1988.04 nr. 291

Levend geloof 1988.04 nr. 291

De waarde van het volle evangelie door Gert Jan Doornink

Het evangelie is een kracht Gods

Wanneer Paulus in Romeinen 1 vers 16 (Rom. 01:16) schrijft dat het evangelie een kracht Gods tot behoud is voor ieder die gelooft, is hij er diep van doordrongen hoe waar dat is. Hij heeft het immers in zijn eigen leven op machtige wijze ervaren. Lees het verhaal van zijn bekering in Handelingen 9 er maar op na. Van een vervolger van de gemeente van Christus, werd hij uiteindelijk een toegewijd apostel en tot vandaag toe is datgene wat hij schreef in zijn brieven nog van grote en positieve betekenis voor ieder kind van God.

Nu kan men opmerken: ja, dat was Paulus, hij was een uitzondering…, maar dan gaat men voorbij aan het geweldige feit dat Gods liefde niet beperkt is tot redding en verandering van de enkeling, maar dat Hij alle mensen op het oog heeft Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16). Paulus zelf merkt dit trouwens ook al op, als hij spreekt over het evangelie als de kracht Gods, zegt hij er in niet mis te verstane woorden bij: “voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek”. Petrus drukt het zo uit: “God wil niet dat sommigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen”  2 Petrus 8 vers 9b (2 Petr. 08:09b). En aan Timotheüs schrijft Paulus dat “God onze Heiland, wil dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen” 1 Timoteüs 2 vers 4 (1 Tim. 02:04).

Let speciaal ook op deze laatste opmerking. Wie alleen maar weet ‘gered te zijn voor de eeuwigheid’ en de doorwerkende kracht van het evangelie in zijn leven mist, beantwoordt uiteraard niet aan het doel wat God met ieder mens voor ogen heeft: de totale omvorming naar het beeld van Jezus, het openbaar worden als zoon van God, zodat wij, evenals Jezus, het karakter en wezen van de Vader tot openbaring brengen. Daarom is het ook zo belangrijk door welk evangelie we ‘gevoed’ worden, opdat we door gezonde geestelijke groei het volwassen stadium in Christus zullen bereiken.

Door welk evangelie worden wij gevormd?

Er zijn talrijke vormen van evangelieverkondiging. Wij denken nu niet aan de verschillende wijzen waarop het evangelie gebracht wordt, die uiteraard legio zijn, maar vooral aan de inhoud. Wat wordt er gepredikt? Benadert de evangelieprediking de werkelijke bedoeling van God? Of is het een verminking of surrogaat van het oorspronkelijke evangelie?

Reeds in de dagen van de eerste christengemeenten was dit een onderwerp van discussie. Paulus was bijvoorbeeld verbaasd dat de Galaten zich zo vlug lieten overhalen om in een ‘ander evangelie’ te gaan geloven. “Dat is geen evangelie”, schrijft hij zeer resoluut en radicaal Galaten 1 vers 6 (Gal. 01:6). Paulus wist dat er maar één evangelie was: het evangelie dat Jezus bracht en door de apostelen werd overgenomen. Hij had zelf de grote waarde van dit evangelie leren kennen. Hij wist – en ook wij mogen het weten – dat dit evangelie de mens werkelijk verlost uit satans macht en hem het nieuwe leven in Christus leert kennen. Iedereen die consequent op dit evangelie ingaat, wordt geheel omgevormd naar het beeld van Jezus, want het hoofdkenmerk van dit evangelie is dat het niet alleen een beginpunt heeft, maar ook een einddoel: de volkomenheid in Christus.

In onze tijd is er een grote verscheidenheid van evangelieprediking. We durven rustig te stellen dat veel evangelieprediking niet beantwoordt aan de bedoeling van God. Daarbij denken wij aan de vele niet-wedergeboren theologen, die zelfs niet het recht hebben het evangelie te brengen, want hoe kan men prediken zonder gezonden te zijn? Romeinen 10 vers 15a (Rom. 10:15a). Dan zwijgen we nog maar over de inhoud van hun evangelieprediking. Maar ook binnen de werkelijke gemeente van Christus is er een scala van verschillen wat betreft de inhoud. Veel verwarring wordt veroorzaakt door een gedeeltelijke of verminkte prediking van het evangelie. Vandaar dat er zoveel dwalingen binnen de gemeente van Christus voet aan de grond hebben gekregen. Vele gelovigen blijven in een beginstadium steken, leren geen overwinningsleven kennen en vallen soms geheel terug.

De boodschap van het volle evangelie – of zo men wil de boodschap van het koninkrijk der hemelen, de boodschap van het geestelijk Koninkrijk – zoals Jezus die bracht, is de énige boodschap die hierin verandering kan brengen. Het is het evangelie dat de ‘kracht Gods’ in zich heeft. Het haalt de gelovige uit de verwarring en schept duidelijkheid. De aanvaarding en beleving van dit evangelie roept een halt toe aan de infiltraties uit het rijk der duisternis en veroorzaakt geestelijke groei, zodat het volwassen stadium in Christus bereikt wordt en er een einde komt aan het “heen en weer geslingerd worden onder invloed van allerlei wind van leer” Efese 4 vers 14 (Ef. 04:14).

Het beste wat God wil geven!

Wanneer er een werkelijk verlangen aanwezig is om een stabiele, overwinnende christen te worden, zal men deze boodschap niet afwijzen, maar volledig aanvaarden. En dat is wat we in deze (eind)tijd nodig hebben. Met minder kan geen enkele christen toe. Het is eigenlijk onbegrijpelijk dat er nog zovelen binnen de gemeente van Christus zijn die een aversie hebben tegen de volle evangelie boodschap. Waarom zullen we het beste wat God te bieden heeft afwijzen? Waarom genoegen nemen met een ‘half’ of ‘gedeeltelijk’ evangelie, terwijl het ‘volle’ beschikbaar is?

Nu weten wij dat de afwijzing van het echte evangelie soms veroorzaakt wordt door onkunde. Men heeft er nog niet eerder van gehoord. In die gevallen geldt: Aanvaard de volle boodschap, ontdek de waarde van het evangelie van het Koninkrijk! Het is in dit verband duidelijk dat allen die de boodschap van het volle evangelie hebben leren kennen in dit opzicht een geweldige taak hebben. Zij dragen de verantwoordelijkheid dat deze boodschap niet verborgen blijft, maar door woord en daad verkondigd wordt! Dat betreft niet alleen hen die nog in ‘de wereld’ leven, maar geldt ook ten aanzien van die christenen die op een bepaald punt zijn blijven steken en niet doorgegroeid zijn naar geestelijke volwassenheid. Het is Gods wil dat Zijn heerlijkheid in al Zijn kinderen tot openbaring gaat komen. Daarom vraagt Hij aan allen die de waarde van het volle evangelie hebben leren kennen, dat zij dit niet onder stoelen of banken steken, maar vrijmoedig uitdragen. Dit is mogelijk door de doop en vervulling met de Heilige Geest. Dan kunnen wij standhouden tegenover de soms felle tegenstand uit het rijk der duisternis en worden wij niet ontmoedigd als niet iedereen de boodschap die wij uitdragen wil accepteren.

Wie eenmaal de volle rijkdom en heerlijkheid van het evangelie heeft leren kennen, groeit uit tot een christen die ‘volharding, trouw en toewijding’ als hoofdkenmerken in zich heeft. Het evangelie wat hij heeft leren kennen is hem immers meer waard dan alle kostbaarheden van deze wereld. De apostel Johannes schreef: “De wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid” 1 Johannes 2 vers 17 (1 Joh. 02:17). En God heeft Zijn wil geopenbaard in het evangelie zoals Jezus dat bracht, radicaal en zonder compromis. Jezus toonde de grote waarde van dit evangelie aan, door het waardeloze van de schijn-godsdienst aan de kaak te stellen en door te openbaren dat God ’het goede, welgevallige en volkomene’ voor ieder mens wil Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02).

De discipelen waren de eersten die de werkelijke waarde van het evangelie leerden kennen en in de loop der eeuwen zijn velen in hun voetsporen gevolgd. Nu is het de beurt aan ons om te ontdekken en te beleven hoe waardevol het evangelie van Jezus Christus is. Waardevol voor onszelf, waardevol voor anderen, waardevol voor iedereen die zich daarvoor openstelt, want – zoals Paulus reeds schreef aan Titus – de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen!

 

Mededelingen door redactie

Klaas Goverts is verhuisd

Deze maand vond de verhuizing plaats van de familie Goverts naar Zwaag bij Hoorn in Noord Holland.

Anonieme brief

Wij ontvingen een uitvoerige brief van een zuster die anoniem wenst te blijven en verzocht er in “Levend Geloof” op te reageren. Zoals wij reeds eerder schreven gaan wij niet in op anonieme brieven. Er is geen enkele reden om naam en adres niet te vermelden, want iedere brief wordt door ons vertrouwelijk behandeld.

Het merkteken van het beest

Het artikel onder de titel “Het merkteken van het beest” van Evert van de Kamp, in het maartnummer van “Levend Geloof”, heeft veel aandacht getrokken. Op duidelijke wijze werd uitgelegd hoe de scheiding der geesten zich voltrekt en reeds thans in volle gang is. Er zijn nog een beperkt aantal exemplaren beschikbaar voor hen die het maartnummer met dit artikel willen verspreiden. Bij afname van 10 exemplaren en meer is de prijs slechts f 1,25 per exemplaar (exclusief Portokosten). Deze afnameprijs geldt trouwens voor ieder nummer van Levend Geloof . Bestellingen – ’t liefst schriftelijk – bij de administratie van “Levend Geloof”.

 

Voorjaar (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Wanneer begint het, hoe en waar…

Hoe wordt het eig’lijk openbaar?

j’ Ontdekt ineens: Het komt eraan:

De winter is voorbij gegaan!

 

Je ziet het ’t eerste aan de bomen,

waaraan de knoppen kleev’rig komen;

en waar je bollen had gepoot,

daar komen bloemen, blauw, geel rood.

 

De hyacint, de narcis, tulp,

ze kruipen vrolijk uit hun schulp.

De bomen groenen, menig kruid

en heester komen aarz’lend uit.

 

Een blij boeket van bloemen bloeit,

terwijl de wind met wolken stoeit;

en vogels vliegen – en ze fluiten,

je hoort ze ’s morgens al vroeg buiten.

 

Het voorjaar wordt weer blij begroet,

de milde zon doet ieder goed.

Ontdek d’ ontwakende natuur,

pluk dit getij van uur tot uur!

 

Innerlijke schoonheid door Klaas Goverts – 1 –

“De God der góden, de Here, spreekt en roept de aarde, vanwaar de zon opgaat tot waar zij ondergaat. Uit Sion, de volkomen schoonheid, verschijnt God in lichtglans” Psalm 50 vers 1 en 2 (Ps. 050:001-002).

Schoonheid hoort bij het wezen van God

Dit is een woord dat mij in de afgelopen tijd bijzonder heeft aangesproken en dan speciaal dat tweede vers, waar iets gezegd wordt over Sion. Er wordt daar gesproken over het verschijnen van God in lichtglans. Ik vind het zo mooi dat daar dan staat, wat Sion gaat worden: de volkomen schoonheid. En schoonheid is ook één van de kenmerken van God en een aspect van het evangelie. Want God wil in ons leven werken dat de schoonheid terugkomt en dat we daar oog voor gaan krijgen. We mogen het ook beschouwen als een vrucht van de Geest.

Psalm 50 spreekt over de aarde (“vanwaar de zon opgaat tot waar zij ondergaat”), maar ook over de hemel (“zijn gerechtigheid”, vers 6). Als je kijkt naar de eerste bladzijde van de Bijbel, toen God alles maakte, staat er tot zeven keer toe: “en God zag dat het goed was”. De zevende keer staat er zelfs dat het zéér goed was. En dan kijk je naar die schepping, naar al die werken van God en dan treft het je zo dat het allemaal zo mooi is. God heeft de schepping gemaakt in een fantastische schakering: een veelkleurigheid. God heeft het niet gemaakt in ‘zwart-wit’ omdat dat dan voordeliger zou zijn, maar God heeft Zijn hele hart en Zijn hele wezen in die schepping gelegd.

Als die schepping nu zo mooi is, hoe moet God dan wel zijn!? Dan moet schoonheid ook één van de wezenskenmerken van God zijn, want aan Zijn werken ontdek je hoe Hij is. Uit Zijn werken kunnen we Hem kennen. En als je met God verbonden wordt, ga je daar meer oog voor krijgen. Er was een tijd in mijn leven toen zag ik dat gewoon niet. Dan kon ik door de natuur lopen en als iemand dan zou zeggen: Wat heb je nu gezien?, zou ik gezegd hebben: Ik weet het niet. Maar langzamerhand ga je Gods schoonheid ontdekken en ga je zien hoe prachtig die lente is, hoe schitterend dat voorjaar is en hoe God daar Zijn veelkleurigheid ingelegd heeft.

Wat staat er nu in deze Psalm over Sion? Dat het een volkomen schoonheid gaat worden, dus dat gaat weer terugkomen. Vanuit de volmaakte schoonheid van Sion gaat God dan verschijnen. In het Hebreeuws lijken de woorden ‘schoonheid’ en ‘verschijnen’ ook wat op elkaar, dus dat hangt heel diep met elkaar samen. Als die schoonheid er is, dan kan God ook verschijnen in lichtglans. God werkt er naartoe dat de gehele aarde weer een toonbeeld gaat worden van Zijn schoonheid.

De aantasting van Gods schoonheid

Aan de andere kant zien wij ook dat daar waar het rijk der duisternis werkt, ook de schoonheid verdwijnt. Ik sprak onlangs met een broeder die een paar weken in Ivoorkust was geweest. Hij zei: we hebben daar een zendeling en we wilden dat werk zelf ook wel eens bekijken. Weet je wat hem het meest getroffen had in dat land? De vuilheid! De mensen geven er ook niet meer om. Al het vuil gooien ze gewoon op straat, voor zover er dan nog een straat is. En dat blijft daar maar liggen in de zon, in de hitte. Het ongedierte loopt erdoor en de geiten en de kippen en niemand vindt dat ongewoon.

Het merkwaardige is dat dat gebrek aan schoonheid doorwerkt in zo’n hele cultuur en zelfs in de gemeente. Niemand komt bijvoorbeeld op tijd. Als het tijd is om de zangdienst te beginnen, zit er anderhalve man in de zaal. Pas tegen het eind van de preek zit de zaal vol. Laten we ons eens voorstellen hoe frustrerend het is om zo te werken. Daar zit een eeuwenlange beïnvloeding van de duisternis. Ze leven slordig en je vindt dat ook weer terug in hun geestelijk leven. Overspel vinden ze ook heel gewoon, dat is niets bijzonders. Ook in de gemeente, het is een heel proces om dat eruit te krijgen. Het is een voortdurende worsteling om de mensen proberen te veranderen en hun ogen te openen voor de schoonheid van God.

We zien dat op het ogenblik in Nederland ook. Het is een kenmerk van het heidendom. Nederland is ook niet meer zo schoon als het vroeger was. Een praktisch voorbeeld: Wij wonen in een flat. Als je daar eens omheen loopt en je kijkt wat mensen daar allemaal neergooien. . . Of kijk eens in de berm van een snelweg. Dan zeg ik: kijk dat is een teken van heidendom, een symptoom van onverschilligheid. Wat kan het ons schelen wat daar ligt, ik gooi het neer, ik loop door en het is van mij af. De mens geeft er niet meer om. Hij is niet betrokken bij de wereld om hem heen. Ik geloof dat als een mens slordig is en het kan hem allemaal niets meer schelen hoe het er om hem heen uitziet, dit ten diepste een teken van zelfverwerping is.

Van zelfverwerping tot innerlijk herstel

Je verwerpt jezelf. Je hebt nog niet de waarde ontdekt wie je bent. Je kunt het zelfs zien op de manier waarop iemand zijn huis heeft ingericht, in hoeverre hij innerlijk hersteld is. Als iemand zijn huis slordig inricht en overal ligt maar troep, dan hoef je zo ’n persoon niets te verwijten, maar je kunt wel denken; die is innerlijk nog niet helemaal genezen. Ik kan nog een stap verder gaan. Je kunt het zelfs zien aan de manier waarop iemand zich kleedt. Als hij zichzelf heeft ontdekt en zichzelf heeft leren waarderen, dan zal dat ook tot uitdrukking komen op de manier waarop hij eruit ziet. Dan heb je respect voor jezelf. Ook dat is één van de fundamenten van het evangelie! Als Jezus tot een mens komt dan gaat Hij hem allereerst leren om weer eerbied te krijgen voor zichzelf.

Ik denk aan die man in Gardara, die bij Jezus komt. Ze hadden alles geprobeerd om hem te binden, om hem weer in het fatsoen te krijgen, maar niets hielp. De ketenen trok hij stuk en – heel typerend – de machten dreven hem naar de graven. Hij kwam in het klimaat van de dood en het dodenrijk terecht. En wat doet Jezus? Hij maakt hem los. Hij haalt hem uit die geestelijke banden. Dan lezen wij dat ze hem zagen zitten, gekleed en goed bij zijn verstand! Dat treft mij bijzonder. Dat is zo belangrijk, want die man wordt niet alleen leeggemaakt van machten – dat is één ding – maar hij wordt ook vervuld met eerbied voor zichzelf! Hij gaat weer ontdekken wie hij is. Hij krijgt zijn waardigheid terug.

Dat is een kernpunt door het evangelie heen. Hij zit daar gekleed, hij heeft weer een mantel aan, je kunt weer met hem voor de dag komen. En dan zegt Jezus: “Ga terug naar de uwen”. Die had hij dus kennelijk. Hij had blijkbaar mensen die bij hem hoorden. Hij wordt teruggeplaatst in de stad, in het verband waarin hij thuishoort. Waarom kan hij dat? Omdat hij weer ontdekt heeft wie hij is. Toen hij nog in de duisternis zat en Jezus hem vroeg: “Hoe is uw naam?”, kon hij dat niet eens zeggen. Daar lag zijn diepste pijn. Hij kon niet eens zijn eigen naam meer zeggen, hij wist niet meer wie hij was. Dan komt het antwoord: “Onze naam is legio (legioen), we zijn met velen”. Maar dat was zijn naam niet, dat was de naam van de krakers, van de bezetters die zijn levenshuis in hun greep hadden. Daar zie je dan de diepste pijn van de mens, dat hij zijn eigen naam niet meer weet.

Het einddoel van het geloof

Daarom gaan we nu naar een tekst uit de eerste brief van Petrus. Van daaruit wil ik dan eens met u nadenken over vers 8 (1 Petr. 01:08), dat gaat dan over de openbaring van Jezus Christus: “Hem hebt gij lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft gij, zonder Hem thans te zien, en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde”. Maar nu komt het, waarom verheug je je nu? Want ook dat is belangrijk om te weten. In de Bijbel verheug je je altijd met opgave van redenen. Dus niet zomaar: ik ben blij dat ik zo blij ben… Vers 9 (1 Petr. 01:09)vertelt ons de reden: “Daar gij het einddoel des geloofs bereikt”. Dus het geloof heeft een einddoel. Dat is al een hele ontdekking. En dan te bedenken dat Petrus zegt dat je het ook nog bereikt!

Maar wat is dan het einddoel? Dat gaat hij er ook bij vertellen: Dat is de zaligheid der zielen.

Dan zegt vers 10 (1 Petr. 01:10): “want naar deze zaligheid hebben gezocht en gevorst de profeten”. Van Mozes af. Dus daar kun je het allemaal in terug vinden, vanaf Genesis, daar zit het al in. Maar wat stellen wij ons nu voor bij die ‘zaligheid der zielen’? Het is iets waar je gemakkelijk over heen leest en dan denk je: ja het zal wel mooi zijn. Onuitsprekelijke vreugde, verheerlijkte vreugde zelfs. En zaligheid zal ook wel fijn zijn! Maar ik denk dat je er toch meer aan hebt als je er op door gaat en je eens gaat afvragen: wat bedoelt Petrus daar nu mee? Wat is je ziel?, daar moeten we dan mee beginnen. De zaligheid van je ziel. Als mensen de Bijbel lezen geeft dat woord ziel nogal wat misverstanden.

De Bijbel ziet de mens als eenheid

Eén van de dingen die ik de laatste tijd steeds meer ben gaan ontdekken is dat de Bijbel de mens zien als een eenheid. Het gaat er om dat wij weer een eenheid worden. Wat het rijk der duisternis doet is de mens uit elkaar halen. Die breekt alles kapot, alle verbanden worden stuk gemaakt en de mens wordt van binnen uit elkaar gehaald. Het is niet voor niets dat de tegenstander ‘duivel’ genoemd wordt, want duivel – diabolos – betekent letterlijk: de uiteenwerper. Dit geeft precies weer wat hij doet: hij gooit de boel uit elkaar, hij gooit de mens van binnen uit elkaar en dat kun je soms heel duidelijk zien.

Ik las een tijd geleden een boek over kinderen die innerlijk verwond waren. Het was niet specifiek een christelijk boek, maar het was helemaal geschreven door iemand vanuit de psychiatrie. Daar kun je soms een hoop van leren. Er was een kind en als dat kind tekeningen maakte dan zeiden ze tegen hem: nu moet je eens een mens tekenen. Dan tekende hij bovenaan het          papier een hoofd, los ervan tekende hij ergens een arm, weer ergens anders een been. Zo         tekende hij een mens.

Waarom deed hij dat? Dat was precies zoals hij zichzelf voelde, hij had ook het gevoel dat hij in stukjes lag. Hier een stukje van me, daar een stukje en hij had zelfs het idee dat iedereen een stukje van hem had. Daar heb je nu precies wat de vijand doet. Die maakt de mens van binnen kapot.

God wil onze persoonlijkheid terugbrengen

Wat wil God nu doen? Hij wil die mens weer één maken. In het verleden hebben we ons dat vaak onvoldoende gerealiseerd en werd teveel de nadruk gelegd op het bestaan van de mens uit een lichaam en een ziel. Maar God ziet de mens als een eenheid en dan kun je ook zeggen dat Hij het volledige herstel van onze persoonlijkheid op het oog heeft. Ik vind het zo mooi dat er direct al aan het begin van Genesis van de eerste mens staat: “Toen formeerde de Here God de mens, stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus” Genesis 2 vers 7 (Gen. 02:07). En dan komt het: “Alzo werd de mens tot een levend wezen”, en letterlijk: “Een levende ziel”. Toen was Adam een levende ziel – niet toen had hij een ziel – een levende persoonlijkheid. Dat vind ik prachtig en dat komt er dan ook helemaal uit in Genesis 2. Hij gaat helemaal meewerken in het plan van God.

Van het begin af aan was Adam bedoeld als persoonlijkheid. Dat is ook de bedoeling van God met ons. In het leven van heel veel mensen, en toch ook vaak nog wel bij heel veel christenen, is dat een achtergebleven gebied. God wil ook onze persoonlijkheid terugbrengen. Wij zullen ons er voor open moeten stellen en er met heel ons wezen aan moeten meewerken dat dit werkelijkheid gaat worden. Dan zal ook in en door ons leven Gods schoonheid zichtbaar worden.

(wordt vervolgd).

 

De psalmen (gedicht) door Piet Snaphaan

Welk een rijkdom van genade,

waarin de Bijbel toch voor ziet.

Zie eens de Psalmen, slaat ze gade,

een morgen- of een avondlied.

 

Woorden van troost, om te ontvangen,

van God, die in ’t verborgen ziet.

Van heimwee en intens verlangen

naar Hem die rust en vrede biedt.

 

Woorden van blijdschap, kracht des Heren,

van wijsheid, sterkte en overvloed.

Ook van vermaning, om te leren,

het bouwt je op en doet je goed.

 

De Psalmen zijn een Bron, gegeven

om uit te putten, aldoor weer.

Ze wijzen naar de weg ten leven,

blijven tot zegen, keer op keer.

 

Intermezzo door Gerry Velema

De zegen

Een gezellig druk verjaardagspartijtje. Tussen de spelletjes door een ’taartje’ en een glas fris. Moeder druk met glazen en hapjes, voor ieder kind iets. Aan het einde van het feestje, ondanks alle hapjes en drankjes die al in de buikjes zijn verdwenen, krijgen de kinderen ook nog een ‘zakje’ mee naar huis, omdat de inhoud een verrassing bevat! Dat krijgen ze dan nog es extra!

Maar wat zouden wij, als moeders, doen wanneer de kinderen in onze spelletjes geen zin zouden hebben en na het taartje zouden zeggen: ‘Geef ons het zakje maar, want die uitgezette speurtocht van u duurt ons veel te lang. Daar hebben we geen zin in met dit weer! ” Kinderen die noodgedwongen eerder weg moeten, krijgen natuurlijk hun zakje mee. Maar kinderen die in mijn voorbereide spelletje geen zin hebben en wel het zakje willen hebben… Ik denk niet dat ik daar zo grootmoedig op zou reageren, door ze het maar te geven.

Boven dit stukje staat: De zegen. In alle eerbied zou ik de zegen willen vergelijken met het feestzakje aan het eind van een kinderpartijtje. Wij ontvangen dan, boven al het goede van de dienst uit, Zijn zegen met de inhoud die verrassend wil uitwerken in ons leven. Halen wij het ook met evenveel gejuich binnen?!

Ik stel me zo voor, dat onze Vader de dienst ook voorbereidt. Hij wil leiding geven aan de zang, de boodschap inspireren, woorden van profetie bedenken. Onze Vader wil er een feestelijke en opbouwende samenkomst van maken! Hij heeft aandacht voor ieder kind dat op Zijn feest wil zijn. God wil geven, uitdelen en dat zie je misschien wel het sterkst, als er in de dienst een oproep wordt gedaan om bij Hem te komen. Bij beslissingen om Jezus te gaan volgen, bij de voorbeden om genezing en bevrijding. Waar mensenkinderen stappen doen in het geloof, om tot doorbraak te komen in hun geestelijk leven, ik denk dat juist (!) daar, onze Vader het druk heeft met ons. Hij wil er zo graag volledig bij betrokken zijn en iedereen wil Hij geven en helpen!

Op dit vitale onderdeel van de dienst, kunnen we soms ook liever het ‘zakje’ willen, dan het door God voorbereidde spel. De dienst loopt zo uit en het wordt toch zo laat! Hoe verdrietig voor onze Vader! Juist dit moment, waarin we als lichaam kunnen functioneren, met Hem als ons Hoofd, horen we er allemaal te zijn en echt mee te doen! Delen in lijden, strijden en delen in de vreugde van de overwinning is het ‘spel’ dat God zelf voor Zijn kinderen heeft bedacht.

Misschien is God wel veel grootmoediger in het uitdelen van de ‘zakjes’ aan het eind van de dienst, maar in alle oprechtheid vraag ik me af, of zegen gevonden wordt in vlug uitgesproken woorden ter afsluiting van de dienst, of daar wordt gevonden, waar onze Vader bezig is met Zijn Geest te werken onder Zijn kinderen. En wie daarbij betrokken is en meedoet gaat zeker (!) met een goed gevuld ‘zakje’ naar huis!

 

Tussen Pasen en Pinksteren door Wim te Dorsthorst

 

“Mijn eerste boek (het evangelie van Lucas) heb ik gemaakt, Theófilus, over al wat Jezus begon­nen is te doen en te leren, tot de dag dat Hij werd op genomen, nadat Hij aan de apostelen, die Hij had uitgekozen, door de heili­ge Geest zijn bevelen had gegeven; aan wie Hij Zich ook na zijn lijden met vele kentekenen levend heeft vertoond, veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreft” Handelingen 1 vers 1 tot en met 3 (Hand. 01:01-03).

Deze woorden heeft Lucas op getekend als hij de hoogedele Theófilus op nauwkeurige wijze wil meedelen wat er allemaal is gebeurd met Jezus van Nazareth. Gebeurtenissen rond Zijn komst, Zijn werk, Zijn taak, Zijn lij­den en sterven, Zijn op­standing en hoe dat werk na Zijn hemelvaart voort­gang heeft gevonden en in de hele toenmalige we­reld bekend is geworden. Het doel van zijn eerste boek is: “opdat gij de betrouwbaarheid zoudt er­kennen der zaken, waar­van gij onderricht zijt” Lucas 1 vers 4 (Luc. 01:04).

In zijn tweede boek (de Handelingen der aposte­len) beschrijft hij hoe de apostelen, die door de Heilige Geest de bevelen van de Heer ontvangen, het werk wat de Heer be­gonnen is te doen en te leren, voort zetten. Dit is wat we in de aanhef van het boek Handelingen kunnen lezen.

Wat er dan uitspringt is ‘Het koninkrijk Gods’. Tussen Pasen en Pinksteren, de glorieuze opstan­ding en de uitstorting van de Heilige Geest, is Jezus nog veertig dagen bij de apostelen om hen te onderrichten over “al wat het Koninkrijk Gods betreft” Handelingen 1 vers 4 (Hand. 01:04).

Het eeuwige Koninkrijk

Als we ons afvragen: waar kwam de Heer nu precies voor?, dan is het antwoord: Om het Konink­rijk Gods te openbaren en te vestigen. De pro­feet Jesaja zegt dit al zo duidelijk met de woorden: “Groot zal de heerschap­pij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn Ko­ninkrijk, doordat Hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid van nu aan tot in eeuwig­heid” Jesaja 9 vers 6 (Jes. 09:06).

Hij zal het ‘Stichten’ en ‘Grondvesten’ van nu aan, zegt Jesaja, en het zal een eeuwig Ko­ninkrijk zijn. De aposte­len, die door de Heer heel speciaal gevormd, onderwezen en opgeleid zijn, zullen het werk dat de Heer begonnen is te doen en te leren, voortzetten.

Dit Koninkrijk Gods is door de profeten op vele wijzen aangekondigd.

Daniël bijvoorbeeld speekt van een steen die, zonder toedoen van mensen, van de berg Gods losraakt en een einde maakt aan alle bestaande koninkrijken. Dat Koninkrijk zal bestaan tot in eeuwigheid Daniël 2 vers 34 en 35 en Daniël 2 vers 44 (Dan. 02:34-35, Dan. 02:44).

Deze steen, die van de berg Gods komt, is de hoeksteen Jezus Christus. Zelf zegt Hij: “Ik ben van de Vader uit ge gaan en in de wereld gekomen” Johannes 16 vers 28 (Joh. 16:28). En in Zijn onder­richt aan de Farizeeën zegt Jezus ook dat deze dingen, die in de Schrif­ten staan, op Hem betrek­king hebben Matteüs 21 vers 42 (Matt. 21:42) Daniël profeteert verder over Jezus Christus en zegt in hoofdstuk 7 vers 13 (Dan. 07:13)  “Ik bleef toekijken in de nachtgezichten en zie, met de wolken des hemels kwam iemand gelijk een mensenzoon, hij begaf zich tot de Oude van da­gen en men leidde hem voor deze; en hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht en alle volken, natiën en talen dienden Hem. Zijn heerschappij is een eeuwi­ge heerschappij, die niet zal vergaan en zijn koningschap is één, dat on­verderfelijk is”.

Het evangelie dat Jezus bracht

Dit Koninkrijk Gods staat geheel in het middelpunt van de prediking van Je­zus. Hij is als het ware zelf dat evangelie, zegt Handelingen 5 vers 42 (Hand. 05:42). Markus begint zijn evan­gelie met de woorden: “Begin van het evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God” (Staten­vertaling) . Het woord ‘begin’ is nauw verwant aan Genesis 1, maar hier is dit het begin van een geweldig gebeuren in de tijd, in de geschapen wereld. Een voortgaand handelen van God, waar­van Paulus schrijft: “Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God Zijn Zoon uit­gezonden” (Gal. 04:49).

Zelf zegt Jezus: “De tijd is vervuld”. De profeten hebben de komst van de Heer aangekondigd. Johannes de Doper gaat als een heraut, van God ge­zonden, voor het aange­zicht des Heren uit om zijn weg te bereiden (Mark. 01:02-03).

Zijn blijde boodschap is: “Bekeert u, want het Ko­ninkrijk der hemelen is nabijgekomen”. Het woord ‘evangelie’ betekent: ‘blij­de boodschap’ of ‘verblijdende tijding’. God heeft een verblijdende tijding voor de mensheid. Markus zegt dat Jezus het ‘evan­gelie Gods’ predikte. Zijn boodschap was: “De tijd is vervuld en het Konink­rijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie” Markus 1 vers 14 en 15 (Mark. 01:14-15).

Letterlijk zegt Jezus: ‘De koningsheerschappij van God is nabij gekomen’.

De vertaling van Voor­hoeve merkt bij het woord ‘gelooft’ nog op: ‘Geloven in’ is hier in het Grieks een zeldzame uitdrukking die duidt op het geloven in de waarheid of inhoud van de zaak. Jezus Christus heeft niet een nieuwe godsdienst geïn­troduceerd, maar Hij ver­kondigde verborgen waarheden, die ten diep­ste het bestaan en het doel van de mens omvat­ten. Hij verkondigde de waarheid.

De eeuwige waarheden

Maar ook deze verborgen waarheden verpakte de Heer weer in gelijkenis­sen , zoals door de pro­feten was voorzegt. “Ik zal mijn mond opendoen met gelijkenissen, Ik zal verkondigen wat sinds de grondlegging der we­reld verborgen gebleven is” Matteüs 13 vers 35 (Matt. 13:35).

Tegen Pilatus zegt Jezus: “Ik ben Koning. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld geko­men, opdat Ik voor de waarheid zou getuigen; een ieder, die uit de waarheid is, hoort naar mijn stem” Johannes 18 vers 37 (Joh. 18:37).

Jezus heeft een geweldige heerlijke waarheid ver­kondigd, namelijk dat de Koningsheerschappij van God in het hart van de mens gevestigd kan wor­den. En dit zal geschieden door de Heilige Geest die uitgestort zal worden na de verheerlijking door Je­zus Christus Johannes 7 vers 39 en Handelingen 2 vers 33 (Joh. 07:39; Hand. 02:33).

De Joden, in de dagen van Jezus, verwachtten de Messias en ze wisten dat de Zoon des mensen, de Zoon van God, de Christus was Lucas 22 vers 67 tot en met 70 en Johannes 12 vers 34 (Luc. 22:67-70; Joh. 12:34). Maar hun verwachting was aardsgericht. Ze verwachtten dat de Christus die komen zou, hun verlossen zou van alle (toen Romeinse) overheersers en dat zij op hun beurt juist zouden heersen over alle volken en natiën. Ze geloofden de waarheid niet, die Je­zus openbaarde en ze ge­loofden ook niet in Hem, die zelf de Waarheid was.

Geen woorden, maar kracht

Ook nu treffen we nog aardsgerichte verwachtin­gen aan. Het evangelie is dan middel om het op aar­de beter te krijgen. De verlossing van onze gees­telijke vijanden, de ‘boze geesten’, is dan vaak ge­richt op een meer ont­spannen en beter leven, dan op een diepere door­werking van Gods Konings­heerschappij. De Heer wordt nog al eens voor het aardse karretje gespan­nen : een beter huis, baan, auto, man, vrouw, gezond­heid, enz. Is dat dan fout? Paulus zegt: “Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen” 1 Korinthe 15 vers 19 (1 Kor. 15:19).

Waar het Koninkrijk Gods zich openbaart, zullen als vanzelfsprekend krachten openbaar komen, die ook doorwerken in het natuur­lijke leven. Het is een Ko­ninkrijk, dat begint in het hart van de mens en zó doorwerkt dat er een mens tevoorschijn komt, die onberispelijk zal zijn naar geest, ziel en lichaam 1 Thessalonicenzen (1 Thess. 05:23-24). Ik ge­loof dat, als de volgorde wordt omgekeerd, het al­leen maar leidt tot teleur­stellingen. Het is een geestelijk Koninkrijk en volmaakt nieuw. Om er deel aan te krijgen zal dat alleen maar kunnen via Jezus Christus. In het vorige nummer van “Levend Geloof” hebben we gezien hoe Hij op het kruis van Golgotha daar de basis voor gelegd heeft. Niemand kan het Koninkrijk Gods binnen­gaan zonder ‘gerechtig­heid Gods in Hem’ 2 Korinthe 5 vers 21 zie ook Matteüs 22 vers 11 tot en met 14 (2 Kor. 05:21; Matt. 22:11-14). Het is daarom ook dat Jesaja 9 vers 6 (Jes. 09:06) zegt: “Dat Hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid”.

Niet uiterlijk maar innerlijk

Al vrij spoedig (na de dood van de apostelen) is de kinderdoop inge­voerd om zo de kinderen binnen te brengen in het Koninkrijk Gods. Eén van de belangrijkste sleutels is hierdoor weggenomen om werkelijk op vrijwillige basis, deelgenoot te wor­den van het Koninkrijk Gods. Tot vandaag is dat een grote hindernis voor mensen om werkelijk in te gaan. Men neemt gewoon aan dat men op grond van de kinderdoop bij het Ko­ninkrijk Gods behoort.

Jezus leerde dat de weg om in te gaan, smal is en dat weinigen hem vinden. Hij leerde ook, dat niet een ieder, die tot Hem zegt: ‘Here, Here’ het Koninkrijk Gods zal bin­nengaan, maar wie doet de wil Zijns Vaders, die in de hemelen is Matteüs 7 vers 13 en 14 en Matteüs 7 vers 21 (Matt. 07:13-14, Matt. 07:21).

Het is niet een zaak van de aarde, maar van de hemel, de geestelijke we­reld. Als de Farizeeën aan Jezus vragen wanneer het Koninkrijk Gods ko­men zal, dan is Zijn ant­woord: “Het rijk Gods komt niet met uiterlijke vertoning; men zal ook niet zeggen: Zie hier, of daar is het. Want zie, het rijk Gods is inwendig in u” Lucas 17 vers 20 en 21 vertaling Luther (Luc. 17:20-21). De apostel Paulus zegt ook dat het niet een uiterlijke zaak is, maar hij zegt: “Het Koninkrijk Gods is gerechtigheid, vrede en blijdschap door de Heilige Geest” Romeinen 14 vers 17. (Rom. 14:17).

Na de basis gelegd te hebben voor dit Konink­rijk in de geest, gaat Je­zus met zijn discipelen nog veertig dagen verder in heel bijzonder privéonderwijs. Zoveel is er van te vertellen. Maar voor Hij opvaart naar de hemel om Zijn plaats in te nemen op de troon bij Zijn Vader, zit Hij met hen aan en dan zijn de laatste woor­den van Jezus hier op aarde: “Ik gebied u Jeruzalem niet te verlaten, maar te blijven wachten op de belofte van de Vader, die gij van Mij gehoord hebt. Want Johannes doopte met water, maar gij zult met de Heili­ge Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze”.

Dan vragen de apostelen nog aan Jezus: “Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Is­raël?” Zijn antwoord is: “Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt en gij zult mijn getuigen zijn te Je­ruzalem en in geheel Judéa en Samaria en tot het uiterste der aarde” Handelingen 1 vers 4 en 5 en Handelingen 1 vers 6 tot en met 8 (Hand. 01:04-05; Hand. 01:06-08).

Voor ons moet het heel duidelijk zijn hoe belang­rijk het is om vol te zijn van de Heilige Geest, want alleen daardoor kun­nen wij het Koninkrijk Gods tot openbaring bren­gen.

