1992.02 nr. 334

Levend geloof 1992.02 nr. 334

Het natuurlijke en het geestelijke door Gert Jan Doornink

Iedereen zet eerst de goede wijn op en als er goed gedronken is, de mindere; gij echter hebt de goede wijn tot dit ogenblik bewaard . Dit heeft Jezus gedaan als begin van zijn tekenen in Kana in Galilea en Hij heeft zijn heer­lijkheid geopenbaard, en zijn discipelen geloofden in Hem” (Joh. 02:10-11).

Bovenstaande teksten vormen het slot van het bekende verhaal van de bruiloft te Kana waar Jezus water in wijn veranderde. Zijn bediening was nog maar pas begonnen en wie er een overzicht op naslaat van de tekenen en wonderen die Jezus deed, ziet dat deze geschiedenis als eerste wordt vermeld.

De bediening van Jezus werd gekenmerkt door de openbaring van zijn heerlijkheid’, zegt vers 11. Met andere woorden: Jezus maakte openbaar wat Gods wil voor de mens was, namelijk: het goede, welgevallige en volkomene” (Rom. 12:02).

Lukas, die behalve zijn evangelie ook het boek Handelingen heeft geschreven, noteerde later uit de mond van Petrus, hoe Jezus het land doorging, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren (Hand. 10:38).

De taak van Jezus is ook onze taak

De grote taak, die Jezus van de Vader ontvangen had, was de mens te bevrijden uit de macht van satan, de mens los te koppelen van het rijk der duisternis en te verbinden aan het Koninkrijk van God. Een taak die later werd overgenomen door zijn discipelen en daarna door de gemeente. Dat betekent dus dat elk kind van God bij deze taak is betrokken!

Toch blijkt dat men nog vaak niet ziet dat deze taak voor de gemeente is weggelegd. Men is dan de gedachte toegedaan dat de gemeente (nog) niet bekwaam is voor deze taak. Dan ziet men de gemeente uitsluitend als een herstellingsoord, een soort ziekenhuis waarin men als ‘chronisch patiënt’ is opgenomen en men zijn verdere aardse leven verblijft, “

Dit is misschien een beetje cru voorgesteld maar het gaat erom dat we een duidelijk inzicht krijgen van Gods bedoeling met ons leven, met onze taak een getuige van Christus te zijn.

Uiteraard is na onze bekering eerst herstel en bevrijding nodig, maar terwijl we nog in therapie, met herstel en opbouw bezig zijn, terwijl ons geestelijk leven zich verder ontwikkelt, beginnen we tegelijkertijd ook met onze taak in deze wereld te vervullen.

De gemeente is dus niet alleen herstellingsoord of ziekenhuis. Wat is de gemeente dan wel? De gemeente is de Stad Gods, het Sion. Natuurlijk komen we in een stad ook een ziekenhuis tegen, maar daarnaast staan er vele huizen, winkels, kantoren, fabrieken, etc. Een stad is een ‘levend geheel’.

Zo vormt ook de Stad Gods, de ‘geestelijke stad’, een levend geheel waar wij als kinderen Gods wonen en bij betrokken zijn.

Petrus zegt dan ook dat wij geroepen zijn tot de bouw van een geestelijk huis, waarvan wij de levende stenen vormen (1 Petr. 02:05).

Een interessant wonder?

De geschiedenis van de bruiloft te Kana moeten we daarom ook niet in de eerste plaats met natuurlijke ogen lezen, maar vooral ook met geestelijke ogen.

Lezen we dit verhaal alleen met natuurlijke ogen dan vinden we wat Jezus hier deed alleen maar een interessant wonder. Het zal toch maar gebeuren, zoals hier beschreven wordt, water in wijn veranderd en dan is het ook nog gratis beschikbaar. Voor vele feestvierders in onze dagen zou dit een uitkomst zijn. Ik las hoe tegenwoordig vele mensen die iets te vieren hebben, een bruiloft, een jubileum, etc., daarvoor grote financiële schulden maken. Allerlei incassobureaus en deurwaarders moeten er aan te pas komen om later de rekeningen te innen… Dan kun je met recht spreken van een kater na het feest’

Wat hier op de bruiloft te Kana gebeurde, wordt heel duidelijk onder woorden gebracht door de leider van het feest, die totaal niet op de hoogte was van wat er gebeurd was (vs.9), door op te merken: “Iedereen zet eerst de goede wijn op en als er goed gedronken is, de mindere; gij echter hebt de goede wijn tot dit ogenblik bewaard” (vs.10). Het water was niet alleen in wijn veranderd, maar het was ook nog de beste wijn die er was! De goede wijn werd voor het laatst bewaard.

Als de goede wijn in ons komt…

Dit is een Goddelijk principe, een Goddelijke lijn, die het hele plan van God kenmerkt: het beste voor het laatst! Nu weten wij dat wijn in de Bijbel het beeld is van het nieuwe leven in Christus. En als de ‘goede wijn’ in ons komt, als we bevrucht worden met de Heilige Geest, als we opnieuw geboren worden, komt daar ook het beste wat God te bieden heeft in ons: Zijn leven met alle kenmerken van dien!

De Goddelijke lijn in ons leven is een opgaande lijn. De geestelijk^ geboorte (wedergeboorte) volgt op de natuurlijke geboorte. Eerst het natuurlijke, dan het geestelij­ke. Zoals op de bruiloft te Kana: Eerst de gewone wijn die al gereed stond, dan de wijn die Jezus maakte, als openbaring van Gods heerlijkheid. Paulus schreef later aan de gemeente te Korinthe: “Doch het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke” (1 Kor. 15:46).

Wat is een geestelijk mens?

Er zijn nogal wat kinderen Gods die moeite hebben met deze gedachtegang en niet goed raad weten met de verhouding: natuurlijk leven – geestelijk leven. Enkele opmerkingen in dit verband:

  1. Met beide hebben we te maken.
  2. Het natuurlijke leven mag hel geestelijke niet belemmeren.
  3. Het geestelijke leven behoort zijn weerslag, zijn afspiegeling te vinden in het natuurlijke leven. Je kunt er daarom ook niet twee gescheiden levens op na houden: het natuurlijke en het geestelijke. Dat gebeurt soms wel, maar dan ben je wel verkeerd bezig. Ik zou de volgende definitie willen geven: Een gelovige is een geestelijk mens, met een geestelijk leven, dat ook tot openbaring komt op het natuurlijke vlak.

De mens wordt als natuurlijk mens geboren, maar door dc wedergeboorte ontstaat de geestelijke mens. Een geestelijk mens (een gelovige dus) behoort geestelijk te denken, te spreken, te strijden en te handelen. Wanneer dit als onderdeel van ons getuige zijn in deze wereld ontbreekt, komt er van ons getuige zijn weinig of niets terecht.

