zijn in de leer, kunnen fana­tiek worden en vele anderen maar slap vinden. Men is dan ‘hardmoedig’ geworden: hard in zichzelf, bijna onvermaanbaar en oncorri­geerbaar (want: “de Heer zegt dit en de Heer zegt dat” in het extreem charismatische doorgetrokken, ofwel “wij zijn het meest zuiver in de leer”). Zogenaamd zijn zulke men­sen moedig en fier in God, maar er zitten tevens machten der duisternis op het vinkentouw mee te vibreren. De meest nauwen in de leer staan in een gevaar van het alleen (denken te) weten en dit kan leiden tot, of een voedingsbodem worden van sek­tarisme (enigszins gechargeerd gezegd: ‘bij onze gemeente begint de victorie’!).

In tegenstelling daarmee worden anderen zo ‘rekkelijk’ of ‘gematigd’ dat ze in valse bescheidenheid de leer van het Koninkrijk der hemelen relativeren en identiteitsverlies lij­den door hun (te) ruime opstelling op het (al te) brede charismatische erf. Ook dan kan er terrein in de strijd in de hemelse gewesten wor­den prijsgegeven door het ‘gematigd, kalmpjes aan’ te doen. Eveneens kan dit gebeuren door allerlei charisma­tische groepen gelijk te schakelen, dus zonder naast de werking van heilige Geest de radar tot onder­scheiding van geesten in te schake­len. De geest van zachtmoedigheid verenigt het spanningsveld tussen ‘rekkelijken’ en ‘preciezen’. Zij zorgt voor een evenwicht tussen enerzijds moedig en radicaal te zijn zonder door te slaan in fanatisme en ander­zijds zacht en gematigd te zijn zon­der te verflauwen tot een lauwe levensinstelling. Zachtmoedigheid is het klimaat waarin broederschap gedijt!

Broederschap

Het gaat erom zacht te zijn ten opzichte van de zwakke, de geknakte en de ontmoedigde mens. Ben ik daarin vol van ontferming? Is mijn houding liefelijk of arrogant? Merk ik een gebrek aan interesse en bekommer ik mij weinig om zulke mensen? Van deze onverschillige, laat-maar-gaan- houding mogen we vrij worden, om voor anderen te leven. ‘Wat kan mij dat schelen’ en ‘wat kan mij hem/haar schelen’ zijn geluiden die uit gaan sterven in de gemeente van de levende God. Het zijn immers uitingen van de geest van Edom, die het mede-lijden wil verstikken. Deze geest drukt de broederschap weg. Kan ik met een zacht en ontvanke­lijk hart Gods stem verstaan, als die mij wijst op nog harde, ongevoelig plekken? Er bestaan vele soorten van hardheid, zoals onverdraagzaam­heid, kritiek, weerspannigheid en gebrek aan bewogenheid met warme ontferming. Laten wij niet op een menselijke wijze sterk zijn en het allemaal goed menen te weten vol­gens een koele, gestolde waarheid, waarin liefde en leven al te zeer ont­breken. Van harte zachtmoedig wor­den door de heilige Geest, dat trekt aan! Ook hen die eventueel nog slap zijn, in plaats van moedig in God. Denk aan Gods heerlijke belofte: “Ik zal het hinkende verlossen en het verstrooide zal Ik verzamelen” Sefanja 3 vers 19 (Sef. 03:19).

Laten wij onszelf onderzoeken en aanpakken, om ons geestelijk krach­tig op te stellen tegenover de werkin­gen van machten der duisternis, waaronder de geest van Edom, die broeders uit elkaar houdt. Dan kun­nen wij leren met goddelijke mild­heid te handelen ten opzichte van de anderen en van harte broederschap stimuleren!

Immers, gelukkig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beër­ven Matteüs 5 vers 5 (Matt. 05:05). Zij worden nu opgeleid, dat wil zeggen gereinigd van elke hardheid en slapheid en zo geschikt gemaakt om met Jezus Christus mee te regeren!

 

Een dag uit het leven van Erik door Yvonne Sulman

“Ppprrrrrrüiiiiiiing! Ppprrrrrriiiiiiiiing! Ppprrrrrriiiiiiiiing!”

Langzaam komt Erik terug uit dromen­land in het Koninkrijk der Nederlanden, waar zijn wekker hem dringend naar toe roept. “Jaja, wekker, ik kom er al uit…”

Hij kruipt uit zijn bed, rekt zich uit en loopt naar de douche. “Laten wij toetreden (tot in het heilig­dom) met een waarachtige hart, in volle verzekerdheid des geloofs, met een hart, dat door besprenging gezui­verd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water” Hebreeën 10 vers 22 (Heb. 10:22). Nu is hij schoon, hij kan nu de dag aan. Erik trekt zijn kleren aan, knikt zichzelf eens toe in de spiegel, jazeker hij mag er zijn. Opgewekt loopt hij naar de keu­ken.

Hij zet de waterkoker aan, pakt het brood, de boter, het beleg en een boterhamzakje. Hij gaat rustig zitten. Hij is er misschien dan wel vroeg uit maar nu kan hij in alle rust eten en even lezen in zijn boek. Hij vouwt zijn handen en bidt: “Dank u wel Heer voor de goede nachtrust en voor het eten dat hier voor me staat. Heer, wilt U deze dag bij me zijn en me helpen en leiden in alle situaties? Amen.” “Zo zegt de Here … jullie zullen honge­ren noch dorsten, woestijngloed noch zonnesteek zal hen treffen, want hun Ontfermer zal hen leiden en hen voe­ren aan waterbronnen Jesaja 49 vers 10 (Jes. 49:10). “Want Gij zijt mijn steenrots en mijn vesting, en om uws naams wil zult Gij mij voeren en leiden. Gij zult mij trek­ken uit het net dat men voor mij had verborgen, want Gij zijt mijn veste” Psalm 31 vers 4 (Ps. 031:004).

Erik smeert zijn brood en pakt het boekje dat op de keukentafel ligt. “Levensecht” heet het, en dat is het ook. Het Nieuwe Testament uit de Bijbel in een begrijpelijke vertaling.

Zijn bladwijzer ligt bij Romeinen 5: “Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus, door wie wij ook de toegang hebben verkregen tot deze genade, waarin wij staan, en roe­men in de hoop op de heerlijkheid Gods” Romeinen 5 vers 1 en 2 (Rom. 05:01-02).

Erik sluit even zijn ogen en geniet. Het leven is zo heerlijk en vredig. Er zijn geen dingen voor hem waarover hij zich gegronde zorgen hoeft te maken, ten minste geen dingen die van levens­belang zijn. Hij heeft een eeuwig leven! “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven heeft” Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16). Opeens kijkt hij naar de klok. Half acht! Hij moet snel opschieten anders komt hij zo laat op zijn werk. Hij ruimt snel de ontbijtspullen op, schoenen aan, tandenpoetsen (dat geeft altijd zo’n schoon gevoel, alsof je overal tegenaan kan!).

Brood mee voor de lunch, deur op slot, fiets pakken en op weg!

Erik fietst in snel tempo door de straat. Alle ruimte is voor hem. Niemand staat in zijn weg.

Zacht neuriet hij een liedje. “Puttend uit Gods woord vol vrede en kracht heb ik mogelijkheden voor iedere dag, iedere dag!”

Wat zijn mijn mogelijkheden voor van­daag? Waar ben ik goed in, wat ben ik nog niet zo goed in? Waar liggen mijn kansen, waar zijn de bedreigingen? “Doet dan aan, als door God uitverko­ren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft, gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo” Kolossenzen 3 vers 13 (Kol. 03:13 – even­tueel verder).

Nu nog een bocht om en dan is hij bijna op zijn werk. Door de grote strui­ken ziet hij niet alles, ach wat, hier komt hij toch nooit iemand tegen. Ai…

Net op het laatste moment ziet Erik hem. De man is net zo verschrikt als hij. Er is geen tijd om na te denken, Erik trapt op de rem en draait zijn fiets naar links. De man is verschrikt stil blij­ven staan.

Fjoew, dat ging ook maar net goed. Erik is er ondersteboven van. “Sorry hoor, ik heb je niet gezien,” zegt hij en rijdt nu iets langzamer door. Wat de man mompelt of zegt verstaat hij niet. En wat als het niet goed gegaan was? Als hij die man omver had gereden, misschien had hij dan wel zijn nek wel gebroken… En wat als… Dan was het allemaal zijn schuld geweest. Wat zou­den de mensen dan wel niet van hem denken???

“Puttend uit Gods woord vol vrede en kracht

“Ho! Stop! Zo wil ik niet denken,” zei Erik hardop. Meteen werd zijn gevoel al weer iets rustiger. Maar die gedachten zaten nog in zijn hoofd te stampen. “Er zijn geen verschrikkelijke dingen gebeurd, en ik ga niet in op die leu­gens. Alles is goed gegaan, en ik besteed mijn tijd niet aan die onzinni­ge gedachten. De Heer is bij mij, Hij heeft mij beschermt.” “Nu gij Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt, wandelt in Hem, geworteld en dan opgebouwd wordend in Hem, bevestigd wordend in het geloof, zoals u geleerd is, overvloeiende in dankzeg­ging” Kolossenzen 2 vers 6 (Kol. 02:06).

Op zijn werk aangekomen is Erik nog steeds een beetje ontdaan van wat er gebeurd was. Hij bespreekt het met zijn collega. “Ik ben toch blij dat jij er heelhuids vanaf bent gekomen, en die andere man ook. Misschien kan de beheerder van het gebouw ervoor zor­gen dat die heg gesnoeid wordt…

Maar eerst moet deze rotklus af, Erik, je weet dat het management er op wacht.”

Erik zucht. Hij heeft zijn rapport en de berekeningen voor de manager bijna af. Een vervelend karwij, maar ja, hier is hij voor aangenomen….

“Wat gij ook doet, verricht uw werk van harte, als voor de Here en niet voor mensen…” Kolossenzen 3 vers 23 (Kol. 03:23).

Tijdens de lunch is Erik het hele voorval van die ochtend alweer vergeten. Zijn collega’s praten over de wonderbaarlij­ke wedstrijd van woensdagavond waar­in Nederland wonder boven wonder toch nog doorging naar de kwartfinale.

Daarna volgt de Heinekenbier- Amstelbier discussie en Erik dwaalt met zijn gedachten af. Is voetbal en bier voor hun dan het belangrijkste in het leven? Voor hem niet…

“Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken, maar in rechtvaar­digheid, vrede en blijdschap, door de heilige Geest. Want wie door deze Geest een dienstknecht is van Christus, is welgevallig bij God, en in achting bij de mensen. Zo laten wij dan najagen hetgeen de vrede en de onderlinge opbouw bevordert” Romeinen 14 vers 17 (Rom. 14:17 e.v.). Niet kijken naar de verschillen tussen het bier van merk A en merk B. Niet kij­ken naar de verschillen van dominee A en voorganger B. Het najagen van deV vrede en het bevorderen van de onder­linge opbouw doe je door te kijken naar de overeenkomsten tussen jou en mij.

De lunch en de heilbrengende gedach­te geven Erik weer genoeg energie om zich weer te storten op zijn werk. Het gaat vlot, het gaat lekker en de tijd vliegt voorbij.

“Vier uur cup-a-soup!” roept een van zijn collega’s over de gang. Ja, het is tijd voor een tussendoortje, nieuwe energie, nieuwe kracht voor de laatste loodjes.

“Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht” Matteüs 11 vers 28 tot en met 30 (Matt. 11:28-30).

Het laatste uurtje werken vliegt voor­bij, het is tijd om naar huis te gaan. Hij heeft hard gewerkt en zijn loon eerlijk verdiend. Hij wist dat niet iedereen even hard werkte als hij, maar daar wilde hij zich niet druk over maken. De gelijkenis van de arbeiders in de wijn­gaard kende hij nog goed van de zon­dagschool.

“Toen de heer des huizes het met de arbeiders eens geworden was voor een schelling per dag, zond hij hen in zijn wijngaard. Erik had ook met zijn baas het loon besproken en de werktijden” Matteüs 20 vers 2 (Matt. 20:02).

“Toen zij, die omstreeks het elfde uur gehuurd waren, kwamen, ontvingen zij ieder een schelling.

De baas had ook voor hen hun loon vastgesteld” Matteüs 20 vers 9 (Matt. 20:09).

“Neem het uwe en ga heen, ik wil deze laatsten hetzelfde geven als u. Staat het mij niet vrij met het mijne te doen, wat ik wil?” Matteüs 20 vers 14 (Matt. 20:14).

Erik was weer thuis. Hij nam wat drin­ken en rustte lekker uit voordat hij met het eten koken zou beginnen. Het eten smaakte hem goed, het gaf hem nieu­we kracht en hij herinnerde zich een bekende bijbelse tekst: “Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenko­men en maaltijd met hem houden en hij met Mij. Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en geze­ten ben met mijn Vader op zijn troon” Openbaring 3 vers 20 en 21 (Openb. 03:20-21).

En dan, zoals altijd, de afwas. Niet ver­velend, hoor, maar echt uitdagend? Ja, soms was het wel een uitdaging om alle vieze pannen schoon te krijgen. Poetsen en boenen, zodat alles er heer­lijk schoon en fris weer uit zag. Net zoals je dat ook met je eigen leven doet waardoor je helemaal rein en vol­maakt wordt.

“Gij hebt u laten afwassen, gij zijt geheiligd, gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God” 1 Korinthe 6 vers 11 (1 Kor. 06:11).

En na alle werkzaamheden is er rust. Erik ligt languit op de bank en sluit zijn ogen. Er zijn geen verplichte dingen meer die hij moet doen, even geen strijd, geen oorlog in zijn hoofd, maar overwinning: deze dag heeft hij zich niet laten vastpraten door duivelse nonsens, door twijfels… “En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis” Openbaring 12 vers 11 (Openb. 12:11).

Erik gaat die avond vroeg naar bed, zodat hij nog even lekker kan lezen en nadenken.

“Door Zijn Zoon heeft God een altijd­durende vrede gesticht tussen Zichzelf en alles wat in de hemelen en op aarde is. Doordat Christus Zich aan het kruis heeft opgeofferd en Zijn bloed heeft gegeven, is er verzoening met God. Dat geldt ook voor u, die vroeger zo ver van God verwijderd was. (U leefde als vijand van Hem. Dat bleek uit de slechte dingen die u dacht en deed. God heeft alles met u goedgemaakt)” Kolossenzen 1 vers 20 Het Boek (Kol. 01:20). Gods woord is vol van vrede en kracht. Jezus Christus is daarvan de sleutel. Als je Jezus aanneemt als je Leidsman en Verlosser, dan zul je kracht van Hem ontvangen. Nooit zal je krachteloos zijn, maar let op, de duivel probeertje wel wijs te maken datje te zwak bent, datje geen kracht hebt, dit is een leu­gen! Als je je in dienst van Jezus stelt, zul je ook echte vrede krijgen.

En zoals je ziet, Gods woord biedt vele mogelijkheden en steun voor elke dag, voor allerlei situaties.

 

Wie zegent, wordt ook zelf gezegend door Cees Maliepaard

“De verkeerden van hart zijn de Heer een gruwel, maar de oprechten van wandel zijn Hem welgevallig. De zegenende ziel wordt overvloedig verkwikt;

wie laaft, wordt ook zelf gelaafd” Spreuken 11 vers 20 en Spreuken 11 vers 25 (Spr. 11:20 en Spr. 11:25).

Deze twee teksten zijn een typisch voorbeeld van Hebreeuwse poëzie. Daarin kent men (net als bij ons) de ritmische cadans in de zinsbouw. Maar het rijmen van zinnen is er volslagen onbekend, terwijl dat bij ons wel een mogelijkheid is. Het hoeft niet, maar het mag wel. Wij kennen ook de alliteratie, het begin­rijm, waarbij woorden met eenzelfde letter beginnen. Het Hebreeuws kent twee andere vormen van poë­zie, die vooral veel in de Spreuken voorkomen.

Vers 25 geeft geen klankrijm, maar wel iets dat ‘het rijmen van gedach­ten’ genoemd zou kunnen worden. Het tweede zinsdeel correspondeert op het eerste, het is van nagenoeg gelijke strekking. In dubbele zin nog wel. ‘De zegenende ziel’ loopt paral­lel met ‘wie laaft’ en ‘wordt overvloe­dig verkwikt’ met ‘wordt ook zelf gelaafd’.

Vers 20 geeft een voorbeeld van een andere Hebreeuwse vorm: hier gaat het niet om een gelijkgerichtheid, maar om een tegenstelling. En dat dan ook weer met een dubbele invulling. ‘De verkeerden van hart’ staan tegenover ‘de oprechten van wandel’ en ‘zijn de Heer een gruwel’ staat haaks op ‘zijn Hem welgeval­lig’. Maar genoeg hierover; nu ver­der met waar het werkelijk om gaat.

God geeft ons geen strafblad

Wie zegent, wordt ook zelf gezegend

Welke mensen zijn God een gruwel? Zijn dat zij die fouten maken, die het als met een zekere regelmaat verkeerd doen? Gruwt God van ieder die faalt, van echte criminelen zowel als van kruimeldieven en dergelijke figuren? En zou Hij ook een afkeer hebben van mensen die het in alle oprechtheid en met de beste bedoe lingen toch verkeerd doen? Goed bedoeld of niet: onder het Oude Verbond kende men tuchtmaatrege­len als de doodstraf en het afhakken van handen. Zulke gruwelen staan heus niet alleen in de koran, maar net zo goed in de bijbel. En soms voor zaken die we tegenwoordig heel normaal vinden.

Maar nieuwtestamentisch weten we dat de Here God er geen turflijst op na houdt van het falen van mensen. Ook niet van fouten van de lichaamsleden van Christus. Daar is Hij gewoon niet mee bezig. Daarom zal dit dus ook onze aandacht niet opeisen. In het Oude Verbond had men daar geen zicht op, vandaar dat ook fouten van oprechten van hart streng bestraft werden. In Deuteronomium 25 vers 11 (Deut. 25:11) kom je zoiets tegen. Met de gegevens van dit vers in gedachten, zou er het vol­gende plaats kunnen vinden: Een man wordt aangevallen door een sterkere. Hij dreigt het onderspit te delven en zijn leven komt daarbij in gevaar. Maar z’n vrouw schiet hem te hulp. Ze heeft zo gauw geen wapen bij de hand en dus grijpt ze de belager van haar echtgenoot bij zijn edele delen. Waarschijnlijk heeft ze daarmee haar man het leven gered. Maar wel tegen een hoge prijs, want de hand waar zij dit mee gedaan heeft, zal er afgehakt moeten worden. Alsof het iets met onrein­heid te maken heeft! En trouwens, al was dat zo: wordt je rein met een hand minder?

God is onze Vader

Ik ben blij dat we in het Nieuwe Verbond geen bijl meer achter de hand hoeven te houden. In mijn jeugdjaren was er in ieder huis wel een bijl voorhanden, want die had je nodig om aanmaakhoutjes voor de kolenkachel te hakken. Maar sinds het aardgas hoeft dat niet meer. En we hakken nu eenmaal niet met de botte bijl op mensen… met een scherpe trouwens ook niet! Ons wapen is het zwaard van de heilige Geest, en dat is niet bedoeld voor strafrechtelijke améputaties. Dit zwaard is slechts te hanteren tegen de duivel en zijn demonen en niet tegen mensen, want het is puur geestelijk.

Maar welke mensen zijn God nu een gruwel? Niet zij die het verkeerd doen, maar zij die (overeenkomstig onze tekst) naar Gods maatstaf een verkeerd hart hebben, zij die van een andere gezindheid zijn. Had de vrouw die haar man te hulp kwam, een verkeerd hart? Als dat zo is, zou elke vrouw die in deze tijd een bela- r met een welgemikte trap buiten gRrecht stelt, de voet afgehakt moe­ten worden. Of is de Eeuwige Onveranderlijke van mening veran­derd? Dat lijkt me niet erg aanneme­lijk. Het zal eerder zó zijn dat men Hem onder het Oude Verbond lang niet altijd begreep. Want waar gruwt God van? Vooral van wat wél bele­den wordt, maar waar het hart niet achter staat.

Dat lezen we in vers twintig. Als kinderen Gods zullen we allereerst een de Vader toegewijd hart hebben. Jezus heeft ons geleerd ‘onze Vader’ tegen God te zeggen. En Hij is een goede Vader, absoluut! Maar wie zijn natuurlijke vader alleen maar verstandelijk kent en niet vanuit een ouder-kindrelatie, die kent hem slechts als biologische vader en niet als verzorger en toeverlaat, niet als raadgever en beschermer, niet als degene op wie je ongelimiteerd bou­wen kan. Want dat is een vader! We wéten dat God onze Vader is. Maar wie dat niet uit de praktijk van alle dag geleerd heeft, die kent Hem misschien wel als zijn Schepper en als de Vader van onze Here Jezus Christus, maar die heeft geen relatie met Hem. Het mooie is echter dat de Vader niet van tevoren bekijkt of we wel goed genoeg zijn, of we wel acceptabel zijn om zijn kinderen genaamd te worden. Want in de Christus ingevoegd maakt Hij ons in een ontwikkelingsproces tot vrije zonen van Hem. En de Vader houdt ook niet eerst een steekproef of we wel zuiver genoeg in de leer zijn, want in het lichaam van Christus krijgt ieder volop gelegenheid tot kennis van God, van Jezus en van Gods Koninkrijk te komen.

De Vader welgevallig?

Om als kind van God te kunnen functioneren, hoef je niet eerst een toelatingsexamen af te leggen. Net zo min als je ooit voor God hoeft te bewijzen dat je echt een kind van je ouders bent. Je wordt niet beoor­deeld op je theoretische kennis, op wat je allemaal wel weet van de boodschap. En ook niet op je prakti­sche vaardigheden in het lichaam van Christus, op wat je allemaal wel doet voor de Heer. Dat kunnen best wel nuttige bezigheden wezen en die zullen ook wel nodig zijn, maar ze zijn geen voorwaarden voor Gods aanvaarding van mensen. God heeft de mens lief zonder dat deze dat eerst hoeft te verdienen… het is pure genade.

Wat is er dan nodig om de Here God welgevallig te zijn? Wel, als kind van God er voor zorgen dat je hart goed gericht is, dat dit net zo bezield zal zijn als Gods hart. In onvolkomen­heid natuurlijk, maar toch: het zal zeker paralel lopen met Gods hart.

En dat je dit oprecht toepast in heel je leven, bij alles wat je bedenkt en doet. Alzo doende ben je een zege­nende ziel geworden, zoals die genoemd wordt in vers 25. Een zege­nende ziel zal zeker eerst zelf Gods zegen ontvangen hebben, waarna hij of zij vanuit een gezegende positie anderen zal kunnen zegenen. Dat is overigens iets anders dan je armen uitstrekken over mensen en zeggen: Ik zegen je. Zoiets kan een formule zijn, een stukje traditie aan het eind van een dienst. Ik heb dat ook meermalen gedaan, maar zit het hem daarin? Wat wordt daarmee toe­gevoegd aan wat God reeds aan zegen in de dienst gegeven heeft? Eigenlijk niets! God zegent ons ook niet met ritueel gedoe; Hij geeft zijn zegen in allerlei situaties in ons leven.

Niet enkel in de samenkomst dus. Natuurlijk óók in de samenkomst: in de liederen tijdens de zangdienst, in de gebeden en met het Woord. Het zou vreemd zijn als de Heer bij voorkeur vlak voor de koffie zijn zegen zou geven. Dan heb je een gezegend koffiedrinken, en dat is natuurlijk mooi meegenomen, maar er is meer! God geeft zijn zegen vooral daar waar Hij woont: door zijn Geest in onze harten.

De zegen komt ook terug

Wie de liefde van God door zich heen laat gaan en dus liefdevol bezig is, die is tot een zegen. Anderen zullen daar iets van Gods aanwezig­heid in kunnen bespeuren. Dat geeft verkwikking en versterking, dat doet het innerlijk opveren en dat opent wegen tot herstel. Dan ben je niet bezig met wat mensen scheidt, maar met wat hen samenbindt in de wer­king van Gods liefde. En zijn liefde gaat uit naar alle mensen, doch inzonderheid wie in de Christus zijn. Want door hen heen kan zijn liefde doorwerken naar anderen in dat lichaam. En (gelukkig ook) naar wie buiten zijn.

Is dat erg moeilijk op te brengen? Nee, allerminst. Die liefdesband zal de werker ermee ook zelf overvloe­dig verkwikken. De gezegende mens wordt verkwikt, maar de zegenende mens wordt overvloedig verkwikt. Want die is op hemels niveau aan de gang en zal daarin het beeld van Jezus en van de Vader openbaren. Dan word je zelfs gezegend als men­sen je onheus behandelen. Niet dat het dan geen pijn zal doen of dat je er o zo gemakkelijk overheen zal kunnen huppelen… maar je zult onder alles Gods zegenende hand blijven ervaren. Wie laaft met woor­den van God, zal ook zelf gelaafd worden. Want dat degene die goed­doet, het mede zelf ten goede komt, is een goddelijk principe. Wil dat zeggen, dat als je iemand in natuurlijke nood onbaatzuchtig de helpende hand biedt, je daar dan zelf in nog grotere mate financieel beter van zult worden? Ik denk niet dat je die conclusie daaruit trekken mag. Misschien heb je ook niets nodig, en dan zou het slechts over­bodige luxe wezen. Die verwachting hebben we dan ook niet. Maar wie goeddoet, zowel in de natuurlijke als in de geestelijke zin, zal daarop stel­lig van Godswege in het innerlijk een milde zegen ervaren. Met dit in gedachten is het spreekwoord pas echt waar: wie goed doet, goed ont­moet.

Een mens kan weliswaar van God alleen maar enkel goeds verwachten maar bij degene die Gods liefde vrij­elijk door zich heen laat werken kan de Here God nu eenmaal méér van zichzelf kwijt. Daar zongen we vroe­ger in de berijmde psalmen al van: ‘Waar liefde woont gebiedt de Heer zijn zegen, daar woont Hij zelf, daar wordt zijn heil verkregen. En leven tot in eeuwigheid.’ Ja, het is waar dat de zegenende ziel van Godswege overvloedig verkwikt wordt. Als we elkaar het goede toe­bedelen en gedachten van heil over elkander koesteren, als we steeds uit zijn op wat goed en opbouwend voor onszelf en anderen is, ofwel: als we elkaar zegenen… zal overvloede zegen ons aller deel zijn.

 

De realisatie van onze plannen door Gert-Jan Doornink

Ieder mens maakt plannen in zijn leven. Dat gebeurt op elk moment van de dag en soms ook in de nacht, zonder dat we ons dat veelal bewust zijn. Dat laatste geldt zeker voor de talrijke kleine plannen en beslissin­gen die we nemen in het gewone leven van elke dag. Gaat het echter om grote en belang­rijke dingen dan gaan we niet hals over kop te werk maar bedenken eerst goed hoe en wanneer we tot uitvoering overgaan. We zijn ons daarbij bewust dat verkeerde besliss­ingen negatieve gevolgen kunnen hebben en niet gaan voldoen aan datgene wat we in gedachten had­den.

Al naar gelang de beslissingen die we moeten nemen belangrijk zijn, gaan we niet overhaast te werk, over­denken ze eerst in onze eigen gedachtenwereld of overleggen ze met anderen zodat er meer zeker­heid ontstaat dat de beslissingen die we nemen de juiste zijn. Niemand en wijzelf in de eerste plaats is gebaat bij het nemen van verkeerde beslissingen waarbij wij onszelf of anderen benadelen. Nu is de praktijk vaak anders dan we hier theoretisch op een rijtje hebben gezet. Dit kan verschillende oorza­ken hebben. Bij grote beslissingen, bijvoorbeeld bij de aankoop van een huis, auto of iets dergelijks, maken we eerst een plan. Is de aankoop ver­antwoord? Kunnen we het financiële plaatsje rondkrijgen? Welke voor- en nadelen heeft onze aankoop? We zetten alles op een rijtje en beslissen na kortere of langere tijd, wat we gaan doen. Ons plan wordt dan gerealiseerd. En dan is er in de meeste gevallen geen weg terug meer. Wij hebben nu voortaan te maken met datgene waartoe we heb­ben besloten.

Een nieuwe situatie

Alles wat we hier tot dusver hebben geanalyseerd vinden we heel nor­maal. Zo is het leven nu eenmaal, zeggen we dan. En dat is natuurlijk ook zo. Maar wat gebeurt er als we bewust christen worden? Ook dan hebben we met dezelfde dingen te maken, alleen is er een belangrijke dimensie in ons leven bijgekomen, of beter kunnen we zeggen is ons leven in positieve zin veranderd, Paulus zegt: “Gij geheel anders hebt Christus Jezus leren kennen”. Efeze 4 vers 20 (Ef. 04:20) Er is een nieuw leven gekomen die ons gemaakt heeft van natuurlijke tot geestelijke mensen. De werkelijkheid die we tot dusver beleefden bij de uitvoering van onze plannen is nu een geheel andere werkelijkheid geworden. We zijn ons nu bewust dat onze gedachten- wereld, zonder dat we daar in het verleden bij stilstonden, een invals- basis kan zijn van het rijk der duis­ternis met zijn verkeerde ‘adviezen’ of door het Koninkrijk Gods waartoe we nu behoren.

Laten we niet de fout maken door te Aiken dat, omdat we nieuwe Sieppingen in Christus zijn, de openbaring van het nieuwe leven een soort automatisme is. We zullen er aan moeten werken dat het tot openbaring gaat komen in het gewo­ne leven van elke dag. De oproep van de apostel Paulus, oorspronke­lijk gericht aan de gemeente te Kolosse is nog altijd actueel. Hij schreef: “Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt en bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn” Kolossenzen 3 vers 1 en 2 (Kol. 03:01-02).

Geen isolement

Dit mag echter niet opgevat worden als een soort vrijbrief om ons te isoleren van alles wat er in de wereld gebeurt. Dat is onmogelijk, we slui­ten ons niet op in een klooster of andere eenzame plaats om als klui­zenaar te gaan leven. Dan zouden wij een negatieve uitstraling hebben, dat wil zeggen ons getuige van Christus zijn in deze wereld, zou op geen enkele wijze nog enig effect sorteren. We zijn niet meer ‘van de wereld’ maar nog wel ‘in de wereld’. De beleving van ons geloof vanuit het Koninkrijk Gods waartoe we nu behoren, staat op de eerste plaats en maakt het ons mogelijk dat we in het dagelijks leven op de juiste wijze functioneren. We behoren ons geloofsleven niet als iets aparts beschouwen, losstaande van ons alledaagse leven. Ons geloofsleven behoort geïntegreerd te zijn in ons gewone leven. Pas dan zijn we ‘zichtbare christenen’ of zoals Paulus het onder woorden brengt ‘leesbare brieven van Christus’. En wat de realisatie van de plannen die we in ons leven maken betreft gaan we eerst ‘overleggen’. God heeft ons Zijn Geest gegeven en die wil zich openbaren hoe te handelen. Wij bidden tot Hem en Hij geeft ant­woord.

Leren en afleren

Feitelijk is het een heerlijke en rust­gevend gedachte dat we nu onze beslissingen niet meer alleen behoe­ven te nemen, maar dat onze Gids en Leidsman ons begeleid en de juiste koers aanwijst. Natuurlijk werkt geloof niet als een drultknopsysteem. We zullen moe­ten leren en afleren. En wat dit laat­ste betreft leren we ons meer en meer af te sluiten voor alles wat van de verkeerde kant tot ons komt en open te staan voor wat Gods Geest ons aanreikt.

Dat heeft ook alles te maken met het geestelijk groeiproces waarbij we betrokken zijn als nieuwe scheppin­gen. Daarbij mogen we bedenken dat dit niet als een soort ‘wet’ op ons ligt waaraan we moeten voldoen, maar dat bewerkt God door Zijn Woord en Geest in ons. Al met al een heerlijke ontwikkeling dat ons maakt tot blije christenen, die onder alle omstandigheden van het leven kunnen functioneren naar Gods wil en bruikbaar zijn in dienst van Gods Koninkrijk. Dan zijn de plannen die we maken in ons leven niet bij voorbaat al tot mislukking gedoemd of voldoen niet ten volle aan onze verwachtingen, maar zijn we dankbaar dat ze werkelijkheid gaan worden. Of om het met een toespeling op Psalm 1 vers 3 (Ps. 001:003) te for­muleren: ‘Al wat wij ondernemen, gaat gelukken’!

 

Geroepen tot heerlijkheid door Wim te Dorsthorst

Twaalf augustus was politiek Den Haag in een euforische stemming want mevr. Nelie Kroes had een zware post in de wacht gesleept in de Europese commissie. Er was zwaar voor gelobbyd door premier Balkenende zelf, bij de nieuwe voor­zitter van de EU. Zij zal de komende vier jaar commissaris zijn van ‘de mededingings-autoriteit’, wat dat dan ook betekenen mag. Op een persconferentie zei zij een gelukkig mens te zijn met deze benoeming. Toen ik dit zo zag en hoorde moest ik denken aan de bijzondere positie en taak van de gemeente van Jezus Christus.

Voor mevr. Kroes houdt het waar­schijnlijk over vier jaar al weer op en zal ze afgerekend worden op de resultaten die ze bereikt zal hebben. Voor de gemeente van Jezus Christus gaat het echter om een zaak voor de eeuwigheid. Soms denk ik wel eens: zijn wij als gemeente onze bijzondere roeping en positie wel bewust? Heeft dat onze hele aandacht en is het onze grootste vreugde en blijdschap daartoe geroe­pen te zijn?

Vertroosting der Schriften

De hele Schrift put zich uit, om in superlatieven de hoge plaats van de gemeente tot uitdrukking te bren­gen.

Alles wat in het Oude Testament geschreven staat is met het oog op de gemeente opgeschreven, zoals Paulus zegt in Romeinen 15 vers 4 (Rom. 15:04):

“Al wat namelijk tevoren geschreven is, werd tot ons onderricht geschre­ven, opdat wij in de weg der volhar­ding en van de vertroosting der Schriften de hoop zouden vasthou­den”. Zie ook 1 Korinthe 10 vers 4 tot en met 11 (1 Kor. 10:04-11).         

Met verlichte ogen des harten, door de heilige Geest, mogen wij verstaan dat alle profeten geprofeteerd heb­ben van de genade, die voor de gemeente bestemd is, zoals Petrus zegt in 1 Petrus 1 vers 10 tot en met 12 (1 Petr. 01:10-12). Paulus noemt het Oude Testament “de heilige schriften”, en dan zegt hij: “Elk van God ingegeven (= ‘inge-ademd’) schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk vol­komen toegerust” 2 Timoteüs 3 vers 15 tot en met 17 (2 Tim. 03:15-17). Bij ‘die heilige schriften’ hoort nu natuurlijk ook het Nieuwe Testament.

Geweldige bemoedigende woorden zijn dat!

De zorg van de schrijvers

Uit de verschillende brieven, maar vooral van Paulus, blijkt het harts­tochtelijke verlangen dat de gemeen­te haar geestelijke positie verstaat en ook leert waardig te wandelen over­eenkomstig haar roeping Efeze 4 vers 1 (Ef. 04:01). Hij wil de gemeente de heiligheid van het lichaam van Christus op het hart binden. De apostel Petrus zegt hiervan: “Maar gelijk Hij, die u geroepen heeft, heilig is, wordt zo ook gij zelf heilig in al uw wandel; er staat immers geschreven: Weest hei­lig, want Ik ben heilig” 1 Petrus 1 vers 15 en 16 (1 Petr. 01:15-16).

Uit de brieven blijkt ook de grote zorg dat de gelovigen in verzoekin­gen zullen komen en andere doel­stellingen achterna gaan lopen. De duivel zal, evenals bij Eva, namelijk altijd andere wegen voorstellen en zo de gelovigen van de eenvoudige en loutere toewijding aan Christus proberen af te trekken 2 Korinthe 11 vers 3 (2 Kor. 11:03).

De hoge positie van de gemeente

In Efeze 5 vers 25 tot en met 27 (Ef. 05:25-27) beschrijft de apostel hoe de Heer zich overgege­ven heeft voor de gemeente als Zijn vrouw, en haar wil heiligen en reinigen: “Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overge­geven heeft, om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord, en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stra­lend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zo dat zij heilig is en onbesmet”.

Een geweldig heerlijk werk waar de Heer in deze tijd mee bezig wil zijn bij een ieder die zich daar aan over­geeft.

Hij schrijft erover dat de gemeente niet van deze wereld is, maar van de geestelijke wereld, van de hemel. Dat gemeenteleden hemelburgers zijn, burgers van het Koninkrijk Gods en huisgenoten van de Vader in de hemel. En dat ze dienovereen­komstig, evenals Abraham, als vreemdelingen en bijwoners hun tijd op aarde dienen te leven. Dat zij samen met alle heiligen over de hele wereld, dat schitterende geestelijke bouw-werk zullen vor­men, een heilige tempel, de woon­plaats van God in de Geest. Niet een tempel in Jeruzalem in het Midden Oosten, want God woont niet meer in wat mensen-handen maken Handelingen 17 vers 24 (Hand. 17:24), maar een huis gebouwd van levende stenen, waarin alle leden een heilig priesterschap vormen, zoals Petrus dat zo prachtig beschrijft 1 Petrus 2 vers 4 tot en met 10 (1 Petr. 02:04-10). Er wordt over de gemeente geschre­ven als:

geroepen heiligen,

over uitverkorenen en geliefden Gods,

over mensen met een heilige en kostbare roeping,

over de heiligen des Heren,

over verzegelden en gezalfden met de heilige Geest,

over de hoop der heerlijkheid en de erfgenamen van God en Jezus Christus,

over de losgekochten van de aarde als eerstelingen voor God en het Lam,

over een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom,

over de heiligen van de Allerhoogste,

over het hemelse Jeruzalem, het huis Gods,

over de stad der gerechtigheid, de getrouwe veste,

en nog ontzettend veel meer.

En, weet je, dit is geen loze kretolo­gie die in de fantasie van Paulus is

ontstaan, maar dat heeft hij rechtstreeks van de Heer ontvangen. Zo denkt en spreekt God over Zijn volk, over Zijn gemeente! Het zijn geeste­lijke werkelijkheden en waarheden, die de apostel en andere schrijvers ons meedelen in hun brieven. Paulus bidt daarom voor de gemeen­ten: “Vader schenk Uw volk een Geest van wijsheid en openbaring, verlichte ogen des harten om deze dingen te verstaan en opdat zij mogen zien waar het gemeente-zijn werkelijk op aan komt”.

Waartoe geroepen?

Maar zeker ook om te verstaan waar de gemeente toe bestemd is. Evenals de Heer Jezus, als Hoofd van de gemeente, niet gekomen is om Zich te laten dienen maar om te dienen, zo zal Zijn lichaam ook een enkel dienende functie bekleden in de schepping.

Bij de wederkomst van de Heer, met de gestorven heiligen, breekt het duizendjarig rijk aan en daar lezen we van: “Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, die duizend jaren” Openbaring 20 vers 6 (Openb. 20:06).

Samen met de Heer Jezus zal de gemeente herstel en oprichting brengen in de schepping. Uit hen zal het levende water vloei­en, zoals Ezechiël dat beschrijft in hoofdstuk 47 over de tempelbeek, en overal waar dat water komt zal alles gezond worden en leven. In Openbaring 22 wordt de gemeen­te beschreven als bomen des levens die geplant zijn langs de rivier van het water des levens, die ontspringt uit de troon van God en het Lam. Zij zullen voortdurend vruchtdragen en de bladeren van het geboomte zal zijn tot genezing van de volkeren. Een ander beeld is dat zij uittrekken op witte paarden met de Heer Jezus op een wit paard, en Hij wordt genoemd getrouw en waarachtig en het Woord Gods Openbaring 19 vers 11 tot en met 16 (Openb. 19:11-16). Onvoorstelbare grote en heerlijke beloften voor de gemeente van Jezus Christus.

De weg Gods gaan

Is dat nu voor een ieder die bij een kerk of gemeente behoort, die de Heer wel eens heeft aangenomen? Nee, het is voor hen die staan op het enige, waarachtige bijbelse funda­ment, het Woord van God serieus nemen en in gehoorzaamheid hier­aan de weg gaan die God wijst. Het zal wel duidelijk zijn, als je met de Heer Jezus wilt dienen dat je dan van ‘Zijn soort’ moet zijn. Dat je dan met Hem bekleed moet zijn en je denken en handelen zal zijn gewor­den zoals Hij denkt en handelt. Dat is wat Openbaring 14 vers 1 (Openb. 14:01) beschrijft: “En ik zag en zie, het Lam stond op de berg Sion en met Hem honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven ston­den”.

Hun denken is geworden als van de Vader en van het Lam en van daar uit zullen ze ook spreken en handel len als de Vader en het Lam. Openbaring 14 vers 4 en 5 (Openb. 14:04-05) zegt dan ook: “Dezen zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelin­gen voor God en het Lam. En in hun mond is geen leugen gevonden; zij zijn onberispelijk”.

Bestemd tot heerlijkheid

De Heer is bezig zich een volk te vergaderen uit alle stam en taal en volk en natie, die Hij koopt met Zijn bloed en maakt tot een koninkrijk van priesters, om als koningen te 4 heersen op aarde Openbaring 5 vers 10 (Openb. 05:10).

Van dit volk zegt (Psalm 110 vers 3 (Ps. 110:003): “Uw volk is een en al gewilligheid ten dage van uw heerban; in heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw uwer jonge man­nen voor u op”.

Een prachtige beschrijving van een volk wat in totale overgave, gehoor­zaamheid en gewilligheid met heer­lijkheid Gods bekleed zal zijn. Petrus schrijft: “Doch de God van alle genade, die u in Christus geroe­pen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid, Hij zal u, na een korte tijd van lijden, volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten. 1 Petrus 5 vers 10 (1 Petr. 05:10).

Zo is er nog veel meer geschreven over de goddelijke heerlijkheid waar de gemeente mee bekleed zal zijn. Paulus bidt voor de gemeente dat ze met kracht gesterkt mogen worden door de heilige Geest in de inwendi­ge mens, “Opdat Christus door het geloof in de harten woning zal maken ” en, zegt hij, “Opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods”!

Duizelingwekkend en onvoorstel­baar wat God bereid heeft voor dege­nen die Hem liefhebben!

 

De les door Froukje Huis

Doodstil, de lange snavel klaar om toe te happen, staat de reiger aan de oever van de vijver. Al van ver zie ik hem staan en als ik hem genaderd ben, staat hij er nog. Er zit vis in de vijver want regelmatig zie ik verwoe­de vissers uit de wijk een hengeltje uitleggen. Maar ’t zit de reiger blijk­baar niet mee.

Net als ik ik verder wil gaan, als een hevig gekrijs uit de boom achter de reiger opklinkt. Op een uitstekende tak zit een prachtige Vlaamse gaai te keer te gaan tegen de reiger. Uit zijn con­centratie kijkt de reiger even omhoog en bepaalt zich dan weer tot zijn visserij. De gaai neemt het niet en vliegt in duikvlucht vlak over de reiger heen. Die trekt zijn kop wat in en blijft staan tot er een tweede gaai komt helpen. Elk in een boom besto­ken ze de reiger tot die er genoeg van krijgt en op de vleugels naar de overkant van de vijver gaat. Maar als hij denkt nu van de gaaien af te zijn is dat een grote misrekening want even later zitten ze weer elk in een boom de reiger aan te vallen.

Ik vervolg mijn weg en hoor plotse­ling weer een vreselijk gekrijs vlak bij mij. Ik gluur door de struiken en ja hoor daar wandelt de reiger. Hij kijkt niet meer op of om maar gaat rustig zijn gang, stoort zich niet aan ’t lawaai en laat zich niet meer verja­gen. Als je ogen en oren goed de kost geeft kun je vlak bij huis heel wat beleven! En ook heel wat leren.

In de tuin zien we hoe goed de vogels voor hun broedsel zorgen, als je een tegel optilt komen de mieren in actie om hun poppen in veilig­heid te brengen en elk jaar weer lopen de bomen uit en tooien zich met groen en bloesem. Gods eeuwi­ge kracht en goddelijkheid worden in de schepping duidelijk geopen­baard. We weten dat de boze heel wat heeft bedorven en dat ondervond de reiger, maar toch heb ik uit dit voorval ook een les geleerd.

Worden ook wij niet dikwijls belaagd door onze vijand? Hij bespot ons, bedreigt ons en vertelt ons leugens waardoor we op de vlucht slaan. Maar hij laat nooit af, daarom zegt Gods Woord ons: Biedt weerstand aan de duivel en hij zal van u vlie­den. We kunnen net als de reiger niet meer luisteren en rustig onze weg gaan, maar we hebben iets beters van de Heer gekregen: zijn Woord.

Jezus wederstond de duivel met het Woord en hij verdween. We hebben de heilige Geest ontvangen, die ons het juiste woord zal te binnen bren­gen opdat ook wij als overwinnaars tevoorschijn zullen komen. Doet u mee?

 

 

 

 

 

2004.07-08 nr. 431

2004.07-08 Levend geloof nr. 431

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

De mens is de hoogste vorm van Gods scheppingswerk, volmaakt geschapen naar Gods beeld met de bedoeling dat hij Gods schepping zou gaan beheren. Vlak na de schepping gooide Satan echter roet in het eten. In Genesis 3 vers 15 (Gen. 03:15) wordt echter al duidelijk dat God dit niet zou blijven tolereren. Uiteindelijk gaf Hij het allerliefste wat Hij bezat, Zijn eniggeboren Zoon, die als eerste mens, Satan een totale nederlaag toebracht. Het was het begin van zijn verdere afgang, waarbij u en ik, als volgelingen van Jezus Christus, volledig zijn inge­schakeld. Doordat Jezus ons voorbeeld is, is het dus erg belangrijk dat wij erop letten hoe Zijn leven was en hoe Hij, in volledige afhankelijkheid en gehoor­zaamheid aan Zijn Vader, Zijn taak vervulde. Daarvan waren ook de eerste vol­gelingen van Hem geheel en al overtuigd. Petrus spreekt op de Pinksterdag over Jezus van Nazareth “hoe God Hem met de heilige Geest en met kracht had gezalfd en hoe Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren”. En dan zegt hij er nog bij: “want God was met Hem”. Dit was immers Gods wil en bedoeling. De mens niet langer onder he beslag van de duivel maar in de vrijheid en overwinning van Christus. Daarom is de verkondiging van het echte evangelie (het evangelie van het Koninkrijk Gods) ook zo belangrijk. Dat komt niet tot zijn recht als er een gedeeltelijk of surrogaat-evangelie wordt uitgedragen. In Levend Geloof hebben we altijd vastgehouden aan dit werkelijke of volle evangelie. En dat blijven we ook in de toekomst doen! We willen gehoorzaam blijven aan onze opdracht. Gods grote verlangen en doelstelling is immers dat iedereen dit echte evangelie leert kennen en beleven.

Daarbij gaat het erom dat de ‘leer van het Koninkrijk’ gerealiseerd dient te wor­den in het gewone leven van elke dag. Wij willen ons niet geïsoleerd opstellen, wat in het verleden misschien wel eens teveel is gebeurd, maar staan, net als Jezus en de eerste apostelen, midden in het volle leven. Wij geloven dat dit in de artikelen die in dit nummer gepubliceerd zijn, weer op duidelijke wijze onder woorden is gebracht.

 

Bij de voorplaat door redactie

Een impressie uit de Hof van Eden zoals de tekenaar W. Thomas dat in gedachten had. Man, vrouw en kind in harmonie bij elkaar in een paradij­selijke omgeving. Na de ‘zondeval’ ontstond er een geheel nieuwe situatie. Maar ook in deze tijd is het mogelijk als man en vrouw in harmonie met elkaar te leven. Lees wat Jildert de Boer daar­over schrijft in het artikel: ‘Het huwe­lijk: een drievoudig snoer’.

 

Oproep zomeractie door redactie

Hoewel de zomer nog niet voorbij is, willen we nu al iedereen harte­lijk bedanken die een bijdrage heeft overgemaakt in het kader van onze zomeractie voor het werk van Levend Geloof. Het blijkt dat ons blad nog steeds ‘leeft’ onder onze lezers en dit bemoedigt en stimuleert ons om vol goede moed en inspiratie van Gods Geest door te gaan met de uitgave. Onze doel­stelling blijft ongewijzigd: het heerlijke evangelie zoals ook Jezus en de apostelen dat brachten in geschreven vorm door te geven, zodat ook anderen er kennis van kunnen nemen en gaan ontdekken waarom het werkelijk gaat. Daarbij willen we geen water in de wijn doen, maar ook niet extreem of fanatiek worden. In de ‘wereld van geloof’ is veel aanbod en het is daarom belang­rijk waakzaam te blijven om echt van onecht te kunnen onderschei­den. Gelukkig weten de schrijvers in ons blad waarom het werkelijk gaat: in een voor iedereen begrijpelijke taal het evangelie van het Koninkrijk door te geven. Daarbij zijn er natuurlijk nuanceverschillen bij de uitleg, maar dit maakt het evangelie alleen maar rijker en vol­ler. Het gaat er tenslotte om dat we zelf opgroeien tot mondige christenen die zich bewust zijn dat het gaat om de openbaring van de werkelijke gemeente van Jezus Christus. Samen zijn we onderweg om dit grote geheim te gaan ont­dekken.

Nogmaals veel dank voor uw finan­ciële medewerking daarbij. En als u nog niet hebt meegedaan maar het wel van plan was, schrijf dan nog vandaag uw bijdrage over naar één van onze banknummers die u kunt vinden in de colofon op blad­zijde 2.

 

De naam boven alle naam door Gert Jan Doornink

“Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!” Paulus in Filippenzen 2 vers 5 tot en met 11 (Filip. 02:05-11; lees ook Efeze 1).

Het hele jaar door, maar vooral rond Koninginnedag, worden er in Nederland talrijke onderscheidingen uitgereikt aan mensen die zich op een of andere wijze verdienstelijk hebben gemaakt in de maatschappij. Bijvoorbeeld als zij 25 of 40 jaar bij dezelfde werkgever hebben gewerkt. Sommigen hebben allerlei functies gehad, anderen hebben veel vrijwilli­gerswerk gedaan. Kortom ‘een lintje krijgen’ is een soort waardering waardoor men extra in het zonnetje wordt gezet. In veel gevallen ver­wacht men totaal niet iets te ontvan­gen dat dan door de burgemeester of andere autoriteit wordt uitgereikt en waarvoor men soms met een smoes­je naar het gemeentehuis wordt gelokt. Daarbij is er ook nog verschil in de onderscheiding die men krijgt uitgereikt, bijvoorbeeld een minister zal iets in hogere rangorde ontvan­gen dan iemand die gewoon 25 jaar op een fabriek heeft gewerkt. Hoe men hier ook tegenaan kijkt, het hoort nu eenmaal bij de maat­schappij waarin wij leven, waarbij ‘iets presteren’ boven aan de lijst staat om door anderen gewaardeerd te worden. Ook de kerk doet hieraan mee, bijvoorbeeld de Katholieke kerk als men bijzonder opofferend werk heeft verricht ‘in de geest van Christus’. Daar is toch niets mis mee zal men kunnen opmerken; heeft bijvoorbeeld moeder Theresa geen geweldig goed werk gedaan onder de armen in de sloppenwijken van India?

Wie een heilige is

Wij willen natuurlijk niets afdoen aan het werk van haar en anderen maar wel aan de manier waarop zo iemand dan wordt ‘beloond’. Zij worden namelijk ‘heilig verklaard’ alsof andere gelovigen dat niet zijn. In de brieven van de apostelen komt op duidelijke wijze naar voren dat iedereen die een nieuwe schepping in Christus is, een heilige is! Het woord ‘heilig’ betekent apart gezet, geheiligd in het volbrachte werk van Christus. Men hoort niet meer bij het rijk der duisternis, maar bij het koninkrijk van de leven­de God. Wel wordt van iedereen die daarbij hoort gevraagd Hem te die­nen, waarbij Christus zelf ons grote voorbeeld is. En hier schort het nog weleens aan, vandaar dat al in de eerste christengemeenten de gelovi­gen worden opgeroepen de weg van geloof en gehoorzaamheid te bewandelen. Paulus bijvoorbeeld doet dat in allerlei bewoordingen, bijvoor­beeld met de opmerking: “Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was…” Paulus zelf was in zijn hart zo overtuigd dat hij Christus voor 100% navolgde, dat hij op een gegeven moment zelfs zei: “Wees mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg”. Hijzelf had Christus nooit persoonlijk gekend en wist dat het soms moeilijk is een persoon te openbaren die men niet meer bij zich heeft zoals dat met Jezus en de discipelen wel het geval was. Maar toch durfde hij dit met volle overtuiging te zeggen, waarom? Omdat de Geest van Christus in hem was. En Gods Geest was de grote plaatsvervanger van Jezus sinds deze op de Pinksterdag was uitgestort.

Christus ons voorbeeld

Heeft u er wel eens over nagedacht waarom juist Christus ons grote voorbeeld is? Waarom is dat niet een of andere grote figuur waarvan in de Bijbel ook gesproken wordt, zoals Mozes, Abraham of één van de pro­feten?

Je zou kunnen zeggen dat het alle­maal ‘voorlopers’ van de Here Jezus waren: Mozes, die het volk Israël bevrijdde uit Egypte en met hen onderweg ging naar het beloofde land. Abraham, als voorbeeld van werkelijk geloof (zie ook de andere geloofsvoorbeelden die in Hebreeën ii genoemd worden). Terwijl bijvoor­beeld Johannes de Doper de laatste profeet was van het Oude Verbond. Maar ook hij wist dat het uiteindelijk ging om Jezus. En toen Jezus op aarde was en het land doorging, goeddoende allen die door de duivel overweldigd waren, werd duidelijk: dit is het, dit is de wil van God, de mens zoals God die bedoeld had kon weer tevoorschijn komen. Het meest bijzondere was dus wel dat Jezus als méns op deze aarde was! Ja maar, hij was toch Gods Zoon, wordt er wel eens gezegd, met andere woorden dan was het ook vanzelfsprekend wat hij allemaal deed. Het was voor hem daardoor bijvoorbeeld immers maar een koud kunstje wonderen te doen? De macht die Jezus openbaarde over het rijk der duisternis was echter geen automatisme. Ook hij leerde de weg van geloof en gehoorzaamheid en werd eerst gedoopt met de heili­ge Geest. Door Gods kracht die vanaf dat moment in hem was, weerstond hij iedere aanval van de vijand en openbaarde kracht en gezag over het rijk der duisternis. En dat tot het einde toe.

De laatste Adam

Wat was God gelukkig dat er nu ein­delijk een mens was die niet toegaf aan Satan, de gevallen engel. Zoals Adam en Eva wel deden en daarmee de ‘zondeval’ inluidden. Jezus werd later door Paulus ‘de laatste Adam’ genoemd. Nu was er iemand die Gods oorspronkelijke bedoeling met de mens, als hoogste vorm van Zijn scheppingswerk, waar had gemaakt en voortaan het grote voorbeeld werd voor ieder mens om hem na te volgen. Daarom werd Jezus ‘ver­hoogd’.

Je zou kunnen stellen dat de verho­ging er al was toen God hem uit de doden opwekte en daarna toen hem de ‘naam boven alle naam’ werd gegeven. Dat was heel wat anders dan het ontvangen van een lintje, om deze vergelijking nog even aan te houden. Door de gehoorzaamheid van Jezus kon Gods plan met Zijn schepping weer verder vervuld wor­den. Voortaan was er iemand waar­door de mens vrede met God kon ontvangen en daarna hem kon open­baren. Want Gods scheppingswerk was en is nog niet voltooid. Iedereen die een nieuwe schepping in Christus is geworden en daardoor behoort tot de werkelijke Gemeente van Christus, is nu geroepen zich als volgeling van Christus te openba­ren en daardoor mee te werken aan de verdere realisatie ven het herstel van Gods schepping. Een geweldige opdracht waardoor we in staat gesteld worden door de inwonende kracht van de heilige Geest. Toen Jezus nog op aarde was had hij hier­over al gesproken, bijvoorbeeld tot Zijn discipelen met de woorden: “Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend ik ook u” en bij Zijn heengaan: “Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige Geest over u komt en gij zult Mijn getuigen zijn”. Jezus wist dat het zonder de kracht van Gods Geest onmogelijk was om te voldoen aan het ‘getuige zijn van Hem’. Immers hoewel hij de duivel al had overwonnen aan het kruis van Golgotha en God hem al had ‘ver­hoogd’ door hem uit de doden op te wekken, moet zijn verdere eindafgang nog plaatsvinden. Dat is het werk van de gemeente maar dat betekent ook dat wij met strijd te maken krijgen: de duivel geeft zich niet zomaar gewonnen. Uiteraard is het belangrijk in deze strijd te over­winnen. Gelukkig mogen wij weten dat Hij niet iets vraagt wat wij niet zouden kunnen waarmaken.

Een geestelijke strijd

Wat deze ‘strijd’ betreft is het in de eerste plaats noodzakelijk dat wij inzien dat dit geen strijd is zoals we die gewoon zijn in de wereld: oorlo­gen tussen landen of volken, of op kleinere schaal, ruzies waarbij fysiek geweld te pas komt. Neen, het is een geestelijke strijd die we alleen kun­nen winnen als we daarbij geestelij­ke wapens gebruiken. Daarbij is het primair noodzakelijk dat we ons bewust zijn dat we een geestelijke plaats hebben ontvangen met Christus in de hemelse gewes­ten. De apostel Paulus legt dit in zijn brieven op duidelijke wijze uit. Zo schrijft hij aan de gemeente te Efeze over de geestelijke strijd die niet is tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten, kortom tegen de machten uit het rijk der duisternis. En hij schrijft daarbij ook over de wapens die we daarbij behoren te hanteren. Lees wat hij daarover schrijft in Efeze 6 vers 13 tot en met 18 (Ef. 06:13-18).

Duidelijke taal die echter alleen zal resulteren in overwinning als ons eigen leven ‘vrij’ is van machten. Natuurlijk gaat het er niet om elkaar als nieuwe scheppingen, machten aan te praten. Dat is misschien in het verleden wel eens teveel en te gemakkelijk gebeurd, maar anderzijds kunnen we ook niet doorslaan naar de andere kant door dit gege­ven buiten beschouwing te laten. Iemand die niet leeft in de werkelij­ke vrijheid van Christus kan ook niet anderen in die vrijheid brengen. Hij is bij wijze van spreken een anti- getuige. Daarom behoort er in iede­re gemeente voldoende aandacht aan deze materie te worden geschonken. Als dat ontbreekt is er geen sprake van een echte gemeente. Dan kun­nen we wel heel uitbundig zingen: “Jezus overwon satans macht”, maar in de praktijk maken we dan deze overwinning tot een aanfluiting. Gelukkig gaan steeds meer christe­nen de ogen open voor dit belangrijk onderdeel van onze geloofsbeleving.

De werkelijke gemeente

Soms lijkt het wel of de werkelijke gemeente zoals God die voor ogen heeft, nog ver afstaat van de werke­lijkheid zoals wij die vandaag ken­nen. Maar anderzijds mogen we constateren dat overal kinderen Gods zijn die dit gaan ontdekken. En als er in eigen gemeente weinig of geen aandacht aan wordt geschonken, houd dan in ieder gejk1 deze geweldige waarheid vast en zoek eventueel contact met gelovi­gen die dat ook zo zien. Bedenk dat de ‘gemeenten’ zoals wij die kennen vaak nog in een beginstadium van geestelijke ontwikkeling verkeren en dat het gaat om de werkelijke Gemeente, die uiteindelijk zal wor­den een gemeente, ‘stralend zonder vlek of rimpel, heilig en onbesmet’. Dat is in ieder geval het verlangen en de grote doelstelling van elke waarachtige gelovige en de heerlijke zekerheid is dat die gemeente er zeker gaat komen! En bovenal is het natuurlijk het grote doel van God zelf waarbij Christus tot het grote voorbeeld is gesteld. Hij die de naam boven alle naam heeft ontvan­gen, laat ons zien hoe zijn leven in ons leven tot een werkelijkheid kan worden.

Gods grote verlangen

Paulus beschrijft in zijn brief aan de gemeente te Filippi ook de reden waarom Christus ‘de naam boven alle naam’ heeft ontvangen. Hij schrijft: “… opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen … en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader”.

Let speciaal op het woordje ‘opdat’ wat de betekenis heeft van ‘met dat doel, met die bedoeling’. Het is – Gods grote verlangen dat dat gaat gebeuren. Het mag nooit opgevat worden als een soort dreigement van: ‘denk erom als je Jezus niet erkent dan zwaait er wat…, dus als een soort straf, een stok achter de deur’. Dat zou ook geheel in strijd zijn met Gods grote liefde voor de mens, die naar Hem geschapen is en de hoogste vorm van Zijn schep­pingswerk vormt. Wel is het zo dat alleen door Jezus de mens werkelijk vrede met God kan ontvangen en Hem leren ken­nen wie Hij werkelijk is. Vele bladen hebben de laatste jaren de gewoonte om allerlei mensen te interviewen over hun leven. Daarbij komt steevast de vraag aan de orde of ze in God geloven. Het antwoord is dan heel vaak ontkennend. Komt dan verder in het interview de vraag aan de orde of ze wel eens bidden, blijkt maar al te vaak dat er bij nood­situaties wel gebeden wordt! Blijkbaar is er in het hart van ieder mens toch een soort Godsbesef aan­wezig, een besef dat God toch bestaat of aanwezig is. Maar hoe men zich dat dan verder voor moet stellen blijft verborgen.

Jezus is de sleutel

Zo is het altijd al geweest. Jezus is echter de sleutel tot het verstaan van God, wie Hij is, hoe groot Zijn liefde voor Zijn schepping is. Daarom zei Jezus bijvoorbeeld al tot Zijn discipe­len: “Gij gelooft in God, gelooft ook in mij” Johannes 14 vers 1 (Joh. 14:01). Zolang dit achter­wege blijft zullen wij nooit werkelijk kunnen verstaan en begrijpen wie God is. In de brief aan de Hebreeën wordt dat op duidelijke wijze gefor­muleerd met de woorden: Hij is de “afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen” Hebreeen 1 vers 3 (Heb. 01:03). Dat hem de ‘naam boven alle naam’ werd gegeven is omdat hij de eerste mens was die volledig beantwoordde aan Gods grote verlangen om de mens terug te brengen in zijn oor­spronkelijke hoedanigheid. En dat hij Gods zoon was is geen excuus om te menen dat hij daardoor een streepje voor had bij de Vader. Neen, hij was en bleef in alle opzichten gehoorzaam. Dat wordt op talrijke plaatsen in de evangeliën en de brie­ven van de apostelen duidelijk uitge­legd.

Leer- en groeiproces

Ons grote voorbeeld is er: Jezus Christus. Nu kunnen we ons aan hem optrekken en zijn leven in ons leven tot een realiteit maken. Natuurlijk is dat een leer- en groei­proces, dat niet van de ene op de andere dag gerealiseerd is. Maar er is niet langer een excuus om dit niet als grote doelstelling in ons leven te hebben. Daarbij mogen we elkaar als nieuwe schepping in Christus helpen en bovendien is daar de inwonende kracht van de heilige Geest die ons in alle waarheid wil leiden.

En laten we ook bedenken dat God zo graag wil dat alle mensen dit realiseren in hun leven. Petrus wist het in zijn tijd al onder woorden te brengen met de opmerking dat God niet wil dat sommigen verloren gaan (hun doel niet zullen bereiken), maar dat allen tot bekering komen (zodat het nieuwe leven van Christus werkelijkheid kan worden – 2 Petrus 3 vers 8 (2 Petr. 03:08). Niet de Satan heeft recht op ons leven, hij is een al door Jezus overwonnen vijand, en ook wij die behoren bij de levende God, gaan hem volledig overwinnen omdat wij, zoals Petrus ook onder woorden brengt, in Zijn voetstappen gaan. In een oud lied komen de regels voor: ‘Neen, de wereld weet het niet, wat Gods grote liefde ons biedt…” Wij hebben de taak om door woord en daad te openbaren dat iedereen die zich nog buiten Gods koninkrijk bevindt, óók gaat ontdekken en bele­ven hoe groot Gods liefde voor alle mensen is en hoe onvoorstelbaar rijk en gelukkig wij zijn geworden in Hem.

 

Jezus klopt aan de deur… door Cees Maliepaard

“Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods: Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet. Waart gij maar koud of heet! Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud of heet, zal Ik u uit mijn mond spuwen. Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij” uit Openbaring 3 vers 14 tot en met 22 (Openb. 03:14-22).

Jezus zegt: ‘Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop.’ Hij bonst niet op de deur, Hij roept niet dat er brand is, dat de wereld in brand staat en dat je open moet doen voordat het te laat is. Nee, Hij klopt gewoon aan. Niets paniekerigs dus. Veelal vindt men dit een mooie tekst… maar dan wel voor mensen in de wereld. Het wordt dan begre­pen als een kloppen van de Heer aan de harten van mensen die Hem nog niet kennen. Het zou dan niet voor ons zijn, want wij hebben Jezus immers al bij onze bekering binnen­gelaten. En wie binnen is, kun je niet meer binnenlaten, want die is er al. Duidelijk toch! Op de Zuid- Hollandse eilanden zeiden we vroe­ger wel: ‘Wie buiten binnen, binnen buiten, en wie binnen binnen, bin­nen binnen.’

Nieuws voor lauwe mensen

Jezus klopt aan de deur…

Maar de brief aan Laodicea is echt niet geschreven aan de ongelovigen van die plaats. In vers 14 wordt de engel van de gemeente te Laodicea genoemd. Jezus klopt aan de harten van gemeenteleden. Ze lopen weliswaar niet erg warm voor het werk van de Heer, maar het laat ze toch ook niet onverschillig. Ergens doet het ze nog wel wat. Niet koud zijn en niet heet, dat is de situ­atie in de gemeente te Laodicea. Spreekt Jezus hier een oordeel uit over de gemeente aldaar in het ‘Ik zal jullie uit mijn mond spuwen’? Hij houdt overigens wel van hen, want Hij voegt hun ook toe dat Hij ieder die Hij liefheeft bestraft en tuchtigt. Logisch toch: aanpakken die slappe hap!

Zo kan het overkomen. Misschien dacht Johannes dat ook wel toen hij de Openbaring van Jezus Christus op schrift stelde. Maar Jezus schuift lauwe mensen niet zomaar opzij! Nee, de boodschap die Jezus via Johannes voor de lauwen van Laodicea heeft, is dat Hij aan de deur van hun harten klopt. Het goede nieuws voor lauwe mensen is: als je opendoet, komt Jezus binnen om maaltijd met je te houden. De Heer zegt ook niet dat Hij hen in het vuur zal werpen, opdat ze gelou­terd zullen worden. Er wordt door sommigen wel gedacht dat flink wat ellende in je leven, goed voor je is. Daar zou je zuiver van worden en gaaf… en vooral sterk.

Maar Jezus heeft het over goud dat in het vuur gelouterd is. Dat is bij Hem verkrijgbaar. Het zijn kostbaar­heden waar je geestelijk rijk van wordt. Want niet een gaan van jou door het vuur zal je rijkdom en gees­telijke status kunnen geven, maar het zijn de genadebewijzen van de Heer die dat bewerkstelligen. Niemand zal aan zijn redding en behoud iets toe kunnen voegen, ook al kan men soms denken geestelijk aardig sterk te wezen. Maar we moeten toch streven naar het zoonschap? Jawel, maar word je een zoon van God in het vuur? Is er ooit een kind in het vuur geboren? Een drakenjong wellicht, maar dat is mythologisch wezen; draken van mensen kunnen hooguit in overdrachtelijke zin bestaan. We zullen op hetgeen Jezus heeft volbracht geen aanvulling kunnen geven, ook niet onder de bestraffing en tuchtiging van de Heer. Want zijn bestraffing is een vermaning, een terechtwijzing ten goede, een wijzen naar de rechte weg van behoud. En zijn tuchtiging is een onderwijzing, echt geen wraakoefening. De Heer vermaant ieder die Hij liefheeft en geeft hun het rechte onderricht. Dat doet Hij dus ook degenen die nogal lauw zijn in het volgen van Hem. ‘Wees dan ijverig en bekeer je!’ zegt Christus tegen de gemeenteleden van Laodicea. Hij is met deze woorden de al nijvere Laodicenzen echt niet aan het opjutten, maar Hij richt zich hiermee tot de lauwen onder hen. Het kan ook geen kwaad volijverig te zijn in goede werken, zoals dat in een andere Schriftplaats omschreven wordt, mits je jezelf maar niet voor­bijloopt. Want slavendienst kent men niet in het Koninkrijk van God. De Heer heeft enkel vrijwilligers in dienst. Maar wel vrijwilligers die hun taak serieus nemen. Waar dat eventueel niet zo zou zijn, zal er een bekering, ofwel een omkeer in het denken plaats moeten vinden.

Wie is de gastheer?

We zullen ons in de eerste plaats beijveren in het aanvaarden van het heil dat Jezus ons verworven heeft. Om ons vervolgens bezig te houden met de strijd tegen eventuele lauw­heid, tegen laksheid in het volvoeren van Gods goede plan met ons leven. En tegen elke geestelijke werking die ons ontmoedigt in de strijd om het bestaan in de hemel. Wie zich uitstrekt naar het meerdere, wie als Jezus de geestelijke weg wil gaan, zal afstand moeten nemen van lauw­heid en ongeïnteresseerdheid. Dat is nodig om in Jezus’ zege te delen.

Hij wil bij ons binnenkomen om samen met ons te eten. Voor het eerst of bij vernieuwing. Een etentje is altijd gezellig, dus zéker een met de Heer. Maar wat zullen we eten, wat is goed genoeg om de Heer voor te zetten? Het zal vanzelfsprekend geestelijke voeding moeten zijn, maar hoe kom je aan volmaakt geestelijk voedsel? Of brengt Jezus dat mee? Maar Hij is niet de gastheer – dat ben jij! De Heer nodigt je niet uit aan de hemelpoort aan te kloppen om bij Hem aan tafel aan te schuiven, want dat is een ander beeld. In dit beeld komt Hij langs bij ons en Hij brengt geen maaltijd mee. Hij rekent erop dat jij dat voor elkaar brengt. Dat is wat! Heb je daarvoor de nodige ingrediënten in huis? Nou, zit er maar niet over in wat je de Meester voor zal moeten schote­len. Waar houdt Jezus van? Hij is geen alleseter, allesbehalve! Maar Hij is wel een gemakkelijke eter; Hij eet alles wat je Hem voorzet vanuit een toegewijd hart. Het draait er om of ik het méén als ik de Heer binnen­laat. De vraag is of ik bereid ben het plan van Vader God serieus te nemen voor mijn leven. Dat is de kwestie.

Het hele plan van God in m’n bovenkamer op een rijtje hebben, is niet de voorwaarde daartoe. Als ik alle beelden van het laatste Bijbelboek in m’n hoofd geprent heb, kan ik daar wel gemak van hebben, maar het voegt niets toe aan en het doet niets af van het heil dat Jezus voor mij verworven heeft.

Overwinningsleven

Maar ik moet overwinnen, staat er in vers 21. Dat klopt, maar dit is een volgende fase. Overwinningsleven krijg je in relatie met Jezus, het kan dus onmogelijk een voorwaarde zijn voor zijn binnenkomst in je leven. Je hebt het sowieso nodig om naast Jezus op de troon van Gods Koninkrijk plaats te kunnen nemen. En een steeds hechter contact met de levende Heer is alleen mogelijk door je allengs meer door Gods Geest te laten leiden. Hoe harder je tegen Satan tekeer gaat, hoe meer je in de greep van geweldgeesten kan komen. De segmenten van overwin­ningsleven ontvang je vooral tijdens de maaltijd met de Heer en niet in een worsteling op leven en dood met de machten uit de hel – al word je wel sterker in de strijd. Jij als gastheer of gastvrouw mag wel voor het eten zorgen, maar de Gast aan tafel heeft een groot aan­deel in de conversatie. En daar kun je wat van opsteken! Jezus spreekt vol liefde woorden van wijsheid en ontferming en daar kun je wat mee… zowel geestelijk als natuurlijk. Daarmee bouw je aan een harmoni­eus overwinningsleven. Je bent niet langer een machteloos slachtoffer dat zich maar moet zien te schikken in z’n lot, nee je bent een geliefde disgenoot van de Heer en je mag in alle eenvoud met Hem praten. Dan komt er echt wat boven tafel! Alle goede dingen die in onze ontwikke­ling passen. Dat geeft bevrijding en weekt je los van een misleidend den­ken. Schrik dus maar niet als je denkt in het plaatje van Laodicea te passen. Want Jezus klopt aan je deur, Hij zoekt contact met jou. Daar beleeft Hij plezier aan. En jij natuurlijk. En wel in een leven dat gaat tintelen en bruisen van nieuw verworven energie. Daarmee is alle lauwheid verdwenen en mogen we met Jezus deel hebben aan het leven op Vaders troon.

Natuurlijk schrijft de goede Meester niemand zomaar af. Hij houdt immers van de mensen, van wie last hebben van lauwheid niet uitgezon­derd. Licht de klink dus maar van de deur van je hart en als er grendels op zitten, schuif ze maar weg. Gooi alle reserves voor de Heer van je af… zover je maar kunt en maak de Heer deelgenoot van alles wat je leven vult.

Alles doen in overleg

Is het aan te raden letterlijk alles met de Heer te bespreken? Een nor­maal mens zal dat niet doen. En God heeft in zijn scheppend bezig zijn echt normale mensen bedacht. Alles met de Heer bespreken, bete­kent niet dat je Hem de kleinste din­gen in je leven doorlopend voor moet leggen. Vergelijk het maar met de verhouding tussen man en vrouw in een huwelijk. Daarin doe je ook alles samen in overleg. Maar ik zie het al gebeuren dat de echtelieden elkaar met elk wissewas­je lastig vallen!

Om een voorbeeld te geven: Ik kom bij mijn fiets en ik zie dat de banden zacht zijn. Maar ja, we doen alles in overleg, dus ik roep naar m’n vrouw: Gré, zal ik m’n banden oppompen? Ik kan me haar reactie wel voorstel­len. Ze zal waarschijnlijk zeggen: Dat moet jij weten. Dan doe je het niet; als je ze de vernieling in wil rij­den… ga je gang! In de oorlog reden we op de kale velgen, dus red je er maar mee. En ze zou nog gelijk heb­ben ook.

Zou de Heer er dan wel op zitten wachten dat we alles tot in belang is in de hemel en op de aarde. Dat staat in dit verband voor maaltijd houden met elkaar: delen in al het goede, maar vooral in het goede va de hemel. Dat geeft je een positie in de hemel en autoriteit over de mach­ten van het kwaad (net als Jezus dat had). En dat houdt je nederig onder je medechristenen (ook net zoals Jezus dat was). In het contact met Hem zullen we gaandeweg hoe lan­ger hoe meer het door God bedoelde mensbeeld gaan vertonen.

 

Eindtijd (gedicht) Herman Robbertz

Zalig hij, die voorleest, en zij, die

horen de woorden der profetie,

en bewaren, hetgeen daarin

geschreven staat.

 

want de tijd is nabij.

 

En hij zeide tot mij:

Verzegel de woorden van de profe­tie

van dit boek niet;

 

want de tijd is nabij.

 

Wie onrecht doet, hij doe nog

meer onrecht;

wie vuil is, hij worde nog vuiler;

 

wie rechtvaardig is, hij bewijze nog

meer rechtvaardigheid;

en wie heilig is, hij worde nog

meer geheiligd.

 

Zalig de mens

die aan des heren woord zijn wel­gevallen heeft,

en diens woord overpeinst bij dag en bij nacht.

 

Want hij is als een boom

geplant aan waterstromen

die zijn vrucht geeft op zijn tijd.

Herman Robbertz

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

Wat is gemakkelijker: Liefde geven of liefde ontvangen? Dit is geen strikvraag maar een wezenlijke vraag voor een mens, een christenmens. Waarom? Omdat ik heb gemerkt, ook bij mezelf, dat velen niet ‘gewend’ zijn dat er van hen gehouden wordt. Het vermogen van de menselijke geest om liefde te ontvangen is amper ontwikkeld, rudimen­tair gebleven, terwijl het vermogen om liefde te geven sterk is gestimuleerd, wantje moet(!)je naaste toch liefhebben? Daartoe worden in eigen kracht bergen verzet, agenda ’s volgeschreven, etc. Met voorbijzien en verwaarlozing van je ziel, je eigenheid. Dit dienstbaar-zijn, het altijd terwille- van-een-ander de: heeft ellendige gevolgen en kan ontaarden in dienstplicht, in een vorm van uitputtende slavernij. En je doet zó je best… Je bidt ook om kracht om dit juk te torsen en uiteindelijk constateer je dat het niet zo gaat.

De vraag van God aan jou: “Hoe gaat het met je?” durf je niet te beantwoor­den met: “Goed”.

Wanneer je de liefde voorstelt als twee armen, dan is de ene arm buiten proporties ontwikkeld – je wilt vele mensen omvatten – en de andere arm die liefde kan ontvangen, nauwelijks gegroeid. Wat zeg ik? Hij is misvormd. Je bent eigenlijk zwaar gehandicapt met je ‘verdorde arm’.

De oorzaken kunnen zijn datje in je voeding altijd hebt moeten klaar staan voor anderen, ’t Kan ook zijn dat jou een God voor ogen is geschilderd die veel van jou verwacht, voor Wie je veel moet doen wil je leven zin en betekenis voor Hem hebben. Vele christenen had­den al een laag gevoel van eigenwaarde (“iemand die van mij houdt?”) en anders krijgen ze dat wel… Je staat immers bij hem ‘in de schuld’ en trou­wens, er is nog zo veel op je aan te mer­ken, nietwaar?

Al dit denken is een afschuwelijke gevangenis waarin je rond ijsbeert in de dagelijkse vicieuze cirkel. Nou kun je ie gevangeniswanden wel beplakken met bemoedigende teksten en brieven van dankbare patiënten die schreven datje zoveel voor hen hebt betekend’, maar dat neemt niet weg dat je je vrijheid kwijt bent. Je zit vast en de deur is op slot.

Wanneer en hoe gaat die deur open? Ik denk datje eerst tot de conclusie moet komen datje gevangen zit en niet doet alsof je een vrij mens bent, die z’n ellendige toestand wegwuift met opge­wekte liederen. Dat is één ding: eerlijk zijn over jezelf.

En dan iets moeilijks(?): Om hulp roe­pen, ondanks het feit datje hebt gepreekt over: “De nederigen geeft Hij genade”. Zelf zwak worden? Je moet toch sterk zijn ‘in de Heer’? Je nu toe­vertrouwen aan mensen die jou liefheb­ben? Nou, daarin zit het hem nou, dat ben je namelijk niet gewend. Je ként dat nietje weet niet wat ze voor je voe­len, je weet niet wat God voor je voelt. Kortweg gezegd: Je kent Hem niet goed, en daarom ken je jezelf ook niet. Je instelling om anderen te helpen is goed, niks mis mee, maar er is zo’n rare draai aan gegeven en het werd jouw gevangenis.

God heeft ons, via Zijn zoon, éérst lief­gehad, zodat je Zijn ‘eerste liefde ‘ kon gaan ervaren, beleven. Datje kunt doorléven wat de zoon en Zijn Vader voor je voelen, hoe diep dat bij hen zit. Wanneer je dat wilt ervaren dien je eerst weer een zuigeling te worden, een klein kind dat die liefde opzuigt, dat wordt bemind door de ouders, dat z’n hoofdje tegen een schouder aanlegt, dat zich laat dragen, laat vertroetelen. Als je dat durft zul je een sleutel in het slot horen omdraaien en dan staat daar je Vader in de gestalte van een vrij medemens op de drempel. Je broer, je zus, om jou, ootmoedige, een blije boodschap te brengen, om je innerlijke wonden te verbinden, om je vrij te laten en te doen wandelen in de ruimte van God, omdat-ie zo’n welbehagen in je heeft.

Om het heel beknopt te zeggen: Laatje liefhebben, laatje genezen van je inner­lijke verdriet door hem toe te staan jou barmhartigheid te bewijzen. En wan­neer je dan langzaam aan Zijn bete­rende hand voort wandelt en geneest, dan worden je beide armen even lang… en zul je kunnen liefhebben met de lief­de waarmee jij wordt bemind. Dan ben je vrij, want er wordt zielsveel van je gehouden: Je bent geboren en getogen uit het land van Zijn liefde.