 

 

Nieuwe tongen (gedicht)

Nimmer zullen ze verstommen,

voor dat ’t volkomene is bereikt.

Het is de taal van nieuwe tongen,

 in lof, aanbidding, ook gezongen,

dat je persoonlijk zeer verrijkt.

Piet Snaphaan

 

Werken aan vriendschap door Liesbeth Seepma

“Van iemand houden betekent: hem zien zoals God hem bedoeld had te zijn. Dit is het criterium van ware vriendschap. En ik moet mijn vriend niet alleen zo zién, maar me bovendien zó gedra­gen dat hij – omdat we vrienden zijn – in de praktijk steeds beter uit de verf komt” .

Wat een gave uitspraak vind ik dit. Ik heb hem gelezen in een boekje over vriendschap. Ik dacht: “hij zou zó uit.de bijbel kunnen komen!” Vriendschap. Een ge­schenk om met graagte aan anderen te geven.

Liefde en vriendschap horen bij elkaar

Wat zegt de bijbel eigen­lijk over “vrienden zijn”?

Toen ik daarnaar op zoek ging, kwam ik erachter dat de bijbel vriendschap en liefde op één lijn stelt. “Een vriend heeft te allen tijde lief” , vond ik in Spreuken 17 vers 17 (Spr. 17:17). Fantastisch lijkt ’t me om zo’n vriend te kunnen zijn voor mijn naaste, m’n medemens. Maar hoe speel ik dat klaar?

Als ik vriendschap wil bewijzen naar m’n mede­mens, zal ik eerst moeten weten wat het inhoudt om werkelijk een vriend te zijn. Met andere woor­den: ik zal eerst kennis moeten op doen over wat God, onze Schepper, be­doelt met vriendschap tussen mij en Hem en mij en m’n naaste.

“Een vriend heeft te allen tijde lief” , stond er in Spreuken. Liefde staat op één lijn met vriendschap. Voor God zijn mensen die elkaars vrienden zijn tegelijkertijd mensen die ook van elkaar houden. En mensen die van elkaar houden zullen natuurlijk ook vrienden zijn.

Liefde. Een “schets” daar­van wordt gegeven in 1 Korinthiërs 13 vers 7a tot en met 14 (1 Kor. 13:07a-14):

“De liefde is geduldig;

de liefde is vriendelijk; de liefde is niet jaloers; ze doet niet gewichtig; ze is niet trots;

ze is niet lomp;

ze is niet egoïstisch;

ze voelt zich nooit beledigd;

ze neemt niemand iets kwalijk.

Ze is niet blij met onrecht, maar met de waarheid. De liefde beschermt altijd, heeft altijd vertrouwen” .

Ziehier een schets van vriendschap en liefde. Zullen we deze schets eens iets gedetailleerder gaan bekijken?

Geduld en vriendelijkheid

“De liefde is geduldig; de liefde is vriendelijk” .

Geduld. Een eigenschap van God. Zo is Hij zelf, zo is Zijn wezen. In Matteüs 18 vers 21 (Matt. 18:21)vraagt Petrus aan de Here Jezus: “Heer, als één van mijn broeders mij telkens kwaad doet, hoe vaak moet ik hem dan verge­ven? Zeven keer?” De Here Jezus antwoordt hierop dat Petrus z’n broe­der niet zeven, maar zeven maal zeventig keer moet vergeven. Dat wil zóveel zeggen als: telkens weer opnieuw.

Zó is God. Hij zegt nooit: “Nu heb Ik er genoeg van! Altijd maar weer dat ge­klier met die zonde!” Deze houding ként God niet.

Veel mensen denken nog wél – bewust of onbewust – dat God wel es zo’n (ge- irriteerde) houding tegen­over hen zou kunnen heb­ben. (En dat is dan z’n goed recht ook, den­ken ze dan). Maar deze houding is vreemd aan Zijn wezen. Kén je de gedachte: “Heer, nu heb ik ‘ ’t alwéér fout gedaan! De ‘ zoveelste keer!” Weet je hoe God dan reageert?: “Hoe bedoel je, alweer? ’ Welke zoveelste keer? Ik weet van geen vorige keer af” . Lees hierover maar eens Jesaja 43 vers 25 (Jes. 43:25).

Geduld hoort bij Gods we­zen en ongeduld is Hem vreemd. Zijn wezen heeft God ook in ons mensen gelegd. Dat geduld, die vergevingsgezindheid, dat “niet gedenken” van wat een medemens ons heeft aangedaan, Hij wil dat we dit geestelijk vermogen gaan ontwikkelen. Als wij tegenover onze medemens geduldig zijn, heeft die medemens de ruimte om te leven, ook als hij wel es wat fout doet.

En dan de vriendelijkheid. ‘ Als ik voor m’n medemens ‘ een vriend wil zijn, zal ik ‘ vriendelijk moeten zijn. Nu, dat betekent: hem vriendelijk tegemoet treden. Aardig zijn. Open zijn. Beleefd zijn. Hulpvaardig. Voorkomend. Opgewekt. Enzovoort. In Spreuken 15 vers 30 (Spr. 15:30) staat: “Vriendelijk stralende ogen verheugen het hart” . Met ‘ een vriendelijke houding ‘ kun jij de sfeer in je omgeving positief beïnvloeden!

Gedachtenpatronen die niet uit God zijn

“De liefde is niet jaloers; ze doet niet gewichtig; ze is niet egoïstisch; ze voelt zich nooit beledigd; ze neemt niemand iets kwalijk” .

Hier worden allemaal ne­gatieve eigenschappen genoemd die niet horen bij liefde en vriendschap. Ze komen voort uit een verkeerd denken, een denken dat wordt geïn­spireerd door de duivel.

Hij is degene die ons wil wijsmaken dat we van alles tekort komen, allerlei dingen die de ander nu juist wel heeft. Zijn doel is: ons jaloers te maken, waardoor vriendschap en liefde geen kans krijgen. . .

Hebben we juist wel een goede eigenschap of een bepaald talent, dan fluistert hij ons in dat we toch eigenlijk wel gewéldig zijn, véél be­ter dan die ander die dat (misschien) niet heeft. Hij wil dan ook ’t liefst dat we ons lek­ker gewichtig en trots gedragen, egoïstisch en ongevoelig voor de kwaliteiten van een an­der, waardoor we die ander behoorlijk de put in kunnen trappen door ons lomp en kwetsend te gedragen.

Is er iemand die óók een mooi talent heeft en daarvoor een compliment krijgt, terwijl wij op dat moment misschien wat minder aandacht krijgen, dan maakt de leugenaar ons wijs dat we toch eigenlijk niks waard zijn. En dat talent van ons, nou ja, daar doe je toch eigenlijk ook vrij weinig mee. Nou, dan gaan wij dus de put in, we voelen ons bele­digd. Ons zullen ze niet meer zien of horen met ons talent, ’t Heeft tóch allemaal geen zin…

Zie je hoe de duivel werkt? Hoe je ’t ook wendt of keert, hij probeert je altijd te isoleren van je mede­mens, ófwel door een trot­se houding ófwel door in je schulp te kruipen. Hij zet je altijd aan het ver­gelijken. En meestal val jij in het nadeel. Hij probeert vriendschap tus­sen mensen onmogelijk te maken.

Geef de duivel geen schijn van kans

De gedachtenpatronen die ik hierboven heb beschre­ven, zijn niet, nóóit, uit God. Ze komen van de duivel en zijn handlangers. Maar in Efeze 4 vers 27 (Ef. 04:27), Het levende woord, staat: “Geef de duivel geen schijn van kans”. Komt hij met negatieve gedach­ten? Negeer die. Maar dat niet alleen: ontzeg hem de toegang tot jouw “hemel”, tot jouw geestelijke, wereld. Zeg dat tegen hem: “Je bent niet welkom. Maak dat je wegkomt” .

Zeg het in de naam van Jezus. Met Pasen hebben we herdacht dat onze Koning de dood heeft overwonnen. De boze geesten sidderen voor Zijn naam. Voor het gezag dat schuilt achter die naam.

Je bent een vertegenwoordiger van Jezus Christus;

Hij heeft Zijn gezag aan jou overgedragen. Maak daar gebruik van. Neem die verantwoordelijkheid op je.

En als je dat doet, ga je in jouw geestelijke wereld een weg die je zélf kiest, je gaat bewust leven, bewust geestelijk leven, je ontwikkelt gedachten die uit God zijn. Daar is dan ruimte voor. En deze gedachten geven ruimte aan de ander. Die ander mag er zijn. Met z’n talent. Eigenschappen die God al in je had gelegd (op ’t moment dat Hij je schiep, krijgen nu de kans om door jou te worden ontwikkeld. Samen met God ontwikkel je alle eigenschappen die je tot een vriend maken voor je medemens.

Vriendschap is blij met de waarheid

“Ze is niet blij met on­recht, maar met de waar­heid. De liefde beschermt altijd, heeft altijd ver­trouwen” .

In dat boekje over vriend­schap, waar ik het in ’t begin over had, stond ook de volgende uitspraak: “Waarom durf ik jou niet te vertellen wie ik ben? Als ik je vertel wie ik ben, bevalt die persoon je misschien niet. . . en een andere heb ik niet!”

Er is veel onrecht in de wereld om je heen. En mensen lijden onder dat onrecht. Ze worden een karikatuur van de mens die ze eigenlijk bedoeld waren te zijn.

Weet je nog dat we het daarnet hadden over “be­wust geestelijk leven”? Heel veel mensen leven op het geestelijke vlak niet bewust; ze wórden geleefd. In hun leven staat een brullende leeuw aan het roer, zoekende naar een prooi om die te kunnen verslinden.

Datgene wat ik – uiterlijk – zie in en aan mijn me de mens, is dan ook helaas niet altijd waarheid. Het is vaak een masker, een leugenachtig masker dat die mens gedwongen is te dragen. Als ik daarop af­ga, als ik m’n vriendschapskompas afstem op het uiterlijk gedrag van m’n medemens, dan zal dat kompas vaak in tegen­overgestelde richting wij­zen, van hem af. En hij wordt nóg eenzamer dan hij al was. Ten prooi valt hij aan die verslindende leeuw. En dat is onrecht.

Echte vriendschap, echte liefde, is niet blij met dat onrecht. Ze wil zich niet op dat onrecht richten, zich daardoor niet laten leiden. Vriendschap is blij met de waarheid.

Wat is waarheid? In Johannes 14 vers 6 (Joh. 14:06) zegt de Here Jezus: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”. Daarmee bedoelt Hij ook: zoals Ik ben, zoals Ik leef, zoals Ik overwin, zoals Ik heers over de duivel, zó is het bedoeld voor de mens, dat is de waarheid.

Ik wil voor m’n naaste een vriend zijn door bij die naaste altijd te zoeken naar deze waarheid, altijd rekening te houden met deze waarheid, altijd uit te gaan van deze waar­heid.

M’n vriendschappelijk kom­pas wil ik afstemmen op het mooie, oorspronkelijke in m’n medemens. Hoe erg dat oorspronkelijke mis­schien ook is onderge­sneeuwd, altijd wil ik er geduldig naar zoeken. En als ik het vind – en ik zal het vinden! – dan ben ik er blij mee!

Dan durft de ander ook te vertellen wie hij is. De angst dat hij niet zal be­vallen, die angst die – al­wéér – wordt ingefluisterd door de mensenmoordenaar, die angst wil ik helemaal ontzenuwen. Weet je, ik ga die uitspraak over dat “niet bevallen” eens even veranderen. Volgens mij moet hij ongeveer zó lui­den :

“Ik wil dat je mij vertelt wie je bent.

En als je dat aandurft, dan zal ik ’t echte, ’t oorspronkelijke eruit ziften en alleen daarop m’n vriendschap baseren zodat jij de ruimte hebt om daaraan te werken”.

Zo kan liefde beschermend werken naar de ander toe.

Waarom ik vertrouwen stel in mijn medemens

Als een echte vriend wil ik ook vertrouwen stellen in m’n medemens. Ik ver­trouw erop, ik gelóóf er­in, dat het goede, oor­spronkelijke, de waarheid, in ieder mens zit. Mis­schien is ’t maar een piép- klein pitje, dat bijna niet meer brandt. Maar ’t zit er. Ik gelóóf dat. Ik ver­trouw daarop. Ik houd ’t voor waar dat ieder mens door Gód is gescha­pen. Dat kleine, puike pitje, dat zit er. Aan mij, als vriend, de taak om dat walmende pitje NIET uit te doven. . .

Dat deed onze grote Vriend ook niet. Jezus Christus, onze dienende, heersende en verlossende Vriend, pakte dat heel anders aan. Van Hem zegt God in Matteüs 12 vers 18 tot en met 21 Groot nieuws voor u (Matt. 12:18-21):

“Hier is mijn dienaar, hem heb ik gekozen. Hij is mijn lieveling, de man naar mijn hart.

Ik zal hem mijn Geest geven en hij zal de vol­ken gerechtigheid ver­kondigen .

Hij zal niet twisten en niet schreeuwen. Geen mens zal op straat zijn stem horen klinken. Het geknakte riet zal hij niet breken, de nog rokende pit zal hij niet doven.

Hij zal volhouden totdat het recht heeft gezege­vierd .

Alle volken zullen op hem hun hoop stellen” .

Totdat het recht heeft gezegevierd. . . Net zolang “vriend zijn” totdat het onrecht de wereld uit is en er geen geknakt riet en kleine, rokende pitjes meer zijn. Maar sterke, vrije, gave mensen, die zonder beperking de ruimte hebben om voluit mens te zijn.

Dat gaat gebeuren! Geloof je dat? Jezus heeft ’t mo­gelijk gemaakt. Hij was een Vriend met gezag. Hij zegt: Ik geef ook jou dat gezag, om op slangen en schorpioenen te treden. En niets zal je enig kwaad doen. Gebruik dat gezag. En je zult de dingen doen die Ik doe, en zelfs nog grotere.

1988.03 nr. 290

Levend geloof 1988.03

Het wonder van de opstanding door Gert Jan Doornink

De Bijbel is een zeer veelzijdig boek. Alle facetten van het leven en de levensomstandigheden komen aan de orde, waarbij de relatie tussen God en mens een centrale plaats inneemt. Tot de veelzijdigheid van de dingen die de Bijbel ons beschrijft behoren ook de vele wonderen. Zowel in het oude- als in het nieuwe testament worden talrijke wonderen beschreven. Wij denken daarbij pok aan de wonderen die Jezus zelf deed, terwijl’ Hij ten aanzien van de gelovigen sprak over de tekenen en wonderen die hen zouden volgen Markus 16 vers 17 (Mark. 16:17).

Ongetwijfeld is het grootste wonder wat plaatsvond de opstanding van Jezus uit de dood. Deze gebeurtenis is daarom ook zo’n groot wonder omdat in één klap de duivel daarmee onttroond en ontwapend werd. De vorst der duisternis, die zoveel ellende en narigheid, dood en verderf had gebracht, werd een verpletterende nederlaag toegebracht. Feitelijk was dit reeds gebeurd aan het kruis op Golgotha, toen Jezus het -uitriep: “Het is volbracht!” Maar op Paasmorgen werd het ‘zichtbaar en kwam het in de openbaarheid: Het graf was leeg! De Zoon van God was opgestaan!

Dat de duivel het niet kan verkrompen dat hij zo’n fatale nederlaag leed, blijkt wel uit het feit dat er geen enkel facet van het christelijk geloof zo wordt aangevallen- dan juist de opstanding. Ieder jaar verschijnen er in de weken vóór Pasen verschillende artikelen in kranten en tijdschriften waarin de opstanding van Jezus belachelijk wordt gemaakt. Vooral ook het feit dat er geen ooggetuige aanwezig was bij de opstanding, wordt vaak aangehaald als een ‘bewijs’ dat de opstanding van Jezus een hersenschim is, iets wat nooit gebeurd kan zijn. Men gaat dan geheel voorbij aan de talrijke getuigen, waarover de Bijbel spreekt, die Jezus na Zijn opstanding hebben gezien, toen Hij aan hen verscheen. Maar – en dat is het allerbelangrijkste – vooral ook aan de thans levende getuigen! Ieder waarachtig kind van God wéét immers dat Jezus leeft omdat het nieuwe, Goddelijke leven ook in hem aanwezig is. Hij is overgebracht vanuit het rijk van satan in het Koninkrijk van Jezus Christus; uit de dood in het léven. Een kind’ van God hoeft daarom ook niet te bewijzen dat Jezus leeft, maar is zelf het bewijs! Het wonder van de opstanding heeft ook in zijn leven plaatsgevonden.

Voor de mensen zonder Christus is het niet te begrijpen dat kinderen Gods (allen die persoonlijk geloven in het volbrachte werk van Jezus Christus), de onvoorstelbare heerlijkheid van het nieuwe leven van Christus- in zich hebben. Zoals een oud lied zegt: Neen, de wereld weet het niet, wat Gods grote liefde ons biedt…” Daarom hebben wij ook de opdracht ontvangen dit nieuwe leven te proclameren door woord en daad. Niet door de opstanding van Jezus als een leerstuk of dogma te verdedigen, maar door de ‘beleving en uitleving’ van dit nieuwe leven. Want het wonder van de opstanding is voor ieder kind van God niet een eenmalige gebeurtenis, maar een dag en nacht aanwezige blij makende aangelegenheid. En dan ook nog te bedenken dat daaraan nooit meer een einde komt, want Jezus leeft en wij zullen met Hem leven tot in alle eeuwigheid!

 

Paasmorgen (gedicht) door Piet Snaphaan

Pluk de dag na het ontwaken

en heft terstond een feestlied aan!

Roept het maar uit vanaf de daken:

de Heer is waarlijk opgestaan!

 

Het graf is deeg, de dood verwonnen,

die zich verschool achter een steen.

Doch Jezus heeft hem overwonnen,

God wekte Hem op, de Heer verscheen.

 

Jezus leeft, Hij is verrezen,

en bracht ja ’s mensen lot een keer.

Niemand hoeft er meer te vrezen,

Jezus is Koning, aller Heer!

Piet Snaphaan

 

Verlossing en verzoening door Wim te Dorsthorst

 

De grote verzoendag en het jubeljaar

In de hoofdstukken 25 en 27 van Leviticus lezen we over bepalingen omtrent het lossen van goederen, land en mensen. In het jubeljaar echter kwam er vrijheid voor alle bewo­ners van het land en alle bezittingen kwamen weer terug bij de rechtmatige eigenaar. Dat was het jaar van de grote lossing. “Dan zult gij bazuinge­schal doen rondgaan in de zevende maand op de tiende van de maand; op de verzoendag zult gij de bazuin doen rondgaan door uw ganse land, gij zult het vijftigste jaar heiligen en vrijheid in het land afkondigen voor al zijn bewoners, een jubeljaar zal het voor u zijn, dan zal ieder van u tot zijn bezittingen en tot zijn geslacht terug­keren”, zegt Leviticus 25 vers 9 en 10.

(Lev. 25:09-10) Het jubeljaar werd inge­zet op de grote verzoen­dag met bazuingeschal. Heel deze dag stond in het teken van de zondebok die dan geslacht werd en een tweede bok die in de onvruchtbaarheid van de woestijn werd ge­bracht met de gehele zon­delast van het volk. Leviticus 16 vers 7 tot en met 10 en Leviticus 16 vers 21 en 22 (Lev. 16:07-10; Lev. 16:21-22).

Op deze dag ging de hogepriester het heilige der heiligen, achter het voorhangsel, binnen en sprenkelde van het bloed op de verzoendeksel die de ark bedekte. “De hogepriester zal het heilige der heiligen verzoenen, ook de tent der samen­komst en het altaar zal hij verzoenen en over de priesters en het ganse volk der gemeente zal hij verzoening doen” Leviticus 16 vers 33(Lev. 16:33).

Beeld van de verzoening door Jezus

Dit onderricht is ons door God gegeven om te kun­nen begrijpen wat er ge­beurde op de allergroot­ste verzoendag toen Hij­zelf de losser was van al het geschapene en Jezus Christus het offer was. Uit laatstgenoemde tekst blijkt dat het gaat om verzoening van alle din­gen, de hemelse en de aardse. Ik geloof dat Paulus dit het beste ver­woordt in Kolossenzen 1 vers 19 en 20 (Kol. 01:19-20) als hij zegt: “Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken, en door Hem, vrede gemaakt heb­bende door het bloed des kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is”.

Paulus spreekt over een verzoening van de gehele kosmos, van al het gescha­pene. Niets van het ge­schapene kon er dus voor gebruikt worden, omdat alles verzoening nodig had. Abel was de eerste rechtvaardige die stierf door de hand van een on­rechtvaardige, maar zijn bloed kon geen verzoening, doen Hebreeën 12 vers 24 (Heb. 12:24). Mozes biedt zich aan om met zijn leven verzoening te doen voor het volk, maar ook deze grote vriend van God is hiervoor niet waardig Exodus 32 vers 30 tot en met 32 (Ex. 32:30-32). Abraham verstaat dat hij zijn zoon moet offeren. Hij neemt niet Ismaël, de zoon van Hagar, verwekt naar het vlees, maar hij neemt Isaak, zijn enige, die ver­wekt is door de belofte Genesis 22 vers 1 tot en met 7 en Galaten 4 vers 21 tot en met 23 (Gen. 22:01-07; Gal. 04:21-23). Maar ook deze zoon der belofte was niet toereikend. En dan spreekt Abraham die prachtige woorden met die goddelijke belofte in Genesis 22 vers 8 (Gen. 22:08): “God zal Zichzelf voorzien van een Lam ten brandoffer”.

God voorziet zelf in een Lam

Abraham wordt door God geprezen omdat hij bereid was zijn enige zoon te offeren Genesis 22 vers 12 en Genesis 22 vers 15 tot en met 18 (Gen. 22:12, Gen. 22:15-18). Hij beeldde hiermee uit wat God zal doen met zijn enige Zoon, Jezus Christus. Ook in vers 14 (Gen. 22:14) lezen wij: “Op de berg des He­ren zal er in voorzien worden”. En de vertaling van Reisel zegt: “Op de berg van de Paraat blijkende verschijnt Hij”.

God zal voorzien in het Lam en dat zal niet van deze wereld zijn, maar uit God zelf zijn, zoals Isaak een lijfelijke zoon van Abraham was. “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn enig­geboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet ver­loren ga, maar eeuwig le­ven hebbe” Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16).

Zelf zegt Jezus om aan te tonen dat Hij van de berg Gods komt: “Gij zijt van deze wereld, Ik ben niet van deze wereld. Die van boven komt, is boven al­len; die uit de aarde is voortgekomen, die is uit de aarde en spreekt uit de aarde. Die uit de hemel komt, is boven allen” Johannes 8 vers 23 en Johannes 3 vers 31 (Joh. 08:23; Joh. 03:31). Hij, Je­zus Christus, is het Lam Gods, waarmee God zelf de wereld, de gehele schepping, lossen zal Johannes 1 vers 29 (Joh. 01:29). God zelf voor­ziet in een Lam ten brand­offer. Hij is die Ene boven alles en allen die hiervoor waardig is. Dat wat Jezus in zijn diepste wezen is, dé Zoon van God, ‘bepaalt de waarde en de kracht van Zijn verzoenend bloed.

Hemel en aarde aanbidden en getuigen

De evangeliën zijn één machtig getuigenis dat dit Lam van God Zijn eniggeboren Zoon is. Hemel en aarde getuigen ervan. Hij wordt al aangekondigd als “de Heilige, de Zoon van de allerhoogste God” Lucas 1 vers 32 tot en met 35 (Luc. 01:32-35). Er is een grootse profetie en heft kind in de schoot van Elisabeth springt op van vreugde als de stem van Maria, die het heilige in haar schoot draagt, ge­hoord wordt Lucas 1 vers 39 tot en met 55 (Luc. 01:39-55). De engelen verkondi­gen dat de Heiland, de Christus, de Here geboren is Lucas 2 vers 11 (Luc. 02:11). De herders aanbidden, de koningen aanbidden, Simon en Anna profeteren en aanbidden. Hemel en aarde aanbidden deze eniggeboren Zoon van God.

Hemel en aarde – God zelf, de heilige engelen, de bo­ze geesten, de mensen – getuigen ervan dat Jezus Christus de Heilige is, de Christus, de Zoon van de allerhoogste God. En in dat getuigenis ligt de erkenning dat Hij boven alles is en dat Zijn offer rechtsgeldig is in hemel en op aarde.

De koning verte­genwoordigt het hele volk en als de koning sterft, sterft het hele volk. Zo heeft God het in Zijn eeu­wige raadsbesluiten be­paald.

De Koning sterft als het Lam

Als Hij sterft, sterft Hij als Koning en daarmee vertegenwoordigt Hij dan de hele schepping en mensheid, vanaf Adam tot de laatste mens die uit een vrouw geboren zal worden. Hij is de alles omvattende van het begin tot het ein­de. Zo staat ook op het kruis: “Jezus, de Nazoreeër, de Koning der Joden” Johannes 19 vers 19 (Joh. 19:19). Pilatus, die het rijk der duisternis vertegenwoordigt, beves­tigt hiermee Zijn hemelse positie. Hij zegt: “Zijt Gij dus tot een Koning?” Het antwoord van Jezus is: “Gij zegt, dat Ik Koning ben” Johannes 18 vers 37 (Joh. 18:37),

Deze uitspraken en alles wat er in die laatste dagen is gebeurd, heeft God op laten schrijven tot lering van ons; opdat wij zouden geloven dat Hij de Christus is, de Zoon van de levende God.

Er wordt goddelijk recht gedaan en de tegenpartij zal het recht van God moeten erkennen. Daarom is ieder woord dat gespro­ken wordt vol van goddelijke waarheden en is het één glorieuze vervulling van de profetieën. Jezus is het smetteloze Lam, zonder enige schuld, en het rijk der duisternis moet erkennen: “Ik vind geen schuld in Hem” Johannes 18 vers 38 (Joh. 18:38). Als Jezus als Ko­ning vernederd, bespot en gegeseld is en met doornen gekroond, dan zegt Pilatus: “Zie de mens”. Niet: “Zie een mens”, maar “Zie de mens”.

Jezus staat daar als Vertegenwoordiger, als Hoofd, als Koning van de mens­heid. In Hem is de gehele mensheid vertegenwoordigd en Hij onderging de vloek van de wet Galaten 3 vers 13 (Gal. 03:13). Hij werd als een uitgestotene, als een diep verworpene, vernederd en mishandeld. “Zoals velen zich over U ontzet hebben – zozeer misvormd, niet meer menselijk was zijn verschijning, en niet meer als die der mensenkinderen zijn gestal­te”, zegt Jesaja 52 vers 14. (Jes. 52:14)

“Zie de mens”. Dit is Hij geworden, voor ieder mens persoonlijk. Hij stond daar in onze, in mijn plaats Galaten 2 vers 20 (Gal. 02:20). “De Here heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen neerkomen. Hij werd mishandeld, maar Hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open, als een Lam dat ter slachting geleid wordt en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij zijn mond niet open” Jesaja 53 vers 6b en 7 (Jes. 53:06b-07).

En dan spreekt Pilatus.: “Zie de mens”. Hij in plaats van de mens. En dan opnieuw tot tweemaal toe: “Ik vind geen schuld in Hem” Johannes 19 vers 4 tot en met 6 (Joh. 19:04-06). Ook in het evangelie van Lucas staat vermeld dat Pilatus tot driemaal toe getuigt van de on­schuld van Jezus. De Rechtvaardige, de Heilige, die even heilig is als God, wordt veroordeeld. ”Voor Jezus gekruisigd wordt is er opnieuw de bevesti­ging dat Hij koning is. “Zie uw Koning”, zegt Pilatus Johannes 19 vers 14 tot en met 16 (Joh. 19:14-16).

Hij zal gekruisigd worden en sterven als de absolute Koning die heilig, rechtvaardig en schuldeloos is. “Maar om onze overtredin­gen werd Hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die  ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden” Jesaja 53 vers 5 (Jes. 53:05). En als Hij daar hangt, dan wordt Hij door de moorde­naar erkend als Koning van een Koninkrijk Lucas 23 vers 42 en 43 (Luc. 23:42-43).

Onze ‘Levensadem’ sterft…

Hij, waarvan Johannes getuigt dat Hij het leven en het licht der mensen is Johannes 1 vers 4 (Joh. 01:04), wordt door de wereld verworpen, waarvan Hij toch Koning is, en wordt door de duisternis overweldigd. “Banden van de dood hadden mij omvangen, angsten van het doden­rijk hadden mij aangegrepen, ik ondervond benauwdheid en smart” Psalm 116 vers 3 (Ps. 116:003).

Als Jezus Christus gekrui­sigd wordt, dan wordt het leven en het licht der men­sen gekruisigd. Dan wordt de ‘levensadem’ van de mens gedood. Dan sterft in wezen de hele mensheid in Hem. Klaagliederen 4 vers 20 (Klaagl. 04:20) zegt van Hem: “Onze levensadem, de gezalfde des Heren, werd.in hun valkuilen gevangen, hij van wie wij dachten: in zijn schaduw zullen wij leven onder de volken” zie ook Genesis 2 vers 7 (Gen. 02:07). De ge­zalfde des Heren die met zoveel aanbidding, enge­lenzang en profetie in de wereld gekomen was, stierf als Koning der koningen, als de Here der Heren. De eniggeboren Zoon van God, die boven alles staat, heeft recht gedaan voor de hele schep­ping. “God zelf heeft zich voorzien van een Lam ten brandoffer” Genesis 22 vers 8 (Gen. 22:08).

Alles is met Hem in de dood als Hij sterft. Drie uur lang komt er duister­nis over het land want onze levensadem – “Hij dié alles draagt door het woord van Zijn kracht” – gaat onder in de zee van de dood Matteüs 27 vers 45 (Matt. 27:45). “Te dien dage zal het ge­schieden, luidt het woord van de Here Here, dat Ik op de middag de zon zal doen schuil gaan en bij klaarlichte dag het land in het donker zal zetten. Dan zal Ik uw feesten in rouw verkeren en al uw liederen in klaagzang. Dan zal Ik rouwgewaad brengen op alle heupen en kaalheid op elk hóófd. En ik zal het maken als de rouw over een enig geborene en het einde ervan als een bittere dag” Amos 8 vers 9 en 10 (Amos 08:09-10).

Het enige en laatste offer

Hier schittert de grenzelo­ze liefde van God voor de mensen dat Hij Zijn eniggeboren Zoon voor ons gegeven heeft. Maar even­goed schittert hier de grenzeloze liefde van de Zoon die in alles aan Zijn Vader gelijk is. Hij is de lijdende knecht, maar zijn goddelijkheid is onaan­tastbaar. Hebreeën 7 vers 16 (Heb. 07:16) zegt dat Hij Lam en Hogepriester is krachtens onvernietigbaar, onver­gankelijk leven. Ogenschijnlijk is Hij een willoos slachtoffer, maar niets is minder waar. Nie­mand dan Hijzelf bepaalt de gebeurtenissen en vol­brengt zo de wil van de Vader. “Niemand ontneemt Mij het leven, maar Ik leg het uit Mijzelf af”, heeft Hij gezegd Johannes 10 vers 18 (Joh. 10:18).

Op het negende uur, dat is om drie uur in de mid­dag, is Zijn taak volbracht. Niemand anders dan Hij bepaalt dat in overeen­stemming met de wil van Zijn Vader. Het is precies het uur waarop het laatste offer van de dag in de tempel op het altaar werd gebracht, het zogenaamde avondoffer of spijsoffer.

Hij ’is het enige en laatste offer wat gebracht wordt voor de oude en de nieu­we bedeling. Hij zegt van Zichzelf: “Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank” Johannes 6 vers 14 (Joh. 06:14).

In Hem is het ‘altijdduren­de offer’ bestendig en het oude geheel vervuld. Hij gaf de geest. Jezus stierf niet op grote verzoendag, maar op de dag dat de Joden hun paaslam slacht­ten, in Hem is echter al­les volbracht. Hij is de Verzoener voor de hele schepping.

Hij brengt geen offer aan de duivel, maar er staat geschreven “dat Christus Zichzelf, door de eeuwige Geest, als een smetteloos offer aan God gebracht heeft” Hebreeën 9 vers 14 (Heb. 09:14). Het is een zaak van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest en het enige wat de duivel kan doen, is getuigen dat Hij onschul­dig is en dat Hij de Koning is. De duivel voert Hem niet in de dood, maar Hijzelf geeft Zijn geest. Niet in handen van de duivel en de dood, maar in handen van de Vader. Lucas vermeldt: “En Jezus riep met luider stem: Vader in Uw handen beveel Ik mijn Geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest” Lucas 23 vers 46 (Luc. 23:46). Zo sterft de grote Koning! En zo heeft Hij Zijn leven vrijwillig afgelegd.

En als Koning daalt Hij neer in het dodenrijk om ook daar als ‘de Gezonde­ne van de Vader’, het evangelie van het Konink­rijk Gods te prediken wat in Hem en door Hem een aan vang heeft genomen 1 Petrus 3 vers 19 (1 Petr. 03:19). Machteloos moet de duivel en de dood toezien dat Hij bij Zijn opstanding krijgsgevange­nen meevoert als buit naar Zijn Koninkrijk Matteüs 27 vers 52 en 53 en Efeze 4 vers 8 (Matt. 27:52-53; Ef. 04:08).

De nieuwe weg is geopend

Alles is volbracht. Er is rechtgedaan door onze goede God en Vader. Hij heeft de schepping gelost en de prijs betaald. Het voorhangsel in de tempel scheurt als teken van de nieuwe weg, die Hij ge­opend heeft.

“Hem, die geen zonde ge­kend heeft, heeft God voor ons tot zonde ge­maakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem” 2 Korinthe 5 vers 21 (2 Kor. 05:21).

Het jubeljaar is begonnen met het grote offer – op de allergrootste verzoen­dag – van het heilige, smetteloze Lam Gods en het zal eindigen met een schepping waarin God zal zijn alles en in allen  1 Korinthe 15 vers 28b (1 Kor. 15:28b).

Nog een slotopmerking. Het hele lijdensgebeuren is door de evangelisten niet op getekend om senti­menten en medelijden of beklag op te wekken, maar – zoals Johannes het zo treffend schrijft – opdat wij geloven, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat wij gelovende, het leven hebben in Zijn Naam’ Johannes 20 vers 31 (Joh. 20:31).

 

Geestelijke mensen door Piet Snaphaan

Ze leven in twee werelden,

in beiden tegelijk,

als nuchtere mensen

hier op aard’,

en in Gods Koninkrijk!

 

Wat lezers schrijven door redactie

“Het blad “Levend Geloof” blijft een blad wat het geloof levend houdt. De inhoud is eenvoudig en heerlijk om te lezen. Ik word er erg door bemoedigd. Juist wanneer er veel strijd is, vanwege mijn handicap, is het iedere, keer weer “Levend Geloof” wat mij bepaalt bij het Woord van God”.

(T. d. W. te Rijswijk).

“Bij deze wil ik graag mijn abonne­ment op uw blad “Levend Geloof” opzeggen. Ik heb een tijd lang de inhoud van uw blad gele­zen en heb dit ook als positief ervaren. Ik be­grijp dat uw blad een echt studieblad is en daarmee de geheimenissen van het Koninkrijk Gods wil verkondigen en ook vooral het geloof en de positie van de gelovige in Christus wil versterken, ga zo door. Voor mijzelf denk ik dat er een aantal praktische alledaagse ele­menten van het christen- zijn in ontbreken die ik direct zou kunnen toepas­sen” . (R. N. B. te Sint Pieters-Leeuw) .

“Graag zou ik mij willen abonneren op uw maandblad “Levend Geloof” . Ik vind het krachtig geestelijk eten, waardoor ik versterk word. Het bouwt mij op, het geeft je rust, vrede en blijdschap en ik vind er gerechtigheid in. De drie punten van het Ko­ninkrijk der hemelen en in dat Koninkrijk wil ik leven” .

(J. M. v. H. te Genk) .

“Mijn vurige wens is dat uw blad door­drenkt mag blijven van Gods Geest, zodat wij die het lezen zo mogen opwassen tot echte zonen Gods” .

(L. D. te Kortrijk).

 

Het teken van Gods liefde door Jan W. Companjen

“Wij prediken een gekrui­sigde Christus, voor Jo­den een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, maar voor hen, die ge­roepen zijn, Joden zowel als Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. Want het dwaze van God is/wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen” 1 Korinthe 1 vers 23 tot en met 25 (1 Kor. 01:23-25).

De openbaring van Gods liefde

In 1 Korinthiërs 1 vers 18 tot en met 25 (1 Kor. 01:18-25) wordt het teken van Gods macht omschreven. Dat teken is het kruis. Op dat kruis is de liefde Gods geopenbaard en langs die weg van Gods liefde, zal God ook steeds de wereld en alles wat daarin is, vasthouden en tot over­winning brengen. Wie tot de gemeente van Chris­tus, het lichaam van Christus, van de eindtijd wil behoren, moet dat kruis, die liefde Gods, steeds voor ogen houden. Dit wat betreft zijn eigen vragen en wensen, maar ook en vooral ten opzichte van het op de juiste wijze volbrengen van de grote eindopdracht. Die op­dracht wordt alleen maar correct en doeltreffend uit gevoerd indien zij in het teken van Gods macht, het kruis, staat. In dat teken zal de grote eind­overwinning plaats vin­den. Niet door kracht of geweld, maar door de Geest van God, die liefde is, zal het geschieden.

Met de ganse schepping Gods kijken ook wij gelo­vigen, uit naar de open­baring van de zonen Gods. Heel de schepping zucht en verlangt hier­naar en daar horen wij toch ook bij. Wel is er het grote verschil dat wij, als lichaam van Christus, er direct bij betrokken zijn. God de Vader heeft ons samen met Christus levend gemaakt Kolossenzen 2 vers 13 (Kol. 02:13 vv). Hij heeft van ons een nieuwe schepping gemaakt en door Zijn Geest tot Zijn lichaam gedoopt. Wij (Hoofd en li­chaam) trekken op dis wolkkolom Gods naar het beloofde land. Wij hebben de nieuwe mens aangedaan en die mens wordt ver­nieuwd tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper. En dit zal ge­schieden omdat daartoe alles volbracht is. Verbonden met ons Hoofd, Jezus Christus, van waar­uit het gehele lichaam, door pezen en banden on­dersteunt en samengebon­den, Zijn Goddelijke was­dom ontvangt. Laat u daarbij niet opnieuw gebo­den opleggen, maar zoek de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want wij zijn gestorven aan ons aardse leven en opgewekt tot een nieuw leven dat geborgen dé met Christus in God. Christus heeft ons een nieuwe weg geopenbaard: de wet Gods in ons hart en een zuiver geweten.

Bij het verder optrekken als ‘wolkkolom Gods’ is het noodzakelijk dat wij een juiste visie voor de eindtijd hebben. Ons niet druk maken over zijwegen, wat God met die ander, onder andere Israël, een andere gemeente of kerk, wil doen, maar terugkeren naar de weg die Christus ons geopenbaard heeft. Hij wil in de eerste plaats dat wij Hem liefhebben, met alles wat in ons is en dat wij dat juichend en jubelend belijden. Zijn Koninkrijk bestaat niet uit eten en drinken (dit moet u ook geestelijk ver­staan), maar uit recht­vaardigheid, vrede en blijdschap door de Heilige Geest.