Vijand satan, de grote tegenstan­der van God en mens, haat de geestelijke mens. De boze geesten doen er dan ook alles aan om dc geestelijk levende, wedergeboren mens van zijn plaats en positie in Christus te beroven en tracht te verhinderen dat wij verder geestelijk groeien zodat wij ons als zonen Gods gaan openbaren.

Soms lukt het hem inderdaad de geestelijke mens, ongeestelijk te maken Daarom spreekt de Bijbel niet alleen over “natuurlijke mensen die de Geest met hebben” (Judas 01:19), maar ook over ongeestelijke mensen, die niet aanvaarden hetgeen van dc Geest Gods is. Het is hen dwaasheid, want zij kunnen het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is (1 Kor. 02:14). Wij behoren het geestelijke met het geestelijke te vergelijken, zegt Paulus in hetzelfde gedeelte (vs. 13).

Geloof en gehoorzaamheid

Als Gods Geest ons door het Woord of rechtstreeks iets openbaart, behoren wij dat te accepteren en er gehoorzaam aan te zijn. Anders werkt het niet. Het is net als op de bruiloft te Kana: Maria, de moeder van Jezus, had vooraf tot de bedienden gezegd: “Wat Hij u ook zegt, doet dat!” (vs.5). Toen Jezus de opdracht gaf om de vaten met water te vullen, deden zij dat. En toen Hij zei: “Schept nu en brengt het aan de leider van het feest” (vs.8), waren ze gehoorzaam aan deze opdracht. Wat zou er gebeurd zijn als ze ongehoorzaam waren geweest? Ik denk niets. Maar, kan men opmerken, God had toch in zijn ‘soevereine macht’ in kunnen grijpen? Als we zo denken maken we van God een soort wonder­doener. Jezus was niet een of andere geestelijke goochelaar.

Het is duidelijk dat Gods Geest alleen functioneert in samen­werking met onze geest. En die ‘samenwerking’ bestaat dan van onze kant in geloof en gehoorzaamheid.

“Zijn discipelen geloofden in Hem”, zegt vers 11. Nu weten wij dat zij nog heel wat lessen nodig hadden om uiteindelijk hun taak, in overeenstemming met de wil van God, te kunnen vervullen.

Eigenlijk gebeurde dat pas vanaf de Pinksterdag, toen ze vervuld werden met de Heilige Geest. De Geest van God die zo’n belangrijke rol in hun leven speelde en dus ook in ons leven behoort te spelen.

Waar de wereld (en in de eerste plaats de gemeente) in deze tijd behoefte aan heeft is aan geestelijk levende christenen. Zij worden soms niet begrepen door andere christenen, die de prijs voor het werkelijk volgen van Jezus, niet willen betalen. Maar zij blijven het grote voorbeeld, Jezus, volgen, waarvan Petrus zei dat wij geroepen zijn in Zijn voetstappen te treden (1 Petr. 02:21).

Het is een heerlijk iets om zo in deze eindtijd een werkelijk volgeling van Jezus te zijn. Nogmaals: om geestelijk te denken, te spreken, te handelen, te strijden en te overwinnen. Ik hoop dat u dit verlangen in u hebt. Gods Woord en Gods Geest maken het ons overduidelijk. Er is geen andere weg dan de geestelijke weg. Een andere weg bewandelen is je kwetsbaar opstellen voor de vijand, die je dan handig kan manipuleren en bij je kan infiltreren. Maar wij willen vandaag opnieuw ‘neen’ zeggen tegen satan en ‘ja’ tegen God.

En we willen opnieuw onze dankbaarheid uitspreken jegens Hem die het beste voor het laatst bewaard heeft. Dat begon reeds bij de schepping toen de mens als laatste -als kroon van Gods schepping- gemaakt werd. En deze mens werd gemaakt met de bedoeling met God te heersen vanuit de troon over de gehele schepping.

Onbegrijpelijk maar waar! Maar daarom is het ook noodzakelijk dat de mens volkomen één wordt met Gods wil en bedoeling. En omdat God geest is, zijn ook wij daartoe alleen maar in staat als we zelf ook volkomen geestelijk worden.

Ons getuige zijn in deze wereld behelst dus veel meer dan alleen maar aan anderen te vertellen dat Jezus de Heiland der wereld is. Daar begint het mee en ik wil daar ook op geen enkele wijze kleinerend over doen. Maar een werkelijke gelovige zijn, een geestelijk mens zijn is het grote doel van God met ons leven. Het gaat er om dat we Zijn heer­lijkheid leren kennen, beleven en openbaren. Dan weerspiegelen wij de heerlijkheid des Heren, zegt Paulus in zijn brief aan de Korinthiërs (1 Kor. 03:17-18), en “veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, door de Here die Geest is”!

 

Persoonlijk door Gert Jan Doornink

We zijn erg blij met de talrijke positieve reacties welke wij ontvingen na de verschijning van het januarinum­mer het eerste nummer van de 31ste jaargang. Het heeft ons bijzonder bemoedigd en inspireert ons met blijdschap en toewijding door te gaan met de uitgave van “Levend Geloof’. Daarbij willen wij op onverkorte wijze de volle evangelie boodschap blijven verkondigen in een taal die voor iedereen te begrijpen is. , Naast de artikelen voor de ‘gevorderde lezers en lezeressen, staan er daarom in ons blad ook steeds artikelen die goed te begrijpen zijn door kinderen Gods die zich nog in een ‘beginstadium’ bevinden en voor ‘buitenstaanders’. Het gaat er per slot van rekening om dat zoveel mogelijk mensen het echte evangelie leren kennen en beleven.

Zoals u bemerkt zult hebben is in het vorige nummer een serie artikelen van start gegaan onder de titel Ue Gemeente in de eindtijd’. Het is een bijbelstudie, zoals de ondertitel ook aangeeft, over de plaats en taak van de Gemeente, met als uitgangspunt het boek Openbaring. De vele boeken en publikaties over het boek Openbaring, die er in de loop der jaren verschenen zijn, hebben veelal een ‘natuurlijke uitleg’. Gelukkig komt hier de laatste jaren verandering in. Mede door het leren kennen van het evangelie van het koninkrijk der hemelen, gaan vele gelovigen ontdekken dat het primair gaat om de geestelijke betekenis.

De serie artikelen is geschreven door Jan Kees Roose, die onder andere oudste is van de volle evangelie gemeente Amersfoort (voorganger br. Henk Dalhuijsen). Vorig jaar heeft br. Roose dit onderwerp behan­delt in bijbelstudiegroepen van zijn gemeente. We zijn blij dat wij deze Bijbelstudie nu ook m ons blad kunnen publiceren en geloven dat velen er meer kennis en inzicht door zullen ontvangen.