 

Creativiteit als gave van God door Peter Annotee

“Zie, ik heb bij name geroepen Besaleël, de zoon van Uri, de zoon van Chur, uit de stam Juda, en hem vervuld met Gods Geest, met wijs­heid, inzicht en kennis, en dat voor allerlei werk, om ontwerpen te beden­ken, om uit te voeren in goud, zilver en koper; om stenen te bewerken om die in te zetten; om hout te snijden en werkzaam te zijn in allerlei arbeid.

En zie, ik heb naast hem gesteld Oholiab, de zoon van Achisamak, uit de stam Dan; in het hart van ieder die kunstvaardig is, heb ik wijs­heid gelegd. Zij zullen alles maken wat Ik u geboden heb” Exodus 31 vers 2 tot en met 6 (Ex. 31:02-06).

Voor me ligt een kleurplaat. Een geschenk van een kind van 5 jaar. De afbeelding bestaat uit een beer die luistert naar een vogeltje. Een wolk­je, wat grassprietjes en een bloeme­tje completeren het geheel. Aan het kind is nog slechts de keuze welke kleur aan welk object zal worden gegeven. Natuurlijk is het zaak om, zoals het hoort, binnen de lijntjes te blijven. Daar is het kind bijna overal in geslaagd. Wat de kleurplaat bij­zonder maakt is dat het kind beslo­ten heeft om elk object met alle kleuren te vullen. De beer is niet bruin of zwart maar rood, oranje, groen, blauw, geel, grijs, bruin én zwart. Hetzelfde geld voor de overi­ge objecten. In hun veelkleurigheid drukken ze de creativiteit van een kind uit.

Scheppend vermogen

Creativiteit is scheppend vermogen. Creativiteit maakt iets nieuws of het geeft aan wat al is een nieuwe vorm en inhoud. Het neemt oneindige vormen aan. Niet alleen muziek, schilderijen en de inhoud van boe­ken drijven op creativiteit. Ook het effect van een tuin of een kleding­stuk wordt erdoor bepaald. Nog belangrijker is dat creativiteit nooit beperkt is geweest tot de omgang met dode dingen. Ook rela­ties tussen mensen zijn geschapen. Hoe kostbaar zijn niet de mensen die creatief zijn in de manier waarop ze je benaderen en aanspreken! Mensen die standaardvragen stellen of -antwoorden geven maar je hart met een woord of gebaar dat zij maken en dat toch bij jou past. Elke schepping zal reacties oproe­pen. Creativiteit vangt de aandacht van mensen en roept meestal ook een bepaald gevoel op. Of het nu een opvallend reclamebord is, of een abstract kunstwerk langs de weg, mensen zullen erover nadenken. Ze zullen zich een beeld proberen te vormen van de betekenis of ze zul­len er een oordeel over vellen. Niet alleen zullen ze iets mooi of lelijk vinden maar vaak zullen ze een creatieve uiting ook in termen van goed en kwaad beoordelen. Als de kracht in het nieuwe groot is, zal het ook duidelijke emoties oproe­pen. Enerzijds kan een nieuw lied mensen enorm bemoedigen of kan een preek mensen blij maken. Anderzijds kunnen woorden en beelden ook verdriet en woede bewerkstelligen.

Hoe dan ook, creativiteit zal mensen prikkelen. In de goede zin zal een nieuwe gedachte of een nieuwe uiting mensen inspireren en in beweging brengen. Een schepper beoogt doorgaans meer dan dat zijn schepping mooi of lelijk gevonden wordt. Hij of zij zal ook hopen dat mensen verder zullen gaan dan te constateren dat ze het er mee eens of oneens zijn. Uiteindelijk is een nieuw lied of nieuw woord bedoeld om het denken en handelen van mensen te beïnvloeden. Creativiteit vormt en verandert mensen.

Noodzakelijke voorwaarde?

Natuurlijk dient zich hier de vraag aan of creativiteit wel een noodzake­lijke voorwaarde is om mensen te vormen en, ten goede, te verande­ren. Vaak is, terecht, gezegd dat de waarheid altijd hetzelfde gebleven is. Jezus is gisteren en heden dezelfde tot in eeuwigheid. Waarom zouden we Zijn eeuwige waarheid dan elke keer weer anders formuleren en uit­beelden? Op een gegeven moment worden mensen moe van alle veran­deringen. Ze kunnen, of willen, alle vernieuwingen niet meer volgen. In het ergste geval slaat hun geloof als een bootje om bij de volgende golf. Vaker verliezen mensen hun enthousiasme en komen ze geeste­lijk stil te staan. Ze worden ongevoe­lig voor de werking van Gods Geest en soms reageren ze helemaal niet meer als anderen hen trachten te inspireren met het nieuwe dat ze zelf van God ontvangen hebben. Toch kan dat nooit een excuus zijn om alles bij het oude te laten. Al is het alleen maar omdat ieder beeld en iedere vorm een beperkte levens­duur heeft. Zelfs de mooiste en diepzinnigste creaties van mensen verliezen op een dag hun kracht. Dat komt omdat ze even beperkt zijn als de mensen door wie ze zijn voortge­bracht. Daarom is er iedere dag weer wat nieuws nodig om mensen aan het denken te zetten en te houden. Ook al houdt het Woord van God eeuwig stand en is er wat dat betreft niets nieuws onder de zon. Als troost voor iedereen die zich afvraagt waar het ophoudt en als waarschuwing voor iedereen die denkt dat hij de waarheid opnieuw uitgevonden heeft mogen gelden dat een nieuwe schepping alleen goed kan zijn als die op de aloude Waarheid gebaseerd is. Ook als een beeld of idee het vroegere tegen­spreekt kan het alleen effectief zijn als de bedenker en zijn publiek het vroegere kennen. Niemand kan leven of denken in het luchtledige.

Zonder al datgene wat we van onze voorgangers meekregen kunnen we niets. Als we ons volledig willen los­maken van de beelden en begrippen die aan de onze vooraf zijn gegaan worden we onbegrijpelijk en komen we los van de werkelijkheid te staan.

Kern en begin

Juist die reeds bestaande werkelijk­heid hebben we nodig om ons erdoor te laten inspireren. De kern van onze werkelijkheid en het begin van al onze creativiteit is God zelf. Hij is de bron van al onze goede ideeën. Hij is het ook die sommige mensen bijzonder creatief maakt. Vrijwel iedereen maakt in zijn leven, bewust of onbewust, nieuwe dingen. En dat ziet God graag. Maar ieder­een krijgt ook bijzondere begaafdhe­den van God. Voor een deel van ons is dat het vermogen om nieuw te maken.

Niet dat voor zulke mensen alles vanzelf gaat. Hoe groot je talenten ook zijn, je zult jezelf moeten oefe­nen in het juiste gebruik ervan. Er gaat niets zonder bidden én werken. En noch van bidden noch van wer­ken komt iets terecht zonder disci­pline. Wie geen discipline heeft zal vergeten om te bidden en geen werk kunnen voltooien. Telkens weer zal de duivel ongedisciplineerde men­sen afleiding geven en telkens weer zullen ze ook toegeven aan de gedachte dat hun scheppingen niet tot in de details uitgewerkt hoeven te worden. Uiteindelijk verliezen we zonder discipline het contact met God en gaan onze beste ingevingen onafgemaakt te gronde. Voor mij persoonlijk is mijn dagelijkse stille tijd één van de belang­rijkste bronnen van inspiratie. Het is ook een bron van bemoediging. Het geeft me de moed om in een idee te geloven maar ook om dingen uit te proberen die in eerste instantie gek of onmogelijk lijken. Misschien is het belangrijkste wel dat wie regel­matig omgaat met God durft te falen. Wie overtuigt is van het nut en de schoonheid van het beeld dat hij gemaakt heeft zal het niet na de eerste afwijzing of veroordeling laten vallen maar doorzetten tot hij mensen gewonnen heeft voor zijn idee.

Zo iemand kan ook tegen kritiek. Wie weet dat hij zijn creativiteit aan God te danken heeft, ten dienste van Zijn koninkrijk, zal luisteren naar wat zijn broeder over zijn schepping te zeggen heeft. Wie in een idee gelooft wil er niet alleen anderen voor winnen, maar wil zelf ook gewonnen worden voor de correcties en aanvullingen die anderen hem aanbieden.

 

Tot eer van God

Een creatieveling in het koninkrijk zal zich nooit gekwetst hoeven te voelen omdat iemand zegt dat het anders of beter kan. Want hij ziet zijn werk niet als een middel om zichzelf op het podium te plaatsen maar als aanbidding van God en bemoediging van diens kinderen. Wie op eigen eer gericht is zal zich alleen afvragen of anderen mooi vin­den wat hij mooi vindt. Wie op de eer van God gericht is wil opbrengst van wat hij ontvangen heeft verme­nigvuldigen met wat zijn broeder bedacht heeft.

Als we werkelijk van God en van elkaar houden zijn we ook een geweldige bron van inspiratie voor elkaar. Niet alleen genieten we van elkaar, en van elkaars gaven, maar we bevruchten elkaar ook met ideeën en gedachten. Wat we in elkaar zaaien mogen we vervolgens met elkaar oogsten. Tot meerdere eer en glorie van God. Dat is iets anders dan elkaar na-apen. Wie door Jezus overtuigd is van zijn eigen waarde zal God noch zichzelf willen eren met diefstal. Natuurlijk maken we gebruik van andermans creativiteit. We kunnen niet anders. Al was het alleen maar omdat we alles te leen hebben van onze Vader.

Wie zijn eigen waarde kent heeft er geen enkele moeite mee om de bij­drage die anderen aan zijn schep­pingen geleverd hebben. Maar toch zijn de dingen die je met zo’n hou­ding maakt authentiek. Omdat je jezelf evenmin schaamt voor wat jij in te brengen hebt. Je laat het tevoor­schijn komen en het voegt iets unieks toe aan wat al is. De oogst van onze, door de Geest geïnspireerde uitvindingen, eindigt voor de troon van God. Het is klein en kinderlijk vergeleken met wat Hij zelf geschapen heeft. En toch ver­heugt Hij zich er over. Want in al onze vormen ziet Hij het volmaakte wat komen zal.

 

Een dialoogje

A – Ik denk…

B – Dacht je dat?

A Ja, zelfs als ik denk dat ik denk, toch?

B – Maar hoe weet jij dat dat denken is en niet een of ander chemisch proces?

A – Omdat ik dat geloof.

B – Aha! Dus je gelooft dat je denkt.

A – Ja, je moet toch ergens beginnen…

B – Kun je het ook omdraaien?

A – Wat bedoel je?

B – Nou, je gelooft dat je denkt, maar je denkt ook dat je gelooft.

A – Ja, dat is waar, maar hoe wéét je nou zoiets.

B – Omdat ik dat geloof, denk ik…

A – Nou zijn we eruit.

B-??

A – Geloven is weten…

A+B en nu kunnen we gedachten

uitwisselen!

Duurt Sikkens

 

Jan Weerd richt reisorganisatie op

Jan Weerd is bij onze meeste lezers bekend als schrijver van, meestal korte, artikelen, waarvan wij er in de afgelopen jaren vele hebben gepubliceerd. Minder bekend is dat hij ook een fervent reisleider is, wat enige tijd geleden heeft geresulteerd in de oprichting van een eigen reisorganisatie onder de naam ‘Mozaïek Travel’. In de nu volgende bijdrage schrijft hij daarover (-red.).

Mozaïek Travel is een nieuwe christelijke reisorganisatie. Jarenlange ervaring bij het organiseren van reizen heeft ons doen besluiten zelfstandig te star­ten. We richten ons zowel op jongeren als ouderen. We vinden het leuk, om het mensen naar de zin te maken. Wij genieten pas als onze deelnemers genieten! Onze reizen kenmerken zich door kwaliteit en service. Dagelijks zijn er boeiende en inspirerende dagsluitingen in een ontspannen sfeer. Een enthousiaste en ervaren reisleider en een deskundige gids zorgen samen voor uitstekende begeleiding. Onze reizen zijn scherp geprijsd. Geen “financiële verrassingen” tijdens de reis. Vooraf is duidelijk wat bij de prijs is inbe­grepen. Voor de reis is er een ontmoeting en worden alle reizigers goed geïnformeerd. Standaard is ook een gezellige reünie, om nog even na te genieten.

Onze naam hebben we bewust gekozen. Mensen, de natuur en culturen zijn kleurrijk. Samen vormen ze een prachtig mozaïek, dat iets uitstraalt van het wezen van onze Schepper. Ook de woorden van onze God zijn als een mozaïek. Ze zijn kleurrijk en vol zeggingskracht. Als we er naar luisteren en er naar gaan leven, brengen ze kleur in ons leven. Gods mozaïek in ons leven wordt zichtbaar. Zo hopen we ook, dat onze reizen zijn als stukjes mozaïek, die elk iets waardevols toevoegen aan het leven van onze deelnemers.

Ons reisaanbod is nog beperkt. Deze zomer organiseerden we enkele jongerenreizen. Dit najaar van 12 – 26 oktober is er een prachtige rondreis naar Turkije. We gaan diverse plaatsen bezoeken, waar de apostel Paulus is geweest en zullen stil staan bij wat hij daar heeft beleefd. De prijs voor deze all-in reis bedraagt: 899,-. Bij de prijs inbegrepen is de vliegreis, de luchthavenbelasting, de hotelovernachtingen (volpension), de excursies en entrees tijdens de rondreis, de fooien en de diensten van gids en reisleider. Het enige waar de deelnemers tijdens de reis zelf verder voor moeten zorgen zijn een reis-en annuleringsverzekering en persoonlijke uitgaven voor drank­jes en souvenirs.

Volgend jaar mei is een reis in voorbereiding naar Egypte en Jordanië. We gaan dan in de voetsporen van Mozes. Verder staat een reis naar Noorwegen op het programma en een cultuurreis naar Tunesië.

Jan Weerd (reisorganisator)

 

Het huwelijk: een drievoudig snoer door Jildert de Boer

“Ik zag ook dat de mens alleen maar zwoegt en tobt en succes wil behalen, omdat hij jaloers is op een ander. Ook dat is zinloos en het najagen van wind. Het is waar: een dwaas zit met z’n handen over elkaar en ruïneert zo zich­zelf. Maar toch: beter een beetje rust, dan veel gezwoeg en jachtig gejaag. Ik zag nog iets wat zinloos was: iemand was helemaal alleen; hij had geen kinderen en zelfs geen familie. Toch hield hij niet op te zwoegen en te tobben, nooit tevreden met zijn rijk­dom. Maar voor wie tobt hij zich af en gunt hij zichzelf geen plezier? Ook dat is zinloos en een kwalijke zaak. Men kan beter met zijn tweeën zijn dan alleen, want twee weten meer dan één. En als de één valt, kan de ander hem helpen opstaan. Maar het is vrese­lijk als je alleen bent en valt; dan is er niemand om je overeind te helpen. En als je met zijn tweeën slaapt, heb je het warm; maar hoe krijgt iemand het alleen warm?

Iemand alleen kan overweldigd worden, maar met zijn tweeën gebeurt dat niet zo gauw. Een gevlochten touw breekt niet gemakkelijk” Prediker 4 vers 4 tot en met 12 Groot Nieuws bijbel (Pred. 04:04-12).

In een andere vertaling staat bij dat laatste: “een driedubbel koord krijg je heel moeilijk stuk”. In de NBG- vertaling lezen we: “een drievoudig snoer wordt niet spoedig verbroken”.

Het diepste doel in je leven

Als je trouwt ben je blij en zowel man als vrouw zien de toekomst optimistisch tegemoet. Je bent in de wolken, alles is rozengeur en mane­schijn en je leeft de eerste zes ‘witte­broodsweken’ misschien in een roes. Het lijkt erop dat Prediker alles juist pessimistisch ziet (zie tekst linker kolom). Hij heeft het erover dat alles zinloos is en het najagen van wind. Alles is reuze betrekkelijk. Hij spreekt over zwoegen en tobben, over jaloers zijn op het succes van de ander. Op zoek naar steeds meer: steeds hoger, steeds mooier, steeds duurder, steeds luxer, steeds sneller, al maar flitsender. De ogen van de mensen gaan maar rond en zijn nooit verzadigd.

Maar de vraag is: maakt al die jaloe­zie en dat jachtige gejaag, die heb­zucht, zelfzucht en eerzucht de mensen niet eerder tot zuchtige en zuchtende mensen, in plaats van tot tevreden, blije en gelukkige mensen, zoals je bij een bruidspaar kunt zien?

Prediker zegt eigenlijk: zowel work- aholic’s als luiwammesen zijn beide niet gelukkig. Zowel overmatig wer­ken als lege luiheid dragen hun deel bij aan het verdriet van mensen. Temidden van dit drijfzand, waarin niemand kan staan, verwijst de Prediker naar God, die je leven vaste grond onder de voeten geeft. De jacht naar rijkdom en genot zon­der God levert tenslotte niet de echte vrede, de pure vreugde of het feest van een blijvende, stabiele eenheid tussen man en vrouw, die aan elkaar gehecht kunnen worden met de

“driecomponentenlijm” van God. Trouwen is houden! Veel mensen denken: zolang je maar lekker bezig bent met je gezwoeg voor je werk, je getob voor je studie, je carrière, je weldoortimmerde huis, je hobby’s, je pleziertjes en je uitjes, voel je de leegte niet. Zolang je je met van alles en nog wat probeert op te vul­len, heb je niet werkelijk door dat je ondanks je bol staan van uiterlijke welvaart je hol kunt blijven van binnen. Er is meer dan je buik en je beroep!

Het vacuüm in de mens

Je kunt soms denken: waar doe je het allemaal voor? Misschien voor niemand, zegt Prediker, of hooguit voor jezelf. Er is een vacuüm in de mens dat feitelijk alleen maar gevuld kan worden door de Schepper, door God Zelf, die ons leven zin, inhoud en doel kan geven! Helaas leven vele mensen voorbij aan die schrijnende lege plek in hun binnenste die bestemd is voor de Geest van God, die ons leven op de beste manier kan coachen en koer­sen. Daarom stoppen ze zichzelf van alles toe, om de leegte niet of althans minder te voelen. Ze hebben meer liefde voor genot dan voor God, ondanks misschien een schijn van religiositeit.

Laten we hoop houden dat mensen stilgezet worden en hun diepste, innerlijke nood gaan beseffen, zodat er ruimte komt voor God. Men kan zich uiterlijk kapot werken voor een goed loon, maar wat is er belangrij­ker dan ware rust en vrede van bin­nen met God en een dieper, inner­lijk contact, gezelschap en commu­nicatie met je medemens, of -waar we in dit artikel aan denken- tussen man en vrouw in het huwelijk?

Twee geneesmiddelen

Hoe komen we eruit met de pessi­mist Prediker, die het niet lijkt te zien zitten en een optimistisch bruidspaar, die het zien zitten met elkaar? Prediker die roept: alles is ijdelheid-leeg-waardeloos-zinloos- najagen van wind. Toch geeft die Prediker ook twee geneesmiddelen in het genoemde Bijbelgedeelte:

  1. de vriendschap en
  2. het huwelijk.

We kunnen in goed gezelschap ver­keren met elkaar! De Heer heeft mensen als sociale wezens gescha­pen! God wil geen kluizenaars (in een hutje op de hei alleen), geen kloosterlingen (achter dikke muren van de buitenwereld gescheiden), geen pilaarheiligen (die hoogverhe­ven denken dat ze beter zijn), geen doe-het-zelvers, solisten, Einzelgangers of ego-trippers. Alleen gaanden hoeven in de gemeente van de levende God niet eenzaam te zijn, maar mogen over en weer in broederschap en vriend­schap betrokken zijn en worden. Zij zijn in Gods ogen niet minder dan gehuwden en in Zijn plan heeft Hij hen net zo goed op het oog. God zoekt heel gewone mensen, die ieder hun bijzondere leven met elkaar willen delen en alles gemeen­schappelijk willen hebben. We zijn als mens een relatiewezen! Bij een huwelijk gaat het ten diepste om elkaars hart te delen, maar dat blijft een levenslange oefening en ontdekkingstocht.

Wat Prediker aanreikt

Prediker noemt drie dingen:

Hulp in nood voor elkaar. Als de één valt, richt de ander hem/haar weer op. Als de één het even niet ziet zitten, kan de ander steunen en bemoedigen. Als de één een dipje heeft, zegt de ander: kop op, joh! Met z’n tweeën ben je beter bestand tegen de levenssituaties dan op je eentje.

Wederzijdse warmte en genegenheid. In letterlijke zin in bed ben je als een kruik of warme deken voor elkaar. Daarbij hoort het kroelen, kriebelen en koesteren. Kortom: tijd voor tederheid!

Figuurlijk verwarm je elkaar door gezelschap, aandacht, die blik van verstandhouding en genegenheid. En niet te vergeten in het midden van de gemeente vuren we elkaar aan tot liefde en goede werken.

  1. Samen sta je sterk. Je bent verenigd in de echt. Een écht-paar! Samen kun je de vijand overwinnen. Je staat samen pal in die geestelijke wereld, bijvoorbeeld:

Moedeloosheid gaat eraan, als we samen staan.

Bezorgdheid krijgt geen voet, als je elkaar steeds ontmoet.

Van bokkigheid en knorrigheid naar elkaar en anderen mag je gaan­deweg bevrijd worden (dat is toch meer iets voor de dieren!).

Het drievoudige snoer

Gebed en communicatie zijn erg belangrijk. Met z’n drieën sta je ech­ter nog steviger in je schoenen. Het gaat om een drievoudig snoer: de drie draden aaneengeknoopt van God, man en vrouw. Je kan het ook vergelijken met een driehoek met God in de bovenste hoek aan de top, de nummer één in je leven, en de man en de vrouw in de beide onderste hoeken. Het is de driehoek van gemeenschap, van intense vreugde en genieten van het leven onder de zon. Sommige mensen denken dat een christen dit niet mag en dat niet mag, maar ook een christen mag, voluit feest vieren. Hij wil blijven binnen die prachtige driehoek, want daar functioneert:

gebed: persoonlijk en samen. “The family that prays together, stays together”!

communicatie: “do not forget to communicate” (vergeet de mededeelzaamheid niet).

Het gaat bovenal om het betrekken van God in jou en in elkaars leven. Vervolgens om het elkaar betrekken in alle dingen die je doet, zodat je jezelf aan elkaar kunt toevertrouwen en meer en meer een open boek voor elkaar kunt worden.

Wat maakt de kabel?

De derde streng maakt de kabel’. Deze spreuk hing ergens op een muur en dat is een lijfspreuk voor huwelijken. Met die sterke kabel van God kan de relatie tussen man en vrouw tegen een stootje. Ook als het stormt, gaat dan het huwelijksbootje niet ten onder, als beide maar blij­ven vasthouden aan dat ‘lijntje naar boven’, beter gezegd: die stevige kabel van en naar God. Wanneer er een kink in die kabel komt doordat je elkaar onredelijk behandelt, of een zonde begaat ten opzichte van God, vraag dan vlug om vergeving, zodat de breuk in de kabel snel hersteld kan worden. Elkaar vergeven is een daad van je wil, terwijl je gevoel daar nog niet in mee is, maar laat je gevoel dan niet nog eens heel lang na pruttelen. Het gaat om een driedubbel koord, dat niet gemakkelijk te breken is, om drie innig in elkaar vervlochten draden. Zo’n drievoudig snoer is veel sterker dan één enkele draad en ook sterker dan een tweevoudig snoer, want daarmee trek je het soms of vaak nog niet. Het zijn drie snoeren: God-man-vrouw met een fantastische levensrichting naar Gods plan. Dat wordt niet spoedig verbroken! Het mag standhouden tot de dood ons scheidt! In de gemeente van de levende God is echtscheiding de onmogelijke mogelijkheid. Wij gaan niet uit van een ex-ex-ex-verhaal, wat we in de wereld om ons heen regelmatig horen. Ons uitgangspunt is: zoals God het origineel in den beginne bedoeld heeft. Bij uitzonderingen op die gouden regel zoeken we aan de hand van woorden van God naar wijze oplossingen. In die gezindheid mogen we aan gezonde huwelijken bouwen in een gebroken wereld.

In harmonie met elkaar

Trouwen vraagt om een blijvende, volhardende liefde. Met je trouwen geef je een stuk eigen leven uit han­den en je zegt: hoe kan ik zorgen dat die ander tot bloei komt? Daarbij is het goed om je eigen zwakke punten eerlijk onder ogen te durven zien. Je bent er om elkaar aan te vullen, begrip te leren, geduld te oefenen en te groeien in fijnge­voeligheid. Dat alles maakt de band meer hecht en echt! Alleen samen ben je compleet en leer je elkaar te verstaan, aan te voe­len, te dienen, je op te offeren, respect te tonen, jezelf weg te cijfe­ren en elkaar te aanvaarden. Dat is niet: Heer, verander die ander, maar Heer, verander mij! En wat je bij de ander ziet, doe dat bij jezelf teniet! Kies ervoor om elkaar niet te kwet­sen. Zijn we niet allemaal ontzet­tend kwetsbaar als één enkel dun draadje?

Wat mooi als we ondersteund gaan worden door dat tweede snoer en dat oersterke, onverbreekbare derde snoer van de Heer! Laten we altijd in die harmonie met God en elkaar blijven wonen. Als we elke dag voortdurend Gods vrede in hart en huis gaan ervaren, blijft ons huwe­lijksleven -ondanks strijd en moei­lijkheden- blij en fris!

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven Door Gert Jan Doornink

In gesprekken met medechristenen, en tussen christenen onderling, mer­ken we wel eens hoe men geneigd is somber en neerslachtig te zijn aan­gaande de situatie in de wereld. Men ziet alles donker in en negativiteit viert hoogtij. Natuurlijk weet iedereen (ook niet-christenen) dat er veel reden is om alles donker in te zien. Dit probeert men dan wel te verdrin­gen met meer genot, meer vakanties, etc. Maar de achtergrond van het denken van velen blijft het beeld van een wereld waarin alles zich in nega­tieve richting ontwikkelt. Als christenen hoeven we onze ogen daarvoor niet te sluiten maar anderzijds behoren we positief te blijven. We weten immers de oorzaak van dit alles en de blijdschap die in ons hart is, omdat we nieuwe scheppin­gen in Christus zijn, is niet opper­vlakkig maar echt. Daarom behoren we steeds weer te openbaren dat er een ‘ander leven’ in ons hart is die temidden van alle omstandigheden aanwezig blijft. Wij weten dat ‘de wereld voorbijgaat en haar begeren’ maar ook dat er uiteindelijk een ‘nieuwe hemel en een nieuwe aarde komt waarop gerechtigheid is’. Daaraan mogen we nu al ons steen­tje bijdragen, want we laten ons niet inspireren door wereldgeesten maar door Gods heilige Geest. En die bewerkt dat ons leven een ‘positieve uitstraling’ heeft.

De onbegrensde mogelijkheden van de techniek

Toen onlangs mevrouw Van Andel uit Hoogeveen 114 jaar werd -zij is officieel de oudste inwoonster van deze wereld- was er een verslaggever die in zijn krant aangaf wat er in haar geboortejaar (1890) allemaal nog niet was. Het varieerde van auto’s tot vliegtuigen, van scheer- apparaten tot computers, van bal­pennen tot vaatwassers. Een onaf­zienbare rij van allemaal producten waartoe de moderne techniek in staat is ze te produceren. Vooral in de vorige eeuw was er een stormachtige ontwikkeling. Natuurlijk kwam dit alles niet op één moment tevoorschijn, maar was er een geleidelijke ontwikkeling die vooral in de vorige eeuw een hoge vlucht nam. En iedereen zal het er over eens zijn dat het einde nog lang niet in zicht is. De moderne weten­schap is immers tot alles in staat. En wat vandaag nog nieuw is, is mor­gen al weer verouderd en wordt door iets nieuws vervangen. Denk alleen al aan het terrein van de computers. Soms lijkt het wel of alles in een stroomversnelling is geraakt. Wie kennisneemt van het boek ‘Techniek van de Toekomst’ van Paul Schilperoord (Uitgave Veen Magazines) zal verbaasd zijn over bepaalde uitvindingen die nog in de praktijk gebracht gaan worden, maar anderzijds ook tegelijkertijd denken: ‘Ja, waarom zou het niet kunnen?’ Een eenwielige scooter bijvoorbeeld, een auto waarvan het chassis in elkaar kan worden geschoven zodat”- het gemakkelijker parkeren is, zijn maar een paar voorbeelden die genoemd worden. Bovendien weten we van onszelf dat dingen die we 20 of 30 jaar geleden voor onmogelijk hadden gehouden toch gerealiseerd zijn.

Hoe is onze plaats als gelovigen temidden van deze schijnbaar onbe­grensde mogelijkheden van de tech­niek? In de eerste plaats kunnen wij constateren dat we van vele toege­paste uitvindingen een dankbaar gebruik maken! We zouden ons af moeten sluiten van alle moderne mogelijkheden die er zijn om er geen deel aan te hebben, wat een enkeling doet die dan ook prompt als een dwaas en een zonderling wordt gezien.

Gelukkig mogen we als christenen gebruik maken van alles wat de moderne techniek biedt, uiteraard binnen het kader van onze (financië­le) mogelijkheden. Natuurlijk beho­ren we ons daarbij bewust te zijn dat er vele miljoenen mensen in deze wereld leven die hiervan nog niet kunnen profiteren, Daarvoor dragen we verantwoordelijkheid dat ook zij in betere omstandigheden kunnen leven.

Maar anderzijds leven we ons leven nu eenmaal hier en nu en dan komt het er op aan dat wij ons realiseren dat het leven met God en Jezus Christus van een andere dimensie is. Niet het materiële, waarvan wij weten dat het tijdelijk is en waarvan we een dankbaar gebruik mogen maken, staat nummer één, maar ‘het eeuwige’ heeft de eerste plaats in ons leven ingenomen. Dan weten wij ook hoe te handelen in alle omstandigheden van het leven, zijn een getuige van Christus, en laten niet alleen met onze woorden maar vooral door ons leven blijken dat de wereld voorbijgaat en haar begeren, maar als we de wil van God doen we ten allen tijde blijven bestaan. Diep in ons hart is het nieuwe leven van Christus verankerd en daaraan komt nooit meer een einde. Hoe dit nieuwe leven in de toekomst zal zijn is nog verborgen maar het zal ons voorstellingsvermogen dat we er nu over hebben, ongetwijfeld ver te boven gaan. En het zal op geen enkele wijze vergeleken kun­nen worden met alles wat de moder­ne techniek ons biedt en waarvan we nu al vaak zeggen: ‘Hoe is het moge­lijk? Dat had ik voor totaal onmoge­lijk gehouden…’ Want God geeft boven ons bidden en denken. Wij mogen deelhebben aan Zijn volle heerlijkheid!

Zekerheid: de kern van Gods bestaan

Een paar maanden geleden ver­scheen er een boek van de wiskundi­ge Stephan Unwin onder de titel: ‘De waarschijnlijkheid van God: een eenvoudige berekening die de ultie­me waarheid bewijst’. Unwin, die in de VS onder meer de kans op nucleaire rampen berekende, nam in zijn berekeningen factoren op als het bestaan van kwaad en lijden, vrije wil en de aangeboren goedheid van de mens. Deze wiskundige, die zich baseert op het zogeheten theorema van Bayes, zegt in een interview met de Britse krant The Times dat de wiskundige waarschijnlijkheid dat God bestaat 67% is en dat deze uit­komst hem tegenvalt… Toen we dit lazen dachten we aan het feit dat weliswaar vele weten­schappers het bestaan van God ont­kennen, men desondanks toch bezig blijft met het zoeken naar antwoor­den over het ontstaan van het leven, het al of niet bestaan van God en alles wat daarmee verband houdt. Daarbij spreken allerlei theorieën elkaar vaak tegen.

Dit ‘zoeken’ komt blijkbaar voort uit een soort Godsbesef die in ieder mens aanwezig is. (Lees ook wat we daarover schrijven in het artikel ‘De naam boven alle naam’). Wetenschappers gaan vaak voorbij dat dit Godsbesef invulling krijgt als men werkelijk gaat geloven in God, zoals deze door Jezus ten volle werd geopenbaard. Gelukkig dat door alle eeuwen heen, ook in onze tijd, men­sen dit gaan ontdekken en ook waar­om het bij geloven werkelijk gaat. Jarenlang is de vorst der duisternis er bij velen in geslaagd het werkelij­ke Godsbeeld geheel of gedeeltelijk verborgen te houden, waarom er vaak geloofd werd in een karikatuur van God, die geen enkel getuigenis meer in zich had.

In onze dagen gaan velen, ook som­mige wetenschappers, de échte God weer ontdekken: de God die enkel goed is, vol liefde, met slechts één doel voor ogen dat alle mensen in Hem gaan geloven en gaan ontdek­ken wie Hij werkelijk is. In de brief aan de Hebreeën wordt het duidelijk onder woorden gebracht dat wie tot God komt in de eerste plaats moet geloven dat Hij bestaat en daarna mag ervaren dat wie tot Hem komt een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken. Zekerheid vormt de kern van Gods bestaan, maar wordt ook de zeker­heid van óns bestaan zodra wij in Hem gaan geloven. Want het geloof is het bewijs van de dingen die men niet ziet en de zekerheid van de din­gen die men hoopt.

Het proces van integratie

Het Koninkrijk der Nederlanden is in de loop der jaren een multicultu­rele samenleving geworden. Dat kan verrijkend gevonden worden of juist verarmend, het ligt er maar aan hoe een mens daar tegenaan kijkt. Sommigen verkijken zich op de bekoring van een mix uit allerlei in de loop der eeuwen ontwikkelde gebruiken en gewoonten. Maar in de praktijk van alle dag is het vaak ont­zettend moeilijk er een bruikbaar geheel uit tevoorschijn te laten komen. Soms is dat zelfs totaal ondoenlijk, zoals bij de in sommige culturen in zwang zijnde eerwraak. De onbesproken faam van de familie is dan van groter belang dan het leven van een medemens. Dergelijke cultuuruitingen kunnen onder ons nu eenmaal niet getolereerd worden. In het Koninkrijk van God, waar we als christenen deel van uitmaken, mogen we elke medeburger van harte accepteren. Ieder die in relatie tot de Heer staat, is een medeburger van ons, zelfs al zijn er verschillen in opvattingen die moeilijk te over­bruggen zijn.

Als dat zo is, zullen we elkaar daar dan ook nooit in kunnen vinden. Maar wel ergens anders in: in het samen ingevoegd zijn in het lichaam van de Christus, in het hecht met elkaar omgaan in zijn gezindheid. (CM).

 

Nooit alleen (gedicht) door Astrid Poldervaart

U laat mij zingen

U laat mij leven

Dat U van mij houdt

Laat U me elke keer weten.

 

U laat me bidden

U laat me bewegen

U geeft me woorden

Voor een ander tot zegen.

 

U laat me juichen

U laat me loven

Het is een eer

In U te geloven.

 

U laat me danken

U laat me ervaren

Hoger dan mijn gedachten

Niet te evenaren.

 

U laat me gaan

U laat me niet alleen

Dag aan dag draagt U mij

U laat me niet alleen.

 

Jezus’ verlangen naar eenheid Door Wim te Dorsthorst

Het is altijd weer indrukwekkend in het Johannes-evangelie de hoofd­stukken 13 tot en met 17 te lezen. Als Judas is verdwenen in de duis­ternis van de nacht om zijn Heer te verraden, geeft Jezus daarna nog het meest heerlijke onderwijs aan Zijn apostelen. Dit gedeelte is bekend onder de naam: “Gesprekken bij het Avondmaal”. Wat opvalt is dat de Heer niet praat over het verschrikkelijke lijden waar Hij nu doorheen zal moeten, maar dat Hij vol zorg is voor Zijn discipe­len, als Hij er niet meer zal zijn. Het Hogepriesterlijk gebed is dan de afsluiting. Direct hierna gaat hij met de elf apostelen naar Gethsemané, waar Hem de verschrikkelijke doodsangst overvalt en Hij even later gevangen genomen wordt. Juist in dat laatste gebed spreekt Hij Zijn zorgen uit voor de apostelen en bidt Hij in Johannes 17 vers 11b (Joh. 17:11b: “Heilige Vader bewaar hen in Uw Naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij een zijn, zoals wij”. Dat is het thema van Zijn laatste gebed tot de Vader: ‘De eenheid van zijn apostelen en de toekomstige gemeente’. In Johannes 17 vers 20 tot en met 23 Joh. 17:20-23) is dan Zijn gebed: “En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En de heerlijkheid, die Gij Mij gege­ven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt”.

De verdeeldheid-zaaier

Tot vijf maal bidt Hij tot de Vader om eenheid voor de gemeente die nu zal gaan ontstaan. Uit zo’n gebed spreekt een diep verlangen, maar ook een grote zorg van de Heer voor de gemeente als Hij er niet meer zal zijn: ‘Opdat zij allen een zijn’!

Hij heeft in Zijn onderwijs drie en een half jaar lang de geestelijke wereld geopend en de Naam van de Vader aan Zijn apostelen geopen­baard. Maar Hij heeft daarin ook laten zien, wie de grote tegenstand? is van God en de mensen. Hij heeft de duivel openlijk aangewezen als de dief, de slachter en de verdelger. De vader der leugen en de oorzaak van alle ellende, waar mensen in ver­strikt kunnen zitten . Hij is ook de grote verleider, bedrieger en aankla­ger. Maar één eigenschap, die ook uit z’n Griekse naam (Diabolos) naar voren komt, is: ‘uiteenwerper’, ‘ver­deeldheid-zaaier’. Dat speciale werk van de duivel zien we op alle terrei­nen van het leven, maar vooral in kerken en gemeenten. De Heer Jezus bidt om eenheid en de duivel zaait verdeeldheid! Hij heeft dat altijd gedaan, ook onder het oude volk Israël, en hij zal dat blijven doen tot het einde toe. We hoeven daarvoor maar acht te geven op de indringende waarschuwingen van de Heer zelf en van de apostelen in hun onderwijs.

Volmaakt zijn tot één

In deze laatste verzen van Zijn gebed Johannes 17 vers 20 tot en met 23 (Joh. 17:20-23) bidt de Heer niet alleen voor de apostelen, maar ook voor allen die door het woord van de apostelen in Hem gaan geloven. En met welk doel? “Opdat zij allen een zijn”. En dan gaat Hij die een­heid nog wat duidelijker stellen als Hij zegt: “opdat zij allen één zijn gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in ons één zijn ” (vers 21). De NBG-vertaling vertaalt met: ‘… dat ook zij in Ons zijn’, maar de Statenvertaling en de meeste andere vertalingen, hebben: … dat ook zij in Ons een zijn. Het gaat dus om een hele bijzondere en diepe een­heid van de gemeente. Een eenheid zoals Jezus en de Vader één zijn! In Johannes 14 vers 7b tot en met 9b (Joh. 14:07b-09b zegt de Heer tot Filippus: “Van nu aan kent gij de Vader en heb: Hem gezien. Wie Mij gezien heen. heeft de Vader gezien”. De Hebreeënschrijver zegt later: “dat Jezus de afstraling is van Gods heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen” Hebreeën 1 vers 3a (Heb. 1:3a). Om die eenheid bidt de Heer voor Wijn volgelingen voor Hij gaat lijden en sterven. Hij bidt zelfs in vers 23: “Dat zij volmaakt zijn tot een”.

En waarom is deze diepgaande een­heid zo belangrijk – in de eerste plaats van zijn apostelen natuurlijk, maar ook van alle christenen – “Opdat de wereld gelove en erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt”, zegt Hij (vers 21 en 23).

Zolang de gemeente nog verdeeld is en niet tot die volmaakte eenheid is gekomen is zij geen getuigenis en geen betrouwbaar bewijs dat de Heer Jezus door de Vader in de wereld gezonden is. Dan is de gemeente ongeloofwaardig en onwaarachtig! Ik geloof dat de een­heid waar de Heer om bidt, de diep­ste betekenis is van het gemeente­zijn en het grootste wonder wat de wereld zal kunnen overtuigen, als zij volmaakt is tot één. De Heer bidt dus niet om een oecu­menische eenheid zoals bij de Protestantse kerk, wat op het ogen­blik nogal actueel is, maar in wezen slechts een papieren overeenkomst is. Ook geen eenheid in ‘verscheide­nheid’, zoals dat zo interessant genoemd wordt, maar natuurlijk geen eenheid is. Ook geen eenheid tussen Rooms Katholieken en evangelischen zoals in Amerika gezocht wordt! Nee, de Heer bidt om een eenheid “zoals de Vader en de Zoon een zijn”!

Bijzondere vorming

Is dit niet veel te hoog gegrepen van de Heer? Hoe zou dat gerealiseerd kunnen worden als Hij er zelf niet meer is?

De Heer is ruim drie jaar rondge­trokken in Israël en Hij leerde en onderwees de schare aangaande het Koninkrijk Gods, maar aan Zijn apostelen heeft Hij heel bijzonder onderricht gegeven. Op veel plaatsen lezen we in de evangeliën dat Hij zich heel speciaal met de twaalven bezighield. Zo lezen we bijvoorbeeld in Markus 4 vers 34 (Mark. 04:34): “Tot de scharen sprak Hij enkel in gelijkenissen, maar afzonderlijk aan zijn discipe­len verklaarde Hij alles”. In de gesprekken bij het avondmaal zegt Hij tegen de elf overgeblevenen: “Ik noem u niet meer slaven, want de slaaf weet niet, wat zijn heer doet; maar u heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles, wat Ik van mijn Vader gehoord heb, u heb bekend gemaakt. Niet gij hebt Mij, maar Ik heb u uitgekozen en u aan­gewezen, opdat gij zoudt heengaan en vrucht dragen Johannes 15 vers 15 en 16 (Joh. 15:15-16). Ook in Zijn laatste gebed tot de Vader zegt Hij dat Hij de Naam van God aan hen heeft bekend gemaakt en dat Hij de woorden die de Vader Hem gegeven had aan de apostelen bekend heeft gemaakt (vers 6-8). Zelfs na Zijn opstanding is Hij hen nog 40 dagen verschenen om hen te onderrichten over alles wat het Koninkrijk Gods betrof, en door de heilige Geest heeft Hij hen Zijn bevelen gegeven.

Zo zijn de apostelen door de Heer grondig toebereid om de bouwers van de gemeente van Jezus Christus te zijn.

De heerlijkheid

Hij bidt in vers 22 voor hen: “En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn”.

Wat bedoelt de Heer met die ‘heer­lijkheid’?

Je kunt denken aan de kennis van de Vader en alle woorden die de Vader Hem gegeven had en die Hij aan hen doorgegeven heeft, dat is ook heerlijkheid, maar ik geloof dat de Heer hier de heilige Geest bedoelt. Bij Zijn hemelvaart geeft Hij ook de opdracht dat ze moeten blijven wachten op het ontvangen van de heilige Geest. Dan zullen ze kracht ontvangen om uit te gaan zoals Hij uitgegaan is.

Voor de Heer Zijn bediening begon, liet Hij zich dopen en werd Hij ver­vuld met de heilige Geest. Van toen af was Hij aangedaan met hemelse kracht, autoriteit en goddelijke heer­lijkheid. Zijn hemelse Vader bekleedde Hem met heerlijkheid tot het vervullen van een geweldige taak. Deze heerlijkheid trad naar buiten als Hij zijn mond opende om het evangelie te brengen aan de armen, om Zijn discipelen te onder­wijzen in de geheimenissen van het Koninkrijk Gods, en wanneer Hij rondging weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren (Hand. 10:38).

Zo kunnen we op verschillende plaatsen lezen in de evangeliën dat de Heer Jezus Zijn ‘heerlijkheid’ openbaarde. Deze ‘heerlijkheid’ was zichtbaar en hoorbaar voor hen die in Hem geloofden. Voor de ongelovi­gen en dwarsliggers was Hij nog steeds de timmermanszoon uit Nazareth en werd Hij veracht, juist om die ‘heerlijkheid’ en zochten ze Hem te doden.

“En deze heerlijkheid heb Ik ook aan hun gegeven”, bidt Hij. En dan niet op de eerste plaats om de werken te doen die Hij gedaan heeft, maar ‘opdat zij een zijn, gelijk wij een zijn’!

De tijd van Handelingen

Hij heeft de apostelen niet zomaar de wereld ingestuurd. Hij zegt: Vader, gelijk gij Mij gezonden hebt in de wereld; heb Ik ook hen gezon­den in de wereld” (vers 18). Dat wil zeggen: met dezelfde kennis en dezelfde toerusting! En de apostelen zijn na Pinksteren de wereld ingegaan, vervuld met de heerlijkheid Gods, en met een eens­luidende boodschap die zij van de Heer geleerd hadden. Beginnende in Jeruzalem, vervolgens in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste, der aarde Handelingen 1 vers 8b (Hand. 01:08b). De apostel Paulus schrijft later aan de Efeziërs dat de gemeente gebouwd wordt op het fundament van de apostelen en de profeten, ter­wijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is Efeze 2 vers 20 (Ef. 02:20).

In Openbaring 21 vers 14 lezen we over het nieuwe Jeruzalem, beeld van de gemeente, zien we op de fun­damenten van de stad de twaalf namen van de apostelen van het Lam (Openb. 21:14). Wat een machtige tijd moet dat geweest zijn in het begin. Allen die tot geloof kwamen waren één omdat ze het woord van de apostelen geloofden. En niemand hoefde te twijfelen aan de echtheid van de boodschap, want de Heer werkte mee en bevestigde de woorden van de apostelen door de tekenen die er op volgden. Allen lieten zich dopen volgens de opdracht van de Heer Jezus en ontvingen dan ook de heili­ge Geest volgens de belofte, want zonder deze stappen is er geen een­heid mogelijk waar de Heer om heeft gebeden. De heilige Geest is de Geest der waarheid en wil de gelovi­gen de weg wijzen en hen leiden in de volle waarheid. Hij smeedt alle gelovigen, van alle volken, rassen en culturen over de hele wereld samen tot één lichaam. Allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, lezen we in 1 Korinthe 12 vers 12 en 13 (1 Kor. 12:12-13). Schitterend mooi is dat!

Het is geweldig begonnen

Er is de voorbije 20 eeuwen veel fout gegaan met de gemeente van Jezus Christus. Al vrij snel na de dood van de apostelen verdween het geloof en de glans die de eerste gemeenten zo sierde. En toen in de 4e eeuw de staatsgodsdienst werd ingevoerd, betekende dat het gaan in geestelijk ballingschap. Het volk van God werd verstrooid onder wereldlij­ke en kerkelijke machthebbers en wat het allerergste was, de boodschap van de apostelen werd niet meer gehoord.

De profeet Joël beschrijft in Joël 1 vers 4 (Joël 01:04) wat er dan met het volk van God gebeurt: “Wat de knager had overgelaten, heeft de sprinkhaan afgevreten; wat de sprinkhaan had overgelaten, heeft de verslinder afge­vreten; en wat de verslinder had overgelaten, heeft de kaalvreter afge­vreten”.

Zie je het voor je? Wij staan nu bij de resultaten van dat eeuwenlange proces. Zo heeft de satan met zijn rijk Jeruzalem, het huis Gods, de gemeente verwoest, leeggeroofd en het tot een puinhoop gemaakt. De duivel heeft kans gezien alles wat de gemeente betreft, leiding en gezags­structuren, bedieningen, werking van de gaven van de heilige Geest, zicht op wat de gemeente is en het doel van de gemeente, met een dikke laag religieuze modder te bedekken. Kaal geknaagd, afgevreten, verslonden…

Er is in de loop van de eeuwen een verdeeldheid ontstaan die alle begrip te boven gaat. Duizenden richtin­gen, stromingen, groeperingen, ker­ken, gemeenten… Bij geen enkele andere godsdienst vind men dit zoals juist bij het christendom! Waarom? Omdat de duivel, de grote uiteenwerper’, altijd bezig blijft verdeeldheid te zaaien. Als we deze verdeeldheid zien dan zeggen we: Daar moet een wonder gebeuren, wil er nog ooit weer een eenheid komen onder het volk van God. Een eenheid als waar de Heer Jezus om gebeden heeft en zoals dat in de dagen van de apostelen geweest is. De nieuwe tijd

Maar goddank, we leven nu in de tijd dat vele profetieën die spreken van het herstel van de gemeente in het laatst der dagen, in vervulling gaan. Om maar één plaats te noe­men, wat Jesaja zegt in Jesaja 51 vers 3 (Jes. 51:03): “Want de Here troost Sion, Hij troost al haar puinhopen; Hij maakt haar woestijn als Eden en haar wildernis als de hof des Heren; blijdschap en vreugde zullen er gevonden worden, loflied en geklank van gezang”.

Daar is de Heer mee bezig in deze tijd! Niet alleen de schepping zucht, maar ook velen van Gods volk zijn nog ziek, verdeeld en krachteloos en hebben diepe genezing en oprich­ting nodig.

Belangrijk is om geestelijk opmerk­zaam te zijn zodat we door de heili­ge Geest ervaren dat we midden in deze ontwikkeling leven, zoals Jesaja hier beschrijft.

Wij leven duidelijk in de eindtijd en bewegen ons naar een geweldige nieuwe volheid des tijds, naar de openbaring van de zonen Gods! De landman heeft eeuwen en eeu­wen geduld gehad en gewacht op de volle vrucht van het land, totdat de vroege en de late regen erop geval­len is, schrijft Jakobus 5 vers 7 (Jak. 05:07) Wij mogen het nu beleven dat de late regen valt/gaat vallen en de volle vrucht zich zal gaan openbaren. Daarom is er allerwegen een ver­langen in de gemeenten om weer te komen tot een structuur als in de begintijd. Dat is niet ouderwets, maar dat is nu de ware vernieuwing om weer terug te keren naar de Bijbelse principes, wat de Heer zelf en Zijn apostelen geleerd hebben. En ik geloof dat de Heer zelf werkt in deze drang naar geestelijke vernieuwing en vrijheid.

Hij werkt immers het willen en het werken in ons, zegt Filippenzen 2 vers 13. (Filip. 02:13) De Willibrord-vertaling heeft: “God is het immers die zowel het willen als het doen bij u tot stand brengt, om zijn heilsplan te verwezenlijken”.

Zo zal er uiteindelijk een gemeente tot stand gaan komen waar de Heer Jezus zo vurig om gebeden heeft: “Opdat zij een zijn, gelijk wij een zijn: Ik in hen en gij in mij, dat zij volmaakt zijn een!”

 

De eeuwigdurende relatie door Yvonne Sulman

Een persoonlijke relatie met de Heer heeft nooit een einde. Door geloof in Jezus hebben wij een eeuwig, eindeloos leven, samen met Hem, naar Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16). Maar zolang de duivel nog de overste is van de wereld waarin wij leven, hebben we ons verstand ten volle nodig.

Door ons verstand en door de heilige Geest hebben we het vermogen, te gaan onderscheiden wanneer God tot ons spreekt en wanneer niet. Hierdoor kunnen we orde aanbrengen in ons leven, hoofdzaken van bijzaken onderscheiden en daardoor onze aandacht richten op hetgeen dat voor ons op dat moment de

hoogste prioriteit heeft.

Wij hebben met de Heer een heerlijk vooruitzicht voor ons hele (aardse en geestelijke) leven en daar mogen we kracht uit putten.

Maar dit betekent niet dat ons leven van dit moment minder belangrijk is, inte­gendeel! Alles wat we op dit moment leren, waar we in groeien en ontwikke­len, daar hebben we voor ons verdere leven op aarde en in de hemel baat bij. Het leven zonder einde is nu al aan de gang. Daarom, omgordt uw lendenen en strijdt de goede strijd des geloofs!

 

Vertegenwoordiger van Gods Koninkrijk door Jack Schoenaers

 

“Onze brief zijt gij, geschreven in onze harten, kenbaar en leesbaar voor alle mensen, daar gij toont een brief van Christus te zijn, door onze dienst opge­steld, niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in de harten. Zulk een vertrouwen hebben wij door Christus op God. Niet dat wij uit ons­zelf bekwaam zijn iets als ons werk in rekening te brengen, maar onze bekwaamheid is Gods werk, die ons ook bekwaam gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond, niet der letter, maar des geestes, want de letter doodt, maar de Geest maakt levend” “De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is”  Paulus in 2 Korinthe 3 vers 2 tot en met 6 en 2 Korinthe 3 vers 17 en 18 (2 Kor. 03:02-06 en 2 Kor. 03:17-18).

Terugkomend op het artikel “Onze roeping en verkiezing” in ons vorige nummer, de volgende vraag: Heb je ondertussen voor jezelf al uitge­maakt of je toeschouwer of waarlijk betrokkene wilt zijn? En zo ja, heb je voor jezelf en als gemeente dan ook geestelijke doelen gesteld?

Willen wij God en Jezus Christus en het Koninkrijk Gods vertegenwoordi­gen?

Paulus noemt in het boven afge­drukte gedeelte een ander beeld voor ‘vertegenwoordiger’ namelijk een ‘brief, kenbaar en leesbaar voor alle mensen, daar gij toont een brief van Christus te zijn”.

En terzelfder tijd, ook dienaren van een ‘nieuw verbond’ in Christus Jezus. Vertegenwoordigers zijn afge­zanten en vertrouwelingen, perso­nen met uitstraling. In de natuurlij­ke wereld zijn het mensen die optre­den namens hun baas en hem en tevens ook de firma vertegenwoordi­gen. Zij zijn dan ook de schakels of de tussenpersonen die bemiddelen bij geschillen. Ze brengen datgene wat van waarde is over om daarmede mensen, dieren, planten of techni­sche dingen te dienen en beter te laten functioneren. Ze vertegenwoordigen niet alleen maar bepaalde producten, maar bovenal een ‘Naam, een Waarmerk en tevens Waarborg voor Kwaliteit, het Beste van het Beste’. En die Naam, daar gaat wat van uit. Daar kan je mee voor de dag komen. Zó ook heeft God ons en via ons, de wereld wat te bieden, namelijk het Label van Topkwaliteit, Kwaliteitsleven, en dit is Leven tot in Eeuwigheid, hetgeen Eeuwigdurend Leven Gods inhoudt. Dit onder de vorm van Waarheid, Gerechtigheid, Vrede en Blijdschap.

Wat zijn nu de vereisten waaraan een vertegenwoordiger dient te vol­doen? Dit hopen we in een negental punten duidelijk te maken.

 

1.Betrouwbaar zijn.

Mensen waar je dus op vertrouwen kunt. God zegt van hen in Spreuken 11 vers 13 (Spr. 11:13): “Wie betrouwbaar is van geest houdt een zaak verborgen.” De Statenvertaling zegt: “Een betrouw­baar man weet iets vóór zich te hou­den.” Je komt als vertegenwoordiger immers met mensen in contact, die je iets toevertrouwen; dat ga je dan niet aan de grote klok hangen. De concurrentie (het rijk der duisternis) wil daar immers maar al te graag munt uit slaan.

Spreuken 13 vers 7 (Spr. 13:07): “Een betrouwba­re bode brengt genezing” (“Herstel”- Wilbr.vert.).

Spreuken 28 vers 20 (Spr. 28:20): “Een betrouw­baar man heeft véél zegen” (Eerlijk man-Wilbr.vert.). In 1 Korinthe 4 vers 1 en 2 (1 Kor. 04:01-02) heeft Paulus het over “beheerders van geheimenissen Gods”. De vereiste voor hen is, dat ze betrouwbaar zijn. De Bijbel geeft een prachtig voor­beeld van wat dit voor God inhoudt. Numeri 12 vers 6 tot en met 8 (Num. 12:06-08): “Indien onder u een profeet is, dan maak Ik, de Here, Mij in een gezicht aan hem bekend, in een droom spreek Ik met hem. Niet aldus met Mijn knecht Mozes, vertrouwd als hij is in héél Mijn Huis. Van mond tot mond spreek Ik met hem, duidelijk en niét in raadselen, maar hij aanschouwt de gestalte des Heren”. De Willibrord-vertaling heeft het over: “Mijn dienaar Mozes. hij is Mijn Vertrouweling in héél Mijn Huis”. Prachtig toch?

Vertegenwoordigers zijn dus ver­trouwelingen en dit in héél Gods Huis. Ze hebben gemeenschap met God, en weten wat het betekent om met hun hemelse Vader om te gaan en een vertrouwensrelatie op te bou­wen. Ze weten ook wat in het Vaderhart van God is, doordat ze leven aan en vanuit Zijn boezem. Ze ’tafelen’ regelmatig met Hem en raken hierdoor Eén met en volkomen doordrongen van Hem. Hierdoor ontvangen en hebben ze

ook macht en autoriteit ontvangen om te spreken en handelen in Zijn Naam.

2.Zijn zich bewust dat ze zijn wie God zegt dat ze zijn.

We zijn zonen Gods, erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Jezus Christus. We zijn Gods oogap­pel, geliefden, koningen en pries­ters. Burgers ook van een Rijk in de Hemelen. Gezalfden van de Heer, met kracht van heilige Geest uit de hoge aangedaan, mogen zij, vrij­moedig altijd weer, tot Zijn heerlijk Heiligdom ingaan. Om van daaruit dienaren te zijn en tevens vertegen­woordigers van Gods Koninkrijk hier op aarde. Rechtvaardigen ook, op weg naar ‘volmaaktheid’ Matteüs 5 vers 48 (Matt. 05:48), strijders in het Leger Gods, uniek ook, want ze zijn waardevol en hooggeschat, door Hem Die hen heeft liefgehad en nog heeft. Hij heeft hen gered en dit om ook ande­ren te redden, bevrijd om anderen te bevrijden, verlost om te verlossen en hersteld en genezen om te herstel­len en te genezen allen die door de duivel overweldigd zijn. Alzó doende zijn ze immers niet te vervangen.

3.Zijn zich bewust van wat ze aan Geestelijke bagage hebben ontvangen.

Door doop en volheid in heilige Geest, ontvangen ze immers ‘gena­degaven en bedieningen’, en dit van­uit van wat ze zich in het geloof heb­ben ‘eigen gemaakt’. Dit alles om anderen in de gemeente van Jezus Christus te dienen. Tezamen als ‘Lichaam van Christus’, zullen ze ook de schepping dienen met kennis en inzichten en dit in alle wijsheid Gods met geloof en gaven van God aan de gemeente geschonken. Genezingen en werking van krach­ten, profetie, onderscheiden van geesten, allerlei tongen, vertolking van tongen.

Eveneens is er sprake van apostelen, profeten, herders en leraars, bekwaamheid om te helpen en te besturen. Zo ook verscheidenheid van tongentaal en het zingen van geestelijke liederen, psalmen en lof­gezangen. Vertegenwoordigers van God en Zijn Koninkrijk zullen hier dan ook ‘volijverig’ in bezig zijn en dit tot dienstbetoon aan de heiligen en geloofsgenoten. Ga daarom met datgene wat je ontvangen hebt aan het werk. En dit niet om er iets voor terug te krijgen. Doe je werk maar van harte ‘als voor de Heer’.

  1. Leer horen (luisteren), zien en zwij­gen

En hier neem ik dan de draad weer op bij Spreuken 11 vers 13 (Spr. 11:13) waar de Groot Nieuws Bijbel vertaalt: “Bij praatzieke mensen is geen geheim veilig. Een betrouwbaar mens weet iets voor zich te houden”. Als in het ‘zakenleven’, en in het omgaan met mensen de grootste ‘integriteit’ geboden is, hoeveel te meer dan niet in en met mensen, klein of groot, arm of rijk, ongeletterd of geletterd. Belangrijk voor vertegenwoordigers is dan ook, dat hun ‘hemel’, hart of innerlijke mens volledig afgestemd is op ‘het spreken Gods’. Hetgeen van daaruit ‘op orde’ is, ook een open oog en oor hebben van binnen zowel als van buiten of naar buiten uit. Leren afgestemd te zijn op de dialoog tussen wat God denkt en zegt en daaruit je besluiten trekken. Als mensen je wat vragen, hen waar dit nodig mocht blijken, pas ant­woorden na ruggenspraak met je hemelse Zender en Opdrachtgever. Neem gerust de tijd om te overden­ken en dit, om samen te stemmen en samen met Hem besluiten te nemen.

Sommige vragen hoeven daarom ook niet direct beantwoord te wor­den. Het kan zijn dat een persoon innerlijk worstelt met zaken waarop hij is gewezen door mensen of door Gods Geest en vanuit Gods Woord. Mogelijk weet je iets van die iemand of heb je het van ‘horen zeggen’. Pas dan juist op om té snel te gaan spreken. Boze geesten kunnen er immers hun voordeel uit halen. Daarenboven wil de tegenstander het later maar al te graag tégen je uitspelen en misbruiken.

5.Gemotiveerd, geestdriftig, enthousiast en positief zijn.

‘De wereld waarin wij leven heeft geen toekomst meer’, is een gezeg­de, dat we vaak horen. Velen stellen zich dan ook passief op. Je hoort overal klagen over economische toe­standen die verslechteren, de werk­gelegenheid die allerminst rooskleu­rig is, de toenemende geldontwaar­ding, en de koopwaar, welke sinds de invoering van de ‘Euro’ steeds maar duurder wordt. Schuilt hierin nu niet een reëel gevaar, dat deze ’tijdsgeest’, de gemeente wil infiltreren? Jazeker! Laten juist wij, als vertegenwoordi­gers, proberen mensen mee te nemen in hetgeen wij weten over wat God zegt ten aanzien van dit alles. Het is daarom van het aller­grootste nut om positieve gedachten vanuit Gods denkwereld bij mensen achter te laten. Merk je nu dat men­sen dit in het verkeerde keelgat schiet en lukt het je bijgevolg niet om ‘geestelijk kostbare gedachten’ ingang te doen vinden en, of krijg je de wind van voor, Wees dan en blijf vriendelijk: “Uw vriendelijkheid zij immers alle mensen bekend” Filippenzen 4 vers 5 (Filip. 04:05).

6.Zit jou iets tegen?

Heb je met andere woorden wel eens een ‘rotdag’ (sorry!). De éne dag is immers de andere niet, en dit niet alleen voor de natuurlijk inge­stelde mens. Je kan ergens slecht worden ontvangen. Je woorden wor­den verkeerd begrepen. Je kan uitge­maakt worden voor een bemoeial terwijl je nu net begrepen had dat het ging om ‘betrokkenheid’. Hier gelden dan naast ‘vriendelijkheid’, ook nog, dat je ‘een geestelijk mens’ bent. Scheidt dan ook duidelijk ‘de mens’ van ‘de macht’ die hem mis­bruikt. Zet vooral een mens niet in de hoek, hij, zij, is daarvoor véél te dierbaar voor God. Speel daarente­gen in op het positieve wat in die mens aanwezig is, al is dit nog zo weinig. Versta de kunst om het eruit te halen en help hem, haar, er mee aan de slag te gaan. Stel dat je door iemand slecht ont­vangen of de deur gewezen bent; verzuim dan niet om bij de eerstvol­gende gelegenheid terug te gaan ‘met de groeten van de baas’. Hierbij past enige uitleg. Uit een rijk gevulde loopbaan als vertegenwoordiger van een firma in ‘veevoeder additieven’ kwam ik op een dag bij een veevoederbedrijf waar ik voor het eerst contact zocht om mijn producten aan te prijzen. Bij het betreden van het directiekantoor, werd ik door de bedrijfsleider erop gewezen dat ik die dag al de zoveelste verkoper was die bij hem over de vloer kwam. Hij merkte daarbij ook nog op, dat hij liever de hielen van mijn schoenen zag dan de tippen.

’s Avonds bracht ik bij mijn baas, ook een christen, verslag uit van mijn wedervaren die dag. Van hem kreeg ik volgende, opmerkelijke raad. Hij zei: “Jack, als je bij een vol­gende gelegenheid daar weer eens in de buurt bent, ga dan terug en breng Mr. X. de groeten van mij over, want ik ken hem. Het zal tevens voor jou een hulp zijn je schroom te overwin­nen”.

Is het niet heerlijk om op die wijze te mogen leren omgaan met men­sen van ‘allerlei slag’. Het is een ‘kunst’ om hen te leren zien en benaderen vanuit de ogen en het hart van God. Hen daarbij boven­dien ook nog eens de ‘groeten(zegen) van onze Baas boven alle baasjes over te brengen’.

  1. Na regen komt zonneschijn.

En zelfs al regent het ‘pijpenstelen’, en dit dagen of weken lang, versta dan de kunst ‘om de zon te zien schijnen’ in datgene waar je mee bezig bent wetende dat: “Wie Hem liefhebben, zijn als de opgaande zon in haar kracht” Richteren 5 vers 31 (Richt. 05:31). En vervolgens: “Want voor u, die Mijn Naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan en er zal gene­zing zijn onder haar vleugelen. Gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal. Gij zult de goddelozen vertreden, want tot stof zullen ze onder uw voetzolen op de dag die Ik bereiden zal zegt de Here der heerscharen” Maleachi 4 vers 2 en 3 (Mal. 04:02-03).

  1. Oog voor het ‘sneeuwbaleffect’.

“Van de vrucht uwer werken wordt de aarde verzadigd” Psalm 104 vers 13 (Ps. 104:013). “Zij zullen eten van de vrucht van hun wandel” Spreuken 1 vers 31 (Spr. 01:31).

Het goede van God, dat mensen in ons ontdekken, hetgeen ze proeven en ervaren dat dit ‘als van God is, en als geur van Christus’. Kijk, en dit nu, wekt op tot navolging. “Want des Heren ogen gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan hen wier hart volkomen naar Hem uit­gaat”  1 Kronieken 16 vers 9 (2 Kron. 16:09). Vanuit dit ‘weten’ mogen ook wij op zoek gaan naar zulke mensen, om hen deelgenoten te maken van een ‘hemelse roeping’. Paulus zegt niet voor niets in dit verband in Kolossenzen 1 vers 10 (Kol. 01:10): “Dat gij met rechte kennis van Zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waar­dig te wandelen. Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God. Zó wordt gij met alle kracht, bekrachtigd naar de macht Zijner heerlijkheid tot alle volharding en geduld, en dankt gij met blijdschap de Vader, Die u toe­bereid heeft voor het erfdeel der hei­ligen in het licht”. Breng ‘deze sneeuwbal’ maar aan het rollen, de eeuwigheid zal uitmaken wat jij tot stand hebt weten te brengen.

9.Vermenigvuldigen door te delen.

Een landbouwer in Indiana (V.S.) wiens graan ieder jaar op de streek- beurs bekroond werd, maakte het zich tot een vaste gewoonte, zijn beste zaadgoed met zijn buren, ook boeren, te delen.

Toen hem gevraagd werd, waarom hij dat deed, antwoordde hij: ‘Uit louter zelfbescherming’. De wind, die het stuifmeel doet opwaaien verspreidt het bijgevolg ook over de velden. Wanneer nu mijn buren, graan van mindere kwaliteit verbouwen, verlaagt dit de wederzijdse bevruchting, met als gevolg ook een mindere kwaliteit van mijn eigen graan. Daarom zorg ik er juist voor dat ook zij de aller­beste kwaliteit gaan verbouwen. Is dit prachtige voorbeeld ons niet voorgeleefd door onze Here Jezus Christus en dit niet alleen door het verhaal van de “vermenigvuldiging van de broden.”

Hij ging eerst delen van het Leven dat in Hem was om zó te kunnen vermenigvuldigen. De diepere geestelijke les hieruit voor ons is Psalm 68 vers 19 Statenvertaling (Ps. 068:019): “Gij hebt gaven geno­men om uit te delen onder de men­sen.” De Willibrordvertaling geeft: “Gij hebt gevorderd, -is opgeëist- de gaven van mensen”. En Paulus zegt in Efeze 4 vers 8 (Ef. 04:08): “Gaven gaf hij aan de mensen”. En wat gedacht van Jesaja 9 vers 1 en 2 (Jes. 01-02: “Het volk dat in duisternis wandelt ziet een groot licht, over hen die wonen in een land van diepe duisternis straalt een licht; Gij hebt het volk vermenigvul­digd, zijn vreugde groot gemaakt. Het verheugt zich voor Uw Aangezicht met de vreugde bij de oogst, zoals men juicht bij het verde­len van de buit”.

De apostel Petrus spreekt in 1 Petrus 4 vers 10 Statenvertaling (1 Petr. 04:10) van: “Dient elkander, een ieder naar de genade­gave die hij ontvangen heeft als goede uitdelers der menigerlei gena­de Gods”.

Dat betekent: “Vruchtdragend die aan de bekering beantwoordt” Matteüs 3 vers 8 (Matt. 03:08). “Een goede boom brengt immers goede vruchten voort, en dit in tegenstelling tot een slechte, die slechte vruchten zal dragen” Matteüs 7 vers 16 tot en met 20 (Matt. 07:16-20). In Johannes 5 vers 5 (Joh. 05:05) heeft Jezus het er over: “Om in Hem te blijven en zó ook vrucht voort te brengen”. Daarin is immers de Vader verheerlijkt.

In de liefde Gods

Tevens worden wij opgeroepen om als vertegenwoordigers van God en Zijn Rijk in Vaders liefde te blijven en Zijn geestelijke leefregels (gebo­den) te bewaren. Van daaruit ook elkaar en eik-ander lief te hebben gelijk de Vader ons liefheeft en zodoende ons leven in te zetten voor onze vrienden.

Voeg hierbij nog de vruchten van de Geest uit Galaten 5 vers 22 (Gal. 05:22): “Liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.” Dit alles als het allerbeste zaad Gods dat in onze har­ten is gevallen door Woord en Geest van God. We mogen dit, naar het voorbeeld van onze vriend uit Indiana ook als ons ‘life-motief’ gaan hanteren.

Als Gods vertegenwoordiger en tevens vertrouweling op aarde mogen we ons begeven onder het volk wetend: “Als wij gewillig zijn en luisteren, dan zullen we ook het goede des lands eten” Jesaja 1 vers 19 (Jes. 01:19). En: “Uw volk is één en al gewillig­heid ten dage van uw heerban, in heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw uwer jonge mannen voor u op” Psalm 110 vers 003 (Ps. 110:003). Zoals een leger geroepen is tot de strijd, zó zijn de zonen Gods in de eindtijd geroepen om de vijand te laten horen en zien de kracht van Gods Woord hetwelk in hen gestalte heeft genomen, net zoals in de mens Jezus, Zoon van de levende God.

De duivel zal ook bij hen aanklop­pen, maar vind in hen niets meer om hen aan te klagen. Zó zal God dan Zijn uitverkorenen stellen tot een Naam en een Lof onder alle vol­keren op aarde. Een volk van verte­genwoordigers van God en Zijn Koninkrijk. De moeite méér dan waard hier dan ook hélemaal in mee te gaan.

Immers ‘Noblesse-Oblige – Adeldom Verplicht’. Doet u mee?

 

Bereid zijn alles op te geven… door Roel Schipper

“Maar Ruth zei: ‘Dring er bij mij niet op aan, dat ik u in de steek zou laten door van u terug te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik heen­gaan en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten: uw volk is mijn volk en uw God is mijn God'” Ruth 1 vers 16 (Ruth 01:16).

De geschiedenis van Ruth is voor ons (nieuwtestamentische gelovi­gen) opgetekend, opdat wij door haar bemoediging en onderricht zouden ontvangen vgl. Romeinen 15 vers 4 (Rom. 15:04).

Een dubbele hongersnood

Door hongersnood gedreven, trek­ken Elimelech en zijn vrouw Naomi weg uit Bethlehem in Juda om in de velden van Moab voedsel te zoeken, zodat ze daar kunnen overleven. De vermelding dat ze uit Bethlehem weg­trekken, geeft te denken, want Bethlehem betekent ‘broodhuis’, en deze plaats is dus de korenschuur van het land. Maar die korenschuur is leeg, de voedselvoorraden zijn op en het volk lijdt honger. Wat het natuurlijke leven betreft verkeert het volk Gods in een noodtoestand. Dit verhaal geeft ons tevens inzicht in de geestelijke staat van het volk Israël. In het (beloofde) land van melk en honig is er gebrek aan voed­sel. Er is een nijpend tekort aan woorden Gods, en Goddelijke open­baring komt niet of nauwelijks meer voor. Een trieste zaak. Het verhaal doet denken aan de broers van Jozef, die voedsel gaan zoeken in Egypte omdat er in Kanaän hongersnood heerst.

Noem mij maar Verbittering!

In het vreemde land komt Naomi tot een totale verarming. Ze wordt beroofd van haar man en beide zonen. En alsof de ellende nog niet groot genoeg is, blijven haar schoondochters Orpa en Ruth kin­derloos. Rondom dit gegeven hangt in de sfeer van het Oude Testament een gevoel van smaad en wanhoop. Als we ons verdiepen in de levensge­schiedenis van Naomi, kunnen we begrip opbrengen voor het feit dat bij haar, vanwege de grote tegensla­gen, verbittering een kans krijgt. De onzichtbare aanklager houdt haar voor dat ze deze tegenspoed aan zichzelf te wijten heeft. Ze heeft immers haar land en volk de rug toegekeerd en er voor gekozen zich in te laten met afgodendienaars. Haar rechtvaardige ziel wordt gekweld als ze (evenals Lot in Sodom) ziet hoe het volk rondom haar de god Kemos (onderwerper) vereert, hetgeen in de ogen van de God van Israël een gruwel is 1 Koningen 11 vers 7 (1 Kon. 11:07). Ongetwijfeld heeft ze in haar- nood vurig tot God geroepen. De hemel lijkt van koper, en ze voelt zich eenzaam en verlaten. Ze wil terugkeren, gedreven door het sterke verlangen, dat allen zo kenmerkt die eenmaal gedronken hebben uit de put van Bethlehem 2 Samuel 23 vers 15 (2 Sam. 23:15). Haar enige begeerte is, nog te mogen sterven op de plaats waar zij meent haar geluk te hebben achter­gelaten. In deze troosteloze situatie komt echter een heerlijke wending.

Goddelijke uitredding

God brengt in haar lot een keer. Hij weet de dingen ten goede te keren. Zijn ogen zijn immers gericht op de eenzamen, op de treurenden om hen te troosten. Haar gebeden worden verhoord, want de troost en de krachtige bijstand die zij van Ruth ontvangt, is Goddelijke leiding. Zonder Ruth zou Naomi waarschijn­lijk niet in de annalen der Bijbelse geschiedenis zijn vermeld. Zonder Naomi zou ook Ruth echter geen deel gekregen hebben aan de belof­ten die rusten op het volk Israël. Hoe mooi is deze wisselwerking. Naomi deelt mee in de zegen die haar schoondochter later ten deel valt: door genade wordt Ruth de overgrootmoeder van David, en in de lijn der geslachten de stammoe­der van de Here Jezus, de Redder der wereld.

Onze jonge Moabitische vrouw heeft e God van Israël leren kennen door Elimelech en Naomi. Hier zien we hoe belangrijk het is om in het dage­lijkse leven een getuige te zijn van de Here Jezus, niet alleen met het woord, maar vooral ook met de daad. Door Naomi en Elimelech leert Ruth de dienst des Heren ken­nen. De kennis van de God van Israël welke zij tijdens haar huwelijk verkregen heeft, is bij haar niet iets oppervlakkigs en uitwendigs geble­ven, maar is verdiept tot een per­soonlijke liefdeband, waarvan zij zich juist nu ten volle bewust wordt. Ze komt tot de overtuiging dat de – God die Naomi dient, de ware God is. Ze is bereid Moab vaarwel te zeg­gen en los te laten alles wat ze ooit heeft geleerd. Zij komt tot een levenskeuze: deze God wil ik dienen en ik wil behoren tot het volk welks God de Here is.

Dat het haar ernst is, blijkt uit het feit dat zij zelfs zweert bij de naam Here, met de eedsformule die in die vorm alleen bij de Israëlieten gebruikelijk was. Ze verbindt haar lot aan dat van Naomi. Zij toont daarmee tot elke prijs bij Naomi te willen blijven. Een kloek besluit, maar tevens een riskante onderne­ming, daar Ruth het risico loopt, door Naomi’s volk niet opgenomen te worden. Ze is immers een Moabitische van geboorte en die woorden klinken bijna als een vloek. Toch beschouwt ze het volk van Naomi van nu af als haar eigen volk. Ze voelt zich in het diepst van haar ziel aan Naomi’s volk verbonden.

De consequenties aanvaarden

Haar schoonzus Orpa is aanvanke­lijk ook bereid Moab vaarwel te zeg­gen. Doch hoewel zij gezegd had met Naomi mee te gaan, is zij niet los van haar familie, volk en goden. Zij gaat wel een eind mee, maar keert op een gegeven ogenblik toch terug. Ruth klemt zich aan Naomi vast. Dit is niet alleen om het feit, dat zij zoveel van Naomi houdt, maar vanwege haar diep innerlijke overtuiging. Zij zegt: “Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God”. Met deze woorden verbindt zij zich aan de God van Israël en aan zijn volk: ‘Waar gij zult sterven zal ik sterven, en daar zal ik begraven wor­den. Zo moge de Here mij doen, ja nog erger: voorwaar, de dood alleen zal scheiding maken tussen mij en u.’ Haar beslissing is definitief en ze aanvaardt de uiterste consequenties ervan. Daarin zal ze niet beschaamd worden.

Door zich aan Naomi vast te klem­men, krijgt ze een onvoorstelbaar heerlijke plaats toebedeeld in Gods raadsplan. In het Hebreeuws staat het woord dat ook gebruikt wordt voor een man die zijn vrouw gaat aankleven Genesis 2 vers 24 Statenvertaling (Gen. 02:24). Dr. Reisel vertaalt hier: “…en hecht zich dan aan zijn vrouw, opdat zij (weer kunnen) wórden tot één wezen!” Dit vastklemmen van Ruth aan Naomi gaat dan ook veel dieper dan alleen liefde en sympathie voor haar schoonmoeder. God kiest mensen uit die een gezindheid hebben als Ruth. Bij God is sprake van een uitverkiezing die beoogt dat alle mensen behouden worden. God verkiest Ruth om haar krachtdadige en vastberaden hou­ding, die ook zo kenmerkend is voor Abraham. Zoals Hij Abraham ver­koos, zo kiest Hij ook Ruth uit om in hen de hele mensheid te zegenen. Dit gaat heerlijk in vervulling bij de komst van dé Uitverkorene, in wie ook wij uitverkoren zijn. In de Septuagint staat: “Orpa kuste haar schoonmoeder (vurig) en keerde terug naar haar volk; maar Ruth volgde haar” Ruth 1 vers 14 (Ruth 01:14).

‘Hem volgen wij’

Dit nu is de instelling die Jezus ver­onderstelt bij hen die Hém willen volgen. Tot hoever zijn we bereid met Hem mee te gaan? Zijn we bereid aan onze beslissing de uiter­ste consequenties te verbinden? Klemmen we ons aan Hem vast zoals Simon Petrus, wanneer hij namens zijn medediscipelen spreekt: “Here, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven”. Zijn beslissing de Meester te volgen is definitief en onherroepelijk, hetgeen blijkt uit de woorden: “Zie, wij hebben alles prijsgegeven en zijn U gevolgd”. Zijn wij evenzo genegen, afstand te doen van al wat we hebben? Lucas 14 vers 33 (Luc. 14:33). Anders kunnen we zijn disci­pel immers niet zijn! Wie Jezus wil volgen, zal eveneens de kosten moe­ten berekenen.

 

Vrienden voor het leven door Cees Maliepaard

“Ik noem u niet meer slaven, want de slaaf weet niet wat zijn Heer doet. Maar u heb ik vrienden genoemd omdat Ik alles wat ik van de Vader gehoord heb, u heb bekend gemaakt” Johannes 15 vers 15 (Joh. 15:15).

De Heer en wij, we zijn met recht vrienden voor het leven. Van twee goede vrienden wordt dit ook wel eens gezegd, maar dat zal dan hoog­stens voor het tijdelijke verblijf op aarde bedoeld kunnen zijn. De vriendschap die Jezus ons biedt, is echter onbegrensd. Daar komt geen einde aan, omdat die altijd doorgaat in het koninkrijk van de Vader.