Laten wij dan ook als he­dendaags volk van God, samen in al onze variaties, om Jericho trekken en daarbij in het geloof gaan juichen en jubelen voor dat de muur valt. De hemel kent geen grens, de mens perkt hem in en maakt hem zo dat hij hem kan overzien. Het is bij wijze van spreken een ‘gesloten boek, geworden, maar – prijs de Heer! – onze Leidsman gaat dat boek openen. Hij gaat ons de toekomst openbaren en een geopende hemel ge­ven.

De ruiter op het witte paard

Bij die opening in Open­baring 6, zien wij die stoet ruiters met rode, zwarte en vale paarden. Oorlog, honger en pest daveren over de aarde voort. Het is allemaal een angstwekkend gebeuren en het is allemaal door de mens zelf losgemaakt en veroorzaakt. Beginnende bij het paradijs en het al­lemaal overziende tot nu toe, zien wij waartoe de mens, onder inspiratie van de vorst der duister­nis, in staat is.

Maar, halleluja, bij de ope­ning van het boek zien wij dat Jezus Christus, op het witte paard, alles op sleep­touw genomen heeft. Hij heeft het roer in handen genomen. Hij heeft het leiderschap, samen met zijn lichaam, aanvaard. Hij neemt alles wat de mens in zijn razernij teweeg heeft gebracht in Zijn liefde op. Het doem doen en denken is voorbij, de mens Gods is in Zijn spoor gekomen en voert de wereld naar het doel Gods: een nieuwe hemel en een nieuwe aar­de .

U begrijpt bij dit alles toch zeer zeker wel dat het pinkstergebeuren van de gemeente van Christus in dit alles geen zijrivier­tje is. Het hoort er fundamenteel bij en is geheel naar Zijn wil. De mens is geroepen deelnemer te zijn in de uitvoering van het plan Gods. Jezus gaf het Koninkrijk Gods ge­stalte en waar Hij komt wordt het licht en breekt de dageraad aan.

De scheidsmuur is weggebroken

Zijn kruis werd hét kruis­punt in de geschiedenis van de mens. Na Zijn prijsbetaling kwam de Geest Gods terug in de mens opdat de mens Gods volkomen zou zijn. Op de Pinksterdag zag Petrus als eerste dat het oude testament, als profetie, in vervulling ging. De Scheidsmuur tussen de volken, tussen Jood en heiden, maar ook tussen meester en dienstknecht, man en vrouw, bruin, wit of zwart, werd weggebro­ken. Wij zijn een in Christus.

Petrus zei bij zijn eerste toespraak, zo heet van de naald: ‘Dit is het wat de profeet Joël gezegd heeft. Nu gaat het komen, alles wat de kaalvreter vernield heeft, wordt ver­goed en hersteld’. Dat is heel wat anders dan in evangelische kring geleerd wordt, namelijk dat de Geest is uit gestort, men weet kind van God te zijn, maar meer is er niet. De toerusting voor de ‘grote eindopdracht ontbreekt. Het tot ontplooiing komen tot zonen Gods wordt on­mogelijk geacht en gezien als een utopie, als een hersenschim. Maar Petrus zegt: Dit is het! Wij zijn van nu af aan indien wij gedoopt zijn in de Hei­lige Geest, de tempel van die Heilige Geest. De Geest die in Jezus woonde en die nu in ons woont, maakt ons tot één. Maakt ons één met de Vader om Zijn plan te volbrengen. Hij heeft beloofd dat de Trooster, de Heilige Geest, met ons zou zijn tot- het einde en dat die Geest ons zou leiden naar de volle waarheid.

Nu, in dat laatste, in die laagste fase, zitten wij. Wij zitten er midden in. Nog nooit zijn er zoveel gelovigen geweest die zoe­ken naar het eindplan Gods. De één zoekt het in lofprijzing (juichende naar de overwinning, want God hééft het gedaan). De an­der zoekt het in een steeds diepere studie van Gods Woord. (Daar geldt: kennis is macht en wij moeten krachtig en sterk in de Heer zijn). Op zich allemaal waar, maar voor het eerste is de lagere school goed, bij het laat­ste is gymnasium vereist.

De weg die verder omhoog voert

Er is echter een weg die veel verder omhoog voert en dat is de weg der lief­de. Liefde geeft gemeen­schap, het huwelijk is daar een beeld van, ge­liefden gaan in elkaar op en geven zich aan elkaar over in het vaste vertrou­wen dat die ander steeds het allerbeste met je voor heeft. Hij heeft die ander lief, zoals hij of zij zich­zelf liefheeft. Weet u wat ons het meest in de weg zit? Dat is ons machtsden­ken, de sterkste is het meest waard en het zwakkere is aan hem onderge­schikt . Maar ook, kennis is macht, de macht ligt bij diegenen die de meeste kennis hebben. Alles om ons heen is doordrongen van dit machtsdenken.

In ons tekstgedeelte zien wij de overwinning via de liefde omschreven. Er staat meteen al bij dat het de Joden een aanstoot en voor de heidenen zelfs dwaasheid is. Maar het dwaze van God en het zwakke van God is wijzer en sterker dan de mensen. Gods weg is volmaakt. De eerste christenen hadden dat begrepen. Zij hadden zuivere gewetens en waren er niet op uit machtig en sterk te zijn op wereldse wijze. Jezus wees zo’n ko­ningschap af bij de verzoeking in de woestijn en Hij werd door het volk af­gewezen omdat Hij niet voor hun aardse maar voor een hemels koninkrijk gekomen was.

Gods macht geeft vrijheid. Ons machtsdenken is er de oorzaak van dat de schepping aan de vruchteloosheid onderworpen is, het geeft doornen en dis­tels. Zijn liefde verwekt echter overal leven. Hij houdt van Zijn bruid en reeds aan Petrus vroeg Hij: ‘Petrus, hebt gij Mij lief?’ Hij vroeg het drie­maal en waarom? Omdat Hij zo graag hoorde dat Petrus Hem lief had. Hé, Petrus (en Jan, Piet, Klaas, Corrie, Maria…) zeg dat nog eens een keer, en nog eens, en nog eens.

Als voorbeeld, hoe Hij ons ons bemint, las ik eens het volgende verhaaltje: “Een rijke sjeik kan zijn vrouwen alles geven.

Geld, goederen, paleizen, enz. Hij kan haar zelfs pressen zijn bezit te zijn en hem te gehoorzamen. Maar één ding kan hij niet: haar dwingen hem lief te hebben. Werkelijke liefde geeft keus te gaan of te komen of te blijven. Door te moeten (blijven) wordt het mooiste paleis een gevangenis. In Gods paradijs, nog mooier dan een paleis, hangt de sleutel voor iedereen klaar. Men mag komen en gaan”. Tot zover dit prachtige voorbeeld van Gods liefde en vrijheid.

Toen Gods bruid weg liep moest Hij haar laten gaan, maar Zijn liefde hield niet op. Hij bleef haar bemin­nen en die liefde zal be­antwoord worden, want Hij zal het zien tot ver­zadiging toe. Het teken van de liefde Gods, het kruis, is na de bloei van, de eerste christengemeen­ten, toen in één genera­tie het Woord Gods in de toen bekende wereld be­kend werd, omgekeerd. En een omgekeerd kruis is een zwaard. Het laten vallen van de grondtekst van het Koninkrijk der Liefde: “Niet door kracht of geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden”, werd en is in wezen de zondeval van het Chris­tendom. Het kruis van Christus als liefde teken Gods moet voor ons overeind blijven staan.,

Het visioen van keizer Constantijn

Ongeveer 300 jaar na Christus kreeg keizer Constantijn de Grote, toen hij op het punt stond een grote beslissende veldslag te beginnen, een visioen. Hij zag aan de hemel een kruisteken met daar om­heen geschreven: ‘Overwin in dit teken’. Blijkens ons tekstgedeelte zou dit dus moeten geschieden via de weg van de liefde. Con­stantijn nam het kruis aan, maar draaide het om tot een zwaard en maakte er een machtsmiddel van om zijn rivaal naar de wereldmacht (Maxentius) te vernietigen..

Het bracht een grote omme­keer teweeg. Het Christen­dom werd door Constantijn erkend. Hij riep de synode van Nicéa bijeen, een concilie waarbij de hele kerk vertegenwoordigd was. Hij stelde zijn rijk onder be­scherming van de God van de christenen, gaf de bis­schoppen privileges, vrij­stelling van belastingen en erkenning tot recht­spraak. Zijn wereldse macht werd aan de kerk overgedragen. De mens, de gelovige mens, viel terug in het oude, oerheiden zijn van de macht van de sterkste. Constantijn wordt dan ook in de beel­dende kunst afgebeeld als de keizer met in de ene hand het gevest van het zwaard en in de andere hand (rechts) een lans met labarum. Een vaandel van het Romeinse leger met kruis en Christusmo­nogram.

Tot op de dag van van­daag ziet de mens nog steeds (veel c.q. veel te veel) door de bril van Constantijn. God is macht, Hij is iets groots, iets sterks en machtigs. Hoe meer Hij kan, hoe groter Hij is. Dat heeft Constantijn ook gedacht en zo’n God wilde hij eren en die­nen. Macht en nog eens macht en die van Hem zijn krijgen die macht. Maar onze God is één, enkel liefde. Vanuit die liefde is Hij krachtig en machtig en wijzer dan de mensen. De opdracht aan de mens was: Ga lijken op de God die liefde is en die zich in Christus heeft geopen­baard. Het werd: de mens wil aan God gelijk zijn, die macht is. Hij wil heer­sen en heerschappij voeren over datgene wat zwakker is, zowel naar lichaam als geest. Dit gegeven zit er na eeuwen kerkelijke heer­schappij in gebakken en op die wijze wordt de we­reld beheerst. Efeziërs 6 vers 12 (Ef. 06:12) spreekt in dit verband over de ‘wereld- beheersers dezer duister­nis’. Hoe meer macht, hoe v meer mens, en zo hebben wij ons góden gemaakt naar ons beeld. De meest machtige moet ons be­schermen en behoeden.

De omvorming naar het beeld van Jezus

Jezus kwam om ons een nieuwe weg te wijzen. De eerste christenen hebben dat goed begrepen. En wij? Wij zullen ook weer dit licht gaan zien, want de sluier zal worden weg­genomen en wij worden omgevormd naar het beeld van Christus 2 Korinthe 3 vers 14 tot en met 18 (2 Kor. 03:14-18). Wij worden door Zijn Geest mensen zoals God „dat bij de schepping be­doeld heeft. Alles zit er al op en aan en Hij heeft, om tot dat doel te komen, alles volbracht. Voor alles staat vast dat God liefde is en dat Hij door die liefde heen alles zal vol­brengen.

Jezus zit aan de rechter­hand van de Vader en Hij zal Zijn gemeente onberispelijk bouwen. Laten wij ons dan uitstrekken naar dat goede en volmaakte wat komende is. De schep­ping zucht niet naar Christelijke beschaving, maar ziet uit naar mensen waarin de God der liefde te erkennen is. Geen le­ken of andere discriminerende namen, maar wij zijn door God geleerde mensen die (samen) op weg zijn om het beeld van Christus te openbaren.

Want Hij is de blauwdruk Gods zoals Hij zich de mens gedacht heeft.

 

Intermezzo ons vermogen door Gerry Velema

Opgetogen kwamen ze thuis. Nu moest mamma toch eens horen. Je kon in de cadeauwinkel van het dorp een indianen-pakket kopen voor maar vijf gulden. Een pijl en boog, een pijlkoker, een mes, een hoofdtooi, te veel om waar te zijn! Zo’n koopje zou mamma laten gaan? Samen met een vriendje, die al de gelukkige bezitter ‘van een dergelijk voordeelpakket was, stonden ze bij me. Het ene argument na het andere werd over me heen gegooid. Maar ik zag het allemaal nog niet zo zitten. Tot het vriendje, de wanhoop van m’n zoontjes proevend, nog een argument probeerde:     “En u krijgt er natuurlijk ook nog zegels bij, die u kunt sparen… en daarvoor krijgt u dan weer geld!”

Dat was het! Ik had nog een stapel zegels liggen die nog in geplakt moesten worden. Als de jongens dat in orde wilden maken, hadden ze misschien net genoeg voor een pakket, dat ze dan maar samen moesten delen. Na het nodige geplak, ging het drietal op weg, met de volle spaarkaarten.

Maar daar blijkt de prijs net vijf en zeventig cent hoger te zijn. Sneu kwamen ze bij mé terug. Vijf gulden was net te weinig- voor dat mooie indianen-pakket. Ze konden het net niet kopen, tenzij… tenzij mamma. .., nou ja, dat wou mamma nog wel doen. Samen kregen we het pakket binnen ons bereik en de jongens hebben er dagen mee gespeeld.

Hoe vaak komen wij niet net tekort of soms heel veel tekort! Aan geloof, of aan wilskracht. Aan volharding of aan zekerheid en moed. Toch wil onze Vader dat we aan niets tekort hebben. Hij wil zo graag bijspringen. Hij gaf Jezus, Zijn Zoon, als leidsman en voleinder van ons geloof en met Hem gaf Hij ons alles.

Net als de meeste kinderen, krijgen ook wij van onze Vader een deel van ons vermogen. Noem het zakgeld, net als de volle spaarkaarten van de jongens. Dat krijgt ieder mens. Je eigen wil om te kiezen, je leven in te richten zoals je dat zelf wilt. Ieder mens krijgt talenten, die je naar eigen inzichten zo goed mogelijk mag gaan besteden, investeren in dit leven. Totdat blijkt, dat je net tekort komt! Net als mijn jongens met hun indianen-pakket merken we, vaak bij herhaling, dat we toch net niet genoeg hebben om zo te leven als we eigenlijk wel zouden willen.

Weet je wat nu zo mooi van God is? Hij spreekt niet over ‘een beetje zakgeld voor jou’ en de rest is allemaal van Mij. In de gelijkenis van de verloren zoon spreekt de Vader van ‘ons vermogen’, met de nadruk op ons.

Of over: “Al het mijne is immers het uwe”. Zo’n Vader is God. Het is een goede zaak, als je ‘eigen zakgeld’ weer terugbrengt in het familiekapitaal van God. Je tijd om te leven, je vrije wil weer onderwerpt aan die van je Vader. Je talenten weer in dienst zet van Zijn Rijk. Wie zichzelf zo teruggeeft aan zijn Vader, wordt beslist niet armer, maar alleen veel rijker. Rijk in de erfenis van God. Dan komen we niet net iets tekort, want wat we alleen niet kunnen, zal samen met Zijn Grote Rijkdom vast lukken!

 

Het merkteken van het beest door Evert van de Kamp

“En het maakt, dat aan allen, de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen en de slaven, een merkteken gegeven wordt op hun rechterhand of op hun voorhoofd, en dat nie­mand kan kopen of ver­kopen, dan wie het merk­teken, de naam van het beest, of het getal van zijn naam heeft” Openbaring 13 vers 16 en 17 (Openb. 13:16-17).

In Openbaring 13 vers 11 tot en met 18 (Openb. 13:11-18) is sprake van het beest uit de aar­de, de antichrist. Hij is de mond van de duivel die spreekt door het beest uit de afgrond, de wetteloze mens 2 Thessalonicenzen 2 vers 3 (2 Thess. 02:03). Ontelbaren ontvangen van hem zijn merkteken op rechterhand of voorhoofd. Wie dat merkteken, de naam van het beest of het getal van zijn naam niet bezit, zal niet meer, kunnen kopen of verkopen.

In de film ‘Als een dief in de nacht’ wordt een impe­rium, een wereldregering, getekend waar iedereen een registratienummer moet hebben. Anders is hij een vijand van het ‘systeem’ en wordt buiten spel gezet, uit de maat­schappij gestoten. Hij kan niets meer kopen of ver­kopen. Over deze materie zijn al verschillende boek­jes verschenen, die on­dermeer weten te vertel­len dat de streepjescodes op allerlei handelsartikelen een voorbode zijn van een iets als het merkteken van het beest.

Deze en andere zienswijzen zijn allemaal verklaringen in de natuurlijke, mense­lijke sfeer die slechts angstaanjagende beelden oproepen. De Bijbel – Gods woord dus – is een geestelijk boek, alleen te verstaan door mensen die hebben leren lezen met geestelijke ogen en zijn gaan luisteren met geeste­lijke oren. Wie zulke oren heeft, hoort wat de Geest tot de gemeenten zegt, roept de apostel Johannes ons toe.

Wat is het merkteken van het beest?

Dat teken is geen registra­tienummer, identiteitskaart, een bepaalde pas, een computer code of iets der­gelijks. Het is een geeste­lijk, zo u wilt een ongeestelijk, teken. Het is het teken van de wetteloze, de absolute wetteloosheid. Het is het teken van de mens der zonde. Deze mens is een beelddrager van de ‘ antichrist en is of wordt als zodanig in de tijd dui­delijk herkenbaar.

Over dit merkteken van het beest dat in de eind­tijd op het voorhoofd of op de rechterhand van de mens komt, lezen we in Openbaring 13 vers 16 en 17 en Openbaring 14 vers 9 en Openbaring 17 vers 5 en Openbaring 20 vers 4  (Openb. 13:16-17; Openb. 14:09; Openb. 17:05; en Openb. 20:04; Openb. 14:09; Openb. 17;05 en Openb. 20:04). Het betekent dat het totale denken (het voorhoofd) en handelen (de hand) regelrecht on­der invloed van het rijk der duisternis staan.

Deze mens wordt volkomen in bezit genomen door de geest der dwaling. Die geest probeert als een en­gel des lichts heel subtiel of soms met bruut geweld de gemeente van Christus binnen te dringen.

De Bijbel spreekt van het getal van de mens: 666. Dit getal omvat de onzichtbare, geestelijke en de zichtbare, natuurlijke we­reld. Met beiden krijgen wij steeds te maken. Want de mens wordt of is totaal slaaf van de ongerechtigheid, of volgt meer en meer het Lam.

Het niet meer kunnen ko­pen of verkopen betekent voor de christen dat hij niet meer mee kan doen met steeds meer dingen en zaken zonder met de zon­de in aanraking te korden.

In onze tijd noemt men het kwade goed en het goede al te gemakkelijk kwaad Jesaja 5 vers 20 (Jes. 05:20). Daarom moet hij het getal van het beest berekenen. En dat heeft God mogelijk ge­maakt. De Heer waar­schuwt niet alleen ernstig het teken van het beest niet te aanvaarden Openbaring 14 vers 9 tot en met 12 (Openb. 14:09-12), maar biedt ons in de allereerste plaats zijn teken van absolute bescherming aan, de Geestesdoop, die een totaal om­vattend vernieuwend geestelijk denken op gang wil brengen Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02).

De tegenhanger van het merkteken

Als tegenhanger van het merkteken van satan gaf God al eerder Zijn teken van het Nieuwe Verbond. Dit is het zegel van de levende God Openbaring 7 vers 2 en 3 (Openb. 07:02-03), de doop met de Heilige Geest. Het teken van het beest is daarvan een gruwelijke imitatie.

De Heer Jezus zelf is de eerste geweest die deze verzegeling van de Vader ontving. In Lucas 3 vers 21 en 22 (Luc. 03:21-22)lezen wij van Gods voorbeeld voor alle mensen en alle tijden, het aanbod van de volheid van zijn Geest, om bij het einde der tijden staande te kunnen blijven en de duivel te kunnen overwin­nen. We lezen daar: “En het geschiedde, terwijl al het volk gedoopt werd, dat, toen ook Jezus ge­doopt werd en in gebed was, de hemel zich opende, en de Heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem neerdaalde, en dat er een stem kwam uit de hemel: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde, in U heb Ik mijn welbehagen”.

Hoe belangrijk de doop met de Heilige Geest is, blijkt meer dan duidelijk uit de volgende aanhalin­gen: Openbaring 7 vers 3; Openbaring 9 vers 4; Openbaring 14 vers 1 en Openbaring 22 vers 4. (Openb. 07:03; Openb. 09:04; Openb. 14:01; Openb. 22:04) De Bijbel spreekt onmiskenbaar hel­der over onze redding door het bad der weder­geboorte en der vernieu­wing door de Heilige Geest, die God rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland Titus 3 vers 6 en 7 (Titus 03:06-07), Niemand kan er omheen dat Jezus Christus de Doper is met de Heilige Geest. Christus doopt nog dagelijks velen met de onmisbare Geest van God. Veel christenen menen het (nog) zonder die verzegeling van God te kunnen stellen. Eigen­lijk onbegrijpelijk omdat God in zijn Woord over deze ervaring zo duidelijk is. Maar ook omdat de Geestesdoop ons denken totaal vernieuwt, zodat we met deze verzegeling ons werkelijk kunnen me­ten met de verzegeling door het merkteken van het beest op hand of voorhoofd.

Anderzijds is de onwetend­heid van deze fundamente­le zaken (nog) heel groot. De tijd van de verzegeling met Gods Geest is echter nog niet afgesloten Openbaring 7 vers 3 (Openb. 07:03). Een ieder die de Heer Jezus lief heeft, mag en kan deze doop van Hem ontvangen. De Heer zelf nodigt daar­toe uit. De enige voor­waarde is te geloven dat Jezus de Doper is met de Heilige Geest.

Jezus is de doper met de Heilige Geest “Bidt en u zal gegeven worden”, is de belofte Lucas 11 vers 13 (Luc. 11:13). En in Han­delingen 2 vers 17 (Hand. 02:17) wordt de Joëls belofte her­haald : “En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees”. Ik geloof daar ten volle in. De late regen valt en de komst des He­ren is nabij Jacobus 5 vers 7 en 8 (Jak. 05:07-08).

Heel de wereld moet het nu weten: Jezus Christus is de doper met de Heilige Geest. Satan drukt dag in dag- uit zijn vals merkteken op de tienduizenden. Daarom willen wij luidkeels in de zienlijke en de onzienlijke wereld de Naam des Heren uitroepen over al wat leeft. Het is de Heer zelf die roept: “Wordt vervuld met de Geest!” Efeze 5 vers 19 (Ef. 05:19).

Kopen en verkopen; Wat houdt het in?

Wij begrijpen nu wel wat het betekent niet meer te kunnen kopen of verkopen. Het houdt niet in dat wij geen brood of suiker zou­den kunnen krijgen in de supermarkt, tenzij wij het merkteken op onze rech­terhand tonen. Nee, de ware christen kan en wil niet meer meedoen aan tal van zaken in het maatschappelijke, politieke en culturele leven. Het door de Heilige Geest vernieuw­de denken wijst daarin steeds meer de weg. Ik geef een paar recente voorbeelden uit de zien­lijke en onzienlijke wereld . . . hoe alles in beweging is.

Voor mij ligt een folder: ‘Touch for Health’ (‘Aan­raken voor gezondheid’). Deze beweging organiseert cursussen voor een occulte wijze van genezen voor onder andere onderwijs­gevenden.’ Schooladvies- diensten en bepaalde (ook christelijke) scholen spo­ren de leerkrachten aan hieraan deel te nemen. Er zijn scholen waar leerlin­gen met bepaalde moeilijk­heden een meer of minder occulte begeleiding krij­gen.

Een ander chapiter zijn de media. Ze zitten vol occulte zaken of besmettin­gen. Het occulte is in. Er is veel vraag naar. Al­tijd goed voor de kijkcij­fers. Daarom zijn er veel opzettelijk gerichte occulte ’uitzendingen. Al jaren­lang wemelen verschillende kinderprogramma’s er van. De knoppen van radio en tv moeten steeds vaker worden omgedraaid.

Ook in de literatuur is het paranormale enorm in trek. Het levert vele bestsellers op. Het begint al met de kinderboeken. Het kinderboek ‘De Inwijding’ van de schrijfster Margaret Mahy is er een schoolvoorbeeld van. Het werd in ‘Trouw’ jubelend besproken en warm aan­bevolen voor kinderen van ongeveer 12 a 13 jaar. Het boekje staat bol van allerlei paranormale ge­beurtenissen. Het viel mij op dat er in de krant weinig tegenreacties zijn gekomen. Toch reageerde een ouder: “De Bijbel zegt dat deze dingen (de paranormale gebeurtenis­sen) de Heer een gruwel zijn Deuteronomium 18 vers 9 tot en met 15 (Deut. 18:09-15). En voor zover onze kinderen niet in staat zijn zichzelf te beschermen, laten wij het dan doen. En dat kan door boeken als ‘De In­wijding’ niet te propage­ren aan onze kinderen”.

Enige tijd geleden werd ik geconfronteerd met één van de kindertijd­schriften van de uitgever Malmberg, vaak mede ver­spreid door scholen. Er was een volledige hand­leiding in opgenomen hoe je het best bepaalde occulte spelletjes kon gaan doen.

Zo zullen zich steeds meer zaken voordoen, op elk terrein, waaraan een christen niet (meer) mee kan doen. Soms is dat heel moeilijk. Wat doe je als je baas je verplicht deel te nemen aan een cursus waarvan je weet dat die regelrecht in strijd is met het Woord van God? Of als je aan sensitivity training mee moet doen, wat onder an­dere in het zakenleven nog al eens voorkomt.

Een occulte kerk kun je achter je laten, de bioskoop en het theater kun je voorbij lopen, maar er zijn moeilijker situaties denkbaar. Dus, dan maar niet meer ‘kopen en ver­kopen’.

Hoe staan wij tegenover politieke partijen die kie­zen voor het compromis in strijd met het wezen van onze Heer? En ook op het gebied van de bijbel­uitleg is er veel ’te koop’ wat niet goed is. Zo ge­makkelijk wordt er iets omgebogen, iets afgedaan van de heerlijke boodschap van het Koninkrijk der hemelen. De letter wint het nog dikwijls van de Geest. De goede raad van de apostel Paulus aan zijn volgeling Timotheüs: “Zie toe op uzelf en op de leer”, is bepaald nog niet overbodig 1 Timoteüs 4 vers 16 (1 Tim. 04:16).

Bereken het getal van het beest

In vers 11 van Openbaring 14 (Openb. 14:11)wordt gesproken over het merkteken van de naam van het beest. Het is de geest der dwaling van de antichrist, van de wetteloosheid. We zien dat overal om ons heen. Vooral allerlei invloeden uit het oosten spelen daarin- een grote rol.. In de jaren, zes­tig maakte ik eens een bidstond mee waarin de Heer door een beeld ons er op wees dat dit zou komen. Toen waren wij daar eigenlijk heel ver­baasd over. Nu worden wij er door overspeeld. Wie echter verzegeld is met de Heilige Geest hoeft daar niet bang voor te zijn. In Openbaring 9 vers 4 (Openb. 09:04)staat duidelijk dat de verzegelden van Gods­wege geen schade mag worden aangedaan. De in­nerlijke mens wordt bewaard. Dat betekent na­tuurlijk niet dat een christen of de gemeente van Christus het met de waakzaamheid op een ak­koordje kan gooien of geen tegenstand of ver­volging zal ondervinden. Dat allerminst. Wij worden juist aangesproken’ het getal van het beest te berekenen. Daar is wijs­heid en verstand voor no­dig, geestelijk inzicht en kennis.

We moeten oppassen voor kreten als ‘de paus is de antichrist’ (de Statenvertalers hebben dat gedaan) en voor het maken van cijfermatige berekeningen. Nee, het bijbehorende ge­tal 666 moet verklaard worden. We zagen dat het beest uit de onzienlijke wereld komt en dat het getal van het beest dat van de mens is. Er komt een absolute scheiding. De wetteloze mens zal rechtstreeks paranormaal contact hebben met de geest van de afgrond. Dit proces is volop in werking. Daarop moeten wij letten, op elke tendens in die richting. Dit is de grote lijn, de ontwikke­ling in de eindtijd. Hier zet de duivel alles op al­les.

Daartegenover staat de mens Gods in Christus. De geest van die mens staat in directe gemeen­schap met de Heilige Geest. Gods Geest maakt die mens tot een volkomen heilige tempel waarin God woont. Het getal berekenen is waakzaam zijn, want satan probeert zich in die tempel Gods te zetten, om aan zich te laten zien, dat hij een God is 2 Thessalonicenzen 2 vers 4 (2 Thess. 02:04).

Dit weten wij: “Het Lam overwint, want Hij is de Heer der heren en de Koning der koningen en zij, die met Hem zijn, de geroepenen, de uitverkorenen en gelovigen” Openbaring 17 vers 14 (Openb. 17:14) .

 

 

 

1988.02 nr. 289

Levend geloof 1988.02

De volledige kennis van Gods wil door Gert Jan Doornink

“Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van Zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op de wassen in de rechte kennis van God” Kolossenzen 1 vers 9 en 10 (Kol. 01:09-10).

Wie wil de wil van God doen?

In een oud lied komen de woorden voor:

“In het doen van Gods wil ligt mijn kracht,

Hem te volgen bij tegenspoed en nacht!

Ja, ‘k wil gaan, waar zijn Geest mijn schreên geleidt…”

Nu kun je zo’n lied gemakkelijker zingen dan praktisch beleven. Want we weten dat het te allen tijde doen van de wil van God (zowel in de grote als in de kleine dingen) vaak niet gemakkelijk is en dat we nog wel eens falen…

Toch is het Gods bedoeling dat we zó volledig om gevormd worden naar het beeld van Christus, dat we zó één met Hem worden, dat we echt voor de volle 100% instrumenten in Zijn hand zijn. En laten we dit ook nooit vergeten: God vraagt nooit iets onmogelijks van ons. Als Hij iets van ons vraagt, dan ..geeft Hij ook de mogelijkheden om het waar te kunnen maken.

Laten we eens onder ogen zien welke mogelijkheden God ons geeft om Zijn wil te doen. In de eerste plaats zullen we ons altijd weer moeten realiseren dat we overgeplaatst zijn vanuit het rijk der duisternis in het Koninkrijk van Jezus Christus. Iemand die niet behoort tot dat Koninkrijk, kan ook niet Gods wil doen. Dan kunnen we wel proberen goed te leven, ieder het zijne te geven, enz., maar we staan buiten de werkelijkheid van de beleving van het nieuwe leven in Christus. Toch denk ik dat we ons vaak nog onvoldoende realiseren wat deze over gang (dit over gebracht zijn, Kolossenzen 1 vers 13 (Kol. 01:13), inhoudt. Deze overgang is namelijk zo radicaal en totaal dat alle andere ‘overgangen’, die er in ons leven plaats vinden, daarbij in het niet vallen.

Scheiding in de geestelijke wereld

Wat gebeurt er namelijk als we overgebracht worden in Gods Koninkrijk? Dan maken we scheiding in de geestelijke wereld. We gaan ontdekken wat licht is en wat duisternis is; wat dood is en wat leven is. Vóór die tijd waren we ons dat niet bewust. Leest u maar eens wat Paulus daarover schrijft in zijn brief aan de Efeziërs in het tweede hoofdstuk vers 1 tot 10 (Ef. 02:01-10). Duidelijk laat Paulus ons hier zien hoe ons vroegere leven beheerst werd door ‘de overste van de macht der lucht’, dezelfde geest die thans nog werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid, dus in allen die het nieuwe leven in Christus niet kennen.

Iedere zonde, iedere daad van ongehoorzaamheid, iedere verkeerde handeling, heeft dus een geestelijke achtergrond. Een verkeerde geest is de inspirator. De duivel is nog de overste van deze wereld en heeft als het ware een netwerk van alle mogelijke trawanten over deze aardbol gespannen om de mensen op de verkeerde wijze te beïnvloeden. Dat is de tragedie van het leven op aarde jen Het -zou nog veel erger zijn, als God er niet was en als Zijn Zoon niet was gekomen om de duivel te ontmaskeren en te overwinnen. Want dat is het geweldige van de boodschap van het evangelie: Geen mens hoeft onder de invloedssfeer van de duivel te blijven. Het evangelie is er voor alle mensen Titus 2 vers 11 (Titus 02:11). Ieder mens kan verlost, hersteld., vernieuwd en veranderd worden door geloof en aanvaarding van Jezus Christus!

Daarna mag hij het zeker weten: Ik ben verlost; mijn zonden zijn vergeven; het nieuwe leven is gekomen Kolossenzen 1 vers 13 (Kol. 01:13). Wij behoren dan tot het ‘Koninkrijk van Jezus Christus’. Dat is onze thuisbasis, van daaruit gaan wij ‘handelen en wandelen’, gaan we geestelijk strijden en overwinnen. Want nu behoren we verder te functioneren in het plan van God. Niet voor een klein beetje, maar geheel en al. Laat dit ons gebed zijn: ‘Heer, ik wil ten volle in Uw plan functioneren; Heer, ik wil graag een instrument in Uw Hand zijn, Heer, ik wil zo graag door U gebruikt worden om anderen te bevrijden uit satans macht, om ze te brengen vanuit de duisternis in het licht. Heer, ik dank U dat U dat bewerken zult door Uw Woord en Geest’!

Adviezen van de apostel Paulus

Als wij zo op oprechte wijze de Heer willen dienen, vindt er als het ware automatisch een geestelijke groei plaats, die veroorzaakt dat onze wil hoe langer hoe meer een eenheid gaat vormen met de wil van God en daardoor zijn we hoe langer hoe meer bruikbaar in Zijn dienst. Wat dat betreft kunnen we veel leren van wat de apostel Paulus schrijft aan de Kolossenzen. Hij begint met een dankgebed! De apostel had gehoord’ van het geloof en de liefde van de gemeenteleden. Het is duidelijk dat de gemeente te Kolosse een ‘levende gemeente’ was. Dat was echter niet zomaar uit de lucht komen vallen. Wat was er aan voorafgegaan? De prediking der waarheid! Kolossenzen 1 vers 5  (Kol. 01:05). Paulus was daar heel secuur in. Hij schakelde beslist niet alle evangelieprediking over één kam. Lees maar eens wat hij daarover aan ‘de Galaten schrijft in Galaten 1 vers 6 tot en met 9 (Gal. 01:06-09). In onze dagen is er een tendens  ontstaan om toch vooral één te zijn met alle anderen die ook geloven. Laten we in dit opzicht voorzichtig zijn.

Natuurlijk kunnen we allen die wedergeboren zijn erkennen en liefhebben als medebroeders en -zusters in Christus, maar als de Heer ons de ogen geopend heeft voor ‘het meerdere’ zijn wij er verantwoordelijk voor dat wij dit niet onder stoelen of banken steken. Het gaat om hetzelfde evangelie wat Jezus bracht en de apostelen: het volle evangelie, het evangelie van het geestelijk Koninkrijk. Dat is het evangelie zoals God dat bedoeld heeft en de mens werkelijk volkomen bevrijd uit de macht van satan en omvormt naar het beeld van Jezus.

Om dit ‘evangelie der waarheid’ ten volle te kunnen beleven en uit te / dragen is het allereerst noodzakelijk dat wij vervuld worden met de rechte kennis van  Gods wil Kolossenzen 1 vers 9b (Kol. 01:09b). Er zijn drie Nederlandse vertalingen die spreken zelfs van de volledige kennis van Gods wil. Zo lezen wij in de Petrus Canisiusvertaling: “… dat gij, in het bezit van allerlei wijsheid en geestelijk inzicht, tot de volledige kennis van Zijn wil moogt geraken”. Wijsheid en geestelijk inzicht, waar komen die weg, waar halen we die vandaan? U begrijpt het al wel: wie de wil van God wil doen, kan dat onmogelijk zonder de dagelijkse vervulling met de Heilige Geest.

Gods wil doen heeft positieve gevolgen

Wat zijn de mogelijkheden en gevolgen van het vervuld zijn met de volledige kennis van Gods wil? Paulus omschrijft het als volgt: “… om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God” Kolossenzen 1 vers 10 (Kol. 01:10). Ons geloofsleven gaat zich dus op een gezonde en positieve wijze ontwikkelen. Laten we de woorden van Paulus nog eens op een rijtje zetten: Wij wandelen waardig de Here. De Bijbel spreekt heel vaak over een-reine en onberispelijke wandel. De Leidse vertaling formuleert het zo: “… waardoor gij u gedraagt de Here waardig”. De eindtijdgemeente zal uiteindelijk een gemeente worden “zonder vlek of rimpel, heilig en onbesmet” Efeze 5 vers 27 (Ef. 05:27). De duivel krijgt geen kans meer, op welke wijze dan ook, te infiltreren.

Wij behagen Hem in alles. Dit heeft te maken met ons geloof. Is ons geloof een levend, functionerend geloof, want zonder geloof is het onmogelijk God welgevallig- te zijn Hebreeën 11 vers 6a (Heb. 11:6a).

Wij dragen vrucht in alle goed werk. “Vruchtbaar zijn in alle goede werken”, zegt een andere vertaling. Dit heeft dus te maken met ons getuige zijn in deze wereld. Jezus sprak: “Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht” Johannes 15 vers 5 (Joh. 15:05).

Wij wassen op in de rechte kennis van God. Hoe meer wij de wil van God doen, hoe meer wij geestelijk groeien en gaan beleven dat de wil van God ‘het goede, welgevallige en volkomene’ is Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02).

Een waarachtig kind van God heeft het verlangen in zich de wil van God te doen, één te worden met Zijn wil. Daarbij is onze eigen wil niet uit geschakeld, zoals wel eens geleerd wordt, maar op de juiste wijze ingeschakeld. Er ontstaat een hechte éénheid tussen Gods wil en onze wil, waar de duivel geen speld tussen meer kan krijgen. En dan die positieve gevolgen die wij zoéven bespraken. Paulus vult dit nog aan met de woorden: “Zo wordt gij met alle kracht bekrachtigd naar de macht zijner heerlijkheid tot alle volharding en geduld, en dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid heeft voor het erfdeel der heiligen in het licht” Kolossenzen 1 vers 11 en 12 (Kol. 01:11-12). ‘Volharding’ en ‘geduld’ hebben we nodig. Het gaat niet altijd van een leien dakje. Alleen wie volhardt tot het’ einde zal het einddoel bereiken Matteüs 24 vers 13 (Matt. 24:13)., Maar de beloften die God eraan verbindt zijn dan ook onvoorstelbaar heerlijk:

  1. Wij worden bekrachtigd naar de macht zijner heerlijkheid. Hij is onze sterkte en de kracht van Zijn Geest doet ons overwinnen.
  2. Wij zijn toebereid voor het erfdeel der heiligen in het licht. Een ‘voorschot’ van deze heerlijkheid is nu reeds in ons. Daardoor stralen we, Zijn heerlijkheid uit en kunnen wij de volheid van Christus tot openbaring brengen.

Het vol zijn van de volledige kennis van de wil van God is dus niet zomaar iets, wat er ook bij hoort, maar is een hoofdvoorwaarde om te kunnen functioneren in het plan van God. En de Heer helpt ons dat het tot realisatie gaat komen in ons leven, want ook in dit opzicht zijn de woorden van Paulus in Filippenzen 1 vers 6 (Filip. 01:06) waar, namelijk dat Hij die in ons een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus.

 

¿Kennen wij God als Vader? door Evert van de Kamp

“Hij zal tot Mij zeggen: Gij zijt mijn Vader, mijn God en de rots van mijn heil” (Psalm 89 vers 27 (Ps. 089:027).