 

Waarom wij niet zonder bidden kunnen door Wim te Dorsthorst

Eén van de meest kenmerkende eigenschappen van een christen is dat hij bidt. Dat blijkt zeer duidelijk als je het nieuwe testament eens rustig bestudeert op dit onderwerp. Het gebed lijkt wel de enige lijn om met de troon der genade te communiceren. Wat ook allemaal afgedaan zal hebben, als het volmaakte gekomen is, het bidden zeker niet. Paulus zegt dat geloof, hoop en liefde zullen blijven (1 Kor. 13:13) en ik geloof dat de meest zuivere uitdrukking hiervan plaats vindt in het gebed in velerlei vorm.

Aanbidding zal blijven tot in alle eeuwigheden. In het oude testament lezen we herhaaldelijk: “Geloofd zij de Here, de God van Israël, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid” (o.a. Ps. 041:014). Johannes hoort het op Patmos als hij door de geopende deur de hemel is binnengegaan en zegt: “En alle schepsel in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Hem, die op de troon gezeten is, en het Lam zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in eeuwigheid” (Openb. 04:01; Openb. 05:13). Hier zal dus geen einde aan komen.

Bidden is naar de wil van God

De Bijbel is een boek waarin God Zichzelf en Zijn wil aan de mens openbaart. Daarom is alles wat er over het bidden geschreven is als levend brood wat van de hemel is neergedaald. Als Jezus zegt: “Bidt, en u zal gegeven worden” en: “Een ieder die bidt, ontvangt”, is dat niet het opleggen van een juk, maar het openbaren van de weg naar Gods wil voor de mens (Matt. 07:07-08).

De hele Schrift is een spreken van God om de mens te behouden en te leiden tot volkomenheid, tot alle goed werk volmaakt toegerust (zie 2 Tim. 03:16-17). Dit is de wil van de enkel goede God die ons in zijn Zoon, Jezus Christus, geopen­baard is. Johannes zegt: “God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis” (1 Joh. 01:05).

Alles komt voort uit Zijn liefdevolle hart voor de mens. Jakobus zegt daarom: “Dwaalt niet, mijn geliefde broeders. Iedere gave, die goed, en elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neder, van de Vader der lichten, bij wie geen verandering is of zweem van ommekeer” (Jak. 01:16-17).

Dwalen is dat aan God dingen worden toegeschreven die hiermee in strijd zijn. Dat van Hem ook ziekte, dood, rampen, aardbevingen, orkanen, ver­zoekingen, enz. zouden komen. Dwaalt niet!, zegt Jakobus.

Jezus zelf zegt, in de verkondiging waar Johannes op doelt: “Of welk mens onder u zal, als zijn zoon hem om brood vraagt, hem een steen geven? Of als hij een vis vraagt, zal hij hem toch geen slang geven? Indien dan gij, hoewel gij slecht zijl, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader in de hemelen het goede geven aan hen, die Hem daarom bidden” (Matt. 07:09-11).

Niemand die gezondheid vraagt, ontvangt van de Heer ziekte. Niemand die een zegen vraagt, ontvangt van de Heer een vloek. Dit kan niet. Dit is een dwaling en door de duivel, de grote tegenstander van God en mensen, in de schepping binnen gebracht. De satan geeft de stenen en de slangen, van hem is alle onheil, want hij is totale duisternis, leugen en bedrog.

Geen scherpe scheiding tussen de bronnen van goed en kwaad is één van de grootste hindernissen in het gebedsleven. God is de bron van het enkel goede, zuiver, onver­deeld, onomkeerbaar.

Is bidden wel nodig?

Velen hebben bij het bidden de gedachte dat God door veel en lang bidden bewogen moet worden I om iets te geven. Dit druist echter in tegen Zijn wezen van liefde, wat altijd op geven gericht is. Heeft God dan nodig dat in het gebed alles verteld wordt, omdat Hij het anders niet weet? Uit de Bijbel weten wij dat God en Jezus Christus precies welen wat in de mens is. Enkele Schriftplaatsen in dit verband:

“Want de Here doorzoekt alle harten en doorgrondt al wat de gedachten beramen” (1 Kron. 28:09b).

“Here, Gij doorgrondt en kent mij; Gij kent mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachten” (Ps. 139:001-002). “Want Hij wist zelf, wat in de mens was” (Joh. 02:25b).

“Maar Hij kende hun gedachten” (Luc. 11:17a).

Er is voor de Heer dus niets verborgen wat wij Hem zouden moeten vertellen. Ja, Hij weet zelfs beter dan de mens zelf wat in de mens is, wat hij nodig heeft en wat goed voor hem is. Maar ondanks dit volmaakte kennen en weten van de Heer is Zijn opdracht aan de gelovigen dat zij altijd moeten bidden en niet verslappen (Luc. 18:01).

Niet ieder gebed zal evenwel verhoring vinden. Als een kleine jongen aan zijn vader iets vraagt, waarmee hij zichzelf zou kunnen verwonden, is het juist de liefde van de vader, die dit weigert te geven. Als de apostel Johannes zegt: “En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden”, moeten wij dit niet losmaken van wat hij daarvoor zegt, namelijk: “En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem (Jezus) hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar Zijn wil, ons verhoort” (1 Joh. 05:14-15). Is er verhoring dan is dat omdat Hij ons liefheeft. Maar het kan dus dezelfde liefde zijn, die een bepaald gebed niet zal verhoren.

Sprekende over de meest elementaire behoeften van de mens, zegt Jezus: “Doch uw Vader weet, dat gij deze dingen behoeft.

Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk, en die dingen zullen u bovendien geschonken worden” (Luc. 12:30-31).

De vraag is: Als God weet wat goed voor ons is, als Hij weet wat we nodig hebben en wanneer, waarom geeft Hij het dan niet voor wij bidden, of zelfs zonder te bidden?

Als Jezus spreekt over de grote liefde van de Vader voor alle mensen, dan zegt Hij: “Want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen” (Matt. 05:45). De rechtvaardigen behoeven er niet om te bidden want God geeft het. Maar wel zal de rechtvaardige er uiteraard voor danken! De onrechtvaardigen bidden niet en danken niet, maar het wordt hun van God zonder enig voorbehoud gegeven, evenals dc rechtvaar­digen. Daarin maakt God geen onderscheid.

De eeuwige bestemming van de mens

“Gezegend zijt gij door de Here, die hemel en aarde gemaakt heeft. De hemel is de hemel van de Here, maar de aarde heeft Hij de mensenkinderen gegeven” (Ps. 115:015-016). God heeft de aarde geschapen met alles wat daarop is en erbij hoort, zoals zon, regen, vruchten, enz. Dat heeft Hij aan de mensen gegeven (Gen. 01:28-29). Dat is nog altijd zo. Daar heeft de zondeval niets aan veranderd. Dat is nu èn voor bozen èn voor goeden.

De zondeval heeft wel die prachtige schepping veranderd, waardoor altijd maar weer vele mensen sterven door te veel zon of te weinig regen en vreselijke hongersnoden, maar God is niet veranderd. Bij Hem is geen zweem van ommekeer. Daarom hoeft men God, naar mijn over­tuiging, voor deze natuurlijke zaken niet te bidden. Het is de mens gegeven in grote variëteit en overvloed. “Gezegend zijt gij, door de Schepper van hemel en aarde”, zegt de Psalmist.