Hechte vriendschap

Jezus noemt zijn discipelen vrien­den. Dat geldt niet slechts voor zijn volgelingen van het eerste uur, maar voor iedereen die Hem volgen wil uit alle tijden en van alle plaatsen. We behoeven echt geen slaven van de Heer te zijn; Hij zoekt ook geen willoze werktuigen, maar geestver­wanten, mensen die met Hem mee willen denken en het evangelie in hun leven gestalte willen geven. Wat Jezus ons leert, is niet in te pas­sen in enig religieus systeem. Het is geen methode om het leven een andere godsdienstige invulling te geven, maar het schept de mogelijk­heid voor iets heel anders: een rela­tie met de levende Heer te onder­houden. Zoiets is natuurlijk niet alleen in kringen van het volle evan­gelie mogelijk, maar overal waar mensen op Gods genadeaanbod ingaan. Gelukkig maar, want anders liepen we reëel gevaar over het (witte) paard getild te worden. Als de Heer iets doet, gaat Hij er altijd helemaal voor. Wanneer dat niet het geval zou kunnen zijn, begint Hij er niet eens aan. Want Hij is immers een getrouw beeld van Vader boven, en die is enkel goed, helemaal licht, door en door liefdevol en tot op het bot betrouw­baar. Zo doet ook Jezus nooit iets ten dele, maar te allen tijde gericht op de afronding van de zaak waar Hij voor staat. Vandaar dat we zeker weten dat zijn vriendschap er een voor het (eeuwige) leven is. En dat mag van onze kant net zo zijn.

We zijn er voor elkaar

Jezus Christus doet de aanduiding slaven ver van ons weg. In de Schrift staat wel, dat als we alles gedaan hebben wat we moesten doen, we niet anders dan tot de conclusie kunnen komen dat we slechts onnutte slaven zijn. Maar dat is dan ook de typering van de houding van een slaaf: die volbrengt alleen maar wat hij doen moet. Vriendschappelijke dienstverlening wordt daarentegen geheel op basis van vrijwilligheid gegeven. De prent van de gekruisigde Heer met de opmerking: ‘Dit deed Ik voor u, wat doet u voor Mij?’ is een gedachte die in Jezus’ denken geen plaats kan vinden.

Slaafs denken doet er altijd aan twij­felen of de eigen inzet wel goed genoeg is om de meester te bevredig gen. Maar daar onze Meester tevens1” onze grootste vriend is, behoren der­gelijke overwegingen niet tot ons gedachtepatroon. Jezus is er altijd voor ons… en wij voor Hem. In de Christus gaan we niet met elkaar om als met vreemden die bij toeval in hetzelfde schuitje terechtgekomen zijn – allesbehalve! Jezus heeft ervoor gekozen onze vriend te wezen, en op basis daarvan hebben ook wij onze keus voor Hem in alle vrijheid mogen maken. Jezus’ vrien­denkring bestaat uit mensen die zich bij Hem op hun gemak voelen, en bij wie Hij van zijn kant ook echt een thuisgevoel heeft.

 

Dat ene stukje door Froukje Huis

‘Hoe ver ben je?’

Dick kijkt over mijn schouder naar de legpuzzel waaraan ik bezig ben. Eigenlijk was de puzzel bestemd voor een kind, maar omdat elke aan­wijzing over grootte en aantal stuk­jes ontbreekt, zou ik hem ‘even’ uit­proberen’ En… eenmaal begonnen, wil je hem afmaken. Elke dag ga ik naar de zolderkamer er een paar stukjes aan te legg­en.

‘Zo ! je bent een heel stuk opgescho­ten.’ prijst Dick.

‘Ik ben bang dat ik een paar stukjes kwijt ben, er is wel eens wat op de grond gevallen.’ Samen zoeken we de grond af, onder de meubels en onder het kleed. We vinden enkele stukjes en Dick constateert: ‘We hebben alles, er ligt beslist niets meer!’ Vol moed ga ik verder en eindelijk is het dan zo ver. ‘De puzzel is klaar!!’ roep ik naar beneden en zoals het een goed echtgenoot betaamt (!), komt hij direct naar boven. ‘Prachtig!’

Voldaan kijk ik toe, want 1000 stuk­jes is niet niks. ‘Maar…’ gaat Dick verder, ‘Hier ontbreekt nog een stuk­je’-

Wat jammer nou, je denkt dat het af is, volmaakt, en dan ontbreekt er nog iets. Je ziet het nauwelijks, maar toch…!

Ik kijk nog eens op de grond maar weet wel zeker dat er niets meer ligt. ‘Er is nog één mogelijkheid,’ zegt Dick. ‘De stofzuiger! Zullen we?’ Even later zitten we samen op de grond, de stofzuigerzak wordt leeg­gestort op een uitgespreide krant en zoeken maar! Elk aan een kant beginnen we plukje voor plukje uit elkaar te trekken. Papiertjes, een knoopje, een lucifer een schroefje en stof, stof maar geen puzzelstukje. ‘Dit is de laatste pluk,’ ik graai het uit de zak en er springt iets op. Daar is het! Het kostte moeite maar nu is de puzzel echt en volledig klaar! Wat is het een voorrecht als je de bij­bel kent, want ook deze gebeurtenis neemt me plotseling mee naar ‘boven’

De Heiland der wereld heeft mij zo uit het stof der zonde opgegraven. Plukje voor plukje wordt het van me afgenomen, opdat ik die volmaakte mens zou worden, die Hij bedoeld heeft. Hij vond mij de moeite waard om zo diep te gaan dat het zijn leven kostte.

Dat gevonden puzzelstukje maakte mij blij. Hoeveel te meer verheugt Jezus zich wanneer Hij weer een ‘stukje’ kan toevoegen aan de grote schare die niemand tellen kan. Immers Hij wil niet dat iemand ver­loren gaat, maar dat allen behouden worden.

Jezus zoekt ook u! ‘Omdat u kost­baar bent in mijn ogen en hoogge­schat en Ik u liefheb’ Jesaja 43 vers 4 (Jes. 43:04).

 

 

Het wezen van God door Gert Jan Doornink

God is goed! God is! liefde! God is licht! Heerlijke waarheden die ons leven verrijken en ons het wezen van God leren kennen, Sommige christenen zijn wel eens bang dat daardoor een gemakzuchtige invulling van ons christen-zijn tot stand komt: ‘Het doet er niet toe hoe we leven, het komt toch allemaal wel goed, God is immers te allen tijde goed en liefdevol’… Wie zo redeneert heeft er nog weinig van begrepen waarom het werkelijk gaat. Juist het feit dat God enkel goed en enkel liefde is, doet ons beseffen dat dit ook ten volle door mag werken in ons leven en dat we op onbevreesde, ontspannen wijze door het leven mogen gaan.

Het feit dat het wezen van God enkel licht is, wekt in ons het verlangen op óók echte lichtdragers te willen zijn, of zoals Jezus het formuleert: omdat Hij lichtdrager is, in navolging van de Vader, zijn ook wij geroepen dat te zijn. Anders zouden we immers een karikatuur maken van wat we belijden en geloven?

 

2004.05-06 nr. 430

2004.05-06 Levend geloof nr. 430

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink          

Er wordt ons wel eens gevraagd: Is het evangelie waar jullie in Levend Geloof over schrijven niet een apart evangelie, werkt het niet sektevorming in de hand. Een waarom moet er zo nadrukkelijk vermeld worden: ‘het evangelie van het Koninkrijk Gods’?

We willen op dit punt heel duidelijk zijn: er is maar één evangelie en dat is het evangelie zoals Jezus en de eerste apostelen dat brachten. Maar omdat er in de loop der eeuwen zoveel verwatering, onvolledigheid en onduidelijkheid is ont­staan, die doorwerkt tot op heden, is het voor ons vanzelfsprekend dat we dit oorspronkelijke, echte, volle evangelie via ons blad verkondigen en uitleggen. Deze ‘vanzelfsprekendheid’ is niet automatisch ontstaan. Maar doordat Gods Geest ons overtuigde en we door geloof in het volbrachte werk van Christus een nieuwe schepping werden en daarna gedoopt en vervuld werden met Gods Geest werd dit de vaste basis in ons leven waaruit heel ons denken, spreken en handelen vernieuwd werd en verder tot ontwikkeling komt. We zijn een nieuwe geestelijke wereld binnengestapt en hebben slechts één verlangen, namelijk dat ook anderen deze nieuwe leefwereld leren kennen. Dat is het wat ons motiveert Levend Geloof uit te geven!

Wie dit evangelie eenmaal leert ontdekken en beleven weet dat hij nu behoort tot de werkelijke gemeente van Christus. Dan is het ‘etiket’ wat men verder draagt totaal onbelangrijk en weten ons één met iedereen die datzelfde evange­lie heeft leren kennen en steeds beter leert kennen. En wat dit laatste betreft: we hebben ons best gedaan dat ook in de verschillende artikelen in dit nummer weer op een zo duidelijk mogelijke wijze onder woorden te brengen.

 

Bij de voorplaat door redactie

Als de discipelen door Jezus geroe­pen worden Hem te volgen zijn ze zich nog niet bewust wat dit ‘volgen’ inhoudt. Pas na de Pinksterdag wor­den ze, na de vervulling met de heili­ge Geest, echte vertegenwoordigers van Gods Koninkrijk. Ook wij beho­ren ons voortdurend verder te bekwamen om dat ook te zijn. Lees in dit nummer de artikelen van Jack Schoenaers (“Onze roeping en verkiezing”) en Wim te Dorsthorst (“De prijs der roeping Gods”) over dit onderwerp. (Illustratie W. Thomas).

 

Zomeractie 2004 door Gert Jan Doornink

Aan het begin van iedere zomer kondigen we altijd onze financiële zomeractie aan. Dat doen we niet uit een soort traditie, maar nood­zakelijk willen we Levend Geloof ook financieel gezond houden. Daarom is een eenmalige extra col­lecte tijdens de zomermaanden voor ons erg belangrijk. Uiteraard kan men het hele jaar door giften overmaken en dat gebeurt geluk­kig ook, maar iedereen die het Levend Geloof-werk een warm hart toedraagt kan dit laten blijken door tijdens de zomer ook een bij­drage over te maken. Dan blijft het mogelijk dat wij op onbezorgde wijze door kunnen gaan met de uitgave van ons magazine, dat gezien de positieve reacties, nog steeds duidelijk in een behoefte voorziet.

Bovendien kunnen wij dan extra exemplaren van ons blad gratis verspreiden, zodat anderen in aan­raking komen met het heerlijke evangelie dat wij in ons blad publi­ceren. Ook in deze tijd van allerlei nieuwe media blijft het gedrukte woord zijn plaats behouden, zeker als dat via een tijdschrift gebeurt. De extra inkomsten maken het bovendien mogelijk proefnummers uit te geven en sommigen die het beslist niet betalen kunnen een gratis abonnement aan te bieden. Kortom, help mee dat ook dit jaar deze actie gaat slagen. Wij sturen u geen acceptgiro’s toe of aparte betalingsverzoeken, maar rekenen op uw eigen initia­tief. U kunt daarbij gebruik maken van onze rekeningnummers Postbank En voor België Landbouwkredietbank, alles ten name van Stichting Levend Geloof, met ver­melding van ‘zomeractie 2004’. En vanzelfsprekend willen wij u alvast hartelijk bedanken voor uw mede­werking!

 

Geen dood- maar een levend geloof! door Gert-Jan Doornink

Ons blad draagt sinds jaar en dag de naam ‘Levend Geloof’. We hebben nooit spijt gehad deze naam te heb­ben gekozen. De basis van ons bestaan (denken, spreken, handelen) is immers ‘het geloof”. En dat we het woord ‘levend’ hebben toegevoegd geeft precies aan wat ons voor ogen staat: een levend, werkzaam geloof in het gewone leven van elke dag. Zeker als nieuwe scheppingen in Christus is dit de spil waar alles omdraait. In de loop der jaren zijn er heel wat artikelen in Levend Geloof verschenen waarbij dit onderwerp rechtstreeks werd besproken. In dit nummer weer een nieuw artikel, want een levend geloof is ook een groeiend geloof, dat wil zeggen Gods Geest bepaalt ons bij de belangrijkheid van bepaalde facet­ten van onze geloofsbeleving die op de achtergrond dreigen te raken of al of niet voor ’t eerst in het volle licht komen te staan.

“Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood” Jakobus 2 vers 26 (Jak. 02:26).

Wie verlangt niet naar een effectief, werkzaam geloof dat uitwerking heeft in het gewone leven van elke dag? Als het goed is verlangt iedere waarachtige gelovige daar naar. We weten immers dat het zonder geloof onmogelijk is God welgevallig te zijn, want we geloven niet alleen in het feit dat Hij bestaat, maar ook dat Hij een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken. De Hebreeënbrief is hier zeer duidelijk over Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06). Geloven is dus een serieuze aangele­genheid, het is niet iets dat we in onze vrije tijd ‘er even bij doen’, maar vervult heel ons leven. Heel ons bestaan als nieuwe schep­ping in Christus is doortrokken van dat ene woord: Geloof! Dat is ’t ook wat God wil honoreren. God is op zoek naar mensen die niet in theorie maar ‘praktisch geloven’. Hun hart is erbij betrokken. Daarom blijft het niet verborgen maar open­baart zich in het gewone leven van elke dag.

Niet om op elk moment een Bijbeltekst te gebruiken als we met ande­ren spreken over de geweldige bete­kenis van het echte geloof, hoewel natuurlijk het Woord, geleid door Gods Geest, de basis is van ons den­ken, spreken en handelen. Van daar­uit komt ons geloof tot leven, heeft het uitwerking in ons leven, maar ook naar de ander toe.

Gelooft het evangelie!

Hoe komt het toch dat velen in hun geloofsleven vaak moeten bekennen dat de beleving van hun geloof op een laag pitje staat? Men gelooft wel in Jezus als Heiland, dat men van ) een zondaar en kind van God is geworden en uiteindelijk naar de hemel gaat, wat men daaronder dan ook mag verstaan. Maar voor de rest blijft het vaak ‘vallen en opstaan’ en heeft men zich allang verzoend met de gedachte dat het toch niet anders zal worden.

Wij geloven dat veelal het begin van deze, wat wij zouden willen noemen ‘negatieve geloofsbeleving’ (hoewel er van beleving feitelijk helemaal geen sprake is), werd gelegd toen men tot geloof kwam. Er volgde geen verdere groei en ontwikkeling. Of soms kwam er een verkeerde ont­wikkeling doordat men in één of ^ andere sektarische stroming terecht kwam, waarin men de gedachte hul­digde van ‘wij vormen de ware gemeente en alle anderen zijn fout’. De evangelist Marcus is wat dat betreft in zijn evangelie heel duide­lijk. Hij brengt het begin van het optreden van Jezus onder woorden door te schrijven hoe Jezus naar Galilea ging om het ‘evangelie Gods’ te prediken en sprak: “De tijd is ver­vuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie” Markus 1 vers 15 (Mark. 01:15). Het evangelie dat Jezus bracht was het échte evangelie, compromisloos, het rijk der duisternis ontmaskeren; het was het evangelie van God, uit Zijn hart afkomstig, dus vol­maakt. De conclusie mag duidelijk zijn: ieder ander evangelie dat niet aan deze maatstaven voldoet is dus niet volkomen, er ontbreekt iets (of heel veel) aan, het brengt de mensen niet op een hoger, dat wil z eggen Gods plan, het werkelijke doel blijft in nevelen gehuld, kortom het is niet het evangelie van het Koninkrijk Gods.

De apostel Paulus had dit -om een voorbeeld aan te halen- goed begre­pen door in het begin van zijn brief aan de gelovigen in Galatië al duide­lijk aan te geven dat er maar één evangelie is. Hij was verbaasd dat de gelovigen zich lieten verleiden in een ander evangelie te gaan geloven, “en dat is geen evangelie’, schrijft hij er dan nog bij. (Lees wat hij daar­over nog meer schrijft in Galaten 1 vers 6 tot en met 9 (Gal. 01:06-09). Als we eenmaal het evangelie van het Koninkrijk Gods hebben ontdekt en er in gaan geloven, gaat er een heel nieuwe wereld voor ons open: de geestelijke wereld waarin wij gaan onderscheiden waarop het wer­kelijk aankomt Dan kan ons geloofsleven zich op positieve wijze ontwikkelen, zodat het van een ‘dood geloof verandert in een ‘levend geloof. Al het onechte, alles wat surrogaat is. wat misleidend en verwarrend is. moet dan uiteindelijk het veld ruimen en plaatsmaken voor een levend, sprankelend geloofsleven, dat misschien nog niet altijd ten volle tot openbaring kan komen vanwege fel verzet uit het rijk der duisternis, maar als een levende werkelijkheid echte inhoud aan ons leven geeft.

Geloven vanuit de rust

Geloof vindt dus zijn basis in dit echte evangelie waarvan een belang­rijk facet wordt gevormd door de rust die we in Christus gevonden hebben.

In Matteüs 11 vers 28 en 29 (Matt. 11:28-29 lezen wij dat Jezus zegt:

“Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vin­den voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last is licht”. Wij hebben deze woorden van Jezus nog eens volledig geciteerd om dui­delijk aan te geven hoe Jezus de grote nadruk legt op de ‘rust’ die er bij Hem te vinden is. Tot tweemaal spreekt Hij erover. Vanuit de onrust, onvrede en chaos die de vorst der duisternis had aan­gebracht in ons leven, hebben we Zijn vrede en rust in ons hart ont­vangen. Dat betekent een totaal nieuw leven waarvan Paulus later zou zeggen dat we er ‘geheel anders’ door zijn geworden. Er heeft een radicale verandering in ons leven plaatsgevonden en die werkt, naar­mate we geestelijk groeien, door in iedere vezel van ons bestaan. Jezus richt deze woorden primair tot hen die ‘vermoeid en belast’ zijn en dat is zelfs bij sommige christenen het geval! Sommigen die het spoor geheel of gedeeltelijk kwijt zijn geraakt moeten opnieuw op de rails gezet worden. Veelal is gebrek aan geestelijke groei de oorzaak. Doordat men in een beginstadium van zijn geloofsleven bleef steken kon de vij­and weer infiltreren en ons nieuwe leven lamleggen.

Het is dus van het grootste belang dat het echte, levende geloof tot ont­wikkeling komt vanuit de rust die we in Christus gevonden hebben. En wat ook duidelijk is dat Jezus ons dus niet in de eerste plaats ‘geloof’ geeft, maar het begint met ‘rust’. Zijn hart is vervuld van Goddelijke liefde, want wat is het heerlijk dat Hij zegt dat Hij zachtmoedig en nederig van hart is. Wat een instelling, wat een liefde!

Geloof is vertrouwen

Een ander woord voor ‘geloof’ is ‘vertrouwen’. Hij schenkt ons Zijn vertrouwen. En wij mogen Hem ver­trouwen. Geloof is daarom geen spectaculaire aangelegenheid. Wij hoeven dus niet als gelovige indivi­dueel of in onze samenkomsten met veel tamtam geloof op te roepen. Het samenkomen van de gemeente is geen luidruchtige aangelegenheid, alsof God zich daardoor zou laten vermurwen. Dan zijn we ‘heidens’ bezig. Natuurlijk mogen we onze blijdschap en dankbaarheid in het samenkomen van de gemeente met lofprijzing en aanbidding tot uiting brengen, maar laten we oppassen dat we niet denken dat we door een bepaald systeem te hanteren geloof tot ontwikkeling kan worden gebracht. Geloof is er, gewoon omdat Hij het in ons hart, dat de rust en vrede van God heeft ontvan­gen, heeft gelegd en tot ontwikke­ling laat komen. Het is een gave van God, schrijft Paulus aan de gemeente in Efeze, Efeze 2 vers 8 (Ef. 02:08). God heeft het ons in Zijn grote genade en liefde geschonken. Wij zullen moeten leren wat geloof betekent. En dan gaan we langza­merhand ontdekken wat geloof inhoudt, hoe het werkt, hoe het oplossingen tevoorschijn brengt, hoe het overwinning geeft. Soms zijn er gebondenheden die eerst opgeruimd moeten worden of waarvoor bevrij­ding nodig is, maar uiteindelijk gaat het doorbreken en leren we meer en meer de weg van geloof te gaan. Toen Jezus op aarde was openbaarde Hij wat werkelijk geloof betekende door de woorden die Hij sprak en die werden bevestigd door de teke­nen en wonderen die erop volgden. Nu moeten wij niet de fout maken door deze tekenen en wonderen voorop te stellen, ze zijn een gevolg van werkelijk geloof. Ook als teke­nen en wonderen uitblijven, althans op de wijze zoals wij in gedachten hadden, dan is nochtans ons geloof functioneel. Hij doet immers, als we God liefhebben, alle dingen mee­werken ten goede Romeinen 8 vers 28 (Rom. 08:28)? Waarom? Omdat Hij een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken, dus wie werkelijk in Hem geloven. Dan worden we ook niet teleurgesteld als het soms anders gaat dan wij in gedachten hadden. En dan verdwijnt onze blijdschap ook niet maar ondergaat een diepere dimensie.

De grote stimulator

Wat we ook niet over het hoofd moe­ten zien is dat geloof genoemd wordt bij de vrucht van de heilige Geest Galaten 5 vers 22 (Gal. 05:22), maar ook één van de gaven van de Geest is 1 Korinthe 12 vers 9 (1 Kor. 12:09). Je zou kunnen zeggen: de grote stimulator van ons geloof is de heilige Geest. Niemand kan dus zonder de dagelijkse vervulling met Gods Geest.

Bidt u wel eens of u vandaag vol mag zijn van Gods Geest? Doe dit niet af met de opmerking; maar ik ben toch eens gedoopt met de Geest, dus dat zit wel goed, daar hoef ik niet steeds opnieuw voor te bidden. Dan zien we over het hoofd dat ook de vervulling met Gods Geest een onderdeel vormt van het groeiproces dat we als gelovige meemaken. De werking van de Geest is geen

automatisme zoals we het contact- sleuteltje van de auto omdraaien en de motor start. Neen, Gods Geest wil samenwerken met onze geest en als onze geest niet betrokken is bij het functioneren van ons geloof, is ook Gods Geest ‘uitgeschakeld’, dat wil zeggen dood.

Het is duidelijk dat dit nooit Gods bedoeling is. Een lichaam zonder geest is een dood lichaam, een geloof zonder werken is een dood geloof. Het kan niets, doet niets en is bij wijze van spreken afwezig. Nu willen wij wat het woord ‘wer­ken’ betreft nog even een opmerking maken, namelijk dat het niets met ‘presteren’ te maken heeft. We kun­nen niet aan het einde van de dag onszelf op de borst slaan door te zeggen: zo, dat heb ik dan toch maar even gepresteerd, ik heb tegen die of die getuigd of ik heb twee euro,- in plaats van tien euro, in de collecte gedaan. Geloven heeft niets met presteren of inspanning te maken. Dan komt het niet voort uit ons hart. Wél kunnen we de Heer die wij die­nen met een dankbaar hart bedan­ken dat Gods Geest zodanig in ons werkzaam was, dat we ons niet heb­ben laten afremmen door onze tegenstander die er altijd op uit is ons geloof uit te schakelen. Werkelijk geloof is verbonden met overwinning. Zoals Jezus en de eer­ste apostelen zich nooit lieten impo­neren door de tegenstander, zullen ook wij meer en meer leren dat niet te doen zodat we uiteindelijk net als Paulus kunnen zeggen en beleven: “Ik vermag alle dingen in Christus, die mij kracht geeft” Filippenzen 4 vers 13 (Filip. 04:13). Ik denk ook aan wat hij schrijft aan de gemeente te Rome hoe hij onder alle omstandigheden toch overwinnaar was Romeinen 8 vers 37 tot en met 39 (Rom. 8:37-39). De eindtijdgemeente zoals deze in ontwikkeling is, zal een gemeente zijn van werkelijke gelovigen, van overwinnaars, van mensen die de woorden ‘dood geloof’ uit hun leven hebben verbannen, maar vervangen door een levend geloof dat vrucht­baar is, dat openbaar maakt dat het Koninkrijk Gods geen theoretische aangelegenheid is maar een levende werkelijkheid. Wat een heerlijkheid daar naar toe te groeien en meer en meer te gaan beleven!

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

Psalm 56 vraagt David aan God: -Doe mijn tranen in Uw kruik, noteer ze in Uw boek”. Hij vraagt Hem of Hij het verdriet wil bewaren, niet wil verge­ten. Er is zoveel verdriet onder de men­sen, onder christenen en de oorzaken kunnen vele zijn, met name de teleur­stellingen. Die wil ik niet allemaal opnemen, want iedereen weet vaak erg goed van de pijn die dit verdriet veroor­zaakt. Het zijn soms hele diepe won­den en die kunnen al in je vroege jeugd aangebracht zijn. Dikwijls komt die pijn naar boven op intense momenten in je leven, wanneer je jezelf tegen­komt’. Doorgaans kun je het verbergen achter allerlei manieren, maar het blijft altijd aanwezig. En je dénkt het zomaar niet weg, dat geloof je niet weg, dat ‘praise’ en preek je niet weg. En mocht er soms een goedbedoelde Bijbeltekst op geplakt worden als pleister op de wonde, dan merkje dat dit uiteindelijk niet werkt. En tot overmaat van ramp komt er ook nog een (vaag) schuldgevoel om de hoek kijken, waar­door je ervan weerhouden wordt om je wond, Grieks, ’trauma’ – Lucas 10 vers 34 Luc. 10:34) tonen. Nog erger wordt het als deze wond verkeerd is behandeld. Het ellendige is dat het je werkelijke leven verhindert zich te ontplooien, het staatje geluk in de weg. In arren moede heb je soms maar besloten om je leven zó in te richten datje altijd voor ander klaar staat. Er zijn immers ergere dingen… En zo doende kun je misschien iets ‘goed’ maken. Lieve mens, wat moet je je soms hope­loos voelen, verdrietig, en daarin zo alleen. David kende dat ook en het ster­ke van hem is dat hij zijn verdriet niet opkropt en voor zichzelf houdt. Hij uit het. En daarom is hij ‘een man naar Gods hart ‘. Hij zoekt Gods hart op en laat zich troosten, bijstaan, als een kind bij zijn moeder. Niet voor niets bracht hij dagen door in de spelonk van Adullam (= ’toevlucht’). Zelfs vraagt-ie God of Hij zijn tranen wil bewaren, want hij weet dat Hij hem niet vergeet en eens rechtvaardig zal oordelen. David geeft het over, in goede handen, zodat hij zelf weer wat adem, wat ruimte kan krijgen en genie­ten kan van het levenslicht. Wanneer David had gezondigd ging hij naar God en liet zich vergeven. Wanneer hij het benauwd had ging hij naar Hem en liet zich tot rust brengen. Wanneer hij diep verdriet had liet hij zich troosten. Daarin was hij een voor­beeld, zelfs voor Jezus. Die zocht in de benauwenis en verdriet ook altijd het aangezicht van Vader. En als hij leed dreigde hij niet, maar gaf het over aan zijn Vader, die rechtvaardig oordeelt. En omdat hij weet hoeveel mensen zuchten onder hun innerlijke pijnen heeft hij onze ‘smarten’ gedragen, uit liefde voor jou en mij zodat de Vader met een gerust hart het oordeel aan Zijn zoon kon overgeven. Wat een trooster is hij daardoor geworden voor degenen die zoveel was en werd aange­daan tijdens zijn leven op aarde. En nu wij “een andere trooster” hebben ontvangen die ons nooit zal verlaten, kunnen wij getroost worden en dan anderen troosten, adem geven. Traan voor traan wordt dan van ons gelaat gewist zodat wij dat ook mogen doen, namens de zoon, namens Vader. De rouw over jezelf, waardoor je bijna van jezelf vervreemd kan raken, gaat voorbij omdat de barmhartigheid groter is dan het oordeel over jezelf. Jij die treurt zult gelukkig worden omdat je anderen kunt bijstaan en je kunt dan zeggen: M’n Vader en ik zijn hierin één.

Er is zoveel intens verdriet onder gelovi­gen en ‘geloven’ is vertrouwen, je toever­trouwen aan de barmhartigheid van God in de integere mensen van Zijn welbehagen. Dan krijg je je ware, lieve, eigen gezicht weer terug. De Psalmen 42 en 43 eindigen met ‘mijn verlosser en mijn God’. Eigenlijk staat er: ‘De bevrijder van mijn aangezicht’. Je lijdt geen gezichtsverlies bij Hem, maar je krijgt je eigen, onmiskenbare waarde terug en je kunt onbevangen, verlost van verdriet en ellende, God en mensen aanzien. Je bent weer mens je bént. Er is toch niets mooiers dan met Hem te leven, van aangezicht tot aange­zicht? Samen leven en gelukkig met elkaar…

 

Kennen en gekend worden door Cees Maliepaard

 

“Want de Heer kent de weg der recht­vaardigen, maar de weg der goddelozen vergaat” (uit Psalm 1).

Reeds als jongen werd ik met deze uitspraak geconfronteerd. Dat is ook geen wonder, dacht ik als tiener, natuurlijk kent de Here God de levensweg van de rechtvaardigen – Hij weet immers alles… dus waar de onrechtvaardigen en de goddelozen mee bezig zijn ontgaat Hem net zo min! Wie kennen opvat als ‘ergens van op de hoogte zijn’, zal daar wel gelijk in hebben. Maar het Bijbelse kennen houdt veel meer in dan dat.

Grondig kennen

Als ik zou zeggen dat ik Amsterdam ken, klopt dat maar voor een deel. Ik ben er een paar keer van m’n leven geweest; de laatste keer nog niet zo heel lang geleden en de eerste keer in de tijd dat de verkeersagenten nog met stopborden op de drukke kruis­punten stonden. Kreeg je een groen vlak voor je, dan mocht je doorrijden en werd je een rode kant getoond met daarin het woord stop, dan bracht je jouw vervoermiddel tot stil­stand. Ik heb ook wel het een en ander over de hoofdstad gelezen en ik zie wel eens beelden van Mokum op de tv. Ik heb er dus enig idee van, wat en hoe Amsterdam is. Ik zie de contouren van het centrum voor me: het Rokin, het Muntplein en de Kalverstraat. Nou, dit staat niet voor het Bijbelse kennen. Dat is eerder zoals ik Rotterdam ken. Daar ken ik de mentaliteit en daar weet ik van de hoed en de rand, want ik heb er gewoond, ik heb er gewerkt, ik heb er deel uitgemaakt van de samenleving in de wereld en in de gemeente. Dat komt aanmer­kelijk dichter bij het Bijbelse ken­nen.

Zó kent God de rechtvaardigen. Hij heeft deel aan hun leven en zij het) ben gemeenschap met Hem. God kent mijn zitten en mijn opstaan, schrijft de psalmdichter. De Here God is niet slechts op de hoogte van ons doen en laten en van onze gedachten – Hij heeft er zelfs deel aan. En wij aan zijn gedachten van heil over ons, aan de mogelijkheid van hemels leven in relatie met Hem en met Jezus. Daarvoor heeft Jezus ons van Gods Geest gegeven. Anders zouden wij God nooit echt hebben kunnen leren kennen. Maar nu wel: Hij kent ons en wij kennen Hem. Ons kent ons, zou je kunnen zeggen. Want in de Christus hebben we relatie met God met Jezus en met elkaar, met de rechtvaardigen. Welzalig dus de man of vrouw die zich niet inlaat met ongerechtigheid, maar die bezig is met de nieuwtestamentische invul­ling van Gods voorschriften inzake zijn liefdeswet.

Een zalig leven

Het is een nogal ouderwetse uit­drukking hè, dat welzalig uit de eer­ste psalm. We kennen nog wel het woord zalig om aan te geven dat we iets erg lekker vinden. ‘Mmm… zalig!’ kun je soms horen met de klemtoon zelfs op de laatste letter­greep. We kennen het ook in de tegengestelde betekenis: wat een zalig idee of wat een rampzalige gebeurtenis.

Jongeren noemen rampzalig tegen­woordig vaag. Een jong familielid van ons stapte onlangs in Australië uit het vliegtuig. Hij verwachtte er mooi weer aan te treffen, maar het regende pijpenstelen. En (veel erger) toen kreeg een reisgenoot ook nog een hartstilstand. ‘Vaag hoor’, lazen we in een e-mail van hem. Een week later mailde hij ons over zijn eerste indrukken van Australië: ‘Wreed man!’ Wel, het woord wreed staat in de turbotaal zo ongeveer voor onze uitdrukking zalig. Wie zaligheid ervaart, is intens gelukkig, die voelt zich ’te gek’ eigenlijk. Welzalig zijn is dus je volmaakt gelukkig weten en voelen. En dat heet onder jongeren dus: wreed.

Maar wat is er dan wel zo zalig voor een nieuwtestamentisch christen? Wel, minstens twee dingen. Een ervan is: je afzijdig houden van god­deloze werken en gedachten, van dat wat slecht is. En vanuit het diepst van je hart leven in de liefde die Jezus Christus voor ons heeft, is de tweede. Niet enkel de liefde van de Heer voor jou aanvaarden, maar zelf ook gaan leven in zijn liefde, doet ons de zaligheid ervaren. Te weten dat je een geliefde van Hem bent, is een groot goed. Het voorkomt dat je jezelf in gevoelens van verwerping naar beneden denkt. Maar anderen aanvaarden en met goddelijke liefde bejegenen, stelt je instaat in een gezond geestelijk klimaat werkelijk gelukzalig te leven.

Godlozen en goddelozen

Kun je mensen die niet in een per­soonlijke God geloven, goddelozen noemen? Nee, dat zijn immers god­lozen, ofwel mensen die geen per­soonlijk godsbeeld hebben. Maar goddelozen zijn zij die tegen Gods plan van liefderijke voorzieningen ingaan. Die Gods vaderhand van zich weren en zich goddeloos en liefdeloos gedragen. Het zijn zij die zich niet willen rich­ten naar het bij de mens ingescha­pen liefdesprincipe, en zich al hele­maal niet laten leiden door wat Jezus Christus openbaarde aan goddelijke input in zijn woorden en in zijn leven. Anders gezegd: door wat Hij liet horen in de theorie van zijn boodschap en wat Hij liet zien in zijn levenspraktijk. Goddeloos is alles wat ingaat tegen het goede dat ons in Christus Jezus ten deel geval­len is.

We staan niet op de weg van de zon­daars, met andere woorden: we zijn niet stilgevallen op onze levensweg door een verkeerde, antichristelijke levenshouding die in strijd met Gods liefdeswet is. Ons leven op Gods weg gaat altijd door, want het is immers van eeuwige waarde. Het is alleen geen racebaan, waar we met adembenemende snelheid over­heen razen. Want dan kunnen we Jezus niet volgen als Hij ons voor­gaat op een ezeltje. Het is een wandelweg om je in alle rust op voort te bewegen, genietend van het moois in de geestelijke en in de natuurlijke wereld. We worden geacht niet met groot licht over een verlaten snelweg te racen, maar in gezelschap van Jezus in zijn licht te wandelen. Alleen op die manier zul­len we een eventueel duister dal voorgoed kunnen verlaten. Bij dat duistere dal behoren ook de spotters. Dat zijn geen mensen die de gek steken met God, met Jezus of met de gemeente – met ons dus, want zulke door spotgeesten geïn­spireerde lieden zijn gemakkelijk genoeg te herkennen. Het zijn vee­leer zij die naar opvattingen en levenshouding ingaan tegen Gods wijze levenswetten, daar als het ware door hun manier van leven de spot mee drijven. Welzalig is de mens die zich niet thuis voelt in een verkeerd leefklimaat, maar die plezier beleeft aan Gods liefdevolle inbreng in het leven. Welzalig is de mens die zich daarin volkomen op zijn gemak voelt en daar als het ware dag en nacht mee bezig is.

Blad of vrucht?

Voor de oudtestamentische Israëliet stonden Gods gedachten met name in de eerste vijf Bijbelboeken, de wet genaamd. Voor ons christenen staan ze in wat Jezus openbaarde over het herstel van de mens naar Gods oorspronkelijke plan. En dat plan gaat verder terug dan de wet van Mozes, in wat God van vóór de schepping van hemel en aarde bedacht. We zijn geplant aan levend water en we zijn als vol in blad staande bomen geworden. Gaat het er hierbij om dat het wat moet lijken, dat we vooral indruk moeten maken met waar we mee bezig zijn? Dienen we dusdanig op te vallen dat iedereen duidelijk zien zal hoe vol we wel in blad staan? En dat ons loof van een soort is die niet verwelkt, zodat het dus echt wat schijnt te betekenen? Alsjeblieft zeg, dat is van bijkomsti­ge betekenis; het gaat erom de hemelse vrucht voort te brengen. Een hecht bladerdak is niet iets wat we net zo goed missen kunnen, want daaronder kan een ander beschutting vinden tegen de felle zomerzon. Maar de vrucht kan men eten – en daar gaat het eigenlijk om. Een goed natuurlijk leven leiden is net zo belangrijk voor ons als gezon­de bladeren dat voor een goede boom zullen wezen. Ook in de natuurlijke aspecten van ons leven zullen we anderen tot steun en tot richtsnoer mogen zijn. Maar dat we door Gods goedheid de beschikking gekregen hebben over de vrucht van de Geest, over de geestesgaven, dat is het meest opzienbarende van alles. De vrucht heeft alles te maken met de liefde van Christus. Wie wer­kelijk ‘in de Christus’ is, straalt die liefde als vanzelfsprekend voor ieder zichtbaar en merkbaar uit. Liefde van twee kanten?

Wanneer mensen zich steeds moe­ten dwingen naar de samenkomst te gaan, is er iets mis met het functio­neren van de liefde. Het gezegde luidt: de liefde kan niet van één kant komen. Dat is ook zo. Maar als de liefde van Christus aanwezig is in een gemeente, zal er een hechte onderlinge liefdesband zijn. Dan kun je veel hebben van elkaar. Heel veel. En als er eens iemand gedesil­lusioneerd uit de gemeente weggaat, kan daar niet zomaar de conclusie uit getrokken worden dat het dus naar analogie van Psalm 1 vers 4 (Ps. 001:004) wel weggeblazen kaf zal wezen. Het kaf zijn niet de teleurgestelden, maar de onrechtvaardigen. Vanwege hun onrechtvaardigheid zijn ze zon­daars en goddelozen. En de weg der goddelozen vergaat, niet die van de gekwetsten of de bedroefden. Het is goed in de samenkomst te komen, maar God zegt nooit dat daar je eeuwige behoud van afhangt. We kennen geen kerkisme, want we hebben een evangelie van bevrijding en behoud van mensen. De mens staat bij de Here God hoog aange­schreven. Het gaat ook niet om de boodschap, want die is slechts een middel. De engelen zongen in de kerstnacht niet van de boodschap van Gods welbehagen, maar van de mensen waar God zijn welbehagen in heeft. Dat zijn de nieuwtestamen­tische rechtvaardigen, die tot de ont­dekking mogen komen dat alles gelukt wat zij in de Christus onder­nemen.

Een boom die vol in blad staat en vrucht geeft op z’n tijd, zit goed in zijn bast. Een mens die (waar dat nodig is) beschutting geeft en de vrucht van de Geest voortbrengt, zit goed in z’n geestelijke vel. Al wat Gód hem te doen geeft, gelukt. Geweldig is dat; je zou verwachten dat zoiets dagelijks om je heen te zien zal zijn. Maar dat valt wel mee: we leven nog steeds niet in aan­schouwen, maar nog altijd in geloof. Is dat een afknapper? Helemaal niet. We zongen vroeger in een van de gezangen uit de oude bundel van de Hervormde Kerk: ‘Nooit kan ’t geloof teveel verwachten, des Heilands woorden zijn gewis, ’t Faalt aardse vrienden vaak aan krachten, maar nooit een vriend als Jezus is.’ En daar kunnen we wat mee!

 

Amen! Door Duurt Sikkens

De allereerste keer waar in het Oude Testament het woordje ‘amen’ voor­komt is in Numeri 5 vers 22 (Num. 05:22), Dit Hebreeuwse woordje is afgeleid van een werkwoord en dat betekent: geloven, vertrouwen, zeker zijn, vaststaan. Het is een hardop uitgesproken bevestiging van een overeenkomst, een ver­bond. Je kan het dus niet ondoordacht roepen, want dan raak je, omdat je er niet goed over hebt nagedacht, gevangen in je eigen toezegging. In Deuteronomium 7 vers 9 (Deut. 07:09) staat “de trouwe God” oftewel de “amen-God”. Wat een prachtige naam, want Hij houdt Zijn kant van de belofte altijd intact. Ook Jezus gebruikt herhaaldelijk dit woordje, dat wordt dan vertaald met “waarlijk”. Hij zei eigenlijk “Amen”, ik zeg jullie…” En de uitgesproken bevestiging van Gods kant van de overeenkomst is vlees en bloed geworden in Christus Jezus en heeft zó volledig gestalte in hem gekregen dat hij zelfs de naam draagt van “de Amen” Openbaring 3 vers 14 (Openb. 03:14). Zo zijn wij in Christus Jezus bevestigd, vastgemaakt, omdat wij óók van Zijn Geest hebben ontvangen als waarborg dat God Zijn verbintenis is nagekomen. Wat een Vader, die zó Zijn vertrouwen geeft aan de mensenkinderen. Me dunkt, dat kun je toch alleen maar beamen.

Duurt Sikkens

 

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert- Jan Doornink

In deze rubriek neemt deze keer het thema ‘geweld’ een belangrijke plaats in. Niet erg voor de hand liggend voor een blad waarin de blijde bood­schap centraal staat. Maar het blij makende evangelie wordt in de tijd waarin wij leven nog op felle wijze belaagd door het rijk der duisternis die wil verhinderen dat de mensen het Rijk van het Licht (het Koninkrijk Gods) leren kennen. En daarvoor heeft God de mens uiteinde­lijk bestemd.

Als kinderen Gods die geroepen zijn dit Rijk te openbaren (wij zijn licht­dragers, zegt Jezus) laten we ons daarom niet afschrikken of angst aanjagen door alles wat vanuit het rijk der duisternis op ons afkomt. En ook al is het soms niet gemakkelijk en kunnen we met vervolging te maken krijgen, wij weten dat dit alles door Jezus is voorzegt, die ons daarbij echter tegelijkertijd bemoedigde. Hij sprak: “Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Zalig zijt gij, wanneer men u smaad en ver­volgt en liegende allerlei kwaad van u spraakt om Mijnentwil. Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen…” Matteüs 5 vers 10 en 11 (Matt. 05:10-11).

De zinloze spiraal van haat en geweld

“Op een kruispunt bij de joodse nederzetting Netzarim komen bin­nen een paar dagen twee jongeman­nen om het leven. De eerste is Fahmi, een jonge Palestijn die gebo­ren is in het Palestijnse vluchtelin­genkamp Nusseirat. De tweede, David, is een jonge Israëlische sol­daat die ingedeeld is bij een unit die de joodse kolonisten in Netzarim bescherming biedt. El’ad, de beste vriend van David, pleegt korte tijd na Davids dood zelfmoord. Dit alles gebeurt in september 2000, het begin van de tweede intifada. Wie waren deze mannen en waar­om moesten ze zo jong sterven? In de aangrijpende documentaire ‘De kruising’ van het IKON brachten onlangs vrienden familieleden, colle­ga’s en kennissen van de slachtoffers in vaak emotionele gesprekken de levens van de mannen in herinne­ring. In wat zij vertelden, klinkt naast woede en verdriet ook hun eigen machteloosheid door over de zinloze spiraal van haat en geweld tussen Israëli’s en Palestijnen”, aldus een bericht in De Telegraaf. Eén van de vele berichten waarmee we dagelijks via de media mee wor­den geconfronteerd. Ook in eigen land, zij het op kleiner schaal, is dit aan de orde van de dag. We zijn er langzamerhand zo aan gewend geraakt dat we het ‘gewoon’ begin­nen te vinden, terwijl we weten dat in feite elke vorm van geweld zin­loos is.

Onder de kop ‘Zinloos geweld’ schreef Cees Maliepaard in het gemeenteblad van de volle evangelie gemeente ‘De Opgang’ er een arti­keltje over. Onderstaand publiceren wij het ook in ons blad, waarbij wij vooral willen attenderen op wat hij in de laatste alinea daarover schrijft. “Er zijn tegen het geweld in de hedendaagse maatschappij, uit pro­test al heel wat stille tochten gehou­den. De eerste keer maakte dat indruk. Maar hoe vaker zoiets plaats­vindt, hoe minder het tot de verbeel­ding spreekt. Want wanneer het vol­gende delict zich aandient, dreigen de voorgaande calamiteiten buiten de kring van direct betrokkenen al gauw naar de achtergrond te worden verdrongen. Sommigen zijn het spoor soms volkomen bijster en grij­pen (al of niet na enige aanleiding) naar knuppel, mes of vuurwapen. Soms met fatale gevolgen, zoals kortgeleden op het Haagse Terra College.

De toestand van weleer zal nimmer terugkeren. In het complexe geheel van onze multiculturele samenle­ving heeft bijvoorbeeld de eerwraak een plaats gekregen. Die heeft al ver­scheidene slachtoffers geëist. Voor de handhaving van de eer van de familie, is de liquidatie van een zich in de ogen van de verwanten mis­dragend lid of van iemand van bui­ten die hun status lijkt aan te tasten, blijkbaar een geoorloofd middel. Gelukkig kennen wij Gods gedach­ten hierover. Reeds onder het Oude Verbond zei Hij: ‘Mij komt de wraak toe en de vergelding.’ En onze God wreekt het ons aangedane kwaad aan de werkelijke bedrijvers ervan: aan de duistere machten in de hemelse gewesten”.

Het geweld en de geweldenaars

Een uitspraak van Jezus die nog al eens aanleiding geeft tot misver­stand is Matteüs 11 vers 12 (Matt. 11:12), waar wij lezen: “Sinds de dagen van Johannes de Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en geweldenaars grijpen ernaar”. Het is duidelijk dat het woordje ‘geweld’ waarmee het Koninkrijk baan breekt, hier de bete­kenis heeft van Geesteskracht en niets te maken heeft met fysiek geweld of kracht. De profeet Zacharia verwoorde dit al met de opmerking: “Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest! zegt de Here der heerscharen” Zacharia 4 vers 6 (Zach. 04:06). En Jezus zelf zei het later zo: “Gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt…” Handelingen 1 vers 8 (Hand. 01:08). Maar wie zijn dan de geweldenaars? Dat zijn de machten uit het rijk der duisternis, die het Koninkrijk dat, zoals Jezus zei, binnen in ons is Lucas 17 vers 21 (Luc. 17:21) aanvallen en proberen uit te schakelen. Gelukkig weten wij dat de grote tegenstander niet het laatste woord heeft en of deze ‘geweldenaars’ nu ons openlijk of meer subtiel aanvallen, zij zullen het onderspit moeten delven bij iedere christen die zijn plaats met Christus heeft ingenomen in de hemelse gewesten, want alleen van daaruit kunnen we strijden en overwinnen. Duurt Sikkens, die veel kennis van de grondtekst heeft, maakte ons er nog op attent dat de vertaling van prof. Brouwer en de Statenvertaling, wat deze tekst betreft, het dichtst bij de grondtekst staan. Zo lezen we in de vertaling van prof. Brouwer: “Van de dagen van Johannes de Doper af tot nu toe tracht men het koninkrijk der hemelen stormenderhand te ver­overen, en bestormers trachten het met geweld in hun macht te bren­gen”. Ook valt er waarschijnlijk een link te leggen met het moeilijk te begrijpen Bijbelgedeelte Genesis 6 vers 1 tot en met 4 (Gen. 06:01-04). Hoe het ook zij, als eindtijdgemeente zijn wij geroepen elke aanval op Gods Koninkrijk, in welke vorm ook, een halt toe te roe­pen en dank zij de kracht van Gods Geest in ons, zal ons dat ook geluk­ken!

Geen angst voor vervolging en onderdrukking

Nederland en België behoren tot die landen waarin men zijn geloof nog in alle vrijheid kan beleven. Wij zijn daaraan zo gewend geraakt dat men soms over het hoofd ziet dat dit in vele landen niet het geval is. Deze ‘luxe’ heeft bovendien tot gevolg dat er van eenheid in beleving weinig sprake is. Een grote krant had onlangs een reportage over de mees­te noordelijke stad van Nederland, Dokkum. Een kleine stad maar wel met niet minder dan 17 verschillen­de geloofsdenominaties… Hoewel er hier en daar sprake is van samenwerking is er in de praktijk van eenheid vaak nog weinig sprake. Bovendien zien we een ‘grote afval’, dat wil zeggen: velen keren het geloof de rug toe en blijven zich vaak alleen nog in naam ‘christen’ noemen. Gelukkig heeft dit alles tot gevolg dat er ook zijn die het echte geloof gaan ontdekken, weliswaar een klein aantal, maar dit zien we in de Bijbel al onder woorden gebracht als daar gesproken wordt over ‘het koninkrijk van de kleine kudde’ Lucas 12 vers 32 (Luc. 12:32).

Zij die hiertoe behoren zijn allen die geloven in het evangelie zoals Jezus en de eerste apostelen dit brachten en waarover we in ons blad geregeld schrijven. Want wie dit evangelie eenmaal heeft ontdekt weet het heel zeker: dit is het! Natuurlijk gaat hij of zij zich daarbij niet afzetten tegen medechristenen die het anders zien, maar probeert hen wel te over­tuigen dat het hierom gaat. Daarbij behoren leer en leven samen te gaan. Wie alleen maar stelt dat het gaat om de leer is in feite sektarisch bezig. Een leer behoort altijd ‘ver­taald’ te worden naar het gewone leven. Anders heeft het geen enkele waarde. Jezus en de eerste apostelen zijn daarbij onze grote voorbeelden.

Geweld tegen christenen

Ook dit echte evangelie kan dus nog in alle vrijheid beleefd worden, maar wij dienen ons wel geregeld af te vragen: hoe lang nog? Als er in lan­den revoluties ontstaan richt zich dat veelal ook tegen christenen en zeker tegen hen die hun geloof op de oorspronkelijke, echte wijze wil­len beleven. Dan komt er veelal ook geweld aan te pas, want Satans kan zijn tactiek van optreden van ‘engel des lichts’ heel plotseling gaan ver­anderen in een ‘brullende leeuw zoekende wie hij zal kunnen verslin­den’.

In het september/oktobernummer van vorig jaar schreven wij al over de vele landen waarin geen geloofsvrij­heid is en veelal met geweld het geloof in Christus en zijn gemeente probeert te onderdrukken. Wij deden dit mede naar aanleiding van de verschijning van het boek Geweld tegen christenen’ van dr. J. G. Orban de Lengyelfalva. Onlangs ontvingen wij een nieuwe uitgave van dit boek, nu onder de titel ‘Geweld tegen christenen anno 2003’. Daaruit blijkt dat het geweld in vele landen alleen nog maar is toegenomen. In een inleiding ter aanbeveling van dit boek schrijft Paola Wouters, onder andere dat nog nooit een onderwerp zo actueel was: “Het jaarboek, dat over de vervolging en het geweld tegen christenen in de hele wereld gaat, is reeds drie keer eerder uitgebracht maar staat dit jaar nog meer in het teken van landen waar christenen nog steeds voor hun leen moeten vrezen”. En verder onder andere: “Vanzelfsprekend bleef de kwestie van de Islam ook 2003 beheersen. De auteur vindt het vooral opvallend dat de radicale Islam zich ten zuiden van de Sahara aan het verspreiden is, een gebied waar deze vorm van radicalisme nog nooit voorkwam. Ook in West-Afrika zien we soortgelijke ontwikkelingen. Moslimrebellen droegen daar shirts met het portret van Osama bin Laden”. En dan de opmerking: “In tweeduizend jaar geschiedenis van het Christendom zijn er meer dan 70 miljoen christenen vermoord”!

Natuurlijk kunnen wij dergelijke berichten niet af doen met de opmerking: “ja dat is allemaal zo ver weg, waar zal ik me druk om maken…” en dan denken “als het hier zover is, zien we wel verder…”. En uiteraard hoeven we elkaar ook geen angst aan te jagen, dat zou de duivel wel willen, maar anderzijds betekent echt geloven ook realistisch geloven. Wie rekening houdt met het feit dat wat nog niet is, ook hier komen kan, zal zich meer en meer ‘geestelijk bewapenen’. Dat wil zeg­gen; zich bewust zijn van zijn plaats met Christus is in de hemelse gewesten, om dat we alleen van daaruit kunnen strijden, standhou­den en overwinnen. En zelfs al zouden wij deze overwin­ning met de dood moeten bekopen, het jaagt ons geen angst aan. Daarbij mogen we denken aan de Leidsman van ons geloof, Jezus Christus, die Zijn overwinning met de dood moest bekopen. De Dood heeft ech­ter niet het laatste woord, maar Hij die de dood overwon! En we denken bij alles waar we misschien nog mee te maken krijgen ook aan Zijn woor­den: “In de wereld lijdt gij verdruk­king, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen” Johannes 16 vers 33b (Joh. 16:33b).

Onze taak als vredestichters

Bij alle artikelen die we in deze rubriek aantreffen over geweld zou men geneigd zijn te denken dat het bij een nieuwe schepping in Christus alleen maar meer zou gaan om strijd, lijden en overwinning. Dit is natuurlijk een belangrijk gege­ven zolang wij in deze wereld zijn en de eindafgang van Satan en zijn trawanten nog niet definitief heeft plaatsgevonden. Maar onze grote

taak als vertegenwoordigers van Gods Koninkrijk is natuurlijk pri­mair licht, liefde en vrede te ver­spreiden.

Wij hebben immers een totaal nieuw leven ontvangen waarin geen plaats meer is voor al het negatieve van het rijk der duisternis. Het is ons verlangen en doel dat het nieu­we leven van Christus volledig tot openbaring gaat komen. Een belangrijk aspect daarbij is: vrede! Echte vrede wel te verstaan. Jezus zelf was de grote vredestichter. Zijn komst naar deze wereld werd door de engelen al aangekondigd met de woorden: “Ere zij God in de hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens” Lucas 2 vers 14 (Luc. 02:14). Werkelijke vrede is ondenkbaar zon­der Hem. Niet alleen een soort ‘alge­mene wereldvrede’, dat komt later pas aan de orde. Maar de vrede waar het primair nu om gaat is vrede in de harten van de mensen. Een uit­spraak van Jezus tijdens de zoge­naamde zaligsprekingen was: “Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden” Matteüs 5 vers 9 (Matt. 05:09).

Jezus zelf liet er geen enkel misver­stand over bestaan hoe Hij die vrede in de harten van de mensen wil leg­gen. Voor Zijn heengaan zei Hij nog: “Vrede laat Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u” Johannes 14 vers 27 (Joh. 14:27). En na Zijn opstanding, toen Hij zich aan Zijn discipelen openbaarde, begon Hij met de woor­den: “Vrede zij u!”. Daarop volgde: “Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u” Johannes 20 vers 21 (Joh. 20:21). Met andere woorden zij (en wij!) zijn nu geroepen ‘vredestichters’ te zijn. En laten we dit niet afdoen met de opmerking ‘daar komt toch niets van terecht’.

Want door het vervuld zijn met Gods Geest zijn we hiertoe bekwaam gemaakt. Een onderdeel van de vrucht van de Geest, maakt Paulus duidelijk, is immers ‘vrede’! Galaten 5 vers 22 (Gal. 05:22).

 

Onze roeping en verkiezing door Jack Schoenaers

De basis van dit artikel wordt gevormd door wat Petrus schrijft in zijn tweede brief, 2 Petrus 1 vers 3 tot en met 11 (2 Petr. 01:03-11). Daar lezen we hoe God ons oproept onze roeping en verkiezing te bevestigen. Jack Schoenaers geeft op duidelijke wijze aan hoe we dit waar kunnen maken in ons leven (red.).

Overal in de maatschappij zoekt men mensen, die opvallen door hun positieve ingesteldheid en levenswij­ze. Mensen die wat te bieden heb­ben, waar iets van uitgaat dat tot navolging strekt. Mensen ook welke op een voorbeeldige en creatieve manier de maatschappij dienen. God is ook op zoek naar zulke mensen, luister maar: “Want des Heren ogen gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uit­gaat” 2 Kronieken 16 vers 9 (2 Kron. 16:09). Hij zoekt naar mensen met inzet, vol van geloof en goede werken. Mensen ook, die voorbeelden zijn in het dienen en vóórleven van Goddelijke leefregels. Mensen naar het beeld van de mens Jezus, dé Christus, Zoon van de levende God. Van Hem getuigt Gods Woord, de Bijbel dat Hij in “achting was bij God zowél als bij mensen”. Dit alles vanuit Zijn toenemen in wijsheid en grootte van kennis en inzichten aan­gaande Zijn hemelse Vader evenals in Zijn toenemen in genade, Hem door God geschonken. Op dié wijze maakte Hij Zich onvervangbaar.

Maak jezelf onvervangbaar

Een belangrijke leefregel voor ons is: maak jezelf onvervangbaar. In de wereld heerst namelijk de dégenererende geest en tendens, dat iedereen te vervangen is. Dit laat men je dan ook duidelijk aanvoelen. Éérst alles uit je proberen te halen om je vervol­gens als een baksteen te laten vallen.

Van geesten van verwerping gespro­ken. Achter dit alles gaan schuil, gedachten en infiltraties van doem­denken uit Dood en dodenrijk. En wat is nu het gevolg hiervan bij de mensen? Wel, dat de motivatie de meesten weg is en men op zoek gaat naar een andere job, als die er tenminste nog te vinden is. Bij God echter ben je uniek, waardevol en niet te vervangen! Dit is echter géén automatisme of een vanzelfsprekende zaak Daar dien je iets aan of vóór te doen.

Het vertrouwen dat God immers in je stelt, dien je dan ook te gaan beantwoorden en waar te maken. En dit in je persoonlijke leven, als gezin, vader én moeder ten opzichte van de kinderen, en dezen wéér ten aanzien van de ouders. Vrouwen, die thuis blijven om man en kinderen verzorgen en daarbij denken: ‘Ik ben toch maar huisvrouw, meid voor allen, meestal om de vuile en ondankbare huiswerkjes op te knap­pen…’ Zusters, broeders, jongens en meisjes, op school, op het werk, in de omgang met anderen. Als werk­gever of als werknemer, als leden van een plaatselijke gemeente ook, neem de uitdaging aan, ga in op het Goddelijk advies en: Maak jezelf onvervangbaar!

Naar de gemeente toe geldt sowieso hetzelfde advies. Evenals elk functionerend onderdeel daarvan; van voor­gangers en oudstenraad, teams van zondagscholen en jeugd- en muziek evenals degenen die de technische diensten verzorgen. Kortom, elke geestelijk levende steen en lid van de gemeente, zorg ervoor dat je niet te vervangen bent.

Rechten en plichten

Ken je rechten, maar ook je plichten Hoe doe je dit? In de maatschappij geldt het volgende principe: ‘Wie niet werkt geen eten’. Gelukkig voor velen is hier, vandaag wel een héél lange mouw in aangepast. In het algemeen gesproken gaat het er ech­ter om dat: “Recht hebben op iets tevens inhoudt je de moeite getroos­ten om aan je plichten te voldoen”. Als Christenen hebben ook wij zulk soort “verplichtingen”. Luister maar naar wat Petrus ons zegt: “We zijn met alles wat tot leven en gods­vrucht strekt, en met kostbare en zéér grote beloften begiftigd om deel te hebben aan de goddelijke natuur en om te ontkomen aan het verderf, dat in de wereld heerst” en waar ook christenen niet altijd vrij van zijn. Denk hierbij maar eens aan de vele onreine gedachten en praktijken waar ook christenen zich schuldig aan maken.

Wekelijks wordt men in de samen­komsten en Bijbelstudies onderwe­zen hoe een Christen behoort te leven, en toch wordt vaak niet gebroken met onreinheid. Terwijl alle mogelijkheden in een geestelijk gezond functionerende gemeente aanwezig zijn, zulke gebonden men­sen te bevrijden in de Naam van Jezus Christus.

Toeschouwer of betrokkene?

We komen nu tot een volgende god­delijke leefregel: Ben je toeschouwer of betrokkene?

Een toeschouwer Is iemand die naar iets kijkt en/of ziet gebeuren. Dit kan vrijblijvend. Je doet daarmee wat jezelf wilt. Je kan ook op niets aan­gesproken worden. Je laat iedereen met rust, je bekommert je ook niet om een ander en je verlangt ook niet dat anderen zich om jou bekomme­ren en/of aandacht hebben, je bent immers maar toeschouwer. Een betrokkene is echter geheel anders. Hier is er sprake van iemand die, hetzij vrijwillig of door de omstandigheden genoodzaakt, erbij gehaald wordt of zich in posi­tieve zin wil gaan bemoeien. Zo iemand is dan wel degelijk aange­sproken op zijn zin voor verantwoor­delijkheid. Hij laat wat hij ziet en weet, op zich inwerken en stelt zich beschikbaar ten dienste van zijn evennaaste, al kan dit dan ook ‘grote offers brengen’ voor zo iemand inhouden.

Betrokkenen zetten zich ook in een gemeente in om allereerst geestelijk mee te groeien. Daartoe nuttigen ze ook hetzelfde geestelijke voedsel, en gaan het kauwen en herkauwen door onderzoeken en toepassen in eigen leven en dit alles om te zien en na te gaan of het ook werkt in de praktijk van wat geleerd wordt. Betrokkenen stellen zich ook disciplinair op ten aanzien van de ‘geestelij­ke huisregels’ binnen de gemeente; Je laat je dan ook ‘voegen en waar nodig ook corrigeren’. Je weet immers dat, en nu komen we bij een volgende, onmisbare geestelijke leefregel voor al wie betrokken wil zijn: correctie is onlosmakelijk ver­bonden met het Koninkrijk van God En dit zijn dan dingen welke door betrokkenen in acht dienen te wor­den genomen.

Ben je toeschouwer of betrokkene? Niet ik, een ander of God bepalen dit. Maar wél jij! En voor betrokke­nen gelden dan wat staat in de ver­zen 5 tot 7: “Schraag (dat is een toe­stel dat iets draagt en ondersteunt; zo ook dragen en ondersteunen betrokkenen), met betoon van alle ijver, door hun geloof, de deugd”. Het betekent, goed zijn in zedelijke zin, goede eigenschappen en hoeda­nigheden, een voorbeeldige christe­lijke levenswandel voorleven. In alle eerbaarheid en op onschuldige wijze goed weten te doen aan anderen. En dit niet wetmatigs, maar vanuit innerlijke verbondenheid met Jezus Christus en geleid vanuit Gods Geest, voortreffelijk goddelijk en geestelijk gedrag etaleren. Evenzo met de kennis aangaande God en Jezus Christus en tevens de leer van het Koninkrijk Gods leren toepassen in eigen leven, hetgeen neerkomt op onder andere: ‘zelfbe­heersing, volharding, standvastig blijven en volhouden in alles wat voor God goed is, welgevallig en vol­komen, eveneens in godsvrucht, broederliefde en liefde jegens allen’.

Doelstellingen

Het is goed om jezelf doelen te stel­len en je af te vragen wat je doelen zijn. Dit vanuit hetgeen zoeven is aangehaald en waarvan Petrus zegt: “Als deze dingen bij u aanwezig zijn en overvloedig worden, laten ze u niet zonder werk of vrucht voor de kennis van onze Here Jezus Christus.”

Dit alles vervat in een geestelijk mens Gods, ernaar strevend uit te groeien van ‘kind van God naar een zoon van God’. Of in termen van de apostel Johannes in 2 Johannes 2 vers 12 tot en met 14 (2 Joh. 02:12-14) waar hij het heeft over ‘kinderen, jongelingen en vaders in het geloof. Een geestelijk groeiproces dus, het­geen uiteindelijk gaat resulteren vanuit “de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods in, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus. Dan zijn we ook niet lan­ger meer onmondig, op en neder, heen en weer geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling ver­leidt, maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, Die het hoofd is, Christus” Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13-15). Daar moeten we aan werken vanuit een geest van duidelijk betrokken te

willen zijn. Vergeet bij dit alles ech­ter niet dat we als Christenen God op aarde vertegenwoordigen.

Gods representanten

Is er iets mooiers te bedenken? Uitverkorenen te zijn -neen- niet om een firma of bedrijf te vertegenwoor­digen. Maar wél een naam, één boven andere namen ons geschonken. Vertrouwelingen van God mogen en kunnen we zijn. Zijn Rijk en Jezus’ Evangelie en Leer van het Koninkrijk Gods vertegen­woordigen in woord en daad. Mensen wat een opdracht! Door bekering, wedergeboorte, waterdoop en Geestesdoop, krijgen we niet alleen deel aan de Goddelijke natuur, maar worden we bovendien in staat gesteld om ware V.I.P.-mensen te zijn. Very Important Person namelijk een door God Zelf uitverkoren en toegeruste representant. Mensen namelijk van Zijn Geslacht. Dit, hier op aarde te mogen en kunnen vertegenwoor­digen, gaat hier iéts bovenuit? U mag het noemen. Alles, maar dan ook werkelijk alles heeft God ons in Christus Jezus bereid om als V.I.P.-mensen, ja, als zonen Gods geopenbaard te worden. Verlang je daarnaar? Heb je alleen maar trek of een hartstochtelijke en niet te verzadigen dorst naar het méérdere dat God te bieden heeft? Namelijk God en Jezus Christus te kennen en naar buiten te brengen als V.I.P. en Topvertegenwoordiger! Eén en al verlangend om gerechtig­heid en waarheid uit te leven in een heilige en zuivere en reine levens­wandel. Dit alles vanuit Gods uitne­mende Geest waarin je gedoopt en vol van bent, en waar je vrijwillig en gehéél mee verbonden kunt zijn en blijven.

God verbreekt je ‘ik’ niet

Voor wie deze Geest van God nog niet ontvangen heeft, waarom tevre­den zijn met minder, daar waar het méérdere, door doop en volheid in heilige Geest van God als ‘onder­pand van je geestelijke erfenis’ op i- ligt te wachten? Heb je bij je doop in water werkelijk je oude leven afge­legd? Hiermede bedoel ik geenszins dat ‘je eigen ik verbroken diende te worden’, neen, want wie ben je dan nog als mens?

Je ‘ik’ van God ontvangen is naar “Zijn beeld en gelijkenis gescha­pen”. Wel, God verbreekt het niet, en jij hoeft dit ook niet te doen. De dui­vel probeert dit maar al te graag in jou plaats te doen. Zorg er dan maar voor dat je hem buiten de deur van je levenshuis houdt. En slaag je er niet in van ‘de werken van het vlees’ en de inwerking van boze geesten, krachten en machten te overwinnen, nogmaals, laat je dan bevrijden van die inwonende boze geesten en laat je dopen en vervullen in heilige Geest van God. Waar de mens Jezus nodig had gedoopt te zijn in heilige Geest Gods, kunt u het dan af met min­der?

Als ‘vertroeteling’ mag je bij Vader op schoot, luisterend aan Zijn boe­zem, je afstemmend en gehoorzaam één wordend met Zijn uiterste wils­beschikkingen ten eeuwigen leven. Zo leer je immers ook dezelfde gezindheid, deze van Jezus, te open­baren, doordat je juist nauwgezet handelt overeenkomstig Zijn Woord. Vanuit deze gezindheid dien je dan ook verlangend te zijn, de onderling ge samenkomsten en Bijbelstudies niet te verzuimen. Leergierig zijn om kennis en inzich­ten evenals wijsheid op te doen, ze om te zetten in eigen leven en ze samen als gezin en gemeente ook uit te leven. Daarbij werk je aan de geestesgaven, alsook aan de genade­gaven, welke geschonken zijn zowel individueel om jezelf en anderen te dienen en ze in dienst te stellen bin­nen de gemeente en als lichaam van Jezus Christus ook dienstbaar naar buiten uit.

Met zijn allen dus Goddelijk charis­ma ten toon spreiden. Het is immers juist doordat ‘geestesgaven met krachten’ zich openbaren in het lichaam van Christus dat je, en dit samen met je broeders en zusters, in staat gesteld wordt om volop bezig te zijn met en uit te zien naar de ‘openbaring of wederkomst’ van Jezus dé Christus in eigen leven, in dat van anderen in de gemeente. Daarbij zie je dan nauwlettend toe hoe je als betrokkene zelf eerst wan­delt, “niet als onwijze doch als wijze, je de gelegenheid te nutte makende, want de dagen zijn kwaad”, zegt Paulus in Efeze 5 vers 16 (Ef. 05:16). Niet de dagen op zich zijn dan kwaad, maar wat er in een dag zoal op een mens afkomt aan tegenwerkingen uit het rijk der duisternis. En hoe een mens zich hierin gedraagt, als slaaf en vertegenwoordiger van Dood en dodenrijk, of als vrije zoon van God en Zijn Koninkrijk van Leven. Ook gaat het erom, dat we als V.I.P’s wijze mensen zijn.

Ons levensdoel

Een wijs mens ben je, als je de opge­dane en verwerkte kennis, gekop­peld aan de eveneens opgedane en verwerkte inzichten op de juiste tijd en wijze namelijk deze in de geest van Christus, van toepassing weet te brengen. Nu, dan ben je een wijze man of en vrouw, een V.I.P.in Christus.

Er is immers maar één manier om in je werk voor de Heer vorderingen te hebben en dit is het ook lief te hebben!

Laat dit je levensdoel zijn. Want van­uit de verzen 10-11 roept de apostel Petrus op: “Beijver je daarom des te méér, broeder, zuster, om je roeping en verkiezing te bevestigen; want als je dit doet, zul je niet meer struike­len. Want zó zal je rijkelijk worden verleend, de toegang tot het eeuwige Koninkrijk van onze Here en Heiland, Jezus Christus”. Wees ook niet bang om naar déze dingen te streven. Neem ze aan en maak ze tot je persoonlijk eigen­dom. En wordt je hierin tegen geze­ten door de boze, ga dan allereerst na of hij bij jou mogelijk nog een kapstok vind om de vuile was aan op te hangen. Heeft hij mogelijk nog wat in de pap te brokkelen, of heeft hij misschien nog raakvlakken welk niet zijn afgeschermd? Wat laat je nog toe in je eigen hemel, gedachten en hart?

Zijn dit echter gebieden waar je overwinning in hebt en waar je ‘boven’ staat, voel je dan niet te min want juist jij bent uniek, waardevol en hooggeschat door God bedacht en onvervangbaar, een ware V.I.P.

Verlies hierbij ook niet volgende Goddelijke leefregel uit het oog: Niet waar je vandaan komt, maar de rich­ting die je inslaat, bepaalt, waar je

zult eindigen!

En dit individueel, als gezin en als gemeente. Beijver je hier maar in, dit is immers naar de wil van God. En zie met reikhalzend verlangen maar uit naar datgene wat beloofd is en zéker komen zal. Want Hij die beloofd is ook getrouw Hij zal het voorzeker ook doen en dit samen met jou, je gezin en in de gemeente.

U alle eer onze God, U alle glorie en lof

Ja een vreugdezang uit ons hart stijgt op

Met héél het engelenheir jubelen wij U ter eer

U bent groot en goed, geprezen zij Uw Naam

Gij zijt de Bron van ons aller bestaan. Halleluja!

 

Gericht op onszelf… of op de ander? Door Yvonne Sulman

Stemmingen bepalen in grote mate onze gedachten en ons handelen. Een vrolijke stemming leidt tot positieve gedachten en goede daden. Een treuri­ge, teleurgestelde, boze of tegendraadse stemming maakt niet alleen je eigen leven als een onweersbui, maar ook dat van anderen! De geest der verwerping kan ons maken tot onzekere, nerveuze, afwijzende, afstandelijke of wispelturige mensen. De geest van hysterie kan een demon­strerend, egocentrisch, overdreven, onrustig, verkrampt, chaotisch, panieke­rig, overgevoelig of aanstellend gedrag teweeg brengen. Een weerspannige geest bewerkt in ons gedragingen van verzet, eigenwijsheid, verheffing, eigenzinnigheid, irritatie, bitterheid, isolement, onlust, onmacht, passiviteit, blindheid en doofheid.

Deze kenmerken en typeringen van gedrag zijn gericht op onszelf. De hele wereld draait toch om jezelf? Of niet soms? Jezus liet in zijn leven een ande­re houding en andere eigenschappen zien. Hij was niet gericht op zichzelf, maar stelde zich ten volle dienstbaar aan zijn Vader en aan de mensen. Zo mogen en kunnen wij ook zijn. Gericht op God, volkomen in de vrijheid om ons leven volledig in te zetten voor zijn plan: het dienen van de mensen om ons heen. En dan niet alleen binnen je gezin, de jeugd, de huiskring of de gemeente, maar (net als Jezus) dienstbaar aan ieder mens die het goede van God wil ontvangen.

 

De prijs der roeping Gods Door Wim te Dorsthorst

De prijs der roeping Gods is een uit­drukking van Paulus als hij schrijft in Filippenzen 3 vers 4 (Filip. 03:04): “Maar een ding doe ik: Vergetende hetgeen ach­ter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen voor mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus”. Aan de hemelse roeping in Christus Jezus is te allen tijde voor iedere geroepene een heerlijk prijs verbon­den. Paulus stond voor ogen de prijs van de roeping als apostel en die wilde hij niet mislopen; ‘ik jaag naar het doel’, zegt hij.

Hij is eens opgetrokken geweest tot in de derde hemel, het paradijs Gods, en hij heeft daar onuitspreke­lijke dingen gezien en woorden gehoord, die het een mens niet geoorloofd zijn uit te spreken, zegt hij zelf. Hij zal gezien hebben wat de prijs der roeping Gods betekent; een heerlijkheid die niet in menselij­ke woorden is uit te drukken of te begrijpen.

Het is nooit in een men­senhart opgekomen, alles wat God bereid heeft voor degenen die Hem liefhebben 1 Korinthe 2 vers 9 (1 Kor. 02:09).

De prijs die de Heer Betaalde

Tegenover het ontvangen van een prijs gaat het ook om het betalen van een prijs. Het allergrootste voorbeeld hiervan hebben wij in de Heer Jezus. Hij heeft de allerhoogste prijs ontvangen in de schepping. Hij is gezeten aan de rechterhand Gods, Hem mogen we even als God, eren en aanbidden en alles is aan Hem onderworpen. Maar Hij heeft ook de allerhoogste prijs betaald. De apostel omschrijft dat in Filippenzen 2 vers 5 tot en met 11 (Filip. 02:05-11) heel beknopt en toch zo duidelijk: “Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, Die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiter­lijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoor­zaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader”!

Hier spreekt heel duidelijk uit waar­om de Heer Jezus de grootste prijs, de hoogste plaats, heeft gekregen. “Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken”, lezen we in vers negen. Daarom!! Om de hoogste prijs die Hij heeft betaald. Om Zijn gezindheid, om Zichzelf geheel en al te ontledigen en te ver­nederen, om in gehoorzaamheid aan de Vader de meest gruwelijke dood te sterven aan het kruis tot redding van de wereld, daarom is Hij uiter­mate verhoogd.

En dan begint de apostel dat gedeel­te in vers 5 met: “Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was”. Dat is eigenlijk een hele indringen­de oproep als je weet welke gezindheid in Hem was! Laat ik het voor ons maar zó verta­len: Welke prijs willen wij betalen? Wat willen wij afleggen? Wat is het ons waard? Willen wij, even als de Heer Jezus en evenals Paulus, alles prijs geven om de prijs van de roe­ping Gods niet mis te lopen?

De prijs berekenen

In Lucas 14 vers 28 tot en met 32 (Luc. 14:28-32) spreekt de Heer over de prijs bereken om hem te vol­gen. Aan het slot van Zijn betoog zegt Hij dan in Lucas 14 vers 33 (Luc. 14:33): “Zo zal dus niemand van u, die niet afstand doet van al wat hij heeft, mijn discipel kunnen zijn”.

Dat zijn best moeilijke woorden van de Heer, want het is toch alleen maar een feest om bij Hem te horen en Hij lost toch juist alle problemen op? Ja, dat is maar een deel van de waarheid! Het andere deel van de waarheid is dat de Heer van Zijn discipelen vraagt zichzelf te verloo­chenen zoals Hij dat ook gedaan heeft, en iedere dag z’n kruis op te nemen en Hem te volgen Lucas 9 vers 23 (Luc. 09:23).

Voor de Heer Jezus -wij zagen het- was de prijs die Hij ontving de aller­hoogste plaats in de schepping! Voor Paulus was het de prijs van het apostelschap. Natuurlijk is de Heer Jezus ons grootste voorbeeld, maar misschien staat Paulus wat dichter bij ons als gewoon mens. Hij zegt ook: “Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg” 1 Korinthe 11 vers 1 (1 Kor. 11:01). Paulus heeft ook alles afgelegd en achter zich gelaten. Zijn hele theolo­gische studie en het aanzien wat hij daaruit had, heeft hij schade geacht en hij zegt: “Om Zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen” Filippenzen 3 vers 8 (Filip. 03:08). Dat doel stond de apostel helder voor ogen. En dan begrijpen we er al meer van. Dan gaan we zien dat Paulus niet Christus kon winnen, dat wil zeggen: dat het leven van Christus zich in zijn leven zou open­baren, zonder al het oude radicaal op te geven. Je kunt niet een discipel van Jezus zijn zonder van alles afstand te doen!

De roeping Gods

Ik denk dat het wel eens goed is bij je eigen roeping stil te staan. Wij zijn immers allemaal geroepen met een heilige roeping; uitverkorenen en geliefden Gods. Hoe kijk ik tegen die roeping aan en wil ik de prijs betalen die de Heer Jezus vraagt?

Gelukkig weten wij dat het de Heer niet te doen is om een volk wat na de bekering maar onveranderd door blijft leven ‘omdat ze toch wel in de hemel zullen komen’! Nee, de Heer verwacht dat als vrucht het zoon­schap zal worden voortgebracht. Zonen Gods waar hemel en aarde verlangend naar uitzien. Een onbe­rispelijke gemeente naar geest, ziel en lichaam. Geheiligd en gereinigd door het waterbad van het woord en de kracht van de heilige Geest. Een volk dat naar het beeld van de Heer veranderd is en wandelt zoals Hij tij­dens Zijn dagen in het vlees gewan­deld heeft 1 Johannes 2 vers 6 (1 Joh. 02:06). Een konink­lijk priestervolk om met de Heer als koningen te regeren in het duizend­jarig rijk, ja zelfs tot in alle eeuwig­heden Openbaring 22 vers 5 en Daniel 7 vers 18 (Openb. 22:05 en Dan. 07:18). Daartoe is de gemeente geroepen en dat is haar bestemming. Geroepen tot Gods eigen koninkrijk en heer­lijkheid

1 Thessalonicenzen 2 vers 12 (1 Thess. 02:12).

Petrus zegt: “De God van alle genade, Die u in Christus geroepen heeft tot Zijn eeu­wige heerlijkheid” 1 Petrus 5 vers 10 (1 Petr. 05:10). De prijs of het loon der roeping Gods is duizelingwekkende heerlijk­heid; Gods eeuwige heerlijkheid!

Leven als nieuwe schepping

Het Koninkrijk Gods is het leven van Christus in het hart van de gelo­vigen en dat kan alleen maar gebouwd worden in volkomen over­gegeven harten. Hemelburgers, huisgenoten van God, kunnen niet een dubbel leven leiden; doorgaan met het oude leven en daar het nieu­we proberen in te passen. Dat is onmogelijk!

Het oude en het nieuwe is niet met elkaar te vermengen. De Heer Jezus heeft dat uitgelegd toen Hij er over sprak dat je niet een nieuwe lap op een oud kledingstuk moet zetten en dat je jonge wijn niet in oude zak­ken kunt doen Lucas 5 vers 36 tot en met 38 (Luc. 05:36-38). Die vernieuwing is bij waarachtig wedergeborenen niet ineens als bij toverslag op orde, nee, dat is een proces van afleggen van het oude en aandoen van het nieuwe leven in Christus, van verandering naar Zijn beeld door woord en Geest. Maar er is een wilsbeslissing nodig om deze weg te kunnen gaan. De Heer Jezus vraagt: wie wil Mijn dis­cipel zijn en wie wil achter Mij komen? Wil je dat? Ja? Dan ook van alles afstand doen wat je voortgang zou kunnen hinderen. Er moet een hele nieuwe denkwereld gevormd worden om van daar­uit een heel nieuw leven te leven door de heilige Geest. Ons geloofsleven staat voortdurend onder druk. De duivel zal alles in het werk stellen om onze aandacht af te trekken van het doel wat God voor ogen staat met Zijn volk. Naarmate de eindtijd vordert zullen de verleidingen om andere wegen te bewandelen toenemen. En al zal God er op toezien dat we niet boven vermogen verzocht worden 1 Korinthe 10 vers 13

(1 Kor. 10:13), we zullen dagelijks volhar­dend, in geloof en geduld, onze weg moeten gaan om de prijs der roe­ping Gods in ontvangst te kunnen nemen.