Jaren geleden meende een predikant een stel serieuze onderwijsmensen ernstig te moeten waarschuwen tegen een lichtvaardig ge­bruik van de Vadernaam van God. Hij was de me­ning toegedaan dat je te­genover de leerlingen in het onderwijs uiterst voor­zichtig met de naam ‘Va­der’ moest omgaan. Immers niemand kon toch zo maar zeggen: ‘mijn Vader, mijn God’. Evenals de Joden in Jezus’ dagen vond hij dat ongepast. Het was bepaald geen stimulans om God als Vader te leren kennen.

Na het optreden en heen­gaan van de apostelen is het accent op ‘God is on­ze Vader’ al spoedig min­der en minder geworden. Ook na de reformatie zijn er maar weinig gelovigen gefeest die God welbe­wust ‘Vader’ hebben ge­noemd. En dat terwijl het nu juist de bediening van Jezus was Zichzelf en ons God te leren kennen als Vader. Jezus spreekt altijd over: ‘onze Vader’.

 

Jezus doet de Vader kennen

Johannes getuigde: “Nie­mand heeft ooit God ge­zien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen” Johannes 1 vers 18 (Joh. 01:18).

Iemand vertaalde dat eens met het moderne woord,: “Hij heeft Hem geïntroduceerd”. Christus introdu­ceerde God, de Elohim (de Hoogste), als zijn Vader.

Al heel jong leerde Jezus zijn hemelse Vader als Va­der kennen. Twaalf jaar oud antwoordt Hij Jozef en Maria en een horde ‘schriftkenners’: “Wist gij niet dat Ik bezig moet zijn met de dingen des Va­ders?” Lucas 2 vers 50 (Luc. 02:50). En zij begrepen het woord niet, dat Hij tot hen sprak, staat erbij.

Jezus ontdekte dat God zijn Vader was. Dat wilde Hij de mensen voortaan vertellen en laten zien door zijn leven Johannes 6 vers 57 (Joh. 06:57). Hij ontdekte dat de pro­feet Jesaja in hoofdstuk 50 van Hem schreef: “De Here, Here heeft Mij als leerling leren spreken, om met het Woord de moe­de te kunnen ondersteu­nen. Hij wekt elke mor­gen, Hij wekt Mij het oor, opdat Ik hore, zoals leer­lingen doen”.

In Psalm 89 vers 27 (Ps. 089:027) wordt profetisch over de Heer gezegd: “Hij zal tot Mij  zeggen (Avi ata): Gij zijt mijn Vader, mijn God en de rots Van mijn heil”. In het ‘Hebreeuws komt dit ‘mijn Vader’ (Avi) maar één keer voor. Ech­ter vele keren in het Grieks van het Nieuwe Testament.

Toen Jezus het in absolu­te zin wist: Ik ben de Messias en God is mijn Vader, was dat woord ‘Vader’ niet meer uit zijn leven weg te denken. Hij sprak: “Ik en de Vader zijn één” Johannes 10 vers 30 (Joh. 10:30).

Die naam heeft Jezus ver­heerlijkt en geheiligd tot het einddoel, de volledige verlossing van de mens­heid was bereikt. Chris­tus heeft zich volkomen met de Vader geïdentifi­ceerd. Hij openbaarde de Vader volmaakt en dat kostte Hem zijn leven. Dat Jezus zich met God gelijkstelde, accepteerde men niet. Aan het kruis zo één! Johannes 5 vers 17 en 18 (Joh. 05:17-18).

Het is diep ontroerend de levende relatie te zien en mee te beleven die er tussen Jezus en de Vader is. De evangeliën‘ zijn daar vol van. Vooral het lezen van het -evangelie van Johannes is een open­baring. Door algehele toe­wijding en gehoorzaamheid is Jezus voor ons het vol­komen beeld van de Vader geworden. Hij had en heeft een diep verlangen dat wij God net zoals Hij als onze Vader (Avinu) leren kennen. Ook dat wil het volle evangelie ons leren.

Het kennen van onze Vader

Onlangs hoorde ik een echt heel fijne christen zeggen: “Ik heb pas de laatste jaren God helemaal echt als mijn Vader leren kennen’. Deze uitspraak raakte mij wel. Veel Christenen blijken inder­daad God niet werkelijk als Vader te kennen. Zo met Hem te leven. Zonder achterdocht, zonder restricties in een echte Vader-Zoon relatie, zoals Jezus ons dat met zijn Vader toont. Jezus toont ons het volmaakte Vader­beeld met de bedoeling dat wij hetzelfde Vader­beeld zullen hebben en dat de wereld zullen to­nen.

Van Hem komt het onge­schonden Vaderbeeld naar ons toe. Hij heeft het uitgeschilderd met zijn le­ven. Een schitterende il­lustratie daarvan is de prachtige gelijkenis van de ontfermende en barmhartige Vader voor Zijn beide zonen in Lucas 15. Het is geweldig dat wij voluit worden uitgenodigd dat beeld, en geen ander, te dragen. Paulus zegt in 2 Korinthiërs 6 vers 18 (2 Kor. 06:18): “Ik zal u tot Vader zijn en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn”.

Wie mogen het beeld van de Vader dragen?

Wie mogen nu het beeld van de Vader dragen en wie mogen ‘Vader’ zeggen? Het antwoord is eenvoudig: Een ieder die dat van Je­zus wil leren. Hij is de enige die ons de Vader­naam kan leren uit spreken. Omdat niemand de Vader kent dan de Zoon. Letter­lijk staat er in Matthéüs 11 vers 27 (Matt. 11:27): “Niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil open­baren”. In de grondtekst staat eigenlijk het woord­je ‘precies’ er nog bij. Dat is heel mooi en nog duidelijker. Alle dingen zijn Jezus door de Vader in handen gegeven, zegt de Willibrord vertaling.

Jezus is de enige die ons de Vader werkelijk kan leren kennen. Johannes

14 vers 6 (Joh. 14:06)zegt: “Niemand komt tot de Vader dan. door Mij”-. Hij is de weg en door één Geest hebben wij de toegang tot de Va­der Efeze 2 vers 18 (Ef. 02:18).

Het verminkte Vaderbeeld

Hoewel de weg duidelijk is, hebben velen toch veel moeite om tot het Vaderbeeld van Jezus te komen. In het natuurlijke leven kreeg menigeen een volstrekt negatief vader­beeld mee. Hoe zou je ook een goed vaderbeeld kunnen opbouwen als je bloedeigen natuurlijke va­der incest met je pleegde, je als kind veelvuldig mishandelde, je moeder sloeg, door de alcohol het gezinsleven jarenlang tiranniseerde, etc. De frustraties zijn dan legio. Alleen de gedachte aan, of het horen van het woord ‘vader’ doet je in­een krimpen en je tot op het bot verkillen. Ontelbaren hebben een vader gehad die zich enkel liet gelden als een despoot, een tiran, een wetteloze.

En welk beeld van de he­melse Vader heeft de the­ologie hier en daar niet aangebracht? Velen kennen alleen het beeld van de God der wrakende straffende. Van wié je goed, maar vooral ook kwaad te duchten hebt. Hij is immers het verterende vuur, de ongenaakbare. Je weet met Hem nooit waar je aan toe bent. Wat Hij met de ene hand geeft, pakt Hij met de andere weer terug. God een Vader, laat staan voor jou? Kom nou! Het levert je alleen maar angstcomplexen op. Wat heb je nu aan een God die je ziek maakt, of je een ongeluk bezorgt! Zo’n God alstublieft niet en nooit weer.

Het is afschuwelijk dat het de duivel zo goed ge­lukt is om wereldwijd een dergelijk beeld van de Vader van Jezus, onze Vader dus, te scheppen. Een klein Islamitisch meis­je zei op school eens te­gen haar juf: “Juf, ik vind jouw God veel liever, de onze is altijd boos”.

Welk Vaderbeeld hanteren wij?

Alle volkeren kenden de vaderfiguur. Voor de zen­delingen bijvoorbeeld op Soemba kwamen, hadden de mensen daar ook hun voorstellingen van God als Vader. Zo las ik: “Ze noemden Hem de Vader,  die niet genoemd mag worden. Een figuur met grote oren, zodat Hij goed kon luisteren naar het klagen van de mensen en met scherpe ogen, zodat Hij hun verdriet goed kon zien”.

Ook las ik van vrouwen die allerlei bezwaren aan­voeren tegen het manne­lijk beeld dat de Bijbel van God zou geven. Zij spreken tegenwoordig daarom graag van de ‘Sterke Moeder-God’.

Wat zijn er veel demoni­sche vertekeningen.

Maar wat heerlijk dat wij het Vaderbeeld van Jezus mogen oppakken. Dat is het beeld dat de Heilige Geest puur en zuiver in ons uitwerkt. Het beeld van de Vader der barm­hartigheden en van alle vertroosting 2 Korinthe 1 vers 3 (2 Kor. 01:03). Want zegt de apostel Paulus in Romeinen 8 vers 15 (Rom. 08:15): “Gij hebt ont­vangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen : Abba, Vader”. Roep Hem dan aan als Vader 1 Petrus 1 vers 17 (1 Petr. 01:17)!

‘Wij hebben geleerd en er­varen dat het hemelse Je­ruzalem onze moeder is Efeze 4 vers 27 (Ef. 04:27). De veiligheid en geborgenheid van die Moeder beleven we allereerst met elkaar in de plaatselijke gemeente. En met Jezus, onze oudste broer in het huisgezin van God, zeggen wij: God is onze Vader. Jezus had het altijd over: Uw Vader… “Uw Vader weet, wat gij van node hebt” Matteüs 6 vers 8 (Matt. 06:08). “Uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden” Matteüs 6 vers 4 (Matt. 06:04).

Zijn boodschap was altijd en onder alle omstandig­heden: God is je Vader. Omdat Hij mijn Vader is, is Hij jouw Vader. Jezus was zo doortrokken van’ het feit dat God zijn Va­der was, dat Hij als zijn Vader – die volmacht had Hij – rondging, weldoende en genezende allen die door de duivel waren overweldigd. De profeet Jesaja noemde Hem al de Eeuwige Vader Jesaja 9 vers 5 (Jes. 09:05).

Onze kinderen hebben goede vaders nodig, die net als Jezus een voor­treffelijk beeld geven van de hemelse Vader. De we­reld ziet uit naar christe­nen die vaders in de Heer zijn. De wereld is kapot, omdat de mensheid geen Vader en geen Moeder meer heeft. Door het volle evangelie van Jezus Christus hebben wij, dat is het grootste geheim van ons leven – daar wel weet van. Wij mogen het alle mensen vertellen: God is je Vader en Hij is op zoek naar jou.

God is op zoek naar, zo­als iemand het zo duidelijk uitdrukte, thuisloze ‘geestelijke wezens’. Zij hebben geestelijke vaders en moeders nodig. Bent u zo’n geestelijke vader of moeder in de Heer voor anderen? Of misschien wilt u zo’n volwassen vers te worden? De apostel Paulus was in de gemeente als een moeder en een va­der die hun eigen kinderen koesteren, bemoedigen en stimuleren 1 Thessalonicenzen 2 vers 7 en 1 Thessalonicenzen 2 vers 11 en 12 (1 Thess. 02:07; 1 Thess. 02:11-12). In 1 Johannes 2 vers 14 (1 Joh. 02:14) is sprake van vaders in het geloof, men­sen die anderen geestelijk kunnen (voort)helpen.

Met Jezus als voorbeeld, confronteert de Vader ons met één van de mooiste uitdagingen die Hij ons heeft aan te bieden. We moeten er maar eens over nadenken wat een godde­lijke perspectieven dat biedt. Een scala van mogelijkheden opent zich. U zult het zeggen, ja uit- roepen: Gij zijt mijn Va­der, mijn God, de rots van mijn heil!

 

Het boek Genesis door Klaas Goverts (15)

De zonen van Noach

“De zonen van Noach, die uit de ark gegaan waren waren Sem, Cham en Jafeth; Cham was de vader van Kanaän. Deze drie waren de zonen van Noach, en uit dezen is de gehele aarde bevolkt” Genesis 9 vers 18 en 19 (Gen. 09:18-19). Uit gaan is hetzelfde grondwoord wat voor de ‘uittocht” gebruikt wordt. Het is merkwaardig dat er in vers 18 meteen bij vermeld wordt: “Cham was de vader van Kanaän . We moeten dit heel goed begrijpen, als we ook de rest willen verstaan. In wezen gaat het hier niet over Cham, maar is het een verhaal over Kanaän. Het gaat om het zaad dat straks in Kanaän gezaaid zal worden: het zaad van Abraham.

Het land waar alles om draait is Kanaän. Het komt nu al aan de orde. Als in vers 19 staat: “… en uit dezen is de gehele aarde bevolkt”, is de letterlijke vertaling: “.. en uit deze is de hele aardé verstrooid”. Het wijst al vooruit naar de torenbouw van Babel in Genesis 11, waar het motiefwoord ‘verstrooien’ driemaal voorkomt. Het woord ‘verstrooien’ komt ook nog voor in Genesis 10 vers 18b, (Gen. 10:18b) waar wij lezen …daarna verstrooiden zich de geslachten van de Kanaäniet”. Het ‘verstrooien’ wijst speciaal op Kanaän en op de toren van Babel.

“En Noach werd een landman en’ plantte een wijngaard” Genesis 9 vers 20 (Gen. 09:20). Letterlijk staat er: “Èn Noach begon als man van de akker”. Eindelijk is er weer een man op de akker! De wijngaard is een heerlijk beeld van de gemeente. God plant óók een wijngaard.

“Toen hij van de wijn gedronken had, werd hij dronken en hij ontblootte zich in zijn tent. Toen zag Cham, de Vader van Kanaän, zijns vaders naaktheid en hij vertelde het aan zijn beide broeders buiten” Genesis 9 vers 21 en 22 (Gen. 09:21-22). Er staat: “hij meldde het”. ‘Melden’ is in de Schrift iets ‘anders dan ‘vertellen’. Het zijn twee aparte gedachten. In de eerste plaats betekent het dat de daden van God verteld worden. En in de tweede plaats betekent iets melden aan een ander letterlijk: iets hoog doen oprijzen, zodat de ander het goed kan zien.

Cham, de vader van Kanaän, vermeldt het aan zijn broeders. Hij zegt:  “Ik heb de naaktheid van mijn vader gezien”. Dan lezen wij in vers 23 (Gen. 09:23): “Daarop namen Sem en Jafeth een mantel, legden die op hun beider schouders, liepen achterwaarts en bedekten huns vaders naaktheid, terwijl hun aangezicht afgewend was, zodat zij huns vaders naaktheid niet zagen”. Het motiefwoord is hier: ‘de naaktheid van hun vader’.

De betekenis van de naaktheid van Noach

Wat is nu de sleutel van dit verhaal? Bijbelhoofdstukken leggen vaak een link met andere hoofdstukken. Er is één gedeelte in de Schrift waarin ‘de naaktheid van de vader’ telkens terugkomt. Dat is Leviticus 18, waar we er ongeveer 23 keer over lezen. Het woord ‘naaktheid’ is hier vertaald met ‘schaamte’. Vers 3 staat als opschrift boven dit hoofdstuk: “Gij zult niet doen zoals men doet in het land Egypte, waar gij gewoond hebt; gij zult niet doen, zoals men ‘doet in het land Kanaän, waarheen Ik u breng; naar hun inzettingen zult gij niet wandelen”.

Telkens lezen we: “De naaktheid (schaamte) zul je niet zien”. Het heeft te maken met de vruchtbaarheidscultus van de Baal. God waarschuwt de Israëlieten, om er niet aan mee te doen, als ze in Kanaän komen, en niet op die manier het geheimenis onthullen zoals Nóach zich onthulde. ‘Het is niet het openbaar worden zoals Gód het bedoelt. ‘Je zult anders zijn dan Kanaän’, zegt God. Het gaat om het geestelijke principe waar Kanaän uit leefde: de potentie, de vruchtbaarheidscultus, de naaktheid van de vader.

Als Noach ontwaakt, staat er in vers 25 (Gen. 09:25), dat hij zegt: “Vervloekt zij Kanaän, een knecht der knechten zij hij voor zijn broeders. (Er staat niet: ‘Vervloekt zij Cham’). Gezegend (niet: geprezen) zij de Gód van Sem” (niet: van Sém). Sem leeft uit Gód; Gód is de Vader van Sem. De ware onthulling is niet de naaktheid van de vader, maar het wezen van de Vader.

“Hij ontblootte zich”, zegt vers 21. Voor ‘ontbloten’ wordt hetzelfde woord gebruikt als ‘openbaren’ (GALAH). Wat van Cham afstamt heeft niets met de negers te maken. De Kanaänieten waren in elk geval geen negers. Het heeft te maken met het geestelijk principe: het verafgoden van de vruchtbaarheid.

Dan lezen we in vers 27 dat God de tenten van Jafeth uitbreidde. In Jafeth zit het woord JAPHT. Het betekent: ‘Hij breide uit’. Het is een woordspeling. Het is de bedoeling dat Jafeth gaat wonen in de tenten van Sem (vers 27b). Uit Sem komt Israël, het uitverkoren volk, tevoorschijn. Met‘ Jafeth worden de kustlanden bedoeld: de verre volkeren. De volkeren mogen wonen in de tenten van Israël. ‘Sem’ is het volk dat een God heeft. De God van Sem spreidt ook zijn tent uit over de volkeren, want ‘de tent van God is bij de mensen’ Openbaring 21 vers 3 (Openb. 21:03). “En Kanaän zij hem tot knecht” zegt Genesis 9 vers 27 (Gen. 09:27) verder. Hier komt het principe naar voren dat Kanaän onderworpen moet worden.

Wat zit er achter de naaktheid van de vader? 1 Samuël 2 vers 9 (1 Sam. 02:09) zegt dat niet door kracht een man sterk is. Je bent niet een man door je natuurlijke kracht, door je vruchtbaarheid, maar je bent een man door Gód, die zegt: “Niet door kracht of geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden”!

 

Intermezzo door Gerry Velema

Alles kwijt?

Met vrienden waren we eens uit eten. De kinderen mee, wat naast heel gezellig ook we! wat drukker en luidruchtiger was. De kinderen vonden het erg leuk om tijdens het wachten op ons eten wat rond te kijken in het restaurant. Er was een bijzonder mooie vijver aanwezig, waar de kinderen hun ogen uitkeken. Maar bij het terug willen vinden van ons, verdwaalde een dochtertje van onze ‘vrienden. Dat wil zeggen, we zagen haar een verkeerd pad ‘inlopen.

Toen het kleine meisje zich bewust werd, en dat was al heel gauw, dat ze pappa en mamma kwijt was, begon ze heel hard te huilen. Maar haar vader was al naar haar onderweg. Het leed duurde maar even; daar waren de sterke armen al, die haar omhoog tilden en haar troostten.

Toen ze weer tussen ons in zat, vroeg ik haar: “Was je pappa en mamma kwijt?” En tussen haar snikken door, gaf ze met een wijds gebaar als antwoord: “Ik was alles kwijt!”

Natuurlijk moest ik wel even in mezelf lachen om dit dramatische gevoel van het kleine meisje, die niet een moment werkelijk ook maar iets kwijt was geweest! Alleen maar in haar beleving was dit zo geweest.

Later was ik ook ‘alles’ kwijt. Zo beleefde ik het althans. Waar was nu m’n blijdschap in de Heer? (Van mezelf ben ik wel blijmoedig, maar blij in God is iets meer). Wat geloofde ik nu eigenlijk? Waar was ik mee bezig? Ik had ook het gevoel een verkeerd pad te zijn ingegaan. Gauw weer terug ‘ en- weer een ander pad in, maar ook daar was ik nog ‘alles’ kwijt.

Tot het moment, dat ik me dit herinnerde. Het was of Vader God liet zien: je bent niet alles kwijt, maar je bent alleen Mij kwijt! Wie de Heer heeft, ontbreekt niets. Ik geloofde ook dat Hij me zag, zoals mijn vriend z’n dochtertje zag. En voor wij om hulp roepen, antwoordt God ons.

Het allerbelangrijkste in het leven, en zeker in ieder leven van een kind van God, van welke kring, groepering of richting dan ook, is je relatie met God. Als je denkt dat je ‘alles’ kwijt bent, als je moe bent van piekeren wat je toch geloven moet, weet dan, dat er een grote kans is, dat je slechts je Vader mist. In Zijn veilige armen, vallen vraagstukken van je af. Hij geeft vrede, boven bidden en denken uit. In die rust kun je verder!

 

Sproeier door redactie

Na een jaar van hard werken is het zover. “Sproeier” is uitgekomen met de langverwachte muziekbundel “Hé, zing je mee?”. Het bundeltje telt maar liefst 48 pagina’s (A-4 formaat) en bij praktisch elk liedje een spelletje, knutseltje, puzzel, dansje, kleurplaat of quiz. Kortom een muziek-doe-boekje.

De bundel is schitterend geïllustreerd door Helma Poort uit Groningen, een eervolle vermelding waard. (Helma is een vaste medewerker van het kinderblad “Sproeier”. Dit blad werd enkele jaren geleden opgericht door een aantal enthousiaste leden van de volle evangelie gemeente te Aalten ).

Bij het muziekbundeltje hoort ook een soundmixcassette. Deze is stond gekomen in spontane samenwerking met het Aaltense kinderkoor “De Muzieksleuteltjes” (70 kinderen). Toen de orkestband klaar was en het koor een aantal maanden flink gerepeteerd had, werd een professionele studioopname gemaakt met als resultaat een heerlijk frisse muziekcassette.

De cassette heeft een speelduur van 96 minuten en is van een goede kwaliteit. Dat zijn dus in feite 2 cassettes in 1. De prijs is laag gehouden. Bundel en cassette kosten slechts 25,- (exclusief verzendkosten).

 

Vader ik wil Uw naam heiligen door Liesbet Seepma

“Onze Vader die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede” (Matt. 06:09b-10) .

Vier regeltjes uit het ‘Onze Vader’, het. gebed waarmee de Here Jezus de discipelen duidelijk wil maken, waar ’t eigenlijk om gaat als je bidt. Jezus maakt ze met dit gebed duidelijk, dat bid­den veel méér is dan al­leen maar praten, ’t Is namelijk een actief bezig zijn in de geestelijke we­reld, met God communiceren. Hem tonen welk ver­langen, welke gezindheid, welke gevoelens er in je leven zijn. Zo kun je uit deze vier regeltjes proe­ven wat er leefde in ’t innerlijk van de eerste volmaakte Zoon van God, namelijk het verlangen – maar ook ’t vaste voorne­men – om Gods Koninkrijk op aarde te vestigen.

De lijfspreuk van Jezus

“Vader, Ik wil Uw Naam heiligen!” Je zou kunnen zeggen dat het Jezus’ lijfspreuk was, die Hij boven Zijn leven geschreven had. Want dat wilde Hij: de naam, het wezen van Zijn machtige, heerlijke, enkel goede Vader volledig en zuiver uit de verf laten komen! Want ’ dat is heiligen: zuiveren van alle blaam. Zoveel eeuwen lang was het wezen van God immers maar gedeeltelijk of helemaal niet uit de verf gekomen. (Zoveel eeuwen lang had (er een sluier gelegen over ’t inzicht van de mens in wie God nu werkelijk was. Dat was ook wat satan, de vijand van de mens, wilde. Want zó kon immers worden voorkomen dat de mens van (God ging houden, iets dat onvermijdelijk zou gebeuren als de mens Gods wezen wérkelijk zou kennen, namelijk: als zijnde énkel goed, vol van licht en leven, ’t Kon niet anders of dat zou leiden tot een hechte liefdesrelatie tussen die twee. De Schepper en Zijn schepping waren immers van ’t zelfde ‘materiaal’! Eeuwenlang had de Vader van de leugen – zoals Jezus de duivel noemt in Johannes 8 vers 44 (Joh. 08:44)- de mens dom  weten te houden met’ de overtuiging dat zowel goed als kwaad van God afkomstig waren.

En nu was daar de Here ‘ Jezus, de volmaakte eerstgeboren Zoon, die de Vader in Zijn échte wezen toonde, die de naam en ’t wezen van Zijn Schepper heiligde, in vol­le heerlijkheid ten toon spreidde. Hoe deed Jezus dat dan? Hoe kon Hij die dat anders doen dan door middel van Zijn eigen leven? Met Zijn manier van leven, Zijn manier van denken, Zijn functioneren, Zijn regeren, zowel in de zichtbare als in de on­zichtbare wereld, maakte Hij Zijn Vader groot, liet Hij zien wie Zijn Vader wérkelijk was.

Jezus, het zuivere beeld van God

Een zuiver beeld van God, de enkel goede God, de God van licht en leven, krijgen we als we kijken naar de handel en wandel van de Here Jezus. Lees daarover bijvoorbeeld eens Johannes 12 vers 49 en 50, (Joh. 12:49-50) waar de Here Jezus spreekt over Zijn zending, Zijn roeping:

“Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij gezonden heeft, heeft zelf Mij een gebod ge­geven, wat Ik zeggen en spreken moet. En Ik weet, dat Zijn, gebod ‘eeuwig leven is. Wat Ik dan spreek, spreek Ik zo als de Vader Mij ge­zegd heeft” .

Nou, God stond daar hé­lemaal achter, en Hij stak Zijn vreugde en instem­ming niet onder stoelen of banken. In Matthéüs 17 vers 2 tot en met 5 (Matt. 17:02-05) bijvoorbeeld wordt de Here Jezus door God ver­heerlijkt met de woorden:

“Deze is Mijn Zoon, de geliefde, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; hoort naar Hem!” (vers 5).

“Vader, Ik wil Uw Naam heiligen!” Jezus had ’t begrépen: dit was de bestemming van Zijn leven: nu eens eindelijk laten zien wie Zijn Vader wer­kelijk was en tot over de dood heen – de dood had geen vat op Hem! – hééft Hij laten zien dat God de God van eeuwig leven is, dat Zijn gebod eeuwig leven is.

Zo heeft Jezus ’t leven mogelijk gemaakt voor ieder mens, jong- en oud. Duivel en dood hadden immers geen recht meer op die mens! Het leven, zoals God dat vanaf ’t begin al had bedoeld, lag voor ’t grijpen! Ieder mens kan en mag nu bid­den: “Vader, ik wil Uw Naam heiligen”. Ieder mens kan nu de daad bij -’t woord voegen.

Ook jij en ik! Ook wij kunnen door middel van ons leven, Gods naam, Zijn wezen, Zijn plan, Zijn woord, tot hun volle recht laten komen! (Lees Kolossenzen 1 vers 25 tot en met 28 (Kol. 01:25-28) hierover eens na). En réken maar dat dat gevolgen gaat hebben. Dan wordt namelijk het’ volgende zinnetje uit Je­zus’ gebed meer en meer werkelijkheid: “Uw Ko­ninkrijk kome!”

Gods koninkrijk breekt baan

“Vader, ik wil Uw Naam heiligen, zodat Uw Ko­ninkrijk zich kan baan- breken!” Wat is dat mach­tig, dat in jou en mij ’t vermogen ligt om Gods Koninkrijk te gaan vesti­gen! Allereerst in ons eigen leven, onze eigen hemel, onze eigen wereld. Vervolgens in het leven van onze broeders en zusters, de leden van jouw jeugdgroep, de kin­deren van de crèche over wie jij de verantwoordelijkheid hebt. Zo gaat Gods Koninkrijk in de gemeente gestalte krij­gen. En vervolgens – maar tevens tegelijkertijd – in de wereld om ons heen. Je school, je klas, je werkkring, je buur­vrouwtje die bij jou wel eens een bakkie -haalt. “Vader, ik wil Uw Naam heiligen, zodat Uw Ko­ninkrijk gestalte krijgt!” Gods wezen zuiver tonen uit ons leven: dat is onze opdracht! Lees maar eens Efeziërs 2 vers 7 (Ef. 02:07): “Om in de komende eeuwen dé overweldigende rijkdom van zijn genade te tonen naar (zijn) goedertieren­heid over ons in Christus Jezus”.

Als Gods Koninkrijk, vol licht, leven en vrede, wordt gevestigd, dan geschiedt Zijn wil”, zoals Jezus bidt. Oftewel: dan heeft God ’t pas reuze naar Zijn zin, dan geniet Hij. Dan heeft Hij een welbehagen in ons, zoals Hij een welbehagen had in Jezus. Dan kan Hij ook van jou en mij gaan zeggen: “Deze zijn Mijn zo­nen, de geliefden, in wie Ik Mijn welbehagen heb. Hoort naar hen!”

God wil Zichzelf aan ons tonen

Weet je, als ik zo over dit gebed van de Here Jezus nadenk, dan krijg ik er zo’n geweldige zin in om dit in mijn leven te gaan realiseren! Tjonge, ik wil, dat dat gebed ook ’t mijne wordt! Helemaal! Jij ook?

Maar vóórdat we enthou­siast aan de slag gaan, willen we eerst nog eens even stil staan bij een heel mooi en belangrijk stukje uit de Bijbel, waardoor we gaan begrij­pen dat God zichzelf hé­lemaal dóór en dóór, aan ons wil tonen:

“Wat wij zeggen is Gods wijsheid, die tot nu toe verborgen is geweest. Vóór het begin van de wereld had Hij Zijn plan al klaar om ons in de heerlijkheid te brengen. Zoiets staat ook in de boeken:

‘Wat geen mens heeft gezien en gehoord en wat bij geen mens is opgekomen, dat heeft God allemaal in petto voor degenen die Hem liefhebben’. God heeft het voor ons ontsluierd door de Geest. Want voor de Geest is niets verborgen, zelfs het diepste wezen van God niet. Zoals al­leen de geest van een mens weet wat er in een mens is, zo weet ook alleen de Geest van God wat er in God is”- 1 Kor. 2 vers 7 en 1 Kor. 2 vers 9 tot en met 11 uit het Levende Woord (1 Kor. 02:07; 1 Kor. 02:09-11) . Hieruit gaan we begrijpen dat we God door en door kunnen leren kennen als we worden gedoopt in (Zijn) Heilige Geest. Dat maakt dat we ‘in God’ zijn’; ons leven is dan verborgen met Christus in God. Nou, we mogen allemaal, ieder op z’n eigen tempo en z’n eigen leeftijd, ontspannen toegroeien naar die doop -in de Heilige Geest. De Geest van God, waarvan de Here Jezus zegt dat die ons de weg zal wijzen tot de volle waarheid. De volledige kennis over God en Zijn plan met jouw en mijn leven Johannes 16 vers 3 (Joh. 16:13). En wat is dat plan? Dat jij en ik, in alle ontspan­ning, mogen opgroeien tot volwassen zonen van God in wie God helemaal heer­lijk uit de verf kan komen. Daarom wordt de Heilige Geest ook in Romeinen 8 vers 15 en 16 (Rom. 08:15-16) de ‘Geest van het zoonschap’ genoemd, waardoor we onze God vrijmoedig kunnen aanspreken met: “Abba, Vader! U bent onze Va­der, die in de hemelen bent; wij willen Uw Naam heiligen en Uw Koninkrijk vestigen, zodat Uw wil wordt gedaan!”

Ik wens jou een heerlijke tijd toe, waarin je dit gebed zult mogen beleven! Waarin alles wat je in dit opzicht, samen met je God, onderneemt, zal gelukken.

 

Het geloof, dat de ziel behoudt door Wim te Dorsthorst

Wie al enige tijd in het volle evangelie meedraait, zal ongetwijfeld al wel enige boodschappen heb­ben gehoord over de, woorden van Paulus in Romeinen 1 vers 17c (Rom. 01:17c): “De rechtvaardige zal uit ge­loof leven”. Hij citeert hiermee de profeet Habakuk die het leven van de afvallige schildert tegen­over de rechtvaardige die uit zijn geloof leeft.

De rechtvaardige gelovige zal alleen maar voorspoed kennen. Hij legt zijn problemen aan de Heer voor en ‘hij gelooft’ dat de Heer in alles naar Zijn rijkdom heerlijk zal voor­zien. Ben je ziek of drukt duisternis nog op je le­ven? ‘Geloof’ en de Heer zal je genezen, bevrijden en leven en overvloed geven.

Zou Paulus dat bedoelen als hij deze woorden neerschrijft? Hoe waar het ook is dat de Heer in alles voor ziet Filippenzen 4 vers 19 (Filip. 04:19) en dat Hij gekomen is om leven en overvloed te schenken Johannes 10 vers 10 (Joh. 10:10), toch blijkt in de praktijk van het geloofsleven dat het leven van een gelovi­ge lang niet altijd aan bovengeschetst patroon voldoet.

Nog een korte, korte tijd…

De schrijver van de brief aan de Hebreeën citeert ook de profeet Habakuk en plaatst dit dan in het juiste verband. Hij schrijft; “Want nog een korte, korte tijd en Hij die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wach­ten, en mijn rechtvaardi­ge zal uit geloof leven; maar als hij nalatig wordt, dan hééft mijn ziel in hem geen welbehagen” Hebreeën 10 vers 37 en 38 en Habakuk 2 vers 3 en 4 (Heb. 10:37-38; Hab. 02:03-04). Het gaat hier dus niet om ge­loven dat alles wat je bidt en begeert je zomaar ontvangt, maar om geloof, geloof dat de ziel behoudt” (vers 39).

De profeet Habakuk pro­feteert over de voor ons bestemde genade (1 Petr. 01:10-12). Hij ziet hoe de Chaldeeën, dat zijn de Babyloniërs, onder Nebukadnezar hun macht uit­breiden en volken ver­slinden en geen enkel respect of eerbied hebben voor gevestigd gezag. Dan opent hij zijn mond en roept tot God: “Hoe­lang Here, roep ik om hulp, en Gij hoort niet; schreeuw ik tot U: ge­weld! en Gij verlost niet” Habakuk 1 vers 2 (Hab. 01:02)?

In hoofdstuk 2 komt dan het antwoord van de Heer: “Jahwe gaf mij ten antwoord: Schrijf het vi­sioen op, zet het duide­lijk op schrift, zodat men het vlot kan lezen. Want het visioen, al wacht het de vastgestelde ’tijd nog af, hijgt niettemin naar zijn vervulling: het ver­telt geen leugen. Al blijft het ook uit, geef het wachten niet op, want komen doet het beslist en het komt niet te laat. Wie in zijn hart niet deugt, kwijnt weg, de rechtvaar­dige blijft leven door zijn trouw” Habakuk 2 vers 2 tot en met 4 uit de Willibrordvertaling (Hab. 02:02-04).

Dat is het antwoord dat Habakuk krijgt van zijn God als hij zijn wacht­post betrekt om te zien wat God op zijn noodkreet zal antwoorden Habakuk 2 vers 1 (Hab. 02:01). Dit antwoord van de Heer dateert van ongeveer 700 jaar voor Christus. Niet spreekt van Zijn weder­komst.

Niet van Zijn ge­boorte maar van Zijn we­derkomst .

Volharden in het geloof

De schrijver aan de He­breeën pakt het op voor zijn tijd en vermaant de gelovigen er mee stand te houden en te blijven vol­harden in het geloof dat de Heer weer terugkomt. Want dat zal gepaard gaan met de geweldige genade van de verlossing van dit lichaam, de verheerlijking van de gemeente.

Dat schrijft Paulus onder andere aan de Filippenzen, in dezelfde context als de Hebreeënschrijver, en waarin Habakuk het ook van de Heer ontvangt namelijk als vermaning en bemoediging om in dit ge­loof te blijven volharden, als het lijkt of God er niet meer is. Als alles diepe duisternis wordt. Als de gemeente ook de neiging zou krijgen te roepen: “Hoelang, Here, roep ik om hulp en Gij hoort niet; schreeuw ik tot U: geweld! en Gij verlost niet”.

Paulus schrijft dan in Filippenzen 2 vers 20 en 21 (Filip. 02:20-21): “Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt li­chaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen zich kan onderwerpen” Zie ook Efeze 4 vers 30 en Romeinen 8 vers 23 en Romeinen 13 vers 11 en 1 Petrus 1 vers 7 en 1 Petrus 1 vers 13 (Ef. 04:30; Rom. 08:23; Rom. 13:11; 1 Petr. 01:07; 1 Petr. 01:13).

Schrijf het gezicht op

Habakuk profeteert onge­veer 700 jaar voor Chris­tus en de Hebreeënschrij­ver zegt in Hebreeën 10 vers 37 (Heb. 10:37): “Want nog een korte, korte tijd en Hij die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wach­ten”.

We zijn inmiddels 2000 jaar verder en nu klinken die woorden tot de ge­meente van Jezus Christus in deze tijd. Ook voor deze tijd geldt: “Schrijf het gezicht op en zet het duidelijk op tafelen, op­dat men het in het voor­bijlopen zal kunnen lezen”. Wij zullen deze woorden van de Heer, deze belofte die zeker en waar is, in? ons hart en in ons ver­stand moeten schrijven om het geloof niet te verliezen, maar stand te houden in de tijd die voor ons ligt.

De Hebreeënbrief richt zich waarschijnlijk tot christenen die om hun ge­loof verstrooid zijn,- ge­vangen genomen, bespot en verdrukt Hebreeën 10 vers 33. (Heb. 10:33) “Want gij hebt met de gevangenen mede geleden en de roof van uw bezit blijmoedig aanvaard, want gij wist, dat gij zelf een beter en blijvend bezit hebt”, lezen wij in vers 34. En daarom de troostrijke woorden: “Want nog een korte, kor­te tijd en Hij die komt, zal er zijn en niet op zich laten wachten”.

Ook de apostel Petrus schrijft zijn brief aan ge­lovigen die moeten lijden om Christus’ wil, die ver­strooid zijn en verdrukt worden. Ook hij maant de gelovigen om stand te houden in de verdrukking en het geloof in het werk en de wederkomst van de Heer niet prijs te geven (1 Petr. 01:07-13). Hij spreekt ook van het ge­loof tot de zaligheid: “Hem hebt gij lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft gij, zonder Hem thans te zien en gij verheugt u met een onuit­sprekelijke en verheerlijk­te vreugde, daar gij het einddoel des geloofs be­reikt, dat is de zaligheid der zielen” 1 Petrus 1 vers 5 tot en met 9 (1 Petr. 01:05-09).

De gunstige tijd benutten

Wij leven nu nog in een tijd, waarin de aarde ons te hulp komt. Er is nog een ongekende vrijheid voor de gemeenten om sa­men te komen en het ge­loof te beleven. Hoelang dit nog zal duren, weten wij niet. Wel zien wij hoe het antichristelijke rijk – de Chaldeeën van de eindtijd – zich als een olievlek uitbreidt en vol­ken verslindt en onder­werpt . Hoe het spot met ieder gevestigd gezag en de wetteloosheid zich openbaart. Wij weten uit -Gods Woord dat het zich opmaakt juist om oorlog te voeren tegen het Lam en zijn Gezalfde, dat is tegen Jezus Christus en zijn gemeente. Onder an­dere Openbaring 13 vers 7 en Openbaring 17 vers 14 en Daniël 7 vers 21: (Openb. 13:07; Openb. 17:14; Dan. 07:21).

Het geloof van de gemeen­te zal dan zwaar beproefd worden. Het geloof waar de rechtvaardige dan uit leeft en standhoudt, richt zich op dat einddoel. Zo­als Jezus – toen alles duister voor Hem werd – ook over het lijden heen zag naar de vreugde en de heerlijkheid daarna. Zo zal de gemeente ook stand moeten houden.