De mens is echter niet alleen bedoeld voor de aarde. God wil hem tot zich trekken in de geestelijke wereld en hem deelgenoot maken van Zijn leven in Zijn Zoon, Jezus Christus. Dat is een terrein wat de mens pas binnen kan gaan als hij niet alleen maar natuurlijk geboren is, (wat de Bijbel noemt: “uit vlees en bloed, uit de wil van een man”, Joh. 01:13), maar ook nog eens geestelijk geboren is. Jezus noemt dat: “Van boven geboren, uit water en Geest”. (De N.B.G. vertaling spreekt van ‘wedergeboorte’). “Wat uit het vlees geboren is, is vlees en wat uit de Geest geboren is, is geest”, zegt Jezus (Joh. 03:3-6).

Uit vlees en bloed is de natuurlijke geboorte, uit de eerste Adam. Uit water en Geest is de geestelijke geboorte, uit de laatste Adam (1 Kor. 15:45-49). Deze mens is dan binnengegaan in het Koninkrijk van God. Hij is dan een burger van een rijk in de hemelen, een medeburger der heiligen en huisgenoten Gods (Joh. 03:05; Filip. 03:20a; Ef. 02:19b). En metterdaad is hij een vreemdeling en bijwoner op aarde geworden (Heb. 11:13b; 1 Petr. 02:11).

Hier overschrijdt de mens de grens van het zichtbare naar het onzichtbare. Van het natuurlijke naar het geestelijke. Van het tijdelijke naar het eeuwige. De Bijbel spreekt in dit verband over het gestorven en begraven zijn en het mede opgewekt zijn met Jezus Christus tot het nieuwe, geestelijke en eeuwige leven (Kol. 02:12; Kol. 03:03; Rom. 06:04; Ef. 02:06). Dood en begraven, dat is heel radicaal en definitief. Dat is niet meer terug te draaien, evenmin als de dood en de opstanding van Jezus ongedaan gemaakt kan worden. Wie dit wel terug zou willen draaien, dus het zou willen loochenen, die dreigt dan in de tweede dood, de eeuwige dood, terecht te komen (Heb. 06:04-06; Openb. 20:06; Openb. 20:14-15).

Let wel: het gaat in Hebreeën 6 niet over mensen, of misschien nog bijna kinderen, die nauwelijks wisten wat ze deden, maar om een bewuste keuze. (Zie hiervoor het artikel van Evert van de Kamp: ‘De zonde tegen de Heilige Geest’ in ‘Levend Geloof van april 1991).

Gebed en geloof gaan samen

In de geestelijke wereld, waarin en waaruit de gelovige nu gaat leven, is het niet meer door de zintuigen maar door geloof en openbaring van de Heilige Geest. Paulus zegt hiervan: “Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensen­hart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben. Want ons heeft God het geopenbaard door de Heilige Geest (1 Kor. 02:09-10).

En in 2 Korinthiërs 5 vers 7 (2 Kor. 05:07) zegt Paulus: “Want wij leven in een wereld van geloof, niet in een wereld van aanschouwing” (Vert. prof. Brouwer).

Al de geestelijke zegeningen kunnen alleen maar tot ons komen in de door God tevoren vastges­telde weg, namelijk in Zijn Zoon, Jezus Christus, die ons on­berispelijk voor Zijn aangezicht stelt en dat door het geloof (Ef. 01:01-14). Ons hele geestelijke bestaan is door het geloof. “Het geloof is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet” (Heb. 11:01).

Wat de geestelijke zaken betreft, stort God niet alles over de mens uit, zoals bij de gaven in het natuurlijke. Dat is naarmate er een bewustwording is, het hart zich in geloof opent en zich in gebed richt tot God. Daarom zegt Jezus ook: “… hoeveel temeer zal uw Vader in de hemelen het goede geven aan hen, die Hem daarom bidden”.

De geestelijke wereld is de wereld van geloof en gebed.

Tegen gemeenteleden die het gestorven en begraven zijn niet serieus nemen en nog vleselijk bezig zijn, zegt Jakobus: “Gij hebt niets, omdat gij niet bidt” (Jak. 04:01-02).

Zonder geloof is het onmogelijk God, maar ook Jezus Christus, welgevallig te zijn. Hij zegt immers: “Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij” (Heb. 11:06a; Joh. 14:01). God is geest en alleen maar te benaderen in geloof en gebed. “Wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloning is voor wie Hem ernstig zoeken” (Heb. 11:06b). Hij is een verhoorder der gebeden.

Alleen de mens in Christus kent de nieuwe en levende weg door het bloed van Jezus om vrijmoedig te naderen tot de troon der genade, waar de Vader en de Zoon gezeten zijn voor hen die geloven, om hun gebeden te verhoren (Heb. 04:16; Heb. 10:19-20).

(Er volgen nog enkele artikelen waarbij het thema ‘bidden’ aan de orde komt).

 

Erfenis door Tea Keuper Dijk (Gedicht)

Er is een erfenis in de hemel voor ons weggelegd,

Uw Woord getuigt ervan, door de apostelen hebt U ‘t aangezegd.

’t Is ook voor mij en niet voor later is dit hemels goed.

Maar ik ontving het in geloof, door Jezus kostbaar bloed.

 

Door die genade aan te nemen kom ik, Heer

tot U en wandel in hemelse sfeer.

Daar leer ik strijden in Uw Geesteskracht,

Daar geeft U uit gena mij van Uw macht!

 

O Heil’ge Geest, mijn erfenis door Jezus’ bloed!

U die mij reinigt en écht leven doet,

Bewerk dat velen aan hun oude leven sterven

zodat zij ’t eeuwig rijke leven zullen erven.

 

Licht door Duurt Sikkens

“… in Hem is in het geheel geen duisternis” (1 Joh. 01:08).

Hoeveel mensen hebben een verkeerd beeld van God en denken dan dat zowel goede als kwade dingen van Hem komen (je zal maar zo’n huisarts hebben). In wezen zou Hij dan in niets verschillen van afgoden. Dan kun je ‘t zelfde zeggen van God als van Allah: ‘God is groot, zijn wil geschiede’ en je hebt dan de ellendige dingen die je overkomen maar berustend te dragen, ondertussen proberend God te vermurwen tot een gunstige wending van het noodlot.

Johannes zegt dat God licht is en dat er in Hem totaal geen duisternis is (1 Joh. 01:05), in navolging van Genesis 1 vers 4 (Gen. 01:04) waar staat dat het licht goed was. Van de duisternis wordt dat niet bepaald gezegd. God heeft nog nooit iemand ziek gemaakt, nooit iemand gedood of gekweld en als je dat niet gelooft moet je eens lezen wat Jezus zegt: Wie Mij ziet, ziet de Vader. Heeft Jezus ooit iemand ziek gemaakt, gedood of tot zonde verleid? God is goed, door en door. Eén en al leven.