De kroon des levens

Paulus noemt de prijs der roeping Gods: “de krans der rechtvaardig­heid”

2 Timoteüs 4 vers 8 (2 Tim. 04:08). Het Griekse woord voor krans of erekrans is “Stephanos” en wordt ook vertaald met “de kroon des levens”. De Heer Jezus zegt in Openbaring 2 vers 10b (Openb. 02:10b): “Wees getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens”. Dat is de kroon op het levenswerk! De Heer zelf zal dus de prijs uitrei­ken bij Zijn komst. In 2 Timotheüs 4 vers 8 (2 Tim. 04:08) zegt de apostel: “Voorts ligt voor mij gereed ‘de krans der rechtvaardigheid’, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen die zijn verschijning heb­ben liefgehad”. “Te dien dage”, is dus bij de wederkomst van de Heer. De apostel Petrus zegt hiervan: “En wanneer de Opperherder verschijnt, zult gij ‘de onverwelkelijke krans der heerlijkheid ver­werven” 1 Petrus 5 vers 4 (1 Petr. 05:04).

De wedloop lopen

Met deze uitdrukkingen: ‘prijs’, ‘krans’, ‘erekrans’, ‘onverwelkelijke krans’, zet de Bijbel de levensweg van de christenen in het beeld van de sportwereld om daar een voor­beeld aan te nemen. God heeft in zijn wijsheid voorzien hoe belang­rijk de sport zou zijn, juist ook in de tijd waarin wij nu leven. Wij kunnen dagelijks zien, horen, lezen, wat top­sporters er voor over moeten hebben om in de prijzen te vallen. Jaren en jaren van training, zelfverloochening en zelfdiscipline.

In 1 Korinthe 9 vers 23 tot en met 27 (1 Kor. 09:23-27) schrijf Paulus de bekende, aan de sportwe­reld ontleende, woorden: “Alles doe ik ter wille van het evangelie, om er zelf ook deel aan te krijgen. Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts één de prijs kan ontvangen? Loop dan zó, dat gij die behaalt! En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een vergankelij­ke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke. Ik loop dan ook maar niet in den blinde en ik ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat. Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden”.

De apostel, geleid door de heilige Geest, past het sportgebeuren heel kundig toe op de dagelijkse levens­wandel van de gelovigen, die er ook, evenals de sportlieden, alles voor over dienen te hebben om die onver­gankelijke erekrans in bezit te kun­nen nemen.

Enkele opmerkingen bij wat Paulus zegt in dit gedeelte om deel te krij­gen aan de heerlijkheid van het evangelie, ‘de onvergankelijke ere­krans’:

Alles doen en er alles voor over wil­len hebben om er deel aan te krij­gen, wat dat ook kost, evenals de topsporters.

Als je er vanuit zou gaan dat bij deze wedstrijd ook maar één de prijs kan behalen, loop dan zó, dat gij die behaalt!

Je in alles beheersen, zoals topspor­ters dat ook doen! Zelfbeheersing completeert de vrucht van de heilige Geest Galaten 5 vers 22 (Gal. 05:22). Je beheersen dat je geen dingen doet die geen nut hebben of zelfs schadelijk zouden kunnen zijn om het doel Gods met je leven te bereiken. Iedereen kan daar wel voorbeelden van bedenken voor z’n eigen leven.

– Je lichaam in toom houden. De Statenvertaling zegt: “Maar ik bedwing mijn lichaam, en breng het tot dienstbaarheid”. Het vlees wil nog o zo graag meespreken en ons leven bepalen, maar de apostel heeft geleerd en geeft ons het advies het lichaam zó te beheersen dat het doet wat de heilige Geest verlangd. Paulus weet dat velen struikelen door de lichamelijke begeerten te volgen en daarom de waarschuwing, wil je de prijs behalen, het lichaam in bedwang te houden. In Romeinen 8 vers 13 (Rom. 08:13) spreekt hij van de werkin­gen van het lichaam te doden door de heilige Geest. Doe je dat niet, dan zou je wellicht hierom afgewezen kunnen worden!

De regels van de kamp

In 2 Timoteüs 2 vers 5 (2 Tim. 02:05), merkt de apostel nog op: “En is iemand een kampvechter, dan ontvangt hij de krans alleen, als hij volgens de regels van de kamp heeft gestreden”. Evenals bij de sport zijn er voor de gelovigen ook regels om de erekrans uit de handen van de Heer Jezus te kunnen ontvangen. Eén van de , regels is: de kleding! Bekleed je met de vrucht van de heilige Geest, dat is het karakter en de gezindheid van Jezus Christus. Dat vinden we mooi verwoord in Kolossenzen 3 vers 12 tot en met 14 (Kol. 03:12-14): “Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo. En doet bij dit alles de liefde aan, als de band der volmaakt­heid.”

Hebreeën 6 vers 11 en 12 (Heb. 06:11-12), spreekt van ijver blijven betonen tot de verwe­zenlijking der hoop tot het einde toe en door geloof en geduld de beloften beërven.

Geloof, geduld, volharding en trouw, dat zijn de sleutelwoorden als het er om gaat het einddoel Gods te berei­ken en de kroon des levens uit de hand van de Heer te kunnen ontvan­gen. Juist op deze punten zal de gelovige zwaar beproeft worden, want de duivel zal aanzetten tot ontevredenheid om dat het al zo lang duurt en hij zal steeds listiger proberen de gelovigen op dwaalwe­gen te leiden. Wij zijn er overduide­lijk voor gewaarschuwd in het Woord van God door de Heer Jezus en de apostelen. “Laten wij afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die voor ons ligt. Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de leidsman en volein­der des geloofs, die, om de vreugde, welke voor Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rech­terzijde van de troon Gods” Hebreeën 12 vers 1b en 2  (Heb. 12:01b-02).

 

 

Geduld door Froukje Huis

 

’t Is tamelijk druk in de wachtruimte van het ziekenhuis. Patiënten voor verschillende afdelingen wachten rustig op hun beurt.

Dick meldt zich voor de oogarts en we zoeken een plaatsje. Assistenten lopen heen en weer met mappen en verdwijnen achter gesloten deuren. Een deur gaat open en een naam wordt omgeroepen. Iemand staat op en gaat naar binnen. Hier en daar wordt zachtjes gepraat, anderen zitten te lezen. Een oudere vrouw snuf­felt in de tijdschriften en komt dan bij ons zitten. Al gauw begint ze met luide stem tegen mij te praten, zo luid dat we de volgende oproep niet kunnen verstaan. Ze onderbreekt zichzelf: o, dat ben ik, en haast zich naar het kamertje. Dick krijgt een vooronderzoek en moet zich daarna om de 10 min. melden voor oogdruppels. Mensen verdwijnen, nieuwe patiën­ten komen maar het wordt steeds rustiger. Aan de overkant is een jon­geman binnengekomen met een oude vrouw in een rolstoel. Er heerst stilte.

Plotseling: ‘Dokter, dokter!’ een luide stem. Iedereen kijkt verschrikt op. ’t Is de oude vrouw. De jonge­man buigt zich over haar heen om in het van hem afgekeerde oor te fluisteren. Stilte. ‘Ik wil naar huis!!’ De jongeman buigt en fluistert. ‘Ik wil naar huis, de dokter is er niet!!!’ Stilte. ‘Het duurt te lang, ik wil een andere dokter!’ ‘Die is er niet’ fluistert de man. ‘Hoe gaan we hier weg?’ ‘Met een taxi.’ ‘Bel dan een taxi, ik wil naar huis.’ ‘Als we bij de dokter geweest zijn’ ‘De kinderen zitten alleen.’ De man buigt en fluistert. ‘Dokter! Er is geen dokter.’ De man stelt haar gerust. ‘Ik moet naar de w.c.’

Het einde van alle tegenspraak. De man staat op en rijdt de vrouw weg.

Wat een trieste situatie als een mens door dementie zo zijn waardigheid verliest, bedenk ik. Maar de vriende­lijkheid en het geduld van de man waren bewonderenswaardig.

In hem zie ik plotseling iets van de Here Jezus, die met nog groter lief­de en geduld luistert naar onze smeekbeden en verzoeken. ‘Heer ik heb het U gevraagd en er is nog niets veranderd. Wanneer lost U de zaak op?’ ‘Heer ik heb nog steeds pijn, hoort U me niet?’ ‘Waarom ben ik nog steeds niet hersteld Heer’ Er staat toch in de bijbel: “Indien gij Mij iets vraagt in mijn naam, Ik zal het doen” Johannes 14 vers 14 (Joh. 14:14). God doet het ook, maar wij moeten geduld leren, we willen immers op Jezus gaan lij­ken?

In Heb. 10:36 zegt de Heer: “Want gij hebt volharding nodig om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is”. In vers 35 wor­den we opgeroepen onze vrijmoedig­heid niet prijs te geven; we mogen God alles vragen.

Dan belooft Jezus ons: “… al wat gij bidt of begeert, gelooft dat gij het hebt ontvangen en het zal u geschie­den” Markus 11 vers 24 (Mark. 11:24).

Laten we elkaar aanmoedigen en ondersteunen in geloof en geduld want Gods beloften gaan in vervul­ling.!

 

Het laatste lied van Mozes Door Klaas Goverts

Mozes was oud geworden. Veertig jaar door de woestijn gelopen met een groot volk. Hij weet dat het afscheid nadert. Nog eenmaal gaat hij staan voor de mensen, met wie hij zoveel lief en leed heeft gedeeld. Hij heeft hun vaders en moeders gekend, nu staat hier een nieuwe generatie, het land is eindelijk  in zicht, zijn ze er klaar voor? Dan denk je: wat kan ik ze nog mee­geven? Mozes zegt: ik zal nog een lied voor jullie zingen. Daar staat hij, als een markante gestalte, wel ver­grijsd maar niet gebroken. Wel bejaard maar niet verduisterd, want zijn oog was niet verdonkerd en zijn kracht niet uitgedoofd. Deuteronomium 32 is het laatste lied van Mozes. Zijn slotlied. Daarna geeft hij het volk de zegen. Het lijkt wel een samenkomst; we zingen nog een lied, dan wordt de zegen uitge­sproken en ieder gaat zijns weegs. Wel thuis en tot ziens. Mozes zingt, hij zegent en dan is het voor hem: wel thuis. Hij gaat naar zijn eeuwig huis. Wat zal hij zingen in zijn laat­ste lied, zijn zwanenzang? Aan het eind van Deuteronomium 31 zegt Mozes zelf, wanneer hij zijn lied aankondigt: Dit lied zal getuigen in u. De NBG – vertaling zegt: het zal getuigen tégen u; maar letterlijk staat er: het zal getuigen in u. Deuteronomium 31 vers 21 (Deut. 31:21): “Het zal geschieden wanneer vele rampen (of kwade dingen) en benauwdheden hen zullen treffen, dan zal dit lied in hen getuigen, in hen getuigenis afleggen, want het zal in de mond van hun zaad niet vergeten worden”. En Mozes schreef dit lied op en leer­de het aan de kinderen Israëls (vs. 22). Mozes als voorzanger, heel het volk zal het lied overnemen en’ het zal zich een weg banen door de tijden en door de harten heen. Dit lied zal met hen meegaan, over de grens van woestijn en land, over de grens van vandaag en mor­gen, over de grens van vreugde en verdriet, en juist op wezenlijke momenten zal dat lied in jou zijn als een getuigenis. Als een innerlijke kracht. Juist als je het nodig hebt, zal het in jou beginnen te zingen. Het is om zo te zeggen een zelf-zingend lied. Want het is een goddelijk lied. Een lied waarin geest is, adem Gods.

De aanhef

Hoe gaat Mozes zijn lied inleiden? We letten op de eerste strofe. De hemel en de aarde worden uitgeno­digd om mee te luisteren. Het is een lied met grootse afmetingen. Mozes zingt maar niet voor de huiskamer, hij zingt voor de hele wijde wereld. Zijn lied moet de wereld door. Door de wereld gaat een woord… Het is van ver strekkende betekenis. Daar in de woestijn, in het grens­gebied op de drempel van Kanaän, zingt Mozes woorden die geldigheid hebben voor de hele kosmos. “Neigt uw oor, gij hemelen, dan wil ik spreken, en de aarde hore naar de woorden van mijn mond”. Zo begint het lied. Hemelen en

aarde, dat is samen de hele schep­ping. En dan gaat Mozes er dieper op in, wat het karakter van zijn lied zal zijn.

“Mijn leer druipe als regen, mijn rede druppele als dauw, als regen­buien op het jonge groen, en als regenstromen op het kruid” Deuteronomium 31 vers 2 (Deut. 31:2). Een aantal beelden wordt hier gebruikt; beelden die allemaal met elkaar verband houden. Maar het is de moeite waard er eens goed naar te kijken.

Mijn leer

Het woord dat hier staat, lèqach, duidt aan: wat de horende ontvangt. In wezen is het dus een heel mooi beeld: je bent één en al oor en ter­wijl je bezig bent te luisteren, ont­vang je iets. Het heeft dus te maken met innerlijk afgestemd zijn, met een geestelijke antenne. Het kan ook inzicht aangeven. Er ligt derhalve een heel andere dimensie in dan je op het eerste gehoor zou denken. We bevinden ons hier niet in de sfeer van doctrine en dogma. Niet de leer of de leerstelligheid is bedoeld, maar we zien hier Mozes als profe­tisch mens. Hij legt zijn oor te luisteren en verstaat de stem van de Geest.

En dan zegt hij: mijn inzicht druipe of druppele als regen. Deze leer (als we dat woord willen handhaven) is verkwikkend, zoals de regen op het veld, zoals een milde stroom op het dorre land.

Het woord ‘druipen’ of ‘druppelen’ hangt oorspronkelijk samen met een begrip dat wolken kan aan­duiden (in het oude Babylonisch) of met de eerste regen. Parallel daar­mee wordt gezegd dat de uitspraak van Mozes moge vloeien als de dauw. Dauw is heel zacht, geruis­loos, dauw komt nooit met geweld. De woorden die Mozes gaat zingen, ze komen niet als een bulldozer over het hart; ze zijn niet als een lawine, die de mens verplettert. Ze zijn stil en heilzaam als de dauw op de akker, in de vroege ochtend.

Regenbuien

Woorden komen als regenbuien op het jonge groen. De term die hier de regenbuien typeert, komt uitsluitend in deze tekst voor.

De sfeer van het woord is als volgt aan te geven: het gaat om ruisen, murmelen, zachtjes vloeien; het beeld van motregen, stille nevelre­gen. Het kruid is eigenlijk het jonge, frisse groen, het lentegras; het woord komt ook voor in het schep­pingsverhaal: dat de aarde jong groen voortbrenge Genesis 1 vers 11 (Gen. 01:11). En in Psalm 23 vers 2 (Ps. 023:002) lezen we over de groene, grazige weiden. De woorden van Mozes zijn als regenstromen op het kruid; hier gaat het over flinke buien, die net even het gewas raken. Het land wordt erdoor tot leven gebracht. En dan vervolgt Mozes: ik zal de Naam des Heren uitroepen. Als Mozes één ding geleerd heeft in zijn lange omzwerving door steppe en woestijn, dan is het wel dit: het gaat om de Naam. Want die Naam is Gods wezen, zijn identiteit. Die Naam is de regen op de akker. Die Naam is verkwikking, heil­zaam, genezend. Zo is de Naam van Jezus: o zoete Naam met uw verborgen schatten, gij zijt voor mij een goddelijk geschenk.

 

De heerlijkheid van Gods erfenis door Peter Koumans

Eigenlijk wordt niet vaak gesproken of geschreven over de erfenis, die de gelovigen bij God te wachten staat. Onze aandacht is vooral gericht op de problemen die we vandaag heb­ben in ons bestaan. Dat kan betrek­king hebben op ons werk, onze stu­die, ons gezin, vooral onze kinderen. Misschien hebben we moeite met onze gezondheid. We leven in een maatschappij waarin alles druk, druk en nog eens druk is. We vinden haast geen tijd voor onszelf. Maar ook alles wat met ons geloof te maken heeft legt een beslag op onze tijd. Bij de opbouw van ons geeste­lijk leven zijn we vooral bezig met het pogen een beter Christen te wor­den. En daar zijn de meeste preken op gebaseerd. Op zich is dat niet ver­keerd. Maar het gevolg is wel dat men vooral is gericht op het nu. Vandaag leven we, vandaag willen we resultaten zien. En dat geldt voor alle aspecten van het leven. Paulus waarschuwt ons in 1 Korinthe 15 vers 19 (1 Kor. 15:19) om niet alleen naar de situatie van ons aards leven te kijken: “Indien we alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn we de beklagenswaardigste van alle mensen”. Dat is een boute uitspraak! Maar vroeg of laat, en hopelijk niet te laat, worden ieder van ons gesteld voor de vraag: wat gebeurt er na mijn dood?

Waarheen na onze dood?

Dat is een vraag, waarop men heel verschillende antwoorden geeft. En dat kan gemakkelijk omdat nog nie­mand is teruggekomen uit de dood om ons dat te vertellen. In de Bijbel wordt wel een aantal gevallen genoemd van mensen die^ dood zijn geweest, maar weer levend gemaakt werden door God en door Jezus Christus. Maar op die plaatsen legt de Bijbel niet uit waar die men­sen geweest zijn toen zij dood waren. Van Jezus Christus wordt vermeld dat Hij het evangelie ver­kondigde aan de geesten in de gevangenis toen Hij gestorven was 1 Petrus 3 vers 19 (1 Petr. 03:19). Maar dan geeft geen aanwijzing voor ons omdat Jezus heeft beloofd dat degenen, die Zijn woord bewaren de dood niet zullen zien Johannes 8 vers 52 (Joh. 08:52) en bij de Here hun intrek zullen nemen 2 Korinthe 5 vers 8 (2 Kor. 05:08).

Daarom hebben veel Christenen hebben wel een idee waar we heen zullen gaan na onze dood. Zeker niet als de oude Germanen die in het walhalla bier dronken uit de schedels van de overwonnen vijan­den. En ook niet als Palestijnse zelf­moordenaars, die verteld werd dat zij na hun dood zouden worden ont­vangen door een aantal schone maagden.

Tegenwoordig geloven veel mensen in reïncarnatie. Zij geloven dat zij al eerder op de aarde geleefd hebben en verwachten in een betere positie weer als mens op aarde te komen. Sommige Christenen, die erg in zwart-wit denken, menen dat er twee mogelijkheden zijn: je komt in de hel of je komt in de hemel. De hel is voor degenen, die niet in Jezus Christus geloven. Daar is een eeu­wig brandend vuur en wordt altijd pijn geleden. De hemel is iets heel bijzonders. Daar zou een stad met gouden straten zijn en paarlen poor­ten. Daar komen ze te wonen in een huis door de Heer toebereid. Nog anderen baseren hun visie op wat mensen hebben meegemaakt bij een bijna dood ervaring. Volgens een zuster in de Heer, die ik ken, had zij gelopen in een prachtige tuin vol bloemen. Het was er zó prachtig en vredig dat zij niet meer terug wilde. Ik beweer niet dat dit laatste juist is, wel dat het maar een schijntje is van hetgeen we werkelijk kunnen ontvangen.

De bijbel over onze erfenis

Het is voor ons jammer dat de Bijbel niet heel duidelijk is over wat ons te wachten staat. Toch staat er meer over in dan de meeste Christenen weten.

Maar eerst nog dit: wat ons te wach­ten staat is in het Koninkrijk van God en dat is een geestelijk Koninkrijk. Voor de mens met zijn natuurlijke zintuigen is dat niet te vatten of te beschrijven. Dat maakte het voor Johannes zó moeilijk om met woorden te beschrijven wat er plaats vindt in de hemelse gewesten en hoe het hemelse Jeruzalem eruit ziet. Je kunt proberen alles letterlijk te nemen. En dan krijg je een heel vreemde stad. Die stad is even lang als breed, maar ook de hoogte zou gelijk zijn aan die lengte. De straten zijn van goud en ieder van de twaalf poorten waren uit één parel gemaakt. Het zijn menselijke beschrijvingen van een hemelse geestelijke plaats. Wat zeker is dat we delen in een erfenis. Misschien is erfenis niet het goede woord, maar zouden we beter van een erfdeel kunnen spreken. Van een erfenis spreekt men als de erflater gestorven is. In zekere zin is dat bij ons zo: Jezus Christus is gestorven. Maar Hij is ook opge­staan en heeft Zelf het voor Hem bestemde erfdeel in ontvangst geno­men.

Romeinen 8 vers 17 (Rom. 08:17) zegt het zo: “Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking. Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden.” En 1 Petrus 1 vers 3 en 4 (1 Petr. 01:03-04) stelt: “Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons naar zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop, tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen weggelegd is voor u”. Er is dus voor ons een onverganke­lijke erfenis. Een erfenis die niet ophoudt, of die vergaat zoals op aarde. Het is een onbevlekte erfenis, dus er zitten geen nare gevolgen is als je hem aanvaardt. In de wereld kan je wel een erfenis krijgen met als bepaling dat je alle lusten en las­ten daarbij accepteert. Als je niet uit­kijkt zou het kunnen gebeuren dat de schulden van die erfenis groter zijn dan de “lusten”. Verder is de erfenis onverwelkelijk. Hij verliest niet in de loop van de tijd zijn waarde. Er is geen Goddelijke inflatie!

Wat is onze erfenis?

Onze erfenis is in één woord te omschrijven: een kroon! Nu denk u wellicht aan dat liedje: een kroon zeer schoon wacht ons aan gindse kust.

Dat staat in Jakobus 1 vers 12 (Jak. 01:12): “Zalig de man, die in verzoekingen vol­hardt, want, wanneer hij de proef heeft doorstaan, zal hij de kroon des levens ontvangen, die Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben”. En Openbaring 2 vers 10 (Openb. 02:10) zegt: “Wees getrouw tot den dood en Ik zal u geven de kroon des levens”. Wat houdt het hebben van een kroon nu in? Dat betekent dat je een koning bent. Dat moet men geeste­lijk zien. Een koning heeft macht, invloed, heeft een bepaald gebied onder zich en de daarin bevindende mensen behoren tot zijn onderda­nen, die hem moeten gehoorzamen. Dat wordt onze positie straks als we nu gelovig volharden om God te die­nen in ons natuurlijke leven.

Een koning zijn

2 Timoteüs 2 vers 11 en 12 (2 Tim. 02:11-12) stelt: “Het woord is betrouwbaar: immers, indien wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven; indien wij volharden, zullen wij ook met Hem als koningen heersen”. Wanneer zal dat gebeuren? Openbaring 5 vers 10 (Openb. 05:10) spreekt hier­over: “En zij zongen een nieuw gezang, zeggende: Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen; want Gij zijt geslacht en Gij hebt hen voor God gekocht met bloed, uit elke stam en taal en volk en natie; en Gij hebt hen voor God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde”. Dat is nu nog toekomst, maar zal plaats vinden als Jezus Christus terugkomt op de aarde bij het begin van het duizend­jarig rijk.

Dat zegt Openbaring 20 vers 4 (Openb. 20:04) “En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen van hen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest noch zijn beeld hadden aange­beden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand ont­vangen hadden; en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang.” Maar daar blijft het niet bij. Ook daarna, als er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde is gekomen, krij­gen die koningen onder Jezus Christus een taak. Dan zijn alle doden opgewekt en hebben het laat­ste oordeel ondergaan. Hierover staat in Openbaring 22 vers 4 en 5 (Openb. 22:04-05): “En niets vervlóekts zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen Hem ver­eren, en zij zullen zijn aangezicht zien en zijn naam zal op hun voor­hoofden zijn. En er zal geen nacht meer zijn en zij hebben geen licht van een lamp of licht der zon van node, want de Here God zal hen ver­lichten en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheden.” Daarop duidt ook de beschrijving in Openbaring 22 vers 2 (Openb. 22:02) waar wordt gezegd dat aan weerszijden van de rivier van het leven het geboomte des levens staat. Dat is een beeld van de zonen Gods, die op Jezus lijken, die zelf de boom des levens is. Dat geboomte draagt iedere maand twaalf maal vrucht en zijn bladeren zijn tot genezing van de volken. Dus ook dan zullen de zonen Gods wor­den ingezet tot herstel van de men­sen. Maar ook nu al ontvangen we een koninklijke positie door de heili­ge Geest die we kunnen ontvangen. Dat zegt Efeze 1 vers 13 en 14 (Ef. 01:13-14): “In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werd, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid.” Hier wordt de vervulling met de heilige Geest verbonden met de komende erfenis

Ongelijk verdeeld

Zoals we hiervoor hebben gelezen, zullen alle gelovigen delen in de erfenis. Maar het is niet zo dat allen een even groot deel zullen krijgen. De een zal meer krijgen, de ander minder. Dat hangt af van het oordeel van God over onze werken, die we deden op aarde. Daarop duiden een aantal Bijbelteksten. Een heel beken­de is de gelijkenis van de ponden Lucas 19 vers 12 tot en met 25 (Luc. 19:12-25). De slaaf, die de meeste winst had gemaakt kreeg bij de terugkeer van zijn heer het gezag over 10 steden, de slaaf die wat min­der winst had gemaakt, kreeg gezag over 5 steden. De slaaf die niets had gedaan met het gekregen pond, moest dat teruggeven en kreeg niet Ook 1 Korinthe 3 vers 10 tot en met 15 (1 Kor. 03:10-150 geeft een soortgelijke aanwijzing. Je dient te bouwen op het funda­ment van ons geloof: Jezus Christus. En dan zorgen dat je bouwt met goud, zilver, kostbaar gesteente. Want als dat werk lijkt op hout, hooi of stro, zal dat vergaan door het oor­deel met vuur.

Je zal dan wel behouden worden, maar je werken gaan verloren. Het lijkt er dus op dat je je positie in het Koninkrijk van God moet verdie­nen met goede werken. Maar 1 Korinthe 13 vers 3 (1 Kor. 13:03) zegt duidelijk: “Al ware het, dat ik al wat ik heb tot spijs uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam gaf om te worden brand, maar had de liefde niet, het baatte mij niets”. En inderdaad is het grote gebod om God lief te heb­ben en je naaste als jezelf.

Gods oordeel

Het is maar goed dat niet wij, maar God onze werken zal beoordelen. Wij kijken gemakkelijk alleen maar naar de zichtbare werken. Voor ons zouden de zogenaamde grote Godsmannen en Godsvrouwen, die wonderen en tekenen verrichten, de hoogste plaatsen krijgen. De zwak­ke, de zieke, de gehandicapte men­sen zouden bij ons niet veel kansen krijgen.

Maar Gods oordelen zijn altijd recht- vaardig. Hij kent al onze mogelijk­heden, kent al onze zwakheden, onze beperkingen en ook onze motieven waarmee wij iets doen. En daar houdt Hij rekening mee. In Matteüs 25 vers 34 tot en met 41 (Matt. 25:34-41) beschrijft Jezus ons de eenvoudige liefdevolle daden die een mens tot erfgenaam maken. Jezus liet ons zien bij het penningske van de arme weduwe Lucas 21 vers 1 tot en met 4 (Luc. 21:01-04) dat God rechtvaardig is. Volgens Zijn oordeel had zij het meeste in de offerkist geworpen. Daarom is het voor ons moeilijk en meestal onmogelijk om te oordelen in hoeverre de goede werken van anderen “vuurbestendig” zijn. Ja, zelfs ons oordeel over ons eigen werken moeten we voorzichtig stel­len. De boze is er altijd op uit om ons verwijten te maken, om ons klein te houden. Daarom moeten we te rade gaan bij God. Hij wil ons door de heilige Geest duidelijk maken wat bij ons goed is en min­der goed. Hij is vol liefde en is een barmhartig Vader, die Zijn kind altijd wil bemoedigen, vertroosten en versterken.

Geen goede werken mogelijk

Helaas zijn er heel wat mensen, die niet in de gelegenheid zijn geweest om goede werken te verrichten. Ik denk hierbij aan jong gestorven kinderen, maar ook aan gehandicapte mensen. Er zijn vele mensen, die te vroeg stierven om zich volledig te kunnen ontplooien en dus geen of te weinig gelegenheid hadden om goede werken uit te voeren. Dan kan je denken aan oorlogsslachtoffers, gesneuvelde soldaten, aan mensen die vermoord werden, maar ook aan mensen, die door ziekten of ongeval­len stierven.

Ik geloof dat God zulke mensen ook na hun dood mogelijkheden geeft om zich geestelijk te ontwikkelen. Er is hierover maar weinig in de bijbel te vinden. Misschien heeft hierop Openbaring 21 vers 3 tot en met 8 (Openb. 21:03-08) betrekking. Daarin belooft de Heer dat Hij alle tranen zal afwissen en dat Hij alle dingen nieuw maakt.

En Openbaring 22 vers 1 tot en met 3 (Openb. 22:01-03) waar­in gezegd wordt dat aan weerszijden van de rivier des levens het geboom­te des levens staat, waarvan de bla­deren zijn tot genezing van de volke­ren. Het herstel gaat dus door, ook in de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

Een opmerkelijk boekje is in 1962 verschenen als een uitgave in samenwerking met de stichting “Vuur” met als titel “Hij zag de hemel, visioenen van Sadhoe Soendar Singh”. Dit boekje is voorzien van een uitgebreide inleiding

van Ds. W. W. Verhoef. Hierin wor­den een aantal visioenen beschre­ven, die Sadhoe Soendar Singh had ontvangen. Hij kwam uit India en heeft in de jaren 20 van de vorige eeuw diepe indruk nagelaten door zijn geloof in de Heer. In de visioe­nen is hij in de geest in de hemel geweest en heeft daar bijzondere dingen geleerd in het bijzonder over het leven na de dood. Sommige dingen uit die visioenen kan ik niet goed plaatsen. Volgens mij worden die wel erg kinderlijk en aards beschreven. Bijvoorbeeld toen een kind van God bij zijn hemelse huis aankwam, zag hij bij de deur in lichtende letters het woord “welkom” en een geluid dat tot hem welkom zei.

Maar wat in verband met ons onder­werp wel zeer van toepassing is, is dat in die visioenen naar voren komt dat er in de hemel een plaats is waar engelen voor gestorven kinderen zorgen en hen onderrichten in hemelse wijsheid zodat zij geestelijk volwassen worden. Er zou ook in de hemel een plaats zijn waar pas ge­storven volwassenen onderricht krij­gen als zij dat willen. Op die plaats komen geen mensen, die zich bewust hebben verbonden met boze geesten. Die laten hen niet los en voeren hun slachtoffers naar de duisternis.

Ik geloof dat in deze visioenen Gods liefde wordt getoond ten opzichte van de mensen, die geen of weinig kansen in hun aardse leven hebben gehad.

Het is zeker geen aanwijzing dat mensen, die hun kansen niet heb­ben gebruikt, een tweede mogelijk­heid krijgen om dat alsnog goed te maken.

Aansporing

Het voorgaande is hoop ik een aan­sporing om nog bewuster met de Heer te leven, om attenter en meer toegewijd de Heer te dienen en open te staan voor onze naasten. Het gaat erom om een schat in de hemel te verzamelen.

Het zal ons eeuwig spijten als we hierin te kort schieten. En dan zou­den we niet de onverwelkelijke krans van de heerlijkheid ontvangen 1 Petrus 5 vers 4 (1 Petr. 05:04), dan zou kunnen blijken dat we geen vat tot eervol gebruikt zijn voor God, maar een vat voor alledaags gebruik Romeinen 9 vers 21 (Rom. 09:21). Maar het is tot eer van God als we blijken een goede dienstknecht te zijn geweest.

 

Alert op wat komen gaat door Cees Maliepaard

“Laten uw lendenen omgord zijn en uw lampen brandende” Lucas 12 vers 33 (Luc. 12:33).

De hiernaast staande tekst wil zoveel zeggen als: zorg dat je reisvaardig bent, sta als het ware in de startblok­ken. In de dagen van de eerste chris­tengemeenten waren het door ieder­een begrepen uitdrukkingen, maar in deze tijd behoeven ze stellig enige uitleg.

In vroeger tijden

In de tijd van de bijbel waren jeans en andere soorten pantalons nog niet bekend. Men droeg lange gewa­den die tot op de enkels hingen, en die bepaald niet gemakkelijk waren bij het zich op weg begeven. Om het ongemak zoveel mogelijk tegen te gaan, werd van gordels of riemen gebruik gemaakt. Wanneer iemand zich hiermee omgord had, kon hij het in de loop belemmerende kledingstuk deels omhoog trekken. Zo behoorde een snelle voortgang tot de mogelijkheden.

Dat de lampen voor onderweg reeds van tevoren aangestoken waren, was ook geen overbodige weelde. Wij klikken onze zaklantaarns pas aan op het moment dat we het licht nodig hebben, maar het ontsteken van een toorts of fakkel voor onder­weg was in die dagen een bezigheid die veel meer tijd in beslag nam. En van openbare straatverlichting had toentertijd nog nooit iemand gehoord.

Zorg dat je reisvaardig bent

Het is nodig dat we de lendenen van onze geest tijdig omgord hebben.

Alles wat het lopen op de weg naar boven belemmert, dienen we hoog genoeg op te trekken. Wie dat niet doet, zal bemerken dat de geestelijke voortgang een hele heisa aan het worden is. Want waarmee kan een christenmens zich allemaal wel bekleed hebben? Er kunnen legio stroken aan ons geestelijke gewaad zitten, waarvan we ons vaak voor een deel helemaal niet bewust zijn. Kunnen we de kleding van onze innerlijke mens in zo’n geval beter maar van de hand doen? Nee, natuurlijk niet, want de belemme­rende stroken zitten immers aan een overigens goed geweven gewaad! Eén van die stroken is vaak wereldgelijkvormigheid. Onder dit begrip wordt niet verstaan het zich in het natuurlijke leven mengen van kinde­ren Gods, maar het van dezelfde geestesgesteldheid zijn als mensen die los van God door het leven gaan. Natuurlijk is niet alles slecht wat in de natuurlijke wereld wordt uitge­dacht, maar het mist altijd wel Gods visie op het volkomen herstel van de door Hem geschapen mens. Daarom zullen we er zorg voor dra­gen dat de lendenen van onze geest te allen tijde omgord zijn en dat we op ieder moment van zuiver hemels licht zijn voorzien. Dat kan, want Jezus Christus doopt ieder die zich ervoor opent, in Gods heilige Geest. Wie zich door die Geest laat leiden, zal daarmee bereiken op elk wille­keurig moment reisvaardig te zijn. Gemakzucht is een belemmering

Geestelijk met je pantoffels aan in een gemakkelijke stoel onderuit zak­ken, werkt anders dan wanneer zoiets in het natuurlijke leven plaats­vindt. Een mens heeft nu eenmaal rust en ontspanning nodig, waarbij het zaak is dat hij naar lichaam, ziel en geest de boog regelmatig leert ontspannen. Maar onderwijl zal hij in een ononderbroken relatie met Vader God en met Jezus Christus mogen staan. Er werd eens aan een christen de vraag gesteld, hoeveel ‘stille tijd’ hij wel per dag hield. Het antwoord luidde kort en krachtig: ‘Wel, zo’n 24 uur per dag.’ En dat klopt in dezelfde mate als dat een man en een vrouw 24 uur per dag met elkaar getrouwd zijn, hoewel ze echt niet doorlopend aan elkaar zul­len denken. Wie via Jezus in een eeuwigdurende relatie met de Vader staat, zal ervaren dat het Bijbelwoord waar is dat Hij het zijn beminden zelfs in de slaap geeft. Maar niemand zal er met recht van­uit kunnen gaan dat het er allemaal niet zoveel toe doet. omdat het je toch ‘in de slaap gegeven wordt’. Het gevaar van geestelijk niet meer wak­ker worden is dan levensgroot aan­wezig. Wie alert is op wat God laat zien en bereid is zijn aanwijzingen ter harte te nemen, die mag ver­wachten dat Vader God en zijn eer­ste Zoon de werking van de Geest van boven op elk levensmoment zul­len kunnen consolideren. Ook tij­dens de nu eenmaal broodnodige natuurlijke slaap.

Vrij van ongezonde spanningen

Het leven met de Heer is allesbehal­ve een saaie, geestdodende aangele­genheid. Het is spannend genoeg. Absoluut. Maar het leidt nooit tot overspanning. De spanning van het met de levende God verbonden zijn, is een zowel geestelijk als natuurlijk door en door gezonde zaak. Het boeit zonder dat een mens in boeien geslagen wordt. Het heft uit boven het alledaagse zonder dat het tot zweven leidt. Het maakt realistisch, maar het geeft geen puur verstande­lijk scenario. Het geeft ons in alle facetten van ons wezen een ontwik­keling naar hemelse stabiliteit. We hebben onze lendenen omgord, we zijn alert op wat de Heer ons laat zien, en daardoor zijn we doorlo­pend reisvaardig. Onze lampen branden. Het woord van de levende God is ons richtsnoer en Jezus heeft ons van Gods Geest gegeven om de hemelse strekking ervan te door­gronden. Is het leven op aarde en in de hemel voor ons nu een fluitje van een cent geworden? Vergis je niet: niemand van ons is tot geestelijke krachtpatser bevor­derd, allemaal hebben we de genade van onze Heer nog dagelijks brood­nodig.

Maar doordat de Heer die ons ook geeft, voorkomt dat een eindeloze serie inspanningen. We hoeven niet op ons tandvlees te lopen, geestelijk niet en natuurlijk niet. We zijn immers ‘in de Christus’. Nou dan!

 

Toewijding (gedicht) door Berry Janson

Hij ging zijn weg

in gehoorzaamheid,

En nu ik dit leer te verstaan,

komt Hij mij steeds meer nader.

 

Hij is mijn Heiland:

ik nam Hem aan,

‘k was toen nog jong van jaren.

Hij was voor mij een supermens,

die ik nooit kan evenaren.

 

Maar in de wandel

met mijn Heer

ben ik het gaan begrijpen:

Hij leefde als een mensenzoon,

die kende vreugd’ en lijden.

 

Hij leefde voluit

hier op aarde:

een mens aan ons gelijk.

Zijn hart echter was bij de Vader

en daarvan gaf Hij blijk.

 

Want toen Hij zag

wat nodig was:

een prijs om te bevrijden,

bood Hij zijn eigen leven aan

en schuwde niet het lijden.

 

Hij ging zijn weg

in gehoorzaamheid,

uit liefde tot ons, mensen.

En nu ik dit leer te verstaan,

Kan ik slechts één ding wensen:

 

Mijn weg te gaan

gehecht aan Hem,

met diep respect en eer

voor U, mijn Losser,

Bondgenoot,

mijn toegewijde Heer!

 

25 hints voor het christelijk gezin Door Jildert de Boer

Het leven in een gezin is niet in regels te vatten! Leven is altijd dyna­misch en nooit statisch! Elk kind is verschillend en mannen en vrou­wen, die de ouders vormen, zijn er in grote verscheidenheid. Daarom is het opstellen van een lijstje met richtlijnen niet het volkomene, al kunnen we zeker met bepaalde handvaten ons voordeel doen. Ergens las ik: ‘Regels zonder relatie leiden tot rebellie’ en in die uit­spraak zit veel waarheid. Vanuit een relatie met je kinderen kunnen regels en richtlijnen hun nuttige functie hebben. Mits we ze als ouders met de nodige wijsheid en souplesse weten toe te passen. Regelmatig zijn we in de praktische situaties met jongere en oudere kin­deren om raad verlegen, maar geluk­kig niet radeloos, want onze Heer en zijn goede engelen zijn er ook nog! Vanuit de geestelijke wereld zijn er vele ‘stoorzenders’ die de gezins­structuur in de war willen schoppen en we mogen leren onze geestelijke antenne uit te zetten, om een ver­keerde frequentie op te merken, waardoor we de onrust stokende machten der duisternis kunnen onderkennen, om ze te bestrijden. Het Koninkrijk van God bestaat immers uit rechtvaardigheid, vrede en blijdschap door de heilige Geest Romeinen 14 vers 17 (Rom. 14:17).

Wanneer ik onderstaand een aantal hints geef, dan worden die let wel met onze huiselijke- en gezinssitu­atie in het achterhoofd aangereikt. Wij hebben een groot gezin met kin­deren in alle leeftijdscategorieën. Al hebben we dan enige ervaring, we zijn zeker geen specialisten op dit gebied en leren nog dagelijks bij en komen ook onszelf met onze ‘blinde vlekken’ nog regelmatig tegen en moeten steeds weer voor elk kind opnieuw wijsheid bij God opdoen. Het gebed van Jakobus 1 vers 5 en 6 (Jak. 01:05-06) om wijsheid bidden we regelmatig en we zijn ook door diverse moeilijk­heden heengegaan, al zijn we dank­baar hoe onze kinderen zich over het algemeen ontwikkelen. Het is absoluut niet mijn bedoeling dat de hierna volgende lijst wordt gekopieerd en aan een heel gezin met kinderen onder de ogen wordt geduwd. Zo werkt het niet! Misschien zijn er wel punten in, die als enkelvoudig punt in sommige gezinnen besproken kunnen worden en waar mogelijk op een later tijd­stip nog eens een ander punt onder de aandacht gebracht kan worden. Als er praktische en geestelijke hulp voor het dagelijks leven in het gezin in zit, hebben deze 25 hints hun doel bereikt. Aan u de schone taak het een en ander te filteren en (uit) te sorteren voor uw eigen gezinssitu­atie! Inhoudelijk is niet alles in concreto ingevuld, dus er blijft volop gelegenheid er met uw kinderen over te ‘stoeien’ (letterlijk en figuur­lijk gesproken heel goed op z’n tijd!). Veel zegen ermee in de soms weerbarstige praktijk van alledag! In elk geval mogen we samen met de Heer in onze gezinnen verder komen!

-We dienen God en zijn Koninkrijk in de eerste plaats. Het gezin, de gemeente en evangelisatie + zending zijn erg belangrijk voor ons.

Bidden, bijbellezen en over God en het leven met Hem zingen is voor ons net zo ‘natuurlijk’ als ademhalen, eten en drinken. ‘Geestelijk’ zijn we afhankelijk van Gods genade, zegen en kracht.

We spreken niet negatief of kri­tisch over anderen in ons huis, maar we leren voor anderen te pleiten en dingen ook vanuit de invalshoek van

anderen te bekijken.

We hebben hoogachting voor mensen die helemaal met God leven en waarderen hun taak in het koninkrijk van God.

We minachten zondaren niet, maar hebben hen lief zoals God hen liefheeft en zijn bewogen over hen, omdat we weten waaruit God ons heeft verlost.

We gaan respectvol met elkaar en anderen om en we zoeken het delen met en het bemoedigen van elkaar.

We zijn erop uit vrede te bewaren en vrede te stichten (‘stoorzenders’ uit!).

We houden rekening met elkaars gevoelens in onze uitingen.

De houding van brutaliteit, verzet en pesterij weren we uit ons gezin; de gezindheid van gezeglijkheid, vriendelijkheid en gehoorzaamheid laten we graag toe.

We letten op een normaal en positief taalgebruik, dat plezierig is voor ieder van ons.

Als we gebruik maken van media, doen we dat in overleg, ver­antwoord en selectief zonder elkaar te hinderen. We waken voor allerlei ‘pulp’ vanuit de wereld.

We werken met elkaar aan een goede onderlinge relatie en (h) echte communicatie van hart tot hart.

We leren in gastvrijheid open te staan en om te zien naar anderen buiten het gezin, bijvoorbeeld door regelmatig mensen uit te nodigen.

Wanneer we iets van elkaar wil­len gebruiken of lenen, vragen we dat eerst en geven het ook weer terug.

Rommel die we maken, ruimen we zelf op en laten dit niet liggen voor de ander.

Huishoudelijke taken doen we allemaal zonder tegenspreken of mopperen, omdat we erop uit willen zijn te helpen en te dienen.

We houden van humor en flexibi­liteit en we genieten van gezellig­heid en warmte, maar we beseffen ook dat discipline nodig is en dat huisregels erbij horen.

Onrust, schreeuwen, rebellie, weerspannigheid en geweld horen er thuis niet bij.

Wel bevorderen we orde, respect, aandacht, begrip en een luisterend oor voor de ander, wat heilzaam voor ieder werkt.

In ons huis is er letterlijk en figuurlijk gesproken ‘speelruimte’, maar geen plaats voor zonde.

Met ons geld gaan we bewust met beleid om, maar we schromen niet om vrijgevig te zijn voor goede doelen.

We kleden ons fatsoenlijk.

Op seksueel gebied willen we ons rein bewaren.

We willen eerlijk leven voor God en voor elkaar.

Chagrijnigheid en bezorgdheid mag en zal de sfeer in huis niet bederven of neerdrukken, maar vro­lijkheid en vertrouwen verandert ons leefklimaat.

We leren onze wil te buigen en snel te zijn in het toegeven van onze fouten naar elkaar en zullen minder prettige dingen tussen elkaar zo spoedig mogelijk oplossen of terecht brengen.

 

 

2004.03-04 nr. 429

2004.03-04 Levend geloof nr. 429

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

Geestelijke groei is een belangrijke ‘must’ voor elke nieuwe schepping in Christus. Daarover schrijven we dan ook regelmatig in ons blad. Het gaat er immers om dat we het ‘volwassen stadium in Christus’ zullen bereiken zodat we, om met Paulus te spreken, niet meer ‘heen en weer geslingerd worden door allerlei wind van leer’ of ons laten beïnvloeden door geestelijke leidslieden ‘die met een schijn van godsdienst de kracht daarvan verloochend hebben’.

Geestelijke groei maakt van ons echte christenen die op blije en ontspannen wijze door het leven gaan ook als de omstandigheden moeilijk zijn. Maar met Christus de overwinnaar in ons, ervaren wij dat we temidden van welke situatie zich ook mocht voordoen er toch niet onderdoor gaan maar standhouden. Geestelijke groei komt ons niet aanwaaien, we moeten er wat voor doen, dat wil zeggen verkeerde zienswijzen afleggen en nieuwe aanvaarden. Daarop worden we door Gods Geest geattendeerd. Er speelt zich als het ware een voortdu­rend vernieuwingsproces in ons leven af waardoor we ook steeds meer de echte vrijheid leren kennen.         

Daardoor worden de ‘uitstraling’ van ons christen-zijn naar de ander toe ook steeds effectiever. Anderen bemerken dat het echt is wat we belijden, ze zien het immers dat we het ook beleven in het gewone leven van elke dag. Levend Geloof wil daarbij één van de hulpmiddelen zijn voor de geloofsweg die we gaan van baby tot volwassene en we bemerken uit de positieve reacties die we regelmatig ontvangen, dat men dit onderkent.

Dat stimuleert en bemoedigt ons om ieder nummer zo zorgvuldig mogelijk samen te stellen met artikelen die ons verder helpen en ons activeren om, zoals wij dat dan noemen, ‘de volle weg met Jezus’ te gaan. Iedere andere weg is een doodlopende weg, maar wie de weg met Hem gaat zal niet verdwalen en steeds meer van Gods heerlijkheid ervaren.

 

Bij de voorplaat door redactie

Het verhaal van de zogenaamde ‘wonderbare spijziging’ wordt door alle vier evangelisten uitvoerig beschreven. Een grote schare men­sen volgde Jezus, zelfs ’s avonds ble­ven zij, maar er was onvoldoende te eten. Het maakte dan ook veel indruk dat, ondanks het feit dat er slechts vijf broden en twee vissen waren om te verdelen, er na de maaltijd nog twaalf manden brokken over waren. En dat terwijl vijfduizend mannen ervan gegeten hadden, de vrouwen en kinderen nog niet mee­geteld.

 

Vriendschap door Gert Jan Doornink

“Echte vrienden zijn dun gezaaid”, met andere woorden zijn er niet veel. Een waarheid die zeker opgeld doet in deze tijd van ontrouw, liefdeloosheid en verva­ging van normen en waarden. Daarbij moeten we onszelf natuur­lijk afvragen in hoeverre wij zélf trouw zijn. Kunnen anderen in alle omstandigheden op ons rekenen? Komen we onze beloften en afspraken punctueel na? Of wor­den anderen in ons teleurgesteld? En met die ‘anderen’ bedoelen we dan in de eerste plaats mensen die we goed kennen, waarmee we geregeld omgang hebben, zowel op ons werk als privé. Vriendschap met mensen waarmee het klikt is een kostbaar iets maar we moeten er wel aan werken dat deze vriendschap blijft. Een vriend­schap die verwaarloosd wordt is een teken dat we het toch niet echt menen en dat het alleen iets was wat ons tijdelijk bevredigde. Het kwam bij wijze van spreken in onze kraam te pas. Je zou het in zo’n geval een teken van egoïsme kunnen noemen. “Ik noem u mijn vrienden”, sprak Jezus tot Zijn discipelen en Hij meende het! In sommigen (Judas!) werd Hij teleurgesteld maar er waren er drie die tot zijn intiemste vrienden gerekend konden wor­den. Onderscheid in vriendschap hoeft daarom niet verkeerd te zijn als de motieven maar zuiver zijn. We kunnen nu eenmaal niet met iedereen op hetzelfde niveau bevriend zijn, maar wanneer de instelling van ons hart zuiver en oprecht is (en dat behoort bij een oprecht christen zeker het geval te zijn) zal dit ook tot uiting komen in de relaties met hen die ons na aan het hart liggen.

En dat zal weer een positieve uit­straling hebben naar alle mensen waarmee we te maken hebben. Want één van de aspecten van vriendschap is ook het vriendelijk zijn naar onze medemens. Niet als een beleefdheidsuiting, maar komend vanuit het hart.

 

De arbeiders van de grote oogst Door Gert Jan Doornink

“De oogst is wel groot, maar arbei­ders zijn er weinig. Bidt daarom de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders uitzende in zijn oogst” Matteüs 9 vers 37 en 38 en Lucas 10 vers 2 en 3 (Matt. 09:37-38; Luc. 10:02-03).

Geestelijke groei is onontbeerlijk voor elke nieuwe schepping in Christus. We schrijven er vaak over in ons blad omdat het een essentiële voorwaarde is om op te groeien van baby tot volwassene in het geloof. Ook in dit nummer hebben wij er in de inleidende rubriek ‘Persoonlijk’ weer aandacht aan besteed. Eén van de kenmerken van geestelij­ke groei is dat we de werkelijke bete­kenis van het Woord van God leren ontdekken, het maakt ons los van een ’theoretisch Bijbel denken’ en leert ons geestelijk verstaan waarom het werkelijk gaat. Het gevolg is ook dat we bepaalde Bijbelteksten anders gaan interprete­ren, dat wil zeggen ontdekken wat de werkelijke betekenis is. Zagen we het dan destijds verkeerd? Neen, maar door het beperkte inzicht dat we toen hadden, konden we de volle betekenis vaak niet vatten. We waren er nog niet rijp voor. Door de innerlijke groei, waardoor onze geest steeds meer een hechte eenheid met Gods Geest gaat vor­men, kan God ons ook steeds meer toevertrouwen. Feitelijk is geestelijke groei dus een heerlijke aangelegen­heid, het brengt ons steeds dichter bij het hart van God en we leren hoe langer hoe meer Zijn volle heerlijk­heid verstaan.

De oogst en de arbeiders

Eén van de teksten die we nu anders zijn gaan zien dan vroeger is het woord van Jezus tot zijn discipelen als Hij zegt: “De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Bidt daarom de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders uitzende in zijn oogst”. Destijds dachten wij daarbij vooral aan het uitgezonden worden als zendeling, al of niet in een ver land. Het ging immers om de ‘laat­ste oogst aan zielen’ voordat Jezus terug zou komen. Er moesten nog zoveel mogelijk mensen over de streep getrokken worden om zich te bekeren…

Nu willen wij niets af doen aan de opdracht die sommigen ontvangen om grote evangelisatie- of opwek­kingssamenkomsten te houden om massa’s mensen te bereiken met het doel dat zoveel mogelijk mensen hun hart aan Jezus zullen geven, maar dan ontstaat al gauw de mening dat maar enkelen die opdracht krijgen. Jezus zegt welis­waar dat er weinig arbeiders zijn e dat we bidden moeten om meer, maar het feit dat wijzelf als nieu­we scheppingen die arbeiders zijn dringt vaak onvoldoende tot ons door.

Dat betekent dus niet dat we eerst als ‘fulltimer’ moeten worden uitge­zonden of grote samenkomsten moeten organiseren, willen we ten volle bruikbaar kunnen zijn in dienst van Gods Koninkrijk, maar iedere nieuwe schepping behoort in het gewone dagelijkse leven zich te openbaren als een werkelijk chris­ten. En ook moeten we niet denken aan de oogst als een eenmalig gebeuren zoals deze aan het eind van de zomer plaatsvindt, er is leners aan het einde van iedere zomer sprake van de oogst.

Het totale evangelie

Jezus deed Zijn uitspraak tot Zijn discipelen “toen Hij de scharen zag”. Hij werd, lezen wij, daardoor “met ontferming bewogen, daar zij voortgejaagd en afgemat waren, als schapen die geen herder hebben” Matteüs 9 vers 36 (Matt. 09:36). En even tevoren lezen we al dat Hij alle steden en dorpen langs ging en in hun synagogen het evangelie van het Koninkrijk verkon­digde en alle ziekte en alle kwaal genas.

Jezus had dus niet een bepaald aantal mensen op het oog die gered moesten worden, zoals sommige vrome leidslieden met hun ‘uitverkiezingsleer’ ons willen doen gelo­ven. Neen, Jezus had steeds alle mensen op het oog! Alle mensen waren immers Gods schepping en moesten verlost worden van het juk van de vijand.

De apostel Paulus had dit goed begrepen door later in Zijn brief aan Titus te schrijven dat de genade Gods verschenen is, heilbrengend voor alle mensen Titus 2 vers 11 (Tit. 02:11). En ook Petrus had dezelfde mening van Jezus overgenomen door bijvoor­beeld te schrijven dat God niet wil dat sommigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen 2 Petrus 3 vers 9 (2 Petr. 03:09).

Het evangelie van het Koninkrijk is niet zomaar een evangelie waaraan men een eigen invulling kan geven, neen, het is een ’totaal evangelie’ dat afrekent met alles wat het rijk der duisternis ons wil doen geloven. Dit bracht Jezus in elk facet van Zijn leven tot openbaring, niet voor een poosje maar tot in de laatste fase van Zijn aardse bestaan. Uiteindelijk door met Zijn dood en opstanding de duivel een totale nederlaag toe te brengen.

Zijn overwinning was een volkomen overwinning en wij mogen er ten volle in delen! En als wij gaan beseffen dat wij nu Zijn vertegenwoordigers in deze wereld zijn, zullen we er ook alles aan doen dit te realiseren.

Bidden om arbeiders

Daarbij is het ook belangrijk aan de oproep van Jezus gehoor te geven door te gaan bidden om arbeiders die uitgezonden kunnen worden in Zijn oogst.

Wat is het nut hiervan zou men kun­nen opmerken, wij zijn ons toch al bewust dat we zélf die arbeiders behoren te zijn? In de eerste plaats ontdekken we voor onszelf de volle waarde van het bidden met een oprecht hart. Jezus zelf bad dikwijls tot Zijn hemelse Vader, Hij wist: dit brengt mij intenser in contact met Hem die mij gezonden heeft. Een contact dat er natuurlijk altijd was en dat ook wij mogen kennen, maar God wil zo graag bevestigd zien dat, zoals Hij ons liefheeft, ook wij Hem liefhebben.

Daarom wil Hij zo graag onze gebe­den verhoren, ook al is soms de uit­komst anders dan wij verwachten, maar dan wil Hij ons daarmee corri­geren of iets leren. Eén ding staat echter als een paal boven water: Hij doet altijd alle dingen meewerken te goede omdat we God liefhebben en Hij ons liefheeft!

Een ander facet van het grote belang van ons bidden is de opmerking van Jacobus in zijn brief dat het gebed van een rechtvaardige veel vermag, doordat er kracht aan verleend wordt Jakobus 5 vers 16 (Jak. 05:16). God honoreert altijd de oprechte gebeden van Zijn kinderen! Let hier op het woordje ‘rechtvaardi­ge’.

Het brengt ons ook een woord in herinnering dat we al in het Oude Testament kunnen lezen, in 2 Kronieken 16 vers 9 (2 Kron. 16:09), dat Gods ogen over de gehele wereld gaan, “om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat”. Staat God dan alleen maar een bepaalde categorie gelovigen nabij? In eerste instantie wel, want ook hier geldt weer dat de ‘vrije wil’, die de Schepper in ieder mens heeft gelegd, een belangrijke en alles beslissende rol speelt. Wanneer we zomaar een beetje meehobbelen op de geloofsweg of helemaal niet gelo­ven, geven we daarmee de vijand kans te infiltreren en ons af te rem­men. We sluiten ons af voor alles wat God in Zijn grote liefde ons wil toe vertrouwen. We bidden niet meer of ons gebedsleven staat op zo’n laag pitje dat het geen uitwer­king heeft.

Dit is dus een oproep om schoon schip te maken in ons leven en elke gebondenheid of afremming op te ruimen. En als we daartoe zelf niet in staat zijn laten we in alle vrijmoe­digheid aan andere broeders of zus­ters vragen ons daarbij te helpen. God is een Helper groot van kracht, maar ook ieder die met een oprecht hart Hem dient en mag spreken, bidden en handelen in Zijn Naam!

Ontferming en barmhartigheid

Ontferming en barmhartigheid met de mensen in nood waren de ken­merken van Jezus’ bediening op aarde en zal dus ook ons kenmerk behoren te zijn. Jezus was bewogen met hen.

Geen bewogenheid om te etaleren, zoals we dat in onze dagen in talrij­ke televisieprogramma’s krijgen voorgeschoteld, maar echte bewo­genheid die verbonden was met de daad. Het woord zegt het al: bewo­gen zijn, in beweging komen. Of zoals de woorden ontferming en barmhartigheid in feite betekenen: medelijden hebben. Jezus had medelijden met de men­sen die nog buiten het Koninkrijk Gods stonden en dus beheerst wer­den door het rijk der duisternis. Hij leed met hen mee en verplaatste zich in hun situatie. En Hij bevrijd­de hen daarom van boze en vrome machten zodat ze een totaal nieuw leven leerden kennen, dat van de werkelijke vrijheid. De solidariteit die Jezus openbaarde zullen ook wij als nieuwe scheppin­gen meer en meer gaan openbaren als we ons bewust worden van onze taak, onze roeping. Wij zijn nu Zijn vertegenwoordigers en mogen leven, spreken en handelen in Zijn plaats en naam.

Dit is vaak geen spectaculaire aange­legenheid. Soms blijft voor de bui­tenwereld verborgen wat wij alle­maal doen, maar ook hier geldt Gods belofte dat ‘Hij die het in het verborgene ziet, het in het openbaar zal vergelden’. Met andere woorden het heeft resultaat. Het zaad dat eens gezaaid werd mag geoogst wor­den.

Ook bestaat datgene wat wij doen voor Hem en in Zijn naam, niet alleen maar uit zieken en gebondenen de handen opleggen zodat zij bevrijd en genezen worden, maar veelal in de kleine dingen die we voor Hem doen: een eenzame opzoeken bijvoorbeeld of iemands problemen aanhoren of voor iemand klaar staan en hem helpen als dat nodig is, heeft voor het Koninkrijk Gods evenveel waarde. Wat dat betreft zijn velen ‘uit de wereld’ ons vaak tot voorbeeld. En laten we niet denken dat datgene wat we doen geen of weinig beteke­nis heeft omdat het toch maar een druppel op een gloeiende plaat is ten opzichte van de grote nood die er is. Neen, een oud lied zegt het al: ‘Al wat gedaan werd uit liefde tot Jezus dat houdt zijn waarde en zal blijven bestaan’! Jezus, ons grote Voorbeeld, zag de nood en dééd iets!

Hij kwam in beweging, Hij handel­de omdat de liefde van Zijn Vader die in Hem was, Hem hiertoe bewoog.

We gaan een tijd binnen dat de wer­kelijke openbaring van Gods Koninkrijk zich meer en meer gaat manifesteren in en door alle oprech­te gelovigen. Zij laten zich niet afremmen door de tegenstander ook al zal de druk en tegenstand groter worden. Tenslotte hebben we te maken met een al door Jezus overwonnen tegenstander! Wij gaan door met het oogsten ook al behoren we tot de ‘weinige arbeiders’, tot hen die bereid zijn de volle prijs daar­voor te betalen.

Maar wij weten dat ook in ons leven de belofte van God in vervulling zal gaan, wat Jezus eens sprak tot dege­ne die slechts twee talenten had maar er mee gedaan had wat zijn heer hem had opgedragen: “Wél gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen, ga in tot het feest van uw heer”!

 

Denk na bij wat je zegt! Door Yvonne Sulman

“Uw spreken zij te allen tijde aangenaam, niet zouteloos; gij moet weten hoe gij aan ieder het juiste antwoord moet geven” Kolossenzen 4 vers 6 (Kol. 04:06).

Paulus dringt hier bij ons op aan dat we goed nadenken over wat we zeggen, opdat we voor ieder het juiste antwoord geven. Het is zaak ons antwoord zo te formuleren dat je gesprekspartner hier iets mee kan, dat het voor hem begrijpelijk en duidelijk is.

In je hart kunnen meerdere stemmen klinken. Allerlei mogelijke antwoorden kunnen door je gedachten flitsen. Voor jou allemaal heel duidelijk en posi­tief. Maar is dat voor de ander ook zo? Twijfel je er over of het goed is wat je wilt gaan zeggen? Geef dan eerst antwoord op deze vraag: Hoe vat Hij het op (met al zijn zorgen, zijn moeiten, met alles wat hij heeft meegemaakt en alles wat hem dwars zit)?

Geef je hier een positief antwoord op, dan is je spreken niet zouteloos, maar geef je antwoord tot opbouw en bevestiging.

 

Onder de boom door Duurt Sikkens De droom

Tegenwoordig hoor je vaak de uitdrukking dat het er op aankomt om je droom te verwezenlijken’. Je koestert een diep verlangen, een wens en je wilt deze heel graag realiseren, koste wat het kost. Dat daarbij de haalbaarheid, de realiteit, wel eens uit het oog wordt verloren is wel bekend. In dat geval zal de droom nooit uitkomen en de teleur­stelling die dit oplevert is navenant. En dan zitje daar met de scherven van de gebroken hoop en verwachtingen om je heen.

Nu, God heeft ook een droom. En met ‘droom’ bedoel ik ook hier een diep ver­langen, het intense verlangen om een wezen naast Zich te creëren dat op Hem lijkt, met andere woorden met wie kan communiceren, met wie Hij “‘om kan gaan, met wie Hij Zijn eeu­wigdurende leven kan delen, kortom, samenleven. Dat lijkt Hem het mooiste wat er is.

Dat wezen, dat uit vele, vele mensen bestaat die deel hebben aan hem, die mensheid, heet de Christus. En ik denk dat de mooiste droom de werkelijkheid van de Christus is. Wanneer je dit ‘wezen’ voorstelt als een menselijk beeld, dan is Jezus daarvan het hoofd en degenen die van Gods Geest hebben ontvangen als het lichaam. Je kunt ook het prachtige beeld gebruiken van man- en-vrouw. Immers, zo schiep Hij hen. En Jezus is dan de man en de Zijnen zijn vrouw.

Deze droom werd wreed verstoord. De duivel gunt de mens niet dat deze met God omgaat en hij gunt God al hele­maal niet dat Hij een levensgezellin krijgt. Deze tegenstander scheidt, naar zijn aard, wie bij elkaar horen en pro­beert te vermengen wat wezensvreemd aan elkaar is: hijzelf en mens. Gruwelijk en ellendig. Van origine hóren God en mens bij elkaar, zo heeft Hij het bedacht. En zonde en dood is door de duivel bedacht, want zoiets onmenselijks is nimmer in God opgekomen. Helaas is het wel het lot geworden van de men­sen. Ze worden dan ook ‘stervelingen’ genoemd… En tóch…

Toch heeft God Zijn droom nooit losge­laten.

Ouderwets gezegd: “Hij heeft nooit het werk Zijner handen laten varen”. Wat een prachtige instelling! Daar heb je veel geloof voor nodig als je ziet wat er door de boze allemaal is aangericht in de geest van de mens. En God heeft gedacht: “Hoe krijg ik Mijn lieve mens, die ik verloor, die Mij is afgenomen, weer bij Mij terug, in Mijn nabijheid”. En daarbij dan de gedachte ‘koste wat het kost’.

Het heeft Hem veel geduld gekost, veel tijd, veel tegenslagen en daarenboven Zijn zoon Jezus. Deze nieuwe, echte mens, met wie Hij zó vertrouwelijk omging, met wie Hij zó eigen was, op een gegeven moment loslaten en geloven dat deze in Hem zou blijven geloven. Jezus raakt alles kwijt: bezittingen, vrienden, zijn leven, zelfs de Geest. En daarbij tot zonde gemaakt… Verschrikkelijk…

En toen, op het diepste punt, kon God hem opwekken en tegen hem zeggen: “Geliefde zoon, het is volbracht”. En Jezus heeft dit als een triomfkreet uitge­schreeuwd in de hemel en op aarde. Zó werd hij de weg tot de liefde van God.

Wat bezielde hem om het verlangen van zijn Vader te vervullen, Zijn droom te verwezenlijken? Hij had zo lief, zo intens lief. Voor de grondlegging der wereld, vóór dag en dauw had God aan jou en mij gedacht en dit nooit laten varen. En toen Jezus daar ooit hing en al je zonden, je trauma’s, je verdriet en teleurstellingen op zich had genomen, ten dode toe, heeft hij aan jou en mij gedacht. En toen hij opstond heeft hij aan ons gedacht. En God heeft, met bonzend hart gezien hoe het begin van Zijn droom tot werkelijkheid kwam in een mens: De Christus gebo­ren, het beginsel van Zijn gedachten en werken.

Ik kan de ontroering niet beschrijven. Wat een evangelie: God, die omgang zoekt met mens en medemens en er, evenals zijn eerste zoon, alles voor over heeft gehad om jou weer deelgenoot te maken van Zijn leven dat alleen maar liefde is. Zodat weer samengevoegd wor­den wie bij elkaar horen in een ver­nieuwd verbond, een nieuwe verbin­ding: God en mens.

 

God voorziet in alle behoeften

Flitsen uit de Filippenzenbrief door Cees Maliepaard (16)

 

“Mijn God zal in al uw behoeften naar zijn rijkdom heerlijk voorzien in Christus Jezus” uit Filippenzen 4 vers 14 tot en met 20 (Filip. 04:14-20).

Als onze hemelse Vader vanuit zijn onmetelijke rijkdom in al onze behoeften voorziet, is dat inderdaad gewoonweg heerlijk. En God doet dat ook: Hij geeft ons wat we nodig hebben. Dat betekent dus dat we ons nergens zorgen over hoeven te maken. Maar wil dat nu ook zeggen dat we alles als op een presenteer­blaadje aangereikt krijgen en we ons derhalve nergens meer voor in behoeven te spannen? Zou iemand die goed zorgt voor de dagelijkse dingen, op grond van bovenstaande overwegingen maar over een betrek­kelijk klein geloof beschikken? De werkelijkheid ligt zowel in de geeste­lijke als in de natuurlijke wereld wel even anders!

Paulus als fulltimer

De apostel Paulus had niet het karakter van een man die op de zak van een ander teerde. Hij was er niet op uit koste wat kost de status en het honorarium van een Farizeeër te behouden. Als dat zijn intentie geweest was, had hij zich nooit met de sekte van die Nazireeër’ ingela­ten. In de hoedanigheid van Farizeeër genoot hij immers aanzien onder het volk en was hij verzekerd van voorzieningen in al zijn natuur­lijke behoeften. Hij beleefde een haast revolutionaire wending in z’n leven bij zijn erkenning van Jezus als de beloofde Messias. En hij koos uit volle overtuiging voor de dienstbaarheid aan Hem wiens volgelin­gen hij tot dan toe op leven en dood achter de veren had gezeten. Paulus had als apostel recht op de positie van een fulltimer in de gemeenten van Christus Jezus, waarbij zij die van z’n inbreng profi­teerden, in zijn onderhoud zouden voorzien. Maar hij koos ervoor gro­tendeels zelf voor z’n broodwinning te zorgen. Hij maakte tenten voor de verkoop, en met de daarop behaalde winst betaalde hij veel van z’n onkosten. Maar bijvoorbeeld wan­neer hij vanwege het werk van de Heer in gevangenschap verkeerde, deed de gemeente te Filippi hem de nodige gelden toekomen. Dat was dan ook broodnodig, want de Romeinse overheid gaf arrestanten nu eenmaal geen kost bij hun gedwongen inwoning. In de cachotten van het Imperium Romana verkommerde (zonder steun van bui­ten) iedere gedetineerde. De gemeente te Filippi was trou­wens de enige die Paulus behalve in gebed, ook financieel ondersteunde. Dat kwam vooral door de goede ver­standhouding tussen hen. De Filippenzen hielden rekening met zijn natuurlijke behoeften en speel­den daarop in. Paulus geeft te kennen dat het hem niet om hun gaven te doen is, maar dat hij het ziet als een groei op hun geestelijke reke­ning. In elk geval hanteerde Paulus niet het principe van het uitsluitend ‘uit geloof leven’, want voor een groot deel zorgde hij zelf voor de benodigde financiën.

Maak je geen zorgen!

Paulus schrijft dat zijn God in alle behoeften van de Filippenzen zal voorzien. Maar ‘zijn’ God is vanzelf­sprekend ook de hunne. En niet te vergeten: ook de onze, want wij mogen ons echt wel identificeren met Paulus en de gelovigen uit Filippi. Vader God voorziet ook bij ons in alles wat we nodig hebben, en wel vanuit diezelfde rijkdom. Dan hebben we het over een rijk­dom die onmetelijk is. Hij geeft ons sowieso datgene wat we buiten Hem zouden moeten ontberen: vrede in je hart en een innerlijke stabiliteit. Maar als dat in algemene zin waar is, zouden we toch in geen enkel opzicht iets tekortkomen? Noch bij natuurlijke zaken, noch in geestelijk opzicht zouden we ooit iets hoeven te missen. Want de Here God voor­zag dan immers in al onze behoef­ten! Nou, dan zou je ook nergens meer over in hoeven te zitten. Nu is het inderdaad juist dat de mens die in de Christus is ingevoegd, niet bezorgd hoeft te zijn. Maar het is slechts één gedachtesprong verder, de mening te gaan huldigen dat het dus volstrekt onnodig is nog ergens zélf voor te zorgen. Echter, wie dit \at praktiseren, zal gauw genoeg Ontdekken dat zoiets tot onleefbare toestanden leidt. Want het vertrou­wen in een liefdevolle hemelse Vader, die zelfs zijn geliefde Zoon voor ons over had, ontslaat ons niet van de door ons noodzakelijkerwijs toe te passen zorg voor onszelf en elkaar.

Dat voorkomt ook vreemde blikken van geloofsgenoten, wanneer men­sen bij lichamelijke kwalen of ziels­problemen een beroep op medische kennis doen. Het zegt immers niets over de vertrouwensrelatie van de betrokken persoon met onze gemeenschappelijke Heer. Wie de arts bij ziekte niet raadpleegt, kan een groot godsvertrouwen hebben. Maar de kans is allesbehalve denk­beeldig dat er in zo’n geval een onverantwoordelijke dosis overmoed meespeelt. Of zelfs dat men niet onder wil doen voor anderen, die buiten de medische wereld om (in de plaatselijke gemeente of bij een ‘gebedsgenezer’ van elders) baat gevonden hebben. Het ligt ongeveer in de orde van grootte van de mens die de Here God vrijuit om het dage­lijks brood mag vragen, maar er even zo goed alles aan zal doen om (net als Paulus) eigenhandig voor de nodige leeftocht te zorgen.

Gods herderlijke zorg

‘De Heer is mijn herder’, dichtte David al. Vanzelfsprekend dacht hij daarbij niet aan Jezus, want die kende hij helemaal niet. Jezus Christus zou pas enkele eeuwen later geboren worden. God zelf was Davids herder. Wij zeggen terecht dat Jezus de goede Herder is, maar daarmee heeft God niet opgehouden voor ons een herder te wezen. De Here God heeft Jezus aangesteld als Heer en Meester, als Herder en Koning. Maar de Almachtige behoudt te allen tijde de supervisie over hemel en aarde. Hij is niet tot abdicatie overgegaan! Christus Jezus zoekt nog steeds de eer van zijn Vader in de voltooiing van het door God uitgedachte plan. De Vader heeft het koningschap en het herder­schap aan Jezus toevertrouwd, maar aan het einde der tijden zal deze dat weer aan God teruggeven, opdat die alles zal zijn in allen. Dat is te lezen in 1 Korinthe 15 vers 20 tot en met 28 (1 Kor. 15:20-28). Hoe goed het herderschap van Jezus ook is, en hoe allesomvattend zijn herderlijke zorg ook zal wezen, we dienen nooit uit het oog te verliezen dat het onze Meester voornamelijk om de eer van zijn Vader gaat. Het is terecht dat we Jezus volgen en Hem gehoorzamen, wetend dat we afhankelijk van zijn liefdevolle bemoeienissen zijn. Maar we zullen er voor moeten waken Hem op de plaats van Vader God te projecteren. Als ik sommige mensen wel eens hoor zeggen dat ze eigenlijk nooit tot God bidden, maar altijd met Jezus praten, wordt het me wel eens bang te moede. Dan zit het gevaar er immers in dat we Gods eerste Zoon als een idool gaan zien, en er zodoende een in wezen antichriste­lijke cultus ontstaat. Net zo goed als er vraagtekens te zetten zijn bij een gebedsleven waarin men wel de Here God aanroept, maar waarin de enige door Hem gegeven naam ter redding, die van Jezus, nooit ter sprake komt. We volgen Gods Zoon immers om bij de Vader uit te komen.

Met beiden zullen we derhalve een open relatie mogen hebben. Jezus redt en verlost. Dat is een heerlijke waarheid. Maar de precieze beteke­nis van zijn naam is: Jahweh is red­ding. Want de naam Jezus is de Griekse versie van het Hebreeuwse Jozua. De hemelse Vader redt en verlost door het werk en de persoon van Jezus Christus. Vandaar dat de sinds Pinksteren aanwezige heilige Geest de ene keer Gods Geest genoemd wordt en bij een andere gelegenheid de Geest van de Christus.

Jezus is onze Herder door een gede­legeerd herderschap van de eeuwige Herder, de God en Vader van Jezus en ons. Daarom zei Jezus in Johannes 16 vers 26 en 27 (Joh. 16:26-27) het volgende: ‘Ik zeg u niet dat Ik de Vader voor u vragen zal, want de Vader zelf heeft u lief, omdat u Mij hebt liefgehad en geloofd hebt dat Ik van God ben uit­gegaan.’

Alleen in de Christus

Christus Jezus is niet een van de vele wegen die naar God leiden, maar Hij is echt de enige verbin­dingsweg. Alle andere wegen, hoe goed ze eventueel ook geplaveid zijn, voeren ons naar andere doe­len. Er bestaan nu eenmaal geen parallelwegen naast die van Gods eerste Zoon. Daarom zullen we ook zuinig zijn op onze medeweggebrui­kers, want zowel zij als wijzelf zijn in de Christus geheiligde mensen van God. We hebben allemaal Jezus nodig om bij God te kunnen komen, en we kunnen ook geen van allen de liefdevolle zorg van de Vader ontberen. Want slechts op deze manier zullen we gezamenlijk deel kunnen hebben aan de heerlijk­heden van Gods Koninkrijk. Het is dus ook niet zo dat God zo af en toe wel wat rekening met ons zal houden, maar Hij zal in al onze behoeften naar zijn rijkdom voor­zien. Dat wil dus zeggen dat de Vader rijkelijk voorziet in wat wij nodig hebben. Toch kan het moeilijk en zwaar in een mensenleven zijn. En soms weten we niet al te best raad met bepaalde aanvechtingen in

het lichaam of in de innerlijke mens. Denk niet dat zulke zaken in de dagen van de eerste christenge­meenten niet voorkwamen. Ook toen werden er mensen ziek. Ook in die tijd stierven er geliefden. Soms lieten ze het leven in een Romeins amfitheater, verscheurd door de leeuwen of gespietst op de horens van een dolgemaakte stier. Men zal kunnen denken: maar dat was voor de Heer! Ja, en? Konden ze dan hier beneden wel zonder pijn gemist worden? Kom nou, het gemis en verdriet zal er niet minder om geweest zijn.

Ook vandaag de dag snappen we de zin van wat ons kan overkomen lang niet altijd. Ook al geloven we in god­delijke bescherming en besteden we in onze gesprekken met de Vader en met onze oudste broer daar de nodi­ge aandacht aan, dan nog is de uit­komst van sommige dingen niet altijd de soms door ons zo fel begeerde. Om een voorbeeld te noemen: waarom stierven er in de afgelopen jaren in een zinloze strijd honderden christenen en moslims onder de daarvoor zo vreedzaam samen levende Molukkers? Nu zoe­ken ze weer toenadering tot elkaar, onder het besef tegen elkaar opgezet te zijn. Het is natuurlijk fijn dat het op de Molukken weer goed aan het komen is, maar zoiets gebeurd dan wel tegen een veel te hoge prijs. Hetgeen niet wegneemt dat we ook voor dit leven ons vertrouwen op de Heer blijven vestigen. Maar dan wel in de wetenschap dat de onaantast­baarheid van ons leven vooral in de zaken van het Koninkrijk der heme­len zal liggen. Dat kan geen mens ons ontroven. En de duivel ook niet. Het geeft ons de nodige moed om door te gaan, want we hebben in Christus eeuwigheidvisie.

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

 

We leven in een hectische tijd. Daar is vrijwel iedereen het over eens. Alles is gejaagd, ondanks veelal meerdere vakanties komen we tijd tekort. Velen zijn gestrest of oververmoeid en als we het niet zijn wordt ons dat door een of andere deskundige of semi-deskundige aangepraat. Onverschilligheid, oneerlijkheid, onveiligheid, om zo maar enkele din­gen te noemen, nemen toe. Het lijkt wel alsof er een wereld ontstaat waar iedereen het spoor bijster is. En dan praten we nog niet over de armoede, honger en ziekten in allerlei derde wereldlanden…

Een te zwartgallig beeld? In zekere zin wel misschien, want ook in vroe­ger eeuwen was het natuurlijk niet alles rozengeur en maneschijn. Maar we leven nu eenmaal in deze tijd en hebben te maken met alles wat zich nu afspeelt. Daar schrijven we in deze rubriek over maar tegelijkertijd laten we zien waar de schoen wringt. Het is Satan, de ‘mensenmoordenaar vanaf het begin’ die in alles wat nega­tief is de hand heeft. En zeker nu zijn ‘bestaanstijd’ steeds minder wordt zal hij alles op alles zetten nog zoveel mogelijk chaos te veroorzaken. Gelukkig weten wij dat hij niet het laatste woord heeft. Het is de levende God, zoals deze zich ten volle geo­penbaard heeft in Jezus Christus, die hoop en perspectief geeft. Die het mogelijk maakt dat we standhouden.

De kerkfusie die geen eenheid brengt

Met de kop ‘Kerkfusie splijtzwam’ op de voorpagina probeert ook De Telegraaf een duit in het zakje te doen bij de berichtgeving over de fusie van de Hervormde-, Gereformeerde- en Lutherse kerk die i mei officieel van start gaat. Dan is er sprake van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). In een objectief en goed gedocu­menteerd artikel schrijft Marie- Thérèse Roosendaal over deze moei­zaam tot stand gekomen fusie, want er was niet minder dan meer dan veertig jaar voor nodig voor het zover was.

“Aan het Samen op Weg-proces (SoW) is veertig jaar hard gesleuteld. Al in 1961 verklaarden achttien her­vormde en gereformeerde predikan­ten dat ‘de gescheidenheid tussen de twee kerken niet langer geduld kan worden’. Een jaar later was het eer­ste landelijke congres. In 1990 trad de Evangelisch-Lutherse kerk als partner in het SoW-proces en daar­mee was de trio-synode een feit”. Maar er kwam een kink in de kabel: “In 1996 werd het Comité tot Behoud van de Nederlandse Hervormde kerk opgericht. Het comité zegt niet mee te kunnen in een kerk met elkaar tegensprekende belijdenisgeschriften. Half december 2003 was de stem­ming, op 1 mei aanstaande zal de fusie een feit zijn. De PKN wordt met circa 2,7 miljoen leden na de rooms-katholieke kerk de grootste van ons land. Daarmee verdringen de protestanten de islam. Maar er is nog verdeeldheid over de eenwording. Met name onder behoudende hervormden stuit de PKN op grote weerstand. Zij vinden het onverteerbaar dat naast de klas­sieke belijdenisgeschriften ook de moderne leefregels de grondslag van de PKN vormen”, aldus Marie- Thérèze Roosendaal in haar artikel die ook nog aangeeft dat ongeveer 10% van deze gemeenten waar­schijnlijk niet meegaan met deze fusie en dus een soort nieuwe kerk gaan vormen. Op het moment dat wij dit schrijven is echter nog niet precies aan te geven hoe deze ont­wikkeling zich zal voltrekken. Van oudsher bestaat uit de Nederlands Hervormde kerk uit drie stromingen, te weten de vrijzinni­gen, de midden-orthodoxen oftewel confessionelen en de rechts-orthodoxen beter bekend als de Gereformeerde Bond binnen de Hervormde kerk. De confessionelen kwamen het meest overeen met de gereformeerden, zodat het Samen op Weg proces daar ook het meest aansloeg.