Daarom zegt Hebreeën 12 vers 2 (Heb. 12:02): “Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des Geloofs, die, om de vreugde, welke voor Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods”.

Nu hebben we de tijd en de gelegenheid om ons te oefenen in dat geloof. Paulus spoort ons daarom aan met de woorden: “Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen, u de gelegenheid ten nut­te makende, want de da­gen zijn kwaad. Weest daarom niet onverstandig, maar tracht te verstaan wat de wil des Heren is” Efeze 5 vers 15 tot en met 17 (Ef. 05:15-17).

Nu is het de tijd te bre­ken met alle ongerechtig­heid en zonde die de hei­ligheid blokkeert. 1 Johannes 3 vers 2 tot 4 (1 Joh. 03:02-04)zegt dat zonde wetteloosheid is en wie deel wil hebben aan de heerlijkheid, bij de openbaring van Jezus Christus, zich dient te reinigen, gelijk Hij rein is.

Petrus spreekt er in dat­zelfde verband over en zegt: “Weest heilig, want Ik ben heilig” 1 Petr. 1 vers 14 (1 Petr. 01:14). Er mag niets meer aan ongerechtigheid en zonde in de mens aanwe­zig zijn, want daardoor heeft de duivel vat op hem en dat zal in het ein­de gevolgen hebben.

Daarom de dringende op­roep van Gods Woord, als er gesproken wordt over de openbaring van Jezus Christus, om te breken met alle ongerechtigheid.

De rechtvaardige zal uit geloof leven

Zo zien wij dat de profe­tische uitspraak van Habakuk: “En mijn recht­vaardige zal uit geloof leven”, meer inhoudt dan het geloof voor ons alle­daagse bestaan. Het is het geloof dat de ziel be­houdt. Het is geloof, zo­als Petrus schrijft, dat door vuur beproefd is en tot eer en heerlijkheid blijkt te zijn bij de open­baring van Jezus Christus 1 Petrus 1 vers 7 (1 Petr. 01:07).

De rechtvaardige die zich van zijn enorme voorrecht en positie bewust is, die niet nalatig wordt en zegt: ‘Het zal mijn tijd wel du­ren; wie dan leeft, wie dan zorgt!’, zal zich ver­blijden in het woord van de Heer door de profeet Habakuk uitgesproken.

“Geeft dan uw vrijmoedig­heid niet prijs, die een ruime vergelding heeft te wachten. Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is. Want nog een korte, korte tijd, en Hij

(Jezus Christus), die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wachten, en mijn rechtvaardige zal uit geloof leven; maar als hij nalatig wordt, dan heeft mijn ziel in hem geen welbeha­gen. Doch wij hebben niets- van doen met nala­tigheid, die ten verderve leidt, doch met geloof, dat de ziel behoudt” Hebreeën 10 vers 35 tot en met 39 (Heb. 10:35-39).

1988.01 nr. 288

Levend geloof 1988.01

De volheid van de tijd en de volheid in ons door Gert Jan Doornink

“Maar toen de volheid des tijds gekomen was…” Galaten 4 vers 4a (Gal. 04:04a).

De volheid van de tijd

Wanneer de Bijbel spreekt over de ‘volheid van de tijd’, zoals Paulus hier doet in zijn brief aan de Galaten, kunnen wij ons afvragen: wat moeten wij daar onder verstaan? Het is duidelijk dat het om een bepaalde tijd gaat die God heeft vast gesteld. De Leidse vertaling bijvoorbeeld brengt het op deze wijze onder woorden: “Maar toen de bepaalde tijd verstreken was…” Als die ‘bepaalde tijd’ is aangebroken gaat er iets (bijzonders) gebeuren in het plan van God met Zijn schepping.

Feitelijk kunnen wij van verschillende ‘volheden van de tijd’ spreken. Het is een lijn die door de hele Bijbel heenloopt, ook al wordt dit niet altijd, zoals in Galaten 4, vermeld. Het begint al bij Genesis 1 vers 1 (Gen. 01:01) als God hemel en aarde formeert. God schiep uit de chaos van de kosmos, die er toen was, iets bijzonders, iets moois, met als kroon van zijn scheppingswerk: de mens. Maar een paar bladzijden verder in Genesis, in hoofdstuk 6, lezen we ook over een volheid, maar dan in negatieve zin. De aarde is dan vol geweldenarij niet door God veroorzaakt, maar een gevolg van de verkeerde keuze van het overgrote deel van de mensheid van die tijd.

Positieve volheden worden afgewisseld door negatieve volheden. En altijd zien wij weer hoe God Zijn hand heeft in de ‘positieve volheid’ en de satan in de ‘negatieve volheid’. De mens is daar niet als een willoos instrument bij betrokken. Hij draagt de verantwoordelijkheid het positieve te kiezen en ‘nee’ te zeggen tegen het negatieve. Want God heeft niet een soort planning gemaakt: zo en zo gaat het gebeuren; daar kunnen wij mensen toch niets aan veranderen. Dan zou ons geloof een ‘berustend geloof’ zijn, maar – als het goed is – is het een levend, actief geloof! Je zou het ook zo kunnen verklaren: God handelt niet buiten ons om. We zijn ten volle bij alles wat Hij doet betrokken1‘. Daarvoor zijn wij ook zijn creaties, zijn scheppingen. Wat Hij deed en doet, doet Hij ten dienste en in het belang van de mensen, die Hij zo liefheeft! Johannes 3 vers 16 en Galaten 4 vers 4 (Joh. 03:16; Gal. 04:04).

De groei naar de volheid

God wil iets moois van ieder mens maken. Hij wil dat we weer gaan lijken op Jezus. Dat we Zijn beeld gelijkvormig worden. Hij heeft ons bestémd tot gelijkvormigheid aan het beeld van Zijn Zoon, schrijft Paulus in Romeinen 8 vers 29. (Rom. 08:29) Maar God werkt niet volgens een bepaald drukknopsysteem. Hij ziet ons niet als marionetten, waarbij Hij aan de touwtjes trekt. We functioneren niet als een robot, die alles doet volgens een van te voren ingebouwd computerprogramma.

Het nieuwe leven van Christus in ons komt fase voor fase tot ontwikkeling. Iedere keer gaan we weer een nieuwe etappe afleggen op onze weg met de Heer! Zoals het oudtestamentische volk van God niet in één keer het beloofde land in bezit kon nemen, Exodus 23 vers 20 (Ex. 23:30), zo gaat het ook met de ontwikkeling van de gemeente van Christus. Het is vergelijkbaar niet het tot rijpheid komen van een vrucht. Voordat er geoogst kan worden verloopt’ net groei- en rijpingsproces stap voor stap, totdat de dag aangebroken is dat de vrucht volgroeid en rijp is.

Als een vrucht tot rijpheid is gekomen is het doel bereikt. De vrucht kan geconsumeerd worden. Dan kan het proces weer van voren af aan beginnen. Zo gaat het ook ten aanzien van de volheid der tijden. Zodra er iets gebeurt m de ‘volheid des tijds’ heeft dit tot gevolg dat er iets uit voortvloeit. En dan begint er weer een groei naar een nieuwe volheid des tijds. Zeer duidelijk komt dit naar voren in Galaten 4 vers 1 tot en met 5 (Gal. 04:01-05). Wij die in Hem geloven mogen weten dat wij niet alleen vrijgekocht zijn, maar ook dat wij het recht van zonen hebben ontvangen! Met andere woorden God gebruikt werd om Zijn wil tot openbaring te brengen, zo worden ook wij door Hem gebruikt. Ook wij zijn zonen Gods! Daarom was er op de Pinksterdag, toen de Heilige Geest voor het eerst werd uitgestort, nieuwe volheid des tijds aangebroken. De gemeente functioneren!   De zonen Gods konden zich

openbaren!

De volheid van Christus in ons

Dit is zo iets geweldigs, dat we het vaak nog moeilijk vatten kunnen. Toch is het werkelijkheid! werkelijkheid die we ons moeten realiseren, die we ons ‘eigen’ moeten maken. Want het machtige is dat – terwijl we spreken over de volheid van de tijd – wij ons er tegelijkertijd van bewust mogen zijn dat volheid in onszelf is. Let wel: geen volheid van onszelf, maar verkregen door ons geloof in Hem Kolossenzen 1 vers, 9 (Kol. 01:09)zegt: “In Christus woont al de volheid der godheid lichamelijk; en gij hebt volheid verkregen in Hem”.

Als in de volheid des tijds God Zijn Zoon niet uitgezonden in deze wereld, zou deze ‘openbaring volheid’ in ons nooit hebben kunnen plaatsvinden-. Maar nu gaat het meer en [neer in vervulling! Daarom is de komst van Jezus naar deze wereld pok zo belangrijk, want anders zouden wij ook nooit kunnen delen in’ deze volheid… en zouden wij ook nooit kunnen uitdelen van deze volheid!

In het leven van Jezus zien wij hoe bij Hem alles stap voor stap in vervulling ging: geboorte, groei, bediening, eindoverwinning op Golgotha en opstanding uit de dood. Zo zal ook in ons leven – waarin de volheid van Christus dus in principe reeds aanwezig is – alles tot ‘groei en bloei’ komen. Dat houdt in dat naarmate de eindtijd vordert er een nieuwe volheid in de tijd zal ontstaan, maar deze gaat gelijk op met de groei van de volheid in ons. De volheid in de gelovigen zal zich meer en meer gaan openbaren. Daarom is het volle evangelie ook zo belangrijk. De doorwerking van de volheid van Christus in ons leven is namelijk ondenkbaar zonder groei, maar deze groei blijft achterwege zonder gezonde voeding.  

Wat is gezonde voeding?

De prediking van het volle evangelie is essentieel voor gezonde voeding. Gezonde voeding ontvangen wij door Zijn woord en Geest. Geen enkele evangelieprediking kan het stellen zonder deze twee inspirerende bestanddelen. Dat zijn de fundamenten waarop ons geloofsleven is gebouwd en kan functioneren. Een evangelieprediking die deze fundamenten aantast of niet ten volle accepteert, veroorzaakt dat wij dan bij de ontwikkeling van een verkeerde volheid raken betrokken Openbaring 22 vers 11a  (Openb. 22:11a).

Wat is nu het kenmerkende van de volle evangelie boodschap? Dat het accent – en wij willen dit nog eens met nadruk naar voren brengen – niet alleen ligt op het Woord van God, maar óók op de Heilige Geest, want wij kunnen het Woord van God pas op de juiste wijze verstaan, als wij het geestelijk interpreteren. Dat is alleen mogelijk door de dagelijkse vervulling met de Heilige Geest. En dan zullen wij – van stap tot stap – Zijn Woord gaan begrijpen, beleven en uitleven! Dan komt de volheid van Christus die in ons is er uit! Jezus weet dat zo mooi te verwoorden in Johannes 7 vers 37 (Joh. 07:37), als Hij zegt:

“Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien “.

Laat het de bede van ons hart zijn dat wij in dit nieuwe jaar zijn uitgezonden in deze wereld, met dezelfde opdracht die ook Jezus had. Dat betekent dat we doelbewust en doelgericht gaan leven en dagelijks het verlangen hebben de volheid van Christus tot openbaring te brengen! En dat verlangen zal meer en meer in ons leven in vervulling gaan, want God heeft er Zijn welbehagen in, omdat het geheel is naar Zijn wil.

 

Wat lezers schrijven

Veldtocht tegen het paranormale.

Broeder H. J. Haring te Laren (N.H.) schrijft:

Dikwijls met veel instem­ming lees ik de artikelen in uw blad, hoewel ik hier en daar wel eens een kant­tekening plaats. Deson­danks beschouw ‘ik uw blad als een opbouwend middel voor de gemeenten en ook voor hen die daar nog buiten zijn.

De kanttekening die ik nu wil plaatsen en, gezien mijns inziens de belang­rijkheid daarvan, u wil doen toekomen, is de vol­gende:

Het betreft het artikel Van broeder G. J. R. Doornink getiteld “Veld­tocht tegen het paranormale” in nr. 286 van uw blad (november 1987) .

Met het stukje dat overgenomen werd van Wilkin van de Kamp stem ik vol­ledig in. Ook ik ben een tegenstander van alles wat naar het occulte riekt, juist omdat het in Gods ogen zo bijzonder verwer­pelijk is. En onze strijd daartegen is nodig in de Geest van onze Heer en in Zijn kracht.

Maar juist dat laatste: ‘In Zijn kracht’ heeft mij aan het schrijven gezet. Want in het vervolg van het ar­tikel – de wetenschappe­lijke sceptici – worden, mensen en namen genoemd die niet met geestelijke wapens strijden, maar met menselijke, wetenschappe­lijke. Het lijken vrien­den, maar als het deze groepen zo te pas komt, kunnen zij hun wapenen ook tegen ons, kinderen Gods, gebruiken.

Het is toch immers zo dat de ‘wetenschap’ het schep­pingsverhaal als onmogelijk beschouwd? De ‘big bang’, de evolutieleer is voor een wetenschapper het énig aanvaardbare.

Zo is het mogelijk dat de krachten van God die Zijn Heilige Geest ons wil schenken in het genezen van zieken, in het bevrij­den van demonen, in profetieën en tongentaal,- door hen, als wetenschap­pelijk ónmogelijk, zal worden weerlegd.

Deze medestanders tegen het paranormale worden dan onze tegenstanders, omdat hun werk (de goede niet te na gesproken) niet met gelóóf gepaard gaat. Voor dit gevaar wil ik u waarschuwen. De Bijbel zegt: “Vormt geen onge­lijk span met ongelovigen” 2 Korinthe 6 vers 14  (2 Kor. 06:14 e.v.). Er is met hen geen gemeen-, schappelijke grondslag en voor ons geldt de waarschuwing van Jeremia: “Ook met Egypte zult gij beschaamd uitkomen … ook vandaar zult gij weg­gaan met uw handen op uw hoofd, want de Here verwerpt hen op wie gij vertrouwt en gij zult met hen uw doel niet berei­ken” Jeremia 2 vers 36 en 37 (Jer. 02:36-37).

Ik ben blij dat uw blad de strijd aanbindt tegen de occulte wereld, die steeds toeneemt in ons land en ik bid de Heer dat Hij u daarin zegenen zal. Wilt u echter ook aandacht schenken aan de woorden die ik u uit Gods Woord citeerde?

 

 

België onze naaste door Jan W. Companjen

 

België is onze naaste buur, niet alleen grenzen wij aan elkaar, ook spreekt een groot gedeel­te van België onze ge­meenschappelijke taal, Nederlands. Ik geloof dat het een goede zaak is dat wij eens aandacht beste­den aan deze onze naaste buur, opdat ook daar de boodschap van het Ko­ninkrijk der hemelen voortgang kan vinden. Ook in België heeft name­lijk in de afgelopen 25 a 30 jaar het goede evange­lie van Jezus Christus vrucht gedragen. Velen kwamen tot geloof en in veel grotere en kleinere plaatsen ontstonden ker­nen van gelovigen die elkaar opzochten en tot huisgemeenten kwamen.

Bij die ontwikkeling heeft ons land, hebben onze pinkstergelovigen, niet aan de kant gestaan. Dat was een heel goede zaak. Maar, nu is men in veel Belgische gemeenten op een punt aan gekomen dat men het met een huis- samenkomst niet meer aan­kan. Heden en toekomst vragen om ruimte. Om een onderkomen die bij een groeiende gemeente past en het binnenkomen van zo’n gemeente gemak­kelijker maakt. Eén van die gemeenten is de Volle Evangelie gemeente in Aalst. Op die gemeente willen’ wij eens de schijn­werper laten vallen en ons hart onderzoeken in hoeverre wij die gemeente nu, heden ten dage, bij kunnen staan.

De gemeente Aalst heeft van het begin af een vruchtbare binding met ons land gehad. Het over­grote deel van haar leden en bezoekers leest “Le­vend Geloof” en broeder Klaas Goverts geeft er Bijbelstudies. Het is een regionale gemeente die enige tijd geleden over­stapte van huisgemeente naar een gemeente met een eigen onderkomen. De rea­lisatie daarvan ging met vele wonderen gepaard en men kwam voor een zeer redelijke prijs in het bezit van een heel mooie ‘zaal voor de samenkomst, de winkel en een huis (boven die winkel gelegen) voor een voorganger. Uiteraard is de winkel en de woning nog leeg en de zaal nog lang niet vol, maar alles ligt klaar voor de toekomst.

Klaar voor de toekomst

Uiteraard is de winkel en de woning nog leeg en de zaal nog lang niet vol, maar alles ligt klaar voor de toekomst. Dat is gedaan in het vertrouwen dat het werk van de Heer door­gaat en ook België zal overspoelen. In dat geloof zijn er geloofsstappen ge­daan die .mijns inziens door onze rijke gemeenten en ons persoonlijk als le­zers van “Levend Geloof” ondersteund moeten wor­den. Ook wij allen geloven toch zeker dat het machti­ge evangelie van Jezus Christus zal doorbreken en dat dan het natuurlijke werk van zorg voor een zaal en dergelijke achter de rug moeten zijn?

Maar hoe komen wij met hen samen die toch wel moeilijke tussenliggende tijd door? Deze tijd van investering is voor zo’n kleine groep gelovigen een heel zware opgave. Wij noordelijke Nederlanders, zouden er oog voor moeten krijgen dat hier niet al­leen geestelijk maar ook materiële hulp gegeven moet worden. Daar ligt voor ons een fijne en dankbare taak klaar. Sa­men bouwen, geestelijk en materieel, aan een toe­komst dat het werk van de Heer onbelemmerd voortgang kan vinden.

Ik wil elke lezer en lezer­es van “Levend Geloof” dan ook oproepen om in deze eerste maand van het nieuwe jaar te beginnen met een dankoffer aan de Heer voor alles wat Hij in het afgelopen jaar heeft gedaan en er, dit nieuwe jaar doen zal. Een of­fergave aan onze naaste buur België, toegespitst op de Volle Evangelie ge­meente te Aalst. Een gemeente met een regiona­le functie, onder Belgi­sche leiding en met geloof in de toekomst. Zijn toe­komst is immers onze toe­komst. Hij is het Hoofd en wij mogen en zullen in de toekomst functioneren als Zijn Lichaam, tot lof en eer van Zijn Naam. Jezus leeft en wij met Hem!

 

“Maar doet de Here Jezus Christus aan…” (gedicht) door Piet Snaphaan
Romeinen 13 vers 14a (Rom. 13:14a).

Doet aan de Here Jezus,

Hij ging in alles voor:

in sprekenden in daden,

ga dus bij Hem te rade

en volg dan in Zijn spoor.

 

Doet aan de Here Jezus,

in ootmoed en geduld,

zachtmoedig voor elkander,

vergevend ook die ander,

met liefde steeds vervuld.

 

Doet aan de Here Jezus,

wees onberispelijk en rein,

om saam met Hem te bouwen,

in stilheid en vertrouwen,

Hij zal uw sterkte zijn.

 

Vertrouwen door Tea Keuper-Dijk

“Here, spreek slechts één woord…” Matteüs 8 vers 8 (Matt. 08:08).

De hoofdman heeft geloof in de woorden van Jezus. Zijn woorden wekken leven! In onze dagen is Jezus niet meer zichtbaar aanwezig. Hij werkt door zijn (geschreven) Woord en zijn Geest, die door mensen heen werkt. Maar er is één ding wel nodig en dat is geloof! En ook luisteren. Er kunnen in ons hoofd zoveel gedachten opkomen, zoveel redeneringen zijn. Er kan zoveel negatiefs op ons af komen, ook ongeloof, omdat je dingen ervaart, die nog niet van verlossing spreken. Je ziet bijvoorbeeld in ziekte nog helemaal geen vooruitgang. Je wordt dan behoorlijk onder druk gezet, vooraf je gevoelsleven en voor je ’t weet zit je in een diep dal.

Hebben veel mensen – ook en juist in de Bijbel – dit niet meegemaakt? Maar hoe is hun reactie? Job bijvoorbeeld, die zoveel ellende had meegemaakt, zei: “Maar ik weet dat mijn Verlosser leeft!” O, dat belijden, dat zéggen: en toch! Het aandringen bij de Heer: “Heer spreekt U, Heer treedt voor ons op, Heer verlos, Heer genees!”

En ga dan ook maar danken voor Gods spreken, Gods optreden, Gods verlossing en genezing! Hij is immers een verlossend God, die niets liever WIL dan genezen en bevrijden! Daar moet het naar toe: een kinderlijk vertrouwen in God: Hij zal het doen, Hij is getrouw!

Dank U Heer, dat U ons draagt, dag aan dag!

 

Het boek Genesis door Klaas Goverts (14)

De gehoorzaamheid van Noach

Als we de opbouw van Genesis 6 tot en met 8 bekijken, dan zien we dat dit gedeelte bestaat uit twaalf onderdelen. We komen steeds het refrein tegen: ‘Noach deed geheel zoals God het hem geboden had’. In Genesis 6 vers 22 (Gen. 06:22) lezen we, letterlijk vertaald: “En Noach maakte overeenkomstig alles wat God hem geboden had, zo maakte hij”. Het woord ‘maken’ kennen wij vanuit het Scheppingsverhaal.

“Toen de Here de rustgevende rook (van het offer) rook, zeide de Here bij zichzelf: Ik zal de aardbodem niet weer vervloeken om de mens, omdat het voortbrengsel van des mensen hart boos is van zijn jeugd aan” Genesis 8 vers 21 (Gen. 08:21). Er staat dus niet, dat het hart van de mens van zijn geboorte af boos was. De erfzonde wordt hier niet geleerd. Voor ‘voortbrengsel’ staat eigenlijk een woord, dat je zou kunnen vertalen met: ‘datgene wat het hart vórmt’. In de Katholieke kerk heeft het woord ‘vormsel’ een geheel andere inhoud gekregen.

Genesis 8 vers 22 (Gen. 08:22) is ook een heel belangrijke tekst, die begint met de woorden: “Voortaan zullen al de dagen van de aarde…” (letterlijk vertaald). “Zolang de aarde  bestaat”, staat er niet! Het is toch wel een ernstige zaak, als er bij een vertaling een sleutelwoord uit de Schrift verdwijnt. Het, gaat niet over hoelang de aarde bestaat. Dit klinkt alsof de aarde eens ophoudt te bestaan. Op aarde zijn er dagen.

Vier kernbegrippen van het Bijbelse denken

Het hele Bijbelse denken is uit vier kernbegrippen opgebouwd:

  1. Hemel en aarde; de ruimte.
  2. Dagen: de tijd.
  3. Namen: de gestalten die een rol spelen. (Dabar: woorddaad, daadwoord).
  4. Woorden: wat er geschiedt. Woord en daad zijn in het Hebreeuws één. Als je zegt: ‘Geen woorden, maar daden’, ben je met woorden bezig en niet met daden.

De aarde krijgt dagen van God en de mens ook. ‘Al de dagen van de mens’, dat is de tijd die God aan de mens geeft, om mens te worden. “Voortaan zullen, zolang de aarde bestaat, zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht, niet ophouden” Genesis 8 vers 22 (Gen. 08:22). Letterlijk staat er: ‘zaad en oogst’. Het is de eerste grondwet van God. In de dagen op de aarde zal er altijd zaad en oogst zijn. Verderop in Genesis komt het ‘zaad van Abraham’. Bij het zaad van Abraham hoort de oogst: de volkeren. Het is interessant dat voor ‘ophouden’ het woord sabbat gebruikt wordt! Ons woord ‘sabbat’ komt er vandaan. Zaad en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht, zullen nimmer sabbat houden.

‘Zaad en oogst’ is een begrip met een meerwaarde. Ik geloof dat het hier ten diepste gaat over geestelijke principes. ‘Zomer’ is in de Schrift een beeld van de heilstijd. Zo lezen wij bijvoorbeeld in Jeremia 8 vers 20 (Jer. 08:20): “Voorbij is de oogst, ten einde de zomer, en wij zijn niet verlost!” ‘Winter’ is een beeld van de tijd waarin alles doods en afgestorven is. Toen Jezus in de zuilengang van Salomo wandelde, was het winter. ‘Winter’ staat er nadrukkelijk bij Johannes 10 vers 22 en 23 (Joh. 10:22-23). Het had een speciale bedoeling, want het was juist de tijd waarop Jezus op het punt stond om als graankorrel in de aarde te vallen en te sterven. ‘Dag en nacht’ hoeft op zich ook geen negatieve betekenis te hebben. Zij hebben een functie in de hele scheppingsorde. ‘Dag,’ is-de tijd van activiteiten. Nacht is de tijd van rust. Als het donker is kan de mens rustiger slapen en komen de ogen tot rust.

Adam en adama

Wat de mens doet heeft zijn uitwerking op de hele schepping. Mens en akker: adam en adama, horen bij elkaar. In het modelverhaal van Kain zien wij, als Kain zijn broeder Abel vermoord heeft, dat Kain weg moet van het aangezicht van de adama, de akker. De verbinding tussen adam en adama is verbroken. De adama gaat nu schreeuwen om hulp. In Genesis 4 hebben we in wezen al de zuchtende schepping.

Er is nog een interessant punt, dat wij bij de behandeling van Genesis 4 niet genoemd hebben. In Genesis 4 vers 11 (Gen. 04:11) staat, dat de aardbodem zijn mond heeft opengesperd ‘om het bloed van uw broeder van uw hand te ontvangen’. Hier ontdekken we een belangrijk principe: De adama opent zijn mond naar de adam: want de mens is dienaar van de aardbodem. De mens staat als dienstknecht op de aardbodem en moet de mond van de adama vullen met zaad. De dienaar van de akker moet gaan zaaien. In plaats dat Kain zaad aan de akker geeft, geeft hij bloed van zijn broer Abel in de open mond van de aardbodem. Vandaar dat er staat dat de aardbodem was ondergraven. Als de mens fout gaat wordt ook de aarde aangetast.

De hele schepping wordt nu aan de vruchteloosheid onderworpen. De Schepping lijdt onder wat de mens doet. Vandaar dat de zuchtende schepping wacht op de onthulling van de zonen Gods: de werkelijke adam. (Zie Romeinen 8). In’ Genesis 3 vers 17 (Gen. 03:17) staat: “Vervloekt is de adama om uwentwil. God stelt hier een feit vast. God zegt eigenlijk:.. ‘Ik heb de adama tenslotte aan jóu gegeven, mens. Als jij de duisternis vrij spel geeft en de boze geesten naar binnen haalt, dan heeft dat gevolgen’. Daarom kan de aardbodem ook alléén door de méns hersteld worden. Het is nog weer een argument waarom de aarde niet kan ondergaan, want de adam hoort bij de adama. De mens is niet bestemd om naar de hemel te gaan en nooit weer een aardbodem onder de voeten te krijgen. De mens zonder aarde is een mens zonder partner. De mens zou bovendien geen oefenterrein meer hebben. Met zijn géést zal de mens in de hemelse gewesten vertoeven. De mens is uit de aardbodem genomen.

Het scheppingsverhaal in Genesis 9

Genesis 9 is als het ware Genesis 1 opnieuw. Genesis 9 vers 1 (Gen. 09:01): “En God zegende Noach en zeide tot hen: Weest vruchtbaar, wordt talrijk en vervult de aarde”. Dat staat óók in Genesis 1. In Genesis 9 komt ook het punt naar voren dat het bloed niet gegeten mag worden (vers 4).

Dan wil ik speciaal wijzen op het verbond. Zo lezen wij in Genesis 9 vers 9 en 10 (Gen. 09:09-10): “Zie, Ik richt mijn verbond op met u en met uw nageslacht, en met alle levende wezens die bij u zijn…” Letterlijk vertaald staat er: ‘ Zie, Ik richt mijn verbond op met u en met uw zaad en met alle levende ziel…” Zowel in vers 9 als in vers 11 wordt gezegd: ‘Ik richt mijn verbond met u op’. Letterlijk staat er heel mooi: ‘Ik zal mijn verbond doen opstaan’. Hier zien we de opstanding van de nieuwe mens. Zowel in Genesis 9 vers 15 als in vers 16 (Gen. 09:15-16) zegt God: ‘Ik zal mijn verbond gedenken’.

‘Opstaan en gedenken’ vormt de omlijsting. Daartussen wordt twee keer het woord ‘geven’ gebruikt: ‘Ik zal mijn verbond geven’. En: ‘Ik geef mijn boog in de wolken’. Het is een gave van God. We zien nu de prachtige opbouw: twee keer ‘doen opstaan’; twee keer ‘gedenken’. Daar tussenin twee keer ‘geven’.

De boog is teken van het verbond en heeft een dubbele betekenis:

  1. regenboog;
  2. strijdboog.

Het Hebreeuws heeft voor beide hetzelfde grondwoord. God zegt: ‘Mijn strijdboog is het teken dat Ik strijd voor mijn schepping’. Als je de regenboog ziet, weet ‘je, dat God het opneemt voor zijn schepping.

En dan in Genesis 9 vers 17 (Gen. 09:17) voor de derde keer de samenvatting: “Dit is het teken van het verbond, dat Ik heb opgericht (letterlijk: ‘heb doen opstaan’) tussen Mij en al wat op de aarde leeft”. In vers 13 staat zo mooi: “Dit is het verbond tussen Mij en de aarde”. God heeft niet alleen een verbond met de méns, maar ook met de aarde.

(wordt vervolgd).

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Met frisse moed zijn we het nieuwe jaar binnengegaan, in de verwachting en het geloof dat 1988 een productief en vruchtbaar jaar zal worden wat de “Levend geloof’-arbeid betreft. Het jaar dat achter ons ligt was bijzonder gezegend. De talrijke positieve reacties op de inhoud van ons blad, hebben ons bemoedigd en betekenen een stimulans om ons volledig te blijven inzetten voor “Levend Geloof”. En daarmee bedoelen we uiteraard dat we er naar streven in ons blad de volle evangelieboodschap zo duidelijk en veelzijdig mogelijk te belichten. Samen met onze medewerkers willen we afgestemd blijven óp Gods Woord èn de Heilige Geest, die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Uiteraard zijn we ons ervan bewust dat de tegenstand uit het rijk der duisternis groter zal zijn dan ooit tevoren, maar als ‘eindtijdgelovigen’ mogen we er óók zeker van zijn dat het nieuwe leven van Christus in ons groeiende is en uiteindelijk volgroeid zal zijn. Niet de duivel heeft het laatste woord, maar de overwinning van Jezus en de gemeente gaat een realiteit worden!

Wij willen met blijdschap en toewijding daarover blijven schrijven in “Levend Geloof” en geloven dat vele lezers en lezeressen daardoor weer rijk gezegend zullen worden en opgebouwd worden in hun geloof.

 

Intermezzo, een potje kunnen breken… door Gerry Velema

Ze hadden een afspraak gemaakt voor vrijdagavond. De donderdag ervoor kwam er een telefoontje. “Ja hoi, hoor es, zouden jullie het erg vinden een andere keer te komen, want een vriend van ons is jarig en nu wilden we toch liever daar heen gaan. Ja, eigenlijk kunnen we zoiets niet maken, hè? Maar je weet toch… goeie vrienden… moet kunnen… ja toch? Bij elkaar kunnen we immers een potje breken?”

Nou daar zat ze dan. Zeggen dat ze het ontzettend flauw vond, wou ze niet, maar met hetzelfde elan en flair reageren met een: “Ja, natuurlijk begrijp ik het!”, dat kon ze niet.

En dat gebroken potje lag nu in haar schoot. Zij zou de scherven moeten opruimen en het liefst zonder verwijt!

Kunnen ze eigenlijk wel een potje bij haar breken? Nu ze er eens goed over nadenkt, beseft ze hoe makkelijk het klinkt, maar hoe moeilijk het is. Want een rood bloempotje is zo weer te vervangen, maar het gebroken potje kan ook een heel dierbaar potje zijn, iets waar je heel zuinig op bent.

Het ene gebroken potje zal daarom veel meer pijn doen dan het andere. Maar altijd zullen er scherven zijn en het alleen opruimen van de scherven. De vrienden die meenden dat potje bij je te kunnen breken, zijn zo vaak allang weg. Eerlijk gezegd geloof ik dat , we bij elkaar maar niet te gauw potigs moeten breken. Vriendschap kan veel dragen en veel hebben, maar gebroken potjes geeft zoveel te doen achteraf!

Eigenlijk alleen bij Jezus kun je gerust eens een potje breken. Voor al die scherven, al ons falen en voor al onze zonden gaf Hij voor eens en altijd Zijn leven. Dat is de vriendschap van Jezus! Hij zegt van vriendschap:

Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven voor zijn vrienden inzet”. Hier valt dat gebroken potje bij in het niet, wat Jezus doet voor Zijn vrienden, en dat mogen we zijn.

We willen heel graag op de Here Jezus gaan lijken, ook in onze relaties, maar zolang we nog heel veel op onszelf lijken, laten we dan voorzichtig zijn met het breken van potjes. En gebeurt het toch eens, ruim dan samen de scherven op. Ga samen naar Jezus toe met je vriendschap, want waar Hij bij betrokken blijft, is dat drievoudige snoer, wat niet makkelijk stuk te krijgen is ook met scherpe scherven. Onze kracht, ook voor het vrienden zijn, ligt in de omgang met Jezus.

Hij weet raad met gebroken potjes, beter dan wij!

 

Verwachting en opdracht door Jan W. Companjen

“En zie, er was een man te Jeruzalem, wiens naam was Simeon, en deze was rechtvaardig en vroom, en hij verwachtte de ver­troosting van Israël, en de Heilige Geest was op hem”.

“Ook was daar Anna, zij was weduwe en ongeveer vierentachtig jaar oud. Zij kwam op datzelfde ogenblik daarbij staan en zij loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem ver­lossing verwachten”. Lucas 2 vers 25 tot en met 38 (Luc. 02:25-38).

Jezus, de verlosser der mensheid

Jezus wordt op de achtste dag naar de tempel ge­bracht om besneden te worden. Zij noemden Hem Jezus; dat was de naam die de engel genoemd had nog vóór zijn moeder zwanger werd. Onmisken­baar is God de Vader er vanaf het begin bij, wan­neer door over schaduwing van de Heilige Geest, uit de maagd Maria, Jezus wordt geboren.

God zelf trad de mens te­gemoet en verwekte in de mens Maria nieuw leven. Een nieuwe Adam werd geboren, die zeggen kon dat Hij er reeds voor de grondlegging der wereld was. Hij kwam als Gods Zoon, Gods plan volvoeren.

De eerstgeboren zonen van het volk Israël kon­den door elke priester in het land worden ‘gelost’. Maar Jezus werd daarvoor naar de tempel in Jeruzalem

 gebracht. Daar op die plaats, waar het volk Gods vergaderd was, wordt bekend gemaakt door twee gelovige vrome Israëlieten, dat Hij de door God beloofde Messias, de Redder van de mens­heid is. Simeon neemt het kind Jezus in zijn armen, looft God en zegt: “Mijn ogen hebben het heil ge­zien, dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken. Licht tot open­baring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël” Lucas 2 vers 30-31 (Luc. 02:30-31).

Ook Anna looft mede God en gaat aan het getuigen dat Hij het is die Jeruza­lem verlossen zal. Het sa­menspel van deze eerste samenkomst met Jezus Christus in het midden, is compleet en Goddelijk. Jezus gaat als ‘geloste’ terug naar Galiléa om de grote Losser te worden. Simeon en Anna werden in hun verwachtingen ge­weldig gezegend. Zij zagen het heil Gods met eigen ogen. Het was een nieuw begin tot heil voor alle volken.

De opening van een nieuwe weg

Opnieuw mogen wij dit ge­weldige gebeuren met el­kaar vieren en gedenken. Steeds duidelijker gaan wij zien dat de liefde Gods hierin een geweldige uitdrukking krijgt. God kwam tot de mens Maria, be­vruchtte haar met zijn Geest en uit haar werd Gods eerstgeboren Zoon geboren. Een Zoon geboren door Geestelijke gemeen­schap van God met de mens. De weg werd ge­opend naar een nieuw ge­slacht , een nieuw volk van God, verwekt door Gods Geest.

Op grond van dit feit wordt dan ook in Hebreeën 3 vers 11 (Heb. 03:11) vermeld dat Hij die heiligt en zij die ge­heiligd worden uit één zijn, dat wil zeggen uit één Geest geboren zijn. Daar­om schaamt Hij zich ook niet om ons broeders te noemen.

Die Goddelijke weg is bij de komst van Jezus voor ons geopend. Een hoge weg, die geestelijk is, van begin tot eind. Geestelijk zijn wij verwekt en Gees­telijk zullen wij verder gaan, om te komen tot het volle licht, tot openbaring voor de heidenen en heer­lijkheid voor het volk Is­raël. En wij mogen weten dat alles, wat Gods liefde verwekt en verwekt heeft, tot volle bloei zal komen.

Vaak hebben wij nog vra­gen : Waarom dit en waarom dat? Vinden wij niet hét antwoord in de vraag van God aan de mens: “Waarom, o mens, hebt gij Mij ver­laten? In Mijn liefde wil ik u alles geven: rust, vrede en blijdschap; leven en overvloed, persoonlijk en voor de hele wereld”.

Willen wij geestelijk leven?

Laten wij, broeders en zusters, meelijden met God en met Hem meevoelen hoe het toch mogelijk is dat de mens zo’n raadsel voor Hem blijft. Veel men­sen en veel kerken willen niet anders hun leven in­zetten op godsdienstig terrein dan ze nu doen. Zij houden het maar het liefst op een ‘natuurlijk niveau’. Een Geestelijk le­ven met een doop in de Heilige Geest en een aan­vaarden’ van Jezus als Leidsman is voor hen te onzeker. Je raakt daarbij je menselijke banden, die overal doorheen lopen, kwijt en komt daarmee al­leen te staan. Men vergeet dan dat de innerlijke rijk­dom en de buit aan nieuwe broeders en zusters over het rond der aarde, véél en veel groter is. Mee– leven met broeders en – zusters in België, meehel­pen hun lasten te dragen. Tijdens vakantie in Oos­tenrijk (in Lienz) een ge­meente van Christus ont­dekken waar je je meteen thuis voelt en ervaart dat ook daar Christus centraal staat. Samen met alle ge­lovigen ervaren dat overal het volk Gods op weg is naar het doel: Het tot volle bloei komen van Christus en zijn gemeente, waartoe het zaad als eers­te in Maria gezaaid werd. Wij geloven in en werken aan, het plan Gods dat Hij en wij, ondanks alles wat de mens is en doet, overwinnaars zullen zijn. Als Hij zegt: “Er zij licht”, dan is er licht, dan komt er licht. Eens zal de mens tot de erkenning komen: Wij hebben het niet ge­kund. Wij mensen komen op Geestelijk terrein, buiten U, tekort. Wij heb­ben uw hulp als Leidsman nodig.

Als voorbeeld daarvan wil ik u laten meegenieten van de geschiedenis van de man die blind geboren werd, die niet alleen ge­nezing ontving, maar ook een duidelijke boodschap achter liet Johannes 9 vers 1 tot en met 7 (Joh. 09:01-07). “En voorbijgaande zag Jezus een man, die sedert zijn geboorte blind was. En zijn discipelen vroegen hem en zeiden: Rabbi, wie heeft gezondigd, deze of zijn ouders, dat hij blind geboren is?”