Licht is een beeld van het Goddelijke leven en van degenen die overgegaan zijn uit de dood in het leven. Dan (1 Joh. 03:14) begin je lief te hebben op goddelijke wijze, omdat je ervaart dat God je zo liefheeft. Sommigen zijn helemaal niet ‘gewend’ dat ze bemind worden. Daarom, koester je in Zijn liefde en ga met die liefde de schepping beminnen, in navolging van Jezus die zei: “Zoals de Vader Mij heeft liefgehad heb Ik jullie ook liefgehad (Joh. 15:09).

 

Reïncarnatie door Evert van de Kamp (Dit is het tweede en laatste deel over dit onderwerp. Het eerste deel verscheen in “Levend Geloof’ van vorige maand).

Hoe onwerkelijk het geloof in reïncarnatie ook is, toch probeert men ons van het tegendeel te overtuigen.

Argumenten en bewijzen

Aanhangers van reïncarnatie hanteren tal van argumenten om hun visie aan de man te brengen. Ik noemde al het feit dat men meent een antwoord te hebben gevonden op de vele waaroms en dat Jezus het geleerd zou hebben. Nu nog wat andere motieven:

De oorsprong en de zin van het leven worden duidelijk; je weet waarom je er bent en waar je naar toe gaat na je dood.

Er is meer dan het leven op aarde, je hebt een onsterfelijke ziel.

Je kunt groeien en jezelf ontwikkelen.

Je bent zelf verantwoordelijk, je kunt niets afschuiven.

Je groeit in zelfrespect en de taak die je hebt is belangrijk.

Reïncarnatie leidt tot vervol­making en brengt uiteindelijk bevrijding voor iedereen.

Interessant zijn de bewijzen die men denkt te kunnen aandragen om reïncarnatie aannemelijk te maken. Voor velen is reïncarnatie meer dan een geloof. Bewijzen zijn doorslaggevend.

Herinneringsverhalen. (1)

Mensen bevinden zich in een bepaalde situatie en plotseling herinneren ze zich daar vroeger ook geleefd te hebben.

Psychologen spreken echter van helderziendheid in het verleden.

Kinderherinneringen. (2)

Een kind dat net kan praten, vertelt dat het vlak voor de geboorte is overleden en dat het dat vorige leven een aanwijsbaar persoon was. Bij onderzoek blijken de gegevens dan te kloppen.

Het déja-vu verschijnsel. (3)

Letterlijk betekent dat: reeds gezien. Het is een ervaring dat men zich klaarblijkelijk een plaats of een persoon herinnert waar men nooit is geweest of die men nooit eerder heeft ontmoet.

Regressietherapie. (4)

Onder hypnose krijgen mensen de opdracht terug te gaan naar hun vroegere levens. Dat levert opvallende feiten op die men niet kon weten. Soms spreekt men talen die men nooit geleerd heeft. Met deze methode probeert men problemen in het verleden te lokaliseren en daar achter te komen.

Spiritistische kontakten. (5)

Men krijgt boodschappen uit de ‘andere wereld’. Dat zijn berichten van gestorvenen of van geesten of van een zogenaamde ‘meester. Dat is iemand die al diverse levens achter de rug heeft en op een hoog niveau is gekomen. In deze boodschappen wordt heel specifiek over reïncarnatie gesproken.

Al deze vermeende bewijzen (er zijn er meer) komen uit de occulte hoek van de geestelijke wereld en zullen voor een wedergeboren christen nimmer relevant zijn.

Leerde Christus reïncarnatie?

Daar is men stellig van overtuigd. Bepaalde teksten uit de Bijbel zijn voor hen een duidelijk gegeven. De oude kerk wordt verweten de Bijbel te hebben veranderd, de reïncarnatie te hebben veroordeeld en verwijderd uit het christelijk geloof. Oorspronkelijk was het anders en wat Jezus echt geleerd heeft, komt nu weer te voorschijn. Oude ontdekte manuscripten vertellen dat en er komen uit de ‘andere wereld’ ook woorden van Jezus naar de mens toe.

  1. van Praag schrijft: ‘De veronderstelling dat de Bijbel het idee van reïncarnatie volledig afwijst, is volkomen onjuist. In het nieuwe testament zijn legio teksten te vinden waaruit blijkt dat Jezus en zijn apostelen op zijn minst ernstig rekening hielden met de mogelijkheid van reïncarnatie. Het beste voorbeeld hiervan is ongetwijfeld de geschiedenis van de blindgeborene die in het evangelie van Johannes voorkomt (Joh. 09:01-03).

De tekst maakt duidelijk genoeg dat de blindgeborene alleen door eigen schuld blind geboren kan zijn , wanneer hij al eens daarvoor heeft geleefd. Jezus wijst deze gedachte, die door de discipelen verondersteld wordt, niet als absurd van de hand, maar geeft voor dit speciale geval een bijzon­dere verklaring’.

Het is nogal ongenuanceerd wat Van Praag waagt te poneren. Ten eerste was in die tijd de gedachte aan reïncarnatie totaal vreemd. Ten tweede is Jezus’ antwoord op de vraag wie heeft gezondigd, deze of zijn ouders, een dubbele ontkenning. De Heer zegt: ‘Noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders’. Er is totaal wat anders aan de hand. De werken Gods moeten in hem openbaar komen. Dat is het enig belangrijke.

Waar Van Praag verder zijn legio’ teksten vandaan haalt, is even­zeer een raadsel. Er zijn er eigenlijk maar weinig. Te denken vult aan (Matt. 16:13-14 en Mark. 08:27-30; Luc. 09:18-19). Jezus vraagt daar: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ De discipelen antwoorden: ‘Johannes de Doper, Elia, Jeremia of één der profeten’. Maar of je daarmee het verschijnsel reïncarnatie hard kunt maken, is zeer onwaarschijnlijk. Anders gezegd: uit de gehele context van de Schrift blijkt overduidelijk dat de reïncarnatiegedachte de Bijbel vreemd is.

in Antroposofie en het Evangelie vim Jezus’, schrijft dr. Verkuyl: ‘Als wij de doctrines van karma en incarnatie toetsen aan de Bijbelse boodschap, dan moet worden geconstateerd dat deze beide samenhangende doctrines in de Bijbel worden afgewezen en dat de kernwoorden van de Bijbel niet de wet van karma en reïncar­natie zijn, maar schuld, vergeving, wedergeboorte, opstanding en eeuwig leven. De leer van karma lost de raadsels van het mensen lot niet op. Die leer kluistert de mens aan een harteloos mechanisme van wetten van oorzaak en gevolg en wekt de mens op te werken aan de voleinding van zijn zelfverlossing in plaats van te vluchten in de armen van de genadige Vader van onze Heer Jezus Christus, die vergeeft en die ons leven omzet tot een nieuw begin’.