Binnen de Hervormde kerk was er altijd wel een soort ‘richtingstrijd’ maar meestal had elke gemeente een eigen kleur en kon het voorko­men dat een gemeente vrijzinnig was terwijl enkele kilometers verder­op de gemeente van de ‘zwaardere richting’, dus van de Gereformeerde Bond was. Deze zwaardere richting werd (en wordt) ook gevormd door allerlei andere gemeenten buiten de Hervormde kerk, zoals de Gereformeerde gemeente en de Oudgereformeerde gemeente. Men moet wel een ingewijde zijn in ker­kelijke kringen wil men het allemaal uit elkaar kunnen houden… Vaak wordt vanuit de kerk, van welke schakering ook, over het hoofd gezien dat er in de loop der eeuwen vele zogenaamde vrije gemeenten zijn ontstaan, sommigen hebben zich weer als kerk georgani­seerd zoals de Vrije Evangelische gemeenten en een deel van de Baptisten-gemeenten. Maar vooral in de vorige eeuw zijn er vele onafhan­kelijke gemeenten bijgekomen. Door de zogenaamde pinksterop­wekking aan het begin van de vorige eeuw ontstonden pinkster- en volle evangeliegemeenten die in het mid­den van de vorige eeuw een nieuwe impuls kregen door opwekkingspre­dikers zoals Hermann Zaiss en Tommy Osborn en daarna door Nederlandse predikers als Johan Maasbach, Karei Hoekendijk en Jo van den Brink. Talrijke nieuwe gemeenten ontstonden die deels onafhankelijk bleven, deels weer gingen fuseren.

Het grote verschil

Dit artikel zou te uitgebreid worden om daar verder op in te gaan, maar wat wij willen aangeven is het grote verschil met de zogenaamde traditionele kerken, waar men veelal door traditie bij ging behoren omdat onze ouders ons als baby’s lieten dopen. Terwijl men tot de nieuwe gemeen­ten pas ging behoren als men door een persoonlijke geloofsverandering (bekering, wedergeboorte) van een zondaar een kind van God werd.

Waarom we dit nog eens in ons blad vermelden is niet dat onze lezers dit niet zouden weten, maar om het grote verschil aan te geven tussen de werkelijke gemeente en de traditionele gemeente.

Is dan alles in wat wij dan noemen de ‘werkelijke gemeente’ zo vol­maakt? Natuurlijk niet, want ook hier komen vaak verdeeldheid en allerlei andere negativiteiten nog om de hoek kijken. Daarom is het evan­gelie van het Koninkrijk der heme­len, zoals Jezus dat bracht en de eer­ste apostelen, ook zo belangrijk. Als het fundament (doop door onder­dompeling en doop met de heilige Geest) gelegd is, kan de groei van baby naar volwassene beginnen. Het grote manco is echter dat velen in het begin van hun geloofsontwikke­ling (zijn) blijven steken. Men is soms niet bevrijd van demonische gebondenheden, heeft geen oog dat al het goede van God komt en het slechte van de duivel, leest de Bijbel niet met geestelijke ogen, beleeft niet de echte vrijheid die Christus wil geven, om slechts enkele aspec­ten te noemen.

Zij die de werkelijke betekenis van dit evangelie leren kennen laten zich hierdoor echter niet afremmen maar gaan door tot hun eenheid met Christus zo hecht wordt dat zij echte ‘Christus-getuigen’ zijn. Dat is ook de eenheid waarvoor Jezus bad in het zogenaamde ‘Hogepriesterlijke gebed’ in Johannes 17. Daar gaat het over de eenheid tussen christenen die begint in het leven van een christen zelf. Jezus bidt voor allen die in Hem geloven, “opdat zij allen één, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één” Johannes 17 vers 21 tot en met 23 (Joh. 17:21-23). Dat is de eenheid waar de Vader en de Zoon naar uitzien en die er in feite al is tussen die christenen die Hem werkelijk volgen. Maar vaak deze nog niet zichtbaar omdat ieder nog zijn eigen kerkelijk of gemeen­telijk etiket draagt. Fusies tussen kerken en gemeenten kunnen soms een stap in de goede richting zijn, maar als men geen oog heeft dat het om déze eenheid gaat heeft het geen waarde in de ogen van God. Christenen die hebben ontdekt dat het hierom gaat, doen er alles aan dat dit gerealiseerd en verheugen zich al bij voorbaat op de grote dag dat de werkelijke Gemeente van Christus ten volle zichtbaar is, een gemeente waarvan Paulus zegt dat zij “stralend is, zonder vlek of rimpel, zodat zij heilig is en onbe­smet”.

De blijvende taak van de oudere christen

Wanneer is iemand oud? Jonge mensen van 15 of 20 jaar zullen iemand van 30 oud vinden. Daarna schuift het begrip ‘oud zijn’, naarma­te men zelf ouder wordt, steeds ver­der op. Maar over het algemeen wordt iemand van 65 jaar en oude1 echt bij de oudjes gerekend, al is het begrip ‘oud zijn’ natuurlijk erg rela­tief. Dit hangt ook af van de licha­melijke en/of geestelijke gesteldheid en soms zijn mensen van 80 jaar tot meer in staat dan anderen van 70. Hoe het ook zij met het ouder wor­den krijgt iedereen te maken. En in het gewone maatschappelijke leven betekent dat niet meer hoeven te werken als men 60 of 65 wordt. Men kan het leven zelf invullen met ‘leuke dingen’, men is immers van de verplichting om te werken af. Bij een zelfstandig beroep ligt dat soms anders omdat men dan meestal niet verplicht is op een bepaalde leeftijd w te houden. En soms ziet men hoe Jensen op hoge leeftijd nog actief zijn in allerlei functies. Bij een kind van God treffen we ongeveer een zelfde situatie aan. Maar hoe zit het met ons geloofsle­ven? Dat houdt natuurlijk niet op als we 65 zijn, maar is continu aanwe­zig. En soms hebben ouderen nog belangrijke taken, zeker als hun door Gods Geest wordt aangereikt hiermee door te gaan. Dit is uiter­aard voor ieder persoonlijk anders en we kunnen elkaar daarop ook niet beoordelen. Belangrijk is dat we ook op dit punt gehoorzaam zijn en geen dingen vasthouden waarvan ons duidelijk wordt dat we ze op Roeten geven. Maar ook het omge­keerde kan dus een rol spelen. Ook hier geldt dat we in ons hart ten volle overtuigd dienen te zijn hoe te han­delen. Wanneer iemand weet dat hij door mag gaan met een bepaalde taak zal hij zich daar ook door nie­mand van aflaten brengen. Bovendien ervaart hij hoe Gods Geest hem of haar hierbij dagelijks leidt en inspireert. Soms blijft onze geest vitaal terwijl ons lichaam ver­der aftakelt. Dan kunnen we moed putten uit de woorden die Paulus eens schreef aan de gemeente te Korinthe: “Naarmate onze uiterlijke mens vervalt, wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd”. Het heerlijke proces van vernieuwing en geestelijke groei gaat dagelijks door ook als we 70 of 80 zijn!

Wijsheden van Kees Brusse

Los van dit proces dat doorgaat tot in onze laatste levensfase, dienen we ook zelf volop mee te werken dat we, in ieder geval geestelijk, blijven functioneren in het laatste deel van ons leven. Daaraan moesten we den­ken toen we een paar maand gele­den een interview lazen in De Telegraaf met de bekende acteur Kees Brusse, die ook op 78-jarige leeftijd nog volop in het leven staat, maar dan ‘anders dan vroeger’. Onlangs ging hij op ontdekkings­tocht naar Australië om na te den­ken over wat hij met zijn leven moet ‘Nu het niet meer ‘wij’ is maar ‘Zij’. Terwijl ‘wij’ de oudjes zijn aan wie niemand meer iets vraagt. En ‘Zij’ de jongeren die alles bepalen”. Het maken van een film heeft zijn leven veranderd. “Ik weet beter hoe het ouder worden moet en dat wil ik delen. Niet omdat ik de wijsheid in pacht heb, Want ik geef maar één mening en ik ben geen wijsgeer. Maar wel omdat ik mensen in mijn leeftijdsgroep wil aansporen om erover te praten. Ook met jongeren. De wetenschappers die het ouder worden bestuderen, zijn allemaal rond de dertig. Maar de echte experts zijn wij. Want je weet pas hoe ‘oud zijn’ is, als je het zelf wordt. Daarom moeten ouderen de discussie starten. De generatie die deze huidige wereld bedacht heeft, zeg ik dan altijd heel bescheiden”. “De verleiding is groot om je, als je ouder wordt en allerlei mankemen­ten krijgt, in een soort wandelend medisch dossier te veranderen en stil achter het raam te gaan zitten. Maar zo is het niet! Wij ouderen doen ertoe. Wij hebben waardevolle ervaring die we met de jongeren moeten delen. Dat heb ik van een oude aborginal, die zit ook in mij”. Verder merkt hij op: “We willen ons hele leven oud worden, maar als we het zijn, lopen we te piekeren over wat wat we met deze levensfase aan moeten…”

“Ouderen zoals ik willen niet opge­borgen en betutteld worden. Maar zo vrij mogelijk zijn, genieten en geven. Want behalve ervaring heb­ben wij heel veel te geven. Aandacht, liefde en tijd bijvoorbeeld”. Het artikel eindigt: “Kees Brusse heeft nog een andere boodschap aan mensen in zijn levensfase: ‘het glas is niet driekwart leeg, maar een kwart vol. En zoals een goede vriend van mij altijd zegt; het verschil tus­sen een mineur en een majoor akkoord op de piano is maar een halve toon…”

Toegevoegde dimensie

En dan te bedenken dat wij als chris­tenen daaraan nog een toegevoegde dimensie hebben die het allerbe­langrijkste is: ons leven houdt niet op met de dood, maar gaat over van heerlijkheid in volle heerlijkheid. Eén van de kenmerken van een waarachtig gelovige is dat hij een positieve levensinstelling heeft die niet veranderd bij het ouder worden maar zich veeleer verdiept. En laten we niet leven met de gedachte dat het de laatste dag van ons leven kan zijn, maar de eerste dag van de rest van ons leven! Daarbij mogen we met dankbaar­heid en tevredenheid terugzien op de jaren van ons leven die voorbij zijn, waarvan soms misschien vele jaren gepaard gingen met grote pro­blemen, tegenslagen en moeilijkhe­den, maar de grote dag dat wij het Koninkrijk Gods binnengingen toen wij van een zondaar een kind van God werden, is van alles beslissende betekenis geworden. Die dag en de geestelijke groei die daarop volgde, heeft ons leven geheel bepaald. En dat gaat door ook bij het ouder worden. Daarom wil­len wij niet altijd maar terugzien en met het verleden bezig zijn, maar vooruitzien en de woorden van Jezus ter harte nemen als hij zegt dat nie­mand die de hand aan de ploeg slaat en ziet hetgeen achter hem ligt, geschikt is voor het Koninkrijk Gods!

‘Steeds minder jongeren geloven’

Met deze kop opende onlangs dag­blad Trouw haar voorpagina. Het blad schrijft: “Anders dan voorspeld is de secularisatie in Nederland nog niet over haar hoogtepunt heen. Twintigers zijn beduidend minder kerkelijk én minder religieus geïnteresseerd dan dertigers. Vooral de rooms-katholieke kerk verliest sterk aan aantrekkingskracht. Tegelijkertijd heeft twee op de drie jonge volwassenen behoefte aan ritu­elen bij belangrijke levensgebeurte­nissen’, zo begint het artikel dat gebaseerd op het rapport ‘Waar moe­ten ze het zoeken?’, naar religie en zingeving onder twintigers en derti­gers.

Het onderzoek -onder 404 mensen, tussen 18 en 40 jaar- werd uitgevoerd door het Kaski, in opdracht van Ikon, Trouw en Zin Web. Uit het rapport blijkt dat 44 procent van de twintigers gelooft in God. Twee­ derde beschouwt zichzelf als onker­kelijk. Van de dertigers gelooft 63 procent nog in God en noemt 53 procent zichzelf onkerkelijk. Bijna twee-derde van alle jonge vol­wassenen geeft aan nauwelijks met geloof en zingevingsvragen bezig te zijn.

Vooral het aantal rooms-katholieken loopt sterk terug in de jongste gene­ratie. Noemt een kwart van de derti­gers zichzelf nog katholiek, bij de generatie daaronder is dat 13 pro­cent. Godsdienstpsycholoog prof. Dr. Jaques Janssen noemt de halvering ‘spectaculair’. ‘Het ondergraaft het algemene idee dat het zo’n vaart niet loopt’.

Bij de protestantse kerken is de terugval met 2 procent gering. Onduidelijk is of het verschil in reli­giositeit tussen twintigers en derti­gers een ‘leeftijdskwestie’ dan wel een ‘generatiekwestie’ is. Het is mogelijk dat de twintigers met de jaren wél religieuze behoefte zullen tonen.

De Kaski-onderzoekers wijzen er evenwel op dat de ‘religieuze socialisatie’ bij deze generatie gering is geweest.

‘Het is zeer wel mogelijk dat die behoefte bij sommigen wat toe­neemt, maar bij vele anderen nooit ontstaat’.

Opmerkelijke uitkomst is verder dat twee op de drie jonge volwassenen behoefte hebben aan rituelen bij belangrijke levensgebeurtenissen – al dan niet in een kerkelijke context. Volgens godsdienstpsycholoog prof. Dr. Hans Alma bevestigt het Kaski- onderzoek ‘wat al langer zichtbaar is’.

‘Je ziet dat jonge mensen zoeken en twijfelen, dat ze nieuwsgierig zijn naar religie, er zich niet meer tegen verzetten. Ze lezen er graag boeken over, ze willen erover praten. Maar dat is toch een andersoortige belang­stelling dan waarop de kerken hopen'”.

Religie of écht geloof?

Tot zover dit verslag in Trouw, dat vervolgens in de rubriek de Verdieping’ onder de titel ‘De klad zit in het geloof’ nog een gehele pagina(!) voortborduurt over deze materie. Wat dan opvalt is dat op deze gehele pagina op geen enkele wijze de werkelijke manier van gelo­ven aan de orde komt. Nergens leest men over de weg om vrede met God ontvangen loopt via Jezus Christus. Je zou kunnen zeggen het is één van de ‘geheime wapens’ die de duivel hanteert om het werkelijke geloof verborgen te houden. Hij heeft er geen enkel bezwaar tegen dat er over de zingeving, rituelen en religie gesproken en gedebatteerd wordt, als de kern waarom alles draait maar niet geopenbaard wordt. Talrijke alternatieve vormen van reli­gie en geloof worden door hem gelanceerd en wanneer jonge men­sen zich hiermee tevreden stellen heeft hij zijn doel bereikt. Gelukkig heeft hij niet het laatste woord en blijkt telkens weer dat wanneer jonge mensen door Gods Geest aangeraakt worden zij elke vorm van valse religie vaarwel zeg­gen en ontdekken waarom het wer­kelijk gaat. Natuurlijk zou het gewel­dig zijn wanneer vele jonge mensen het werkelijke geloof gaan ontdek­ken, maar als christenen willen wij niet op de aantallen zien maar rustig doorgaan ons geloof in de levende God en Zijn zoon te belijden en te beleven. En vooral dat laatste mag niet achterwege blijven. Belangrijk daarbij is ook dat jonge gelovigen in de gemeenten zich bewust zijn dat geestelijke groei naar het volwassen stadium in Christus een ‘must’ behoort te zijn. Alleen daardoor ontstaan sterke sta­biele christenen die niet door het minste of geringste zuchtje tegen­wind van de kaart zijn, maar ook in voor het werkelijke geloof moeilijke tijden, standhouden. Zij zijn daar­door temidden van hun leeftijdgeno­ten levende getuigen omdat hun geloof niet oppervlakkig is maar echt. God heeft een sterk verlangen naar dergelijke jongeren die een onderdeel vormen van de ‘zonen Gods’ die uiteindelijk de zuchtende schepping gaan bevrijden!

De hausse van films over het leven van Jezus

In de afgelopen jaren zijn er vele films in roulatie gebracht die gaan over het leven van Jezus. Meestal geven zij een onvolledig of verte­kend beeld van Zijn leven, veelal zijn allerlei fantasieën toegevoegd. Met films als de in 1973 uitgekomen “Jesus Christ Superstar” was dat zeker het geval. Deze film was geba­seerd op de populaire musical uit de jaren ’60. Ook voor de in 1988 uit­gekomen film “The last temptation of Christ” gold dit. Deze film was gebaseerd op de controversiële roman van Nikos Kazantzakis. Bij de meer dan 100 films die in de loop der jaren over het leven van Jezus zijn verschenen, waren natuurlijk ook films die meer in overeenstem­ming waren met de evangeliën. Dit jaar is er weer een nieuwe film bijgekomen die uitsluitend gaat over het lijden en sterven van Jezus en zeer geloofwaardig overkomt. Het betreft de film “The Passion of the Christ”. In de verschillende media is al veel aandacht besteed aan deze film die het evangelie volgt, al druk­te de regisseur duidelijk zijn eigen stempel op het verhaal. Bepaalde passages krijgen meer aandacht dan in de originele tekst (onder andere de geseling van Jezus), andere ele­menten ontleende hij aan apocriefe boeken. De lijdende Christus wordt gespeeld door Jim Caviezel, die evenals de regisseur een gelovig katholiek is.

Er wordt zeer verschillend over deze film gedacht. Iemand schreef, dat de uiterst gewelddadige en bloederige verbeelding van de lijdensweg eer­der aversie dan compassie oproept. Anderen, waaronder ook vele chris­tenen, zijn zeer enthousiast over deze film omdat zij deze beschou­wen als een duidelijke weergave van het geweldige feit dat Jezus tot het einde toe alles over had om de zonden der mensheid op zich te nemen tot hij uiteindelijk aan het kruis van Golgotha werd genageld. Hij ging de ’totale lijdensweg’ uit liefde voor de door God geschapen mensen.

Persoonlijk zijn wij van mening dat de film, mits begeleid, een goed evangelisatiemiddel kan zijn, zoals er uiteraard vele zijn. Een door Gods Geest geïnspireerde boodschap, een positief boek, een persoonlijk gesprek, een artikel in een tijd­schrift, enz., zijn even zovele ‘mid­delen’ die God wil gebruiken om mensen deelgenoot te maken van het nieuwe leven in Christus. Een nieuw leven waarvan God wil dat alle mensen het leren kennen.

 

Gedragsregels in de gemeente door Jildert de Boer

In dit artikel behandelt Jildert de Boer een minder populair maar desalniettemin belangrijk onderwerp waarbij het gaat om speciale gedragsregels in de gemeente zoals hoe te handelen bij openbare zonden van gemeenteleden die dat niet willen opgeven. En waarom tucht en disci­pline niet verwaarloosd mogen wor­den maar essentiële bestanddelen vor­men van een goed functionerende gemeente. Het is mogelijk dat u op onderdelen van dit artikel anders denkt. Daarom stellen we het zeer op prijs als u (per brief of e-mail) wilt reageren (red.).

Dit is bepaald geen populair onder­werp. Met de nodige schroom ligt het mij op het hart deze niet eenvou­dige problematiek te bespreken. Het mag dan een moeilijk onderwerp zijn, onbelangrijk is het beslist niet. Het is immers nodig om er iets van te weten, om -als er sprake is van volharding in openbare zonde(n) in de gemeente- in liefde en heiligheid naar het Woord van God te hande­len. Ook op dit punt mogen wij niet onkundig blijven. De Bijbel geeft ons in deze klare richtlijnen, waar­mee we niet mogen marchanderen of sjoemelen, maar die wel met zachtmoedigheid, geduld en wijs­heid dienen te worden toegepast. Tucht en discipline (hoort bij een discipel!) moeten gehandhaafd blij­ven.

Er kunnen zich ernstige dingen midden in de gemeente van de levende God voordoen, waarbij de leiding van de gemeente de taak heeft het kwaad aan te spreken, te weren of buiten te plaatsen. Uiteindelijk niet alleen met de bedoeling de overigen niet te besmetten, maar ook -hoe vreemd dat ook klinkt- die mens te helpen door hem tot zichzelf te laten komen in een positie buiten de gemeen­schap van de heiligen. Lang niet alle items inzake dit cru­ciale, maar ook heikele onderwerp zijn uitgewerkt, maar er worden aanzetten aangereikt tot nadere bezinning. Paulus’ woord “velen wil­len van geen tucht weten” Titus 1 vers 10 (Titus 1:10) is nog steeds actueel in onze dagen. “Er zijn er heel wat die zich niets laten gezeggen”, zegt de Willibrord Vertaling in dit verband. In de praktijk zullen we met grote zorgvuldigheid te werk dienen te gaan, als het gaat om het tenslotte uitsluiten van mensen na veel liefde­volle en geduldige correctie. Dit te meer, omdat we weten dat in de geschiedenis zo vaak “ketters” letter­lijk en/of figuurlijk zijn gebrand­merkt of geëxcommuniceerd op grond van dwaalleer of vermeende dwaalleer. Denk slechts aan een man als Luther die van Godswege opstond voor de rechtvaardiging door het geloof, maar de pauselijke uitbanning over zich heen kreeg. In het bestek van dit artikel willen we met name ingaan op de uitoefe­ning van tucht op grond van een on-Bijbelse levensstijl. Paulus heeft het bijvoorbeeld over mensen met meer liefde voor genot dan voor God, die met een schijn van gods­vrucht de kracht daarvan verlooche­nen; (en vervolgens zegt hij:) houd ook dezen op een afstand 2 Timoteüs 3 vers 5 (2 Tim. 3:5). Zo heeft Titus 3:10 het over (na tweemaal terecht gewe­zen te hebben) het afwijzen van mensen die scheuring maken en Judas 23 (Judas 01:23) over het “barmhartig zijn in vreze, uit afkeer zelfs van het kleed dat door het vlees bevlekt is”. Gezonde gemeente bouw kan alleen dan plaats vinden als we ook derge­lijke gedeelten serieus nemen en ze niet links laten liggen. Paulus zegt: “Ik wil niet alleen dat gij wijs zijt tot het goede, maar ook onbesmet van het kwade” (met twee woorden gesproken: “Ja” tegen God en “Nee” tegen zonde en satan). Daarvoor heeft hij opgemerkt dat er mensen zijn die door schoonklinkende en vrome taal de harten der argelozen misleiden en dat men zulken moet mijden Romeinen 16 vers 17 tot en met 19 (Rom. 16:17-19). Bij dit onderwerp is het van groot belang dat wij ons zowel hoeden voor “slapte” enerzijds als “hard­heid” anderzijds.

Mens en/of macht

Vanuit het evangelie van het Koninkrijk der hemelen zien wij “tucht” in de eerste plaats als onderwijzing en opvoeding en bij eruit zetten” denken we allereerst aan het uitwerpen van mach­ten der duisternis uit de mens, zodat die mens zelf in de gemeente kan blijven en voor Christus en de gemeente behouden blijft. Dit is de heerlijke werking van het binden en buiten (=in de afgrond) werpen van machten en het ontbinden en vrij- zetten van mensen, zodat die juist binnen de gemeente kunnen her­stellen en opbloeien. In de geestelij­ke strijd zien wij de “lastpakken” pri­mair als machten in de geestelijke wereld, hoewel deze zich in de natuurlijke wereld zullen willen tóen en bedienen van mensen die zich daartoe laten gebruiken. Er zijn evenwel situaties, dat men met de veroorzakers van het kwaad ook de mens die het kwade blijft bedrijven en vasthoudt aan deze machten der duisternis buiten de gemeente zal plaatsen. De kwaden moeten niet verdragen worden Openbaring 2 vers 2 (Openb. 02:02), die moet men niet laten begaan Openbaring (Openb. 02:20). Het is uiteraard een trieste en verdrietige zaak als je een mens met eigen verantwoordelijkheid helaas een keuze ziet maken voor een heil­loze, zondige weg buiten de wil van God = het goede, welgevallige en volkomene – Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02) om. Dat is tenslotte een pad waarop een mens geen blijvend geluk zal vinden. Dan wordt zo’n mens niet langer welkom geheten in de gemeente van de levende God. Liever wijzen we de zonde en de zondemachten de deur en maken we in Jezus’ Naam de mens zelf vrij van zijn overheersers en plaaggeesten, zoals geesten van onreinheid, overspel en seksuele ver­slaving; kritiek, ongezeglijkheid, weerspannigheid en rebellie; toorn, boosheid en drift; roddel, leugen en laster; manipulatie en intrige, enzovoort.

Intrige en manipulatie

We lichten twee nauw aan elkaar verwante werkingen er even uit. De geest van “intrige” werkt met slinkse streken of gekonkel (zo leert ons het woordenboek). Manipulatie is beïn­vloeding via bedrieglijke methoden. De macht van “manipulatie” gaat gepaard met intimideren, domine­ren en chanteren en als dit niet lukt tracht deze via vleitaal het doel te bereiken. Spreuken 29 vers 5 (Spr. 29:05) zegt: “Een man die zijn naaste vleit, spreidt een net uit voor zijn schre­den”. Paulus merkt op: “Wij hebben ons nooit afgegeven met vleitaal”

1 Thessalonicenzen 2 vers 5 (1 Thess. 02:05). Manipulatie werkt onder meer door middel van het in eigen voordeel opzij duwen van andere gemeenteleden en kan sluimerend en sluipend een verwoestend werk doen in de plaatselijke gemeente. Judas 16 (Judas 01:16) gebruikt de uitdrukking “als zij om des voordeels wil (de mensen) in hun gezicht vleien”. In Titus 1 vers 10 en 11 (Titus 01:10-11 lezen we over ijdele praters en misleiders, die men de mond moet snoeren. Waarom? Omdat zij hele gezinnen (of zelfs gemeenten) onderste boven keren en, om oneerlijke winst (=voordeel) te maken, onbehoorlijke dingen leren. Het is dus belangrijk waak­zaam te zijn dat geesten van manipulatie en intrige geen macht krij­gen in de gemeente en dat men hen -de mensen waarvan deze machten zich bedienen- desnoods de mond moet snoeren. Het staat hier zelfs als bevel.

Zonde toedekken?

Over deze kwestie heerst veel onbe­grip en misverstand, want velen wil­len alles met de zogenaamde mantel der liefde bedekken en roepen dat men niet mag oordelen… Vaak wil men bij evangelisatie uit bewogen­heid -uit goede bedoelingen, maar in naïviteit- iedereen die in zonde leeft ‘zomaar’ de gemeente binnenhalen, waarbij ernstige gebondenheden onderschat worden, die later op- of openbreken.

Later blijkt dan dat men niet voor­zichtig genoeg is geweest en in een ‘valkuil’ is gestapt. Maar al doende leert men en neemt ook de wijsheid van God hoe dan in het vervolg wel te handelen toe!

Wil iemand de kosten berekenen en de prijs betalen, om Jezus’ discipel te zijn, dan is goddelijke vergeving en bevrijding voluit mogelijk, al zal het nodig zijn een proces van groei door te maken, om de bescha­digingen en sporen van het oude leven uit te wissen! Evangelisatie is een heerlijke zaak, om zondaren te winnen voor Christus, maar dan toch niet opdat deze mensen hun zonden en gebon­denheden gewoon(te)weg intact laten of slechts met een christelijk vernisje versieren. Met al die vastge­houden zonden wordt de “gemeente- kar” loodzwaar om te trekken en spannen we “het paard achter de wagen”, waardoor we de verkeerde kant opgaan en de gemeente niet vooruitkomt.

Helaas zien we een verschijnsel in sommige (volle) evangeliegemeen­ten dat velen door de “voordeur” de samenkomsten binnengaan, maar dat er niet voldoende stabiliteit en innerlijke groei is, of er sprake blijkt van regelrechte zonde of relatiespan­ningen, waardoor ook velen door de “achterdeur” weer uit de gemeente verdwijnen. Uiteraard kunnen hier­bij ook andere factoren een rol spe­len.

Een andere ‘valkuil’ kan zijn het aanhalen van Matteüs 13 vers 29 (Matt. 13:29), dat men bij het bijeenhalen van het onkruid tevens het koren zou kun­nen uittrekken. Dit is in de geschie­denis vaak op pijnlijke wijze gepro­beerd met het uitroeien van zoge­naamde ketters of andersdenkenden en met misbruik van het woord “dwing ze om in te gaan”. Vaak rukte men ‘koren’ uit! Maar anderzijds zijn er ook die aan dit woord de draai geven van: “laat het onkruid maar zitten”. Dit doet men echter in het natuurlijke niet met het (zichtba­re) onkruid in eigen tuin! In het geestelijke zal men ook niet het onkruid, dat openbaar komt in eigen gemeente, welig laten tieren in het verdragen van kwalijke levenspraktij­ken. Naarmate de tijd nadert dat het “volle koren in de aar” Markus 4 vers 29 (Mark. 4:29) komt, zal ook het onkruid haar rijp­heid bereiken. In de oogsttijd wordt alles over de hele linie duidelijk in kwaliteit en kwantiteit. Nu werkt het averechts als men overal om zich heen aan onkruid meent te moeten trekken.

Oordelen is scheiding maken

Wanneer wij spreken over “gemeentetucht”, dan is de aanpak van deze kant van het evangelie bepaald niet geliefd voor het vlees, maar naar de geest gesproken wezenlijk en nood­zakelijk willen wij voortgaan met een gezonde gemeente bouw. Een opbouw immers van de gemeente die niet overwoekerd dient te wor­den door allerlei kwaadaardige virus­sen en gif van machten der duister­nis en mensen die helaas en hoe jammer ook (nog!) met hen in verbinding staan.

Daarom gaat het ten diepste over “oordelen”, dat is scheiding maken tussen goed en kwaad, tussen gerechtigheid en zonde, tussen mens en macht der duisternis. Het oordeel begint bij het huis van God 1 Petrus 4 vers 17 (1 Petr. 04:17). Wij zijn geroepen om dit oordeel vooreerst in eigen leven te (laten) voltrekken bijv. 1 Korinthe 11 vers 31 en 32 (1 Kor. 11:31-32). Maar vervolgens zijn wij ook geroepen om hen te oordelen die in uw kring zijn 1 Korinthe 5 vers 12 (1 Kor. 5:12), om tenslotte over wereld en engelen te oordelen 1 Korinthe 6 vers 2 en 3 (1 Kor. 06:02-03).

Bijbelse items over ’tucht’

Belangrijke Bijbelgedeelten als basis in dit verband zijn -naast vele ande­re- vooral: Matteüs 18 vers 15 tot en met 17 en 2 Thessalonicenzen 3 vers 6 en 2 Thessalonicenzen 3 vers 15 en 1 Korinthe 5 vers 1 tot en met 13 en

1 Timoteüs 5 vers 20 en 21  (Matt. 18:15-17 en 2 Thess. 3:6 en 2 Thess. 3:15 en 1 Kor. 5:1-13 en 1 Tim. 5:20-21). Kernachtig noemen we een aantal noties uit deze passages:

a.Matteüs 18

Matthéüs 18 spreekt over een stap­penproces bij (openbare) zonde:

Onder vier ogen bestraffen (opdat hij zijn zonde zal inzien, vergelijk Jakobus 5 vers 19 en Jakobus 6 vers 1 (Jak. 05:19 en Gal. 06:01).

Bij niet luisteren een of twee mee­nemen (getuigen erbij).

Bij nog niet luisteren: zeg het aan de gemeente (bekendmaking).

Bij ook dan niet luisteren ^weer­spannig blijven in de zonde): dan zij hij u als de heiden en de tollenaar. (Heidenen en tollenaars kunnen zich evenwel later opnieuw beke­ren!).

2 Thessalonicenzen 3

2 Thessalonicenzen 3 zegt onder andere:

bewaard blijven voor de slechte mensen en wargeesten, want trouw vindt men niet bij allen (vers 2).

bevel je te onttrekken aan elke broeder die zich ongeregeld gedraagt (vers 6).

als iemand niet naar de apostoli­sche bevelen luistert: tekent hem, ga niet met hem om, opdat hij beschaamd worde (“opdat hij tot zichzelf kome” volgens sommige andere vertalingen) (vs. 14) In de praktijk blijkt dit moeilijk te zijn om niet met iemand om te gaan (=in nauw contact met iemand optrek- ken, een vriendschappelijke relatie onderhouden), want velen zijn goed bedoeld evangeliserend of pastoraal bezig, om iemand alsnog te (willen) winnen, maar worden ondertussen zelf onbedoeld besmet met bijvoor­beeld kwaadsprekerij en laster over de oudsten van de gemeente. In plaats daarvan moeten wij afstand bewaren en ons distantiëren van het kwaad. Wij mogen onszelf niet lan­ger associëren met degene die rebel­leert door openbare zonde, waarop hij is aangesproken, toch hardnekkig vast te houden. Men beseft vaak niet dat het ook een hulp kan zijn niet meer aan iemand te trekken of niet langer ontvankelijk te zijn en kostba­re tijd te investeren in diens boze, weerbarstige houding of ongezeglij­ke, weerspannige opstelling = zonde der toverij, 1 Samuel 15 vers 23 (1 Sam. 15:23). Hopelijk werkt het dan zo uit, dat iemand zich alleen gaat voelen en bij zich­zelf tot schaamte en berouw komt over zijn zondige wandel, rebelse houding of iets dergelijks. In deze passage ging het in Thessalonica oorspronkelijk om mensen met ongeregeld gedrag door geen werk te verrichten (want de Heer zou toch spoedig komen?) en bezig te zijn met wat geen werk is (vs. 11). De Willibrord Vertaling heeft: “Dat sommigen bij u de arbeid schuwen, alle- inspanning uit de weg gaan, maar zich wel met alles bemoeien. In de naam van de Heer Jezus Christus gebieden en vermanen wij zulke mensen dat zij regelmatig moeten werken en hun eigen brood moeten verdienen” (vers 11,12). Ook in onze tijd komen wij dergelijke “geestelij­ke klaplopers” nog wel tegen, die willen teren op de zak van een ander en zelf lui zijn onder de dekmantel van een vroom motief of geestelijk ideaal.

– houdt hem echter niet voor een vij­and, maar wijs hem terecht als een broeder (vs. 15). Goedheid en gestrengheid, liefde en heiligheid, barmhartigheid en ernst, genade en waarheid gaan hier hand in hand. Het is natuurlijk prachtig als zo’n broeder zelf zijn verkeerde opstelling inziet en tot erkentenis van de waarheid komt!

  1. 1 Korinthe 5 vers 1 tot 13 (1 Kor. 05:01-13) geeft onder meer dit aan:

– verwijdering van een bedrijver van grove hoererij uit de gemeente en het in de naam van de Here Jezus overleveren van die man aan satan tot verderf van zijn vlees, opdat zijn geest behouden moge worden in de dag des Heren (vs. 1-5). Let op het positieve doel dat Paulus ondanks deze zware zonde voor ogen heeft! Paulus spreekt ook in 1 Timoteüs 1 vers 20 (1 Tim. 01:20) over dwaalleraars die hij aan satan (=de overste die in deze wereld nog machtsterrein heeft, maar dat wordt hem niet in de gemeente toegestaan!) heeft overge­geven, opdat hen het lasteren worde afgeleerd. Afsnijding van de gemeente betekent het overleveren aan het domein van de slang. Zij zijn niet langer onder de bescher­ming van de gemeente en haar engel. Over dezelfde lieden hanteert hij de uitdrukking “hun woord zal voortwoekeren als de kanker” 2 Timoteüs 2 vers 17 (2 Tim. 02:17). Zelfs daar hield Paulus de mogelijkheid open tot ver­andering: “het kon zijn dat God hun gaf zich tot de erkentenis van de waarheid te keren, en ontnuchterd zich te wenden tot de wil van Hem, losgekomen uit de strik des duivels die hen gevangen hield”

2 Timoteüs 2 vers 25 en 26 (2 Tim. 02:25-26). Onze God is de God der hope! Desondanks deinst Paulus er niet voor terug, om men­sen die dwaalleer of scheuringen en onenigheden veroorzaken soms openlijk bij name te noemen en te waarschuwen voor hen. Bijvoorbeeld: “Alexander, de koper­slager heeft mij veel kwaad berok­kend: de Here zal hem vergelden naar zijn werken. Neem gij u voor hem in acht, want hij heeft onze woorden zeer tegengewerkt”

2 Timoteüs 4 vers 14 en 15 (2 Tim. 04:14-15).

In de natuurlijke wereld zijn wij blij als een kundig chirurg een kwaad­aardig gezwel uit het lichaam weet te halen. Zo kan het ook geestelijk noodzakelijk zijn, om kwade woekercellen uit het lichaam van Christus te verwijderen, om de gezonde cellen niet aan te laten tas­ten. Dit hoeft niet te betekenen dat zij die buiten geplaatst worden altijd (uiteindelijk) verloren gaan, want de apostel ziet deze ernstige vorm van gemeentetucht nog altijd als een middel tot mogelijke heling en her­stel. Namelijk: om het kwade af te leren en opdat hun geest behouden moge worden in de dag des Heren! In 2 Korinthe 2 vers 5 tot en met 11 (2 Kor. 02:05-11) zien wij het heerlijke voorbeeld van de weg tot herstel en het terugwinnen van degene die door zijn openbare zonde verdriet veroorzaakt had. -een weinig zuurdeeg maakt het gehele deeg zuur (vs. 6). Vergelijk het ons wellicht meer aansprekende beeld van de ene rotte appel die alle anderen in de mand van lieverlee aansteekt. Gooi daarom die ene rotte appel uit de mand, opdat de andere appels gezond blijven. Zondige prak­tijken en valse leer werken in het gemeenteorganisme als zuurdeeg, die het geheel doortrekt, net als gist. Het is niet maar een individuele zaak, zoals wij bijvoorbeeld zien in het geval van Achan in Jozua 7, waarbij de ban uit het midden van het volk verwijderd moest worden, om stand te houden voor de vijan­den Jozua 7 vers 10 tot en met 13 (Joz. 07:10-13).

– Paulus roept op om een vers, onge­zuurd deeg te zijn en jubelt over ons paaslam dat geslacht is: Christus! Dat is reden voor een feest (denk bijvoorbeeld aan het avondmaal in dit verband!), maar dan moet wel het zuurdeeg van slechtheid en boos­heid radicaal weg en het ongezuurde brood van reinheid en waarheid tevoorschijn komen in onze levens (vs. 7-8).

-Je kunt wel omgaan met hoereer­ders en zondaars in het algemeen in deze wereld (Jezus ging juist om met melaatsen, hoeren en tolle­naars!), maar niet omgaan of eten met iemand die, al heet hij een broeder, toch een hoereerder, geldgierige (=geldzucht is de wortel van alle kwaad- 1 Timoteüs 6 vers 10

(1 Tim. 06:10), afgo­dendienaar, lasteraar, dronkaard, of oplichter is (vs. 9-11). Niet met zo iemand eten betekent zeker: geen gemeenschap met hem heb­ben aan het avondmaal! -In onze eigen kring zijn we bevoegd tot oordelen, daarbuiten zal God dat doen (vs. 12). -kortom: “doe wie niet deugt uit uw midden weg” (vs. 13). Merk op dat Paulus hier de gebiedende wijs gebruikt. De gemeente zal zuiver gehouden worden!

  1. 1 Timoteüs 3 vers 19 en 20 en 1 Timoteüs 5 vers 19 en 20 (1 Tim. 03:19-20 en 1 Tim. 05:19-20) reikt aan dat men niet snel of lichtvaardig een klacht tegen een oudste moet aannemen. Het is dan vereist dat er twee of drie getuigen zijn (vs. 19). Dit voorkomt laster of kwade ver­denkingen. Dan staat er iets achter waarvan wij het gezag en de reik­wijdte misschien opnieuw zullen moeten leren: “wie in zonde leven (dat is heel iets anders dan per onge­luk vallen, maar wel de oprechte gezindheid hebben om niet te zondi­gen) moet gij in aller tegenwoordig­heid bestraffen, opdat ook de overi­gen ontzag hebben” (vers 20). Men moet weten wat de gevolgen zijn van het vasthouden aan zonde en dat openbare zonde in de gemeente niet getolereerd kan worden. Dat is niet bepaald modern en de tijdgeest is hier helemaal niet in mee! (Laat men evenwel een bepaalde zonde oogluikend toe, dan geeft dat ruimte voor anderen, om het ook te doen en op een gegeven ogenblik wordt het “gewoon” gevonden of als “normaal” beschouwd). In vers 21 betuigt hij voor God, voor Christus Jezus en voor de uitverkoren engelen dat daaraan de hand gehouden wordt, zonder vooroordeel of zonder iets te doen uit vooringenomenheid (met andere woorden: wees niet lafhartig en zorg dat je zonder aanzien des persoons handelt). Dan volgt het bekende vers 22 dat men niemand haastig de handen moet opleggen, omdat je geen deel moet hebben aan de zonden van anderen en jezelf rein moet houden. Met een (te) vlot­te handoplegging verbind je je met die andere persoon, die je onvol­doende kent, om je daarmee te ver­enigen. In veel pinkstersamenkom­sten wordt handoplegging massaal toegepast, maar het is de vraag in hoeverre men beseft welke geesten er allemaal mee kunnen vibreren, als men oplegging der handen zo gemakkelijk, achteloos en bijna klak­keloos gaat toepassen. Laten wij op dit punt de nodige voorzichtigheid in acht nemen! Is iemands instel­ling, houding en verlangen echt gericht op de Heer en op het willen breken met alle bekende zonden en gebondenheden?” Een ieder die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid” 2 Timoteüs 2 vers 19 (2 Tim. 02:19). Handoplegging is een serieuze zaak en geen “en masse”- gebaar voor Jan Rap en zijn maat. Daarna geeft Paulus nog aan: “Van sommige mensen zijn de zonden zo duidelijk (=openbaar), dat zij voor hen uitgaan naar het gericht, bij anderen komen zij achteraan.

Zo zijn ook de goede werken aanstonds duidelijk (=openbaar), en die, waar­mede het anders gesteld is, kunnen niet verborgen blijven” 1 Timoteüs 5 vers 24 en 25 (1 Tim. 05:24-25). Met andere woor­den: de zondaars houden geen stand in de vergadering der rechtvaardigen Psalm 1 vers 5 vergelijk ook Psalm 125 (Ps. 001:005). Zowel openbare zonden als lichtgevende goede werken vallen op! Dit wordt herkend. Bij anderen moet men ernaar zoeken en speuren. Op een gegeven moment kunnen en zullen ook de vrome maskers van schijnheiligheid afvallen. Over het verborgene kunnen wij niet oorde­len, maar God ziet het hart aan! Er worden nog heimelijk dingen ver­richt in het verborgene: ten goede (maar zichtbaar in Gods ogen!) en ten kwade, “maar als dat alles door het licht ontmaskerd wordt, komt het aan de dag (=wordt het open­baar); want al wat aan de dag komt is licht” Efeze 5 vers 13 (Ef. 05:13). Op die wijze wordt een religiositeit, die alleen in uiterlijk vertoon voor de mensen bestaat of slechts opper­vlakkig blijft, blootgelegd en zal op een gegeven moment blijken welke positieve gezindheid tot God in iemand woont of welke negatieve werking van het rijk der duisternis in de mens huist. Er is naar beide kanten een ontwikkeling, die steeds meer waarneembaar wordt Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11).

Uitvoegen en welkom zijn

Naast het met blijdschap en vreugd0 welkom heten en invoegen van broeders en zusters in de gemeente 1 Petrus 2 vers 5 (1 Petr. 02:05) kan het helaas in de praktijk voorkomen dat we mensen ten langen leste met nood in het hart zullen moeten uitvoegen en verwijderen uit de gemeente, omdat zij anders tot schade zijn voor het lichaam van Christus. Dit is een pijnlijke, maar soms toch niet te omzeilen maatregel. Dit betekent dat zij niet meer welkom zijn in de gemeente vanwege het volharden in een levensstijl die de Bijbel geweld aandoet (of -wat eveneens mogelijk is- vanwege ernstige dwaalleer, zie bijvoorbeeld 2 Johannes 1 vers 10 en 11 (2 Joh. 01:10-11). Dit onderdeel ligt evenwel buiten het bestek van dit artikel).

We handelen op grond van de richt­lijnen in Gods Woord, ter wille van de gemeente en uiteindelijk ook met het oog op henzelf, opdat zij tot zichzelf en werkelijk tot God mogen komen en (hopelijk!) tot berouw over hun zonde. Soms gaan mensen uit zichzelf weg, om de gemeente- tucht te ontlopen.

Aandachtspunten

Wanneer mensen zondigen, maar daar berouw van hebben en er strijd tegen voeren, wordt van ons veel geduld en liefdevolle steun verwacht.

Wanneer mensen volharden in een bepaalde zonde, dan zullen wij die zonde ontmaskeren en hen daar­op aanspreken.

Wanneer mensen bewust blijven volharden in een bepaalde zonde en ze worden daarom – na veel aan­dacht, zorg, liefde en geduld- ten­slotte uitgevoegd, dan willen we ons houden aan de Bijbelse normen en maatstaven.

Afgezonderd van de zonde

  1. God kan geen gemeenschap heb­ben met zonde, want Hij is heilig, dat is afgezonderd van de boze, en (openbare) zonde hoort niet in de gemeente thuis, want we willen de gemeente rein bewaren. Vriendschap hebben met mensen die willens en wetens in de zonde leven, kan en mag niet, omdat:

je daarmee jezelf besmet (ze zullen altijd proberen hun zonde te vergoe­lijken of te verdoezelen).

deze mensen de harten van de argelozen door hun schoonklinken­de en vrome taal misleiden. Zulken moet men in het oog houden en mijden, want zij veroorzaken one­nigheden en verleidingen Romeinen 16 vers 17 en 18 (Rom. 16:17-18).

degene die zondigt dan versterkt wordt in het idee: “het is zo erg nog niet, ze zullen het op den duur mis­schien wel accepteren” (de geraffineerde gedachte is dan: “de tijd je kunt ze wel open en eerlijk aan­spreken op het feit dat ze niet de goede weg van God gaan en ze zeg­gen dat je hoopt dat ze tot inzicht en inkeer komen en voor hen bid­den.

Als deze mensen, die “uitgevoegd” zijn, in de zondagse samen­komsten blijven komen, dan kun­nen we hen niet de toegang verbie­den vanwege het openbare karak­ter van die samenkomsten. We kun­nen wel zeggen dat ze op deze manier, met deze (tot nu toe volge­houden) zondige levensstijl, niet welkom zijn. Tevens kunnen we bidden voor een zodanige krachtige zal­ving en werking van de Heilige Geest dat deze mensen -ondanks alles- alsnog door het Woord diep in hun hart geraakt en getroffen zullen worden. Vaak blijven deze mensen ook uit zichzelf weg (zij gaan hele­maal niet meer naar een geloofsge­meenschap of naar een groepering die de normen en waarden, die de Bijbel aandraagt lichtvaardiger opvat, met een korreltje zout neemt of zelfs terzijde schuift).

Wanneer deze mensen zich op een bepaald moment waarachtig wil­len bekeren van hun zonde , dan mogen ze weten dat er een weg terug is en zij -onder die voorwaar­de- opnieuw een “open deur” zullen vinden in de gemeente van de leven­de God, die een pijler en fundament van de waarheid is 1 Timoteüs 3 vers 15 (1 Tim. 03:15). Wie zijn overtredingen belijdt en nalaat, die vindt ontferming Spreuken 28 vers 13 (Spr. 28:13).

Besmetting

Wanneer “uitgevoegde” mensen contact hebben met -veelal zwakke­re- broeders en zusters (vaak zoeken ze juist die op om kwalijke invloed aan te wenden, of begrip te krijgen!), dan is het verstandig om -terwille van die broeders en zusters- bijvoor­beeld hun kringleider nader te infor­meren. Deze kan hen dan wijzen op het gevaar van verkeerde invloed en hen ervoor waarschuwen dat “slech­te omgang goede zeden bederft” 1 Korinthe 15 vers 33 en 34 (1 Kor. 15:33-34).

Toch kan er ook door goedwillende gelovigen soms gemakkelijk kritiek geuit worden op de leiding van de gemeente, die meestal op emotione­le argumenten is gestoeld, maar waarbij men vaak tekortschiet in achtergrondkennis, doorzicht in de situatie en in helder geestelijk onderscheidingsvermogen. De gave van onderscheiding van geesten heb­ben we broodnodig en zal zich die­nen te ontwikkelen in onze gemeen­ten!

Hoop houden voor allen!

Wanneer het er met sommigen in de zichtbare wereld slecht uitziet, blijf hen in de onzichtbare wereld claimen voor het Koninkrijk van God en strijd nooit tegen mensen van vlees en bloed, maar in de gees­telijke wereld tegen de belagende boze geesten, die mensen infiltreren en waar ze de kans krijgen penetre­ren (=binnendringen). Blijf niettemin geloven in: “zolang er leven is, is er hoop” (voor elk mens!), al ziet het er nog zo duis­ter uit. In dat prachtige woordje “nog” zit een kolossale hoop ver­borgen voor de gebonden mens, en/of de uit de gemeente gevoegde mens!

Maar dit neemt de ernst van openba­re zonden niet weg. Die mogen niet in de gemeente gehandhaafd blijven en getolereerd worden.

Daarom blijft gelden het scherpe zwaard van scheiding: “doe wie niet deugt uit uw midden weg”! 1 Korinthe 5 vers 13 (1 Kor. 05:13). Paulus’ voortdurende motivatie was: “Met een ijver van God waak ik over u, want ik heb u verbonden aan één man, om u als een reine maagd aan Christus voor te stellen” 2 Korinthe 11 vers 2 (2 Kor. 11:02).

De bal terugspelen naar onszelf

We hebben gezien dat het wezenlijk is te (onder)scheiden tussen goed en kwaad . Paulus roept ons op: “en neemt geen deel aan de onvruchtba­re werken der duisternis, maar ont­masker ze veeleer” Efeze 5 vers 11 (Ef. 05:11). Het heeft echter geen zin als we grote woorden hebben over de zonden van anderen, als we niet allereerst toe­zien op onszelf en daarom zegt hij in hetzelfde verband: “ziet dus nauwlettend toe hoe gij wandelt…” Efeze 5 vers 15 (Ef. 05:15). Paulus deed voortdu­rend aan zelfdiscipline 1 Korinthe 9 vers 27

(1 Kor. 09:27). We willen daarbij ook nog herinne­ren aan twee apostolische woorden, die wat de discipline en de tucht betreft allereerst de vinger leggen bij onszelf en ons eigen leven, namelijk “…helpt gij die geestelijk zijt, hem terecht in een geest van zachtmoe­digheid, ziende op u zelf; gij mocht ook eens in verzoeking komen” en 1 Korinthe 10 vers 12 (1 Kor. 10:12): “Daarom, wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle”. Laten we zacht zijn in onszelf, maar moedig in God, kortom: zachtmoedigheid leren. Doen we dit dan wandelen we in de zachtmoedigheid en nederigheid van hart, die we meer en meer van onze Meester Jezus Christus willen leren! Matteüs 11 vers 29 (Matt. 11:29).

 

De volvoering van Gods plan door Jack Schoenaers

Dit is het vervolg en slot van het arti­kel van Jack Schoenaers dat in het vorige nummer werd gepubliceerd onder de titel: “Een geopende deur in de hemel”. Het eindigde met de opmerking dat God een eeuwig voor­nemen heeft. Dat is een gemeente stralend, zonder vlek of rimpel, gees­telijk volkomen, volmaakt en volwas­sen geworden, om Zijn Vrouw te wor­den en voor eeuwig in gemeenschap met Hem te leven. Dit voornemen zal doorgaan. Hij volvoert het. Br. Schoenaers laat nu zien hoe God het volvoert (red.).

Jesaja 53 vers 10 (Jes. 53:10) zegt: “Het voorne­men des Heren zal door Zijn hand (Jezus en de Geest van God Zijn Vader) voortgang hebben”. Wat een troostwoord! God neemt dus de beschikking voor Zich, oudsten en gezagvoerders aan te duiden van alle rechtvaardigen uit het Oude Verbond evenals uit het Nieuwe. Wie zijn dit? Het zijn diégenen die het felst op Jezus gelijken, die dus in hun leven het dichtst, het corrects dat plan van God hebben omgezet in hun leven op aarde. Je kunt toch moeilijk iemand, nauwelijks gered met de hakken over de sloot, aanstel­len als regeerder.

Vóór de Troon is er iets als een gla­zen zee en er zijn bliksemstralen. Deze ontstaan door spanningen en botsingen welke plaatsvinden in de geestelijke wereld. Dit wijst er op dat er strijd geleverd wordt in de hemel­se gewesten.

Strijd vindt plaats omdat God wil dat Zijn schepping en schepsel in haar totaliteit tot herstel en rust gaan komen. Paulus laat in Romeinen 8 duidelijk verstaan dat de schepping nu nog steeds aan de vruchteloosheid onderworpen is, maar dat ze -prijst de Heer!- bevrijdt gaat worden en dat zonen Gods daaraan mogen meewerken, om algeheel herstel, rust en vrede tot stand te brengen. Nog steeds ziet de schepping met reikhalzend verlangen uit naar het openbaar worden der zonen Gods en het zoonschap, dat is de verlossing van ons lichaam.

Om dus dit alles te verwezenlijken wordt er strijd geleverd rond de troon. Tezelfder tijd zijn er ook zeven Geesten Gods (zeven vurige fakkels). Het getal zeven duidt op een bepaalde volheid. Gods Geest is ook werkzaam in de gemeente wel vóór Gods troon is Openbaring 1 vers 4 en Openbaring 5 vers 6 en 7 (Openb. 01:04 en Openb. 05:06-07 De veelkleurige wijsheid Gods is daar dus vertegenwoordigd om oor­deel te vellen over de satan en om totaal herstel te bewerken voor de mens naar geest, ziel en lichaam en mede hierdoor ook de ganse schep­ping te betrekken. Met als uiteinde­lijk doel dat God verheerlijkt wordt.

Het beeld van de glazen zee

Daarna is er sprake van de glazen zee als kristal gelijk. Dit wordt ook aangehaald in Openbaring 15 vers 2 (Openb. 15:02). Er wordt ons hier een beeld getoond van de hardheid waarmee de aanval­len uit het dodenrijk maar blijven doorgaan. De strijd is bikkelhard, want de aard der demonen is gewelddadig en gruwelijk, maar het oordeel Gods wordt voltrokken. Het volk Gods komt er glorieus door­heen. Door de verdrukkingen heen bereikt ze de beloofde volkomen­heid! In het Oude Verbond was er ook reeds sprake van een zee. Bij de zondvloed kwam de geheel verdor­ven mensheid om door het water. Maar ook toen werden mensen gered, Noach en zijn familie, door middel van de ark waarin ze plaats hadden genomen. Ook de dierenwe­reld werd gered.

Dan is er nog sprake van de zee, toen het volk Israël door de Rode zee ging. Op een wonderbare wijze wer­den ze gered, terwijl de Egyptenaren door diezelfde weg van water omkwamen. Ook nu merken we dat er een enorme zee van demonie bezig is zich te ontwikkelen en steeds méér vastere vormen begint aan te nemen in de vorm van de Antichrist. Gemeente, we moeten er doorheen, niets aan te doen, door strijd naar de overwinning. Geestelijke luilakken horen er in deze fase niet meer bij, dat bestaat niet. Er zullen beproevingen zijn vanuit het rijk der duisternis, maar in dit alles worden we getuchtigd.

Het vuur der beproevingen

Dit wil geenszins zeggen dat straf Gods ons overkomt, Neen, zó is God niet, maar het betekent wél dat smaad, spot, lijden door tegensla­gen, ziekte en pijn, vervolgingen en vroegtijdig sterven, pijlen zijn in de hand van de vijand van God en men­sen. Dood en dodenrijk willen immers niet dat Gods volk het eind­doel des geloofs -de zaligheid der zielen- bereikt. Daarom zet hij alles op alles. Tuchtiging houdt dan vee­leer lering en onderwijzing in en opvoeding tot gerechtigheid Gods om totaal gehard de confrontatie met onze vijand aan te gaan en als overwinnaars te voorschijn te treden. Denk aan het voorbeeld van het harden van metalen). Dit alles dient dus om niet met de wereld mede veroordeeld te worden, of mede met haar ten onder te gaan. Daarom zullen we als volk van God in het vuur der beproevingen Zijn Woord blijven vasthouden en uitle­ven in geheel ons bestaan. Want we weten maar al te goed dat Gods Geest ons het herstel biedt en tevens leven en overvloed Gods ons deel is. De Goddelijke kracht Gods immers, welke in de gemeente aanwezig is door Woord en Geest van God, maakt haar leden sterk tot overwin­nen, ja zelfs onaantastbaar zegt de Bijbel in Spreuken 19 vers 10 en Spreuken 29 vers 25 (Spr. 19:10 en Spr. 29:25). Nu is er verder sprake van de beziel­de schepping, dieren vol ogen van voren en van achter. Het ene dier was een leeuw gelijk, het andere een rund, vervolgens een aap (het had immers een gelaat als van een mens), en tot slot een arend. Als vertegenwoordigers van de ganse schepping, zijn hier deze vier wezens genomen. Ook dit deel van Gods schepping is door de zondeval onder de vloek van Dood en dodenrijk gekomen en ziet ook uit naar de openbaring van de zonen Gods. Vanwege de mens kwam ze in dienstbaarheid aan de vergankelijkheid en door de mens zal ze hiervan bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kin­deren Gods.

Jesaja zag ook al iets van die toeko­mende heerlijkheid. Lees wat hij daarover schrijft in Jesaja 11 vers 6 tot en met 10 (Jes. 11:06-10). “Men zal te dien dage geen kwaad doen nog verderf stichten op gans Mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van de kennis des Heren”, meldt God hier aan Jesaja! De schepping zal dus delen in het herstel aller dingen! Prijst God! Naast ogen hadden die vier dieren ook vleugels. Dit wijst op het middel of de kracht om zich te verheffen en om op te stijgen, en zich te kunnen verplaatsen in het luchtruim, de hemelse gewesten. Vleugelen die­nen ook om te beschermen en te bewaren, denk maar aan de Cherubs op het verzoendeksel van de Ark des Verbonds in de tabernakel. De vleu­gels waren uitgespreid naar elkaar toe om af te schermen hetgeen eron­der bewaard werd. De getuigenis bestaande uit de stenen tafelen, het manna, de staf van Aaron, welke gebloeid had.

Zo mogen ook wij het ‘getuigenis Gods’ in ons bewaren namelijk Gods geestelijke leefregels en het getuigenis van Jezus Christus als

Heer over ons leven, alsook de kracht en de heerlijkheid van Gods Geest in ons. Dit alles mogen we bewaren, verzorgen en koesteren en er mee aan de slag gaan. Van binnen en van buiten vol ogen, wijst op het zien en onderscheiden waar het ook in onze dagen op aan komt. De dieren gunnen zich dag noch nacht rust, niet vanuit opgejaagdheid of vanuit onrust, maar vanwege het feit dat de schepping vrij is van de vloek. De volkomen herstelde schepping kan nu zonder onderbreking functioneren naar de wil van de Geest Gods. Voor ons houdt dit in dat wij gaan inzien waar het in onze dagen op aan komt en ons volijverig in gaan zet­ten voor de Heer en Zijn mensen en schepping. Het gaat immers om: “Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige” In het herstel van mens en schep­ping is ook de Schepper terug ver­heerlijkt. De heerlijkheid van een kunstenaar, is Zijn werk. En de heer­lijkheid van God, dat zijn wij, de gemeente. Halleluja! Dan werpen die vierentwintig oud­sten zich neer voor de troon om God te aanbidden; ze werpen daarbij hun kronen vóór de troon. Hun taak heb­ben ze volbracht. De Gemeente heeft meegewerkt om de schepping te herstellen, ze is niet langer onder­worpen aan de vruchteloosheid. Alles functioneert nu naar de oor­spronkelijke gedachten van God. Nu dit gebeurd is, zal ook zij onder dank en lofprijzing, de heerschappij overgeven. Hun en ons getuigenis zal dan ook zijn: “Gij, onze Here en God, Zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want gij hebt alles geschapen, en om Uw wil was het en werd het gescha­pen” Openbaring 4 vers 11 (Openb. 04:11). Om dan met de lofprijs uit Romeinen 11 vers 36 (Rom. 11:36 te eindigen: “Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen; Hem zij de heerlijkheid tot in eeu­wigheid” Amen!

 

Innerlijke genezing van de ziel door Wim te Dorsthorst

(Dit is het derde en laatste deel van de drie artikelen die Wim te Dorsthorst schreef over de innerlijke genezing door Woord en Geest. Deze keer komt de genezing van de mense­lijke ziel aan de orde – red.).

God heeft, in de volheid des tijds, vanuit Zijn innerlijke barmhartig­heid omgezien naar de schepping, die gezeten was in duisternis en schaduw des doods. Hij heeft in Zijn grenzeloze liefde Zijn eigen Zoon gegeven om een eeuwige verlossing voor de schepping tot stand te bren­gen.

Niet alleen voor alle zonden en ongerechtigheden, maar ook voor alle gebondenheden, ziekten, noden en innerlijke verscheurdheid van de mensheid.

Eenmaal zal een koninkrijk van ein­deloze vrede de hele schepping ver­vullen, doordat de Heer Jezus het gesticht en gegrondvest heeft met recht en gerechtigheid op Golgotha Jesaja 9 vers 6 (Jes. 09:06).

Eigenlijk spreekt de hele Bijbel van die nieuwe tijd die komen gaat; vooral het boek Openbaring spreekt er van. Wij lezen daar: “En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de men­sen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig. En Hij sprak tot mij: Zij zijn geschied. Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Ik zal de dorstige geven uit de bron van het water des levens, om niet” Openbaring 21 vers 3 tot en met 6 (Openb. 21:03-06).

De profeet Jesaja zegt nog: “Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet gedacht worden, het zal niemand in de zin komen” Jesaja 65 vers 17 (Jes. 65:17).

Geweldige beloften voor de voortge­jaagde en door angst gekwelde mens van deze tijd. Een ongekende heerlij­ke tijd zal over deze schepping open­baar worden; “God zal alle tranen van hun ogen afwissen en aan wat vroeger was, zal niet gedacht wor­den, het zal niemand in de zin komen”. Halleluja!

De zuchtende schepping

Maar nu wacht en zucht deze zelfde schepping nog op het openbaar wc den van de zonen Gods. ‘De verlossers’, die bezig zijn de berg Sion te bestijgen en daarbij steeds meer los komen van alle vleselijke zaken en aardse begeerten; die al gaande en stijgende herstellen en genezen naar de geest, in het denken en bedenken en naar het hart, waaruit de oor­sprongen van het leven zijn. Een heerlijk proces, wat na de wederge­boorte, bewerkt wordt door het Woord der waarheid en de werking van de heilige Geest. De wedergeboren mens heeft onge­kende mogelijkheden wanneer hij/zij uit geloof leeft naar Gods

Woord, wat bij monde van de profeet Ezechiël zegt: “Een nieuw hart Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven. Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en naarstig mijn verordeningen onderhoudt” Ezechiël 36 vers 26 en 27 (Ez. 36:26-27).

Genezing van de ziel

Nog een belangrijk terrein wat gene­zing nodig heeft is ‘de ziel’. Ik wil het nogmaals benadrukken dat het niet mogelijk is en ook niet de bedoeling is, de mens in partjes op te delen, maar het is wel te onderscheiden. Uiteraard heeft de toe­stand van de ziel ook te maken met de toestand van geest, hart en den­ken, want de mens vormt één geheel.

Gods Woord spreekt meer dan 200 maal over de ziel en dan zien we hoe die teksten spreken over gevoe­lens, emoties, aandoeningen en uitingen, in grote verscheidenheid. En wat in de ziel omgaat wordt uit­gedrukt en ervaren door het lichaam.

De gewaarwordingen van de ziel delen zich aan de hele mens mee. Zo staat er van de Heer Jezus dat Hij bedroefd en beangst begon te worden in Gethsemané, en dan zegt Hij: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe” Matteüs 26 vers 37 en 38 (Matt. 26:37-38). Dit resulteert er in dat Hij vurig bidt tot de Vader of de lijdensbeker aan Hem voorbij mag gaan en dat Zijn zweet werd als bloeddruppels die op de aarde vielen.

Dit is een angst-emotie, zó intens, zoals niemand dat ooit heeft meege­maakt; alles in Hem had daar deel aan.

Grofweg kan men zeggen: de ziel is gevoel, wil en verstand, maar de ziel toont ook de persoonlijkheid en het karakter van iemand. Zo was de Heer Jezus de openbaring van de persoonlijkheid en het karakter van Zijn hemelse Vader Hebreeën 1 vers 3a (Heb. 01:03a). Hij zegt Zelf: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” Johannes 14 vers 9 (Joh. 14:09). Dit trad vanuit Zijn innerlijk naar buiten terwijl Hij in Zijn lichamelij­ke verschijning niet verschilde van de mensen van zijn tijd. Duidelijk zal wel zijn dat een zieke verwonde ziel nooit de juiste per­soonlijkheid kan weerspiegelen, laat staan het beeld van de Schepper. De profeet Jesaja spreekt van: “Wonden, striemen en verse kwets­uren, die niet uitgedrukt zijn noch verbonden nog met olie verzacht” Jesaja 1 vers 6 (Jes. 01:06).

De ziel is verwond

Ieder mens die van God is afge­dwaald, onder de macht van de dui­vel en z’n rijk, is in meerdere of mindere mate verwond in zijn ziel. Daar komt bij dat mensen dingen meegemaakt kunnen hebben, din­gen die mensen elkaar aan kunnen doen, die hun ziel zó intens diep verwond hebben dat alle menselijke hulpverlening, hoe liefdevol en des­kundig ook, geen werkelijke gene­zing kunnen brengen. Er zijn pro­cessen bezig in de schepping -waar­van de Heer Jezus zegt dat de wets- verachting zal toenemen en de liefde van de meeste zal verkillen- die ver­woestend zijn voor het zieleleven van de mens. In ons eigen landje zien we de woorden van de Heer wat dit betreft dagelijks in vervulling gaan.

Ik geloof dat de woorden van Hosea 11 vers 8 (Hos. 11:08), waar God spreekt voor het volk Israël, nu ook van toepassing zijn op het grote naam-christendom en zelfs wel voor de hele wereld; God zegt daar: “Mijn hart keert zich om in Mij, ten volle wordt Mijn erbarming opgewekt”! Dit drukt een diepe emotie uit van betrokkenheid van de Schepper.

En terwijl de duisternis en donker­heid steeds meer de volken gaat bedekken, mag het Volk van God, de Gemeente van Jezus Christus, weten dat over hen steeds meer het licht zal opgaan Jesaja 60 vers 1 en 2 (Jes. 60:01-02). Het bemoe­digende heils-woord van God voor de gemeente is: “Want gij volk, dat op Sion, in Jeruzalem, woont, gij zult niet blijven wenen. Hij zal u zeker genadig zijn op uw luid geroep; zodra Hij dat hoort, zal Hij u antwoorden” Jesaja 30 vers 18 en 19 (Jes. 30:18-19).

De Trooster

Bij het onderricht over de heilige Geest noemt de Heer Hem ‘De Trooster’ Johannes 14 vers 16 (Joh. 14:16). Die naam geeft heel mooi iets wezenlijks aan van de heilige Geest waarmee Hij in een mensenleven binnenkomt, troost! Zoals een moeder haar kind troost, of iemand die de arm slaat om een mens met verdriet, bij­voorbeeld.

De Heer noemt de heilige Geest ten opzichte van Zichzelf, “Een andere trooster”. Hij was drie en een halfjaar de grote ‘Trooster’ voor het zwakke, verdrukte en treu­rende in Israël. Hij genas niet alleen lichamelijke ziekten en dreef boze geesten uit, maar Hij was in Zijn wezen als genezende olie voor de zieke en verwonde zielen. Hij pre­dikte het bevrijdende evangelie van het Koninkrijk Gods en liet zien hoe anders God was dan de harde leer van de Farizeeën en Schrift­geleerden.

Wat denk je van de Samaritaanse vrouw in Johannes 4. Zij had gedronken van de bronnen die de wereld biedt om een beetje liefde en geluk te vinden. De Heer maakt geen verwijten, maar biedt haar het levende water aan uit de enige waar­achtige bron, Hijzelf en de heilige Geest.

Hij zegt: “Wie drinkt van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven” Johannes 4 vers 13 en 14 (Joh. 04:13-14). Dat is troost! Dat is diepe genezing voor de verwonde ziel! Dan is daar de overspelige vrouw in Johannes 8. De Heer ziet, door innerlijke barmhartigheid bewogen, de veroordelende hardheid van de oversten van het volk. Hij zegt: “Ik veroordeel u ook niet”. Praatte Hij daarmee de zonden goed (zoals tegenwoordig maar al te vaak gebeurd)? Nee, zeker niet, want Hij zegt ook tegen de vrouw: “Ga heen, zondig van nu af niet meer!” Hij troostte de verwonde zielen die zochten naar leven in de duisternis, en bood hen waarachtig leven aan! De profeet Jesaja roept het al uit over Zijn komst: “Troost, troost mijn volk, zegt uw God. Spreekt tot het hart van Jeruzalem, roept het toe, dat zijn lijdenstijd volbracht is, dat zijn ongerechtigheid geboet is, dat het uit de hand des Heren dubbel ontvangen heeft voor al zijn zonden” Jesaja 40 vers 1 en 2 (Jes. 40:01-02).

Het volk wat de Trooster’ in het hart ontvangen heeft, zal hierdoor op bijzondere wijze genezing ont­vangen voor de verwonde en zieke ziel. “Troost, troost Mijn volk”, zegt uw God!

De liefde van God

Paulus schrijft in Romeinen 5 vers 5 (Rom. 05:05): “De hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de heilige Geest, die ons gegeven is”. Wij weten, dat als iemand de weg van gehoorzaam­heid aan Gods Woord is gegaan, dan ook de heilige Geest in het hart ont­vangen zal hebben. Net zo zeker als ons de heilige Geest gegeven is, is in ons hart ook de liefde van God uitge­stort. Niet maar een enkel facetje of voor een klein beetje, maar ‘De liefde van God is in ons hart uitgestort’, zegt de apos­tel. En dan gaat het hier om de ‘Agape-liefde’, dat is Gods eigen vol­maakte, onbaatzuchtige liefde. De liefde waardoor God Zijn eigen Zoon gaf voor de in zonden verloren en vijandige wereld. Het is de liefde die het Jezus mogelijk maakte Zijn leven te geven tot redding van de wereld.

Ik zie de liefde van God als de som van heel Gods wezen want Hij is liefde! Met de liefde komt dus ook barmhartigheid, ontferming, gena­de, vergevingsgezindheid, goedheid, trouw, nederigheid, zachtmoedig­heid, enz., binnen in het hart van de mens.

Dan begrijpen we dat de heilige Geest in de profeten is aangekon­digd als:

“Het water des levens”. Ook de Heer Jezus spreekt daarvan in Johannes 3 vers 4 tot en met 7 en Johannes 3 vers 37 tot en met 39 (Joh. 03:04-07 en Joh. 03:37-39. Wie de heilige Geest ontvangt, door de Heer Jezus, krijgt op dat moment ‘De Bron’ van levend water in z’n hart. En die mens kan daardoor zelf worden tot een bron die niet één stroom, maar ‘stromen’ van levend water gaat geven uit z’n binnenste. Al die wezens­eigenschappen van God zullen als ‘stromen’ naar buiten vloeien tot heil van elkaar in de gemeente en van de schepping. Die ‘Agape-liefde’ van God zal op de eerste plaats genezend werken in de gewonde ziel van de mens zelf en in de gemeente naar elkaar toe. De wonden en striemen en kwetsuren die nog nooit uitgedrukt zijn noch verbonden nog met olie verzacht, zullen in de gemeente eindelijk kunnen genezen.

Zou er een beter medicijn zijn, of zou er een betere therapie gevonden kunnen worden dan ‘De Liefde’ van God?

God is liefde, maar hoe weinig zijn wij soms in staat om die liefde te aanvaarden of te kunnen ervaren, laat staan het door te kunnen geven! Er is juist in dat deel van het emotio­nele leven zoveel beschadigd of nooit tot ontwikkeling gekomen. Hoe velen vragen zich af: wat is lief­de en hoe kan ik er mee omgaan? Wat is er dan nog veel genezing nodig in de Gemeente van Jezus Christus, want juist deze ‘Agape-lief- zal eenmaal de genezende kracht zijn voor de hele schepping.

Waarachtig leven

Hoe groot is het wonder dat de Geest van God en de menselijke geest bij elkaar passen, zoals een man en vrouw in het huwelijk, en tot één geest kunnen worden 1 Korinthe 6 vers 17 (1 Kor. 06:17)?

Het water des levens van de heilige Geest is het meest zuivere goddelij­ke leven dat bij de mens past. En wie er van drinkt zal in alle delen gezond worden zoals de profeet Ezechiël zegt, en zal zelf veranderen in een bron van levend water. De Heer Jezus leert van de heilige Geest: “Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen. Al wat de Vader heeft, is het mijne; daarom zeide Ik: Hij neemt uit het mijne en zal het u verkondigen” Johannes 16 vers 14 en 15 (Joh. 16:14-15). Wat zal de heilige Geest uit Jezus nemen wat ook van de Vader is? Kennis? Openbarings-kennis? Ja, dat ook, maar ik geloof dat dat ‘Het Leven’ zal zijn van God en Jezus! In de Heer Jezus is immers het absolute zuivere leven voor de van boven geboren mens, die bestemd is aan het beeld van Hem gelijkvormig te worden! De heilige Geest brengt levensprincipes van Jezus Christus in onze geest. “Ik ben gekomen om leven in overvloed te geven”, zegt de Heer Johannes 10 vers 10 (Joh. 10:10).

Geheimenissen door de Geest

Er is nog veel te zeggen over het genezende werk van de heilige Geest in de gelovigen, maar een ding wil ik hier nog noemen. De Bijbel laat duidelijk zien dat iedereen die de heilige Geest ont­vangt in tongen spreekt en de apos­tel leert dat alleen God het verstaat en dat we door de Geest geheimenis­sen spreken.

Als wij dan in tongen bidden of spreken of soms verzuchten, dan zijn dat de woorden van de heilige Geest samen met onze geest. Het zijn geheimenissen die we voor Gods aangezicht uitspreken. Zo zal de heilige Geest, als wij zelf die intentie hebben, de diepste diep­ten van onze persoonlijkheid, die wij zelf niet kunnen verwoorden of dur­ven verwoorden, samen met ons voor Gods aangezicht uitspreken. De heilige Geest zelf komt ons zo te hulp met onuitsprekelijke verzuch­tingen.

De diepste diepten van de ziel, van verdriet, pijn, afwijzing, eenzaam­heid, verwerping, verlatenheid, of nog veel ergere dingen die mensen overkomen kunnen zijn; ook zaken die ergens, soms al vanuit de voor­geslachten, als een blokkade aanwe­zig kunnen zijn, kunnen wij zo door de heilige Geest voor Gods aange­zicht uitspreken. De ziel, die als een wildernis kan zijn, schreeuwt om troost en heling en smacht naar water; naar levend water! Het levende water van de hei­lige Geest, het levende water van Gods troon, vol troost en liefelijke ontferming, vol van helende kracht zal alles gezond maken. Het zal eerst stromen door de verbrijzelde geest, die zolang van God geschei­den is geweest, en van daaruit door de verwonde ziel, die weer zal wor­den als een besproeide hof!

Door Woord en Geest

Soms krijg ik wel eens de indruk dat mensen het alleen maar van de hei­lige Geest verwachten, terwijl er maar heel weinig aandacht is voor het Woord, maar dat werkt niet! De Geest kan niets of niet veel uitrich­ten waar de liefde tot de waarheid niet aanwezig is.

En die waarheid is het Woord van God, de Bijbel die Hij ons gegeven heeft; En dan niet als kennis, maar als ‘Leven’!

Paulus schrijft aan z’n jonge vriend Timotheüs als hij spreekt over het

Oude Testament -en dat geldt voor ons eveneens voor het Nieuwe Testament- van ‘De heilige Schriften’. Waarom? Omdat hij er van overtuigd is dat de hele Schrift door de heilige Geest geïns­pireerd is en door God aan de men­sen gegeven is.

Hij vervolgt dan met: “Elk van God ingegeven Schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk vol­komen toegerust” 2 Timoteüs 3 vers 16 en 17 (2 Tim. 03:16-17).

De volkomen mens

Deze zal genezen en gevormd zijn door alle woord van God en de wer­king van de heilige Geest: onder­richt, weerlegt, verbetert en opgevoed in de gerechtigheid. Genezen en hersteld, onberispelijk geworden naar geest, ziel en lichaam is de belofte 1 Thessalonicenzen 5 vers 23 (1 Thess. 05:23). De heilige Geest, Die in de gelovi­gen woont, bedient Zich van alle Woord van God om alles aan het licht te brengen en af te scheiden wat niet goed is en op te richten wat ziek en terneergeslagen is. De Geest leidt de gelovigen in alle waarheid, verlicht het verstand, reinigt de gedachten en brengt goddelijk leven aan, waardoor de geest zich opricht en de ziel genezing vindt. Hij is als het levende water wat de innerlijke mens doorstroomt en gezond zal maken. Overal waar dat water komt, zegt Ezechiël 47 vers 9 (Ez. 47:09), zal alles leven! En dan geldt voor ‘de verlos­sers’ die de berg Sion bestijgen: “Zo komen zij jubelend op de hoog­te van Sion en stromen toe naar het goede des Heren, naar koren, most en olie, naar schapen en runderen; Hun ziel zal zijn als een besproeide hof, zij zullen nooit meer versmachten” (Jer. 31:12).

“Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest!, zegt de Here der heerscharen”.

 

 

Nieuws over het lectuurproject

 

Graag wil ik namens het bestuur van de Stichting ‘Lecture Ministries’ na langere tijd de lezers van ‘Levend Geloof’ weer enige informatie door­geven over de voortgang van het lectuurproject van de Stichting. Er is in de afgelopen tijd sinds de vorige informatie heel wat gebeurd. In de loop van 2003 is naast de reeds bestaande Engelse, Franse en Spaanse vertalingen van de bijbelstu­dieseries ‘Op weg naar volkomen­heid’ en’ De Geest van de Gemeente’ ook een Roemeense ver­sie daarvan klaargekomen. Deze wordt momenteel gedrukt bij een drukkerij in Roemenië. Onze broeder lonatan Voina, welke ons met zijn gezin bezocht in 2002, is secretaris van de St. ‘Zending voor kerken’ in Roemenië en heeft het begeleiden van de druk en het in gang zetten van de verspreiding van de boeken op zich genomen. Zijn inmiddels gehuwde dochter Adina Muntean heeft voortvarend gewerkt aan de vertaling vanuit de Engelse versie. In het gebouw van de Volle Evangelie Gemeente in Den Helder wordt sinds kort door een echtpaar uit Azerbeidjan gewerkt aan een vert­aling in het Russisch. Hiervoor heeft het bestuur kunnen zorgen voor het beschikbaar stellen van een compu­ter met Russisch toetsenbord. Ondergetekende heeft in dit voorjaar contact gehad met de leiding van de Iraanse Evangelische kerk in Europa, waarvan alleen al in Nederland 222 gemeenschappen bestaan, met een centrale gemeente in Almere. Zij hebben grote belangstelling voor de Bijbelstudies en hebben deze met andere studies op hun website gezet, welke via een eigen satellietverbin­ding ter beschikking komen van Iraanse christenen in vele landen in de wereld, maar ook in het moeder­land Iran. Ook zijn ze bezig om een vertaling in het Farsi te realiseren. Hun gemeenschappen betreffen niet alleen gemeenten in Iran zelf, maar ook in de grensstaten daarvan, zoals de Arabische wereld, Turkije, Armenië en voormalige Sovjetstaten. Zowel in Azië, Europa en Amerika bereiken ze naar schatting zo’n 90 miljoen gelovigen . In Iran bezitten ze o.a. een (geheime) drukkerij, waar de boeken gedrukt kunnen worden. Ook dit contact lijkt een open deur te wezen en we bidden voor een juist vervolg van hiervan.