Is God een straffende God?

Kent u die vraag niet? Ook nu is zij nog steeds actueel in veel kringen, omdat zij God nog veelal zien als een straffende God. Zij zeggen zelf dat zij op gevoed zijn bij wat ‘Zondag 10’ van de Heidelbergse Catechismus belijdt, namelijk dat niet alleen voorspoed, maar ook tegen­spoed, niet alleen gezond­heid , maar ook ziekte, uit Zijn hand komen.

De discipelen zoeken het ook op dit terrein van oor­zaak en gevolg. Op die weg van zonde en straf komt men veel angst tegen en viert de aanklager hoogtij. Achter alles wat er gebeurt kan de straf­fende hand Gods zitten, redeneert men dan en vele gelovigen vragen zich bij één of ander min of meer ernstig gebeuren af: Wat heb ik verkeerd gedaan?

Ik wil hierbij wel opmerken dat de mens natuurlijk wel zondigen kan. Onder andere ten opzichte van je eigen lichaam en geest met alle gevolgen van dien.

Als eerste geldt dan wel de grote opdracht om te leven in overeenstemming met de wil van God. Indien je er zedelijk maar op los leeft en je niet houdt aan de goddelijke instelling dat één man en één vrouw bij elkaar horen in één vaste relatie, dan loop je kans besmet te worden met een geslachtsziekte of met aids. Roken is slecht voor je lichaam en geeft een zeer grote kans dat je longkanker krijgt en ga zo maar door. De grootste zonde is echter wel, dat de Here God niet voor ons zorgen kan, omdat wij Zijn Koningschap, Zijn leiding in ons leven afwij­zen .

In ons gedeelte uit de Schrift komt dit heel dui­delijk aan het licht. Jezus zegt dan ook: Vraag niet waarom maar waartoe is dit geschied. In deze man – let op’ – komen de werken Gods tot openba­ring. In hem, aan die man kan Ik iets doen! En dan  de grote opdracht: Wij, zie ook Johannes 20 vers 21 tot en met 23 (Joh. 20:21-23) moeten werken de werken desgenen die Mij (ons) ge­zonden heeft.

Jezus zegt ook nu tegen ons allen: Vraag niet steeds waarom dit en waarom dat, maar pak het aan. Ga de werken Gods doen die Ik u geleerd heb. Ik wil dat het de mens goed gaat en dat hij gezond is. Ga op Mijn be­loften staan en ontvang datgene wat beloofd is. Ik ben het Licht der wereld.

En nadat Hij dit gezegd had, maakte Hij van ‘speek­sel uit zijn mond en van aarde, slijk en smeerde dat de man op zijn ogen. Hij verbond hemel en aar­de en maakte een zalf die de mens ziende maakte. Maar het kwam niet alléén van zijn kant. De mens moest uitgaan. Hij kreeg een opdracht. Jezus zei: “Ga heen naar Siloam, hetgeen betekent: ‘uitge­zonden’, en was u daar”. En hit waste zich van top tot teen en kwam als een nieuwe schepping, ziende, terug! Hij zag het licht. Hij zag wie hem genezen had en hij zag waartoe hij geschapen, geboren, was. Hij had een nieuwe toe­komst gekregen en strekte zich vol verwachting uit naar hetgeen in dat licht komende was.

In het vervolg van deze geschiedenis komen er geweldige dingen aan de orde. In een gesprek van de genezen man met de Farizeeën komt naar voren dat de man een volgeling van Jezus is en dat de Farizeeën zich volgelingen van Mozes beschouwen Johannes 7 vers 28 en 29 (Joh. 07:28-29). Wet en ge­boden vieren bij hun hoogtij; herstel van de schepping die gaat zien, is aan wet en verordening ondergeschikt. Aan het eind van het gebeuren rond de blindgeboren man, zegt Jezus: “Tot een oor­deel (tot scheiding) ben Ik in deze wereld gekomen, opdat wie niet zien, zien mogen, en wie zien, blind worden”. En tot de Fari­zeeën zei Hij: “Indien gij blind waart, zoudt gij geen zonde hebben; maar nu zegt gij: Wij zien; daarom blijft uw zonde” Johannes 9 vers 39 tot en met 41 (Joh. 09:39-41). Wie oren heeft die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt!

Wij, die geloven, mogen vol vertrouwen verder gaan, ook in het jaar dat voor ons ligt. Voor ons  is het Licht opgegaan en in dat licht zullen we steeds meegaan ontdek­ken dat onze God een God van liefde is. Veel mensen vragen om bewijzen dat God bestaat. Zij zitten nog steeds in de fase van: ‘Waarom dit en waarom dat?’ Zij moeten komen tot een bovennatuurlijk ver­langen, zoals Petrus dat bijvoorbeeld had toen hij Jezus zag wandelen op het water. Petrus riep toen: “Here, mag ik tot u komen?” En Jezus zei: “Kom”. Petrus deed het, hij stapte overboord en ging naar Jezus toe. Ik verzeker u dat, als u naar Hem toe­gaat, Hij zich ook in uw leven zal bewijzen!

Laat dat geloof in 1988 in uw leven verder groeien, opdat u werkelijk mens (zoon) van God zult zijn.

 

 

 

De bouw door Gerry Velema

Daar stonden sterke “ solide mannen. Op de steigers in de brandende zon. Zware stenen uit het puin vrij gebikt, werden door samengebun­delde krachten op de muur gebracht. Steen voor steen, met moeite, zweet en wie weet tranen, maar de muur verrees! Sanballat en’ Tobia hoon­den het volk, maar Nehemia bemoedigde de man­nen: ‘niet op letten, ge­woon doorgaan, God is immers voor ons!

En als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Dus bouwen wij ook, de muur van het hemelse Jeruzalem in ons land.

Ieder, voor zijn huis, voor zijn gemeente of werk van de Heer, maar wel samen aan die ene muur, die veiligheid voor Gods volk moet gaan bieden. En voor geestelijke bespot­ters hoeven ook wij niet bang te zijn, de God des hemels zal het ook ons’ doen gelukken.

Maar hoe vreemd zou Nehemia hebben gekeken bij ons geestelijk bouwen aan de muur, als hij zag wat er onder ons gebeurt. Overdag zijn we samen ‘in de bron’ geweest, of op een ‘gebedsconcert’ of in een of ander ‘samen­bindend’ werk, waar we steen voor steen hebben gebouwd aan de muur. Maar ’s nachts – in het verborgene – komen, broeder-bouwers te voor­schijn om het bouwwerk van hun buurman even een flinke schop te ver­kopen, zodat het werk weer van voren af aan hervat moet worden of zwaar beschadigd raakt.

Wat zou Nehemia tegen ons – Nederlandse bouw­lieden – zeggen? Bang voor Sanballat hoeven we niet te zijn, maar hoe bang zijn we soms nog voor elkaar? Voor de bouw geldt wat in Lucas 9 vers 62 (Luc. 9:62)staat: “Wie de hand aan de ploeg slaat, en ziet naar hetgeen ach­ter hem ligt, is niet ge­schikt voor het Konink­rijk van God” . Wie” niet vergeven en vergeten-wil, al waf het verleden aan lasten draagt, is onge­schikt (!) voor de bouw, in het Koninkrijk van God.

Het is tijd, dat er ge­bouwd wordt, aan de muur van veiligheid en rust voor de kinderen van God. Veiligheid bin­nen gezonde, stabiele gemeenten, waar herber­gen zijn voor gewonden, waar speelplaatsen zijn voor op groeiende kinde­ren, waar ruimte om te leven is, en waar de zon van Gods gerechtigheid heerlijk schijnt!

Zullen we bouwen? U en ik, opkomen voor het werk van God? Hij wil dat het lukt. Ook in Ne­derland en België, of waar u ook woont, in uw gemeente en in uw leven, maar dan wel bouwen, bouwen en bouwen!

‘Heer, wat een voorrecht, om in liefde te gaan! schouder aan schouder in uw bouwwerk te staan. Samen te dienen, te zien’ wie U bent, want uw woord maakt Uw wegen bekend! Amen!

 

Het gebod van de liefde door Wim te Dorsthorst

Het kenmerk van de ware gemeente

Een kenmerk van de gemeente van Jezus Chris­tus, maar ook de geloofwaardigheid van de ge­meente voor de wereld, is de onderlinge liefde. In Zijn afscheidswoorden zegt de Heer: “Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij  elkander liefhebt. Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander” Johannes 13 vers 34 en 35 (Joh. 13:34-35).

Toch wel heel opmerkelijk dat de Heer een gebod geeft om elkaar lief te hebben. Het is alsof de Heer voorzien heeft hoe­veel uitvluchten zelfs een discipel van Hem kan aan­voeren om de ander niet lief te hebben of te hoeven hebben.

Een goed advies van Paulus om lief te kunnen heb­ben is: “Daarom ook be­oordelen we van nu af niemand meer naar het vlees” 2 Korinthe 5 vers 16a in de Canisius vertaling (2 Kor. 05:16a). Dat deze woorden van de Heer ernstig genomen moeten worden, blijkt uit wat Jo- hannes later schrijft in zijn brieven: “Wie niet liefheeft, blijft in de dood. Een ieder die zijn broeder haat is een mensenmoorder en gij weet, dat geen mensenmoorder eeuwig le­ven blijvend in zich heeft” 1 Johannes 3 vers 15 (1 Joh. 03:15).

Het zal een kenmerk van ‘de ware gemeente zijn voor de wereld als de leden van die gemeente elkaar lief­hebben, zegt de Heer. Dit legt een verantwoordelijkheid op ieder gemeentelid. Niet om er onder gebukt te gaan, maar om het be­wust te zijn en met blijd­schap op te pakken en het gebod van de Heer serieus te nemen.

De kerken zijn nooit ge­loofwaardig geweest voor de wereld. De ene scheu­ring en afsplitsing na de andere ontstond omdat er onderling geen liefde was. De verschillende richtingen en groeperingen bestreden elkaar en er was vaak meer haat dan liefde.

Liefde kent geen verwerping

Aangezien de gemeente van Jezus Christus door de wereld gezien wordt als weer één of andere kerk of sekte, is het des te belangrijker dat wij ook op dit punt geheel anders zijn, omdat wij Christus hebben leren kennen.

Wat moeten wij dan helaas maar al te vaak constateren dat het de duivel – de grote uit-elkaar-werper – gelukt is de kerkmentaliteit ook weer binnen de gemeente van Jezus Chris­tus te laten functioneren. Hoeveel richtingen en groepen zijn er nu al weer sinds in het begin van deze’ eeuw ‘de Heilige Geest weer wérd uitgestort? Pleit ik dan voor een soort Pinkster oecumene? Wat je gelooft of leert doet er niet toe, als we maar één zijn? Natuurlijk niet!

Maar waar de liefde functioneert is geen verwer­ping van de ander moge­lijk. Geen kleinerende of negatieve uitlatingen om­dat ‘ze daar’ niet denken of doen als wij. Leert de Bijbel niet dat de Heer zijn gemeente bouwt? Matteüs 16 vers 18 (Matt. 16:18). Zouden we – dan negatief af geven op andere gemeenten die toch ook door de Heer gebouwd worden? Zou het niet kun­nen zijn, dat in de gees­telijke wereld machten en krachten die negatieve uitlatingen en beschuldigingen oppakken en bol­werken oprichten tegen de kennis van God in die andere gemeente?

Misschien is het goed u- zelf deze vragen te stellen als het gaat om het vervullen van het gebod van de Heer: elkaar lief te hebben. Liefde is de sterkste positieve kracht die denkbaar is, die wij naar de ander uit kunnen laten gaan. Het is voor de, duivel en zijn rijk absoluut ónmogelijk daar iets aan te doen of daar tussen te komen.

Als wij spreken over elkaar en met elkaar in de gemeente, ook als dat zou gaan over andere gemeen­ten, dan is het advies van Petrus: “Spreekt iemand, ‘laten het woorden zijn als van God” 1 Petrus 4 vers 11 (1 Petr. 04:11).

Als ik zeg dat liefde een kracht is, blijkt al wel dat het niet gaat om een verheven gevoel. Uiteraard brengt liefde een geluks­gevoel voort, dat is duidelijk. Maar het gaat om een kracht die voortkomt uit de geest van de mens.

Ieder mens kan liefhebben. Dat vermogen heeft hij ontvangen van Zijn Schepper, die liefde is. Maar al functioneert de menselijke liefde nog zo volmaakt – en we zien het Goddank in de wereld nog functioneren – kunnen we toch niet zeggen: ‘Kijk dat zijn discipelen van de Heer’.

Het wezen van God is: Liefde

De Heer spreekt ook niet van: “Uw naaste liefheb­ben als uzelf” Leviticus 19 vers 18 (Lev. 19:18), maar Hij zegt: “Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt, gelijk Ik u liefgehad heb”. Dit is meer dan de na­tuurlijke liefde. Dit is liefhebben met de liefde van God. Jezus is de waarachtige Zoon van God en is daarom wezens gelijk aan God.

Als de apostel Johannes zegt: “God is liefde” 1 Johannes 4 vers 8 (1 Joh. 04:08) heeft dat ook betrekking op Gods Zoon. Ook Hij is liefde!

Bij de mens is de liefde maar al te vaak afhankelijk van het gedrag van de an­der. Bij God en Jezus Christus is dit ondenk­baar want Zij zijn liefde in hun wezen.

Liefde is het meest funda­mentele van Gods schep­ping en daarom zal in de gemeente DIE liefde moeten functioneren. Dat is de goddelijke liefde die in het hart van de mens is geko­men bij het ontvangen van de Heilige Geest Romeinen 5 vers 5 (Rom. 05:05). Als men deze Geest niet heeft is men geen lid van het lichaam van Christus, geen discipel van Hem en kan die liefde dus ook niet functioneren Romeinen 8 vers 9 en Efeze 4 vers 4 (Rom. 8:9; Ef. 4:4). Er ontwikkelt zich dan geen vrucht van de Heilige Geest in de mens die Paulus noemt in, Galaten 5 vers 22 (Gal. 5:22) en die begint, met ‘de liefde’. De Heer spreekt echter tot Zijn discipelen en ‘dat zijn wij als we gedoopt zijn met de Heilige Geest.

Liefde is verbonden met de waarheid

In 1 Johannes 3 vers 18 (1 Joh. 03:18) lezen wij: “Kinderkens, laten wij liefhebben, niet met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid”. De ver­taling van Willibrord zegt: “Kinderkens wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen, maar met concrete daden. De liefde die in de gemeente functioneert is een liefde van daden, van doen, heel concreet.

En deze liefde is niet los te maken van de waarheid van het evangelie en het gehoorzamen daaraan. De uitspraak die nogal eens gehoord wordt: ‘Jullie hebben de waarheid en wij hebben de liefde’ is onmo­gelijk en niet Bijbels. Dit blijkt wel overduidelijk uit de volgende uitspraken: “Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij Mijn geboden be­waren” Johannes 14 vers 15 (Joh. 14:15).

“Gij zijt Mijn vrienden, indien gij doet, wat Ik u gebied” Johannes 15 vers 14 (Joh. 15:14). “Want dit is de liefde Gods, dat wij Zijn geboden bewaren’” 1 Johannes 5 vers 3 (1 Joh. 05:03).

De Heilige Geest, die de liefde Gods in onze harten brengt, is óók de Geest der waarheid Johannes 14 vers 17a (Joh. 14:17a), dat is niet te scheiden.

Vrucht dragen door de liefde

Met deze goddelijke liefde mogen wij in de gemeente oefenen, er mee werken, zodat het veel vrucht zal dragen. Jezus zelf garan­deert dat dat niet verbor­gen zal blijven als Hij zegt: “Hieraan zullen al­len weten, dat gij disci­pelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elk­ander”.

De tijd gaat verder en aan vele tekenen zien wij dat het einde aller dingen nabij gekomen is. Laten we daarom de woorden die de Heilige Geest Petrus heeft laten opschrijven, ter harte nemen: “Het einde aller dingen is nabij gekomen. Komt dus tot bezinning en weest nuch­ter, opdat gij kunt bid­den. Hebt bovenal bestendige liefde jegens elkander, want de liefde bedekt tal van zonden”.

 

 

1987.12 nr. 287

Levend geloof 1987.12 nr. 287

De doorwerking van het kerstfeest door Gert Jan Doornink

De grote betekenis van Jezus’ komst

In het plan van God met Zijn schepping, neemt Jezus Christus een centrale plaats in. Het is goed dat wij ons dat als gemeente van Jezus Christus telkens weer realiseren, want wie Jezus Christus naar de achtergrond schuift, zit op een verkeerd spoor en kan het geloof in Hem niet op de juiste wijze beleven.

Nu heeft de moderne theologie allang afstand genomen van de persoon Jezus Christus. Hoogstens is er plaats voor Hem als revolutionair leider, als moreel voorbeeld en verder wordt Hij op één lijn gesteld met belangrijke figuren uit andere godsdiensten.

Maar ook binnen de gemeente van Jezus Christus zijn er velen die Jezus weliswaar kennen als ‘Verlosser en Zaligmaker’, maar zich niet realiseren dat Zijn komst naar deze wereld van veel groter en ingrijpender betekenis was. Hij kwam niet alleen naar deze wereld om de mensen de mogelijkheid te bieden om ‘behouden te worden voor de eeuwigheid’ door te geloven in Hem. Hij kwam, m opdracht van Zijn Vader, met een boodschap in deze wereld, waarop de mensen die in Hem gingen geloven, verder moesten ingaan. Jezus maakte het bewustzijn van de mensen wakker “dat ook zij betrokken zouden worden bij het grote herstel- en vernieuwingsplan van God, waarbij geen plaats meer zou zijn voor de werken der duisternis, maar waarbij uiteindelijk de glorie en de heerlijkheid van God zich ten volle zou gaan openbaren!

De persoon Jezus Christus mag daarom ook nooit los gezien worden van de boodschap die Hij bracht. Een boodschap die radicaal was, dat wil zeggen de duivel ontmaskerde en de bedoeling van God: het goede, welgevallige en volkomene voor ieder mens, duidelijk maakte. Jezus zelf bracht het grote verschil tussen wat Hij deed en de duivel zeer duidelijk onder woorden met de opmerking: “De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed” (Joh. 10:10).

Onze betrokkenheid bij het werk van Jezus

Wanneer wij oog hebben gekregen voor het feit dat Jezus èn Zijn boodschap één zijn en beide dus belangrijk, zijn we al een stap verder. Maar ook dan kan er nog een soort ‘afstandelijk geloof’ zijn, als wij ons niet bewust zijn dat wij voor de volle honderd procent erbij betrokken zijn om dit door te geven! Tot Zijn discipelen sprak Jezus reeds: “Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u” (Joh. 20:21b). Paulus schrijft aan de Galaten dat toen de volheid des tijds gekomen was, God Zijn Zoon heeft uitgezonden (Gal. 04:04). De volheid des tijds voor allen die in Hem (gingen) geloven, kwam toen op de Pinksterdag de Heilige Geest werd uitgestort. Daarom mogen ook wij ons bewust zijn dat wij zijn uitgezonden in deze wereld. We hebben daarvoor het recht van zonen ontvangen (Gal. 04:05).

We zijn een tijd binnengegaan waarbij iedere halfslachtigheid, lauwheid, twijfel on ongeloof behoort te verdwijnen. De infiltraties uit het rijk der duisternis zullen meer en meer worden ontmaskerd en overwonnen, naarmate de Geest van God in en door ons kan werken. Nog blijft in veel evangelieprediking de duivel buiten schot. Men spreekt wel over de slechtheid van de mens, zonder de veroorzaker van deze slechtheid te ontmaskeren. Vaak komt dit omdat men zelf nog geheel of gedeeltelijk gebonden is en geen geestelijke kennis en inzicht bezit. Let wel: ik schrijf dit niet als een soort ‘liefdeloos verwijt’ aan allen die de volle evangelie boodschap afwijzen. Het gaat erom dat wij onszelf onderzoeken op dit punt en dat we elkaar op positieve wijze helpen de volheid van Christus te leren kennen. Paulus zegt: “Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is?” (2 Kor. 13:05). Met andere woorden: staat ons geloof in Jezus Christus op een laag pitje, of is het een dagelijks werkzaam, levend geloof? En dan niet alleen in ons eigen leven, maar ook naar de anderen – onze medemens – toe!

Dat is de werkelijke betekenis van het Kerstfeest, dat we weer met grote blijdschap, maar ook met verantwoordelijkheidsbesef mogen vieren, want niet alleen Jezus Christus werd uitgezonden in deze wereld, maar ook wij zijn uitgezonden! Het grote werk Gods gaat door, totdat Christus zal zijn ‘alles en in allen’. Wat een heerlijkheid daar bij betrokken te zijn!

 

Sta op, ‘wordt verlicht door Wim te Dorsthorst

 

December is de maand van de huiselijke feesten: Sint Nicolaas, Kerstfeest, de jaarwisseling, lange gezel­lige (?) winteravonden, enz. De hele economie is er op ingesteld. Winkels liggen vol en in een snel tempo ziet men de etalages veranderen van het ene feest naar het andere.

Ieder jaar zijn de verkooppercentages weer hoger dan de voorgaande jaren.

Het hoogtepunt van de decembermaand is onge­twijfeld het Kerstfeest. Van oudsher een kerkelijk feest met veel sfeer en romantiek omgeven. Het wordt echter steeds meer een gelegenheid om te eten, te drinken en op een volkomen vleselijke manier vrolijk te zijn. Ja, men gaat óók nog wel even naar de kerk, want dat hoort bij de sfeer, maar aan de geboorte van de Verlosser – ‘het Licht der wereld’ – wordt vrij­wel niet gedacht. Er is zoveel kunstlicht dat niet gezien wordt hoe men wegzinkt in een steeds toenemende duisternis. In enkele grote weekbladen stond pas geleden nog te lezen hoe snel de ontkerkelijking toeneemt.

Maar – prijs onze grote, goede God – in het ver­borgene gebeurt er ook nog iets, wat hier totaal tegengesteld aan is. De Bijbel spreekt in dit ver­band over het geheimenis Gods. Er treedt namelijk een volk uit de duisternis te voorschijn waar het licht steeds helderder over opgaat. De profeet Jesaja – die zoveel gepro­feteerd heeft over de komst van de Messias, de eniggeboren Zoon van God – zegt over dit volk: “Sta op, wordt verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heren gaat over u op. Want zie, duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de natiën, maar over u zal de Here opgaan en zijn heerlijkheid zal over u gezien worden” (Jes. 60:01-02)

De uitgeroepenen door de Geest

Wat is dit dan voor volk dat toegeroepen wordt: “Sta op” of “Maak u op”? Profeteerde Jesaja dan niet voor het volk Israël? Ja en neen! Hij profeteer­de voor het natuurlijke volk Israël wat de komst van de Messias, Jezus Christus, betrof, maar niet los daarvan gold en geldt zijn profetie het geestelijke volk Israël, waar Petrus op doelt in 1 Petrus 1 vers 10 tot 12 (1 Petr. 01:10-12). Dat is het volk uit alle stammen, talen, natiën en volkeren, die door het bloed van het Lam voor God gekocht zijn en die door Jezus Christus ge­vormd worden tot een Koninkrijk van priesters voor zijn God en Vader (Openb. 01:05-06; Openb. 05:09). Dit is de gemeente van Jezus Christus. Dit is de ‘ec­clesia’, de door de Heilige Geest ‘uitgeroepenen’ of ‘bijeen geroepenen’ uit de hele wereld (Matt. 16:18).

Toen de eerste gemeente vervuld werd met de Hei­lige Geest, op die zo belangrijke eerste Pinkster­dag, zei Petrus: “Dit is het waarvan gesproken is door de profeet Joël: En het zal zijn in de laat­ste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees” (Hand. 02:16-17a) .

‘Dit is het’. Dit is de belofte’ van God. Hier heeft God naar toegewerkt van vóór de grondlegging der wereld, dat na de ver­heerlijking van Zijn Zoon Jezus Christus, de Heilige Geest uitgestort zou worden. (Luc. 24:49; Joh. 07:39; Hand. 02:33).

Jezus Christus is de ge­rechtigheid Gods voor de gehele wereld. Niet dat ieder mens zomaar de Hei­lige Geest zou ontvangen, maar de Heilige Geest kan nu werkzaam zijn in de wereld. Hij zoekt mensen­harten, die overtuigd zijn van zonde en van gerech­tigheid (in Jezus Chris­tus) en van oordeel (vrij­making uit de macht van satan door te gaan tot het Licht), zegt Jezus in Johannes 16 vers 8 (Joh. 16:08).

Velen hebben hun geweten tot zwijgen gebracht, maar de Geest doorloopt de gan­se aarde om krachtig bij te staan, hen, wier hart volkomen naar Hem uit­gaat (2 Kron. 16:09).

Gij zult Mijn getuigen zijn.

Dit doet de Geest niet los van het Woord. De Geest werkt in het Woord en dat Woord moet verkondigd worden. Paulus zegt: “Ge­loven is een gevolg van het horen van de bood­schap, en dat horen vindt plaats bij de verkondiging van Christus” (Rom. 10:17, Groot Nieuws). Dit ver­kondigen vindt plaats door de prediking, zoals in de dagen van Paulus, maar in deze tijd ook bijvoor­beeld door middel van lectuur. Zo is “Levend Ge­loof” ook al meer dan 25 jaar een verkondiger of getuige van Christus. Naast de opbouw van hen die al tot geloof gekomen zijn, klinkt ook altijd wel het goede nieuws door van Jezus Christus als Verlosser en Licht der wereld.

Op velerlei wijzen wordt in deze tijd zo het goede nieuws verkondigd. Maar, zegt Paulus in Romeinen 10 vers 16 (Rom. 10:16): “Ze hebben niet allemaal gehoor gege­ven aan het grote nieuws”. Het overgrote deel geeft geen gehoor, maar geluk­kig zijn er ook velen die het wél aannemen. Zelfs uit de Moslimwereld komen er mensen tot erkentenis der waarheid en worden toegevoegd aan de miljoe­nen die al verlost en ge­doopt zijn en de Heilige Geest hebben ontvangen. Dit is nu het werk van de Heilige Geest die is uit gestort op alle vlees en die in deze tijd met kracht overtuigt als het Woord Gods gepredikt wordt.

Duidelijk zien we deze werking ook op de eerste Pinksterdag als 3000 men­sen tot bekering komen. Jezus zelf zegt hierover: “Niemand kan tot Mij ko­men, als de Vader die Mij zond, hem niet trekt” (Joh. 06:44, Willibrord vert.). En: “Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem (God) die Mij gezonden heeft. Als iemand bereid is Zijn wil te doen, zal hij van deze leer weten of zij uit God voortkomt of dat Ik haar uit Mijzelf verkondig” (Joh. 07:16-17).

Zo trekt God mensen en brengt die mensen, die Zijn wil willen doen, in het Koninkrijk (de ge­meente) van de Zoon Zijner liefde” (Kol. 01:13). Deze mensen, die over de gehele wereld in plaatse­lijke gemeenten op groeien naar het volle zoonschap, noemt de Bijbel ‘door God uitverkoren heiligen en geliefden’ (Kol. 03:12). Dit is niet weer een kerkge­nootschap of een sekte, maar door God ‘uitgeroe­penen’ uit de wereld.

Een volk Gode ten eigendom

Het is een bijzonder volk dat, juist nu de hele we­reld weer danst en zingt en eet en drinkt en speelt bij hun eigen gemaakte gouden kalf, kiest voor een totale breuk met deze wereld. Het is een volk dat de woorden van Jezus begrepen heeft als Hij zegt: “Want een ieder die zijn leven zal willen be­houden , die zal het ver­liezen; maar ieder, die zijn leven verloren heeft om Mijnentwil, die zal het behouden” (Matt. 16:25). In de doop van dit volk is de oude mens gekrui­sigd en met Hem begraven in de dood. Het nieuwe leven van Christus is er voor in de plaats gekomen (Rom. 06:01-11).

Dit volk leeft nu voor God en is het eigendom van Hem en is niet voortdu­rend met zichzelf bezig. Door de Heilige Geest ver­anderen zij van dag tot dag naar het beeld van hun Meester, Jezus Chris­tus (Rom. 08:29; Ef. 04:13-15). Deze gemeente breekt meer en meer uit in gejuich en gejubel voor God en het Lam. Ondanks strijd, moeite en verdruk­king is er voortdurend een lofzang in hun hart. Paulus zegt: “Laat u be­zielen door de Heilige Geest, spreekt elkander toe in psalmen en hymnen en liederen, ingegeven door de Heilige Geest.

Zingt en speelt voor de Heer van ganser harte” (Ef. 05:18b-19, Willibrord vert.). Tot dit volk klinkt nu de profetische oproep van Jesaja (Jes. 60:01): “Sta op, wordt verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heren gaat over u op”.

Zonen worden geboren

Wij staan aan de vooravond van een geweldige tijd: een nieuw wereldwijd ‘Kerstfeest’ gaat baanbreken. De gemeente – die in Openbaring 12 geschil­derd wordt als de vrouw, bekleed met de heerlijk­heid Gods en staande op het fundament Jezus Chris­tus en gekroond met de leer van de apostelen en profeten – is hoog zwan­ger.

De duivel, de grote draak, tracht de geboorte nog te verhinderen, maar de zonen worden geboren en krijgen goddelijke heer­schappij (Openb. 12:01-05). Dit volk, deze zonen, zul­len staan temidden van de duisternis als een stralend licht, temidden van het rijk van de antichrist, dat met bedrieglijke won­deren en tekenen en gena­deloos geweld, zal trach­ten de gemeente en de hele wereld aan zich te onderwerpen (1 Thess. 02:09-10).

Maar wij kijken nog even mee met Jesaja als hij, door de Geest van Chris­tus, geweldige dingen ziet gebeuren voor dit volk en met dit volk en zegt:

“Want zie, duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de natiën, maar over u zal de Here opgaan en zijn heerlijkheid zal over u gezien worden.

Volken zullen opgaan naar Uw licht en koningen naar Uw stralende opgang.

(Jes. 60:02-05)

(Jes. 60:04-05) Hef uw ogen op en zie rondom: zij allen verzamelen zich, komen tot u; uw zonen komen van verre en uw dochters worden op de heup aangedragen.

Dan zult gij het zien en stralen van vreugde; uw hart zal zich ontroerd verruimen, want tot u zal de rijkdom der zee zich wenden, het vermogen der volken zal tot u komen.”

Jesaja ziet de gemeente die als het ‘geheimenis Gods’ wordt toebereid tot een koninkrijk van priesters. Het zijn de uit­geroepenen die de wil van God willen doen en die hun leven inzetten voor een wereld in nood. Jesa­ja ziet hoe déze gemeente als een ark zal zijn, waar alles in binnen gebracht zal worden en voor de hele wereld tot behoud zal zijn.

Daarom is de oproep voor nu: ‘Volk van God, Ge­meente van Jezus Chris­tus: Sta op!’

God gaat de wereld, die in diepe duisternis dreigt weg te zinken, een gran­dioos, onvoorstelbaar nieuw Kerstfeest bereiden door de zonen die door de Zoon gevormd zijn. “Sta op, wordt verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heren gaat over u op!”

 

Van de redactie

Een bijzonder jaar ligt achter ons. In januari verscheen namelijk het eerste nummer van de 26ste jaargang en mochten wij terug zien op 25 jaar “Levend Geloof’-arbeid. Omdat wij geen organisatie zijn die eigen conferenties, contactdagen en bijeenkomsten organiseert, hebben wij er uitsluitend in ons blad aandacht aan geschonken. “Levend Geloof” heeft het van meet af aan

haar opdracht gezien, voornamelijk via het gedrukte woord de volle evangelie boodschap te proclameren. Juist omdat wij een onafhankelijk blad zijn kunnen wij vrij en onbevangen schrijven over datgene wat wij – geïnspireerd door Gods Woord en Geest menen dat nuttig is voor de verkondiging van dit evangelie.

”Levend Geloof” staat ten dienste van alle gemeenten en individuele gelovigen die verlangen het volle evangelie te leren kennen en beleven, terwijl wij uiteraard de gemeenten en gelovigen die deze boodschap nog niet kennen, opwekken dat ook te doen! “Levend Geloof’ mag daarom, behalve als blad voor ‘geestelijke opbouw’ ook gezien worden als ‘zendingsblad’. Onze taak was ‘is en

blijft de verkondiging van het evangelie van het koninkrijk Gods.

Wij zijn dankbaar dat vele van onze lezers en lezeressen dit ook zo zien en niet alleen zelf gezegend worden door de inhoud van ons blad, maar ook daadwerkelijk meewerken, bijvoorbeeld door abonnees te winnen, geschenk abonnementen op te geven en door het overmaken van giften. En last-but-not-least, door gebed. Het gelovige, positieve gebed is de motor waarop ieder werk in Gods Koninkrijk functioneert en dat geldt zeker ook voor de arbeid van “Levend Geloof”.

Als blad werken we ook mee aan de ‘opinievorming’ rondom de boodschap, dat wil zeggen, wij proberen zo veelzijdig mogelijk de boodschap te belichten, zonder fanatiek of extreem te zijn, maar ook zonder water in de wijn te doen. En vooral dat laatste is in deze tijd erg belangrijk. Daarom willen wij doorgaan met de compromisloze verkondiging van het evangelie, zoals Jezus dat bracht en later de apostelen en kunnen met Paulus zeggen dat onze arbeid niet vergeefs zal zijn in de Here. Ook willen wij – redactie en medewerkers – al onze lezers en lezeressen een rijk gezegend Kerstfeest toewensen en wat 1988 betreft: laten we standvastig blijven, onwankelbaar en te allen tijde overvloedig in het werk des Heren! (1 Kor. 15:58).

 

Het boek Genesis door Klaas Goverts (8)

De geschiedenis van Noach (2)

“Noach was onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig en onberispelijk man” (Gen. 06:09b). Als er in Genesis over een ‘man’ gesproken wordt, dan is dit een kernwoord. In de eerste hoofdstukken van Genesis gaat het steeds over ‘man en vrouw’: ‘man en mannin’ (iesj en isjah). Daarna gaat het over ‘man en broeder’. Daarom staat er in Genesis 4 vers 1 (Gen. 04:01), dat Eva zegt: “Ik heb met de Here een man voort gebracht”. Eva zegt niet, zoals de ‘Groot Nieuws’-vertaling zegt: “Ik heb een zóón voort gebracht”. Dit geeft een complete verwarring, want hier moest juist het woord ‘man’ staan. Het Hebreeuws klutst de woorden niet door elkaar. Het gaat om ‘man en broeder’. Van Noach wordt in vers 9 (Gen. 06:09) ook gezegd dat hij een ‘man’ is.

Noach krijgt twee aanduidingen: Hij is rechtvaardig en onberispelijk. Dit willen we eens wat nader gaan bezien. In de eerste plaats het woord ‘rechtvaardig’ (tsaddieq). Het is in de Schrift een heel fundamenteel woord. Rechtvaardig is iemand die beantwoordt aan zijn bestemming. Een stapje verder: Een tsaddieq is iemand die het opneemt voor zijn broeders en daarmee waarlijk mens wordt. Jezus Christus is de ware tsaddieq geworden: de Rechtvaardige die het opnam voor zijn broeders, tot in de dood.

In de tweede plaats wat het woord ‘onberispelijk’ betreft. Dit woord is eigenlijk te negatief. Het gaat er niet om wat hij niet is (on), maar in het Hebreeuwse denken gaat het er veelmeer om wat iemand wel is. Er staat het woord tamiem, één van de grondwoorden uit de Schrift. Tamiem betekent: totaal, geheel.

Noach: de man uit een stuk

Je zou dus ook kunnen zeggen: ‘Noach was een man uit één stuk’. Het betekent veel meer dan: ‘Er was aan Noach niets te berispen’. Het woord tamiem staat ook in Matteüs 5 vers 48 (Matt. 05:48), waar Jezus zegt: “Gij zult volmaakt (tamiem) zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt (tamiem) is”. Met andere woorden: ‘Jullie zult mensen zijn uit één stuk, gelijk uw hemelse Vader ook iemand is uit één stuk’. Het is een mooie afsluiting van Matthéüs 5, waarin het steeds gaat om ‘het ongedeelde leven; het werkelijk één zijn’. Jezus bedoelt: ‘Je moet zonder onderscheid, als een mens die één geheel vormt, leven uit één principe en je medemens van ganser harte liefhebben. Je zult tamiem zijn’. Jezus geeft hier in feite alleen maar een toepassing van Genesis. Daarom zegt Hij ook in vers 17 (Matt. 05:17): “Ik ben niet gekomen om de wet (Thora) te ontbinden, maar Ik ben gekomen om ze te vervullen”. Zoals we eerder reeds schreven vormt de Thora de vijf boeken van Mozes: de onderwijzing. ‘Vervullen’ is: tot de oorspronkelijke inhoud en tot de oorspronkelijke kracht terugbrengen. Het treft mij steeds meer, dat Jezus met beide benen in het boek Genesis staat. Als Jezus bijvoorbeeld spreekt over het huwelijk, zegt Hij: “Van den beginne is het niet zo geweest”. Je zou ook kunnen vertalen: ‘In Genesis is het niet zo geweest’. Genesis is het boek: ‘In den beginne’ (beresjiet). Zo begint het boek Genesis ook.

Nog enkele kernteksten over tamiem, om een lijn te trekken: De lijn bij Noach wordt voortgezet bij Abraham. Genesis 6 vers 9 (Gen. 06:09)en Genesis 17 vers 1 (Gen. 17:01) zijn twee teksten uit het begin van de Thora. Noach en Abraham zijn twee figuren’ waarvan gezegd wordt: Tamiem. Genesis 17 vers 1b (Gen. 17:01b): “Ik ben God, de Almachtige(El Sjaddai) wandel voor mijn aangezicht en wees onberispelijk” (tamiem). Dus: ‘Wees (of word) een mens uit één stuk’. Deuteronomium 18 vers 13 (Deut. 18:13), een tekst uit het eind van de Thora, zegt: “Gij zult onberispelijk staan tegenover de Here, uw God”. Letterlijk staat er: ‘Gij zult tamiem zijn met de Here, uw God”. De Israëlieten staan vlak voor het beloofde land. Mozes zegt dan: ‘Jullie moeten niet waarzeggers en tovenaars aanlopen, want dat doen de volken rondom. ,Jullie moeten naar hen. niet luisteren, maar naar een profeet’. God wilde dat het volk zich helemaal zou scharen aan de zijde van de Here, hun God.

Het kenmerk van Noachs tijd.

Tamiem is één van de grondwoorden waar de Thora van Mozes op gebouwd is. Het staat lijnrecht tegenover wat’ in de tijd van Noach allemaal naar voren kwam. Genesis  6 vers 9 (Gen. 06:09) zegt dat Noach onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig man was. (Letterlijk: ‘in zijn geslachten, generaties’). In vers 9b wordt van Noach gezegd, dat hij met God wandelde; evenals Henoch. Het kenmerk van die tijd wordt vermeld in vers 11 (Gen. 06:11): “De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij”.