Het geloof in reïncarnatie lost niets op

Enige tijd geleden publiceerde ‘Hervormd Nederland’ een artikel van de IKON-radiopastor Hans Stolp over reïncarnatie gedachten. Later volgde nog een interview in ‘Trouw’. Dr. K. Blei nam in ‘Woord en Dienst’ Stolps beweringen op de korrel. Ik licht er enkele dingen uit. Stolp werpt de stelling op dat de Bijbel pas goed begrepen kan worden als hij wordt gelezen door de bril van het reïncarnatiegeloof: pas dan vallen alles stukjes van de puzzel in elkaar. Zijn ervaringen eerder al in het zieken­huispastoraat brachten hem tot het reïncarnatiegeloof. Vooral de bijna-doodervaringen van patiënten maakten grote indruk. Allen raakten de angst voor de dood volkomen kwijt.

Stolp: ‘Dankzij hen leerde ik zien tot voorbij de grenzen van het gewone en zichtbare, dankzij hen ontdekte ik, dat een kracht van licht en liefde onze wereld en ieder persoonlijk omringt. Ontdekte ik, dat God zoveel dichterbij is dan wij gewoonlijk aannemen.

Verlichtende ervaringen geven een bepaalde visie op het leven. Het gaat erom dat die groei zich voltrekt.

‘Die groei in liefde, die ontwikkeling naar volmaaktheid is gericht op onze terugkeer naar God. Wij zijn onderweg naar hem toe. Eén mensenleven is daarvoor niet voldoende’.

Blei vertolkt Stolps visie als volgt: ‘De reïncarnatietheorie helpt ons het volle pond te geven aan de ein­deloosheid van Gods goedheid en geduld. Een tekst als 1 Timotheüs 2 vers 3 waar staat dat God wil dat alle mensen behouden worden, wordt er pas goed duidelijk door.

Kunnen dan werkelijk alle mensen behouden worden? Ook Hitler en Ceausescu?

Ja!, zegt Stolp. En dat heeft niets te maken met vergoelijking of bagatellisering van hun verschrik­kelijke wandaden. Ook zij zullen waarlijk barmhartige God. Een God die mij niet vastgeketend laat aan de last van mijn verleden, maar mij in de vrijheid stelt om hier en nu, nieuw voor Hem en zijn dienst te kiezen. Zo komt mijn menselijke verantwoordelijkheid pas echt tot haar recht.

Kortom: met Stolps reïncar­natiegeloof schieten we niets op. Integendeel: het verkondigt ons een God die on-Bijbels onbarmhar­tig is. Het evangelie van Jezus Christus maakt dit reïncar­natiegeloof niet alleen overbodig, maar weerspreekt het radicaal’.

De ‘Blauwe Iris’

Deze naam draagt de stichting die uil het IKON-pastoraat is voortgekomen (1990). Men wil een centrum zijn voor geloofsbezinning in een nieuwe lijd. Honderden mensen, nog actief in de kerken, ervan vervreemd of zonder kerkelijke achtergrond, maar met grote belangstelling voor de reïncar­natiegedachte, vinden hun weg naar ‘Blauwe Iris’. De ‘honger’ is enorm, in korte tijd zijn meer dan 30 gespreksgroepen gevormd door heel het land, men houdt open dagen en geeft een kwartaalblad uit. Ik wijs hierop om te illustreren hoe snel dit soort ‘occulte’ zaken zich verspreidt. En om aan te tonen wat een aantrekkingskracht het reïncarnatiegeloof op de (kerk)mens heeft.

Een van de bestuursleden is bijvoorbeeld de psychotherapeute en schrijfster (onder andere met columns in ‘Trouw’) Aleid Schilder. Vroeger Vrijgemaakt Gerefor­meerd heeft ze zich geheel aan deze nieuwe beweging gegeven. Zij zegt; ‘Karma en reïncarnatie geven mij ruimte. Ruimte om mij te concentreren op dit leven, op nu en daarin de verantwoordelijkheid te pakken die ik heb voor mijn eigen daden (en gedachten) en jegens de medemensen die ik ontmoet’.

Dit soort uitingen verlokt velen. Maar ik vraag mij in gemoede af hoe een ex-vrij gemaakte er toe komt het vroegere juk van wet op wet in te wisselen voor een nieuw (slaven)juk!

Een andere weg

Het christelijk geloof is een totaal andere weg, een volkomen betrouwbare en reële weg. Een weg die beleefd wil en mag worden in een fantastische relatie met de levende Heer.

Ik citeer Van Baaren: ‘De reïncarnatieleer loochent de verzoening. Het loochent het concept van het verenigd worden met God bij het sterven van het lichaam en het weerspreekt de ware leer van de opstanding van onze Redder en Verlosser Jezus Christus. De opstanding van Christus is ons aller garantie, dat, omdat Hij leeft, ook wij met Hem zullen leven.

Er is geen reïncarnatie in de nieuwtestamentische theologie en in de Schriften als geheel. Er is slechts de leer dat Jezus Christus stierf voor onze zonden en in glorie verrees uit het graf. En omdat hij opstond zullen ook wij opstaan. Christus heeft de dood overwon­nen. Psalm 78 vers 39 (Ps. 078:039) verklaart duidelijk dat we niet terugkeren in dit zelfde stoffelijke lichaam. David zei ook: ‘Bij het ontwaken zal ik mij verzadigen met uw beeld’ (Ps. 017:015).

Een geweldige weergave vinden we in 1 Johannes 3 vers 2 (1 Joh. 03:02): ‘Het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn, maar wij weten, dat als Hij (Jezus) geopenbaard zal zijn, wij Hem gelijk zullen wezen, want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is’.

In de opstanding zullen wij zijn als Christus. De hoop der gemeente is onze vereniging met Hem, als het onreine rein is geworden en het sterfelijke onsterfelijkheid heeft aangedaan’, aldus Van Baaren.

Het Woord van God is door de Heilige Geest voor de levend gemaakte christen het einde van alle tegenspraak.

‘Want wij weten, dat indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis. Wij zijn vol goede moed en begeren bij de Heer onze intrek te nemen’ (2 Kor. 05:01; 2 Kor. 05:08-09).

 

Wandelen met God (gedicht) door Tea Keuper-Dijk

Met U te wandelen, God,

In alle rust bij U te zijn,

dat is onverdeeld genot,

want – U schenkt vreugdewijn!

 

Ik ben tot U gekomen,

U wachtte al zo lang op mij,

Ik had ’t niet kunnen dromen:

Met U te gaan maakt vrij!

 

Uw vrede Vader, deelt U

al wandelend met U, mij mee.

Uw goedheid onderga ‘k nu:

Een ongekende vree.