Uitgangspunt

Het uitgangspunt van onze Stichting is het kosteloos beschikbaar stellen van Bijbelstudie-materiaal aan lei­dinggevenden binnen de groeiende christelijke kerk, met name in de zo genoemde ‘derde wereld – landen’. Het project zet zich nog steeds voort en blijkt in een behoefte te voorzien. Uit reacties van ontvangers van de reeds eerder verspreide Engelse en Franse versie over landen van met name Afrika, blijkt dat vele broeders en zusters rijk gezegend worden door de bijbellessen. Ontstonden de Engelse en Franse vertalingen al op wonderlijke wijze, even wonderlijk en naar mijn overtui­ging door de Heer geleid is het con­tact met zendelingen in Peru ont­staan (Wim en Sonja Odendaal en Sergio en Mary Allauca), waardoor inmiddels een Spaanstalige versie van de beide series gereed is geko­men. Het eerste deel van de bijbel­lessen is al gedrukt in een oplage van 4 a 5000 exemplaren en deze boe­ken worden momenteel verspreid onder gemeenten en bijbelscholen in meerdere landen van Zuid Amerika. In het najaar van 2004 hopen we ook het tweede deel te kunnen laten drukken, eveneens in Peru. Het voor­deel hiervan boven het drukken in en verzenden vanuit ons eigen land is het besparen van grote verzendkos­ten overzee, terwijl het drukken op zich wel zo’n 30 % goedkoper word) uitgevoerd tegen een vergelijkbare kwaliteit als in ons land. Vanuit de verzoeken, welke per e- mail naar ons toekomen, zenden we de genoemde Bijbelstudies ook per omgaande mail toe aan deze adres­sen, hetzij in het Nederlands, Engels, Frans of Spaans.

Sinds enkele maanden geeft onder­getekende op verzoek ook geregelde Bijbelstudies in een Engelssprekende gemeente met veel Ghanezen en andere Afrikaanse asielzoekers in Lelystad. Deze in les vorm opgezette studies worden vertaald in het Engels en wekelijks van te voren op papier uitgereikt. Ze worden tevens uitge­reikt aan andere groepen (Engelssprekende) gelovigen (vaak al of niet uitgeprocedeerde asielzoekers in binnen- en buiten)land. Ook de Stichting ‘Ambassadeurs du Christ’ (Thea de Jong – Tonkens) maakt gebruik van de Bijbelstudies in haar contacten in diverse asielzoekerscen­tra en de contacten in Afrikaanse lan­den. Wonderlijk genoeg kwamen we in Lelystad tot de ontdekking, dat de vertaling van zowel de mondelinge als schriftelijke studies door het zelf­de Nederlands – Engels echtpaar gebeurt, dat aan het begin van het lectuurproject (1996) de vertaling in het Engels ook verzorgde. Pas in Lelystad leerden we elkaar kennen. De gemeente aldaar heeft binnen haar verbanden ook meerdere con­tacten met andere buitenlanders, welke hier verblijven, waaronder veel asielzoekers.

Ook op deze wijze vindt het lectuur­project voortgang en wordt het heer­lijke volle evangelie van onze Heer Jezus Christus verspreid. Uit de reactie  blijkt, dat men door de studies , gezegend wordt. Ons bidden voor een vertaling in het Bahasa Indonesia gaat nog steeds door. Ook in dit taalgebied leven veel christenen, welke vaak onder sterke druk vanuit de Islam leven. Er is bij de christenen in dat immense werelddeel grote behoefte aan gerich­te Bijbelstudie-lectuur, maar we wachten nog op geschikte vertalers vanuit het Nederlands of het Engels.

Innerlijke visie

Het project Lectuur is indertijd gebo­ren uit een innerlijke visie, dat het door ons zo geliefde ‘volle evangelie van onze Heer Jezus in de hele Gereld zal gepredikt worden, zoals de Heer Jezus reeds voorzei in Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14): “Dit evangelie van het Koninkrijk zal over de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken en dan zal het eind(doel) gekomen zijn (gezien worden)”.

lectuurproject

Toen ik na een ernstig auto-ongeluk in 1987 in coma in het ziekenhuis lag en voor mijn leven werd gevreesd, sprak de Heer door een broeder over mij uit wat in Psalm 2 staat: “Mijn zoon zijt gij, Ik heb u heden verwekt. Vraag mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel en de einden der aarde tot uw bezit”. Door een andere (Italiaanse) broeder werd in dezelfde tijd geprofeteerd, dat ik maar kort in het ziekenhuis zou liggen, hetgeen onwaarschijnlijk leek vanwege de ernst van de lichamelijke verwondin­gen en men voor mijn leven vreesde. Sinds mij deze feiten naderhand wer­den verteld, hebben ze mij niet meer los gelaten. Hoewel ik tot verbazing van velen inderdaad na dit ongeval vrij snel weer gezond en wel mijn aardse taken kon verrichten, wist ik innerlijk, dat de genoemde profetie uit Psalm 2 betrekking had op diepe­re dingen dan slechts het herstel van mijn lichaam.

Hoewel ik geloofde, wat in deze pro­fetie gezegd was, had ik echter geen idee, hoe dit gerealiseerd zou wor­den. Met terugblik echter op de ont­wikkelingen van de afgelopen jaren, geloof ik zeker, dat het lectuurproject in deze context past. Ik heb het genoemde ongeval en de gebeurtenissen daarna als een ‘keer­punt’ in mijn leven ervaren. De Heer legde mij in deze periode tijdens persoonlijk gebed en Bijbellezen ook enkele teksten uit de bijbel zwaar op mijn hart: Johannes 4 vers 35 (Joh. 04:35): “Zie, Ik zeg u: slaat uw ogen op en beschouwt de velden, dat zij wit zijn om te oog­sten”. Matteüs 9 vers 37 en 38 (Matt. 09:37-38): “De oogst is groot, maar arbeiders zijn er (te) weinig”.

Matteüs 14 vers 14 tot en met 16 (Matt. 14:14-16): “… een grote schare … met ontferming over hen bewogen … Bij het vallen van de avond … geef gij hun te eten”. Matteüs 10 vers 8 (Matt. 10:08): “… om niet hebt gij het ontvangen, geef het om niet”.

Steun noodzakelijk

Wij zijn voelen ons mede geroepen om dit te bewerken. Waar echter het uitzenden en onderhouden van zen­delingen duur en schaars is en bovendien veel landstreken in de wereld daarvoor zijn toegesloten, kan gerichte lectuur, op schrift of per e- mail, evenals radio- en televisiepro­gramma’s betrekkelijk gemakkelijk de grenzen van landen en werelddelen passeren en redelijk goedkoop beschikbaar worden gesteld. De voorziening met bijbelstudielectuur is vanuit deze visie daarom in principe kosteloos voor de ontvan­gers. Graag breng ik daarom het lec­tuurproject nog eens onder uw aan­dacht. Het project draait volledig op het binnenkomen van giften. Tot nog toe is er steeds genoeg geld binnen­gekomen om de doelen te realiseren. Praktisch al het geld wat binnenkomt wordt rechtstreeks gebruikt voor het drukken en verzenden van de lectuur. Mocht het in uw hart zijn in dit pro­ject te willen participeren, dan kunt u naast gebed en dankzegging hiervoor ook uw financiële bijdrage inschake­len. Namens het bestuur van de Stichting bid ik u zegen en wijsheid toe in uw persoonlijke beslissing. Hierbij de noodzakelijke gegevens indien u besluit het project te onder­steunen.

Namens het bestuur van de Stichting, Hessel Hoefnagel

 

Een leven van overwinning door Cees Maliepaard

Overwinningsliederen behoren tot de graag gezongen toppers in vele samenkomsten. Dat was in een grijs verleden al zo, met uitdrukkingen als ‘overwinning, overwinning door het bloed van Calvarie’, en dat is in onze dagen nog niet anders. Een mens lijdt nu eenmaal niet graag nederlagen, en dat verandert ook niet wanneer iemand christen wordt.

Zonder strijd geen overwinning

Het is een bekend gegeven dat een overwinning bevochten zal moeten worden. Wanneer in de vorige eeuw de geallieerden de strijd tegen de as Berlijn-Rome niet aangegaan waren, zouden we met z’n allen nu nog zuchten onder de heerschappij van de nazi’s. En naar alle waarschijn­lijkheid zou dat ergens op de Oekraïne geweest zijn, want de lage landen aan de zee zouden na de Tweede Wereldoorlog voor onze zegevierende oosterburen bestemd zijn.

In de geestelijke wereld behoort het principe van geen overwinning zon­der voorafgaande strijd, ook tot de realiteit van alle dag. Als Jezus twee

millennia terug Koning Dood niet overwonnen had, zouden we van­daag de dag het eeuwige leven wel op onze buik hebben kunnen schrij­ven. Maar doordat Gods eerste Zoon het voor ons allemaal heeft opgeno­men, plukken we daar de vruchten van in een herstelde relatie met God in dit leven en in een visie op de toe­komende dingen in het Koninkrijk van God.

Dat betekent echter niet dat we in een verlangen naar succesbeleving de strijd dienen op te zoeken. Net zomin als het juist is wanneer wereldleiders onder valse voorwend­selen een oorlog ontketenen, net zomin valt er heil te verwachten van activiteiten in het zonder noodzaak doen ontbranden van een geestelijke strijd in de hemel.

Geroepen strijders?

Kan iemand een geroepen strijder zijn? In de natuurlijke zin is het mogelijk dat een mens zich sterk aangetrokken voelt tot het militaire leven. De betrokken man of vrouw kan dan besluiten het beroep van militair te kiezen. Maar het maken van een keus tot demonenbestrijder, valt onder de categorie bedieningen waar de Heer geen mens toe roepen zal.

Wat staat Paulus in zijn brief aan de Efeziërs dan voor ogen met de omschrijving van de geestelijke wapenrusting? Wel, hij heeft die stellig niet opgetekend voor enkele gemeentelijke specialisten, maar juist voor een ieder die in de Christus is ingevoegd. Dat wapen­tuig hebben we nu eenmaal nodig, precies zoals een moderne soldaat de beschikking heeft over allerlei geavanceerd oorlogsmateriaal.

Het is toch niet denkbaar dat een staatshoofd een oorlog gaat organi­seren enkel om z’n laatste snufjes in de bewapeningswedloop in de prak­tijk uit te proberen? Hoewel je zoiets maar nooit weet natuurlijk. In rela­tie met de Heer is dit in de geestelij­ke strijd helemaal buiten alle pro­porties. We zullen de machten der duisternis niet bestrijden om het bestrijden zelf of omdat zoiets ons een geestelijke ‘kick’ zou kunnen geven, want geestelijk avonturisme past niet in wat voor bediening iemand ook van de Heer meegekre­gen mag hebben.

De grootste overwinning

De strijd tegen de machten der duis­ternis is reëel; daarvan zullen we wel degelijk doordrongen moeten zijn. Ieder mens heeft af en toe met strijd te maken. Dat komt dan niet omdat we de confrontatie met de boze zelf zoeken, maar omdat hij het initiatief daartoe neemt.

Op basis van Jezus’ zegevierende terugkeer uit het dodenrijk is er voor ieder die geloof in Hem stelt, over­winning over de ontluisterende macht van de dood. Deze kan hoogstens het lichaam nog geweld aan­doen, maar onze innerlijke mens mag voor altijd vrij zijn van zijn inti­midaties.

De grootste zegepraal die ooit door een mens behaald is, is de weerspie­geling van het Vaderbeeld in het leven van alledag. Die glorie kun je jezelf niet toe-eigenen, maar die is wel te realiseren in relatie met Gods eerste Zoon. Jezus heeft dit voor ons mogelijk gemaakt door onbaatzuch­tig voor ons in de bres te springen en ons te laten delen in de heerlijk­heid die Hij bij de Vader heeft.

 

Licht en duisternis door Tea Keuper

Zaterdag, voor veel mensen een dag zonder of weinig ‘moeten’. Tijd voor gezin, samenleving, ontspanning, sport en gezelligheid. Vanmorgen verdiepte ik mij in het AD-magazine, waarin een artikel over ‘In hoger sferen’ stond. Over de goede eigen­schappen van ‘mediteren’. Maar dan wel op de manier zoals veel mensen dit doen, die God, de Vader van Jezus Christus, niet kennen. Ze ^^n het vanuit oeroude culturen, met name uit het boeddhisme. In de chr. boekhandel zijn hierover ook brochures te koop. Mij troffen een paar zinnen tussen een scala van psychologische termen en namen. Ook waren er interessante hersen- foto’s bij.

Het blad schrijft: “De drang om iets bovennatuurlijks te geloven zit in onze genen ingebakken en dient een duidelijk overlevingsdoel”. En even verder: “Geloof is van alle tijden en alle volkeren. ‘God’ is de reflectie van een fundamentele behoefte, deel uit te maken van iets ‘groters’. Hem aanbidden geeft, of Hij nu bestaat of niet, exact dezelfde ontsspanningsrespons als meditatie. Bidden is waar­schijnlijk zelfs de ultieme vorm van meditatie, omdat het stress elimi­neert en positieve gevoelens aanwak­kert. Niet voor niets leiden bidden en kerkbezoek wereldwijd tot een langer en gezonder leven”. Verder lezend vond ik: “Aardig te weten dat één van de krachtigste vormen van meditatie uitstekend harmonieert met ons calvinistische wereldbeschouwing: ‘noeste arbeid'”

Ik zal u allerlei onuitspreekbare namen van bekende psychologen, genoemd in dit artikel, besparen. In gedachten zag ik ‘de oude slang, Gods tegenstander’ bezig, de men­sen op dwaalsporen te leiden door hen in verschillende goden en gees­ten te doen geloven.

Wat zijn we dan toch rijk als we een levende relatie hebben met de énige God, Vader van Jezus Christus, Schepper van al wat leeft! Als we Hem steeds beter leren kennen en ook het geweldige plan dat Hij voor ons als Zijn kinderen heeft. Hij die nieuwe scheppingen van ons heeft gemaakt, vernieuwde mensen, die weten wat ‘geloof, hoop en liefde’ betekenen. De God die ons vrede en blijdschap geven wil en ons uit stress wil halen, als we eenvoudig naar Hem toegaan, stil voor Hem worden en bidden tot Hem! Zijn Geest wil zelfs in ons wonen, omdat Hij onze geest begeert met jaloers­heid! Wat kun je daar blij van wor­den!

Anderzijds denk ik aan alle misleide mensen, die wel zoeken naar de duistere kant, waar Satan misleidt en vernielt. Het doet me bidden: “Heer, help ons en leidt ons door Uw Geest en uw liefde en bewogen­heid, deze mensen, waar we kun­nen, eenvoudig de geweldige waar­heid van Uw evangelie door te geven. Stuur ze maar op ons pad! Want U wilt het behoud ook van die mensen!”

Bidt en werkt u mee vanuit de barm­hartigheid van Christus?

 

 

2004.01-02 nr. 428

2004.01-02 Levend geloof nr. 428

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

De uitleg van het evangelie van het Koninkrijk, zoals u die ook in dit nummer weer aantreft, proberen wij de uitleg altijd zo eenvoudig mogelijk te houden zodat iedereen begrijpen kan waarom het werkelijk gaat. Ook in dit opzicht pro­beren wij in de voetstappen van onze Leidsman te gaan die zodanig sprak dat het voor wijzen en verstandigen verborgen was maar zelfs kinderen het konden begrijpen. Jezus stond midden in het leven van elke dag. Daarom gebruikte Hij geen hoogdravende woorden zonder inhoud, zoals de geestelijke leidslieden van zijn dagen deden.

Hun woorden hadden niets te maken met het Koninkrijk Gods waarvan Jezus de grote vertegenwoordiger was. Feitelijk hielden zij daardoor het volk op afstand zodat deze niet konden ontdekken waarom het werkelijk ging. Maar Jezus doorbrak deze barrière en sprak de woorden die Zijn hemelse Vader in Zijn hart gelegd had. Daardoor gingen mensen die er op ingingen, veranderen en ontdekten waarom het werkelijk ging.

In de tijd waarin wij leven is er een terugkeer naar dit oorspronkelijke evangei maar er is ook nog veel kaf onder het koren. En we zien soms zelfs hoe men-‘ sen die aanvankelijk gegrepen zijn door de wat wij dan noemen ‘volle bood­schap’ weer afvallen. Niet voor niets heeft Jezus de gelijkenis van de zaaier uit­gesproken waaruit blijkt dat niet al het zaad wat gezaaid wordt in goede aarde aarde valt.

Levend Geloof wil doorgaan met het zaaien van het goede zaad en wij vertrou­wen erop dat het bij u en onszelf in goede aarde valt zodat het vrucht draagt. Er is niets heerlijker dan dat we vruchtdragers zijn voor Gods Koninkrijk. Er is veel werk aan de winkel en temidden van goed en kwaad gerucht gaan wij door, onder leiding en inspiratie van Gods Geest, en met inzet van de talenten die de Heer in ieder van ons heeft gelegd, zaaiers én vruchtdragers van Zijn Koninkrijk te zijn. Hij wil ons dagelijks daarbij helpen, Hij staat immers aan onze kant en Zijn belofte is dat als we in Hem blijven veel vrucht zullen dragen!

“En zij brachten de kinderen tot Hem, opdat Hij ze zou aanraken; doch de disipelen bestraften hen. Toen Jezus dat zag, nam Hij het zeer kwalijk en zeide tot hen: Laat de kin­deren tot Mij komen, verhindert ze niet; want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods. Voorwaar, ik zeg u: Wie het Koninkrijk Gods niet ont­vangt als een kind, zal het voorzeker niet binnengaan. En Hij omarmde ze en hun de handen opleggende, zegende Hij ze” Markus 10 vers 13 tot en met 16 (Mark. 10:13-16).

 

De doorbraak (gedicht) door Duurt Sikkens

‘k Voel me zo opgejaagd,

zo rusteloos van binnen

Ze hebben mij belaagd

wat moet ik toch beginnen

 

‘k Heb het benauwd, ben bang

ze lachen om mijn woorden

Ze loeren al zo lang

Willen me wel vermoorden

 

ik roep Uw lieve naam

Uw woorden in mijn leven

Die houden mij tesaam

ondanks dit gruw’lijk beven

 

En ik sta trillend op

hoef met U niet te vrezen

Ik sla mijn ogen op:

met U ben ik één wezen

 

Die adder… met Uw woord

hef ik hem op, vertrap hem

Kan U weer ongestoord

vertrouwelijk ontmoeten

 

Ik ben tot vree gebracht

U hebt mij rust gegeven

Ben een licht in de nacht

 in U kan ‘k altijd leven

 

Mens, je mag volop leven! Door Cees Maliepaard

Het lijkt een goede zaak altijd veel van het goede in huis te hebben. Beter kan een mens zich toch niet wensen? Een best betaalde baan en een daardoor behoorlijk belegde boterham verhogen de kwaliteit van leven immers? Het wordt al hele­maal uit de kunst als een royaal huis, een dure auto en een keer of wat per jaar een vakantie naar een exotisch oord tot de mogelijkheden gaan behoren. Voeg daarbij een gelukkig gezinsleven en een prima gezondheid van ieder… en het aan­gename leven lijkt gewoon niet stuk te kunnen.

De problematiek van het leven

In onze welvaartsmaatschappij doen zich heus nog wel echte problemen voor. Wie dat niet onderkent, kan zich daar lelijk op verkijken. Sowieso is gezondheid vaak niet voor geld te koop, en een levensverzekering dekt slechts de financiële kant van het wegvallen van een mensenleven. Daarnaast kunnen mensen van wie je houdt zich tegen je keren, en kun­nen collega’s, klasgenoten of buren je het leven soms danig zuur maken.

Maar in grote delen van de wereld heerst een voor ons onvoorstelbare armoede. Daar is de kans een ernsti­ge ziekte op te lopen beduidend hoger dan bij ons. Denk alleen maar aan het ontbreken van goed drink­water (met daardoor een ruime mogelijkheid besmet te geraken met nare kwalen) en het daarnaast rond­waren van ernstige ziekten als aids. Bovendien ontbreken er de midde­len om hier iets tegen te onderne­men en rest in vele gevallen niets anders dan een uitzichtloos bestaan met een ronduit ellendig levenseinde. Daarnaast hebben deze mensen net zo goed te lijden van conflicten in de familie- of kennissenkring en sterven er mensen die hun dierbaar zijn en die vaak iets voor de hele familie toe hadden kunnen voegen aan het karige bestaan. Om nog maar niet te spreken van de schrik­barend hoge kindersterfte, de onder­drukking door dictatoriale regimes en de aanvallen door revolutionaire bewegingen.

Het is niet alles goud wat blinkt

Het kan zo mooi lijken in het leven van een christen. Waar men ‘in de wereld’ op zichzelf aangewezen is of hoogstens een beroep op andere mensen (met hun beperkingen) zal kunnen doen, kan een christenmens verzekerd zijn van de bijstand van een liefhebbende hemelse Vader. Je hoeft helemaal niet volmaakt te zijn in je geloofsbeleving om de vol­maakte genegenheid van Hem en van Christus Jezus te ervaren. Gods liefde kun je niet verdienen. Er is niets dat een mens zou moeten doen om de relatie met Hem veilig te stellen. Wie dit zoekt in religieuze activiteiten, in het uitspreken van lange gebeden of het houden van doorwrochte bijbelstudies, zal bemerken dat die de vaderliefde van onze God niet zullen vergroten. Ook zal de reikwijdte van Jezus’ verlos­singswerk er niet door toenemen. Doen we er dan verstandig aan ons van zulk bezig zijn te distantiëren? Wel, godsdienstige plichtplegingen zullen uitsluitend het vrome vlees kunnen behagen, die kunnen dus gevoeglijk weggelaten worden. Maar bidden heeft zin. Absoluut, want God zegt immers zelf dat Hij gebe­den wil zijn. Het zit ‘m alleen niet in de lengte van de gebeden die naar Hem opgezonden worden. Door de gebedsonderwerpen te rekken en van verschillende kanten te belich­ten, wordt de Here God er niet méér van doordrongen dat de mens die Hem benadert toch echt wel hulp hoeft.

En het kennisnemen van het bijbelse woord zal een alleszins nuttige bezigheid blijken te zijn. Voor wie de weg van de Heer wil gaan, is het normaal Gods woord te bedenken, zelfs dag en nacht daar mee bezig te zijn. Maar dat wil allerminst zeggen dat de Meester er een geestelijke reken- lat bij hanteert, teneinde na te gaan of iemands gebeds- en studietijd wel aan de dagelijkse ‘norm’ zou vol­doen. Het dwangmatig dagelijks een bepaalde ‘stille tijd’ onderhouden, heeft niets van doen met een leven in relatie met de levende Heer.

Verzadigd van het leven

Wie Jezus heeft leren kennen als oudste broer en God als vader, zal als vanzelfsprekend een goede fami­lieband met Hen willen onderhou­den. Niemand zal zich kunnen indenken dat een goede natuurlijke vader op vaste tijden spreekuur voor z’n kinderen zal houden. Als een kind vader of moeder nodig heeft, is die er gewoon voor hem. Alleen zul­len ze nu eenmaal niet altijd bereik­baar zijn. En ook kan het voorko­men dat ze gewoon ontzettend druk zitten te wezen en kindlief dus even zal moeten wachten.

Dat ligt in Gods huisgezin duidelijk anders. Vader en oudste broer heb­ben weliswaar de leiding van een wereldwijde familie, maar zij heb­ben de beschikking over iets extra’s, iets groots waar ze ieder die zich daarvoor opent in laten delen. Dat is de heilige Geest. Deze wordt zowel de Geest van God genoemd als de Geest van de Christus. Een ieder die in de Christus is ingevoegd zal deel­hebben aan de Geest die van eeu­wigheid Vaders Geest was en die als eerste van vele zonen ook Jezus ver­vulde. Door deze Geest kunnen we te allen tijde met beiden communi­ceren.

Voordat we de gedachte krijgen van alles en nog wat te moeten ‘doen’ voor de Heer, mogen we eerst met hart en ziel gaan leven. En wat mag dat dan wel inhouden; worden we vóór alles uitgenodigd eerst maar eens uitbundig deel te gaan nemen aan alles wat het natuurlijke leven te bieden heeft? Hoewel voor de reinen niets onrein zal wezen, heeft het volle leven dat ons voor ogen staat toch een zinvoller lading: het is het leven dat de mens Gods in relatie met z’n Vader leven mag. Wie zich er in oefent onder alles de stem van de Heer te verstaan, zal gaandeweg leren net als Hij over zichzelf en anderen te denken. Dat geeft een enorme levensruimte! Alle bekrompen en veroordelend gedoe wordt ermee op afstand gehouden en verkeerde geesten zullen in de intermenselijke verhoudingen geen enkele kans meer krijgen hun poli­tiek van ‘verdeel en heers’ te bedrij­ven. Want in de liefde Gods mag je écht tot leven komen.

Van boven geboren

Wie als zoon van God door het leven wil gaan, zal (evenals Jezus) van boven geboren moeten worden. We hebben allemaal een aardse geboorte achter de rug. We hebben die niet bewust meegemaakt, maar we mogen er in een normaal geval van uitgaan dat dit een blijde gebeurte­nis geweest is. Jozef en Maria heb­ben zich ook verheugd over de geboorte van hun eersteling. Toch was het begin van Jezus niet anders dan dat dit bij ons het geval geweest is: Hij zag het levenslicht op aarde. De Schrift geeft aan dat Jezus ons in alles gelijk geworden is, met uitzon­dering van de zonde. Hij had dus geen bekering nodig, want er was niets waarvoor Hij vergeving zou moeten ontvangen. Jezus was aan­vankelijk een volkomen gave, natuurlijke zoon van God… precies zoals Adam en Eva dat waren voor­dat zij hun verkeerde keuzes maak­ten. Daarom wordt Jezus in de bijbel ook de tweede Adam genoemd. Bij gebleken getrouwheid zou het eerste mensenpaar een ‘van boven geboren worden’ ten deel zijn geval­len. Adam was dan de Christus geworden, de eerste van vele zonen Gods. Maar dat feest ging niet door en daarom verwekte de Here God een natuurlijke zoon bij Maria. En ook Jezus kreeg de mogelijkheid zich te ontwikkelen tot een geestelijk mens. Hij bleef wél trouw aan zijn roeping en dus werd Hij gaandeweg ‘van boven geboren’ tot een volwas­sen Zoon van zijn hemelse Vader, de eerste!

Deze innerlijke metamorfose werd in het openbaar gesymboliseerd in zijn waterdoop in de Jordaan. Hij gaf daarin te kennen van zijn natuurlijke leven (al eerder) afstand te hebben genomen en nu naar Gods plan een geestelijk mens te zijn geworden. Daardoor kon de Here God, anders dan bij de eerste Adam, Hem dopen in de heilige Geest. Jezus voerde in de Jordaan beslist geen toneelstukje op, maar Hij maakte hiermee duidelijk dat Hij het wederom geboren worden en het ontvangen van de Geest van boven evenals ieder ander mens gewoon nodig had. Tot dezelfde beslissing wordt ieder ander mens door God geroepen. De enige last die wij daarbij af te leggen hebben, is die van de zonde. Jezus heeft die voor ons gedragen en weg­gedaan. Alleen daardoor is het voor ons mogelijk geworden blijvend in Jezus’ voetstappen te treden. En van­zelfsprekend is het ook bij ons niet een zaak van een plotselinge veran­dering, maar een gestadige ontwik­keling naar een geheel voldoen aan het prachtige plan van onze liefde­volle Vader.

Mens, durf te leven!

Zolang we in dit proces bezig zijn, hebben we te maken met tekortko­mingen. Dat zijn uiteraard de onze, maar net zo goed die van anderen. Het is een goede zaak als we hierin geduld met elkaar en met onszelf hebben. Vergeet nooit dat de Heer oneindig veel geduld met een ieder van ons heeft. Hij weifelt niet en Hij heeft niet zo zijn twijfels over ons, maar Hij houdt gewoon van ons,

want we zijn z’n kinderen immers! Kunt u zich voorstellen dat in een normaal gezin de kinderen voortdu­rend in angst leven omdat ze wel eens ondeugend zijn geweest en dat af en toe nóg wel eens zullen zijn? Goede ouders spelen toch niet voor boeman; ze laten hun kroost juist merken dat er liefde in hun harten is. Kinderen kunnen ongedwongen hun spel spelen, want ze weten uit ervaring dat pa en moe van hen hou­den. Zou de eeuwige God het dan voor minder doen? Dat is onmoge­lijk; een betere Vader dan Hij is er niet.

Laten we er voor oppassen dat nie­mand van ons achterop raakt door zelfverwerping. Vader God is een volmaakt goede vader. Hij rekent ons niets aan van de zondelast die Jezus tweeduizend jaar geleden al gedragen heeft. Je hoeft niet door het stof te gaan en jezelf in alle mogelijke bochten te wringen om deel te hebben aan Gods heil, want Jezus is voor jou door het stof gegaan. Heel letterlijk zelfs. Waar onze Heer dat voor ons heeft gedaan, mogen we op basis daarvan volop gaan leven. Laat je in het leven dat God je geeft, niet beknotten door wat voor aanklagende macht dan ook. In Romeinen 8 vers 15 en 16 (Rom. 08:15-16) staat: “Je hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar je hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader. Die Geest getuigt met onze geest dat wij kinde­ren Gods zijn”.

Wie gebroken heeft met een verkeer­de levensinstelling en voor Jezus gekozen heeft, mag zich frank en vrij in de hemel en op de aarde bewegen. Gods liefde is je deel, ook als je nog wel eens ergens in strui­kelt. Hij zegt tegen jou: samen met Jezus en de anderen ben jij de Zoon van mijn liefde, de Christus.

 

Onder de boom door Duurt Sikkens Opstanding

Al heel wat nagedacht over opstanding’ en alles wat daarmee samenhangt. Eigenlijk is het simpelweg het prachtige, onvergankelijke ant­woord van God op de duivelse uitvin­ding van de dood. En Zijn antwoord kwam, in de gedaante van een mens, de bescheiden man uit Nazareth, die zei: “Ik ben de opstanding”. Wie zich dus aan hem verbindt in een nieuw verbond heeft daardoor onvergankelijk leven in zich gekregen. Nu kun je dit haast gedachtenloos aanvaarden als een dogma, maar wanneer je tot het merg van je bestaan beseft: Dank zij onze Vader en Jezus Christus is dit eeuwigdurende leven in mij begonnen, dan betekent dat, dat het od-zijn is afgeschaft. Ik schrijf: ‘Begonnen’. Ik bedoel hiermee dat mijn hele bestaan tot leven gaat komen. Beschouw ik mij als een stukje land­schap van het ‘land der belofte’ dan wordt het duidelijker: Alles wat in mij ‘woestijn’ was: de zware stenen van schuldgevoelens die me neerdrukten, de verdorde verwachtingen, soms verwor­den tot een stekelige doornstruik, de lege plekken in mijn ziel waar de ratten van slaafsheid huisden, de spelonken van verdriet met de vleermuizen van de angst, de opgedroogde bron van liefde en zelfrespect… al deze dingen verande­ren langzaam maar zeker in leven. Hoe? Omdat ze worden aangeraakt door de zachte en milde regen van God, Zijn woorden van liefde. Jezus is zelf door alle vormen van woe­stijnleven gegaan. Hij weet wat het is waar jij doorheen gaat. Daarom kan hij zo intens met je meevoelen. Hij staat niet op afstand wat toe te kijken om te zien of het je lukt om wat tot leven te komen, of je ‘het redt’. Integendeel, hij redt jou uitje ellendige situatie. Hij voegt zich bij je in de Geest van zijn Vader en samen met andere naasten worden al die dode plekken in je bestaan tot leven gewekt. De zware stenen worden opgeruimd, de verwachtingen worden opnieuw tot leven gebracht, de ratten en vleermui­zen worden verjaagd en een warm vuur wordt ontstoken in de eens zo stille grot. En op alle lege plekken worden nieuwe gedachten en beloften gezaaid. En de doornstruik wordt gerooid en er wordt een mooi groen stekje neergezet. Zelfs het eens geroofde zelfrespect wordt heel teder teruggeplant in je diepste wezen en je wordt wie Hij ziet die je bent. Dan bén je.

Iedereen kan voor zichzelf het innerlijk landschap beschrijven en aanvullen met duidelijke beelden. Het gaat er maar om of je de moed hebt de lieflijke opstandingskracht van God toe te laten in je geest, je ziel. ‘Vertrouwen’ is één ding, jezelf toevertrouwen aan de han­den van je naaste die uit hem is, is een volgende stap.

En zelfs als je bent teleurgesteld in een naaste, dan nóg is de opstanding van kracht. Het gaat er dan om datje de ‘wedergeboorte’ van alle dingen in jezelf belangrijker acht dan watje is aange­daan. Dat vergt vergevingsgezindheid, maar dat neemt uiteindelijk de pijn weg en geeft ruimte en lucht om de klo­ven van verdriet te dichten, om jouw kostbare mens-zijn in alle delen de kans te geven tot leven te komen. Gun je jezelf wat God je zo graag gunt? Het is een weg, een route, die Jezus zo goed kent. Zó kom je, met hem, tot vrede, ook met jezelf want God weet wie jij eigenlijk bent. Dat is de ‘route­kaart’ tot innerlijke vrede: Een God die in de gedaante van een medemens naast je neerhurkt in je bijna-dood- bestaan, je wonden verzorgt, jou brood en wijn geeft, je in Zijn armen sluit, je optilt en aan Zijn boezem drukt. Zó komt ales weer overeind in je omdat Zijn liefde sterker is dan de dood. Leve de opstanding!

 

Genoegen nemen met de situaties.

Flitsen uit de Filippenzen -15- door Cees Maliepaard

 

“Ik heb geleerd met de omstandigheden waarin ik verkeer genoegen te nemen. Ik weet wat armoede is en ik weet wat overvloed is. In elk opzicht en in alle dingen ben ik ingewijd, zowel in verza­digd worden als in honger lijden, zowel in overvloed als in gebrek. Ik vermag alle dingen in Hem die mij kracht geeft” Filippenzen 4 vers 11 tot en met 13 (Filip. 04:11-13).

Genoegen nemen met de omstan­digheden waarin je verzeild bent geraakt… dat klinkt even fatalistisch! Het lijkt wel of Paulus beweert dat hij zich zomaar in alles schikt. Alsof wat hem overkomt, nu eenmaal zo van Godswege beschikt zou wezen. Maar dat zal hij vast niet bedoeld hebben.

We zijn geen doetjes

Paulus was van origine geen type dat sowieso genoegen neemt met wat hem overkomt. Hij schrijft dan ook niet: het was voor mij altijd al een uitgemaakte zaak, op voorhand akkoord te gaan met alles wat op mijn weg komt. Nee, hij geeft aan dat hij geléérd heeft daar op een goede manier mee om te gaan. De mens die altijd voor zoete koek neemt wat hem overkomt, is niet meer dan een watje. Die komt niet op voor zichzelf (dat mag hoor!) en die zal dat waarschijnlijk nog min­der voor een ander doen. Niemand mag denken dat men pas met een passieve levensstrategie een getrou­we navolger van Paulus kan zijn. Alsof Paulus dit op zijn beurt (door de inwonende Geest van de Christus) van Jezus geleerd zou heb­ben.

De apostel wordt op een gegeven moment door de Romeinen gearres­teerd. Zijn ondervrager laat hem (zoals dat wel vaker gebeurde in het Romeinse imperium) voordat de bevoegde rechter vonnis geveld heeft, al vast geselen. Hij verkeerde in de veronderstelling met een jood te maken te hebben. En een arres­tant uit de bezette gebieden, had niet veel rechten die hem bescher­ming konden bieden. Maar de Romeinse gezagsdrager verkeek zich op het feit dat Paulus in Tarsen geboren was. De inwoners van die stad bezaten het Romeinse burger­recht, en een Romein mocht niet zonder deugdelijk verhoor en een gerechtelijk vonnis gegeseld worden. Paulus komt dan op voor zijn door geboorte verkregen rechten. Hij laat echt niet zomaar over zich heenlo­pen!

Wanneer wij onheus behandeld wor­den of ten onrechte gekweld, verne­derd, gesmaad of gediscrimineerd worden, is het geen op voorhand uit­gemaakte zaak dat we ons niet op onze rechten beroepen mogen. Dat zou ook helemaal van de zotte wezen, want het burgerschap van het Koninkrijk van God ontneemt ons de Nederlandse nationaliteit niet. Het is in ons land voor een Nederlandse vrouw die met een bui­tenlander trouwt, al geruime tijd mogelijk er een dubbele nationaliteit op na te houden: die van haar zelf en die van haar echtgenoot. Wel, in het Koninkrijk Gods behoort zoiets al veel langer tot de mogelijkheden. We zijn Nederlanders, maar door onze huwelijksverwantschap met Christus Jezus, onze wettige echtge­noot, zijn we tevens burgers van Gods Rijk in de hemel.

Wars van rebellie

Wie lid van een vakbond is, kan onder bepaalde omstandigheden tot een staking worden opgeroepen. En leden van belangengroeperingen kunnen gebruik maken van hun recht tot demonstratie. Zulke zaken behoren binnen het Nederlandse jgchtssysteem tot de mogelijkheden vrije burgers. Wie daar aan mee­doet zal derhalve niet beticht kun­nen worden van rebellie – zolang men maar binnen de grenzen van de wet blijft. Zelfs wie tot geen enke­le organisatie behoort, heeft op deze gebieden wel recht van vrije meningsuiting en zal zich ook bepaalde handelingen kunnen ver­oorloven. Van de andere kant hoeft een werkgever natuurlijk ook niet alles van z’n personeel te nemen en zal een uit de hand lopende (of een niet toegestane) demonstratie door de bevoegde instanties ontbonden kunnen worden. Precies zo zal een evangelisatieactie die op de openba­re weg met versterkers ondersteund wordt, ontbonden kunnen worden wanneer er geen toestemming voor gevraagd is.

Wie zich tegen zulke maatregelen verzet, is gewoon wetteloos bezig en maakt zich derhalve schuldig aan rebellie. Tenzij de overheid haar geloofwaardigheid verliest door een onmenselijk beleid te voeren en de burgers te pressen tot het opvolgen van gewetenloze handelingen. In de Tweede Wereldoorlog was dat het geval, waar er georganiseerd verzet ontstond tegen de mensonterende verordeningen van de nazi’s. En wat te denken van de recente weigering van verschillende gemeentebesturen om bepaalde maatregelen van de regering uit te voeren? Niemand zal hier van rebellie kunnen spreken, want de betrokken minister tast de basisprincipes van onze beschaving aan, met haar eis mensen die geen kant op kunnen, zonder pardon in de vrieskou op straat te zetten. Dat betreft dan uitgeprocedeerde asiel­zoekers, vaak met vrouwen en kin­deren, die in hun land van herkomst niet toegelaten worden of waar hun in andere gevallen slechts de dood wacht, al of niet na een schijnproces.

Geen beperking?

“Ik vermag alle dingen in Hem die mij kracht geeft”, schrijft Paulus. Deze woorden zijn in de loop der jaren door velen onder ons nagezegd en nagezongen. Vanuit de visie van Paulus zijn dat ware woorden. Hij heeft ze in zijn leven ook zeker waargemaakt. Maar wie dit in z’n algemeenheid toe gaat passen, zou zich daar wel eens een flinke buil aan kunnen vallen. Toen onze jong­ste dochter een jaar of vier was, zei ze tegen ons dat ze een heel leuk liedje geleerd had. En prompt begon ze te zingen: ‘Ikke mag alle din­gen…’ Dat was natuurlijk grappig uit een kindermond. Maar wie als volwassene weet wat vermogen betekent, en dan echt denkt dat we alle dingen altijd en overal aankunnen en dat de Heer ons te allen tijde overal kracht voor geeft, die zal vroeg of laat bedrogen uitkomen. Want wie alle narigheid in z’n leven enthousiast te lijf gaat en bovendien de neiging heeft pro­blemen van anderen op de nek te nemen, zal zich (ook als christen) een flinke overspanning op de hals kunnen halen. Het zal eerder zo zijn, dat wij alle dingen vermogen waarvoor de Heer ons kracht geeft. Maar dat zijn dan ook de zaken die

Hij ons zelf in zijn wijsheid toever­trouwt. We mogen met recht aan­spraak maken op de rijke belofte die in deze woorden vervat is. Tegen wie de Heer toebehoort, vermogen uit­eindelijk de satanische machten der duisternis niets. Het is tevens zo, dat we in de omgang met mensen altijd binnen de grenzen van de lief­de van Christus kunnen blijven. Daartoe zullen we onder alle omstandigheden instaat gesteld wor­den.

Alles voor lief nemen?

Paulus schrijft, dat hij geleerd heeft genoegen te nemen met de omstan­digheden waarin hij verkeert. Zo’n leerproces is heel nuttig, want daar­door leer je alles op de juiste waarde te schatten. Wie gebrek aan iets heeft en daar dan aldoor maar om loopt te mokken, bederft daarmee de andere facetten van z’n leven ook nog. Wanneer ontevredenheid aan­houdt over de situatie waar iemand in verkeert, leidt dat tot een verdere ontwrichting van het leven. Dan gaat dat op den duur zozeer het denken beheersen, dat aan alles de glans ontnomen wordt. Wie geleerd heeft genoegen te nemen met datgene wat binnen bereik ligt, zal van de klein­ste zegeningen kunnen genieten. In het natuurlijke leven is een tevre­den mens die het niet bijster breed heeft, gelukkiger dan wie zich in overvloed wentelt en altijd naar nog meer verlangt. Wie in het geestelijke leven niet erg content is met de plaats die hem daarin door God toe­bedacht is, en altijd weer met een door jaloezie verontreinigde ziel naar iets anders aan het uitkijken is, zal nooit een stabiel leven van de grond kunnen krijgen. Tenminste niet zolang hij in die toestand zitten blijft.

Hierbij kan de aantekening gemaakt worden, dat het aan niemand verbo­den is zich naar iets anders uit te strekken. Als dat maar in alle rust gebeurt en in overleg met de Heer en meestal ook met andere erbij betrokken mensen. Paulus heeft ook niet koste wat kost de armoede en honger vastgehouden; wanneer het mogelijk was er vanaf te komen, greep hij zo’n kans vanzelfsprekend aan. Hij heeft nooit de intentie gehad als bedelmonnik te gaan ope­reren. Niemand behoeft zich te scha­men voor armoede die hem overkomen kan, en geen mens hoeft te denken dat eerlijk verkregen rijk­dom voor God verwerpelijk zou wezen. In voor- en tegenspoed is het mogelijk de vrede van God vast te houden.

Mensen met vermogen

Paulus heeft deze brief echt niet in een overmoedige bui geschreven. Hij beweert ook helemaal niet dat hij nergens z’n hand voor omdraait of dat hij een wonderengeloof bezit. ‘Alles kan als je er maar geloof voor hebt’, is een kreet die hem wezens­vreemd is.

Paulus is wel een mens met vermo­gen. In het omgaan met allerlei situ­aties is hij tot alles instaat. Dat schrijft hij hier namelijk. Hij kent . armoede en rijkdom, en hij weet bij beide van wanten. Een leven in gebrekkige omstandig­heden krijgt hem er niet onder, maar een leven in overvloed doet hem ook niet naast z’n schoenen gaan lopen. Dat komt doordat hij wat het belangrijkste in zijn leven is, de boventoon laat voeren. En dat is z’n relatie met de levende Heer. Dat vermogen is natuurlijk niet aan Paulus alleen voorbehouden, leder die Jezus toebehoort mag leren er net zo mee om te gaan. Paulus zocht de ontberingen niet op en dat behoe­ven wij ook niet te doen. Maar als 2e ons overkomen, mogen we van de Heer leren hoe we ze aankunnen. ‘Het lijden van het ogenblik is lichte last’, zingen we wel. Maar die lichte last kan behoorlijk zwaar op je schouders drukken als je niet geleerd hebt hem samen met Jezus te dragen. En zelfs dan ga je er niet al huppelend de hoge weg mee op. Je kunt de nabijheid en de steun van de Heer er echt niet bij missen. Maar die krijg je dan ook! En dan mag de uitspraak van Paulus ‘ik ver­mag alle dingen in Hem die mij kracht geeft’ ook de onze worden. Mensen met vermogen zijn we geworden. Voorwaar: het toppunt van Gods genade.

 

De tweede lijn… door Yvonne Sulman

Met ons natuurlijk lichaam kunnen we boodschappen uit de natuurlijke wereld tot ons nemen. Bij boodschappen over Gods plan met de mens of bij woorden van opbouw, zit de geestelijke wereld niet stil. Duivelse machten proberen de positieve boodschap te misvormen zodat het een averechts effect zal hebben. Het is daarom van belang om deze tweede lijn in het com­municatieproces te zien en te herkennen.

Om de boodschap te begrijpen zoals de zender het bedoelt, dienen we ons bewust te zijn door welke geesten de boodschap wordt beïnvloed (uit het Koninkrijk Gods of uit het rijk der duisternis).

Daarom is het soms nodig om in de natuurlijke wereld even stil te zijn om te horen (en te onderscheiden) welke geesten er in onze hemel actief zijn.

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

Het aloude gezegde ‘kennis is macht’ is in onze dagen weer geregeld in het nieuws. Allerlei politici spreken hun verontrusting erover uit dat de kennis van jonge mensen sterk achteruitgaat en ons land geen ‘kennis-economie’ er kent. Zij roepen op tot verande­ring zodat Nederland zijn reputatie die het vroeger in dit opzicht had weer waar kan maken… Christenen weten dat het in de eerste plaats gaat om gééstelijke kennis. Wie geen inzicht heeft in de geestelijke wereld mist het inzicht om als werke­lijk christen te kunnen functioneren naar de bedoeling van God. Niet voor niets vormt de ‘onderscheiding der geesten’ een belangrijk onderdeel van het vervuld zijn met de heilige Geest. In de tijd waarin wij leven komt veel op ons af en is het absoluut nood­zakelijk dagelijks vervuld te zijn met Gods Geest zodat wij kunnen onder- leiden wat uit de goede bron (God) of uit de verkeerde bron (Satan) afkomstig is. Alleen zo kunnen we waarmaken dat we volwaardige getuigen van Jezus Christus zijn en werkelijke vertegenwoordigers van Gods Koninkrijk.

De visie van Malcolm Muggeridge op deze tijd

Hoewel de artikelen in deze rubriek inhaken op actuele gebeurtenissen in deze wereld, deze keer een uit­zondering op deze regel. Wij vonden namelijk een krantenartikel van bijna 25 jaar geleden in ons archief over de visie van Malcolm Muggeridge op de gebeurtenissen in deze wereld, die evengoed voor van­daag geldt. Deze Engelsman was journalist van internationale faam, schrijver, radiospreker en tv-per- soonlijkheid. Hij verwierf zich voor­al faam door zijn vlijmscherpe sar­casme waarmee hij tegen allerlei heilige huisjes aanschopte en was in de jaren vijftig hoofdredacteur van het humoristische weekblad Punch. Er kwam echter een grote verande­ring in zijn leven toen hij christen werd en zich keerde tegen de heer­sende opvattingen van zijn tijd, het materialisme, de ontwikkeling van een wetenschap en technologie zon­der God, een christendom dat in Jezus alleen een revolutionair ziet, en dergelijke. Zijn opvattingen wer­den hem niet in dank afgenomen maar hij liet zich niet afremmen of beïnvloeden door de velen die zijn visie afwezen.

Enkele gedachten van Muggeridge, waarbij wij willen opmerken dat men het niet in alles met hem eens behoeft te zijn, maar toch tot de con­clusie moet komen, dat veel van wat 25 jaar geleden door hem verwoord werd, ook voor 2004 nog volop van kracht is.

“Ik stel mij zo voor dat toekomstige historici niets van onze tijd zullen begrijpen en ik amuseer mij met de gedachte dat over eeuwen of mis­schien wel duizenden jaren archeo­logen in een grot -zoals de Dode Zee-rollen destijds- resten van onze beschaving zullen vinden, zoals tv- programma’s op video, kranten, tijd­schriften, films, boeken. Hoe zullen ze ons beoordelen? Ik ben benieuwd. Materieel zo rijk en machtig, geestelijk zo arm en beheerst door angst. Aan de ene kant de neurotische drang om de consumptie te verhogen, aan de andere kant een steeds stijgende honger en armoede in de zogenoem­de Derde Wereld.

Nooit, zullen de onderzoekers onge­twijfeld concluderen was een gene­ratie zo bezeten op jacht naar geluk en materiële welstand. Op zoek naar een verklaring voor deze jacht op geluk, zullen de onderzoekers op het alles beheersende geloof van de vooruitgang stoten, waarschijnlijk de meest verderfelijke hersenschim die ooit bezit heeft genomen van het menselijk hart”.

Pas als iemand een werkelijke chris­ten wordt zal hij kunnen ontdekken

waarom het werkelijk gaat. Muggeridge keert zich wat dat betreft ook tegen het zogenaamde naam-christendom, met al zijn uiter­lijke vormen, maar zonder verande­ring van het hart: “De wil van God willen, dat levert vrede op. Natuurlijk is het veel romantischer om tegen regimes te demonstreren of zelfs vrijheidsstrijder te worden. Veel opwindender dan te proberen een christen te zijn, dat wil zeggen: God liefhebben, een goed mens te zijn, je naasten liefhebben, je met de armen vereenzelvigen, je ego en die afschuwelijke vleselijke lusten in je bedwingen en in nederigheid leven. De wereld kan alleen betere woonplaats worden naarmate men­sen proberen betere christenen te zijn. Ik zeg niet dat dat zal gebeuren omdat er christenen bestaan, maar ik zeg dat dat zou gebeuren als de christenen échte christenen zouden zijn”.

Als slotopmerking willen wij daar­aan toevoegen: Laten wij, die ons uitgeven voor echte christenen, dagelijks als doelstelling hebben ook als echte christenen te leven. Daarbij mogen we elkaar stimuleren en weten dat de levende God die wij dienen te allen tijde aan onze kant staat. Hij wil ons daarbij volmaken van Zijn Geest en het goede werk in ons begonnen dagelijks voortzetten, zodat we meer en meer ‘Christus- gelijkvormig’ gaan leven zodat bij anderen het verlangen ontstaat dat leven ook te leren kennen.

 

Met koninklijke waardigheid door Cees Maliepaard

Behalve bij de geboorte van prinses Amalia is er de laatste tijd nogal eens wat negatieve berichtgeving over het Nederlandse koningshuis. Wat er allemaal van waar is, behoe­ven wij gelukkig niet uit te zoeken. Vast staat in elk geval wel dat voor de beweerde brief van de Prins der Nederlanden aan de Duitse Führer, nimmer enig steekhoudend bewijs is gevonden. En Maxima is terecht losgemaakt van wat eventueel haar vader verweten zou kunnen worden. In het koninkrijk van Jezus Christus is ieder van koninklijk geslacht. Dat mogen we ons onder alle omstan­digheden bewust zijn. We hoeven ons niet langer te laten knechten door wat voor verwerpende werkin­gen ook. Christus Jezus is van onbe­sproken gedrag, en wij mogen daar­in delen. Al wat bij ons de toets niet zou kunnen doorstaan, is door Hem op de heuvel van Calvarie weggeno­men. Daardoor passen we naadloos bij Hem… en bij elkaar.  

 

We zijn wat we eten…

We zijn wat we eten. Daarbij denken we in de eerste plaats aan ons dage­lijks eten en drinken. Ondanks de wat teruggelopen economie hebben we, als inwoners van Nederland en België, nog steeds een overvloed van eten en drinken ter beschikking. Daar staan we niet eens meer bij stil omdat we het vanzelfsprekend vinden. Natuurlijk zijn er uitzonde­ringen en hebben sommigen het moeilijk, maar armoede en honger zoals die in de Derde Wereld voorkomen kennen wij niet. We worden overspoeld met reclame met alles wat we kunnen kopen en wat het eten en drinken betreft hebben velen een ongezond leefpatroon doordat zij teveel eten en bovendien te wei­nig bewegen. Het aantal te dikke mensen neemt dan ook, in navol­ging van Amerika, hand over hand toe.

Gelukkig laat niet iedereen zich meesleuren in deze trend al is het moeilijk alle verleidingen te kunna weerstaan. Maar zeker als christenèr is waakzaamheid geboden. Maar hoe is dat in geestelijk opzicht? Zijn we ook dan waakzaam en nemen gezonde voeding tot ons? Geestelijke voeding die gebaseerd is op het wer­kelijke evangelie van Jezus Christus en die ons bestand maakt tegenover elke verleiding uit het rijk der duis­ternis.

Ook in de Bijbel wordt over voeding en eten vaak gesproken, zowel in natuurlijk als in geestelijk opzicht. Van de huisarts Jan Zijp lazen we in dit verband een stukje in het blad ‘Overwinning’ een uitgave van de Pinkstergemeente ‘De Banier’ te Almelo. Hij schrijft: “Met eten is het iets zeer aparts. Als wij eten wordt het voedsel tegen de tijd dat het de dunne darm bereikt, tot ketentjes eiwitten, vetten en koolhydraten afgebroken, om dan te kunnen wor­den opgenomen als bouwstof in ons lichaam. Je zou denken dat er uitein­delijk dan niet veel herkenbaars overblijft van het oorspronkelijke voedsel wat genuttigd werd. Toch ontdekt de wetenschap steeds meer relatie tussen ziekte, kanker en wat wij eten.

De ‘gekkekoeien-ziekte’ en de vorm van krankzinnigheid en verlammin­gen die het bij een mens kan geven, werd veroorzaakt doordat vegetarische koeien, dierlijk voedsel kregen te eten. Er ontstonden ‘prionen’, dit zijn zich zelf delende eiwitketens! Dus zich zelf vermenigvuldigd leven, dat kleiner is dan een virus, wat wij tot nu toe dachten dat de kleinst levende eenheid was. Later ontdekte men dat iets dergelijks gebeurde in de vorige eeuwen bij de Papoea ’s in Nieuw Ginea. Zij waren kannibalen en er deden zich verge­lijkbare ziektegevallen voor onder deze stammen. Pas nadat het kanni­balisme verboden werd in de jaren ’60 stopten ook deze erge ziekteuitbraken.

Je bent wat je eet. In Johannes 6 vers 46 (Joh. 06:46) zegt Jezus: “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem”. Jezus roept hier niet op tot kannibalisme, maar zegt als je Mij wilt volgen, kan dat niet half­slachtig: of je accepteert Mij hele­maal en wil je volkomen met Mij vereenzelvigen, of je accepteert Mij niet. Velen verlieten Hem dan ook daarna.

Als ik het verhaal van de rijke jonge­ling lees, zou ik in zijn geval hebben kunnen doen wat Jezus vroeg? Alleen als wij Hem ‘eten’ zullen ook Zijn karaktereigenschappen zich in ons ontwikkelen. Hij is het ‘Levende Brood’, het Manna, dat wij dagelijks ogen eten”.

 

Komt er een derde wereld­oorlog?

De vorige eeuw kende twee grote oorlogen die aan vele miljoenen mensen het leven hebben gekost. De eerste wereldoorlog van 1914 tot 1918 en de tweede wereldoorlog van 1939 tot 1945. Na de tweede wereld­oorlog was er nog een tijd de angst dat er een derde wereldoorlog zou ontstaan en jarenlang was er de zogenaamde ‘koude oorlog’, tussen de door het communisme beheerste landen en het zogenaamde vrije westen.

Maar tot een echte oorlog kwam het niet en bovendien was de les van de tweede wereldoorlog dusdanig dat iedereen inzag dat een derde wereld­oorlog rampzalig zou zijn voor het voortbestaan van het leven op aarde. Weliswaar waren er talrijke ‘kleine oorlogen’ maar tot een grote wereld­brand kwam het niet meer. En nie­mand verwachtte die ook nog. Optimisme ging overheersen, de Verenigde Naties konden immers voorkomen dat er ooit weer zoiets zou kunnen gebeuren. Op de achtergrond bleef echter bij velen de gedachte hangen, dat er weliswaar geen grote wereldbrand tussen de landen meer zou ontstaan, maar dat er nu veel meer het gevaar zou opsteken van het toeslaan van terroristen die ‘nu hier dan daar’ dood en verderf zouden zaaien. Het werkelijke kwaad in de wereld was immers nog steeds aanwezig en kon latent de kop weer opsteken. Dat gebeurde in feite op grote schaal toen op 11 september 2001 enkele vliegtuigen met zelfmoordterroristen invlogen op de WTC-torens in New York en het Pentagon in Washington en honderden doden veroorzaakte. De wereld was geschokt: hoe kon zoiets gebeuren en nog wel in het machtigste land van de wereld? Sindsdien is er van werkelijke rust in de wereld geen sprake meer. Denk aan de oorlog in Irak en ter­reurdaden in verschillende steden. Sommigen menen dan ook dat op 11 september 2001 de derde wereldoor­log is begonnen… en denken zelfs dat het misschien toch nooit meer anders zal worden. De haat, bijvoor­beeld vanuit met moslim-extremis- me, overgaand in terreurdaden, zal alleen nog maar toenemen. Welke gevolgen zal dit hebben in de wereld waarin wij leven? En bovenal welke konsekwenties brengt dit mee voor de Gemeente van Christus? Wat dit laatste betreft zullen we er rekening mee dienen te houden dat de haat en vervolging tegen echte christenen zal toenemen, ook in lan­den die nu nog ‘vrij’ zijn. Maar dit hoeft ons niet te beangsti­gen. Het spreekwoord zegt niet voor niets dat angst een slechte raadgever is. Bovendien leren we als christe­nen meer en meer weerstand te bieden aan elke vorm van angst die primair onze gedachtenwereld wil binnendringen. Gods Geest in ons vormt hoe langer hoe meer een eenheid met onze geest, naarmate we geestelijk groeien. En ons grote voorbeeld: Jezus Christus gaat ons daarbij voor. Hij heeft gezegd: “In de wereld lijdt gij verdrukking, maar houdt goede moed… Ik heb de wereld overwon­nen!” Johannes 16 vers 33 (Joh. 16:33).

 

God is liefde; wij ook?

Er is in de maatschappij in toene­mende mate sprake van individuali­sering. Steeds vaker komt het voor dat mensen die na een calamiteit een ziekenhuis worden binnenge­bracht, geen geduld meer op kun­nen brengen om op hun beurt te wachten. Bijvoorbeeld in de nieuw­jaarsnacht, toen het personeel van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam de hulp van de politie moest inroepen om een recalcitrante patiënt tot de orde te roepen. Waarnemend unit-hoofd Machielsen verklaart in het Algemeen Dagblad: ‘Helaas zijn dit soort situaties eerder praktijk dan uitzondering. Mensen willen niet wachten, ze vinden zich­zelf en hun klachten altijd het belangrijkst.’

Wanneer we ons oor te luisteren leg­gen bij wat Jezus ons te zeggen heeft, en bereid zijn te doen wat Hij zegt, zal onze levenshouding een heel andere zijn. Dan gaat het ons er niet om, er in de eerste plaats zélf profijt van te hebben, maar dat het plan van onze hemelse Vader in ieder die zich daar voor openstelt, tot ontplooiing gaat komen. De liefde van God, ons dagelijks in de Christus bewezen, vormt ons tot mensen die allengs meer dezelfde gezindheid als Jezus zullen hebben. (CM)

 

Een geopende deur inde hemel door Jack Schoenaers

De eerste drie hoofstukken van Openbaring bevatten de brieven gericht aan zeven verschillende gemeenten. Op Filadelfia na moest van van de meesten gezegd worden: “Ik heb tegen u…” Ze waren immers nog onvolkomen, lauw en geestelijk verarmd.

En wat te zeggen van de gemeenten in onze tijd? Dient ook nu niet vast­gesteld te worden dat velen nog zwak en onvolkomen zijn? Leeft men ook nu niet nog vaak aan de rand van het gemeenschappelijk goed dat God voor allen bedoeld heeft? Welen hin­ken nog op twee of ook wel meerdere gedachten. Ook nu komt jammer genoeg vaak nog de innerlijke ver­deeldheid van het hart tot uiting.

Wat Johannes ziet

Blijft dit nu zo maar doorgaan? De apostel Johannes zegt in Openbaring 4 vers 1 (Openb. 04:01): “Na deze dingen zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel”. Hij ziet hier, en dit geens­zins met zijn natuurlijke ogen, maar met zijn geestesoog in de onzienlij­ke geestelijke wereld, in het Koninkrijk van God. Hij ziet, het­geen ook wij kunnen zien, een deur of opening in de hemel. Er is een scheur gekomen: het Oude Verbond heeft plaats moeten maken voor het Nieuwe Verbond. Het evan­gelie van het Koninkrijk Gods is naar ons toegekomen in de mens Jezus Christus. Hij heeft ons dit namelijk in zijn totaliteit voorge­leefd. Jezus openbaarde ons de gedachten van Zijn hemelse Vader. Hij uitte dit onder de vorm van een leer, welke Hij met gezag en autori­teit proklameerde. Jezus Christus leert ook ons vandaag nog het waar­om, het hoe en langs welke weg wij die geestelijke wereld kunnen berei­ken, om van daaruit geestelijke men­sen Gods te worden. Daartoe hebben we Gods Woord ontvangen dat er volkomen op ingesteld is om dat doel te bereiken. De doop in de heili­ge Geest is daarbij noodzakelijk om gehoor te kunnen geven aan de ook voor ons zo onontbeerlijke oproep: “Klim hierheenop en Ik zal u tonen wat na dezen geschieden moet”.

Geen ladder nodig

Om op te klimmen in de onzienlijke wereld heb je geen ladder nodig. Er wordt hier een beeld of visioen gege­ven uit de geestelijk onzienlijke wereld. Er is hier sprake van dat Johannes “in vervoering des geestes is”. In volle geestverrukking, als het ware dronken van de Geest Gods, wordt hem de deur geopend in het Koninkrijk Gods. En daartoe dient hij zijn menselijke geest los te maken van elke binding met de aardse sfeer en van de dingen die rondom hem heen gebeuren. God wil immers laten zien hoe de geschiedenis van de kerk en die van de ganse schepping zich geestelijk gaat ontwikkelen. Hem wordt een toekomst ontsluierd, waarin de pro­blemen der ganse schepping worden opgelost.

Dit wil God ook ons door Woord en Geest duidelijk maken! Daartoe die­nen ook wij dan al wat ons bindt aan het aardse, en de dingen die rondo^ ons heen gebeuren en ons zo vaak inbeslag nemen, los te laten, om ons het grote perspectief dat God ons te zien geeft en wat Hij ermee bedoeld. En hoe wij Gods plan met ons en Zijn schepping bereiken zullen.

Wisselwerking

Opklimmen en Ik zal u tonen is een wisselwerking. Het één kan niet zonder het ander. Jezus Christus is met een boodschap en een plan van Zijn Vader in de wereld aan de slag gegaan. Méér nog Hij was en is nog steeds de boodschap en het plan van Vader voor de wereld. En vanuit het begrijpen van het evangelie van het Koninkrijk Gods, ons door Jezus Christus voorgeleefd, mogen ook wij, -en dit met alle respect voor het werk der genade-, voor ons een boodschap en plan van God in deze wereld zijn. Persoonlijke bekering, wedergeboor­te, waterdoop, Geestesdoop en leven vanuit de volheid des Geestes, stel­len ons dan in staat om “op te klim­men en te verstaan wat ook ons getoond wordt”. Let op: dit alles niet na onze dood, maar -prijst de Heer!- nu reeds, en dit in elke levenssitu­atie!

In 2 Korinthe 5 vers 4 en 5 (2 Kor. 05:04-05) leert Paulus: “Want wij, die nog in een tent wonen, zuchten bezwaard, opdat wij niet ontkleed, maar over­kleed willen worden, opdat het ster­felijke door het leven worde verslon­den. God is het, die ons juist daartoe bereid heeft en die ons de Geest tot onderpand gegeven heeft”. Het levensprincipe is van God. Zijn gedachten, Woord en Geest, Zijn Plan en Leven is het Licht der wereld en het Licht der mensen. Als wij ons daaraan onderwerpen, zal ook ons deel zijn: leven Gods en geestelijke overvloed. Dan zijn ook wij in en uit Vaders gedachtenis en in de mogelijkheid om in en uit Woord en Geest Gods te spreken en te handelen. Zó zijn we dan ook het Leven van God en een Licht in de wereld van mensen. Wat een heerlijke opdracht! En elke gedachte welke hiermee niet in overeenstemming is, weerleggen we vanuit Gods gedachtenwereld waarin wij voortaan leven. Dit stelt ons dan ook in staat om vol te hou­den en niet mede onder te gaan met al diegenen die hun verwachting stellen op zichtbare en tastbare din­gen in de natuurlijke wereld. Begrijpen we nu de oproep: “Klim hierheen op”? De apostel ziet daar een troon, het is geen stoel van hout of goud zoals liederen ons willen doen geloven. Velen denken en loka­liseren in aardse termen en zichtba­re begrippen. Maar hier gaat het om de machtige autoriteit die er van God uitgaat, de Schepper van hemel en aarde. En dit geldt niet alleen voor God, maar ook voor allen die daar rond de Troon verzameld zijn. Het zijn, naar Openbaring 3 vers 21 (Openb. 03:21), degenen die de duivel overwonnen hebben, de zonen Gods.

Gods leven in ons

Het centrum van alles is dus de Troon Gods en Jezus Christus en Zijn Lichaam, de gemeente vol van heilige Geest Gods. Halleluja! God is Geest en met onze natuurlij­ke zintuigen is hij niet zichtbaar of tastbaar, maar vanuit onze ziel en geest ervaren we wel degelijk dat Hij in ons is als de Bron van alle Leven Gods. Prijst God! En wat heerlijk dat de gevolgen van dit leven Gods en wat Hij in onze levens uitwerkt, wél gezien kunnen worden, en mede kunnen werken tot heil van anderen. Nu is er ook sprake van de diamant, het beeld van het leven. God is leven, dat is hecht en sterk en ook onaantastbaar voor Dood en doden­rijk. Diamant is ook helder wit van reinheid en zuiverheid en is één en al schittering aan veelkleurigheid, de kleurenpracht van de regenboog. Sardius is rood edelgesteente en heeft de kleur van bloed, het getuigt van onze verlossing door het bloed van het Lam dat voor ons geslacht werd en nu met Zijn Vader plaats genomen heeft in de Troon en voor altijd gezeten is aan de rechterhand Gods. Alle klederen in het Koninkrijk Gods zijn wit, ze zijn dus rein en wijzen tevens naar de recht­vaardige daden die ze in hun aardse leven hebben gesteld en welke hen zijn nagevolgd Openbaring 14 vers 13b (Openb. 14:13b).

De regenboog

Rond de Troon is ook een regen­boog. Een schittering van zeven kleuren. Zeven is een getal dat bedoeld is als volheid. Het licht dat van Vader en Zoon uitgaat wordt opgenomen en weerkaatst door een wolk, het beeld van de Gemeente en wordt gezien als een regenboog. Deze symboliseert de veelkleurige wijsheid Gods, die in de hemelse gewesten zichtbaar wordt door mid­del van de gemeente. Paulus zegt hierover in Efeze 3 vers 10 (Ef. 03:10): Hij, onze Here Jezus Christus is de reflectie van de heerlijkheid Gods in de gemeente.

De regenboog is tevens beeld van Gods trouw aan het verbond dat Hij met al wat op aarde leeft, heeft opgericht Genesis 9 vers 17 (Gen. 09:17). En hier in Openbaring, gezeten in de Troon is Jezus het teken van het verbond dat God in Jezus Christus vernieuwde. In Matteus 24 vers 30 (Matt. 24:30) sprak Jezus immers dat Zijn teken gezien zal worden, wanneer Hij op de wolken des hemels -de gemeente- komt. Al degenen die nu voor de Troon staan, blijken in de praktijk van hun leven op aarde trouw te zijn geweest. De groene hoofdkleur in de regen­boog is beeld van het Leven Gods, van Zijn trouw en voortdurende genade. Immers Jezus vormt de gemeente en door haar herstelt Hij de ganse schepping.

Vierentwintig oudsten

Dan is er sprake van vierentwintig oudsten, welke in witte klederen gekleed en op hun hoofd gouden kronen, gezeten zijn op vierentwin­tig tronen. Er wordt ons hier een beeld getekend van regeerders, wij­zen van een stad. Ook het nieuwe Jeruzalem heeft oudsten, dit zijn de vertegenwoordigers van een konink­lijk priestergeslacht 1 Petrus 2 vers 9 (1 Petr. 02:09), de eerstgeborenen. Gods Woord maakt ons duidelijk dat wij dit uitverkoren geslacht zijn, wij vormen de geeste­lijke tempel waarin God en Jezus Christus hun verblijf hebben. Rondom hen vormt zich het geeste­lijke Jeruzalem, waar oudsten en gezagvoerders aangesteld zijn. Johannes ziet dus dat er een bestuur is en hiermee wil God ons laten zien wat Zijn plan is met de mensheid. God loopt rond met plannen, God is immers Geest en geesten zijn werk­zaam, die ijveren ook om plannen gerealiseerd te zien in en door men­sen heen. Daarom ook zijn mensen met geest steeds aktief bezig met de toekomst. God is daar dus ook mee bezig. Hij wil immers mensen Gods waarin Hij volkomen tot Zijn recht kan komen en waarin Hij kan wonen en werken. God heeft een eeuwig voor­nemen, en dat is een gemeente, stra­lend zonder vlek of rimpel, geeste­lijk volkomen, volmaakt en volwas­sen geworden, om Zijn vrouw te worden en voor eeuwig in gemeen­schap met Hem te leven. Dit voornemen zal doorgaan, Hij volvoert het.

(In het volgende nummer van Levend Geloof volgt het slot van dit artikel. Jack Schoenaers gaat dan nader in hoe God Zijn voornemen volvoert.)

 

God noodt ook jou (gedicht) door Berry Janson

Vol van waarheid, louter leven:

zo is Jezus, onze Heer.

En als jij op Hem wilt lijken:

ga bij de Meester in de leer!

 

Want Hij wil jouw voorbeeld wezen;

zie zijn daden, hoor zijn stem.

Verzadig je met wat Hij voor leeft

en zó bekleed je je met Hem.

 

Vader verlangt naar vele zonen,

die getuigen van zijn aard

en leven brengen, waar de dood heerst.

Is jou dit ook alles waard?

 

Leef dan intiem met God, je Vader

en wandel voor zijn aangezicht.

Heil verspreidend mag je rond gaan;

een drager van Gods levenslicht.

 

Nu komt je ware aard te voorschijn,

want in jou ligt toch reeds Gods beeld!

En daarom mag je zéker weten:

zó levend wordt je zélf geheeld!

Berry Janson

 

Krachtvoer of bedrog? door Ada Karst

Met grote vreugde hebben we, gemeenten van het Nieuwe Verbond zijnde, het evangelie van Jezus Christus leren kennen. En het ‘ver­vuld zijn met Geest’ was en is daar­van het meest wezenlijke, het blij­vende. “Dit is het,” zeiden we toen en zeggen we ook nu. De vernieu­wing van denken en daardoor van leven en geloven, vanuit de Schriften, was begonnen. Het was als hadden we een nieuwe bijbel gekregen. Deze vernieuwing vanuit de Schriften ondergingen we als een “eerste wonderbare spijziging”. 12 volle manden met brokken bleven er over, lezen we in Markus 6 vers 43 (Mark. 06:43). Is het niet een prachtige heenwij­zing naar de nieuw ontstane gemeenten, die na de Pinksterdag gebouwd zouden worden op het fun­dament van apostelen en profeten? En daarna? Hoe is het verder gegaan?

Bedachtzaam overleg

Na het eerste Pinkstervuur zijn de gemeenten mettertijd allerlei kanten opgegaan. Net zoals dat in de kerken was gebeurd, is hetzelfde ook ‘Pinksteren’ overkomen. Ook binnen de ons bekende volle evangelie­gemeenten, waarmee we in bepaald opzicht een gezamenlijk beleefd ver­leden hebben. Naar allerlei ‘wind’- richtingen verstrooid geraakt? En dat, goed bedoelende, ‘in de naam van Jezus’!

Dat stemt toch tot nadenken. Tot een bedachtzaam overleg met elkaar over de vóórtgang van het evangelie van Jezus Christus vanuit de Schriften. Vanuit de ‘letter’ der Schriften? Juist niet meer, want van daaruit is het tot verdeeldheid gekomen. En ook tot starheid.

De kracht van bijbelwoorden ligt in het geestelijk verstaan daarvan. Die rijkdom mogen we nagaan vanuit de Schriften. Zo bezig te zijn gaat uit boven alle partijschappen, omdat het boven de letter uitgaat. Een onop­houdelijke stroom van Geest en leven in het innerlijk van de mens. Genézend is het, vanwege het her­stelde denken. En als we hierbij de oudtestamentische woorden van Jesaja 30 leggen, kunnen we zien hoe groot de rijkdom daarvan is voor de Nieuwtestamentische Gemeente. “Dan zal het licht der blanke maan zijn als het licht van de gloeiende zon, en het licht van de gloeiende zon als het licht van 7 dagen op de dag dat de Heer de breuk van Zijn volk verbindt en de toegebrachte wonde geneest.” Een zin, vol met beeldspraak.

De rijkdom van ónze bedeling

Je hoort het om ons heen wel eens zeggen: “We leven in de tijd tussen Pinksteren en wederkomst”. Je zou het bijna geloven, ware het niet dat… Het woordje ‘dan’ uit de genoemde tekst uit Jesaja 30, verschuift de hele heerlijke zaak naar de toekomst. Het zou jammer zijn om de inhoud daarvan voor nu te verliezen door het voorbij te laten gaan. Voor de bedeling van de tijd van de profeet Jesaja was dat goed. Toekomstmuziek. Maar: de doop in heilige Geest is ons deel geworden. Als blijvende, onvergankelijke hoofdzaak van het eerste onderwijs Hebreeën 6 vers 1 tot en met 3 (Heb. 06:01-03).

Geestvervuld, maar hoe nu verder? Vérder met het inzicht dat de Vader en de Zoon door de vervulling met Geest in ons geloofshart zijn weder­gekomen. Blijven in de bedeling tus­sen Pinksteren en wederkomst? Dan blijft het ‘dan’ altijd ‘dan’. En dat is werkelijk een geestelijk gebrek in de geloofsontwikkeling. Want het eerste onderwijs is een goede opmaat geweest om te komen tot het nu van het verstaan van spreuk en beeld­spraak Spreuken 1 vers 1 tot en met 6 en Matteüs 13 vers 10 tot en met 18 (Spr. 01:01-06 en Matt. 13:10-18).

Krachtvoer of bedrog?

“Uw vee zal te dien dage op uitge­strekte weiden grazen; en de runde­ren en ezels die de akker bewerken zullen gezouten voeder eten, gezeefd met wan en zeef” uit Jesaja 30 vers 20 tot en met 26 (Jes. 30:20-26). Goed voor mens en dier, want het kaf is eruit.

Dat is krachtvoer! De ontwikkeling kan niet uitblijven. Waar Krachtvoer is, is het geheimenis van het geloof dat zich in de Gemeente (= het ver­heerlijkte, vernieuwde Lichaam van Christus, de Vrouw van het Lam) ontvouwt.

“De korenkorrels zullen zo terdege gezeefd worden, dat er geen strohaksel meer in het krachtvoer over zal zijn”, zo luidt een kanttekening bij deze tekst. Dat is duidelijke taal want “wat heeft het stro met het koren gemeen” Jeremia 23 vers 28 (Jer. 23:28)? Geen onrijpe aren meer door ondoordacht ‘heilig’ roepen. Ook geen schijn- vrucht meer van loze aren (Amos 8). Dat betekent voor de Gemeente dat het Licht schijnt over de geestelijke goederen zodat de bijbelwoorden nooit meer verduisterd raken door letteruitleg, noch de heerlijkheid daarvan naar ‘later’ verhuist. Wat een rijkdom in onze bedeling! Het is deze ‘genezing’ die uitgaat boven de door de letter ontstane partijschappen en boven het bedrog uit van Jeremia 5 vers 14 (Jer. 06:14) en Haggaï 2 vers 17 (Hagg. 02:17).

‘Te dien dage’, eenzelfde aanduiding als ‘dan’; het zijn woorden, die mét de geloofsbagage die ze aankondi­gen, ‘zomaar’ ons geloofsleven zijn binnengekomen “neerdalende uit de hemel, van God” in onze geloofshar- ten. Wat zijn we zielsblij om zo de geloofstaal met elkaar te kunnen beoefenen. Als de redelijke eredienst van het Nieuwe Verbond.

Het evangelie van ‘Eli’?

Laten we, vanuit de vernieuwde Werkelijkheid van het Nieuwe Verbond even gaan naar de werke­lijkheid van het Oude Verbond. Even naar de tijd van Eli, de tijd dat de tempeldienst in uiterlijke vorm func­tioneerde. Om de lessen daaruit te verstaan. Dat verheugt en versterkt het hart zodat we bij de Werkelijkheid blijven en om na te speuren hoe groots het plan Gods is dat Hij in Christus heeft bereid. Wat was er dan met Eli? Eli wekte de indruk achter te blijven. “Zijn ogen begonnen zwak te wor­den, hij kon niet meer zien”, staat er in 1 Samuël 3. Met andere woorden, weer als les voor ons, het inzicht brak niet door. Dat doet meteen den­ken aan wat in Markus 6 vers 52 (Mark. 06:52) staat: “Zij waren bij de broden (van de éérste wonderbare spijziging, bij het éérste onderwijs) niet tot inzicht gekomen”.

Waar heeft Eli zich te ruste gelegd? “In die tijd had Eli zich eens op zijn gewone plaats te ruste begeven”. Hoe is het mogelijk om zo ‘star’ te zijn! Om zo te ‘slapen’ terwijl de woning van het huis Gods in nood is! “Gij zult de nood van mijn woning moeten aanzien niettegen­staande alle weldaden die Hij aan Israël bewijst, en in uw huis zal er nooit een oud man zijn”, zo luidde de boodschap van Godswege. Geen ‘oud man’ betekent dat het voedsel niet deugt. Het heeft niet geleid tot de volwassenheid. Durven we na te denken over het geloofsgoed waar we zo aan gewend zijn geraakt?

Het is volgens ons noodzakelijk dit te doen. Met het oog op het toeko­men aan de twééde wonderbare spij­ziging. Het is alles waard om het verhaal daarover in (Markus 8 vers 1 tot en met 21 (Mark. 08:01-21 met eigen ogen te lezen, zodat ieder zélf méér ziet dan er staat. Dan zitten we niet aan de kant van dé Weg, zoals Eli, maar dan wandelen we in alle Rust óp de Weg. En Samuël, waar had hij zich te ruste begeven?

“Samuël had zich te ruste begeven in de tempel des Heren waar de ark Gods was.” Dat klinkt rijk! Dat wij meteen naar de Gemeente van het Nieuwe Verbond, vervuld het mach­tige werk dat Jezus Christus naar de Geest in haar heeft volbracht. Dit is de geestelijke werkelijkheid van wat Johannes ziet gebeuren als hij zegt: “En de ark van Zijn verbond werd zichtbaar in Zijn tempel”. Als Johannes dit ziet, volgen er meteen “bliksemstralen en stemmen en donderslagen en aardbeving en zware hagel”. Allemaal aanduidin­gen van “hem die zich in de tempel Gods zet om aan zich te laten zien dat hij god is”. Om het met een getal aan te geven: 666. Dat is dus ónder de maat van de wasdom der volheid Christus. Een vreemde ontwikkeling, die vervreemd is van het Leven Gods. Vervreemd van de bediening van onze bedeling, die des Geestes is. Er is veel binnengekomen in gemeenten. Allemaal goeds of ook kwaad? Goed voor de geloofsontwik­keling of slaat het juist de geloofs­ontwikkeling neer? Kunnen we onderscheiden de Geest van het Woord én de god, de geest die de let­ter hanteert?

Het liep met ‘de gewone plaats’ van Eli niet goed af. Hij had de ontwik­kelingen die gaande waren niet goed ingeschat. Zijn ogen konden uitein- ^lijk dan ook niet meer ‘zien’. En JPt leidde bij hem en ook bij zijn zonen, tot verlies van het hoogste dat ze konden behartigen: het pries­terschap. Dat was de naakte werke­lijkheid.