Als in de Schrift het woord ‘geweld’ gebruikt wordt, heeft dit in wezen altijd te maken met onderdrukking.’ ‘Geweld’ is een kernwoord. Het wil zeggen dat de ene mens leeft ten koste van zijn broeder. De mensen in de tijd van Noach liepen over hun broeders. Het woord ‘geweld’ speelt door heel de Schrift heen. Een paralleltekst is bijvoorbeeld: Habakuk 1 vers 2 (Hab. 01:02): “Hoelang, Here, roep ik om hulp, en Gij hoort niet; schreeuw ik tot U: geweld! en Gij verlost niet?” (eigenlijk: bevrijdt niet). ‘Ik schreeuw tot U: geweld!’, is een noodkreet van Habakuk. Het woord ‘schreeuwen’, dat hier in het Hebreeuws gebruikt wordt, betekent – altijd, dat een hulpeloze om hulp roept. Het is interessant, dat dit woord ook gebruikt worgt als Kaïn Abel vermoord heeft: “En Hij zeide: Wat hebt gij gedaan? Hoor, het bloed van uw broeder roept tot Mij van de aardbodem” (of schreeuwt) (Gen. 04:10). Het is hier niet een roepen om wraak, maar om hulp; er was geen helper, geen broeder meer.

Een mens gaat schreeuwen als hij geen broeder meer heeft. De aarde gaat schreeuwen als de aarde geweld proeft. ‘Geweld’ staat lijnrecht tegenover ‘broederschap’, en dus ook lijnrecht tegenover ‘rechtvaardigheid’. Een rechtvaardige neemt het op voor zijn broeders en een geweldenaar vertrapt zijn broeders. Rechtvaardig ben je nooit op je eentje, maar altijd ten behoeve van de ander, de rechtvaardige neemt het op voor de hulpeloze. Wie zegt: ‘Als ik er maar kom, als ik het doel maar bereik’, die is een vrome egoïst. Jezus was een rechtvaardige, die het opnam voor de hulpeloze. Jezus werd een tsaddieq doordat Hij een hele mensheid meenam.

De mens op een doodlopende weg

In Genesis 6 vers 11 en 12 (Gen. 06:11-12) valt het woord ‘verdorven’ op: “De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweld. En God zag de aarde aan, en zie, zij was verdorven, want alle vlees had zijn weg op de aarde verdorven”. ‘Al wat leeft, staat er niet; er staat: ‘alle vlees’: de mensen. Het haakt in op vers 3, waar staat: ‘de mens… hij is vlees’. Het woord ‘weg’ is ook een belangrijk woord in de Schrift; het is je levenswandel, je weg door de geschiedenis. De mensen hadden hun weg verdorven.

“Toen zeide God tot Noach: Het einde van al wat leeft is door Mij besloten” (Gen. 06:13a). Er staat echter letterlijk: ‘Een einde van alle vlees is voor mijn aangezicht gekomen’. Er staat dus niet dat het door God besloten is, maar het is voor Gods aangezicht gekomen. God ziet op een bepaald moment voor zijn aangezicht komen, dat er een einde komt aan al dat vlees dat zijn weg had verdorven. Deze mens kan niet meer verder, maar is aan het eind gekomen. Hij loopt letterlijk en geestelijk dood. Het is een doodlopende weg. Want het is een geestelijke wet, dat de mens vastloopt in zijn eigen puinhopen.

“De Here kent de weg der rechtvaardigen, (die mens die het opneemt voor zijn broeders) maar de weg der goddelozen gaat teniet of teloor. (Ps. 01:06). Een goddeloze is niet alleen maar een mens, die God niet heeft: een atheïst, maar het is, letterlijk vertaald: een doemende: iemand die een doem legt op anderen. Vers 13 b zegt: ‘Want door hun schuld is de aarde vol geweldenarij…” (letterlijk: ‘want vanwege hun aangezicht is de aarde vol geweld’). Het woord ‘vol’ herinnert ergens aan het scheppingsverhaal. God zei- Vervul de aarde’. Het was Gods bedoeling dat de aarde vervuld zou worden met Zijn heerlijkheid. De mensen hebben de aarde inderdaad vervuld, doch met gewéld. Als de maat vol is, komt er een einde.

Je aangezicht is: je relatie met God en je relatie met je broeder. Hoe kijk je naar God en hoe kijk je naar je broeder? Als je aangezicht valt, is het resultaat: geweld, zoals bij Kaïn. De geschiedenis van Kaïn is het modelverhaal, voor wat er later in het groot gaat gebeuren. Verder lezen we in vers 13b (Gen. 06:13b): “En zie Ik ga hen met de aarde verdelgen”. Er staat hier hetzelfde woord als in vers 11 en 12 (Gen. 06:11-12): verderven. We zien de lijn: vers 11(Gen. 06:11): De aarde was verdorven’. Vers 12 (Gen. 06:12): “Zij was verdorven, want alle vlees had zijn weg verdorven’ Daarop volgt in vers 13b (Gen. 06:13b): ‘Ik ga hen met de aarde verderven’.

Kanttekeningen bij het woord ‘verderven’

Ik wil nog iets dieper ingaan op het woord ‘verderven’ vanuit de grondbetekenis. Ten eerste kan het komen van een Assyrisch woord, dat ‘vluchten’ of ‘ontwijken’ betekent. De woorden hebben een bepaalde ontwikkeling door gemaakt . Vanuit de grondbetekenis krijg je een duidelijke zin. We zien, dat de mensen van ‘hun weg afgeweken waren. God zegt: ‘Ik zal ze doen vluchten’,  doen ‘wijken’. Ten tweede kan het woord ‘verderven’ afgeleid worden van het Hebreeuwse woord ‘groeve’. Dit woord heeft dezelfde woordstam: sjachat. Dan zou het woord betekenen: ‘ondergraven’. Alle vlees had zijn weg ondergraven. Deze afleiding spreekt mij wel aan. De aarde was ondergraven. Alle vlees had zijn weg ondergraven. Als gevolg hiervan, staat in vers 13 (Gen. 06:13): ‘En zie, Ik zal hen ondergraven’. De mensen hebben hun weg ondergraven. God zegt: ‘Ik zal hun ondergraven’. Het wil zeggen: ‘Ik zal hun verdergaan onmogelijk maken’.

Het woord sjachat kan in ruimere zin gebruikt worden. In Klaagliederen 2 vers 6 (Klaagl. 02:06) wordt het gebruikt in verband met de feesttijden. De Here heeft de feesttijd ondergraven, of: doen wijken. In dit verband noem ik nog een ander woord, dat hier niet voorkomt, maar er toch wel mee te maken heeft. Dit woord wordt meestal vertaald met ‘vernietigen’: abad. Het woord abad heeft oorspronkelijk een andere zin; het betekent eigenlijk ‘verdwalen’; in de causatieve vorm: ‘doen verdwalen’ of ‘laten verdwalen’. Oorspronkelijk wordt het gebruikt bij: ‘het verdwalen van een schaap’. Vandaar dat je een heel andere gedachtewereld krijgt. Er wordt niet gesproken over ‘vernietiging’, maar het gaat veelmeer over het ‘verdwaald raken’. Als een schaap verdwaald raakt, is er altijd nog een mogelijkheid dat het schaap weer thuiskomt. Als je spreekt over ‘vernietigen’, dan is het afgelopen.

De Herder zoekt het verdwaald en verlorene

“Ik heb gedwaald als een verloren schaap, zoek uw knecht, want uw geboden vergeet ik niet” (Ps. 119:176). Een prachtige tekst uit één van de meest kostelijke Psalmen. Als je hem góéd leest, kun je er enorm veel uit ontdekken. Deze Psalm is de vreugde van de Thora,, van de onderwijzing. De mens kan zich nergens méér in verheugen dan in de onderwijzing, die Gód geeft”. ‘Ik heb gedwaald als een verloren schaap…’ Er staat eigenlijk: Ik heb gedoold (of ik ben af geweken); als een verdwaald schaap zoek uw knecht… Achter ‘gedoold’ kan een punt of puntkomma gezet worden. Het schaap is verdwaald en wordt dan ook door de herder gezocht.

In het laatste vers van Psalm 119 zitten in wezen al twee gelijkenissen, die Jezus heeft verteld. Het zijn aparte gelijkenissen. Matteüs 18 vers 12 tot 14 (Matt. 18:12-14) gaat over een verdwaald schaap. Matthéüs vertelt de gelijkenis helemaal in het kader van de gemeente. In de gemeente kun je te maken krijgen met een schaap, dat gaat dwalen. Lucas 15 vers 1 tot 7 (Luc. 15:01-07) gaat over een verloren schaap in de wéreld: een zondaar. Wat is het heerlijk te weten dat Gods liefde steeds weer uitgaat zowel naar het verdwaalde als naar het verlorene. Hij wil niet dat de mens in het ‘verderf’ terecht komt.

“Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden” (Luc. 19:10).         

(wordt vervolgd).

 

Noach (gedicht) Piet Snaphaan

Meer dan vijf eeuwen was hij oud,

rechtvaardig in Gods ogen.

God had Zijn plan aan hem ontvouwd:

Bouwt u een ark van goferhout,

met ’t licht, een el van boven.

 

Heel wat lange, lange jaren,

heeft Noach aan de ark gebouwd.

Hoeveel tegenstand ervaren,

wie zal ’t ooit kunnen verklaren?

’t Ging immers om hun behoud!

 

Hoevaak had hij ’t kwaad bestreden,

als lichtend licht en zoutend zout,

de goede strijd intens gestreden,

getracht de mensen te overreden,

dat God nog steeds van allen houdt.

 

Het mocht alleen niet langer baten,

de boze gaat zijn slag dan slaan.

Die had ’t allang reeds in de gaten:

de mens had zelf zijn God verlaten.

Die kans liet hij zich niet ontgaan.

 

Dan volgt een ramp van satans wegen,

de grootste wel sinds aards bestaan.

Een grote vloed, en wel terdegen,

door massa’s water aangedreven,

wat mens en dier dan doen vergaan.

 

Na al ’t geweld van ’t woelend water,

drijft daar de ark: God had voorzien.

Symbool van rust, en bovendien

had Hij aan mens en dier gedacht.

Een rest houdt stand voor ’t nageslacht.

Gods plan gaat onveranderd voort,

als Schepper heeft Hij ’t laatste woord!

 

Verleden, heden en toekomst door Gert van de Kamp

“In het heden ligt het verleden, in het nu wat worden zal”.

Willem Bilderdijk.

Bovengenoemde beroemde versregel van de befaamde literator Willem Bilderdijk geeft veel te denken. De regel getuigt van inzicht in de geschiedenis. Ver­schillende tijden en ver­schillende gebeurtenissen staan in relatie tot elkaar, leert ons de dichter. Bil­derdijk vertelt ons dat de tijden als schakels van een ketting met elkaar verbonden zijn. Samen maken deze schakels de ketting, samen ook vor­men de verschillende tij­den – verleden, heden en toekomst – de geschiede­nis .

Je identiteit (dat is wie, wat èn hoe je bent, in de natuurlijke wereld, maar zeker ook in de geestelij­ke wereld), wordt bepaald door de geschiedenis.

Door uw persoonlijke ge­schiedenis. Je verleden bepaalt wat je nu bent. Je bekering, je doop in water en je doop in de Heilige Geest, de strijd in de hemelse gewesten en de communicatie met de Heer hebben je gemaakt tot wat je nu bent. Door wat men heeft beleefd in zijn leven met de Heer, weet iedereen ook hoe het er met hem of haar voor­staat. Iedereen kent zijn geschiedenis. Ben je een zoon van God of kijk je anders naar jezelf?

Gods hand in de geschiedenis

Er is een boekje dat heet: ‘Gods hand in de geschie­denis”. Zonder stil te staan bij het punt óf het altijd Gods hand is ge­weest die de geschiedenis – de loop der dingen en zaken – heeft bepaald (daar heb ik zo mijn vra­gen over), wil ik de titel van dit boekje wel betrek­ken op mijn en uw per­soonlijke geschiedenis met God. Gods hand in mijn geschiedenis, in mijn he­den, verleden en wat wor­den zal. Je persoonlijke geloofsbelijdenis mag zijn dat je Gods hand in je eigen geschiedenis erkent.

Je geschiedenis kun je op­delen in drie tijdperken: het verleden, het heden en de toekomst. Wat er gisteren gebeurde en van­daag gebeurt, bepaalt wat we nu zijn. Doordat God geschiedenis met mensen wil schrijven, hoopt Hij dat mensen uitgroeien tot zonen Gods. We zeggen vaak: dat is een proces, met andere woorden, daar gaat een tijd overheen.

Verlangt u er ook naar om door Gods hand uw geschiedenis te laten be­palen? Veel mensen hebben in het verleden frustraties opgelopen, waardoor ze in het heden hun geschiede­nis ontkennen. “God heeft met mij geen geschiedenis geschreven, want wat ik heb mee gemaakt en hoe ik nu ben, ik wil er niet meer aan denken”, zeggen ze. Anderen menen: “Wat ben ik blij dat ik God ben tegengekomen in mijn ge­schiedenis. Door wat er zich in het verleden heeft afgespeeld, ben ik nu een zoon van God”. Misschien zijn er ook mensen die  verkondigen: “Was Gods hand maar vaker in mijn geschiedenis. Ik zie dat er bij tijd en wijle blanco bladzijden in mijn geschie­denis met God voorkomen. Ik wil wel graag een zoon van God zijn, maar…” Ongetwijfeld zijn op boven­staand voorbeelden nog wel een aantal varianten te verzinnen.

Geen rol voor het verleden

Weet u wat nu het fijne van God is? Het verleden speelt voor Hem geen rol meer, in die zin: Hij wil dat voor een ieder het vertrekpunt naar de toe­komst nu (in het heden) gelijk is. God zegt niet: met jou heb ik vroeger geen geschiedenis geschre­ven óf, jou ken Ik goed uit het verleden, jij bent er één van Mij. Zo is God niet. Voor Hem geldt dat vanaf het heden verder gewerkt kan worden aan de geschiedenis van ‘wat worden zal’.

God wil met ieder mens de toekomst in. Of je nu al een hele tijd samen ge­schiedenis hebt geschreven of niet, God wil met ieder mens verder. Hier geldt alleen: in het nu ligt wat worden zal. En wat worden zal, dat is een nieuwe schepping waarbij de zo­nen Gods zich openbaren en hun plaats innemen. God en mensen vormen dan een totale eenheid. In het heden ligt uw ver­leden (hoe dat eruit ziet, doet erbij God niet toe). In het nu ligt wat worden zal. Dat is voor God be­langrijk. Voor u ook?

Jesaja 43 vers 18 en 19 Groot Nieuws vertaling (Jes. 43:18-19) maken duidelijk dat God Heer is van de toekomst: “Blijf niet stilstaan bij het oude (positief of negatief verleden), klamp je niet vast aan het verleden. Let op, Ik begin iets nieuws. Het krijgt al vorm, je kunt het al zien: een weg door de woestijn, rivieren door de steppe”.

 

Intermezzo door Gerry Velema

Overwinnaar in Jezus

Daar zaten we dan. Samen bijeengebracht door een verdrietig verlies. Na een intensieve gebedsstrijd, al dan niet met vasten en volharden, gebeurde het toch, dat we samen moesten komen, om van een vriend en broeder van ons afscheid te nemen. Een gebeuren dat ons allemaal erg aan het hart ging. Een gebeuren dat ons diep liet beseffen dat we elkaar zo nodig hebben.

Terwijl we daar waren en luisterden naar de troostvolle en geloofsvolle woorden die gesproken werden, dacht ik aan het machtige geloof in de opstanding.

Eigenlijk lachte de boze ons uit, vanachter die doodskist. Hij bespotte ons en onze gebeden. “Wat heeft het allemaal geholpen”, grijnsde hij Gods kinderen toe, “ik was sterker, dat zie je nu maar. Jullie vriend is dood”.

Maar door ons geloof en door de woorden heen, die gesproken werden als een belijdenis, zag ik Jezus komen. Hij was verheven boven de dood. Satan sidderde en vluchtte voor onze Heer, Nog siste hij op zijn vlucht: “Nee, niet weer… niet weer”. Maar Jezus zei: “Wel weer! Mens, sta op uit de doden, Ik zal over je lichten. Opstandingskracht… Kom, sta op en leef!”

Ineens was de aula voor mij niet meer een trieste naargeestige ruimte. Ik werd blij, blij in Jezus, blij in dat geloof in Zijn overwinning. Jezus was er immers. Ja, ‘ dit voor het menselijke oog, zwakke moment, kwam Gods kracht juist nu, als de sterkste tot openbaring En wat gaat die kracht te boven?

Jezus is Overwinnaar. En wij met Hem!

 

Kerstfeest? Dat is goud! Maar welke waarde heeft het voor jou?

Ieder jaar opnieuw zie je, al ver voor 25 december, de winkels vol liggen met allerlei gezellige snuiste­rijtjes. Leuke kaarsen, kerstversieringen, enz. In muziekzaken worden platen of cd’s met kerstmuziek verkocht. Allemaal dingen die te maken hebben met gezel­ligheid, met warmte en sfeer. Tja, daar houdt een mens nu eenmaal van. Dat is ingeschapen bij hem, dat verlangen naar rust, naar vrede… En je kunt dat tot uiting brengen in het scheppen van een stukje gezellig­heid.

Maar. . . uiteindelijk is er voor zo’n sfeer, zo’n warm, vredig en veilig klimaat, méér nodig. Er is een stukje innerlijke vrede nodig, een stukje innerlijke blijdschap en rust.

In Psalm 138 staat een grandioze tekst: “Want Gij hebt, om uws groten naams wil, uw toezegging heerlijk gemaakt” (Ps. 138:002).

Wat is dat, een toezeg­ging? Het is een belofte. En in dit geval draait het om een belofte, een toe­zegging van God, onze Schepper. Van die belofte zegt David in deze Psalm: “Heer, u hebt uw belofte héérlijk gemaakt!” Wij zouden misschien zeggen: “Heer, uw belofte, die is goud! Die is te gek!”

Zo’n gouden belofte staat bijvoorbeeld in Efeziërs 1 vers 4 (Ef. 01:04):

“Al voordat hij de wereld maakte, heeft God ons uitgekozen (…). Wij zouden al­leen van Hem zijn en zonder onvolmaakt­heid voor Hem staan” (Het Levende Woord) .

Gods verlangen naar een partner

Dat was de bedoeling van God: Hij verlangde naar een partner met wie Hij zou kunnen samenleven in Zijn schitterende schepping, voor eeuwig. Hij verlangde vurig naar een liefdesrelatie. O, Hij zag het hélemaal vóór zich: Hij zou, met Zijn partner, de schepping besturen en beheren, en alles zou harmonieus en volmaakt zijn. Er zou een liefdesrelatie ontstaan om­dat die partner uit eigen beweging voor Hem zou kiezen. Hij zou geen ma­rionet maken, want marionetten kunnen niet kiezen, en dan zou er immers geen sprake zijn van lief­de. Nee, Hij zou de mens zó maken, dat die zélf kon kiezen. En omdat Hij héél Zijn enkel goed en positief Wezen in die mens zou leggen, zou de mens zéér goed zijn en altijd verlangen naar en kiezen vóór het goede. Zó had Hij het hélemaal bedacht; de toekomst zou heerlijk zijn.

De mens, als volmaakte Godspartner, met heerlijk­heid en luister gekroond, zou, als hij volgroeid was, bóven de engelen worden geplaatst.

Eén engel, Lucifer, kon dat niet hebben. Hij was jaloers op de mens, wilde op diens plaats staan. Lucifer werd God onge­hoorzaam. En zo ontstond voor het eerst in de ge­schiedenis het kwaad, de rebellie, de ongehoorzaamheid. Zo ontstonden voor de eerste maal nega­tieve gedachten en gevoelens. Lucifer viel, en sleurde in zijn val een heel leger van engelen mee.

Lucifer had het op de méns gemunt, dat gehate schepsel, dat zo nodig boven hem moest staan. Met zijn eigen duivelse ongehoorzaamheid injecteerde hij Gods partner. Zo at Eva van de boom die door Lucifer was ge­annexeerd’, de boom waarvan God had gezegd: Als je van die boom eet, of hem aanraakt, zul je sterven” .

De mens op verkeerd terrein

En God had gelijk, gehad. Adam en Eva begaven zich op het terrein waar Lucifer, de ongehoorzame, de leugenaar, zich be­vond. Lucifer verlokte en verleidde hen. Hij misbruikte de schoonheid van een vrucht. Hij mis­bruikte het verlangen van Gods partner naar schoonheid. En Hij mis­bruikte het verlangen van de mens God te ken­nen .

Zo kwam Gods partner in wording, in handen van de duivel. Satan had dat prachtige schepsel in zijn greep en vergiftigde het met het verkeerde. Het paradijs werd gesloten. Adam en Eva, en heel veel mensen na hen, stierven. In de eerste plaats geestelijk. En, la­ter, ook lichamelijk.

Was dit het verdrietige einde van Gods dromen? O nee. Hij was niet voor één gat te vangen! Zijn plan met de mens bleef volkomen overeind. In 2 Samuël 23 vers 5 (2 Sam. 23:05) wordt David door God gebruikt om het nog eens eventjes duidelijk te laten weer­klinken :

“Toch heeft Hij mij een eeuwig verbond gegeven, geordend in alles en verzekerd. Want al mijn heil en alle welbehagen, zou Hij die niet laten uitspruiten?”

Zó dacht God erover. Die Goddelijke partner zóu er komen. Het kon niet mis­sen. Hij had er immers zijn eigen Wezen in ge­legd! Oké, misschien zou het allemaal wat langer gaan duren, maar wat zijn nu duizend jaar in de ogen van een God die eeuwig leeft?

Nee hoor, het was zeker dat de mens tot die be­stemming zou komen die God voor hem had weg­gelegd. En… God stak dat niet bepaald onder stoelen of banken: telkens en telkens opnieuw maakte Hij de mens duidelijk dat Hij nog steeds zielsveel van hem hield. En dat Hij nog steeds werkte aan Zijn voornemen. Eén van die herhaalde liefdesbe­tuigingen van God staat bijvoorbeeld beschreven in Jeremia 29 vers 11 (Jer. 29:11) (uit je hoofd leren!):

“Want Ik weet, mens, man, vrouw, jongen, meisje, welke gedach­ten Ik over jou koes­ter, luidt het woord des Heren, gedachten van vrede, en niet van onheil, om jou een hoopvolle toekomst te geven”.

Kijk. Zó luidt het woord van de Heer. En réken maar dat dat woord krach­tig is. Fijn hè, dat God zulke gedachten koestert over Zijn geliefde mens.

Het woord werd vlees en bloed

En Zijn woord, dat oer­sterke woord van onze Heer, het werd vlees en bloed. Dat staat onder andere in Hebreeën 1 vers 1 en 2 (Heb. 01:01-02): “Vroeger heeft God op verschillende manieren tot onze voorouders gesproken, in visioenen en dromen, en zelfs van man tot man. Zo liet Hij stukje bij beetje weten wat Zijn plannen waren. Maar  nu, in onze tijd, heeft Hij tot os gesproken door Zijn Zoon, aan wie Hij alles heeft gege­ven en door wie Hij de wereld heeft ge­maakt en alles wat er verder bestaat. Gods Zoon straalt van Gods heerlijkheid, en uit al­les wat Hij doet, blijkt, dat hij in wezen God is. Hij beheerst het heelal met Zijn machtig woord” (Het Levende Woord) .

Eindelijk, eindelijk was daar een mens, die zó leefde zoals God dat bij de schepping al had bedacht. Die vóór deed, vóórleefde, hoe je met je hemelse Vader een fantastische liefdesrelatie kunt opbouwen. Jezus Christus werd geboren. Als mens.

Uit een vrouw. God had, in eindeloze liefde en goddelijke wijsheid, een zaadje geplant in de baarmoeder van Maria.

Daaruit werd een kind geboren, dat opgroeide als jij en ik. Precies hetzelfde. Ook dit kind werd door de duivel niet met rust gelaten. Maar dit kind ging er niet op in. Deze tiener knokte.

Deze jongeman vocht. Deze mens koos… voor het goede, voor de gehoorzaamheid. Voor God en hij slaagde. Glansrijk, met lóf.

Gods bedoeling met de mensen

Wat is nu God bedoeling? Dat, dóór de overwinning van deze mens, vele men­sen, légers mensen, tot overwinning zullen komen. En dat al die mensen een liefdesrelatie met hun he­melse Vader zullen opbou­wen. Een relatie zoals de Here Jezus Christus die kende. Een relatie zoals de Schepper had bedacht.

Wat een waarde krijgt het Kerstfeest voor mij als ik me verdiep in Gods be­doeling met mensen! God begrijpt immers mijn hun­kering naar warmte, lief­de, rust en vrede. Als ik tot Hem nader, zal Hij tot mij naderen. Hij is niet ver weg, maar heel dicht­bij . Heerlijk is het om – met deze wetenschap in je hart en in je leven – dit feest te vieren. Laten we tot in onze vingertoppen maar genieten van de ge­zelligheid en sfeer van dit feest. Maar, zullen we nu eens die sfeer ƒ vasthouden? Het is mogelijk. Het is volkomen Gods bedoeling.

Hij heeft ons een machtige Redder gestuurd uit het geslacht van Zijn knecht

David, zoals Hij lang geleden, door Zijn heilige profeten had beloofd. Hij heeft ons iemand gestuurd die ons zal redden uit de handen van onze vijanden, van allen die ons haten. Hij is goed voor onze voorouders geweest. Hij is zijn plechtige belofte aan Abraham niet vergeten. Hij heeft ons het voorrecht gegeven Hem te dienen zonder vrees, bevrijd uit de handen van onze vijanden.

Wij mogen bij Hem behoren en doen wat Hij zegt, heel ons leven lang (…).

Want het hart van onze God loopt over van liefde en goedheid.

Een hemels licht zal op ons schijnen, zodat de mensen die in het donker en de schaduw van de dood zitten, weer kunnen zien, en wij op de weg van de vrede worden gebracht”. (Luc. 01:69-75 en Luc. 01:78-79)

1987.11 nr. 286

Levend geloof 1987.11 nr. 286

De boodschap die actueel blijft door Gert Jan Doornink

De boodschap van het Koninkrijk Gods (het volle evangelie van Jezus Christus), was, is en blijft actueel! Ieder die deze boodschap werkelijk heeft leren kennen, zal dit kunnen bevestigen. In deze eindtijd zal deze boodschap zelfs van steeds grotere betekenis worden. Het is immers de wil van God dat het evangelie van het Koninkrijk in de gehele wereld gepredikt zal worden, tot een getuigenis voor alle volken Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14) .

Meer en meer zal men ook gaan ontdekken dat de verkondiging van het evangelie, de verkondiging van het ‘werkelijke evangelie’ behoort te zijn. Want het gaat om het evangelie zoals Jezus dat bracht en later de apostelen. God heeft nooit gewild dat daar iets anders voor in de plaats zou komen. De duivel verheugt zich dat er nog zoveel ‘evangelie’ verkondigd wordt, waarbij de toevoeging ’ten dele’ zou moeten staan. Natuurlijk gebeurt dit niet altijd bewust, maar wordt veroorzaakt omdat men niet meer inzicht heeft. Daarom zijn zij,. die achter de volle boodschap staan, er ook verantwoordelijk voor dat déze boodschap in al zijn facetten verkondigd wordt. Daarvoor is volharding en toewijding vereist. De Bijbel vermeldt niet voor niets dat men trouw niet bij allen vindt. Soms horen, we van gelovigen die afhaken en van spanningen en scheuringen in gemeenten die de volle boodschap proclameren. Dat is altijd een droevige zaak en geeft aan dat het eindstadium – de volwassenheid in Christus – nog niet bereikt is en de duivel kans kreeg te infiltreren.

Maar juist daarom zal de waarachtige gelovige doorgaan met de verkondiging van het evangelie van de volheid van Christus. Hij weet dat, ook al is niet iedereen volhardend tot het einde, het gaat om dit evangelie. En hij weet óók welk een geweldige taak hij heeft ten opzichte van medechristenen bij wie het ‘volle licht’ nog niet is doorgebroken, maar die óók de Heer met een oprecht hart willen dienen.

Iemand die werkelijk de Heer volgt zal vroeg of laat in aanraking komen met de verschillende facetten van de volle evangelie boodschap. Het zal zijn leven op een onvoorstelbare wijze verrijken en de liefde van Christus die in zijn hart is uitgestort door de Heilige Geest, zal hem meer dan ooit tevoren in staat stellen om ten volle te functioneren in dienst van Gods Koninkrijk.

De groei van het koninkrijk

Behalve die kinderen Gods, die geestelijk groeien en daardoor de boodschap van de volheid gaan ontdekken, zijn ook allen die de boodschap reeds kennen betrokken bij een verdere geestelijke groei. Dat is juist het geweldige van het evangelie: het kent geen limiet, er is geen plafond. De Heer wil ons een weg aanwijzen die nog veel verder omhoog voert! Want Gods heerlijkheden en rijkdommen zijn onuitputtelijk voor allen die zich daarvoor openstellen.

Als gelovigen individueel en als gemeenten gezamenlijk blijven wij betrokken bij de groei van Gods Koninkrijk. Steeds weer wil de Heer ons nieuwe dingen openbaren opdat Zijn Koninkrijk nog meer gestalte gaat krijgen en wij nog effectiever kunnen functioneren in het plan van God. Wie zich , afsluit voor ‘nieuwe openbaringen’ gaat tegen de wil van God in, die ons steeds voller wil maken van Zijn heerlijkheid en de kennis, het inzicht, de onderscheiding, etc. in ons wil doen toenemen.

Uiteraard behoort alles wat ‘nieuw’ is eerst getoetst te worden aan het Woord van God onder de leiding van de Heilige Geest. Niet alles wat ‘nieuw’ is, is werkelijk nieuw. Soms zijn er nieuwe trends die alleen maar betrekking hebben op ons gevoelsleven, terwijl nog altijd het geloof primair is. Zonder geloof’ is het immers onmogelijk God welgevallig te zijn? Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06).

Wel behoren we ons steeds weer flexibel op te stellen We kunnen zo gemakkelijk terechtkomen in systemen en structuren, die in het begin functioneel zijn, maar later herziening behoeven. Vooral als leiding van de gemeenten zullen we in dit opzicht steeds attent moeten zijn of er misschien iets veranderd moet worden. Daarbij mag één ding nooit uit het oog verloren worden en dat is de verkondiging van het woord.         Waar de

woordverkondiging in het gedrang komt en niet zo belangrijk (meer) wordt gevonden, is er iets fundamenteel mis. Het gaat er om dat het evangelie in al zijn aspecten steeds weer op duidelijke wijze wordt uit gelegd, zowel voor pasbekeerden als voor hen die op weg zijn naar de volwassenheid. Soms blijkt dat er nog wel eens verschillend gedacht wordt, wie het woord moet bedienen’: alleen uit eigen gemeente of ook sprekers van buiten de gemeente (gastpredikers). Wij denken dat een gezond evenwicht hier op zijn plaats is. De ’talenten’ in eigen gemeente behoren ingeschakeld te zijn, maar óók al die predikers die aan het Lichaam van Christus in zijn geheel geschonken zijn. Steeds zal waakzaamheid betracht moeten worden om niet ‘ te vervallen tot eenzijdigheid.

Bij een ‘levende gemeente’, dat wil zeggen een gemeente die openstaat voor de leiding van de Heilige Geest, zullen zich in dit opzicht geen problemen voordoen. Men is dan immers voortdurend bezig de boodschap actueel te houden, dat houdt in dat men geep compromis sluit of water in de wijn doet, maar ook openstafit voor niéuwe dingen, – mits ze werkelijk nieuw zijn en geopenbaard door de Geest. Zo zal de boodschap blijven doorwerken, in allen die de Heer met een oprecht hart willen dienen, tot de volle openbaring van Christus werkelijkheid is geworden!       

 

Wat lezers schrijven

Het is altijd weer bemoe­digend en stimulerend als wij positieve reacties ontvangen betreffende de inhoud van “Levend Ge­loof” en bemerken hoe ‘geestelijke groei’ het ge­volg is. Dat was ook in de afgelopen maanden weer het geval blijkens onderstaande flitsen uit brieven.

“Ik ben erg blij met het blad “Levend Ge­loof” . Je krijgt daar­door ook een helder in­zicht in het Woord van God. Je wordt niet meer zo heen en weer geslin­gerd en klemt je steeds meer aan Hem vast. Ik zie het nu ook geestelijk en wil daarin ook verder. Ik weet dat ik elke dag Zijn Geest nodig heb, om staande te blijven en te groeien in Hem, want Hij is de Gever van alle goeds, het is Zijn genade. Hij heeft ook mij gekocht en betaald met Zijn bloed en gedoopt met Zijn Geest. Ik kon eigenlijk nooit zeggen dat dat spreken in tongen zo’n ervaring was, ik begreep het niet. Maar nu heeft de Heer mij laten zien wie Hij werkelijk is, een goede God, een Vader die ons lief heeft” .

Dit schrijft zuster J. Z . te Heerenveen. Deze zus­ter die op een kleine Bijbelkring komt schrijft verder onder andere nog: “Al groeien wij nog niet in aantal, als we maar opwassen tot zonen Gods, dat is ons doel, het gaat om Zijn Koninkrijk en ge­rechtigheid en waarheid. Ik ben blij dat er broe­ders en zusters zijn waar wij mee in kunnen stem­men en die ons meer kunnen vertellen aan­gaande het Koninkrijk Gods; al zien we elkaar niet, ik heb veel geleerd uit “Levend Geloof”. Prijs de Heer! Hem komt alle lof en dank toe” .

“Wij zijn zéér tevreden over de inhoud van uw maandblad “Levend Geloof” . De uitleg over Kain en Abel heeft ons zeer aangesproken. Ook de uitleg over de toorn Gods (“Verlost van de toorn”, nr.283) vonden wij zeer goed en gedetail­leerd” , schrijft de familie P. R. te Peer in België.

“Hartelijk dank voor het laatste nummer van “Levend Geloof” . Vooral het onderwerp “De geestelijke werkelijkheid” door Wim te Dorsthorst trok onze aandacht”, schrijven W. en H.B uit Ulverstone in Austra­lië.

Een andere reactie uit Australië, van zuster A. C. te Port Lincoln is kort maar dui­delijk: “Wij genieten van “Levend Geloof”.

Tenslotte nog een reactie uit België. Zus­ter J. B. te De Klinge schrijft: “Hiermee vraag ik u vriendelijk om mij de volgende brochures toe te zenden, gezien ik benieuwd ben naar de in­houd ervan… Sinds kort heb ik een abonnement gekregen van een christen-zuster en ik moet zeggen dat de inhoud van “Levend Geloof” veel ruimte geeft aan mijn geestelijk leven. Veel din­gen, die ik al had vermoed, maar nog niet waren uit­gesproken, worden nu bevestigd in “Levend Ge­loof”. “Het boek Genesis” van Klaas Goverts is voor mij ‘levend water’ en een antwoord op een intens gebed”.

 

 

De basis van onze heiliging door Wim te Dorsthorst

“Van goedertierenheid en recht wil ik zingen, U, o Here wil ik psalm­zingen.

Ik wil acht geven op een onberispelijke levens­wandel.

Wanneer zult Gij tot mij komen?

Ik wandel in oprechtheid des harten in mijn huis, ik stel geen schandelijke dingen voor ogen; ik haat het doen der afvalligen, het kleeft mij niet aan. Een verkeerd hart wijke verre van mij, de boze wil ik niet kennen. Wie zijn naaste heimelijk lastert, die zal ik verdelgen; – wie hoog van ogen en trots van hart is, die duld ik niet” Psalm 1001 vers 1 tot en met 5 (Ps. 101:001-005).

Goedertierenheid en recht

In Psalm 101 spreekt David van levensheiliging. In de ik-vorm dicht hij” over zaken, die hij ver­acht en neemt zo heel duidelijk een standpunt in ten aanzien van alles wat verachtelijk en goddeloos is. Alles wat de duivel aan ongerechtigheid in de mens wil uitwerken, maar waar de mens wel een stuk eigen verantwoorde­lijkheid in heeft.

“Van goedertierenheid en recht wil ik zingen, U, o Here, wil ik psalmzingen”, zegt hij in vers 1. David vereenzelvigt zijn Heer, zijn God, met goedertie­renheid en recht. Hij weet dat het onmogelijk is om deze God lof te zingen met een onwaarachtig hart. Hij zegt daarom; ‘Ik wil acht geven op een onbe­rispelijke wandel” (vs.2a) en somt dan alles op wat hij schandelijk vindt, wat hij haat, wat hij niet toe­laat , wat hij verdelgt, wat hij niet duldt, enz.

Nu weten wij dat het David niet altijd is gelukt om zo te leven en te han­delen als hij hier bij el­kaar dicht. Was David dan een vrome zwijmelaar die met een onoprecht hart zijn God stond te loven en te prijzen? Neen, zeker niet. Hij zegt immers: “Ik wandel in oprechtheid des harten in mijn huis” (vs. 2b). Maar David kende zijn God en daarom zegt hij in Psalm 65 vers 4 (Ps. 065:004): “Velerlei zonden zijn mij te machtig geworden; maar Gij verzoent onze overtre­dingen” (Leidse vert.).

 

God is goed en gaarne vergevend

David kende het principe van vergeving en hij wist als ik met een oprecht hart naar God ga, dan vergeeft Hij en komt daar nooit meer op terug. “Zo­ver het oosten is van het westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons” Psalm 103 vers 12 (Ps. 103:012). “Welza­lig hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is; welzalig de mens wie de Here de on­gerechtigheid niet toere­kent en in wiens geest geen bedrog is. Mijn zon­de maakte ik U bekend en mijn ongerechtigheid ver­heelde ik niet; ik zeide : Ik zal de Here mijn over­tredingen belijden en Gij vergeeft de schuld mijner zonden” Psalm 32 vers 1 tot en met 5  (Ps. 032:001-005).

Wij kunnen van David nog wel iets leren, denk ik. David had ook ontdekt dat als hij niet met zijn zonden naar God ging en alles maar verzweeg, het niet zo bijster goed ging in zijn leven. Hij zegt in diezelfde Psalm 32, in vers 3 en 4 (Ps. 032:003-004) : “Want zolang ik zweeg, kwijnde mijn gebeente weg onder mijn gejammer de ganse dag; want dag en nacht drukte uw hand zwaar op mij, mijn merg verdroogde als in zomerse hitte”.

Wij mogen hierbij ook nog bedenken dat het voor Da­vid niet voldoende was als hij zich terugtrok in zijn binnenkamer en daar zijn zonden beleed. Als koning kende hij de wet uit zijn hoofd. En die wet schreef precies voor wat er gedaan moest worden om ook van de zonde ‘gereinigd’ te worden.

Ook David moest persoon­lijk met een offerdier naar de tempel en, onder belijdenis van zijn zonden, voor het aangezicht des Heren de handen leggen op de kop van het offer­dier Leviticus 1 vers 4 en Leviticus 5 vers 5 en Numeri 5 vers 5 en 6 (Lev. 01:04; Lev. 05:05; Num. 05:05-06). De eventueel ne­gatief ingestelde buren konden zeggen: Daar gaat David weer, wat zou hij weer gedaan hebben?