 

De gemeente in de eindtijd (2) door Jan Kees Roose

Bijbelstudie, op basis van Openbaring, over plaats en taak van de gemeente van Jezus Christus in het herstelplan van God. – 2 –

De gemeente in Gods plan

Wie is waardig de boekrol te openen?

In hoofdstuk 1 ziet Johannes Jezus in zijn heerlijkheid die de Vader Hem gegeven heeft, en hij valt als dood aan zijn voeten (Openb. 01:17a). Hoe anders dun Jezus die hij nog zo goed kende van de aarde! Jezus openbaart zich, zoals God destijds aan Mozes: “Ik ben…” Hoe Hij aan deze heerlijkheid komt, staat beschreven in hoofdstuk 5.

Op aarde had Pilatus uitgeroepen toen hij de bebloede Jezus aan het volk loonde: “Zie, de mens” (Joh. 19:05). Maar in de hemel werd ook uitgeroepen: “Zie, de mens”. Het mens-zijn van Jezus wordt benadrukt door de toevoegingen: de leeuw uit de stam Juda, en de wortel Davids (Openb. 05:5b). Er werd gefeest, lofgezongen, aanbeden toen de mensenzoon in de hemel verscheen: “Het Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen de macht en de rijkdom, en de wijsheid en de sterkte, en de eer en de heerlijkheid en de lof” (Openb. 05:12). Omdat Hij de mensheid heeft gekocht met zijn bloed, en hen hun oorspronkelijke glorie teruggeeft: een koninklijk priestergeslacht (Openb. 05:09). Daarom is Hij, als enige van de hele schepping, waardig de boekrol, waarin het herstelplan van God is opgeschreven, te openen.

Deze Jezus openbaart zich aan Johannes en toont hem wat is en wat hierna gebeuren moet (Openb. 01:19). Want Hij mag weliswaar de boekrol openen, maar wie mogen het mede uitvoeren? Wie zijn eveneens waardig?

Wie mogen het herstelplan van God uitvoeren?

Aan wie is het boek Openbaring geschreven?

– Aan zijn dienstknechten, om te tonen wat weldra geschieden moet (Openb. 01:01), en:

– aan de gemeenten, want: “Hetgeen gij ziet, schrijf dat op en zendt het aan de zeven gemeenten” (Openb. 01:11).

De gemeenten zijn de dienstknechten, als het goed is! Dienstknechten voeren uit wat hun Heer hun zegt. Daarom wijdt Hij ze in in zijn plan. Hij maakt hun de toekomst bekend. En Hij laat ze niet met lege handen staan., want uit Openbaring 7 vers 3 (Openb. 07:03) blijkt dat voordat die knechten de confrontatie met de tegenstander van hun Heer aangaan, ze verzegeld worden aan hun voorhoofd. Hun hele denken is vol van het denken van hun Heer geworden. Ze denken als hun Heer. Die verzegeling is dus een prachtig beeld van het werk van de heilige Geest in mensen.

Je kunt je nog afvragen: waarom schakelt God de mens in om alles weer te herstellen? Waarom doet Hij het zelf niet? In Romeinen 8 vers 19 tot en met 22 (Rom. 08:19-22) staat het zo mooi weergegeven: door de mens is de schepping aan de vruchteloosheid onderworpen, maar de mens zal ook de bevrijding bewerken.

En als we het hebben over de mensheid, dan bedoelen we natuurlijk hen die wedergeboren, die ‘van boven geboren’ zijn. Daartoe behoort ook onze Heer Jezus Christus. Hij schaamt zich niet zichzelf onze broeder te noemen (Heb. 02:11). Hij is ook de eersteling van vele broeders (Kol. 01:18).

De tegenstander van God, die smalend neerkeek op dat mensje, zal door de herstelde mensheid het rechtvaardige loon uitgekeerd krijgen: eeuwige verbanning, eeuwige duisternis. God strijdt niet door kracht en geweld, maar door middel van ontwikkeling! Een rijpingsproces aan beide kanten: licht en duisternis, waarna het licht de scheiding aanbrengt.

Het is goed dit in gedachten te houden als er bijvoorbeeld geschreven wordt: “Zie, Ik maak alle dingen nieuw…” Wie maken het nieuw voor God? De herstelde mensheid, de Gemeente!

Wat bedoelen we met ‘Gemeente’?

Het plan wordt geopenbaard aan de zeven gemeenten. We zien ook Christus in zijn heerlijkheid temidden van ook zeven kandelaren. Meer zijn er niet in het visioen. Daarom vertegenwoordigen deze gemeenten alle gemeenten. We kunnen dus ook zeggen: aan de Gemeente, dat zijn de verzamelde gemeenten aller tijden die met elkaar het lichaam van Christus in hemel en op aarde vormen.

De gemeenten waar het hier om gaat, bestaan uit geest vervulde gelovigen (vgl. Rom. 08:09b). Alleen door de Geest kun je verstaan, kun je dienstknecht zijn in dit geopenbaarde plan.

(Met gemeente bedoelen we in deze studie dus een plaatselijke gemeente, met Gemeente (met hoofdletter) de verzameling van alle gemeenten als lichaam van Christus).

 

Wat weldra geschieden moet… Wat is ‘eindtijd’?

In de eindtijd gaat het herstelplan van God in vervulling. Het niet moeilijk aan te geven wanneer dat concreet is begonnen: met de komst van Christus, of eigenlijk, op het moment dat Christus begon op te treden, dus na de doop in water en heilige Geest.

Vanaf dat moment is satan aangevallen op zijn eigen domein, dat is de hemel die direct met het wereldgebeuren te maken heelt. Na de kruisiging en opstanding van Christus is er een definitieve keer gekomen in de geschiedenis van de mensheid: na de verzoening het herstel het tijdperk van de Gemeente van Jezus Christus.

Toch wordt met ‘eindtijd’ vaak nog een andere periode bedoeld namelijk de alles beslissende eindfase waarin de zonen Gods zich openbaren, de tijd ook van confrontatie met satan, de antichrist en dood maar ook de tijd van volledig herstel. De fase van het zevende zegel dus.

Overigens kan het begrip ’tijd’ tot misverstand leiden in de geestelijke wereld bestaat geen tijd zoals wij die kennen. Een aldaar gehanteerde norm is ontwikkeling of gebeurtenis.

In dit verband is de tekst uit 2 Petrus 1 vers 8 (2 Petr. 03:08) ook beter te begrijpen: “Doch dit ene mag u niet ontgaan, dat een dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als één dag”.

Hoe men de voortgang van Gods plan ervaart, hangt in belangrijke mate af van de ontwikkeling waarin men zich persoonlijk bevindt.