Als hij op zijn einde had gelet was dit niet gebeurd. Let op de plotselin­ge zin in dit verhaal: “Nog was de Lamp Gods niet uitgegaan”. Goed om Hebreeën 4 hierbij te lezen. De wonderlijke, onmisbare lessen van het Oude Verbond! Halen we die er uit?

Het Licht van 7 dagen!

“En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige is haar tempel, en het Lam. En de stad heeft de zon en de maan niet van node dat die haar beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar Lamp is het Lam” Openbaring 21 vers 23 (Openb. 21:23).

Door ‘zien’ en ‘horen’ heeft Johannes deze Openbaring van Jezus Christus kunnen opschrijven. Het is de eindontwikkeling waarvan bovengenoemde tekst uit Openbaring getuigt. Dit is de Rustplaats van Woord en Geest. Hierin heeft de Gemeente van het Nieuwe Verbond zich te Ruste gelegd om de verdere voortgang van het evangelie van Jezus Christus te volgen. Is dit niet haar ‘gewone plaats”?

Maar wel een plaats van dóórden­kend bezig zijn vanuit de Geest der Schriften. Dat heeft een vernieuwd besef gebracht van ‘God’ en ‘Jezus’. Op zichzelf genomen zijn dat geen namen die we als krachttermen gebruiken. Het zijn aanroepnamen. Maar voor de geloofsontwikkeling is het vernieuwend om te wéten dat God ‘Géést’ is en Jezus ‘Woord’. Woord en Geest samen, sprekend, lerend, werkend in onze harten. Zo blijven we niet steken in moraalverhalen van wat er geschreven staat. Volop mogen we ons bewegen in de Gemeente (let wél: met een hoofdlet­ter), in het vernieuwde Jeruzalem. Wie zal dit drievoudig snoer nog kunnen verbreken: Woord – Geest – Gemeente?!

Heerlijke dingen zijn van u te zeg­gen o stad Gods!

Geen tempel meer! Daarom willen we alle aandacht wijden aan Gemeente-zijn. Het woord Gemeente staat met een hoofdletter om daarmee aan te geven dat we de bijbel niet meer gebruiken om daar­mee structuren, rituelen of andere uiterlijke kenmerken van gemeente­zijn aan te brengen. Naar buiten toe mag dat dan ‘kaal’ lijken. Het is niet uiterlijk opzienbarend, maar het is geestelijk opzienbarend wat Jezus Christus, het Woord Gods, als Lam Gods in ons innerlijk heeft bereid. Want Hij, die ons destijds geleid heeft naar het eerste onderwijs, heeft ons ook van daar uit het twee­de, het vervolg, het verdere, binnen­geleid. Hij is het begin én het einde. Het is de naakte Waarheid die tege­lijk een warme Werkelijkheid is van­wege de Christusbekleding. Wat zullen we anders doen dan ons onderdompelen in deze Werkelijkheid zoals we die menen te horen en te zien?

Maar misschien roept het uwerzijds ook vragen op over de weg die we zijn ingeslagen.

Het kan niet anders dan nuttig en genezend zijn, om ons dan aan elkaar te scherpen.

 

Tien tips om als ouders te leren door Jildert de Boer

  1. Bid voor je- kinderen: beweeg zo goede engelen!
  2. Heilig je kinderen: . weer op die wijze de boze machten!
  3. Geef je kinderen op een echte en creatieve manier woorden van God.
  4. Maak van een probleem thuis nooit een drama!
  5. Besef dat de kinderen voor de dingen en de spullen gaan!
  6. Wees geen ‘politieagent’ thuis die alle ‘fouten’ meldt of bestraft…
  7. Stel duidelijke grenzen en regels in je opvoeding, maar wees soms ook flexibel en soepel!
  8. Realiseer je hoe vaak (of weinig!) je je kinderen een compliment geeft…
  9. Ben je zelf een veilig en betrouwbaar voorbeeld in je daden voor je

kinderen?

  1. Geef je kinderen bij het groeien naar volwassenheid steeds meer verantwoordelijkheid en vrijheid!

 

Pas op voor verborgen gevaren! Door Cees Maliepaard

De geestelijke ogen wijd openhouden

Er is een tijd geweest dat er een haast overdreven angst onder kinde­ren Gods viel waar te nemen, over alles wat met het occulte te maken heeft. Die vrees is wel begrijpelijk, want we zijn er ons van bewust dat occulte (verborgen) zaken slecht zijn waar te nemen. Sommige werkingen in dit circuit zijn zó grof dat het ook nuchtere, natuurlijke mensen opvalt. Maar het kan soms subtiel zijn, zozeer dat zelfs geestelijke mensen zich erop verkijken kunnen.

Laat je niet bezig houden!

Alles wat het menselijk leven onder een ongezonde druk zet, komt uit een verkeerde bron. Evenzo alles wat de mens naar geest, ziel of lichaam beschadigt. Wie denkt dat deze din­gen uit de koker van de duivel komen, heeft daarin ongetwijfeld gelijk. Dat ligt eigenlijk in het ver­lengde van de gedachte dat al wat in de hemel en op de aarde is, door de Here God is geschapen. Maar daarmee geven we niet aan dat al wat er is in z’n huidige vorm door God is voortgebracht. Hij geeft niet de één blond haar en de ander rood, bruin of zwart; deze kleurschakerin­gen zijn gewoon in het scheppings­patroon opgenomen. Niemand zal dus met enig recht aan z’n Schepper kunnen vragen: waarom heb nu uit­gerekend ik blauwe, bruine, groene of grijze ogen? Want dat is niet een cadeautje dat speciaal voor de betrokken persoon bedoeld is. Er zijn nu eenmaal veel schakeringen in Gods goede schepping. En dat maakt dat het geheel bijzonder divers is.

Zo zijn ook lang niet alle beschadi­gingen aan mensenlevens, het v gevolg van een persoonlijke bemoei­enis van de een of andere specifieke demon. Vaak vloeit het voort uit dat­gene wat Satan bij zijn activiteiten in de hof van Eden heeft teweegge­bracht. In zo’n geval kan men wel pogingen in het werk stellen om de macht die dit bewerkt zou hebben te lokaliseren, maar dat sorteert geen enkel effect. Op deze wijze worden kinderen Gods soms tijden lang aan het lijntje gehouden en verdwijnt de verwachting van goddelijk herstel naar de achtergrond.

Achter elke stoelpoot een demon?

Waar in het verleden die indruk wel eens gewekt is, was het wellicht beter geweest alle stoelpoten maar rigoureus af te zagen! Wanneer de één demonenblind is en de ander aan machteritus lijdt, dreigt men in het gezamenlijk bezig zijn de een­heid van denken kwijt te raken. Maar (zoals zo vaak) ligt ook hier de waarheid in het midden. Wie geen onderscheiding in de geestelijke wereld heeft, loopt gevaar met open ogen in een van de vele vallen van Satan te lopen. Maar wie constant op zoek is naar demonische werkingen, zal bemerken dat z’n strijd er een is in de orde van grootte van een gevecht met windmolens. Waardoor de duivel op een andere manier kan­sen als op een presenteerblaadje krijgt aangeboden. Vergelijk het maar met automobilis­ten met nog niet veel ervaring in het verkeer. De een ziet nergens gevaar in en haalt onverantwoordelijke manoeuvres uit, waardoor hij zich­zelf en anderen voortdurend in gevaar brengt. Een ander zit met angst en beven achter het stuur, nadert elke kruising met een bon­zend hart en twijfelt doorlopend bij het nemen van beslissingen over het geven van voorrang en het al of niet inhalen op momenten dat dit probleemloos zou kunnen. In beide gevallen kan dit levensbedreigende situaties tot gevolg hebben. Zo is het ook met de invloed die de boze op ons kan uitoefenen. Als zijn gedachten ons niet bekend zijn, onderkennen we z’n valstrikken niet. Maar wanneer we gefixeerd zijn op alles wat vanuit het rijk der duisternis op ons af zal kunnen komen, verliezen we stukje bij beet­je ons vertrouwen in een liefderijke hemelse Vader. Dat is immers het logische gevolg van een geobsedeerd raken van de machten der duister­nis.

Zijn nabijheid ervaren

Het leven waar we ons met wisse­lend succes naar uitstrekken, is een ons bewust zijn van de voortdurende tegenwoordigheid van Christus Jezus en van Vader God zelf. Zij zijn bij ons betrokken door de Geest die we van Hen ontvangen mochten. Daarmee zijn we familie van Hen geworden en hebben we deel aan de koninklijke waardigheid gekregen. Deze geestelijke status is ons niet toebedeeld op grond van enige ver­dienste van onze kant – het is pure genade, louter een liefdeblijk van onze God. Natuurlijk zullen we er op bedacht zijn dat de tegenpartij uit de hemel ons dit zal proberen te ont­roven. Maar daarbij zullen er meer gevaren opdoemen door wat wij toe­staan aan onze idolen, dan dat de demonen hier kansen zullen kun­nen creëren. De idolen die daarin een rol kunnen spelen, zijn ons over het algemeen niet van buiten opge­legd. Het zijn de wangedrochten waar we voor gewaarschuwd worden in 1 Johannes 5 vers 21 (1 Joh. 05:21). Daar staat kort en bon­dig: ‘Kinderen, wacht u voor de afgo­den’.

Wat zijn onze afgoden? Die perso­nen of die materiële zaken waar we innerlijk steeds mee bezig zijn. Mensen die je als op een verheven troon in je gedachten zet en bezittin­gen die in je denken domineren. Dat zijn de idolen waar de Heer ons voor waarschuwt, veel meer dan voor afgodsbeelden of ritussen. Meestal hoef je de materie niet weg te doen of afstand van mensen te nemen. Het is voldoende ze in je denken van hun afgodische lading te ontdoen. En is dat alleen voor de kinderen in het geloof, voor hen die in de Geest nog onvolwassen zijn? Kom nu; alsof de ‘gevorderden’ hier geen last meer van kunnen hebben! En hoe is een bevrijding hiervan te realiseren? Vaak lukt het niet je geest te zuive­ren, simpel door met de beste bedoelingen afstand van het idool te nemen. Het is altijd zaak dicht in de nabijheid van de Heer te leven. En dat niet door je ‘stille tijd’ op te voe­ren, maar door 24 uur per dag in een open relatie met de Heer te staan.

 

Innerlijke genezing is een proces door Wim te Dorsthorst

Wij zijn het vorige artikel geëindigd met de ‘levendmaking’ van de geest door ‘de wedergeboorte’. “Niet uit vergankelijk zaad, maar uit onver­gankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God” 1 Petrus 1 vers 23 (1 Petr. 01:23). Daar ligt het beginpunt van alle innerlijke genezing. ‘Kennis van heil in de vergeving van zonden, ver­zoend zijn met God en verlost zijn van de macht der zonde’; een nieu­we schepping in Jezus Christus. De geest van de mens, waarvan de heerschappij uit moest gaan over het hele menszijn, is door de zondeval in de dood gekomen, afgesneden van God, de bron van het leven. En die geest is bij velen niet alleen dood door zonden en overtredingen Efeze 2 vers 1 (Ef. 02:01), maar ook ‘verbrijzeld’ zegt het Woord; vernield door de geesten der duisternis.

God zoekt het verbrijzelde

Maar juist ook voor deze mensen, die geen leven meer hebben, heeft God Zijn Eigen Zoon gezonden. In de verbrijzeling en de striemen van de Heer Jezus op Golgotha, is er genezing voor de gekwelde mens, zegt Jesaja 53; en die genezing betreft op de eerste plaats de verbro­ken en zieke innerlijke mens. “God zelf wil wonen bij de verbrij­zelde en nederige van geest, om de geest der nederigen en het hart der verbrijzelden te doen opleven” Jesaja 57 vers 15 (Jes. 57:15). Het zijn juist de nederigen die zich willen onderwerpen aan de liefdevol­le oproep van God: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot ver­geving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvan­gen” Handelingen 2 vers 38 (Hand. 02:38).

Door de heilige Geest kan God bij mens komen wonen en begint een heel nieuw bestaan in vrede met God! Wat kan de geest van de mens meer genezen dan door samen te groeien met de heilige Geest, zoals man en vrouw één vlees worden in het huwelijk? 1 Korinthe 6 vers 17 (1 Kor. 06:17).

Gods werkwijze

De vraag wordt wel eens gesteld: Is dat dan alleen voor dat handjevol gelovigen die de gemeente van Jezus Christus vormen? Het antwoord is: Nee! Gods liefde gaat uit naar alle mensen, maar God werkt in alles krachtens Zijn voornemen en naar de raad van Zijn wil en daarin is de gemeente van Jezus Christus de belangrijkste factor. Het gaat nu om de geroepenen, de uitverkorenen, ‘de eerstelingen’ die uit de mensen gekocht worden voor God en het Lam om onberispelijk op de berg Sion te zullen staan. ‘De verlos­sers’, die met Jezus aan het hoofd, er zullen zijn als een koninklijk pries­terschap voor de gehele schepping. Als de gemeente voltooid is breken er geweldige nieuwe tijden aan voor de hele zuchtende schepping, die reikhalzend uitziet naar het open­baar worden van deze zonen Gods Romeinen 8 vers 19 (Rom. 08:19).

Nu zit de gemeente echter zelf nog volop in dat proces van bevrijding, genezing en verandering naar het beeld van Jezus Christus. In gemeenteleden die hun heilige roe­ping verstaan, en daar alles voor over hebben en bezig zijn de berg Sion te bestijgen zie Obadja 1 vers 21 (Ob. 01:21), is nu dat goddelijke proces van gedaante-verandering, van metamor­fose, bezig. Zoals een rups het aard­se bestaan opgeeft om een vlinder te kunnen worden, geldt dat in zekere zin ook voor de gemeente. Een onvoorstelbaar heerlijk werk ‘in de gelovigen’ door het Woord van God en de heilige Geest als het levende water.

Ook door de Heer te verlaten

Ik heb in het vorige artikel gezegd dat de hele mensheid innerlijk ziek is en in tenminste vier lagen of op vier gebieden genezen moet worden. Dat zijn de zieke en verbrijzelde geest, het zieke verstand, het zieke hart en de zieke ziel. Het is niet van elkaar te scheiden, maar wel te onderscheiden.

De profeet Jesaja schetst de mens die van God is afgeweken en zich niet of nauwelijks stoort aan Gods geboden en inzettingen. Hij spreekt, door de heilige Geest, dit woord voor het volk Israël, maar wij hebben gezien dat dat tevens woorden zijn ^br de gemeente van Jezus Christus, en zeker deze woorden die heel duidelijk een principe blootleg­gen; een verband tussen innerlijke ziekte en verscheurdheid en onge­hoorzaamheid aan Gods Woord. De mens zal immers ‘Leven’ van ‘alle woord’, dat uit de mond Gods uitgaat, zegt de Heer Jezus! Jesaja 1 vers 4 tot en met 6 (Jes. 01:04-06) zegt dan: “Wee het zondige volk, de natie, beladen met ongerechtigheid, het gebroed van boosdoeners, de verdorven kin­deren. Zij hebben de Here verlaten, de Heilige Israëls versmaad, zich achterwaarts gewend. Waar wilt gij nog meer geslagen worden, dat gij voortgaat met af te wijken? Het gehele hoofd is ziek, het gehele hart vol krankheid; van de voetzool af tot de schedel is er niets gaaf; wonden, striemen en verse kwetsuren, die niet uitgedrukt zijn noch verbonden noch met olie verzacht”. ‘Het gehele hoofd is ziek en het gehele hart vol krankheid’! En de ziel zit vol wonden en striemen en kwetsuren!

Ik geloof dat de toestand die de pro­feet hier door de Geest van God opschrijft, in meerdere of mindere mate van toepassing is op de hele mensheid; naar de innerlijke mens gezien, ‘van top tot teen ziek’! Ik denk ook dat het van toepassing is op het wereldwijde religieuze naam- christendom. Dus ook van allen die de gemeenten binnenkomen en daarvan bevrijd, gereinigd en gene­zen moeten worden. Als we goed luisteren naar de profeet, dan geloof ik dat er niet één gebied is in de mens wat geen diepe reiniging en genezing nodig zou hebben. Niet voor niets zegt de heilige Geest hier: “Van de voetzool af tot de schedel is er niets gaaf”!

Hoe velen lopen niet met wonden, striemen en kwetsuren, waar nog nooit iets aan gedaan is? Hoe juist drukt de profeet zich hier uit: niet uitgedrukt, niet verbonden, niet met olie verzacht! De olie van de heilige Geest zal hier hard en hard nodig zijn!

De belofte van de Vader

De heilige Geest wordt door de Heer Jezus aangekondigd als “de belofte van de Vader”. Een belofte die als een rode draad door het hele Oude Testament loopt en deze aankondi­ging gaat steeds gepaard met gewel­dige beloften van heil, oprichting en genezing; van stromen van levend water.

Zo schrijft de profeet Ezechiël: “Ik zal rein water over u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinheden en van al uw afgoden zal Ik u reinigen; een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven. Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettin­gen wandelt en naarstig mijn veror­deningen onderhoudt” Ezechiël 36 vers 25 tot en met 27 (Ez. 36:25-27).

In Jesaja 44 vers 3 en 4 (Jes. 44:03-04) zegt de pro­feet: “Want Ik zal water gieten op het dorstige en beken op het droge; Ik zal mijn Geest uitgieten op uw nakroost en mijn zegen op uw nako­melingen. Zij zullen uitspruiten tus­sen het gras, als populieren langs de beken”.

En in Jesaja 51 vers 3 (Jes. 51:03) lezen we: “Want de Here troost Sion, Hij troost al haar puinhopen; Hij maakt haar woestijn als Eden en haar wil­dernis als de hof des Heren; blijd­schap en vreugde zullen er gevon­den worden, loflied en geklank van gezang”.

Vernieuwing en genezing

Zo zijn er nog verschillende plaatsen te noemen waar geweldige beloften verbonden zijn aan het ontvangen van de heilige Geest. Zijn werk in de gelovigen zal tot gevolg hebben dat de puinhoop die het van binnen kan zijn, de innerlijke wildernis en woestijn-toestand zoals Jesaja dat beschrijft in hoofdstuk één, wat we kunnen vertalen met: verbroken- heid, met dorheid, met ontredderd zijn, met verworpen zijn, met verla­ten zijn, met misbruikt zijn, met diep getraumatiseerd zijn, enz., enz., zal veranderen en genezen zodat het innerlijk een paradijselijke hof des Heren zal worden. Blijdschap en vreugde, loflied en gezang zal er in Zijn volk gevonden worden!

“Hun ziel zal zijn als een besproeide hof, zij zullen nooit meer versmach­ten”, profeteert Jeremia in Jeremia 30 vers 12 b (Jer. 30:12b). Waar de heilige Geest in een men­senleven binnenkomt begint een geweldig proces van opleving, van heling, van reiniging, van heiliging, van vernieuwing en genezing. De eeuwige Geest van God, de bezie­lende en levengevende kracht, Die voortbracht wat God sprak bij de schepping, komt wonen in de mens! God zegt: “Mijn Geest zal ik in uw binnenste geven”! De Heer Jezus leert in Johannes 14 vers 23 (Joh. 14:23), als Hij spreekt over de heili­ge Geest, dat Hij en de Vader zullen komen wonen in de mens, waardoor deze wordt tot een tempel van de Allerhoogste God; “een woonplaats van God in de Geest”. Wonderbaar! Dan kan het toch niet anders of er moeten geweldige veranderingen plaats gaan vinden! Als de Schepper van hemel en aarde, Die de mens met zoveel liefde en zo ontzettend verheven geschapen heeft, Zichzelf met de mensen-geest verbindt om tot een eenheid te groeien, dan zal dit tot iets leiden wat ver boven het ons denkbare verheven is!

Het gehele hoofd is ziek

Als Jesaja dit zegt dan wordt hier het denken van de mens mee bedoeld. Een mens die van Gods Woord en waarheid is afgeweken is in zijn denken vergiftigd, misvormd, en door en door ziek. Allerlei leugen en dwaalgedachten bepalen dan het leven. De apostel leert dat de mens die buiten Jezus Christus leeft, wan­delt, begeert en denkt overeenkom­stig de overste van de macht der lucht, dat is de duivel Efeze 2 vers 1 tot en met 3 (Ef. 02:01-03). De duivel heeft er voor gezorgd dat er bolwerken en schansen opgewor­pen zijn van redeneringen en bedenksels tegen de kennis van God. Die moeten geslecht worden en het hele denken moet onder de gehoorzaamheid aan Christus gebracht worden 2 Korinthe 10 vers 3 tot en met 5 (2 Kor. 10:03-05). Gods Woord spreekt van ‘vernieu­wen van denken’ zodat helder begre­pen en gezien kan worden wie God werkelijk is en wat Zijn bedoelingen zijn met de mens, dat Hij enkel licht is en dat in Hem geen enkele duis­ternis is Romeinen 12 vers 2 en 1 Johannes 1 vers 5 (Rom. 12:02 en 1 Joh. 01:05). De Heer Jezus leert dat ‘de waar­heid’ de mens vrij zal maken en die waarheid is het Woord van God. Vrij van alle leugens, bedenksels en rede­neringen. De waarheid komt door het Woord tot de mens en wordt levend gemaakt door de heilige Geest. “Mijn woorden, zegt de Heer, zijn geest en leven” Johannes 8 vers 32 en 33 en Johannes 6 vers 63 (Joh. 08:32-33 en Joh. 06:63).

Wie er voor openstaat wordt door de Heer geheiligd en gereinigd met het waterbad van het Woord zodat er een volk ontstaat wat heilig en onbe­smet, stralend zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, voor Zijn aange­zicht gesteld zal kunnen worden Efeze 5 vers 26 en 27 (Ef. 05:26-27).

Het is echter niet alleen het Woord, maar ook de werking van de heilige Geest, want als de heilige Geest in iemand komt wonen worden Gods wetten in het verstand geschreven, zodat ook van binnenuit een diepe reiniging en genezing van het den­ken plaatsvindt. Als we nu weten dat de heilige Geest de levensgeest van God is zie 1 Korinthe 2 vers 10 en 11 (1 Kor. 02:10-11), dan begrijpen wij dat die ‘wetten’ niet een stel geboden zijn maar het wezenlijke leven van God Zelf. Van dit volk, wat zich geheel aan dit proces heeft overgegeven, zal het denken zo diep genezen en ver­nieuwd zijn dat ze de Naam van de Vader en van het Lam op hun voor­hoofd geschreven hebben staan Openbaring 14 vers 1 (Openb. 14:01). Het zijn de verlossers die ondanks alle druk en tegenstand zijn doorgegaan en op het hoogste van de berg Sion zijn aangekomen.

Het gehele hart vol krankheid

Ook hier moeten we niet denken aan lichamelijke afwijkingen, maar aan de toestand van het geestelijke hart. De Spreuken-dichter zegt: “Uit het hart zijn de oorsprongen van het leven” Spreuken 4 vers 23 (Spr. 04:23). Begrijpelijk dat met zo’n door en door ziek hart er weinig ‘leven’ mogelijk is! Het hart, door God geschapen met de zuivere levenswetten voor het menszijn, ook in relatie tot de mede­mens, is door de duivel gemaakt tot een broedplaats van ongerechtigheid en is vol van boze overleggingen.

In Markus 7 vers 21 tot en met 23 (Mark. 07:21-23) laat de Heer Jezus zien hoe ziek dat hart geworden kan zijn. Hij zegt: “Want van binnenuit, uit het hart der men­sen, komen de kwade overleggingen, hoererij, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, boosheid, list, onmatig­heid, een boos oog, godslastering, overmoed, onverstand. Al die slechte dingen komen van binnen uit naar buiten en maken de mens onrein”.

Niet bepaald een prettige lijst, en wij zouden daar in deze tijd nog het een en ander aan toe kunnen voegen, denk ik. Je zou zeggen: hoe moet dat nog ooit weer goed komen? Maar dan komt de onvoorstelbare genade van God en vindt er in de wedergeboorte het grootst denkbare wonder plaats.

Als een mens God gehoorzaamt en ingaat op de oproep tot bekering, en zich vervolgens ook laat dopen op de Naam van Jezus Christus tot verge­ving van zonden, krijgt hij/zij op dat moment deel aan alles wat de Heer Jezus in Zijn lijden en kruisdood voor de mens heeft volbracht; door genade wordt het hem/haar dan toe­gerekend.

De oude mens is dan met Hem mede gekruisigd en met Hem begra­ven in Zijn dood door de doop, om vervolgens met Hem te worden opgewekt door de kracht van de hei­ige Geest, om als een nieuwe schep­ping in nieuwheid van leven te gaan leven zie Romeinen 6 vers 1 tot en met 14 (Rom. 06:01-14). Naar de belofte ontvangt zo iemand dan ook de heilige Geest. Hij/zij is dan een nieuwe schepping, naar de wil van God geschapen in waarachti­ge gerechtigheid en heiligheid Efeze 4 vers 24 (Ef. 04:24).

De totale verandering

Die totale verandering wordt prach­tig verwoord door de profeet Ezechiël in de tekst die ik al eerder noemde: “Ik zal rein water over u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinheden en van al uw afgoden zal Ik u reinigen; een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijde­ren en Ik zal u een hart van vlees geven. Mijn Geest zal Ik in uw bin­nenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en naar­stig mijn verordeningen onder­houdt” Ezechiël 36 vers 25 tot en met 27 (Ez. 36:25-27). Het hart dat hard was geworden, versteend door zonden en ongerech­tigheden en geheel vol krankheid was, wordt vervangen door een nieuw hart, een hart van vlees, (beeldspraak voor de geestelijke ver­andering een warm kloppend willig hart, gereingd door het bloed van Jezus enbereidt naar Gods wetten te leven. Mijn Geest zegt God zal ik in uw binnenste geven, waardoor God Zijn wetten in het hart schrijft Hebreeën 8 vers 10 (Heb. 08:10) Dit nieuwe hart maakt God tot Zijn woning. Ik zal maken zegt God dat je naar Mijn inzettingen zult wandelen en ijverigmijn verorderingen zult onderhouden. Niet door kracht of geweld maar door Mijn Geest! Zegt de Here der heerscharen.

 

De bouw van ons levenshuis door Tea Keuper

“En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods met dit merk: “De Here kent de Zijnen” en: “Een ieder, die de Naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid” 2 Timoteüs 2 vers 19 (2 Tim. 02:19).

Fundament en gebouw. Die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden! Jezus vertelde het verhaal van twee huizen, het ene op het zand, zonder fun­dament, en het andere op de rots gebouwd!

Hebben wij een fundament, of liever het fundament, Jezus Christus, de (mijn) Rots? Dan wordt er een goed huis gebouwd. Alle stenen, die ondeug­delijk zijn, moeten weggegooid worden, niet mee gemetseld in ons levens­huis. Gods cement (liefde, begrip, vermaning), dat verschaft ons de Goddelijke Aannemer, Jezus Christus.

Zo wordt ons levenshuis, maar ook het huis Gods -de Gemeente- gebouwd en het wordt hecht en duurzaam. Het kan tegen een stootje, tegen storm en watervloed (demonische machten).

Nog iets heel belangrijks staat er: “De Here kent de Zijnen”. God kent ons, onze motieven, onze keuzes, onze zwakheden, ons geloof. Hij voedt ons op tot zonen Gods, door de inwoning van Zijn heilige Geest. En dan zien wij de mooie stenen, die God ons geeft om te bouwen en we kunnen de verkeerde, die de vijand wil aanreiken, onderscheiden.

We zijn uitgekozen tot voorwerpen met eervolle bestemming om te dienen in Gods Koninkrijk. Om mensen te laten zien hoe heerlijk het is ons te laten ‘aannemen’ en te bouwen aan Zijn Rijk. Om te verkondigen ‘het aangename jaar des Heren’. Zo’n jaar is eeuwigdurend! Wij zijn levende stenen voor de Heer en wij bouwen het huis van God.

 

God temidden van de ‘goden’ door Paul de Groes

 

“God staat in de vergadering der goden Hij houdt gericht te midden der goden

Hoelang zult gij onrechtvaardig richten en de goddelozen gunst bewijzen. Richt de geringe en de wees, doet recht de ellendige en de behoeftige, bevrijdt de geringe en de arme redt hem uit der goddelozen hand. Wel heb ik gezegd: ‘Gij zijt goden’ Ja, allen zonen van de Allerhoogste” Psalm 82 vers 1 tot en met 6 (Ps. 082:001-006).

“Is er niet geschreven in uw wet ‘Gij zijt goden’? Gij spreekt kwaad van mij omdat ik heb gezegd: “Ik ben Gods Zoon”? Johannes 10 vers 34 tot en met 36b (Joh. 10:34-36b).

De verkondiging van het Koninkrijk van God of de bekendmaking van de geestelijke wereld was voor de schriftgeleerden in Jezus tijd niet acceptabel. Ze begrepen wel in welke richting Jezus de gelovigen geestelijk wilde bewegen, namelijk in de richting van mensen die zelf verantwoordelijk voor hun ‘mens­zijn’ zouden worden. Omdat zij zagen dat mensen door deze gedach­ten van Jezus steeds onafhankelijker zouden komen te staan van de Tempeldienst.

Deze Tempeldienst en de daar bij behorende leringen waren zo inge­wikkeld dat de geestelijke leiding van de schriftgeleerden en rabbijnen onmisbaar waren voor de gewone gelovigen. Hun kostje was daarmee gekocht dat wil zeggen de taak, het aanzien en het inkomen van de schriftgeleerden was daardoor verze­kerd. Bovendien hadden ze de bescherming van de Romeinse over­heid. Deze had de geestelijke leiders zoveel macht gegeven, dat ze zelfs over leven en dood konden oordelen. Ze trachtten Jezus monddood te maken door Hem aan te klagen, om Hem vervolgens te kunnen laten ombrengen.

Dit zoeken naar een aanklacht was niet gemakkelijk en ze meenden dat ze Jezus konden aanklagen op het feit dat Hij zichzelf aan God gelijk maakte. Jezus noemde zich immers zelf de Zoon van God en ook wel de Zoon des mensen. Dit klonk behoor­lijk godslasterlijk en was ook goed te verkopen aan de massa, die op het laatst Jezus uitjoelden.

Ongegronde aanklacht

In Johannes 10 vers 34 (Joh. 10:34) toont Jezus vanuit de schriften aan, dat deze aanklacht niet gegrond is. Hij haalt, namelijk een gedeelte aan uit Psalm 82. Jezus laat zien dat de schriften de machthebbers van de wereld aan­duiden met de benaming “goden”. Uit het vervolg blijkt inderdaad dat “goden” in Psalm 8 mensen zijn die geestelijke autoriteit hebben gekre­gen. Net zoals Pilatus, volgens Jezus, zijn macht enkel dankte aan het feit dat hij zijn positie van hoger hand had gekregen. Het ligt echter in de hand van deze “goden” zelf hoe zij met deze macht omgaan. (Aan wie veel gegeven is van hem zal veel gevraagd worden.) In Psalm 82 worden deze “goden” (lees leiders of inspirators) aangeklaagd, Van de schriftgeleerden wordt gezegd door Jezus, dat zij de sleutels van het Koninkrijk der Hemelen hebben, echter zij gaan er zelf niet op in en en zij weerhouden anderen om tot deze Heerlijkheid in te gaan. De schriftgeleerden moeten begrepen hebben dat Jezus hun bekritiseerde want zij gebruikten hun ‘god’ zijn immers om zichzelf te verrijken en om de eenvoudigen te onderdrukken, net zoals in Psalm 82 wordt beschreven.

Echte ‘goden’

Ook wij zijn door de wedergeboorte en de daarmee verkregen kennis van Christus geworden tot ‘goden’ want wij hebben in Jezus een koninklijke en priesterlijke roeping. Wij hebben het inzicht gekregen dat de onzicht­bare Schepper van hemel en aarde een Vader wil zijn. Hij staat op de uitkijk naar de men­sen die zijn Heerlijkheid in willen gaan om met Hem gemeenschap te hebben. Door deze gemeenschap leren wij om Koningen en Priesters te zijn. Wat meer is: we mogen op grond van het volbrachte werk van Jezus reeds in deze autoriteit gaan staan. Wij mogen van uit de schrif­ten en geleid door de heilige Geest, leren hoe wij onze geestelijke autori­teit mogen aanwenden. Laten wij deze macht gebruiken om het goede, het welgevalige en het volkomene te bewerken.

(Paul de Groes is mede-oudste van de volle evangelie gemeente Zuid-West- Friesland in Koudum.)

 

 

 

Het geloof van de zoon van God van Duurt Sikkens

 

In de derde eeuw voor Christus had­den zich in Klein-Azië een paar Keltische stammen gevestigd. Later werd dit gebied een Romeinse pro­vincie met een gemengde populatie, Galatië. Daar stichtte Paulus een gemeente. In het begin ging alles goed en men bewees Paulus veel liefde.

Helaas ontstond er later een crisis want zijn prediking werd ondermijnd door Judaïsten. die Paulus’ (apostelschap ontkenden en de kleine gemeente werd onder de Wet gesteld. In ongemeen felle en harts­tochtelijke bewoordingen schrijft Paulus hen een pastorale brief om de tegenstelling tussen (de vloek van de) Wet en geloof sterk te benadruk­ken. De beloften van God, en dus Zijn geloof in mensen zijn ouder dan de Wet. (Zie Noach, Abraham en vele anderen). In de NBG-versie van de brief aan de Galaten staat in Galaten 2 vers 20 (Gal. 02:20): “… ik leef door het geloof in de zoon van God”. Er kan beter staan “van” in plaats van “in”. Ik leef door wat Jezus geloofde toen hij aan zijn lijden begon en deze weg, dank zij het geloof dat onze Vader in hem had, tot een goed einde bracht: overwinning over zonde, vloek en dood. Anders gezegd: Toen hij aan het kruis hing heeft hij aan jou, aan mij, aan ons, aan vriend en vijand gedacht. Toen hij werd opgewekt door z’n Vader en opstond heeft hij aan ons gedacht, “omdat”, schrijft Paulus verder, ‘Hij mij heeft liefge­had en zich voor mij heeft overgege­ven”. Wat een intense en onverge­lijkbare liefde!

Hij schrijft later in een brief aan Titus op Kreta Titus 3 vers 4 (Titus 03:04): “Toen is de mensenliefde (filantropia) van God verschenen”. In de gedaante van de mens Jezus. Hij geloofde God en God geloofde in hem.

In de vrijheid

Er is gelukkig niets veranderd; Wij geloven God en Hij gelooft in ons, want wij leven door het geloof van Jezus Christus. Zulke gedachten maken ons geestelijk vrij van allerlei dwanggedachten en zo worden we ‘uit het diensthuis’ van de slavernij geleid. Dat geeft een diepe rust, want ik word niet gerechtvaardigd door wat ik allemaal ‘doe voor de Heer’, maar door wat Hij voor mij gedaan heeft. Genade maakt je vrij. En wan­neer we zó leren leven verschijnt opnieuw de “mensenliefde van God”.

Wanneer wij het zaad van dit een­voudige, levenwekkende en hartverwarmende evangelie blijven uits­trooien over de akker van de wereld zijn we, in alle stilte, bezig met iets heel moois. Dan handelen we in zijn Geest. Laten we dus maar rustig doorgaan ‘in het verborgene’, want we zijn met iets zeer kostbaars bezig. Onze Vader heeft dat wat Hijzelf hoopt nooit losgelaten: De mens als Zijn eeuwige levensgezel. Daarin gelooft Hij, omdat Hij lief­heeft, omdat Hij liefde is. Daarom horen Zijn geloof, hoop en liefde bij elkaar. In die hoop, in dat geloof is Jezus gestorven en opgewekt, uit liefde voor de mens. En zo zijn wij ook gestorven en opgestaan en leven wij door het geloof van de zoon van God. Wat een liefde!

 

De doop, geen vrijblijvende zaak door Cees Maliepaard

“Op een dag kwam ook Jezus uit Galilea naar de Jordaan om zich door Johannes te laten dopen. Maar Johannes probeerde hem er vanaf te brengen en zei: ‘Waarom komt u naar mij toe? U zou mij moeten dopen!’ Jezus antwoordde: ‘Stil nu maar, want zo moeten we alles doen wat God heeft vastgesteld” Matteüs 3 vers 13 tot en met 15 (Matt. 03:13-15, vertaling Anne de Vries).

Waarom zou iemand zich eigenlijk laten dopen? De doop is toch iets uitwendigs, iets dat het lichaam ondergaat, en wij zijn immers juist met de innerlijke mens bezig. Wat voegt de doop toe aan de ontwikke­ling van zoonschap? Het lijkt wel niet meer dan een stukje christelijke nostalgie te zijn. En een dankbaar object voor in het fotoalbum.

Waar komt het op aan?

Wanneer iemand zich in water laat onderdompelen zonder dat het hart er bij betrokken is, zal het niet meer wezen dan een uiterlijke vertoning. En die is waardeloos voor God. Maar als een mens met het hele hart voor God gekozen heeft en daaruit leeft, mag hij zeker weten dat de Here God hem aanvaardt, gedoopt of niet. Wie een dergelijke levenshouding heeft, zal evenwel alles willen doen wat God van hem verlangt. Als de doop daarvan deel uitmaakt, zal hij die met blijdschap ondergaan. Jezus gaf bij zijn doop aan, dat de Vader de nieuwtestamentische onderdompeling heeft ingesteld als uiterlijk teken voor de mens die in de Christus is. Alleen daarom al zul­len we ons er niet aan willen ont­trekken. Maar laten we ons er ook van bewust zijn, dat Jezus’ doop een weerspiegeling was van zijn levens­houding. Abraham was een gelovige van vóór het oude verbond. Zozeer zelfs dat hij in de Schrift de vader van alle gelovigen genoemd wordt – ook van de nieuwtestamentische dus. Hij leefde in relatie met de Eeuwige. Hij verstond de stem van de Heer en gehoorzaamde Hem in alles. Hij verliet op Gods voorschrift de vertrouwde omgeving van zijn land en de beschutting van z’n familie, en hij trok naar een hem onbekende bestemming voordat er spra­ke was van het verbond dat God met hem sluiten wilde.

Een uiterlijk teken

Ondanks Abrahams onmiskenbaar grote geloof, gaf God hem en dege­nen die bij hem hoorden toch een uiterlijk teken. Dat was de besnijde­nis. Ieder van het mannelijke geslacht zou dit kenmerk dragen. Vrouwenbesnijdenis was in die dagen onbekend; ze verminkt het lichaam en is daardoor dus misdadig en duidelijk uit den boze. Maar in het Nieuwe Verbond zijn mannen en vrouwen overeenkomstig Gods oorspronkelijke bedoeling onder dezelfde noemer gekomen. Het uiterlijke teken van het ingevoegd zijn in de Christus zal dus zowel door mannen als door vrouwen gedragen worden.

De eeuwen door zijn er allerlei ritu­elen de kerken binnengedrongen, natuurlijke handelingen die de gees­telijke werkelijkheid moeten symbo­liseren of aan bepaalde geloofsbele­vingen uiting kunnen geven. Soms betreft het iets zinvols, maar het kan ook een zinloze of zelfs verkeer­de uitstraling hebben. Slechts twee van deze zaken zijn zonder enige twijfel legitiem in het Koninkrijk van de Vader, aangezien ze door koning Jezus zelf zijn ingesteld. Dat zijn de doop en het avondmaal. Huwelijksinzegeningen en kinder­opdrachten zijn door mensen inge­steld. Nergens in de Schrift kan je er ook maar iets over vinden; bijbelteksten die bij zulke gelegenheden gebruikt worden, zijn er bijgesleept om het een legitiem tintje te geven. Niet dat het verkeerd zou zijn bin­nen het verband van de gemeente je huwelijk in te laten zegenen of je kinderen op te dragen, maar het is onjuist deze dingen op een lijn met doop en avondmaal te plaatsen. Het avondmaal is door onze Heer ingesteld op de avond vóór zijn kruisiging op de Schedelplaats. Hij maakt ons daarbij duidelijk dat we (zo vaak we het doen) zullen denken aan wat Hij voor ons gedaan heeft en aan wat Hij nog voor en met ons doet. En de doop is vervat in een regelrecht voorschrift dat Jezus ons geeft. In Matteüs 28 vers 18 tot en met 20 (Matt. 28:18-20) geeft Hij de opdracht mensen uit allerlei volken tot zijn discipelen te maken en ze daarna in water te dopen. Deze twee uiterlijke tekenen, de doop en het avondmaal, zijn samen uniek in Gods Koninkrijk. Geen enkele ande­re symbolische handeling valt daar­mee gelijk te stellen.

Een hartsbeslissing

Zoals de besnijdenis in de oude bedeling een uitwendig teken was, zo is ook de waterdoop in het Nieuwe Verbond dat. Toch is er een wezenlijk verschil tussen die twee. De besnijdenis gaf aan dat degene die hem ondergaan had, bij het volk van God onder het schaduwverbond behoorde. Het zei absoluut niets over de hartsgesteldheid van de betrokken persoon. De waterdoop mag daarom nooit op dezelfde manier ervaren worden. De kinderdoop die in de meeste christelijke geloofsgemeenschappen een functie heeft, sluit echter wel aan bij de inlijving in een plaatselij­ke gemeente, en wel op grond van geboorte uit gelovige ouders. Maar ook bij sommigen van hen die de geloofsdoop voorstaan, vat soms de gedachte plaats dat men door de waterdoop pas écht van de plaatselij­ke gemeente deel uitmaakt. Dat is evenwel een onjuiste beleving van de doop door onderdompeling. Iemand kan alleen deel uitmaken van het lichaam van Christus door een hartsbeslissing voor Jezus. In de plaatselijke gemeente zal dit princi­pe ook terug moeten zijn te vinden. Niemand hoeft in paniek te geraken als hij nog niet gedoopt is. Want niet het water van de doop redt de mens van het verderf, maar het bloed van Jezus. Hij heeft zijn leven gegeven voor de (ongedoopte) wereld. En ieder die in Hem gaat geloven, mag met alle vrijmoedigheid een beroep op het door Hem volbrachte werk doen. Met resultaat!

Ik zal zijn als Jezus…

We zingen we wel eens: ‘Ik zal zijn als Jezus, ja precies als Hij!’ Dat wil zeggen dat ik dezelfde instelling als Jezus zal mogen ontwikkelen, dat ik op Hem ga lijken naar mijn gezind­heid. En daar mogen we ons op een soortgelijke wijze op voorbereiden als Hij dat deed. Hij was altijd bedacht op datgene wat de Vader Hem liet zien. En daar handelde Hij naar. Hij begon zijn bediening bij zijn doop door onderdompeling. Daar werd de basis gelegd voor zijn levenswerk: de vrijmaking van men­sen. Johannes de Doper snapte er aanvankelijk niets van. Waarvoor moest Jezus nu de doop ondergaan; Hij hoefde zich toch niet te bekeren? Nee, maar het mooie is dat de Heer hiermee aangaf dat een ieder die profijt wilde trekken van zijn verlos­singswerk, het oude leven symbo­lisch in het watergraf af mocht leg­gen en in het omhoog komen uit het water de symboliek uit mocht dra­gen van een voortgang in nieuwheid des levens.

Niemand moet dus denken dat dit pas plaatsvindt op het moment van de doop. Je ontvangt nieuw leven op grond van je geloof. En je gaat toch niet pas in het zwembad in Jezus geloven? Als dat zo was, zou er immers nooit iemand naartoe zijn gegaan! Alleen wie gelooft dat Jezus ook voor hem heil brengt, laat zich in vertrouwen onderdompelen. En vanwege het geloof in de door God gegeven Zoon, dat men al vóór het ondergaan in het watergraf zal heb­ben, heeft de nieuwe mens bestaans­recht in Gods Koninkrijk.

Een leer van dopen

Daar heeft de schrijver van de brief aan de Hebreeën het over. In Hebreeën 6 vers 2 (Heb. 06:02) schaart hij de leer van dopen onder de basiselementen van het geloof. Jezus begon er zijn bedie­ning mee, en ook wij mogen er ons vanaf het begin naar uitstrekken. We volgen Jezus vanaf de aanvang van zijn dienst aan de Vader. Daarin geven we een getuigenis van het goddelijke begin dat we in Christus Jezus ontvangen hebben. Het oude is écht weg en het nieuwe is in beginsel door ons ontvangen. Maar in de Hebreeënbrief wordt het woord ‘dopen’ als een zelfstandig naamwoord gebruikt, niet als een zelfstandig werkwoord. Het staat derhalve in het meervoud. Er moet dus nog iets anders zijn dan de doop in water. Mattheüs vermeldt inder­daad (na het stukje waar we mee begonnen) dat Jezus twee dopen onderging. Op zijn onderdompeling in water volgde onmiddellijk de doop in Gods Geest. Jezus was daar ook helemaal klaar voor. Als we zeggen dat we Jezus in alles zullen volgen, betekent dat natuur­lijk niet dat bij ons alles precies een­der zal verlopen als in Jezus’ leven. De praktijk van alle dag wijst uit dat de beide dopen vaak op verschillende dagen plaatsvinden. Het is hele­maal niet erg als dat gebeurt, onver­schillig welke van de twee dopen dan het eerst aan bod zal komen. Maar het mag uiteraard wel samen­gaan. Belangrijk is dat iedereen zich bewust is van de noodzaak in water gedoopt te zijn en de volheid van de Geest te hebben ontvangen. Wie door de waterdoop te kennen geeft een nieuwe schepping te zijn geworden, is daarmee ten volle gerechtigd zich voor de volheid van Gods Geest te openen. En anders­om: wie in de heilige Geest gedoopt is, mag vanzelfsprekend een beroep doen op het symbool van het afleg­gen van het oude en het aannemen van het nieuwe leven. Wie beide dopen of een ervan mist… hij mag het bekendmaken aan de gemeente. Dat zal redenen te over geven voor verheuging over Gods genadegaven in vernieuwing van mensenlevens en in afstemming van de menselijke geest op die van de Vader.

 

De bouw van ons levenshuis door Tea Keuper

“En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods met dit merk: “De Here kent de Zijnen” en: “Een ieder, die de Naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid” 2 Timoteüs 2 vers 19 (2 Tim. 02:19).

Fundament en gebouw. Die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden! Jezus vertelde het verhaal van twee huizen, het ene op het zand, zonder fun­dament, en het andere op de rots gebouwd!

Hebben wij een fundament, of liever het fundament, Jezus Christus, de (mijn) Rots? Dan wordt er een goed huis gebouwd. Alle stenen, die ondeug­delijk zijn, moeten weggeooid worden, niet mee gemetseld in ons levens­huis. Gods cement (liefde, begrip, vermaning), dat verschaft ons de Goddelijke Aannemer, Jezus Christus.

Zo wordt ons levenshuis, maar ook het huis Gods -de Gemeente- gebouwd en het wordt hecht en duurzaam. Het kan tegen een stootje, tegen storm en watervloed (demonische machten).

Nog iets heel belangrijks staat er: “De Here kent de Zijnen”. God kent ons, onze motieven, onze keuze, onze zwakheden, ons geloof. Hij voedt ons op tot zonen Gods, door de inwoning van Zijn heilige Geest. En dan zien wij de mooie stenen, die God ons geeft om te bouwen en we kunnen de verkeerde, die de vijand wil aanreiken, onderscheiden.

We zijn uitgekozen tot voorwerpen met eervolle bestemming om te dienen in Gods Koninkrijk. Om mensen te laten zien hoe heerlijk het is ons te laten ‘aannemen’ en te bouwen aan Zijn Rijk. Om te verkondigen ‘het aangename jaar des Heren’. Zo’n jaar is eeuwigdurend! Wij zijn levende stenen voor de Heer en wij bouwen het huis van God.

 

De ‘goudmijn’door Froukje Huis

“Kijk eens, dat lijkt wel een ooie­vaar!” En het is een ooievaar: zwarte rug, witte borst en rode poten. En natuurlijk een lange snavel. Statig wandelt hij op een speelweide in de wijk waar wij wonen. Enkele dagen later komen we er

langs. Zou de ooievaar er soms zijn. Inderdaad, maar hij is beslist niet alleen! Eén staat bij een wit tuinhekje, enkele andere lopen afwachtend op het veld, en één zit er op een schoorsteen! En dan is er plotseling actie! Bij het witte hekje verschijnt een vrouw die handen vol brokken op het veld gooit. In minder dan geen tijd staan alle ooievaars te schrokken. Een rei­ger en enkele meeuwen kijken toe in de hoop een graantje mee te kun­nen pikken maar ’t ziet er niet naar uit dat er iets overblijft. Enkele dagen later verschijnt in het gratis weekkrantje een artikel over de zes(!) ooievaars met een mooie foto en een oproep voor financiële bijstand bij de voedering, ’t Is natuurlijk erg leuk een ooievaar als vaste gast te hebben maar met de winter in zicht ga je pas beseffen waar aan je begonnen bent. Want het bleef niet bij zes. Het werden er elke dag meer tot vijftien toe! En de hele winter waren ze te gast op de speelweide.

We zijn nu een jaar verder en nog steeds verschijnen de ooievaars bij het witte hekje. Meeuwen en spreeu­wen zitten op de uitkijk en de reiger is ook altijd op zijn post. ’t Is toch ook een goudmijntje. Elke dag heer­lijk eten. Wel niet zonder een poot te verzetten maar waar krijg je de een- dagskuikens gratis en zonder moeite opgediend?

Wat kunnen we toch veel leren van de natuur om ons heen. Een ooie­vaar ontdekt een ‘goudmijntje’ en hij haast zich om zijn vriend mee te laten genieten. Ja je krijgt de indruk dat hij ieder die ’t maar wilde horen verteld heeft over zijn ontdekking! En wat voor geweldige ontdekking hebben wij niet gedaan toen we bekend werden met het evangelie. Een ‘goudmijn’ is niet genoeg om uit te drukken wat wij door ons geloof in Jezus Christus hebben ont­vangen: vergeving van zonden, bevrijding uit de macht van de vij­and, eeuwig leven, de doop in de heilige Geest en voor ’t leven van elke dag: rust, vrede en blijdschap. Dat willen we toch niet voor onszelf houden? En, weet u, de voorraad voor de ooievaars raakt uitgeput, maar als wij anderen uitnodigen mee te genieten raakt de ‘voorraad’ nooit op, want God heeft genoeg voor de hele wereld. Helpt u mee met uitdelen?

 

 

 

2003.11-12 nr. 427

2003.11-12 Levend geloof nr. 427

Losse nummers door Gert Jan Doornink

Persoonlijk…

Een verhuizing betekent altijd een drukke tijd. Daarmee vertel ik niet iets nieuws want vrijwel iedereen die wel eens een verhuizing heeft meegemaakt zal hetzelfde ervaren hebben. Er moet veel geregeld, ingepakt en opgeruimd worden. Vooral dat laatste blijkt vaak veel tijd op te slokken: wat moet er mee en wat kan opgeruimd worden? Het blijkt hoe moeilijk we soms afstand kun­nen doen van soms totaal overbodige dingen en hoe bevrijdend het is om dan toch te beslissen het niet mee te nemen. Cees Maliepaard, die ons tijdens de verhuisperiode verschillende bemoedigende mailtjes stuurde, haalde daarbij een uitspraak aan van Sjaak Roose die destijds zei: “Opruimen geeft een opgeruimd gevoel”. Dat geldt in geestelijk opzicht, maar ook in ons gewone dage­lijkse leven blijkt hoe waar dit is.

Ook het kantoor van Levend Geloof ontkwam uiteraard niet aan een opruimaktie. Veel van de administratie en redaktie bleek totaal overbodig het nog langer te bewaren. Het slokte alleen maar onnodige ruimte op en er werd niets meer mee gedaan. De bak voor oud papier en de papierversnipperaar waren daarop volop ingeschakeld.

Je ontdekt ook hoe ons geloofsleven een voortdurende ontwikkeling meemaakt. Het is heerlijk te bemerken hoe door geestelijke groei, zienswijzen veranderen en men meer en meer gaat ontdekken wat de werkelijke essentie van ons geloofsleven is. Ook daarbij gaat veel overbodige (geestelijke?) ballast over­boord en blijft over wat werkelijk waardevol is! En wat is het heerlijk te ontdek­ken hoe ons geloofsleven daardoor steeds rijker, voller en blijer wordt. Daar proberen we natuurlijk ook over te schrijven in Levend Geloof. We bemerken daarbij hoe dit vrucht afwerpt. Over de inhoud van de laatste nummers ontvingen wij weer verschillende positieve reakties. Uiteraard hoeven we het niet met alles wat geschreven wordt eens te zijn, maar we mogen onszelf blij­ven ontwikkelen in ons geloofsleven, zoals wij dat als schrijvers ook doen. Daarbij was ons blad in het afgelopen jaar weer een hulpmiddel en we hopen daar ook in 2004 met blijdschap en toewijding mee door te gaan.

 

Bij de voorplaat door redactie

De geboorte van Jerzus heeft in de loop der eeuwen vele tekenaars en schilders geïnspireerd, waarbij men heel vaak de fantasie de vrije loop gaf. Hoe het ook zij, belangrijk is dat deze gebeurtenis het begin was van Gods volle openbaring aan de mens­heid wat Zijn verlangen en bedoeling was. Jezus groeide immers op en werd behalve onze Verzoener en Verlosser ook ons grote Voorbeeld om na te volgen.

 

U bent meer! Astrid Poldervaart (gedicht)

Het is zo overweldigend,

er komt geen einde aan

Geen mens is ooit in staat

om het uit te leggen.

Het is zo veelomvattend,

je verstand kan er niet bij

Je weet, je voelt, je ziet,

maar kan het niet zeggen.

 

Een mooie droom die waarheid wordt,

de prins op het witte paard

De zee die bruist,

de ondergaande zon.

De liefste die je dierbaar is,

een teder gebaar

De bergtop die je eens beklom.

 

U bent meer,

meer dan alle preken aangehoord,

meer dan het mooiste

uitgesproken woord

U bent meer, U bent God.

U bent meer, zelfs al zou ik willen,

U bent meer.

Groter, mooier, liefdevoller, meer

want U bent God, U bent Heer.

Astrid Poldervaart

 

De God van verrassingen door Gert Jan Doornink

December is bij uitstek de maand van de kadoos. We maken elkaar blij met surprises. De verschillende feestdagen geven daartoe aanleiding. En vooral het Kerstfeest, als wij her­denken dat God Zijn grote ‘kado’ aan deze wereld schonk geeft aanlei­ding om elkaar blij te maken. Weliswaar heeft een groot deel van de mensheid geen weet van dit bij­zondere ‘Godsgeschenk’, maar dit behoort iedere waarachtige christen des te meer te stimuleren om door woord en daad te openbaren wat dit geschenk voor ons betekent en voor hen kan betekenen. Wie eenmaal dit geschenk in ontvangst heeft geno­men, mag dagelijks ervaren hoe dit geweldige gebeuren blijvende waar­de in zich heeft, temidden van alle omstandigheden die het leven mee­brengt.

De God die wij dienen heeft vele eigenschappen waarmee wij te maken hebben. Wij denken aan Zijn goedheid en liefde, maar ook aan Zijn heiligheid en rechtvaardigheid. Maar staan wij er wel eens bij stil dat Hij ook een God van verrassin­gen is?

Toch is dit ook een aspect waarmee wij te maken hebben. Het woord ‘verrassing’ heeft ver­schillende betekenissen, onder ande­re is het een overwachts iets wat ons overkomt, het veroorzaakt verwonde­ring want het ligt op dat moment niet in de lijn van onze verwachtin­gen en het kan ook een surprise betekenen: we worden er onver­wachts door verblijd. Aan onze kant

Als wij God met een oprecht hart dienen mogen we er altijd zeker van zijn dat Hij ons beschermd en bewaard, aan onze kant staat, ons \ nooit in de steek laat, we zijn immers veilig geborgen in Zijn hand. En lezen we al niet in het Oude Testament dat de ogen van God over de gehele aarde gaan, om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat (2 Kron. 16:9)?

Betekent dat nu dat ons nooit meer iets zal overkomen, dat we gevrij­waard zijn voor elke tegenslag, dat alles van een leien dakje gaat? Geenszins; niet dat dat niet Gods verlangen is, maar we hebben nu eenmaal te maken dat we leven in een wereld waarvan de duivel nog de overste is. Hij is weliswaar al door Gods Zoon, Jezus Christus, overwonnen, maar Zijn ‘eindafgang’ moet nog plaatsvinden. Daarom zijn we betrokken bij de geestelijke strijd die ons leert hoe we de vijand kun­nen weerstaan en overwinnen. We zijn in een vijandelijke omge­ving geboren, maar door onze wedergeboorte zijn we een nieuwe schepping geworden en zoals we als mens opgroeien van baby tot volwas­sene, zo groeien we ook als nieuwe mens op van baby tot volwassene, van kind tot zoon van God. Daarom is geestelijke groei ook zo belangrijk.

De duivel stelt natuurlijk alles in het werk om deze geestelijke groei af te remmen en bij sommige kinderen Gods lukt hem dat ook. Maar dat is uiteraard nooit Gods bedoeling. God verlangt ernaar dat we opgroeien tot geestelijk volwassen christenen.

Discussie

In onze dagen is er veel discussie over alle ellende die er is in deze wereld. Hoe is dat toch mogelijk? God is toch een goede God? En ook als christenen doen we aan deze dis­cussies vaak volop mee. Nu laten we maar buiten beschouwing dat vele naam-christenen, onder leiding van moderne theologen, zowel het goede als het kwade aan God toeschrijven, maar hoe is ónze visie als we behoren tot de werkelijke gemeente? Zijn wij ons bewust dat de geestelijk vol­wassen gemeente, met Christus aan het hoofd, hét antwoord is op alle ellende in deze wereld? Dat is het immers waar deze wereld op wacht! Paulus drukt het zo kernachtig uit als hij, in de brief aan de gemeente te Rome, schrijft dat de gehele schepping zucht en als het ware in barensnood is omdat zij wacht op het openbaar worden van de zonen Gods!

Wat een perspectief maar ook wat een verantwoordelijkheid brengt dat met zich mee voor ons nu levende christenen! De gemeente van Christus heeft een geweldige opdracht want zoals Jezus gezonden was door de Vader om Zijn wil te doen, zo zijn ook wij gezonden. We zijn blij en dankbaar, iedere dag opnieuw, dat onze God een goede en liefdevolle God is, maar laten we vooral niet vergeten dat het Zijn grote verlangen is dat alle andere mensen dat ook gaan inzien en aan­vaarden.

God houdt er geen lievelingetjes op na, wat voor ons geldt, geldt ook voor de ander!

Ieder mens is Hem even dierbaar. Hij schiep de mens immers naar Zijn beeld en gelijkenis?

Ingeschakeld

Daarom heeft God ons ingeschakeld om het aan de ander te proclameren dat Hij ook hén liefheeft. Dat doen we niet alleen met woorden maar vooral ook door in ons gewone dage­lij ke leven openbaar te maken dat we ‘anders’ zijn: nieuw, vol van de liefde van Christus, niet ondergaand in moeilijke omstandigheden waar­mee we soms te maken krijgen. Als nieuwe scheppingen in Christus staan we niet ‘boven’ onze mede­mens, maar ‘naast’ hen! Alleen al daarom zou het absurd zijn dat ons nooit meer iets zou kun­nen overkomen, hoe zouden we anders kunnen weten wat er leeft in de harten van anderen die Christus nog niet kennen? Toen Jezus zelf op aarde was, was hij één met de men­sen waarmee hij dagelijks omging. Hij begreep wat er leefde in hun harten, tot ergernis en woede van de geestelijke leidslieden van die tijd. Zo zullen ook wij, als oprecht leven­de christenen van deze tijd, te maken krijgen met tegenstand van leidsleiden die geen geestelijk inzicht hebben en onder invloed staan van de vorst der duisternis. Het houdt ons waakzaam en actief en we blijven ervaren die onze God altijd aan onze zijde staat. Nu schreven wij eerder in dit artikel over de moeilijke omstandigheden waarmee we soms te maken hebben en hoe ons dat niet hoeft te veront­rusten. Want ook dan bemerken we vaak hoe God goed en liefdevol jegens ons is. Soms verlangen we in bepaalde situaties naar een oplos­sing of antwoord.

Gods oplossing

De oplossing van een probleem kan ons zo bezig houden dat we over het hoofd zien dat God allang bezig aan deze oplossing. Wij denken dan vaak: het gaat zus of zo en zien de derde mogelijkheid, die God aan­reikt, over het hoofd. Soms is daar­om het antwoord of de oplossing die wij verwachten anders dan wij in gedachten hebben, maar als we beseffen dat God alle dingen doet meewerken ten goede, weten wij: het is goed zo. Hij is inderdaad de God van verrassingen. In een oud lied komt de regel voor: “Boven bidden, boven denken; wil Hij alles aan ons schenken!” Wij zouden er aan toe willen voegen: alles wat op dat moment nodig is, wat ons geestelijk verder helpt, waar­van we leren. Daarom was Paulus zo radicaal en duidelijk met de opmer­king dat hij alle dingen doet mee­werken ten goede voor hen die God liefhebben Romeinen 8 vers 28 (Rom. 08:28). Daarbij moeten we wel goed voor ogen houden dat niet alle dingen van God afkomstig zijn of door Hem veroorzaakt worden. Je zou het in het kader van ons onderwerp zo kunnen stellen dat terwijl God aan­gename, positieve verrassingen voor ons in petto heeft, Satan komt met zijn onaangename negatieve verrass­ingen. Maar dan mogen we, wat het laatste betreft, ons tegelijkertijd realiseren dat hij nooit het laatste woord heeft! Satan is altijd de grote verliezer! En dan begrijpen wij ook hoe God al het negatieve wat ons overkomt wil ombuigen naar iets positiefs!

Hij is immers de goede, liefdevolle Vader die zorgt voor Zijn kinderen. Temidden van alle omstandigheden kunnen we op Hem rekenen en Hem blijven vertrouwen. Ook als wij wel eens een fout maken of zelfs als we Hem bedroeven, gaat Hij ons nooit afschrijven. Johannes weet dat zo mooi te verwoorden als hij schrijft aan Timotheüs: “Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw, want zichzelf verloochenen kan Hij niet” 2 Timoteüs 2 vers 13 (2 Tim. 02:13).

Geen geheim

Als nieuwe scheppingen in Christus zijn we vaak nog veel te weinig doordrongen van het geweldige feit dat God enkel licht, enkel liefde en enkel goed is! Zijn karakter, Zijn wezen is puntgaaf, er mankeert niets aan. Hij is volkomen, volmaakt niet alleen in Zijn wezen, maar daar­uit voortvloeiend ook in heel Zijn doen en laten!

De apostelen van de begintijd brach­ten dit, onafhankelijk van elkaar, al onder woorden in hun brieven. Daaraan twijfelden ze geen moment, dat was een rotsvaste zekerheid in hun leven. Daarmee bemoedigden zij de gelovigen van die tijd en van­daag, vele eeuwen later, mogen wij er door bermoedigd worden. Johannes schreef bijvoorbeeld: “God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis” 1 Johannes 1 vers 5 (1 Joh. 01:05). Deze ‘werkers van het eerste uur’ hadden slechts één verlangen name­lijk dat alle anderen die tot geloof gekomen waren, dat ook zouden gaan ontdekken. Zij hielden het niet voor zichzelf als een soort geheim dat alleen hun was toevertrouwd, maar betrokken iedereen die een nieuwe schepping in Christus was geworden, daarbij. Daarom schreef Paulus ook niet alleen dat God alle dingen doet mee­werken ten goede, maar begon met de opmerking in het meervoud: “Wij weten nu…”

Als u, terwijl u dit leest op dit moment, nog enige twijfel mocht hebben over deze uitspraak van de apostel, gooi deze dan opzij en maak dit geweldige gegeven u eigen. Het is voor u, het is voor iedereen: God is alleen maar liefde, Hij is enkel licht en Zijn goedheid is 100% echt! En dat wil Hij iedereen die in Hem gelooft en liefheeft toevertrouwen. Hij weet wat het beste voor ons is en zal beslist niet toelaten dat de vijand ons uit Zijn gemeenschap haalt. Hij blijft de altijd goede God, vol liefde en mededogen.

Wat een heerlijke zekerheid dat Hij met Zijn verrassingen klaar staat om ons te bemoedigen, blij te maken en te laten delen in alles wat in Zijn wezen aanwezig is.

 

Wel bestemd voor de vrucht! Door Corrie Weerd

In onze tuin langs een klein stukje schutting staat een bramenstruik. Het is geen mooie plant, met veel uitschieters, die dan weer langs de schutting vastgezet moeten worden en mét veel dorens. Er is gekozen voor een plant met dorens, omdat daarvan de vruchten lekkerder zijn. In mijn optiek heb­ben we ‘m ook juist voor de vruchten. Dat is de bedoeling. Als er geen vruchten zouden komen loopt de plant zijn doel mis en mag, wat mij betreft, de plant weg.

Maar… hij gaf in de afgelopen zomer weer bramen. Niet zoveel, want hij was erg teruggesnoeid, maar toch. Andere jaren had ik wel ongeveer 10 potten jam, dit jaar dagelijks wat bramen voor in de yoghurt! Bestemd voor de vruchtl Dat zette mij aan’t denken. In de winter is er niets te zien aan de bruine stengels, het lijkt totaal finito met de bramenstruik. Maar als ik in het voorjaar weer de eerste groene blaadjes zie komen en later de bloemetjes, dan weet ik: de vruchten komen! Er is een verlangen naar vrucht-

Het goede zaad van het evangelie is in je hart gezaaid op een dag. Het is ontkiemd en is gaan groeien. Het groeit nog steeds en God ziet uit naar de vruchten. Hij weet dat de vruchten komen, de voortekenen zijn er al. God verwacht vruchten en ziet er dagelijks naar uit. Paulus spreekt over het evan­gelie dat in de hele wereld vruchtdraagt en opwast Kolossenzen 1 vers 6 (Kol. 01:06). Er is ook dagelijks vrucht. Als we na onze bekering een leven met Hem gestart zijn, zijn er dagelijks vruchten te zien. Het is ook een opdracht vrucht te dragen, die “aan de bekering beantwoordt” Matteüs 3 vers 8 (Matt. 03:08). Maar wat zo mooi is, dat als wij ons voeden met de woorden Gods en ons laten vullen en drinken van het levende water, dat God de groei geeft!

We mogen opwassen in de rechte kennis van God en in alle goed werk vrucht dragen. Deze vrucht mag gezien worden. Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort; zo mogen we groeien in de wijngaard van de Vader.

God ziet vandaag je vrucht van trouw, je leven in waarheid, je liefde, je blijd­schap. Door je leven zijn de vruchten elke dag zichtbaar voor iedereen. Je mag ook uitdelen van de vruchten en opnieuw zaaien.

Net als Paulus wan­neer hij zegt: “Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, God geeft de was­dom” 1 Korinthe 3 vers 6 (1 Kor. 03:06). God wil ons, mensen, ook inschakelen als medearbeiders en Hij geeft de groei.

Als leden van de Gemeente van Christus zien we er ook naar uit om te groei­en, ieder persoonlijk, maar ook als plaatselijke gemeente. Als medearbeiders in Gods Koninkrijk gaan we de toekomst tegemoet om te zaaien, te planten, te begieten en God de eer te geven door ons leven heen. Jezus heeft gezegd: “Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt en gij zult mijn discipelen zijn” Johannes 15 vers 8 (Joh. 15:08). God ziet ook uit naar blijvende vrucht Johannes 15 vers 16 (Joh. 15:16). Er zijn planten die niet alleen in de zomer vrucht dragen, maar blijvend vrucht geven. Dat is gaaf. Dat is wat de heilige Geest in ons leven kan bewerken, een blijvende vrucht. Elke dag nieuwe vruchten! “Dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus” Efeze 4 vers 15 (Ef. 04:15). Zie je ook uit naar de oogst?

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

Je medemens

In tegenstelling tot heel veel moderne christelijke bewegingen heeft Jezus, tijdens Zijn verblijf op aarde, Z’n uiterste best gedaan om niet op te vallen. Hij hoefde niet zo nodig te manifesteren en zocht evenmin de publiciteit. Altijd sprak Hij over geheimenissen, verbor­genheden, over Zijn Vader “die in het verborgene is”. Alleen met Zijn volgelin­gen besprak Hij de meest wezenlijke dingen die Hem beroerden, want alleen aan vertrouwelingen kon Hij dat kwijt. Een werkelijke volgeling kan dan ook een geheim bewaren. Desondanks moest Hij hen vele malen verbieden Hem bekend te maken. Ook verbood Hij de genezen blinden te vertellen wie Hij was en herhaaldelijk ver­bood Hij de boze geesten dat ze riepen wie Hij werkelijk was. Petrus was, wat dit betreft, nogal hardleers in zijn enthousiasme, want het zit diep om altijd maar weer “Koning Jezus” te kraaien. Het feit dat God aansluiting zocht bij Maria, ligt denk ik hierin dat ze een geheim, het geheim, goed kon bewaren.

Kortom als er iets was waar Jezus voor waakte, was het wel uiterlijk vertoon. Hij bleef liever gewoon, een echt mens, onopvallend. Hij hield niet van twisten of schreeuwen en op de media-pleinen zou je Zijn stem niet horen. Liever wendde Hij zich in alle bescheidenheid de geknakten en gebrokenen, de verdrietigen en onbeminden. Daarom kon God Zijn Geest op Hem leggen omdat deze Geest de gedachten van God alleen kwijt kan aan ootmoedigen, aan mensen zonder enige vorm van aanmatiging.

Daar is veel over te zeggen, maar dat doe ik niet. Wat dat betreft kan ieder­een bij zichzelf wel nagaan of het ego groter is dan het onopvallende Koninkrijk van de Vader. De beste plek lijkt mij de “stille wateren”, of zoals de Vulgaat vermeldt: “wateren der weder-brenging”. Een stille plek waar je tot inkeer, tot jezelf kan komen. Waar je jezelf de vraag laat stellen ‘waar je mee bezig bent”. Het heeft alles te maken met je verborgen mens die in het ver­borgene de omgang zoekt met de Vader. Dan zal je ziel weer gerestaureerd wor­den en kun je in de juiste voetsporen het Lam volgen.

Velen volgen liever een leeuw… nooit zal de Vader Zijn heilsgeheimen kun­nen vertellen aan schreeuwlelijkerds met een “speciale bediening”, noch aan hen die zwanger zijn van wind of gebakken lucht verhandelen in hun theologische wisselkantoren. Nee, wie Jezus ziet, ziet de Vader. En God is lief­de, en die is niet opgeblazen. Die praalt niet, zoekt zichzelf niet en kwetst niemands gevoel.

Wat zijn vele mensen verdrietig wegge­lopen uit lawaaierige samenkomsten, soms zó onherkenbaar gehavend dat ze zichzelf kwijt waren. Zelfs hun hoop is soms zó vervlogen dat er geen toekomst meer overgebleven is. Dat alles heeft te maken met het beeld datje van God hebt. En het mooiste beeld is Jezus zelf, de bescheiden, eenvoudige mens die de karaktereigen­schappen van Z’n Vader heeft en daar­door een zuiver en goed mens was: zachtmoedig, vol ontferming over de voortgejaagden. Iemand aan wie je je diepste wonden durft laten zien, zodat ze kunnen worden aangeraakt. Ben ik zo’n mens? Ben ik een beeld van Jezus? Kan mij iets toevertrouwd worden? Kan een mens mij vertrou­wen? Ben ik een medemens in wie de Vader zich herkent? Dan worden Zijn diepste wensen ver­vuld in mensen die barmhartigheid van Hem in alle bescheidenheid doen. Je zó laten liefhebben door degenen die Hem lief zijn datje wordt wie je bent en zelf kunt liefhebben met de liefde waarmee Vader van je houdt.

 

 

 

 

Al wat waar is, is ’t bedenken waard door Cees Maliepaard

Flitsen uit de brief aan de Filippenzen Deel 14

“Voorts broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat wellui­dend is, al wat deugd heet en lof ver­dient, bedenkt dat; wat u geleerd en overgeleverd is, wat u van mij gehoord en gezien hebt, brengt dat in toepassing en de God des vredes zal met u zijn Filippenzen 4 vers 8 en 9 (Filip. 04:08-09).

We worden door Paulus opgeroepen, met datgene bezig te zijn dat waar is. Dat klinkt goed, want het corre­spondeert op een ander bijbels gege­ven, dat de waarheid ons zal vrijma­ken. Wel, vrijheid is een kostbaar goed – iets om zuinig op te wezen. En daarom is het alleszins verstan­dig waarheidsgetrouw bezig te zijn.

Wat waar is

Is de naakte werkelijkheid voor ons de voor de hand liggende waarheid? Doen we er verstandig aan, onver­bloemde feiten (datgene wat onze ogen zien en onze oren horen) als een betrouwbaar richtsnoer te gebruiken? Is het een ieder aan te raden, af te gaan op eerdere ervarin­gen, en lering te trekken uit wat ons in het verleden overkomen is? Ja toch zeker, want zelfs een ezel immers stoot zich in ’t gemeen, geen twee keer aan dezelfde steen… nou, dat zou óns dan toch zeker niet moeten overkomen! Maar dergelijke redeneringen pas­sen niet in Gods denkpatroon. Hij legt de rekenlat niet langs de weg van de ervaring die Hij met ons heeft, maar langs het pad van de ver­wachting die Hij voor ons koestert. De waarheid die de Vader voor ogen staat, is nu eenmaal niet wat Hij van dag tot dag van ons waarneemt, doch datgene wat Hij van eeuwig- a heid heeft vastgelegd en wat zich – van lieverlede in alle rust in ons aan het ontwikkelen is. Niet onze uitglij­ders zijn waar (want voor die heeft Jezus betaald), maar het eeuwige plan van Vader God dat in onze levens gestalte aan het krijgen is. Misschien nog wat gebrekkig en af en toe wat onbeholpen, zeker nog slechts ten dele, maar toch! Wat bij God over ons waar is, is der­halve de realisering van Zijn plan in ons leven. Dat ziet Hij duidelijk voor zich. Ook al zouden wij er zelf wei­nig of niets van waar kunnen nemen, God doet dat wel. Hij heeft eeuwigheidsvisie en Hij zit dus niet vast aan de indrukken van het ogenblik. Wat een ruimte is er bij Hem die alles in de ruimte tot aanzijn heeft geroepen! Daar kunnen we vast nog wel wat van leren. We mogen een ander altijd het klimaat gunnen dat iedereen bij de Vader ervaren mag: een leven in erkenning en aanvaarding, zonder hem of haar onze zienswijzen op te dringen.

Wat waardig is

Is onze waardigheid afhankelijk van wat men in sommige christelijke groeperingen voor waardig houdt? Waar men dit afhankelijk stelt van een levenshouding waarin de ernst en de somberheid de boventoon voe­ren, is er weinig of geen begrip voor een leven in een ontspannen relatie met de levende Heer. Als dat zo is, dekt hetgeen van ons naar buiten komt de inhoud van het evangelie van onze Heer niet. De waardigheid van wie in de Christus is, is een andere dan die van brave, al of niet christelijke fatsoensrakkers. Bij zulke mensen gaat het immers om de regeltjes, die worden als het ware voor heilig versleten. En dan kun je meermalen meemaken dat er met mensen gesold wordt ter wille van de zuiverheid van de regelgeving. Bij God gaat het altijd om de mens, om de partner die Hij naast zich hebben wil. Nu nog vormen wij gezamenlijk de partner van Jezus; Hij is onze wettige man en wij zijn met elkaar de vrouw van Hem. In deze hoedanigheid mogen wij meer en meer leren ons in de waardigheid van de Christus verder te ontwikke­len. Gaat dat wellicht met vallen en opstaan? Nou, dat is toch geen ramp… de Heer betoont ons zijn liefde; Hij heeft derhalve heel veel geduld met ons.

In een relatie tussen twee mensen zullen beiden moeten leren geduld met de ander te hebben, en dan kan er echt iets goeds uit groeien. In het innige contact tussen Jezus en de zijnen, is het voldoende dat Hij ons met goedgunstigheid tegemoet treedt en ons een eventueel falen niet aanrekent. Als we dat goed begrepen hebben, zullen we met

elkaar bezig zijn vanuit dezelfde milde optiek. Dat verleent ons pas echt waardigheid!

Wat rechtvaardig is

Als in de maatschappij iemand zich ernstig misdragen heeft, correspon­deert het op het rechtvaardigheids­gevoel van de overigen, wanneer de rechterlijke macht de delinquent een passende straf oplegt. In de natuur­lijke samenleving zal het ook moei­lijk anders kunnen. Maar onze God heeft een totaal andere norm voor rechtvaardiging. Hij heeft geen enkele behoefte de overtreder eens even mores te leren. Zijn verlangen gaat er naar uit, de gevallen mens weer op de been te krijgen en deze zelfs naar een hoger plan te begelei­den. Die mens hoeft niet zelf wegen te zoeken om moeizaam uit het dal omhoog te klimmen, nee: de Zoon van Gods liefde neemt het op zich af te dalen naar het belevingsniveau van de bedrijver van het kwaad, om van daar uit samen de weg omhoog te vinden.

Bij de eeuwige God gaat het nooit om genoegdoening. Ook Jezus heeft zijn leven niet afgelegd om aan Gods vermeende eisen tegemoet te komen; Hij had immers te maken met de rover van Gods mensen, met Satan. Die eiste het leven van Gods eniggeboren Zoon voor de vrijma­king van de wereld die hij in een verlammende greep gekregen had. God nam wraak op de duivel door alle mensen de mogelijkheid te bie­den zich alsnog als geestelijke indi­viduen te gaan ontwikkelen. Precies zoals dat van het begin zijn plan geweest was: ingevoegd in de Christus. De enige (noodzakelijke) wijziging kwam hierin tot uitdruk­king, dat niet de eerste Adam het hoofd van dit lichaam werd, maar de tweede Adam, Christus Jezus. Het heil begon in Bethlehem en zal z’n voltooiing vinden in de totale revali­datie van de nu nog aangetaste schepping.

Rein, beminnelijk en welluidend

Vader God is onbetwist rein. Vanuit zijn reine wezen is alles beminnelijk en komen alle dingen volmaakt wel­luidend naar ons over. In Hem is een absoluut harmonisch geheel van goede en betrouwbare wezensken­merken. Deze drie zaken hebben immers alles met elkaar te maken. Wanneer een man de helpende hand biedt aan een vrouw in nood, naar wie hij echter onreine gedachten koestert, zal dat ongetwijfeld ver­keerd uitpakken. Als de vrouw wél rein is, schept zoiets onmiddellijk afstand. En van een zekere wellui­dendheid zal al helemaal geen spra­ke kunnen wezen, ondanks dat de geboden hulp op maat gesneden zal kunnen zijn. De mens die verzoend is met God, zal in deze nieuwe situ­atie mogen leren net als zijn Meester, net als Jezus te zijn. Welnu, Hij is een getrouwe weerspiegeling van zijn Vader. Het betreft dan ook geen uiterlijk spiegelbeeld, maar een nauwkeurige weergave van het wezen van Vader God. Zo rein, beminnelijk en welluidend de Vader is, precies zo is de uit Maria geboren Zoon.

Waar wij nu naar waarheid belijden ‘in de Christus’ te zijn, zullen ook reinheid, beminnelijkheid en wellui­dendheid in ons leven een plaats hebben. En gaandeweg zullen deze dingen meer en meer uit de verf komen. Het mag duidelijk zijn dat de reinheid hierin een dominerende plaats inneemt. Met onreine gedach­ten bezield, kan een mens niet waar­dig aan de gang gaan en aan het ove­rige komt hij dan al helemaal niet toe! Het is niet voor niets dat Paulus schrijft dat we vooreerst rein zullen wezen. Van deze reinheid maakt de seksuele reinheid uiteraard deel uit, maar het begrip ‘reinheid’ reikt natuurlijk veel verder. Want alles wat verkeerd is, op welk levensterrein ook, verontreinigt de mens. Echt hoor, zoals ik me dagelijks naar de douchecel placht te begeven, zo ook heb ik het vooralsnog regelmatig nodig me te reinigen in het bloed van het Lam. Zwak hè? Ja, maar ik word er sterk van!

Wat deugd heet en lof verdient

Wie in de Christus is ingevoegd leidt een deugdzaam leven, dat kan niet missen. Maar daarmee zijn we nog geen fatsoensrakkers geworden! Wie altijd bezig is met normen en waar­den, en daarbij vooral op de uiterlij­ke fatsoensnormen let, loopt grote kans de lof uit de hemel te moeten missen. Die komt ons nu eenmaal niet toe op grond van een het ABN te boven gaand taalgebruik of op basis van een onder alle omstandig­heden in acht nemen van de etiquet­te, maar op het fundament van een God en de mensen liefhebbend hart. Zijn publieke vrouwen en zoge­naamde schandknapen welkom in onze samenkomsten? Of houden we ons verre van zulke onreine en ver­ontreinigde lieden? Jezus zocht ze op. En Hij haalde er meer dan een uit de verderfpoel waarin ze terecht gekomen waren. Een rein mens kan contact met iedereen hebben, zon­der zich te verontreinigen. Want wij mogen voor een ander de Christus wezen. Mede daarvoor heeft Jezus ons een plaats in zijn lichaam gege­ven.