Maar David zegt: “Ik zal de Heer mijn overtredingen belijden” en de smaad die dit mee kon brengen, wil­de hij dragen.

Het Lam (Jezus) is geslacht

Hoeveel gemakkelijker is het voor ons in het nieuwe verbond. Jezus Christus, het Lam Gods, is geslacht en de smaad van ons is op Hem geweest Psalm 69 vers 10 (Ps. 069:010).

Wij hoeven niet in het openbaar schuld te belij­den en voor het oog van iedereen met offerdieren te sjouwen naar een zicht­baar heiligdom. Het Lam is geslacht en als wij ge­zondigd hebben, leggen wij in het geloof de hand op Zijn volbrachte werk – zoals de Israëlieten de hand legden op de kop van het offerdier – en belijden we onze zonden. De apostel Johannes zegt: “Indien wij onze zonden belijden. Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Het bloed van Jezus, Gods Zoon, reinigt ons van alle zon­de” 1 Johannes 1 vers 9 (1 Joh. 01:09).

Dat kan zich nu allemaal in onze binnenkamer af­spelen , behalve wanneer wij gezondigd hebben te­gen onze naasten. Onze man of vrouw, kinderen, mensen in de wereld en broeders en zusters in de gemeente. Het zal ons dan met veel baten als wij alleen maar naar de Heer gaan, want de Heili­ge Geest zal ons overtui­gen dat dat niet voldoen­de is.

Belijdt en vergeeft elkaar

En daar ligt nu juist het grote probleem. Het belij­den aan de Heer dat lukt nog wel, maar om naar je naaste te gaan, wie dat dan ook is, en te belijden wat fout gezegd of gedaan is en vergeving te vra­gen , dat kost heel wat meer. Dat kost ‘sommigen meer dan het brengen van het offerdier in het oude verbond. Wat komen dan niet gauw de veront­schuldigingen – en wie kent dat niet – ‘ik had toch gelijk, hij of zij is toch begonnen; ik heb al­leen maar gezegd waar het op stond; hij of zij weet wel dat ik het niet zo erg bedoelde’, enz. Of: ‘ja maar dat is geen stelen, er lagen er zóveel en an­ders gaat het toch maar naar de vuilnis, het was toch overjarig spul’, enz.

Het valt niet mee om van je hoogte te komen en ook hierin volkomen open en eerlijk te zijn, en zacht­moedigheid en nederigheid te openbaren. Jezus leert ons dat het er helemaal niets toe doet of je wel of niet gelijk hebt. Hij zegt in Matthéüs 5 vers 23 en 24 (Matt. 05:23-24): “Stel je voor dat je in de tempel voor het altaar staat om God een offer te brengen. Als je je daar herinnert dat je broeder iets tegen je heeft, moet je het offer naast het altaar laten lig­gen. Ga eerst naar je broeder en maak het met hem in orde. Breng pas daarna je offer aan God” (vert. Het Levende Woord).

Jezus leert hier dat je niet alleen verantwoorde­lijk bent voor de rust in je eigen hart maar ook voor dat van je broeder of zuster in de gemeente of welke andere naaste ook. Dan pas is je offer – en vul dat maar nieuwtestamentisch in – voor God welbehaaglijk.

Lofzingen met een waarachtig hart

Wij zullen zonder voor­waarden en ongelimiteerd moeten vergeven en onze zonden willen belijden Matteüs 18 vers 21 en 22 (Matt. 18:21-22). Dit is het begin en de basis van iedere levensheili­ging.

En als wij zo gehandeld hebben dan zullen we ons ook niet meer aan laten klagen door de duivel, de grote aanklager, die ons en onze broeders en zus­ters, dag en nacht aan­klaagt voor onze God. Wij zullen hem neerwerpen met de belijdenis van ons geloof in het bloed van het Lam dat ons volkomen reinigt van alle zonden Openbaring 12 vers 10b en 11 (Openb. 12:10b-11).

Dan willen we ons ook niet laten weerhouden om, evenals David, onze goede God te eren in aanbidding en lofprijzing. Een gerei­nigd mens is waardig voor God en Jezus Christus om zijn handen op te hef­fen en zijn stem in de he­melen te laten horen.

Wij zijn niet zo gewend om in lof en aanbidding te zingen met woorden zoals David dat deed. Maar zou het niet heerlijk en wel­luidend zijn voor God als wij met een waarachtig hart uitzingen, dat wij de ongerechtigheid haten en goedertierenheid en recht liefhebben

 

 

 

Wees getrouw (gedicht) door Piet Snaphaan

“Wees getrouw tot de dood en Ik zal u geven: de kroon des levens”, Openbaring 2 vers 10 (Openb. 02:10).

Getrouw te zijn, tot aan de dood

Daartoe zijn we geroepen

Getrouw aan ’t Woord, dat God ons gaf

Daar uit te leven, dag aan dag

Zijn aangezicht te zoeken.

 

Ja, trouw te zijn, volhard daarin

Getrouw ook in het kleine

Ja zelf te toetsen naar Gods Woord

Om trouw te zijn, wat Hem bekoort

Aan God en al de zijnen.

 

Getrouw zijn, ’t is een levenstaak

In ’t Woord zijn Gods gegevens

Voor al Zijn kinderen van belang

Opdat u straks aan ’t eind ontvang

Als loon, de kroon des levens.

 

Het boek Genesis door Klaas Goverts (12)

De zonen Gods en de dochters der mensen

“Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen. En de Here zeide: Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij, is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn. De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun (kinderen) baarden; dit zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam” Genesis 6 vers 1 tot en met 4 (Gen. 06:01-04).

Er zijn heel wat uitleggingen over dit onderwerp. Ik ga mij beperken tot ‘Wat staat er?’ en ‘Hoe staat het in het verband van Genesis?’ Ik wil het niet gaan lezen als een los verhaal, maar als een deel van het boek Genesis. Dan gaat het om de vragen: Waarom staat het er? Waarom staat het in het boek Genesis? En waarom staat het in Genesis 6; juist op deze plaats in Genesis? Tenslotte gaat het om de vraag: Welke functie heeft het in het geheel.

Het eerste wat we op kunnen merken is dat het om de adam, de mens gaat. Het woord ‘mens’ is het kernwoord in vers 1: “En het geschiedde dat de mens (de adam; enkelvoud)… Het woord ‘adam’ komt in elk der vier verzen voor. In vers 2 lezen we over de dochters van de mens (de adam). Vers 3 zegt: “Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven”. En in vers 4 wordt gesproken over de dochters des mensen: van de mens (enkelvoud).

We willen nu de eerste verzen nog eens wat intensiever doornemen. In vers 1 staat letterlijk vertaald: “De adam begon veel te worden op het aangezicht van de aardbodem”. Wij weten vanuit de vorige afleveringen, dat adam en adamah bij elkaar horen. De mens hoort op de aardbodem. Het is de van God toegewezen plaats. Psalm 115 vers 16 (Ps. 115:016) zegt: “De aarde (erets) heeft Hij aan de zonen van Adam gegeven”.

Vers 1b (“… en hun dochters geboren werden”) haakt in op Genesis 5 waar over zonen en dochters gesproken wordt. Er staat ‘geboren’, niet ‘verwekt’. ‘Geboren’ is een passieve vorm van hetzelfde werkwoord.

In vers 2a lezen wij, letterlijk vertaald: “Toen zagen de zonen Gods de dochters van de mens (enkelvoud) dat zij goed waren” (goed: tov). ‘Goed’ betekent, dat het aan zijn bestemming beantwoordt. Net als in Genesis 1 vers 4 (Gen. 01:04): ‘God zag dat het licht goed (tov) was. Er staat niet: dat het licht goed was. De nadruk ligt op goed.

In vers 2b (letterlijk: “… en zij namen voor zich vrouwen…”) zien wij weer een contrast met Genesis 5: God nam Henoch…” Er wordt hetzelfde woord gebruikt. Zonen Gods’ zijn, naar mijn overtuiging: engelen. Hier: boze engelen. In Job 38 vers 7 (Job 38:07)worden de engelen ook zonen Gods’ genoemd. Deze zonen Gods gaan God imiteren. God zag dat het goed was en zij zien ook dat het goed is.

In vers 2b (letterlijk: “… uit al wie zij verkozen) zien wij het tegenbeeld van de ware verkiezing. De zonen  Gods kiezen, maar hun verkiezing is willekeur. Het is iets heel anders dan uitverkiezing bij Gód.

Vers 3! “En de Here zeide: Mijn Geest (Roeach) zal niet altijd in de mens, de adam, blijven, omdat hij vlees is (letterlijk: “omdat hij óók vlees is). En zijn dagen zullen honderdtwintig jaar zijn”.

Leren luisteren naar de stem van God

De hele schepping was goed. Adam was ook goed, maar toch had de slang een kans. De schepping was goed, maar nog wel kwetsbaar. Adam en Eva moesten nog wel ontwikkelen tot ‘sterk zijn’. ‘Sterk zijn’ wil zeggen: luisteren naar de stem van God. De Schrift kent geen heldendom. Iemand die goed is moet ook nog leren luisteren; het is een zaak van oefening. Maar Adam luistert naar de stem van zijn vrouw. De dochters des mensen waren goed, maar ook zij moesten leren luisteren. Het probleem is dat zij luisteren naar de zonen Gods. De ‘dochters des mensen’ is een deel van het geheel, en staan als vertegenwoordigers van het mensdom.

Vers 4: “De reuzen waren (of: werden) in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters des mensen kwamen, (of: ingingen) en zij baarden. (Dat zij kinderen baarden staat er niet). Dit zijn de helden uit de voortijd (of: van oudsher), mannen van naam”.

Er staat: ‘zij baarden hun’; niet: ‘zij verwekten hun’. Enkele punten die in dit verband van belang zijn:

Genesis 5 laat ons de verwekkingen van de adam zien. Genesis 6 laat ons zien wat géén verwekkingen zijn in de ogen van God. Daarom het contrastbeeld! Je kunt hoofdstuk 6 alleen maar zien in contrast met hoofdstuk 5. De ware mens verwekt, maar het heidendom baart. Hier zien we die vruchtbaarheid.

God werkt niet door helden. De ware mens is niet het heldendom; de ware mens is een rechtvaardige. In vers 9 komt Noach. Hij was een rechtvaardig en onberispelijk man. Dit is            de ware mens! Een rechtvaardige is iemand die het opneemt voor zijn broeders. Wanneer de dochters van de adam zich verbinden met de kwade engelen, (goede engelen verbinden zich niet met de mens) dan gaan ze in wezen omlaag. Zij willen meer zijn dan de mens op de aardbodem. Zij denken: ‘Wij gaan wat hogerop, wij verbinden ons met de engelen’. Het gevolg is dat zij onder hun niveau komen te staan. Ze komen op lager niveau dan de mens op de adamah. ‘Het ware’ is bij God, dat de mens verwekt; niet dat de mens gaat baren vanuit de hulp van de engelen.

In Genesis 6 gaan de dochters des mensen fouten maken een huwelijk met de engelen. Dit gebeurt vóór de vloed. De zónen gaan fout in Genesis 11 en bouwen een toren in de hemel, de toren van Babel. Dit gebeurt na de vloed. ‘Zonen en dochteren’ zijn tezamen beeld van de volkeren. ‘De eerstgeborene’ is beeld van Israël. ‘De reuzen’, zoals Nimrod, zijn degenen die zich grootmaken, zich verheffen in de geestelijke wereld. Het Hebreeuwse woord voor reuzen, Nefieliem, komt tweemaal in de Tenach voor: in Genesis 6 vers 4 (Gen. 6:4) en in Genesis 13 vers 33 (Gen. 13:33).        

De geschiedenis van Noach

In Genesis 6 vers 9 (Gen. 06:09)begint een nieuw gedeelte. Het loopt tot en met hoofdstuk 9 vers 27 (Gen. 09:27). Het heeft als opschrift: ‘Dit is de geschiedenis van Noach’. Het Hebreeuws heeft geen woord voor ‘geschiedenis’, hoewel in het Hebreeuwse denken alles om de geschiedenis draait. Als men wil aanduiden wat ‘geschiedenis’ inhoudt, dan gebruikt men het werkwoord ‘geschieden’. ‘En het geschiedde’ komt talloze malen voor in de Schrift; zowel in de Tenach, wat wij oude testament plegen te noemen, als in het evangelie. Met ‘en het geschiedde’ wordt aangeduid, dat’ God in wezen degene is, die de geschiedenis maakt.

“Dit zijn de verwekkingen (toledot) van Noach” (vs.9). Zondvloed heeft niets met zónde te maken. Het is eigenlijk: sontvloed, wat ‘grote vloed’ betekent. Het hele verhaal over de grote vloed staat in het kader van: ‘de verwekkingen van Noach’. Het leven van Noach wordt ingedeeld in een leven vóór de vloed en een leven na de vloed. Je zou kunnen zeggen dat Noach als het ware een tweede Adam is: Adam opnieuw.

Noach betekent: rust. Het woord ‘Noach’ gaat een rol spelen in het vloedverhaal. Genesis 8 vers 4 (Gen. 08:04) zegt: “En in de zevende maand, op de zeventiende dag der maand, bleef de ark vastzitten op het gebergte van Ararat” (letterlijk: “de ark rustte op de berg Ararat”). De werkwoordvorm tanach is duidelijk een zinspeling op de naam Noach. De ark, met Noach daarin, kwam op de berg Ararat tot rust. Vers 9 is een andere tekst in dit verband: “Doch de duif vond geen rustplaats voor het hol van haar voet…” Het woord ‘rustplaats’ is in het Hebreeuws: manoach. Het is weer een zinspeling op de naam Noach. De vader van Simson heette ook Manoach. Noach is in feite degene die de schepping tot rust brengt. In vers 20 vinden we nóg een woord in dit verband: ‘En Noach bouwde een altaar voor de Here,… en bracht brandoffers op het altaar (eigenlijk: slachtplaats). Brandoffers zijn in de grondtekst: stijgoffers. Hierin zit het woord: opstijgen. Noach brengt stijgoffers. Als in vers 21 staat: Toen de Here de liefelijke reuk rook…” is dit het best te vertalen met: “Toen de Here de rustgevende rook rook…” Rustgevende rook:  reach haniechoach. Weer een zinspeling op de naam Noach. De rust tussen God en mens wordt hersteld. De rustgevende rook brengt als het are de hemelse gewesten tot rust. Wat opstijgt gaat rust brengen in de geestelijke wereld.

Het woord ‘ark’ betekent: kist. Hier wordt een ander woord gebruikt dan voor de ark, die in de tabernakel stond. In de grondtekst heeft het totaal niets met elkaar te maken.            De ark met de stenen tafelen heeft als grondwoord Aaron; de ark van Noach tebah. Het is een Egyptisch leenwoord en betekent waarschijnlijk oorspronkelijk: doodkist. Het is verwarrend dat in onze vertalingen    zowel Aaron als tebah met ‘ark’ vertaald zijn. Zo weet je niet waar je het eigenlijk over hebt.

We moeten dus onderscheiden: 1. Aaron voor de ark van Mozes en de kist van Jozef (beide te vertalen met: ark of schrijn). En 2. Tebah voor de ark van Noach en het biezenkistje van Mozes. Er zit een prachtige lijn in. Noach werd met zijn tebah door het water heen gered. Kleine Mozes werd óók in zijn tebah door het water heen gered. Hier zien we tweemaal het woord kist (doodkist). Zij gingen inderdaad door de doodswateren: het dodenrijk, heen. De ‘wateren’ vormen vaak een beeld van het dodenrijk. Petrus gebruikt het als beeld in verband met de doop: “Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop…” 1 Petrus 3 vers 21 (1 Petr. 03:21). De mens gaat door de doodswateren heen en de nieuwe mens komt tot rust. Noach is helemaal beeld van de nieuwe mens, die opstaat. (wordt vervolgd).

 

Intermezzo door Gerry Velema

Het zout der aarde

Het liep volkomen uit de hond. Het ene verwijt volgde op het andere en op het laatst had ze, in machteloze woede, haar ring en armbanden afgedaan en ze hem in de handen geduwd. “Hier heb je alles weer terug!” Het was uit!

Ze waren samen op weg geweest. Zomaar ergens heen. Nu stond ze alleen bij haar fiets en haar vriend stond een vijftig meter verderop. Ze wilde wel dat alles anders was gelopen. Ze wilde zelfs wel naar hem toe gaan. Maar wat moest ze nu nog zeggen, er was al zoveel verkeerds gezegd.

Terwijl ze stond te huilen bij haar fiets, liepen er twee vrouwen langs, ieder met een hond. Een ervan merkte haar op en kwam op haar toe. “Is er iets, kan ik je misschien helpen?” Nee, dat kon ze natuurlijk niet. Maar toch kwam hortend en stotend het verhaal van de ruzie met haar vriend ter uit. Ze wilde nu graag naar huis gaan, naar haar moeder.

“Ken je de Here Jezus ook?” Onwillekeurig gleed er een vage glimlach over het meisjesgezicht. Nee, ze kende de Here Jezus niet, en begreep ook helemaal niet wat die vreemde vrouwen eigenlijk zeggen wilden. “Toch is de Here Jezus bij uitstek iemand die jou helpen kan. Die je troosten kan. Als je nu straks alleen bent op je kamer, bedenk dan eens, dat God ook bij jou           is. Vertel het dan maar aan Hem hoe naar je alles vindt. Vertrouw jouw leven en dat van je vriend maar toe aan God. Leg dat samenzijn maar in Gods hand, en let dan          eens op, wat

Hij voor jou kan doen! Heus waar!”

Ze knikte even hoopvol van ‘ja’.’ Ze begreep het maar een heel klein beetje, maar misschien net genoeg, om met God op weg te gaan. Nog een hand op haar schouder, een groet en ze maakte aanstalten naar huis te gaan.

De vrouwen wandelden weer door. Maar niet veel verder stond nog steeds de ex-vriend te wachten. Hij had het allemaal best gezien, hoe die twee vreemde vrouwen zijn vriendin aanspraken. En bij voorbaat zette hij al een hoge rug op, (bijna letterlijk), om vooral maar te laten blijken, dat hij erg ontstemd was. Toch liepen de vrouwen hem niet voorbij. Ze begonnen ook met hem een praatje. En terwijl ze aan het praten waren, zakte de ‘hoge’ rug. Wat spraken die vrouwen anders dan dat hij verwacht had. Ze hadden het over goed maken, vergeven en de eerste durven zijn.

“Moet ik dan de eerste zijn, altijd ik zeker. Zij heeft het toch uitgemaakt, ziet u maar”, en met een gekwetste blik liet hij de ring en de armbanden zien, die hij nonchalant in zijn zak had gestopt.

“Ach, joh, God moet ons zoveel vergeven. Hij wil dat we elkaar vergeven. Dat liefde onze boosheid kan overwinnen”.

Deze jongen kende God evenmin als het meisje. Maar zijn hart werd geraakt door woorden uit een andere Geest dan waarin hijzelf leefde. Mooiere woorden, mooiere daden door een mooiere Heiliger Geest!

Toen ook de jongen dit allemaal gehoord had, liepen de vrouwen verder, God dankend voor deze mogelijkheden om van Hem te getuigen. Biddend dat ook in het leven van deze twee mensenkinderen het licht opgaat.

Niet veel later werd het tweetal, diezelfde avond nog, gearmd lopend ontdekt. Wat zouden ze met elkaar te bespreken hebben gehad… ? Maar wij prijzen God, omdat het zout zijn kracht niet verloren heeft, maar werkt onder de mensen. Halleluja.

 

Veldtocht tegen het paranormale door Gert Jan Doornink

Geheel onafhankelijk van elkaar hebben de laatste tijd diverse gemeenten acties ondernomen tegen het occultisme. Een ver­heugende ontwikkeling want de brutaliteit en op­dringerigheid welke de vijand ten toon spreidt via het occultisme neemt hand over hand toe en steeds meer mensen raken op deze wijze gebonden. Het is een goede zaak dat vele christenen in dit op­zicht wakker worden en tot de tegenaanval over­gaan. En hoe verschillend er vaak nog, gedacht wordt over allerlei facet­ten van het evangelie, over één ding is men het in ieder geval met elkaar eens, namelijk de totale afwijzing van elke vorm van occultisme.

Van één van deze acties volgt thans een verslag. Voorganger Wilkin van de Kamp van de volle evan­gelie gemeente “De Kan­delaar” te Aalten schreef er onder andere het vol­gende over in het orgaan van de gemeente:

” Zoals Elia op de berg Karmel de occulte Baal- priesters uitdaagde en al spottend hun afgod vleugellam maakte, zo mogen ook wij als gemeen­te onze plaats innemen en het in de zienlijke en onzienlijke wereld uitroe­pen: Jezus Christus is de Heer der Heren en de koning der koningen!

’t Was fantastisch zoals God bevestigde, ook door broeders en zusters bui­ten onze gemeente om, dat we dit jaar zo radicaal bezig mogen zijn met één kerngedachte: Ik zal de naam des Heren uitroepen!

Het feest van de Geest

We mochten al snel ervaren hoe dit in de praktijk zijn uitwerking zal krij­gen: Tijdens ‘het feest van de geest’ in ’s Heerenberg hebben we – samen met twee andere gemeen­ten in de Achterhoek en het echtpaar Bénard uit Doetinchem – post gevat voor de ingangen van ‘Douden Handen” .

Zo’n honderd paragnosten, magnetiseurs en andere occult ‘begaafden’ lieten hun ‘kunnen’ zien aan een vijfduizend-koppig publiek! Wat een getuigenis was het om de naam des Heren hier uit te roepen door kontakten te leggen met deelnemers en bezoekers van deze manifestatie naar aanleiding van een prima folder ‘Er is meer tussen hemel en aarde’, geschre­ven door Peter Bronsveld.

We hebben veel gesprekken gehad met magneti­seurs, spiritisten, bezoe­kers en voorbijgangers. Veel duidelijke gesprek­ken en weinig agressivi­teit! We hadden tijdens de gebedsavond in de week vooraf net als Elia gezien dat, voordat God zich kan openbaren, er in de onzienlijke wereld een slag moet worden gewonnen. Rollen worden daardoor omgedraaid. Het is dan niet meer ‘het feest van de geest’, maar ‘het Feest van de Geest’!

Bijzonder aardig was dat de radio (AVRO’s radio­journaal besteedde aan­dacht aan het occulte ge­beuren), ons ook in een interview aan het woord liet, zodat we ook door de ether een kort, maar duidelijk geluid konden laten horen.

Inmiddels zijn er zo’n 8000 folders uitgegaan met de duidelijke boodschap dat Jezus Christus zich wil openbaren in zijn ge­meente, de plaats van herstel voor de totale mens!” Tot zover Wilkin,-van de Kamp in dit artikel wat aan duidelijkheid niets te wensen overlaat!

Wetenschappelijke sceptici

Niet alleen de gemeente van Christus, (waar door alle leden die wedergebo­ren en gedoopt zijn met de Heilige Geest, altijd al het occultisme is afge­wezen) , is in de aanval tegen het paranormale. Zo lazen wij onlangs in NRC-Handelsblad een ar­tikel, onder dezelfde kop als boven dit artikel, waaruit blijkt dat er ook vanuit wetenschappelijke kring een tegenaanval is geopend, waarbij para­normale verschijnselen worden ontmaskerd.

Het artikel maakt melding van de oprichting van de Nederlandse afdeling van de CSICOP, een van oor­sprong Amerikaanse orga­nisatie van sceptici die zich tot doel stelt om de pseudowetenschap in haar vele vormen en gedaanten te bestrijden. (De afkor­ting SSICOP staat voor de lange naam: Committee for the Scientific Investigation of Claims of the Paranormal) .

De CSICOP bestaat al sinds 1976. Voorzitter en drijvende kracht is de in Buffalo woonachtige hoog­leraar in de filosofie Paul Kurtz. Deze energieke “ zestiger bepleit al meer 25 jaar in woord en ge­schrift het gebruik van de kritische rede als het gaat om ‘psi’ fenomenen als telekinese, astrologie, UFO-geloof of paranorma­le geneeswijzen.

De CSICOP is sceptisch, maar stelt zich niettemin tot doel om paranormale claims serieus vanuit we­tenschappelijk standpunt te onderzoeken. Openheid en onbevooroordeeldheid staan voorop. Hoe extra­vagant de paranormale claims soms ook mogen zijn, ze dienen op hun (on)juistheid te worden onderzocht.

Paul Kurtz, die onlangs in Nederland was, sprak in Utrecht en waarschuw­de, dat het tijdperk van de ‘Space Age Religions’ nog lang niet is afgelopen. Integendeel: in het afge­lopen jaar zijn er in de Verenigde Staten alleen maar nieuwe wetenschap­pelijke bij geloven bijgeko­men. Vaak zijn het oude geloven in een nieuw jas­je, zoals het geloof in t’ ’trance-channeling. Channelers beweren in trance te kunnen communiceren met geesten ‘aan de an­dere kant’, die hun infor­matie onthullen die ze op ‘geen enkele andere ma­nier te weten hadden kunnen komen’. Kortom, het aloude spiritualisme.

Veel onzin van tegenwoor­dig valt onder de vlag van de ‘New Age’, de vloedgolf van holistische humbug die op dit moment de hele westelijke wereld overspoelt. Tot de absur­dere varianten behoort een nieuwe UFO-rage: een toenemend aantal vrouwen beweert door uit UFO ’s af­komstige buitenaardse half­goden verleid en verkracht te zijn.

Volgens Kurtz vormt het geloof in paranormale ver­schijnselen een uitdaging 4ie niet onbeantwoord mag blijven. Iedere weten­schappelijke onderzoeker heeft volgens hem de mo­rele plicht om pseudo- wetenschappelijke claims te weerspreken Waar dat mogelijk is. Door het .kri­tisch denken te bevorde­ren kunnen de CSICOP- afdelingen over de hele wereld een bijdrage leveren tot bestrijding van het paranormale ‘geloofs­systeem’  – “

Dit schrijft het NRC- Handelsblad. Ondertussen is – blijkens een bericht in Trouw – op 28 oktober in Utrecht de stichting SKEPSIS opgericht onder voorzitterschap van de emeritus-hoogleraar in de astronomie, dr, Cees de Jager. (SKEPSIS is een

Dr. C. de Jager, voorzitter-in-spe van de Nederlandse sceptici acroniem van ‘Stichting voor kritische evaluatie van paranormale stellin­gen en irrationele stand­punten’) . Deze stichting gaat zich bezighouden met ‘het stimuleren van kri­tisch onderzoek naar, en het geven van voorlichting over paranormale en pseudowetenschappelijke be­weringen.

Trouw schrijft dat voor dit doel de stichting werkgroepen in het leven heeft geroepen die zich met specifieke paranorma­le onderwerpen (zoals al­ternatieve geneeswijzen, Ufo’s, astrologie) gaan bezighouden, hierin bijge­staan door wetenschappe­lijke adviseurs en anders- soortige experts. Ook gaat SKEPSIS lezingen organiseren, informatie aan pers en publiek ver­strekken, aan discussies deelnemen en een periodiek uit geven.

Voorbede en geloof gevraagd

Wie kennisneemt van deze berichten kan als gelovige alleen maar blij zijn dat er ook vanuit wetenschap­pelijke kring thans een aanval is begonnen tegen het occultisme. Uiteraard kan met niet verwachten dat men de zaak geestelijk gaat aanpakken. Men heeft geen oog voor de strijd in de hemelse ge­westen, tussen het rijk van het licht en het rijk van de duisternis, tenzij men door geloof in Jezus Christus óók het rijk van het licht binnenkomt. Daarom is voorbede van­uit de gemeente hier op zijn plaats. God is nog altijd bij machte oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen. En laten we geloof hebben dat ook vele mensen uit de wetenschap het nieuwe leven in Christus gaan ontdekken.

In ieder geval behoren wij actief te blijven in de strijd tegen het occultis­me en waar we kunnen zullen we de vijand ont­maskeren en terugdringen. Daarbij willen wij voor ogen houden dat wij aan de overwinnende kant staan! Want met een va­riant op 2 Korinthiërs 10 vers 4 (2 Kor. 10:4) weten en beleven wij dat de wapenen van onze veldtocht krachtig voor God zijn tot het slechten van occulte bol­werken!

 

Bewaring door Tea Keuper Dijk

“De Here zal u bewaren voor alle kwaad. Hij zal uw ziel bewaren” Psalm 121 vers 7 (Ps. 121:007).

Angst is één van de vurige pijlen die Gods vijand in zijn koker heeft. Elk mens wordt er mee geconfronteerd. Ook David heeft vee! op zich zien af komen. Zijn leven werd vaak belaagd, er was reden tot angstig zijn. Maar wat doet David? Hij heft zijn ogen op! Hij belijdt, vanwaar zijn hulp komt. Hij belijdt, wie God is! Hij getuigt van de bewaring door God.

Dit is het schild,, dat we kunnen opheffen om- de brandende pijlen van, satan te doven! Als ons leven onder druk wordt gezet, zodat strijden haast onmogelijk is, moeten we niet slap gaan zitten afwachten. Dan komt onze kracht in het nauw, zegt Gods Woord. Ik geloof dat we – hoe moeilijk het ook kan zijn – toch wel ons oog kunnen richten (opheffen) naar God. Dat we onszelf kunnen aanmoedigen: “Ziel, (en vul je eigen naam dan maar in) loof de Heer en vergeet niet één van Zijn weldaden! Die al uw krankheden geneest, die uw leven verlost van de groeve, die Al uw ongerechtigheden vergeeft, enz.” Psalm 103 vers 2 tot en met 5 (Ps. 103:002-005).

En als we zelf dat niet op kunnen brengen, wil een bloeder of zuster hierbij wel helpen, als het ware onze armen ondersteunen, zoals Mozes ondersteund werd door de zijnen. Samen met anderen bidden en voor ons laten bidden. Want God troont en regeert. Hij herstelt en geneest. Hij verlost door de lofzangen van Zijn kinderen!

Heer, mijn hulp is van U. U zult ook vandaag niet toelaten dat mijn voet wankelt!

 

Fundament en einddoel door G. J. R. Doornink

 

Er is maar een fundament

De Bijbel spreekt op ver­schillende plaatsen op duidelijke wijze over het fundament van ons geloof. Dit fundament is Jezus Christus. Paulus schrijft aan de Korinthiërs: “Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus., Christus, kan niemand leggen” 1 Korinthe 3 vers 11 (1 Kor. 03:11). Ieder ander fundament is waardeloos, is onecht, heeft in de ogen van God geen enkele betekenis. Het maakt geen deel uit van het Koninkrijk van God?

Het is belangrijk dat we dit even duidelijk vast­stellen, want we zien soms hoe er binnen het Christendom geluiden wor­den gehoord, waarbij men waardering uitspreekt over andere godsdiensten, die weliswaar Christus niet erkennen, maar waar bij dan toch veel uit het christelijk geloof is terug te vinden. ‘In iedere godsdienst zit wel wat goeds’, wordt er dan ge­zegd. En de oecumeni­sche beweging spreekt zelfs over ‘de gemeen­schappelijke basis van de in wording zijnde éne wereldgodsdienst’. Het is duidelijk dat dit niet is naar de wil van God, maar een voedingsbodem is voor de groei naar de antichrist. Wie in dit spoor geraakt wordt ver­leid door machten uit het rijk der duisternis.

Er is maar één fundament en dat is Jezus Christus.

Een waarachtig christen zal daarom op zijn hoede zijn en zich niet laten’? verleiden in dit opzicht een andere koers te gaan varen. En zeker in deze eindtijd moeten we waak­zaam zijn dat we niet wor­den afgetrokken van de ‘eenvoudige en loutere toewijding aan Christus’, zoals Paulus daarover schrijft in 2 Korinthiërs 10 vers 3 (2 Kor. 10:03). Aan Timótheüs schrijft hij zelfs de waar­schuwende woorden: “Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommi­gen zullen afvallen van het geloof, doordat’ zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen” 1 Timoteüs 4 vers 1 (1 Tim. 04:01). Let wel: Pau­lus uit hier geen eigen gedachte, maar hij spreekt ‘door de Geest’.

We zien hier weer hoe be­langrijk de doop met de Heilige Geest is, want door middel van de gave van onderscheiding der, geesten, kunnen we het kaf van het koren schei­den. Dat geldt ook ten aanzien van allerlei bijzon­dere figuren die zich soms binnen de gemeente van Christus manifesteren en door het doen van spec­taculaire dingen proberen de aandacht op zich te vestigen en mensen aan zich te binden.

Waardering voor hen die leiding geven

Nu betekent dit uiteraard niet dat we geen erken­ning en waardering moeten opbrengen voor hen die leiding geven binnen de gemeente van Christus. Hebreeën 13 spreekt in dit opzicht duidelijke taal. Vers 7 zegt (Heb. 13:07): “Houdt uw voorgangers in gedach­tenis, die het woord Gods tot u hebben gesproken; let op het einde van,-hun wandel en volgt hun ge­loof na”. “Gehoorzaam^ uw voorgangers en onder­werpt u aan hen, want zij zijn het, die waken over uw zielen, daar zij reken­schap zullen moeten af­leggen” (vs.17). Daarbij hoeven we niet direct te denken aan de éénhoofdi­ge leiding , zoals we die in de meeste kerken en vele gemeenten nog aan­treffen. Paulus spreekt over verschillende ‘amb­ten’ binnen de gemeente van Christus. Zo schrijft hij in Efeziërs 4 vers 11: (Ef. 04:11) “En Hij heeft zowel apos­telen als profeten gegeven, zowel evangelisten als her­ders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij al­len de’ eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon van God be­reikt hebben…” Het woordje ’totdat’ duidt er al op dat hun taak tijde­lijk is, maar in deze tijd dus nog zeer belangrijk.

Daarbij zoeken ze als het goed is, niet hun eigen eer, maar geven alle eer aan Hem die hen daartoe geroepen heeft. Het be­kendste voorbeeld uit de Bijbel is in dit opzicht Paulus. Hij was zich be­wust dat hij een apostolaire taak had. Hij kende geen valse bescheidenheid, want hij noemde zichzelf een ‘kundig bouwmeester’. Maar hij zocht nooit zijn eigen eer. Hij schreef: “Noch wie plant, .noch wie begiet, betekent iets, maar God, die de wasdom geeft” 1 Kor. 3 vers 7 (1 Kor. 03:07).

Dat hij zichzelf een kun­dig bouwmeester noemde, betekent dat hij zijn opdracht probeerde zo goed mogelijk uit te voeren. Dat is de opdracht voor elk kind van God, want ook wij zijn medearbeiders Gods!

Hoe bouwen wij op het fundament?

Als het fundament er één keer ligt, is het belang­rijk dat wij gaan bouwen op het fundament. Zoals in de natuurlijke wereld een huis of gebouw niet af is, als er alleen maar een fundament ligt, zo geldt dit ook in geestelijk opzicht. Wij hebben te maken met de ‘geestelijke bouwopdracht’, dat wil zeggen: Hij verlangt van ons dat we geestelijk zul­len groeien, zodat we uit­eindelijk ten volle het beeld van Jezus gaan openbaren. We zijn immers Zijn huis?

Daarom behoren we te bouwen met deugdelijk ma­teriaal. Paulus noemt in één zin als materiaal: goud, zilver kostbaar ge­steente , hout, hooi of stro. Het is duidelijk dat er een groot verschil is tussen de eerste drie en de laatste drie. Het ene houdt stand in het vuur, het andere is in een oog­wenk verteerd 1 Korinthe 3 vers 12 tot en met 15 (1 Kor. 03:12-15).

Met welk materiaal bouwen wij? Als het goed is bouwen we geestelijk, dat wil zeggen: we laten ons leiden door Gods Woord en de Heilige Geest, want die twee gaan hand in hand. Bouwen we niet geestelijk dan zijn we be­zig op de verkeerde wijze te bouwen en geven we satan de kans te infiltre­ren. En door satans ‘ad­viezen’ op te volgen komt Gods huis niet van de grond…

De gevaren van het fundamentalisme

In dit verband willen wij ook wijzen op de gevaren van het zogenaamde fun­damentalisme. Hoewel het woord ‘fundamentalisme’ direct doet denken aan het ‘fundament’ heeft het met een gezond en vrucht­baar bouwen op dat fundament niets te maken.

Het fundamentalisme ver­tegenwoordigt die stroming in het christendom die ge­heel of gedeeltelijk afwij­zend staat tegenover de geestelijke interpretatie van het woord van God. Men staat bij­voorbeeld afwijzend tegen­over de doop met de Hei­lige Geest gepaard gaande met het spreken in ton­gen. Men belijdt weliswaar te geloven in ‘de onfeil­baarheid van de letter van de Bijbel’, maar wijst tegelijkertijd de geestelij­ke betekenis ervan af. En dat is altijd een gevaarlijke zaak. Want hoe zal men dan Gods Woord op de rechte wijze kunnen verstaan? De letter doodt immers, maar de Geest maakt levend!

Een kenmerk van het fun­damentalisme is het maken van en vasthouden aan leringen die natuurlijk en aards gericht zijn. Men heeft daardoor geen licht op de ene ware gemeente, die straks zonder vlek en rimpel zal zijn en hoe dat doel bereikt kan worden. Want bouwen op het fun­dament betekent: zich richten op het einddoel: de volkomenheid in Chris­tus ..

Van fundament naar einddoel

Het gaat dus om het eind­doel, om de volle openba­ring van Jezus in ons le­ven. Wie altijd maar bezig blijft met het fundament, bijvoorbeeld door te zeg­gen : ik ben gedoopt door onderdompeling en met de Heilige Geest, maar verder niet geestelijk groeit, heeft niets aan het fundament, hoe be­langrijk en noodzakelijk dit ook is. Niet voor niets roept de schrijver van de Hebreeënbrief; ons op om het eerste onderwijs aan gaande Christus te laten rusten en ons te richten op het volkomene Hebreeën 6 vers 1 (Heb. 06:01).

Het fundament behoort bij het eerste onderwijs, de basis, de melkvoeding. Iemand die tot geloof in Christus is gekomen zal zorgen dat deze basis gelegd is Hebreeën 6 vers 1 en 2 (Heb. 06:01-02). Maar dan begint er een nieuwe periode in ons geestelijk leven. In He­breeën 5 vers 13 en 14 (Heb. 05:13-14) staat: “Ieder die nog van melk leeft, heeft geen weet van de rechte prediking; hij is nog een zuigeling. Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door het gebruik hun zin­nen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad”.

Wij bouwen dus verder op het fundament. En naar­mate wij verder bouwen (geestelijk groeien) leren wij hoe langer hoe meer te (onder)scheiden, dat wil zeggen: de duivel krijgt hoe langer hoe minder vat op ons. Om­dat wij wandelen in het licht en onze plaats met Christus hebben ingeno­men in de hemelse gewes­ten , is er geen plaats meer voor welke vorm van duisternis ook. We leven dan volkomen gescheiden van de machten. En zoals Jezus beleed dat satan aan Hem niets meer had, zo za’. dat ook onze belij­denis worden.

Wie zijn (geestelijke) ogen gericht houdt op Jezus, de leidsman en voleinder van het geloof Hebreeën 12 vers 2a (Heb. 12:02a), zal daarom het einddoel zeker bereiken. Want – zoals Jezus in de Bergrede reeds zei – hij heeft zijn geloof niet op het zand maar op de rots gebouwd!