Wie oog heeft voor Gods mensen binnen en buiten de gemeente, wie het zoonschap ziet als een mogelijk­heid tot dienstbetoon aan anderen, die heeft er echt iets van begrepen. Want als we naar waarheid de Geest van de Christus ontvangen hebben, zullen we dezelfde werken doen die Jezus deed. En niet alleen dat, we zullen er ook in dezelfde gezindheid mee bezig zijn. Dan ontvangen we lof van onze hemelse Vader. Want daarin herkent Hij zichzelf. De instelling die de Filippenzen van Paulus kenden, mag ook de hunne worden. En de onze. Alle eeuwen door.

Dat alles… voer het uit!

Het strijdlied van een bepaalde voet­balclub luidt: ‘Geen woorden, maar daden’. Terecht werken wij veel met de woorden van God, zoals die uit de Schrift te filteren zijn. Maar die woorden gaan pas echt werken als we er wat mee doen, als we er als het ware midden in gaan staan. Je hoeft je nergens toe op te laten jut­ten, want dan worden Gods woorden in jou alleen maar geweld aange­daan.

Je mag genieten van contacten met de Heer en met de mensen om je heen. En je mag je in alle rust uits­trekken naar de werken van de rechtvaardigen, die altijd in het ver­lengde liggen van Gods liefdevol bezig zijn met ons. Het accent ligt dan ook niet op het ‘werken voor de Heer’, maar op het samen met Hem bezig zijn in hemelse rust en stabili­teit. Mis je die veelal in je leven? Dan mag je die eerst ontvangen… voordat je in het proces van hemelt activiteiten je draai zult kunnen vin­den.

 

Groei door Yvonne Sulman

Aanwas, ontwikkeling, totstandkoming, vermeerdering

Mensen, dieren en planten hebben bij hun schepping mogelijkheden om te groeien gekregen. Bij planten en dieren is er slechts sprake van een lichame­lijke groei of een groei in de zichtbare wereld. Ze hebben namelijk geen bestaan in de geestelijke wereld. Mensen hebben dit wel. Een lichamelijke groei (kleine kinderen worden snel groot!) en een geestelijke groei.

Voor een geestelijke groei moet je je in de eerste plaats bewust zijn van het bestaan van de geestelijke wereld. De tweede voorwaarde is dat je gelooft datje mag worden zoals God de mens van de oorsprong af bedoeld heeft en datje hiermee nu al kan en mag beginnen.

Om te groeien heb je ondersteuning nodig. Iemand die je beschermt, je de weg wijst, je bemoedigt. Jezus, de eerste mens die is zoals God de mens bij de schepping voor ogen had, is ons tot voorbeeld, Hij wijst ons de weg. De engelen beschermen ons en vanuit de geestelijke en natuurlijke wereld (medegelovigen maar ook niet-gelovigen) kunnen we bemoedigd worden. Alles wordt in de geestelijke wereld in het werk gesteld om mensen die wil­len groeien, te laten groeien.

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

Er speelt zich heel wat af in de wereld waarin wij leven. En als christenen kunnen we niet net doen alsof onze neus bloedt en onverschillig aan alles voorhij gaan. Dit zou ook een totale miskenning van onze taak in deze ereld om een levend getuige van Hem en Zijn Koninkrijk te zijn. Er wordt nogal eens gedacht dat christe­nen die een speciale taak hebben, en bijvoorbeeld als zendeling uitgezon­den worden, in Gods ogen belangrij­ker zijn dan bijvoorbeeld hen die in de gewone maatschappij leven. Niets is minder waar. Juist in het gewone dagelijkse leven komt het er op aan of ‘het nieuwe schepping in Christus zijn’ geopenbaard wordt. En dan maakt het niet uit of we op kan­toor of in de fabriek werken, of op school, in de huishouding of in de zakenwereld bezig zijn: iedereen is belangrijk en is geroepen, zoals trus destijds al verwoordde, ons grote voorbeeld -Jezus- te volgen en “in Zijn voetstappen te treden”. Een verantwoordelijke maar heerlijke taak om zo Zijn licht in deze duiste­re wereld te laten schijnen!

Fons van Westerloo en de ellende in de wereld

Fons van Weesterloo is een bekend en succesvol figuur in medialand. Begonnen als verslaggever bij de AVRO wist hij zich geleidelijk aan op te werken en werd uiteindelijk directeur van de commerciële zen­der SBS. Daarna ging hij over naar concurrent HMG, de moedermaat­schappij van RTL.Onlangs werd hij geinterviewd door Wilfred Kemp in de rubriek ‘Tussen Hemel en Aarde”. Hij vertelde over zijn katho­lieke jeugd en over de twijfels die ontstonden toen hij als jonge ver­slaggever de wereld wilde verbete­ren. “Ik werd met ontzettend veel ellende geconfronteerd. Daardoor begon ik te twijfelen aan God. Als dit wordt toegestaan, kan God toch niet goed zijn”, zegt hij tegen Wilfred Kamp.

Van Westerloo is niet de enige die er zo over denkt, integendeel, velen met een kerkelijke of christelijke achtergrond zitten vaak met hetzelf­de probleem. Bovendien is het een veel gebruikt argument wanneer men verklaart waarom men niet meer gelooft…

Maar hoe zit het dan met de ellende in de wereld? Dat valt toch niet uit te leggen als men gaat geloven dat God enkel goed is? Het is duidelijk dat deze ‘ellende’ ergens vandaan moet komen. Om daar inzicht in te krij­gen is het primair noodzakelijk dat men een ‘echte christen’ wordt. En dat wordt men als door levensveran­dering (bekering, wedergeboorte) de zekerheid in ons hart ontstaat dat wij een ‘nieuwe schepping’ zijn.

De geestelijke wereld

Door geloof in het volbrachte werk van Jezus Christus komen wij in een ‘andere wereld’ terecht: de geestelij­ke wereld waarin niet boze geesten de boventoon voeren maar de Geest van God. Ook voordien waren we betrokken bij de geestelijke wereld zonder dat wij daar besef van had­den. In deze geestelijke wereld speelt echter ook de duivel een grote rol. Jezus bracht dit tijdens Zijn bediening op aarde op duidelijke wijze aan het licht met de opmer­king: “De dief (Satan) komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen” (Joh. 10:10a). Satan is een ‘gevallen engel’ die alle ellende in de wereld veroorzaakt. Maar had God dan geen alternatief? Ja, gelukkig wel, want als Jezus deze woorden uitspreekt zegt Hij er meteen achter­aan: “Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed”. Jezus toonde dit tijdens Zijn verblijf op aarde. In de vier evangelien kun­nen wij er op duidelijke wijze over lezen. Wij hoeven daarom ook God nooit de schuld te geven van iets waarvan Satan de schuldige. Wie hier oog voor krijgt, ontdekt een geheel nieuwe wereld, de wereld van God: Zijn Koninkrijk waarvan “rechtvaardigheid, vrede en blijd­schap” de kenmerken zijn Romeinen 14 vers 17 (Rom. 14:17).

De grote bosbranden in verschillende werelddelen

Het bijna afgelopen jaar was onmis­kenbaar het jaar van de vele bos­branden. Uit vele delen van de wereld kwamen de berichten: Australië, Rusland, Portugal, Frankrijk en -het meest recent- Amerika. Vooral in het laatste land waren de gevolgen desastreus. Er vielen 20 doden, 3000 woningen werden in de as gelegd en zo’n 300.000 hectare bos ging verloren. Aangewakkerd door een felle wind, die veelal extra werd geactiveerd door de aanzuigende kracht van de zuurstofverslindende brandhaarden, konden ook brandweerlieden vaak weinig uitrichten en moest uiteinde­lijk de regen uitkomst brengen. Grote branden en overstromingen behoren ongetwijfeld tot de catego­rie rampen zoals hongersnoden, aardbevingen en oorlogen, waar in de Bijbel al over gesproken wordt

Wat de bosbranden van dit jaar betreft bleek dat sommige ervan waren aangestoken, zoals in Zuid- Frankrijk. Cees Maliepaard schreef er, onder de titel ‘Brandhaard’ een stukje (met leerzaam commentaar) over in ‘De Opgang’ het gemeente­blad van de gelijknamige gemeente in Groningen.

Frustratie

Hij schrijft: “Deze zomer waren er hevige bosbranden in het zuiden van Frankrijk, die aan een tiental personen het leven heeft gekost en enige tientallen anderen verwond­den. Enkele van de branden waren aangestoken door een gemeentelijke ambtenaar uit pure frustratie. Hij had gesolliciteerd naar een plaats als brandweerman, maar was daarvoor niet in aanmerking gekomen. Gevoelens van verwerping waren blijkbaar het leidmotief voor zijn rancuneus bezig zijn, waar totaal onschuldige mensen het slachtoffer van werden.

Wie om wat voor reden dan ook, zich niet aanvaard acht of erkennirk door anderen ontbeert, loopt gevaar- in een dergelijke situatie verzeild te geraken. Ook al zal men doorgaans z’n toevlucht niet nemen tot het stichten van een fikse brand – de gevolgen kunnen net zo goed ramp­zalig wezen.

Gevoelens van verwerping (of wellicht machten die onder die naam opereren) hebben dikwijls tot gevolg dat een mens niet zichzelf meer kan zijn. Met alle nadelige gevolgen van dien. Daarom is het nodig altijd in relatie met Jezus te staan. Hij aan­vaardt de mens die Hem toebe­hoort… zonder hem of haar beperkingen op te leggen . Dat kan opluchting geven! Enorm. En zo mogen ook wij met elkaar omgaan”.

Wereldburgers en hemelburgers

Dat wij wereldburgers zijn behoeft eigenlijk geen nadere toelichting. We zijn immers als mensen op deze wereld geboren, daar leven wij, dat is ons domicilie. En we leven in een tijd dat we ook de gehele wereld ver­kennen. Vacanties in een ver land zijn steeds meer in en werd vroeger emigratie naar landen als Canada en Australië als iets heel bijzonders beschouwd, omdat men naar een ander deel van de wereld ging en niet een-twee-drie terug kon komen, tegenwoordig kan men, dank zij de moderne luchtvaart, binnen een dag weer terugkeren. Natuurlijk voelen we ons in ons eigen huis het meest op ons gemak, maar van daaruit is alles mogelijk. De moderne communicatiemiddelen als televisie, inter­net, -e-mail, etc, brengen ons in een mum van tijd in kontakt met ande­ren in deze wereld en weten wat zich daar afspeelt. Dat alles geldt ook voor ons als christenen, maar zijn we ons wel bewust dat we er nog een dimensie bij hebben? Wij zijn namelijk niet alleen wereldburgers maar ook hemelburgers! Zodra wij een nieuwe schepping in Christus zijn gewor­den, gaat er een totaal nieuwe wereld voor ons open: de geestelijke wereld waarin God regeert en we Jezus Christus als koning mogen kennen! De apostel Paulus was hier 2000 jaar geleden al zeer duidelijk over. Hoewel hij in zijn tijd al ver­schillende reizen in de regio maakte om het evangelie te verkondigen, was hij zich bovenal bewust dat hij hemelbuger was. Hij schrijft er over aan de gemeente te Filippi met de woorden: “Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen…” Filippenzen 3 vers 20 (Filip. 03:20).

Een volledig leven

Paulus wist: dat is het allerbelang­rijkste, daar gaat het in de eerste plaats om. Want wereldburger zijn is prachtig, maar als de ‘hemelse dimensie’ ontbreekt is het onvolle­dig. We moeten iets hebben dat blij­vend is en niet met het aardse ster­ven ophoudt.

Zo heeft God het bedoeld: de mens, geschapen naar Zijn beeld, is bestemd voor de eeuwigheid. God is immers de Eeuwige, de Almachtige en wie ‘opnieuw geboren is in Hem’, mag functioneren als wereldburger én hemelburger.

Het nieuwe leven van Christus is een volledig leven. Het maakt het mogelijk werkelijk te kunnen leven zoals Hij dat bedoelt. De gevallen engel, Satan, probeert dit onmoge­lijk te maken maar Hij is al door Jezus overwonnen en in Zijn over­winning mogen wij delen. Dat maakt het begrip ‘hemelburger te zijn’ ook zo realistisch en heerlijk! Maar brengt ook verantwoordelijk­heid met zich mee. Zeker in de tijd waarin wij leven is de (geestelijke) wereld waarin wij leven nog besmet met verkeerde geesten die daarin niet thuishoren maar door Satan zijn geïmporteerd. Daarom is het ook zeer belangrijk dat we ons als hemelburgers daar­voor afsluiten en uitsluitend geïnspi­reerd worden door de Geest van God, oftewel de heilige Geest. Dit is een leefwijze die we moeten leren. Het is daarom Gods verlangen dat we geestelijk groeien en volwassen christenen zullen zijn, zodat het feit dat we ‘hemelburger’ zijn niet alleen een heerlijke zekerheid is maar ons ook dagelijks doet beseffen dat we alleen zo kunnen functioneren naar Gods wil en bedoeling.

 

Liefhebben met het hart door Cees Maliepaard

“Kinderen, laten wij liefhebben, niet met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid” 1 Johannes 3 vers 18 (1 Joh. 3:18).

Wie werkelijk liefheeft, doet dat met het hart en niet enkel met woorden. Liefde die met woorden bedreven wordt, is er genoeg – ook in de wereld. Maar elkaar metterdaad bijs­taan, is wat anders. Overigens komt onbaatzuchtige liefde ook voor bij hen die de Heer niet kennen. Voor een ander in de bres springen, het eigen leven in de waagschaal stellen om dat van een ander te redden… je kan het nog steeds tegenkomen. Zelfs in een wereld waarin de aandacht voor anderen aan het afkalven is. Vroeger hoorde je nog wel eens zeggen: ‘Ieder voor zich en God voor ons allen’. Met andere woorden: op ons hoef je niet te rekenen; wij heb­ben genoeg aan onszelf. Tegenwoordig is de praktijk meestal: ieder voor zich… en méér is er nu eenmaal niet. Dat is dus nóg kariger. Johannes schrijft: ‘Laten we liefheb­ben’. Maar dat zal dan wel in de praktische uitvoering waar gemaakt moeten worden. Het is nu eenmaal geen vrijblijvende aangelegenheid, iets wat een discipel van Christus Jezus zou kunnen doen of laten. Integendeel: het is een gebod van onze Meester zelf.

Volmaakt in de liefde

Jezus zei: ‘Dit gebied Ik jullie, dat je elkaar liefhebt zoals IK jullie lief­heb’. Daar is niets vrijblijvends aan – het is een voorwaarde voor disci­pelschap. Onbaatzuchtige liefde tot God en de mensen, was de drijfveer van Jezus. En wij zullen nét zo zijn als Hij. Jakobus was daar ook van doordrongen. Hij schrijft: ‘Wees daders van het woord en niet alleen hoorders. Want wie niet toekomt aan het betonen van liefde, misleidt zichzelf Jakobus 1 vers 22 (Jak. 01:22). Wie zichzelf misleidt, geeft wel richting aan z’n leven, maar gaat daar­mee de verkeerde kant uit. Hij komt dan ergens anders uit dan waar hij zou moeten wezen. We zullen er derhalve naar streven, net als Jezus vanuit een volmaakte inzet bezig te zijn. In dit verband wordt vaak gezegd: ‘we zullen volmaakt in de liefde zijn’. Ja, alsof dat gemakkelij­ker is!

De volmaaktheid in algemene zin ligt nog ver weg… en zouden we dan wel volmaakt in de liefde kunnen zijn? Hebben we echt in dezelfde mate lief als Jezus of weten we (als we nuchter nadenken) dat we daar nog wel eens in tekortschieten? Wie kan er naar eer en geweten getuigen dat hij altijd ‘in de liefde’ is? De lief­de van Christus, die in onze harten uitgestort is, is volmaakt – zonder meer! Maar leven we daar ook elk moment van ons leven volkomen uit? Er is momenteel nog geen enke­le volmaakte gemeente hier op aarde. Dat komt doordat wij die de gemeenten vormen, nog niet vol­groeid zijn. Dat proces is overigens wel bezig.

Soms blijkt iemand zó doordrongen van z’n tekortkomingen te wezen, dat het hart hem gaat aanklagen. Daarvan kan iemand binnen de kortste keren in de verwerping schieten. Hebben we daar dan geen verweer tegen, moeten die onbestemde gevoelens de overhand krijgen? Nee, zegt Johannes, dat hoeft helemaal niet, want er is er maar één die ons oordeelt. En dat is niet de geest van verwerping, die de mens altijd nega­tief over zichzelf denken laat. Het is ook niet Belial, de ontkenner van al Gods heilswerken in de mens. Het is al evenmin Satan, die tenslotte van het begin af aan al een leuge­naar is. En het is zelfs ons eigen hart niet, want de gevoelens van onze innerlijke mens vormen geen betrouwbare graadmeter. Die ene die ons oordeelt, is Christus Jezus, daartoe geautoriseerd door de Vader. En Hij veroordeelt ons niet.

God is enkel goed!

Als we worden aangeklaagd in gedachten van verwerping, is dat altijd onterecht. Laat je leven niet verzieken door de waardeloze waar­debepalingen van de vijand, want die zijn bedoeld om de mens die God toebehoort, geestelijk onderuit te halen. Wie zichzelf verwerpelijk vindt, kan er zeker van zijn met gedachten van de tegenstander besmet te zijn.

Johannes reikt hier een kostbare sleutel aan, aan wie door een verwer­pelijk denken zichzelf niet serieus meer kan nemen. Als ons hart ons veroordeelt, ofwel als we het slacht­offer van zelfverwerping geworden zijn, is God meer dan ons hart. Als de Here God zich een genadig God betoont, moeten wij niet eigenwijs zijn door ons aan de genade van Hem te onttrekken. Hij heeft een grondige kennis van alle dingen, aldus Johannes. Hij weet dat aan­klachten altijd van de boze komen. Al zouden wij ons door Satan laten aanklagen, bij Vader God krijgt hij nul op het rekest. God luistert hele­maal niet naar zijn valse bewerin­gen, want Hij legt z’n oor nooit bij de vijand te luisteren. Als we ons verworpen voelen, mogen we terug­vallen op onze hemelse thuisbasis, bij Jezus… ieder in die woning die voor hem of haar bestemd is. Alleen bij de Here God en de door Hem aangestelde priesterkoning, Christus Jezus, komt een mens definitief van verwerping af.

Of moeten we in de geestelijke wereld altijd strijden, steeds maar weer machten over de kling jagen? Natuurlijk is er regelmatig strijd in het leven, maar als je te werk gaat volgens wat ons aangereikt wordt in een lied: ‘Wij moeten altijd strijden, want dat is onze taak’, kan je dat lelijk opbreken. Dan zit je o zo gauw onder de zogenaamde drie grote koningen: Verwerping, Hysterie en Weerspannigheid. En die houden een mens wel even bezig hoor… eindeloos zelfs!

Maar bij God en bij Jezus zal je merken dat hun veroordeling niet jou, maar de verwerper betreft. Ik heb geleerd dat wanneer m’n hart mij aanklaagt, ik mij mag richten op wie mij te allen tijde goedgezind is: op de Vader zelf. Hij is de eeuwig onveranderlijke. Hij heeft dus niet af en toe een goede dag, maar Hij is elke dag van de week precies dezelf­de: altijd vol van liefde en goedheid. Dat is zijn waarheid.

In waarheid liefhebben

Als we elkaar in waarheid liefheb­ben, betekent dit, dat er meer dan oprechte menselijke liefde in het spel is. Johannes bedoelt daarmee dat onze onderlinge liefde als die van God zelf zal wezen. Dat wil zeg­gen dat we liefde zullen betonen die voortvloeit uit Gods waarheid. En de waarheid van de Here God behoeft helemaal niet de weergave van de natuurlijke werkelijkheid te wezen. Wat voor God de waarheid is, is de realisering van zijn heil in de mens, het mogelijk maken dat deze werke­lijk mens zal wezen. Wanneer wij elkaar in waarheid lief­hebben, betekent dat eveneens dat we er opuit zijn de ander zich te laten ontwikkelen overeenkomstig het goede plan van de Vader. Dan hebben we ook respect voor elkaar en zullen we instaat zijn samen lief­devol in één lichaam te functione­ren. Liefde ontstaat in jouw hart voor anderen, en in hun hart komt die voor jou tot ontwikkeling. En daar waar liefde woont, is in de nieuwe bedeling (nog meer dan onder het oude verbond) de Heer instaat zijn zegen te geven.

 

Innerlijke genezing door Gods Geest  door Wim te Dorsthorst

 

Kun je innerlijke genezing ook als één van de werkingen van de heilige Geest zien? Ja, absoluut, maar het is altijd de heilige Geest én het Woord. Er staan veel mooie dingen van in de Bijbel.

Van het Woord staat geschreven dat het levend en krachtig is als een tweesnijdend scherp zwaard wat alles vaneen scheidt, maar we lezen ook dat dat Woord ‘het zwaard des Geestes is’. De heilige Geest die in gelovigen woont, bedient zich van het Woord om alles aan het licht te brengen en af te scheiden wat niet goed is en op te richten wat ziek en terneergesla­gen is. De Geest leidt de gelovigen in alle waarheid, verlicht het ver­stand, reinigt de gedachten en brengt goddelijk leven aan, waardoor de geest zich opricht en de ziel gene­zing vindt. Hij is als het levende water wat de innerlijke mens door­stroomt en gezond zal maken. Overal waar dat water komt, zegt Ezechiël 47 vers 9 (Ez. 47:09), zal alles leven!

Het water des levens

Maar dat levende water is ook weer het Woord van God, want de Heer Jezus zegt: “Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! (en Hij is het Woord!) Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stro­men van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien”. En dan lezen wij: “Dit zeide Hij van de Geest” Johannes 7 vers 37 tot en met 39 (Joh. 07:37-39).

Dus, wie dorst heeft kome tot Mij en drinke, zegt de Heer, maar dit zei Hij van de heilige Geest. En daaruit zie je die prachtige eenheid tussen de Heer Jezus, Die het Woord is, en de heilige Geest als het water des levens. En het woord is God, lees Johannes 1 vers 1 (Joh. 01:01), zodat alles naar mens toe, uit God is! De heilige Geest vertegenwoordigt God en Jezus Christus in het leven van de gelovigen en in de gemeente. Hij is de levensgeest van de nieuwe schepping en van de gemeente en zal als het levende water alles gezond maken. Een betere en direc­tere bron voor innerlijke genezing is niet denkbaar.

De mens is door God geschapen, Hij weet hoe de mens behoort te zijn, Hij kent alle afwijkingen en versto­ringen, Hij is de grote Heelmeester, zegt Exodus 15 vers 26 (Ex. 15:26). God weet ook waardoor de mens geneest en zal leven, daarom begint Exodus 15 vers 26 met de woorden: “Indien gij aandachtig luistert naar de stem van de Here, uw God, en doet wat recht is in zijn ogen, en uw oor neigt tot zijn geboden en al zijn inzettingen onderhoudt…”, en dan volgt: “Want Ik, de Here, ben uw heelmeester”.

Er is geen andere bron tot innerlijke genezing dan het Woord van God, levend en werkzaam gemaakt door de heilige Geest. Dan is het als het levende water, wat ontspringt uit de troon van God en van het Lam, en alles zal genezen en doen leven Openbaring 22 vers 1 (Openb. 22:01).

De zorg voor het lichaam

In het rijke westen worden giganti­sche bedragen uitgegeven aan de gezondheidszorg en dat is voor het overgrote deel voor de gezondheid van het lichaam. De kennis en de medische techniek heeft ongekende hoogten bereikt om het lichaam te kunnen onderzoeken en te kunnen genezen. De beter gesitueerden kun­nen preventief onderzoeken laten doen in privé-klinieken om ziekten te kunnen voorkomen. Toch sterft de mens vroeg of laat en wordt het lichaam aan de aarde toe­vertrouwt en zal het terugkeren tot de elementen waaruit God het gefor­meerd heeft Genesis 3 vers 19 (Gen. 3:19), terwijl de innerlijke mens, geest en ziel, eeuwig is.

De nood en de pijn van de innerlijke mens, is naar mijn mening, vele malen groter dan het lichamelijke. Heel wat lichamelijke klachten en ziekten zouden er trouwens niet zijn als het innerlijk gezond zou zijn.

De liefde verkoeld

Als er ooit innerlijke genezing nodig is geweest dan toch zeker nu in de deze (eind)tijd. Er gaat een vloedgolf van zonden en wetteloosheid over de goede schepping van God. De Heer Jezus spreekt er van dat de wetsverachting en de ongerechtigheid zal toenemen en dat het zal zijn als in de dagen van Noach en van Sodom, waardoor de liefde zal verkillen of verkoelen. Koudheid, in de harten en in de onderlinge verhoudingen van de mensen! (Zie de eindtijd redenen).

Dit brengt een neerwaartse spiraal in beweging van verval van zedelijk normbesef, geweld, angst, leugen corruptie, criminaliteit, enz. De Heer spreekt van radeloze angst en dat mensen bezwijmen van vrees en angst voor de dingen, die over de wereld komen Lucas 21 vers 25 (Luc. 21:25). Waar de wetsverachting toeneemt, de liefde verkilt, geweld en angst gaan regeren, daar kan het niet  anders zijn of er worden innerlijke wonden geslagen die maar al te vaak zo intens diep zijn dat ze naar de mens gerekend ongeneeslijk zijn. De verwonde mens trekt ontredderd en vaak ontheemd rond. We zien het bijna dagelijks aan ons voorbij trek­ken; mensen in wanhoop, pijn en tranen, eindeloos veel tranen! En al die gezichten vertellen een verhaal van innerlijke pijn en kapotheid! Ook in het rijke westen, waar alles mag en kan, is het innerlijk juist daardoor zwaar verwond geraakt, zowel van kinderen als van volwas­senen. Ik las laatst dat iemand schreef: ‘De schade aan mens, gezin en maatschappij is onmetelijk’! De mensen zoeken in hun radeloos­heid oplossingen in het bovenna­tuurlijke en zoeken het in de occulte sfeer, die rijkelijk aangeboden wordt op paranormale beurzen en een grote hoeveelheid aan internet-sites. Gevolg is dat de machten van Satan als rook uit de put van de afgrond opstijgen en het zicht op alles wat nog van God is steeds verder verdui­steren Openbaring 9 vers 2 (Openb. 09:02). Zo ontstaat er een geestelijke (lucht)vervuiling wat de geestelijke (volks)gezondheid van de hele wereld aantast. Bij alle zielenood komt, door het occulte bezig zijn, dan ook nog een verbrijzelde geest, leert Gods Woord ons.

De schepping zucht en wacht

Deze gekwelde schepping zucht en schreeuwt om verlossing en gene­zing. Zonder dat ze dat beseffen wachten ze op de openbaring van de zonen Gods, de enigen die waarach­tig zullen kunnen helpen. Alle goede hulp en bedoelingen van psy­chiaters, psychologen en hulpverle­ners, ten spijt.

Eerst echter moeten die zonen, de verlossers en genezers, zelf nog ver­der verlost worden en genezen wor­den. Dat werk vindt nu wereldwijd plaats in de gemeenten van Jezus Christus door het Woord van God en

de Heilige Geest. Dit proces wordt prachtig uitgedrukt door de profeet Amos die zegt: “verlossers zullen de berg Sion bestijgen” (vs. 21a). De berg Sion, beeldspraak voor de heerlijkheid en heiligheid van God en de kracht van de heilige Geest.

Zij zijn onberispelijk

Al klimmende en stijgende zullen die verlossers steeds verder verlost en genezen worden en bekleed wor­den met heerlijkheid en macht. Zij zullen veranderen naar het beeld van Jezus Christus door de Here Die Geest is.

En aangekomen op de berg Sion zul­len ze daar staan met het Lam, Jezus Christus, en ze zullen de Naam van het Lam en van de Vader op hun voorhoofden geschreven hebben staan. Dat wil zeggen dat hun den­ken genezen en veranderd is, zo dat ze denken als het Lam en de Vader en van daaruit ook zo zullen hande­len. Dit kunnen we lezen in Openbaring 14 vers 1 (Openb. 14:01). En dan staat er van deze zonen in Openbaring 14 vers 4b en 5 (Openb. 14:04b-05): “Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam. En in hun mond is geen leu­gen gevonden; zij zijn onberispelijk”.

Dit is de gemeente die alle tegen­stand en verdrukking verdragen heeft, die volhard heeft en de wed­loop tot het einde gelopen heeft. En dan besluit Obadja zijn profetie met de woorden dat de verlossers de berg Sion bestegen zijn met het doel: “om over het gebergte van Ezau gericht te oefenen en het koningschap zal aan de Here zijn” Obadja vers 21 (Ob. 01:21). Hiertoe is de gemeente van Jezus Christus geroepen; om recht te doen, om te bevrijden, om op te richten, te helen en te genezen, door het Woord van God en de Kracht van de Heilige Geest, evenals de Heer Jezus dat deed op aarde! Om als een koninklijk priesterschap in de schepping te staan en mensen binnen te brengen in het hemelse Jeruzalem Openbaring 21 vers 24  (Openb. 21:24). Een machtige nieu­we tijd, een tijd van de wederoprich­ting aller dingen, is dan aangebro­ken.

Waar komt het op aan

De gemeente van Jezus Christus dient zich van deze heilige roeping en verkiezing bewust te zijn, wil het werk van God niet stagneren, maar voortgang vinden. Bij de gemeente van Jezus Christus behoren is niet op de eerste plaats voor je eigen wel­bevinden, om het hier in het aardse bestaan voorspoedig te hebben, in alle aardse goederen gezegend te worden en later een goed plaatsje in de hemel te hebben. Gekocht zijn uit de mensen als eerstelingen voor God en de Heer Jezus wil zeggen, zoals de apostel dat in één zin uit­drukt: “En voor allen is Hij gestor­ven, opdat zij, die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem, die voor hen gestor­ven is en opgewekt” 2 Korinthe 5 vers 15b  (2 Kor. 05:15b). Dat gaat heel diep, maar om die mensen die levend gemaakt zijn door het evangelie Gods, die dat beseffen en er naar leven, gaat het!

Lijden en heerlijkheid

Het bestijgen van de berg Sion is een proces van afleggen en aandoen, van overgave en zelfverloochening zoals de Heer Zichzelf ook geheel en al verloochend heeft, zie Filippenzen 2 vers 5 tot en met 8 (Filip. 02:05-08). “Wie alleen voor dit leven z’n hoop op Christus gebouwd heeft, is de meest beklagenswaardige van alle mensen”, zegt Paulus 1 Korinthe 15 vers 19 (1 Kor. 15:19).

Van de Heer Jezus staat dat Hij over het lijden van het kruis heen heeft moeten zien om de vreugde en de heerlijkheid daarna Hebreeën 12 vers 2 (Heb. 12:02). Voor de gemeente geldt in wezen precies hetzelfde. De Bijbel spreekt dan van ‘De hoop der heerlijkheid’. Er wordt op heel wat plaatsen gesproken over het lijden het hier en nu en de heerlijkheid daarna. Zo zegt Paulus in Romeinen 8 vers 18 (Rom. 08:18): “Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijk­heid, die over ons geopenbaard zal worden”.

Maar al is de tegenstand van de dui­vel en z’n rijk nog zo groot, al is er nog zoveel lijden en verdrukking, het is heus niet alleen maar kommer en kwel. Integendeel, het is ook een weg die vreugde en blijdschap geeft, die je samen met broeders en zus­ters beleeft. Het is ook een gaan van heerlijkheid tot heerlijkheid en het veranderen naar het beeld van onze Heer! Jesaja profeteert over de gelo­vigen die de berg Sion bestijgen: “De vrijgekochten des Heren zullen wederkeren en met gejubel in Sion komen; eeuwige vreugde zal op hun hoofd zijn, blijdschap en vreugde zullen zij verkrijgen, maar kommer en zuchten zullen wegvlieden”. Wat een machtige belofte is dat voor de volharders in de gemeente van Jezus Christus!

Uit het vuur gerukt

Voor heel veel mensen die uit ker­ken of uit de wereld in de gemeen­ten komen is het nog wel kommer en zuchten. Ik zou hier een hele lijst kunnen noemen met wat mensen1 allemaal meegemaakt kunnen heb­ben. Er is echter één lijden wat bijna alle mensen meedragen en dat is ‘verwerping en afwijzing’, wat op velerlei wijze tot de mensen komt. Dat kan hele diepe wonden geslagen hebben; het kan iemand als met zware ketenen gevangen houden. Maar al te vaak heeft het de hele persoonlijkheid en identiteit aangetast of verwoest. Ik geloof dat de gehele mensheid innerlijk ziek is en tenminste in vier lagen (om het zo maar te noemen) genezen moet worden. Dat zijn: De verbrijzelde geest, het zieke verstand, het zieke hart en de zieke ziel. tjjtuurliik is de mens niet klinisch in partjes te verdelen, alles in de mens en van de mens heeft met elkaar te maken, maar het is wel te onderscheiden.

Nu zou je kunnen denken dat God mensen zoekt uit de schepping die in ieder geval zo weinig mogelijk beschadigd zijn en al veel gestu­deerd hebben op geestelijk gebied. Maar, en dat is de grootheid en de wijsheid van God, Hij bouwt Zijn gemeente met stenen uit de puinho­pen, verbrand als ze zijn, en wekt ze weer tot leven, zie Nehemia 4 vers 2 (Neh. 04:02). God zegt: “Ik wil wonen bij de verbrijzelde en nederige van geest, om de geest der nederigen en het hart der verbrijzelden te doen opleven” Jesaja 57 vers 15b (Jes. 57:15b).

De verbrijzelde geest doen leven

Daar begint alle innerlijke genezing: Het levend maken van de geest; tot leven gewekt worden door het evan­gelie van Jezus Christus. Vanaf de zondeval is de mens geestelijk dood, gescheiden van God, de bron van het leven, terwijl God de mens zó geschapen heeft dat van de geest de heerschappij uit moet gaan. De gemeenschap van God met de mens is immers in de geest, die Hij met jaloersheid begeert. Die breuk is door God zelf in Zijn zoon Jezus Christus opgeheven. Hij heeft verlossing gebracht uit de macht van de duivel en z’n rijk, de zonden zijn vergeven door Zijn bloed en God heeft alle dingen weer met Zichzelf verzoend, in Zijn Zoon Jezus Christus. Het geweldige profe­tische woord van Zacharias is ver­vuld zie Lucas 2 vers 68 tot en met 79 (Luc. 02:68-79). In profe­tie zegt hij o.a. ook: “Om hen te beschijnen, die gezeten zijn in duis­ternis en schaduw des doods, om onze voeten te richten op de weg des vredes” (vs. 79).

En in vers 77 lezen we: “Om aan Zijn volk te geven kennis van heil in de vergeving hunner zonden”. Dit is een kernwoord waar het de innerlijke genezing betreft!

Door liefde en genade

Daarom klinkt de liefdevolle oproep van de Vader in de schepping: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zon­den, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen” Handelingen 2 vers 38 (Hand. 02:38). Voor wie hier gehoor aan geeft en gehoorzaamt, begint een heel nieuw leven als nieuwe schepping in Christus. De geestelijke werkelijk­heid is dan zoals Paulus zegt: “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijge­gaan, zie, het nieuwe is gekomen” 2 Korinthe 5 vers 17 (2 Kor. 05:17).

Dit is een liefde en genade van God, zó groot, dat zullen wij in dit leven nooit helemaal kunnen begrijpen. ‘God schenkt ons een nieuwe natuur’, namelijk Zijn natuur! Als wedergeborene komen we in een hele nieuwe leef­wereld; wij zijn nu hemelburgers en leden van Gods huisgezin en van Zijn Koninkrijk. Is deze mens nu als bij toverslag helemaal genezen? Nee, dat niet, maar hij/zij is in een hele nieuwe situatie terecht gekomen en mag leren daaruit te gaan leven en dan zal het al gaande werkelijkheid worden. Wie Gods Woord gehoor­zaamt in bekering en waterdoop, ontvangt naar de belofte de Heilige Geest, en de apostel zegt: “Die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat God Zich verworven heeft tot lof Zijner heerlijkheid Efeze 1 vers 13 en 14 (Ef. 01:13-14). Verlost door Jezus Christus, ja, maar een verdergaande verlossing van duisternis en ongerechtigheid, en genezing door de Heilige Geest. Ook hierin zal het woord van Zacharia 4 vers 6 (Zach. 04:06) van kracht blijken te zijn: “Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest! Zegt de Here der heerscharen”.

 

Hart, ziel, lichaam en geest door Yvonne Sulman

Het hart in ons natuurlijke lichaam maakt het leven op aarde mogelijk. Het hart pompt bloed door het lichaam zodat alle cellen zuurstof ontvangen en afvalstoffen in de nieren gezuiverd kunnen worden. Het hart is het centrum van het lichaam, de kern van ons licha­melijk bestaan.

In ons geestelijk lichaam heb­ben we ook een kern, een mid­delpunt, een nèfesj. Deze nèfesj wordt in de bijbel vertaald met hart of ziel. De ziel of het gees­telijke hart wordt omringd door de geest. De ziel en de geest zijn echter geen twee losse puz­zelstukjes die toevallig in elkaar passen. Ze functioneren als één geheel, als een eenheid; zij zijn onlosmakelijk met elkaar ver­bonden.

Zoals het natuurlijke hart en het natuurlijke lichaam één zijn (een hart kan niet zonder lichaam en een lichaam niet zonder hart), zo is ook het geestelijke lichaam een eenheid tussen ziel en geest. Ons natuurlijke lichaam en ons geestelijk lichaam vor­men op hun beurt ook een een­heid: de totale mens die kan leven, functioneren en zich ont­wikkelen op de aarde én in de geestelijke wereld.

 

Wie zoekt zal vinden door Duurt Sikkens

Het woord ‘afgedwaalden’ wordt wel eens wat al te gemakkelijk in de mond genomen. Deze bestempeling wordt dan gebruikt om mensen aan te duiden die een kerkelijke groepe­ring, een gemeente of een ideologi­sche partij hebben verlaten. Ze horen er niet meer bij, worden uit­en afgeschreven. En zelfs de kwalifi­catie ‘verraders’ wordt gehanteerd. Er zijn notabene sekten die zulke uitgetredenen voor ‘verloren’ of dood verklaren. Vergeten wordt daarbij dat een sekte zelf doorgaans een van een algemeen bekende kerkgemeen­schap afgesplitste groep is. Deze is immers zelf uitgetreden…. En als ik mezelf naga; ik ben in de zestiger jaren zowel uit de Gereformeerde als uit de Hervormde denkwereld gestapt om op zoek te gaan naar wat werkelijk leven is. Ik hoorde erbij krachtens natuurlijke geboorte. Al die mensen kun je toch niet kwa­lijk nemen dat ze zelf gaan zoeken, ’t Is zelfs toe te juichen, want ze denken liever zelf over de dingen na dan dat ze bewusteloos meehobbe- len in een kar die door anderen wordt getrokken.

Zélf nadenken

De eerste christenen verlieten aller­lei religieuze systemen en denkwij­zen en werden dan ook beschuldigd van sektarisme. Paulus werd een ‘voorstander van een sekte’ genoemd, hij was ‘een pest’ met ‘denkbeelden die overal tegenspraak vinden’ (Allemaal te lezen in Handelingen 24 en 28). Met name hij bestreed in woord en geschrift het oude denken waarin hij zelf zo gevangen had gezeten en wat hem tot allerlei vormen van fanatisme geweld had gedreven ten opzichte van zogenoemde ‘dwalenden’. Je kunt al zo ingegraven zijn in het voorgeschreven denkpatroon dat alles wat daarvan afwijkt als ‘ketters’ wordt beschouwd. Terwijl het zélf nadenken juist zo’n kostbare eigen­schap is. Ineens schiet mij te binnen dat, toen ik mijn militaire dienst­plicht met grote tegenzin vervulde, ik een keer tegen een meerdere een zin begon met: “Ik dacht…” Onmiddellijk werd ik onderbroken met de luidkeels geuite opmerking: “Jij moet niet denken, er wórdt voor je gedacht!” Daar heb je dan het geü­niformeerde denken ten voeten uit: Je bent een slaaf, je hoeft niet te  denken aan wat je heer doet… Maak je je los van het goed(!) bedoel­de denken dan krijg je een conflict en haastig worden de verbale stenen aangedragen om de zondaar te beko­gelen. De in de Schriften doorknede Paulus kreeg, toen hij van zijn nieu­we leven in Christus getuigde, dan ook te horen: “Weg van de aarde met zo iemand, want hij hoort niet te blijven leven” Je zou kunnen zeggen: “De letter (’t systeem) doodt en de Geest (van vrijheid) maakt levend”. En Paulus was niet de enige die het leven uit de Geest hoger achtte dan zijn aardse bestaan.

In deze tijd waarin allerlei religieuze bouwsystemen en ideologieën ondermijnd en kapotgeschoten wor­den, tot verbijstering van degenen die daarin hun schuilplaats hadden, is het (nood)zaak om zélf te gaan nadenken over de zin van het leven, de zin van jouw leven. En dan maakt het niet uit hoe het systeem heet op kerkelijk of politiek terrein.

Wat zou je van het volgende vinden: je zit in je ontredderde of vastgelo­pen toestand, je weet niet meer waar je het zoeken moet en ineens, schijnbaar vanuit het niets, komt er een mens naar je toe, naar jou. Hij kijkt je aan en zegt simpelweg: “Ik ben leven in mijzelf” of “Ik leef” of “Ik ben het leven”. Is het een ketter? Een dwaas? Een dwaalgeest? Iemand die een pact met de duivel heeft gesloten?

Het werkelijke leven

Jezus is voor al deze dingen uitge­maakt terwijl hij uitgerekend tegen de godsdienstige elite zei: “Jullie dwalen, want jullie kennen de Schrift niet noch de (levens)kracht van God”. Bovendien merkte hij op dat hij dat hij zelf was gekomen “om het dwalende te zoeken”. Geen won­der dat zo iemand geen bouwsteen was voor hun bouwsel. Hij werd afgekeurd, want op zo iemand kun je toch niet bouwen… weg met hem! En daarmee werd Degene die hem gezonden had, de architect zelf, ook verworpen. Ik wou maar zeggen: het is heel bevrijdend om het werkelijke leven te gaan zoeken. Het kan best zijn dat je eerst in de verkeerde richting zoekt (het is mij ook gebeurd), maar je zóékt tenminste. En dan blijkt dat dat leven samen-leven is. Iemand een hand geven en je uit de systeem­dwang te laten leiden naar een ver­binding, een verbond met het leven van Jezus Christus, zélf van zijn Geest te ontvangen en te leren leven zoals hij, zoals z’n volgelingen. Gemakkelijk gaat dat niet, het is soms een hele tocht door een woe­stijn, maar de werkelijke vrijheid lokt zo, ligt binnen je bereik: het onvergankelijke leven ontvangen en delen met God. Je bent verbonden met degene die echt vrij is, je wordt onafhankelijk in verbondenheid. En hij is, in de gedaante van een medemens, op zoek gegaan naar jou, want God herinnerde Zich jou… en kon iemand vinden tegen wie Hij zei: “Zoek ‘m eens op”. Immers, lief­de voor iemand is ook iemand terug­vinden. En Hem je hand geven is leven, eeuwig.

Zo denkt God erover en zoekt je op, waar je je ook bevindt, of het nou binnen of buiten het systeem is. Hij vraagt naar je en brengt je naar de waterbronnen des levens. En als je daar op adem bent gekomen wordt je weer mens, een mens zoals die van oorsprong is bedoeld, bedacht. Je wordt zelf een levensbron die ont­springt aan het eeuwige leven. En help je dan mee zoeken?

 

Voedsel door Truus van Kaam

Een jong dat gevoed wordt groeit op, wordt daardoor sterker. Hij oefent zijn vleugels en na verloop van tijd verlaat het het nest en vliegt uit.

Geestelijke groei is een gevolg van het eten en verwerken van het woord van God.

Dat is nodig om in de boze dag weerbaar te zijn tegen onze vijanden.

In Lucas 21 vers 15 Statenvertaling (Luc. 21:15): “Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken, noch wederstaan allen die zich tegen u zetten”. Dit is een belofte voor ons.

Kennis van het woord is wel nodig, vandaaruit kan Jezus ons inzicht geven op het moment dat het nodig is, dus spijze te rechter tijd. Daarom kunnen we ook vertrouwen op zijn leiding, begeleiding, beleid voor ons leven.

Laten we ons voeden met de spijs die blijft tot in het eeuwige leven welke de zoon des mensen ons geven zal Johannes 6 vers 27 (Joh. 06:27).

 

Vol van de Geest van de Heer door Cees Maliepaard

“De Geest des Heren Heren is op mij, omdat de Here mij gezalfd heeft” Jesaja 61 vers 1 (Jes. 61:01).

In de tijd van het Oude Testament was de Here God vanzelfsprekend ook al met zijn Geest aanwezig onder de mensen die Hem toebe­hoorden. Jesaja getuigt hiervan in deze tekst. Gods Geest viel dan op de mens die God voor een speciale bediening op het oog had. Er was echter geen sprake van een constan­te aanwezigheid van de Geest van de Heer, maar één die bedoeld was voor dat ogenblik of voor een bepaal­de periode, totdat het door God beoogde doel bereikt was. Wanneer dat een feit was, week de Geest van boven weer van de gezalf­de van de Heer. Het was steeds een tijdelijke vervulling. Daar was op zich niets mis mee, want met dat oogmerk had God zijn Geest immers ook ingezet. Een blijvende inwoning van de Geest was voor die tijd niet te realiseren. Niemand over­woog dat destijds dan ook.

Geheel anders!

Er is een opmerkelijk verschil met de periode die inging met de doop van Jezus in de Jordaan. Bij die gele­genheid werd de uit God en een mens geboren Zoon, vervuld met de Geest van zijn Vader. Dit was niet voor een afgebakende periode bedoeld, de Geest van de Vader zou voor altijd rusten op de Zoon van zijn welbehagen. Daarmee was datgene dat men in de tijd van het Oude Verbond als nor­maal ervoer, tot een einde gekomen. Vanaf het moment dat Jezus, de uit

de Vader geborene, door de zalving met Gods Geest de Christus werd, is er een definitieve verandering tot stand gekomen. Een ieder die in relatie met de Gezalfde ook in Gods Geest gedoopt wordt, mag weten dat het voor hem of haar eveneens een- blijvende situatie zal zijn.

Dat heeft consequenties…

In de nieuwtestamentische gemeen­te is het ondenkbaar dat een profeet op een gegeven moment ervaart dat Gods Geest op hem valt. Hij zou dan nu (duidelijk onder beïnvloeding van die Geest) een boodschap van God naar de vergaderde gemeente kunnen brengen. En als hij uitge­sproken was, zou de Geest van de profetie onmiddellijk weer van hem wijken.

Zulke oudtestamentische toestanden zullen in de gemeente van Christus Jezus niet voor kunnen komen. Dat kan niet omdat de Geest van de Heer eenvoudigweg zo niet meer werkt. De Geest valt niet meer op mensen om een speciale opdracht mogelijk te maken. In de tijd van vóór de Christus was dit uit de nood geboren – de mogelijkheid mensen blijvend met de Geest te vervullen ontbrak nu eenmaal. Ook hierin is Jezus onder Gods mensen de eerste geworden.

ledereen kan profeteren

Het is een bijbels gegeven dat ieder die deel uitmaakt van de gemeente, in de samenkomst een boodschap van de Heer door zal kunnen geven. Die gedachte klopt ook helemaal, want de Geest is continue in ons allemaal aanwezig. Op elk willekeu­rig moment in ons leven zullen we dus instaat zijn woorden van God door te geven. Ieder ander lid van Christus’ lichaam kan zo’n hemels bericht dan ook toetsen aan de gedachten van de ook bij dat lid inwonende Geest. Toch is dit een ideaalbeeld dat lang niet altijd te realiseren is. Hoe komt dat dan? Wel, om profetisch bezig te zijn (binnen of buiten de vergaderde gemeente) is het wel nodig in alle zuiverheid op God de Vader en zijn eerste Zoon afgestemd te zijn. Daarvoor hoeft een mens niet op z’n geestelijke tenen te gaan lopen – juist niet! – maar hij zal wel onder alle omstandigheden op de Heer gericht dienen te zijn. Dat kan in alles zo wezen, omdat het geen zaak van altijd met het hoofd in de wolken te lopen, doch juist heel nuchter bezig te zijn in de hemel en op de aarde… met de liefde van de Heer in je hart.

Vanuit zo’n innerlijke houding, kan een mens onder alles de gedachten die de Heer ‘m duidelijk maakt, aan anderen doorgeven. Ook daar waar de gemeente samenkomt inzonderheid daar waar dat gebeurt. Een profeet onder het Nieuwe Verbond zal derhalve nimmer zeg­gen: de Geest van de Here Here is op mij. Want dan zou het de indruk wekken dat het een niet alledaagse zaak betreft. Hij of zij mag echter naar waarheid belijden: De Geest van de Heer, de Geest van de Christus, wóónt in mij! Dat is immers de normale stand van zaken in het leven van alle dag. Althans voor wie in de Christus is. Laten we bedacht zijn op wat de Heer ons toont. Een mens mag natuurlijk eigen gedachten hebben. Maar onder alle omstandigheden mogen we leren de liefdevolle inten­ties van onze hemelse Vader en zijn eerste Zoon vanuit een toegewijd hart zelf te smaken en aan anderen duidelijk te maken. In eendracht met Jezus zal dat zeker ons leven in harmonie met het plan van God brengen.

Profeten en profetessen

We mogen met volle vrijmoedigheid de woorden Gods verkondigen. Allemaal. Ieder die het hart voor de reinheid, de goedertierenheid, de barmhartigheid, de liefde en de trouw van onze God opent. Laten we ons hart niet op een armetierig kier­tje openzetten; gooi de deuren van je geestelijke rikketik maar wagenwijd open! Daarbij dienen we wel in de gaten te houden of we geleid worden door Gods gedachten of dat we beheerst worden door eigen stokpaardjes. Als we vol zijn van wat God en Jezus voor ogen staat, zullen we nooit wereldvreemd overkomen, maar wel gevrijwaard zijn van verkeerde beïn­vloedingen uit de natuurlijke wereld en al helemaal van bindingen uit de occulte hemel van Satan. Dan kun­nen we vrijuit spreken. Vanuit een rein hart. En dat zal ons dan geen moeite kosten – binnen de gemeen­te niet en net zomin er buiten.

 

Een rond bad met helder water door Truus van Kaam

Het bad heeft een hoge, gladde rand. Vlakbij stroomt een rivier. In die rivier is het water troebel, er zwemt nogal wat ongedierte in. Af en toe komt dat ongedierte zelfs bij dat bad en probeert het tegen de rand op te klimmen.

Maar doordat de buitenkant zo glad is lukt het niet, hoewel ze het vele malen proberen.

Het zuivere water duidt op een reine levenswandel. Het bad staat los van de rivier, is dus apart gezet.

Als wij onze begrenzing kennen, genieten wij bescherming vanuit het Koninkrijk van God.

Het is dus heel belangrijk om scheiding in ons leven aan te brengen op elk gebied.

Hoe staat het met onze persoonlijke zaken of zelfs met onze hartsgehei­men? Mag ook daar de reiniging verder doorwerken? Immers ook een klein beetje kan het water vertroebelen. Vaak zijn het de kleine vossen die de wijngaard bederven als hij in bloei staat.

Vangt ons die vossen, opdat de bloei kan overgaan in vrucht (Hoogl. 2:15).

 

De vervulling van Gods plan door Gert-Jan Doornink

 

Ieder van ons bevindt zich in een bepaalde fase van zijn bestaan. Of we nu jong zijn of oud, daar zijn we ingegroeid en allerlei omstandighe­den hebben mede bepaald hoe ons leven er nu uitziet. We proberen aan ons leven zodanig invulling te geven, dat we temidden van die omstandigheden waarin we ons bevinden, toch zo goed mogelijk functioneren, zodat ons leven zin heeft, wij ons prettig voelen en dienstbaar en nuttig zijn in gezin en maatschappij.

Wij zijn ons ook bewust dat als christenen een extra dimensie aan ons leven is toegevoegd die allesbe­palend is hoe wij leven en bij andere mensen overkomen. Gods Geest woont immers in ons en heeft zich verbonden met onze geest. Naarmate deze verbinding hechter en sterker wordt, zal er ook meer uitgaan van ons leven naar de ander toe die dan hopelijk ook het verlan­gen krijgt een echte christen te wor­den.

Werkelijke christenen laten zich niet beïnvloeden door de omstandighe­den, die soms erg moeilijk kunnen zijn, maar zijn zich bewust dat de gemeenschap die zij hebben met God en Jezus Christus, alleen maar verder uitgroeit, zodat zij uiteinde­lijk niet alleen zéggen, maar ook beléven dat zij alle dingen aankun­nen.

Iedere vorm van twijfel, die altijd weer probeert de kop op te steken, krijgt zodoende geen enkele kans te infiltreren om ons af te remmen in de beleving van ons geloof.

In het volle licht

In de tijd waarin wij leven gaat meer en meer elke vorm van onechtheid verdwijnen. Zij kan immers geen standhouden daar waar het echte, het pure, het zuivere aanwezig is. Alles wat surrogaat is komt aan het licht omdat het door het échte licht ontmaskerd wordt. Daar waar het echte licht is doorge­broken, dat is in die kinderen Gods die bereid zijn daarvoor de volle prijs te betalen, ontstaat meer en meer een wijze van leven die in overeenstemming is met de wil en de bedoeling van God. Zij hebben, evenals het grote voorbeeld Christus, een plaats ontvangen in de geestelij­ke wereld, door Paulus omschreven met ‘hemelse gewesten’. Deze plaats is allesbepalend hoe ons leven op aarde er uitziet, hoe wij functioneren en vruchtbaar zijn voor Gods Koninkrijk. In deze geestelijke wereld bevinden zich weliswaar ook de verkeerde geesten maar deze maken geen schijn van kans meer hun afbrekende en vernietigende werk te doen via christenen die weten dat ‘hun leven met Christus verbonden is met God’. Het zijn de zonen Gods waarop heel de schep­ping wacht maar die zich uiteinde­lijk tenvolle gaan openbaren. Als deze ‘openbaring’ plaatsvindt ontstaat er ruimte voor het doorbre­ken van Gods volle heerlijkheid. Een situatie die met geen pen te beschrijven is maar die elke vorm van ver­wachting hoe het in de toekomst zal zijn, volkomen teniet doet. Zij zal namelijk veel te klein en te onvolko­men blijken van wat onze goede God in petto heeft voor allen die Hem werkelijk liefhebben. Het zal zijn zoals Paulus het destijds al onder woorden bracht met de opmerking dat wat geen oor heeft gehoord, geen oog heeft gezien en nooit in de gedachten van iemand is opgekomen, God allang heeft klaar­liggen voor hen. Het ligt gereed om in vervulling te gaan, want één ding is zeker: ‘God is getrouw, Zijn plan­nen falen niet!’.

 

Gods kracht en heerlijkheid door Rinie van der Houwen

“Als ik mijn herinneringen eens op papier kon zetten”, hoor je wel eens zeggen, “ik zou er een boek over kunnen schrijven”. Zo zijn er ook autobiografïën ont­staan, getuigens van moed, aangrij­pend en boeiend. Maar er zijn hel­dendaden die onbekend bllijven. Het woord van God is wel het groot­ste getuigenisboek dat er bestaat met boeiende, waargebeurde geschiede­nissen, korte en lange. Over Simson bijvoorbeeld: toen eens een brullende leeuw op hem af kwam en hij de leeuw vaneen scheurde deed hij dat in Gods kracht. Niemand was zo sterk als hij, lezen we in Richteren 14.

Ook David was een held. Jarenlang werd hij achtervolgd door koning Saul die hem wilde doden. En steeds weer greep hij moed als hij opge­jaagd werd. Eens was hij in dood­snood, Zijn eigen manschappen, 400 man, overwogen hem te steni­gen, want heel hun familie was ont­voerd en ze waren allen bitter gestemd. Maar David sterkte zich in de Here zijn God 1 Samuël 30 vers 6 (1 Sam. 30:06) en de Here wees hem de weg om ze te bevrijden.

Het woord van God is kostbaar en levend en krachtig. Het gaat van Hem uit naar ons toe. En als wij daar op ingaan, gaat het leven voor ons. Gaat HIJ leven voor ons, zoals wij voor Hem.

We herinneren ons de woorden uit Johannes 1 vers 1 (Joh. 01:01): “In den beginne was het woord en het woord was bij God en het woord was God. Dit was in den beginne bij God. Het woord is vleesgeworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd als van de eniggeboren Zoon des Vaders, vol van genade en waarheid”.

De heerlijkheid van Jezus op aarde wordt ook benoemd door de discipe­len. Zijn innerlijk straalde het uit, genade en waarheid, kracht tot gene­zing en macht over de duivel. In zijn uiterlijke gestalte was er geen luister, een mens zoals wij, schrijft Jesaja 53. Maar luister wat Hij bidt en spreekt met Zijn Vader, even voor Zijn gevangenneming: “Ik heb u verheer­lijkt op aarde en het opgedragen werk volbracht dat U mij te doen gaf. En nu verheerlijkt Gij mij, Vader, met Uw heerlijkheid die ik bij U had eer de wereld was! … En de heerlijkheid die Gij mij gegeven hebt, heb ik hun gegeven, opdat zij met ons één zijn. Ik wil dat waar ik ben, ook zij bij mij zijn om mijn heerlijkheid te aanschouwen” (uit Johannes 17).

Dit alles werd werkelijkheid op de Pinksterdag en allen vervuld werden met de heilige Geest. En de heerlijk­heid waarover Jezus gesproken had, kreeg gestalte in hen en bleef in hen, de vrijmoedigheid waarmee ze God groot maakten. Hij had immers Jezus opgewekt uit de doden en de heilige Geest uitgestort. En dat gold niet alleen hen, maar geldt voor allen die in Hem geloven tot aan de voleinding. De zwakke wordt een held in Zijn Koninkrijk, allen die Hem toebehoren betrekt Hij in Zijn heilsplan van geslacht op geslacht. Immers “Zijn goddelijke kracht heeft ons met alles wat tot leven en godsvrucht strekt, begiftigd door de kennis van Hem, die ons geroepen heeft door Zijn heerlijk­heid en macht, door deze zijn wij met kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat wij daardoor deel zouden hebben aan de goddelijke natuur…!” 2 Petrus 1 vers 3 en 4 (2 Petr. 01:03-04).

 

De routekaart naar werkelijke vrede door Wim te Dorsthorst

‘De routekaart’… wie heeft er niet van gehoord de laatste tijd, via jour­naals en media? De routekaart, een weg naar vrede in het Midden- Oosten tussen Israël en de Palestijnen. Een routekaart naar de vrede, ontwikkeld door Amerika als initiatiefnemer en de westerse wereld.

Dat deed mij denken aan de route­kaart die de Schepper van hemel en aarde aan de mensen gegeven heeft. God heeft de mens met veel liefde en zorg geschapen en het spreekt dan ook vanzelf dat Hij ons de ‘handleiding’ meegeeft, waarin Hij voor ons bestwil openbaart wat wij zijn, waarom wij bestaan, waarheen wij op weg zijn en wat ‘de route’ is om het doel te bereiken. Dat ‘instructieboek’, met veel zorg door God zelf samengesteld, is ‘de Bijbel’, die wij altijd tot onze beschikking hebben. Een boek wat, wonderlijk genoeg, al gaande in de mensengeschiedenis door God tot stand is gebracht.

Aan het volk Israël gaf God geboden en inzettingen die voor hen de weg ten leven waren. Mozes zegt daarvan tot het volk: “Welk groot volk is er, dat inzettingen en verordeningen heeft zo rechtvaardig, als heel deze wet, die ik u heden voorleg”? God gaf hiermee een duidelijke ‘route­kaart’ aan Zijn volk Israël. Als ze deze weg van God gingen dan leef­den ze in voorspoed en in veiligheid in het beloofde land. Gelukkig heeft God ieder mens ‘een geweten’ gegeven waarin een bewustheid is van goed en kwaad, zodat mensen die nooit van God gehoord hebben niet in totale onwe­tendheid hoeven te leven. Zo zijn er heidenen, zegt Paulus, die van nat re doen wat de wet gebiedt Romeinen 2 vers 14 (Rom. 02:14).

Een bijzondere weg

De gemeente van Jezus Christus is op een bijzondere weg met God gekomen. Ze hebben vrede met God door de Heer Jezus en zijn met Hem verzoend; er staat dus niets meer tussen hen en God. Ze gaan ‘de hoge weg’ of ‘de heilige weg’ en hebben door de heilige Geest een inwonende Gids om vanuit het Woord de route voor de gemeente te kunnen verstaan en met succes te kunnen gaan.

De apostel Paulus bidt een prachti gebed voor de gemeente van Colosse, een gebed wat ook nu voor ons mag gelden. Hij bidt: “Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waar­dig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God” Kolossenzen 1 vers 9 en 10 (Kol. 01:09-10). Hij bidt hier dat de gemeenteleden vervuld mogen worden met de zui­vere kennis van de wil van God, zodat ze hun dagelijks leven, leven in wijsheid en met geestelijk inzicht, zodat het een leven is dat de Heer waardig is. Als het goed is dan is dat het verlangen van ons allemaal! Vervuld zijn met de zuivere kennis van Gods wil, daarbij Zijn leiding duidelijk verstaan, zodat we de Here waardig onze levensweg gaan. Als mens zijn we dagelijks bezig beslissingen te nemen. Gewone alle­daagse dingen misschien, maar als christen zullen alle beslissingen, grote en kleine de Heer waardig moeten zijn.

Wat Micha schrijft

Een woord van God wat ook bijzon­der voor de gemeente geldt is wat Micha schrijft in Micha 6 vers 8 (Micha 06:08): “Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is en wat de Here van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en oot­moedig te wandelen met uw God”. Deze bekendmaking staat duidelijk opgetekend in Zijn Woord. En dan staat er: “Niet anders dan recht te doen”. Dat is dus te allen tijde en onder alle omstandigheden recht doen. En dan zegt Hij ook nog: “Getrouwheid liefhebben”. Op alle terreinen van je dagelijks leven en zeker ook ten aanzien van de gemeente getrouwheid liefhebben. Nou, daar moet je maar eens over nadenken hoe diep dat gaat! “Hij heeft u bekend gemaakt, o mens”! Je hoeft er niet om te bid­den of te vasten om er achter te komen wat Gods wil is en wat goed is, nee, het is een kwestie van in gehoorzaamheid doen wat Hij u bekend gemaakt heeft! Ik geloof niet dat er één onderdeel of één terrein is in het leven van de mens, waar God niet duidelijk over gesproken heeft in Zijn Woord om leiding in te geven. De vraag is wil men hier naar luisteren om God waardig en in ootmoed, te wande­len?

Met het oog daarop zegt God: “Ik leer en onderwijs u aangaande de weg die gij gaan moet; Ik raad u; mijn oog is op u. Weest niet als een paard, als een muildier zonder ver­stand, welks trots men bedwingt met toom en bit, opdat het u niet te na kome” Psalm 32 vers 8 en 9 (Ps. 032:008-009). Een woord wat geheel en al voor zichzelf spreekt, denk ik! Wie wil er nu zo trots en eigenwijs zijn als een paard of een ezel?

De Heer Jezus is voor ons het prach­tige voorbeeld van overgave en gewilligheid. Hij zegt: “Het is Mijn eten en drinken de wil te doen van Mijn Vader en Zijn werk te volbren­gen” Johannes 4 vers 34 (Joh. 04:34).

Hij wil ons helpen om ook in die gezindheid ‘de route’ te volgen die de Vader ons wijst. Wij behoren Hem toe en Hij wil ons in alles lei­den. Zo’n gedachte geeft rust en ont­spanning, want als wij van Hem zijn, draagt Hij ook (mede) verant­woordelijkheid voor ons. Rust en ontspanning is wat we juist zo hard nodig hebben willen we in de stilte met onze God komen. In die stilte van binnen, kunnen we Zijn woord en Zijn ‘routekaart’ voor ons over­denken en Zijn leiding voor ons leven leren verstaan.

 

De Taal van de Dag door Ada Karst

Woorden, we kunnen niet zonder. Om te denken, te spreken en te béspreken. Om de werkelijkheid van het leven van alledag te benoemen en daardoor te ordenen. En dat allemaal dank zij onze moe­dertaal.

Moedertaal? Wie brengt de grote, gééstelijke Werkelijkheid onder woorden? Wie ordent “alles wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgeklommen, al wat God heeft bereid voor degenen die Hem lief­hebben”? Zodat we daarover kunnen nadenken en spreken, het kunnen béspreken en benoemen? Wie heeft ‘gezien’ en ‘gehoord’? Tegen Nicodemus zei Jezus: “Wij spreken van wat wij wéten en wij getuigen van wat wij ‘gezien’ heb­ben”. “Wij”, dat is dus niet een spre­ken uit zichzelf. Jezus heeft de grote, geestelijke Werkelijkheid te verstaan gekregen en door de Geest volledig geopenbaard. Er is niets meer bedekt, want alles kan verstaan wor­den. Dit is Zijn Dag die door geloof, naar Zijn belofte, in ons is opge­gaan.

De taal van de Geest

Met welke woorden zullen wij daar­over spreken? “Hierover spreken wij dan ook”, lezen we in 1 Korinthe 2, “met woorden die niet door mén­selijke wijsheid maar door de Géést geleerd zijn, zodat wij het geestelijke met het geestelijke vergelijken”, Wat een taal! Dit is onze Moedertaal: taal van ‘de Dag’ over wat ons in Woord en Geest is en wordt geschonken. De taal die des Geestes is.

“Wat wij spreken, als een gehei­menis, is de verborgen wijsheid Gods, die God reeds van eeuwigher heeft voorbeschikt tot onze heerlijk­heid. ‘Geheimenis’, ‘verbórgen’, maar we hadden toch geconstateerd dat er niet meer in geheimtaal over de grote Werkelijkheid van Woord en Geest gesproken hoeft te worden? Spreekt Paulus hier tóch weer geheimtaal? Let op het woordje ‘als’. Er staat als een geheimenis, want het is, zoals hij in datzelfde hoofd­stuk zegt, slechts door de Geest te verstaan en te beoordelen. De profeten van het Oude Verbond hebben deze heerlijkheid van het Nieuwe Verbond volop aangekon­digd. Ze hebben, zoals we dat in 1 Petrus 1 vers 10 tot en met 12 (1 Petr. 01:10-12) lezen, we “gezocht en gevorst en nagespeurd op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde”. En ze hebben geweten dat ze met hun spreken óns hebben gediend. Hun spreken was en is de aankondigende taal van de Volle Dag. En zij hebben zich erop verheugd. “Abraham heeft zich erop verheugd Mijn Dag te zien,” zegt Jezus in een gesprek met Zijn tijdge­noten (Joh. 8), “en hij heeft die gezien en zich verblijd”! Hoeveel te meer verblijdt zich de Gemeente van het Nieuwe Verbond. Zij mag al het spreken van de profeten van het Oude Verbond vernieuwd verstaan. Het geeft verrijking en verdieping van de kennis Gods. Goed voor het verstand!

Vernieuwing van het oude

“Wachter, wat is er van de nacht? De wachter zegt: Morgen komt…” Deze oudtestamentische woorden uit Jesaja 21 vers 11 en 12 (Jes. 21:11-12) klinken als een geheimenis. Het is hier immers nog de tijd van het Oude Verbond. Jesaja kon dan ook slechts met voorbereidende woorden over de Volle Dag spreken. Maar de werkelijkheid zit er al in. Daarom maken we de sprong vanuit voorbereidende spreken van het oude Verbond naar de Werkelijkheid van Christus. En van daaruit weer terug om het oude te vernieuwen.

Jesaja profeteert: “Morgen komt”! De nieuwtestamentische Geméénte spreekt en getuigt: “De Morgen, de Dag van Christus is opgegaan!” Morgen – Dag – Licht, allemaal bewoordingen waarmee we het Nieuwe Verbond, het spreken en verstaan in Woord en Geest, mogen aanduiden. Het heeft al onze geloofsgoederen in de veiligheid en de vrijheid van het geestelijk ver­staan gebracht. In het geestelijk verstaan zijn ‘duisternis’ en ‘nacht’ als vanzelf vergaan. Er is geen nacht meer in onze Moederstad, het hemelse Jeruzalem Galaten 4 vers 21 tot en met 31 (Gal. 04:21-31). Zij wordt daarin niet gevonden omdat elke bedekking van de Werkelijkheid, in Christus is verd­wenen. Alle ontwikkelingen zijn al openbaar gemaakt. Alles is al gezegd geworden. Niemand kan met iets nieuws komen aanzetten om het vervolgens op eigen naam te zetten. Het is gedaan met alle losse bijbel­taal en alle algemeenheden. Het komt nü aan op wéten, op inzicht en kennis vanuit de, van de letterlijke betekenis ontdane Bijbel. Al het voorbereidende spreken van het Oude Verbond is door Jezus tot ver­vulling gebracht; eerst in Zijn eigen leven, daarna in het Gemeenteleven. Ook de vreugdevolle uitroep vanuit Jesaja 14 is vervuld: “Hoe zijt gij uit de hemel van onze geloofsontwikke­ling gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads. Sinds gij neerligt, klimt niemand naar ons op om ons te vellen.”

En zo kunnen we doorgaan met vreugdevolle uitroepen vanwege het ongestoord kunnen lezen, ervaren en begrijpen. Ook Psalm 65 vers 9b (Ps. 065:009b) is verhoord:

“Waar de morgen gloort en de avond daalt, brengt Gij gejuich”. Nieuwtestamentisch lezen we: “Daar de Morgen is opgegaan in de Christus Gods, is de avond van onwetendheid vanwege de bedek­king door lettergebruik, verdwenen. Gij hebt gejuich gebracht vanwege de verhoring van alle voorbereiden­de (geheim-)taal van het Oude Verbond.

Toch nog ‘nacht’?

“…maar ook nacht”. Morgen komt, dat hebben we begrepen. “Maar óók nacht”? Is er toch nog ‘nacht’ in het Nieuwe Verbond? Waar spreekt Jesaja over? Wat ziet hij, als trouwe wachter, in de verte als hij zegt “…gij, morgenster, zoon des dage­raads”? Geen hoofdletters voor deze morgenster, voor deze dageraad! Deze ‘dag’ is niet de Dag van de volle Werkelijkheid, van het volle verstaan door de Geest. Het is de dag van de schijn-werkelijkheid, en dat zit mét gebruikmaking van bij­belwoorden naast de Werkelijkheid. “Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen Dageraad”, staat er in Jesaja 8 vers 20 (Jes. 08:20). En we nemen de vrij­heid om deze Dageraad wél met een hoofdletter te schrijven. Zonder het verstaan en het weten, is de Morgen van de Dag van Christus niet te zien. Dan is er geen (in-) zicht, en rest er een blijven in de schijn-werkelijk­heid van wat er staat geschreven.

Niet ieder gaan leidt tot verstaan. Wel veel woorden, maar geen kennis Gods. Paulus bracht het in Efeze 4 vers 18 (Ef. 04:18) als volgt onder woorden: “Verduisterd in het verstand, ver­vreemd van het leven Gods om de ónwetendheid”.

Er is Taal van de Dag! Er zijn woord­voerders van de nacht!

Elkaar wakker houden!

“Als gij vragen wilt, vraagt, komt dan terug. “Nu de duidelijkheid geko­men is, is het goed om onszelf het een en ander af te vragen. Gaan we goed zoals we nu gaan? Of bemoeien en vermoeien we ons nog met strijd tegen… Tegen wie of wat dan? Nog een vraag. Moeten we, als wach­ters, de volgende generatie belasten met wat wij in genade zijn ontgroeid en waarvan we, prijst de Heer, zijn ontheven?

Verwordt, naar de tijd gerekend, de eens zo goede overlevering tot een eigen overlevering? Allemaal vragen om elkaar wakker, bij de ontwikkeling van de Dag, te houden. Jesaja spreekt, Jesaja 56 vers 10 (Jes. 56:10), over de wachters in zijn tijd als over “stomme honden die niet kunnen blaffen”.

De Dag aan ons voorbij laten gaan? Het zou ‘stom’ zijn als we elkaar en de volgende generatie onze ontwik­kelingen, onze Dagen, zouden ont­houden. We mogen juist met grote innerlijke rust en vreugde de grote Werkelijkheid benoemen en orde­nen.

Die Werkelijkheid is immers dwars door ons heengegaan.

Geen zorgen voor morgen

“Maakt u dan niet bezorgd tegen de dag van morgen, want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen heb­ben; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.” De Morgen zal voor het Zijne zorgen! Inderdaad kent iedere Dag, iedere Vernieuwing, niet alleen Zijn eigen vreugde, maar ook zijn eigen kwaad, zijn eigen schijn-vernieuwing, zijn eigen ‘brood’. Dat komt er altijd bij, en gelovigen krijgen daar dan ook altijd mee te maken. Maar dat is niet erg, want we wéten dat “de nacht kennis predikt aan de nacht”, zoals we lezen in Psalm 19:3. Daarentegen staat er in (Psalm 19 vers 3 (Ps. 019:003) óók: “De Dag doet sprake toe­stromen aan de Dag”, aan hen die de Dag toebehoren! Wat zullen we eten? Wat zullen we drinken? Waarmee zullen we ons kleden?

We moeten niet vragen, maar wéten en gelóven dat die sprake van de

Dag het Woord Gods is, Jezus de Christus Gods die gezegd heeft: Ben het Brood”. Het Dagelijks Brood!

Wie de woorden van Jezus, Matteüs 6 vers 34 (Matt. 06:34), in de Statenvertaling opzoekt, leest tot zijn verrassing: “… want de morgen zal voor het zijne zorgen.” Ja! De Morgen zal voor het Zijne zorgen! Nuchtere geloofstaal van Alle-Dag!

 

 

Een gebaande weg door Jan Oud

 

Tijdens onze vacantie vorig jaar waren we op de Puy de Sancy. Dat is de hoogste berg van de Auvergne. Je kunt daar genieten van een geweldig uitzicht. Als het mooi helder weer is natuurlijk, maar dat was het geluk­kig toen we daarboven waren. Veel vulkaantoppen, kraters en kraterme- ren laten zich zien. Volgens het overzicht zou zelfs de Mont Blanc te zien zijn en inderdaad konden we in de verte hele hoge bergen zien. Dat waren vast de Alpen. Ook veel plaat­sen waar we doorheen gekomen waren herkenden we en hoe langer je rondkijkt, hoe meer bekende din­gen je ziet.

Het is één ding om boven op een bergtop te zijn (we waren met een kabelbaan tot bijna bovenaan geko­men), maar je moet ook weer naar beneden. Gelukkig wordt aangege­ven hoe je beneden kunt komen. Je weet er is een pad waarlangs je vei­lig beneden komt.

Dat weten maakt dat je eraan begint. Maar tijdens de tocht merk je pas wat er allemaal op je pad komt. Zo’n pad is niet slechts voor wandelaars.

Je moet klimmen, klauteren, oplet­ten om niet te glijden vanwege de grote hoeveelheid stenen waaruit het pad bestaat. Kortom, je komt jezelf tegen. Durf ik dit wel? Kan ik dit wel? Zal het goed afkomen? Het is gelukkig goed afgekomen en we zijn veilig teruggekeerd. Bij het gaan van dat pad moest ik denken aan degenen die dat pad hadden gebaand. Die de moeite had­den genomen een mogelijkheid te zoeken om veilig af te dalen. Die hadden risico’s genomen waarmee wij nu ons voordeel konden doen. Met betrekkelijk geringe risico’s waren wij beneden gekomen. Het is van belang de weg te weten om je doel te bereiken.

In je leven van alledag is dat feitelijk net zo. Er zijn nogal wat situaties waarin je je afvraagt: Wat moet ik hiermee? Welke kant moet ik op? Hoe vind ik hierin de weg?

De heilige weg

In Jesaja 35 vers 8 (Jes. 35:08) staat: “Daar zal een gebaande weg weg zijn, die de heilige weg genaamd wordt”. Het is blijkbaar zo dat God weet dat het kiezen van een weg, een pad door het leven, niet eenvoudig is. Daarom heeft Hij voorzien in een gebaande weg. Jezus is die weg gegaan. Tot het einde toe. Er is geen stuk weg dat niet gebaand is.

Al hoef je zelf die weg niet te banen, je moet hem wel willen gaan. Zelfs als je hem gaat, betekent een gebaande weg niet een weg zonder inspanning, een weg zonder moeit een weg zonder keuzes. Maar na elke inspanning is er voldoening over het bereikte.

Het overwinnen van moeite betekent voortgang. De goede keuzes maken brengt je dichter bij het doel dat God met je leven heeft. Dichter bij Hem en samen met Hem. Zo wil Hij ook samen met jou die gebaande weg gaan. Er is geen situ­atie die Hij niet kan overzien. Geen situatie die voor Hem onbekend is. Dus wat er ook gebeurt, Hij weet de juiste oplossingen, de juiste richting en de goede keuzes. Daarom ga of ga voort op die gebaande weg!

 

Logees uit Australië door Froukje Huis

‘”k Heb een e-mailtje uit Australië!” Met een papier in de hand komt Dick de kamer binnen. “Lees maar even”. Het is maar een korte bood­schap. Vol verwachting kijkt Dick me aan…

“Wat denk je ervan?” We krijgen binnenkort loge’s uit Sydney. Dick’s zuster en haar dochter. Maar nu wil de schoonzoon ook graag meekomen.

Hij is natuurlijk van harte welkom maar we hebben maar beperkte slaapruimte ter beschikking, “’t Wordt krapjes”, zucht ik. “Mail maar dat het goed is!”

“Zou hier het bed kunnen staan?” Kritisch bekijkt Dick de situatie. “Alleen als dat tafeltje weggehaald wordt!” “Die kast moet er ook al uit, waar moeten we alles zetten?” “Op de overloop”, beslist Dick. Even later staan we te passen en te meten: die op elkaar, dat kleintje ertussen, warempel het lukt! Zelfs de computer kan nog gebruikt worden. Laat de gasten maar komen!

En dat doen ze dan ook. Met de dochter en haar man is de voertaal Engels, maar mijn schoonzus is haar moedertaal na 50 jaar heus niet vergeten. Ik doe m’n best me ook in ’t Engels uit te drukken, maar mijn schooltijd ligt al vele jaren achter me. Ook hier geldt echter: al doende leert men. Op zeker opgenblijk betrap ik er mezelf op dat ik in het Engels bezig ben de boodschappen te bedenken.

De gasten worden door vele familie­leden uitgenodigd en ze zijn bij het vertrek vol lof over hun heerlijke vacantie.

Weet u waar deze gebeurtenis me aan deed denken? Aan de Here Jezus die tot zijn discipelen zei: “In het huis van mijn Vader zijn vele woningen, want Ik ga heen om u plaats te bereiden”. Daar is volop ruimte voor ieder die wil komen. Maar Jezus moet alles voorbereiden.

Na Zijn opstanding, toen Hij plaats had genomen op de troon, waren alle dingen gereed. Hij stortte de heilige Geest uit op Zijn volk. Hij wees ieder op zijn plaats in de hemelse gewesten, zoals Paulus het uitdrukt in Efeze 2 vers 6 (Ef. 02:06). In een nieuwe onbekende wereld waar een onbekende taal wordtgesproken. Maar Jezus is daar en Hij komt ons tegemoet in onze eigen taal en onderwijst ons in alles wat we nodig hebben om onze plek in te nemen. En al doende leren we ook zijn taal, ja we gaan zelfs denken in zijn taal en handelen naar die nieu­we gedachten. Hoe dichter we bij Jezus blijven hoe beter het gaat.

Onze logé’s gingen na drie weken weer weg maar wij mogen eeuwig bij Hem verkeren.

En weet u wat zo vreemd maar ook zo heerlijk is? Langzamerhand gaan we op Jezus lijken en dat is toch het doel van ons leven, dat we gelijk­vormig worden aan Zijn beeld? Laten we elkaar aanmoedigen om samen dat doel te bereiken!