Er zullen gemeenten en gelovigen geweest zijn die meenden dat ze in de eindtijd leefden en dat zo ook aan den lijve ervaren hebben. Voor hen gold ook: “Wie overwint, zal deze dingen beërven…” Het verschil tussen het ervaren van eindtijd en de eindtijd is, dat bijbehorende ontwikkelingen in de laatste wereldomvattend (in mensen!) zijn geworden en naar een climax toewerken. Er is dan sprake van de oogsttijd (Openb. 14:14-20, vgl. Matt. 13:24-30). Maar ook nu geldt, dat gemeenten over heel de aarde zich in verschillende ontwikkelingsfasen kunnen bevinden, terwijl we met z’n allen in 1992 leven.

Wij zullen het begrip ‘eindtijd’ daarom niet alleen reserveren voor de fase van het zevende zegel. Het hangt er dus vanaf wat we behandelen. Daarin zullen we duidelijk maken wat we bedoelen.

En dat ‘weldra’ en ‘zie, Ik kom spoedig’ (Openb. 22:07) is dus alleen te verstaan als we in termen van ontwikkeling kunnen denken, en niet van kalendertijd. Daarom: let op de ontwikkeling, let op de tekenen van de eindtijd in de hemel, de onzienlijke wereld.

De ontwikkeling van de gemeente (1)

Wij willen nu nader ingaan op de betekenis van de boekrol en de zegels, en daarna op de eerste vijf zegels zelf en dan niet alleen historisch gezien. (Openbaring 5 vers 1 tot en met 6 vers 11. Zie ook het algemeen overzicht in “Levend Geloof’ van vorige maand).

Waarom is de boekrol verzegeld met zeven zegels?

Waarom is de boekrol verzegeld? In Daniël 12 vers 4 (Dan. 12:04) staat bijvoorbeeld: “Houd de woorden verborgen en verzegel het boek tot de eindtijd”. Daarop was het wachten; de tijd was er nog niet rijp voor, de mensen waren er niet rijp voor.

Met Christus echter is het tijdperk van ontzegelen aangebroken. Christus zet het herstelplan van God in werking. Het betreft ook het draaiboek van het koningschap van Christus; met recht kan Hij zeggen: in de boekrol is van Mij geschreven (vgl. met Heb. 10:07). In het eerste zegel: de ruiter op het witte paard, overwinnende en om te overwinnen, en het eindigt ermee, in het zevende zegel: de Here en zijn Gezalfde aanvaarden het koningschap over de wereld.

Waarom zeven zegels? Die houden zeven kenmerkende fasen in dat plan verborgen. Je kunt ook zeggen: zeven waarheden. Ze duiden op de voortgang van het herstelplan van God.

Maar heeft God die fasen bedacht? Zoals die verschrikkelijke ruiters op de rossige, zwarte en vale paarden? Of het martelaarschap? Nee, God heeft de reactie van zijn tegenstander voorzien. God kent de werking van actie en reactie in de geestelijke wereld. Het is zijn liefde voor ons dat Hij ons niet in het ongewisse laat: Dit doe Ik, en zo zal de boze reageren. Aan die zeven waarheden valt niet te tornen: met het verbreken van het eerste zegel zijn ze in werking gezet. Maar de Heer is als eerste en als laatste aan zet, Hij is het begin en het einde, de Alpha en de Omega (Openb. 22:13)!

In dit verband is het goed om op te merken dat bij elke openbaring van een nieuwe fase of waarheid, de vorige ook van kracht blijven totdat de overwinning is behaald door de ruiter op het witte paard.

Hoe reageert satan op het Woord?

Het valt niet moeilijk om de eerste ruiter te identificeren: Christus, het vleesgeworden woord Gods, die door de kracht van de heilige Geest het plan Gods uitvoert. Hij begon het evangelie van het Koninkrijk te verkon­digen, een nieuwe leer met gezag (Mark. 01:27)! Jesaja profeteert daarover:

Alzo zal mijn woord, dat uit mijn mond uitgaat ook zijn, het zal niet ledig tot Mij weerkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt en volbrengen waartoe Ik het zend” (Jes. 55:11). Het resultaat is er dan ook naar, zie bijvoorbeeld Openbaring 19 vanaf vers 11 (Openb. 19:11) maar eens; over ontwikkeling gesproken!

De reactie van satan op het woord Gods is kenmerkend voor hem: niet in staat om zelf iets te creëren, gaat hij mengen: leugen door de waarheid. In met geweld afbreken en misvormen wat in harmonie in ontwikkeling is. Heeft hij Eva al niet met een verdraaiing van de waarheid verleid? En heeft hij niet tijdens de torenbouw van Babel tot spiritisme en occultisme aangezet? Origineel is hij niet maar toch is hij in staat gebleken om door verleugening de gelovigen de realiteit van de onzienlijke wereld te ontnemen. En als de hemel eenmaal gesloten is, dan heeft hij bijna vrij spel Babel, de tegenstrever van de ware Gemeente, vindt zijn oorsprong in deze grootvorsten. Hierop komen we later nog terug.

Zijn de eerste vier zegels inmiddels geschiedenis?

Het gevaar bestaat dat we bij het behandelen van de eerste vier zegels alleen kijken naar de kerkgeschiedenis of naar onze maatschappij als product van een christelijke cultuur en zeggen: duidelijk te herkennen: de leugen, het wegnemen van de waarheid, het occultisme, is in die en die kerken, kringen en (maatschappelijke) bewegingen duidelijk aan te wijzen.

Maar dat is het gevolg van wat satan in ménsen heeft bewerkt en nog doet. De vier waarheden uit de eerste zegels functioneren vandaag de dag nog, in mensen dus, in hun dénken. En als we niet hervormd worden door de vernieuwing van denken (Rom. 12:02) zitten we dan zelf niet in Babel?

Zicht houden op het Woord, maar ook terdege rekening houden met de leugenachtige werkingen van de boze, gekenmerkt door de drie duistere ruiters op de paarden, is van levensbelang voor de gelovige die Christus in waarheid wil volgen!

Ben je bevoorrecht als je martelaar bent?

Martelaren vormen een aparte fase in het plan. Niet dat iedereen martelaar zal zijn. Maar elke gelovige zal er wel rekening mee hebben te houden, dat wanneer hij de Heer wil volgen, hem hoon, spot en vervolgin­gen te wachten staat (Joh. 15:18-20; Joh. 16:01-04), in natuurlijke of anders in geestelijke zin. Misschien geen geruststellende gedachte? Dan komt het juist aan op eeuwigheid denken: kunnen we verder denken dan dit leven op aarde? Kunnen we ‘de hoop die voor ons is’ vasthouden? Zie Romeinen 8 vers 18 (Rom. 08:18) en Hebreeën 12 vers 2 (Heb. 12:02) in dit verband.

Hoe lang nog, Heer?, vragen de martelaren. Het antwoord luidt: nog een poosje wachten, totdat jullie getal vol zal zijn.

Hierin blijkt een groot geheim schuil te gaan: die volheid van de mar­telaren zal het overwinningssignaal over de dood worden, het moment dat voor de Gemeente -in hemel en op aarde- de dood verzwolgen wordt in de overwinning. Ook hierop komen we later nog terug.

Aan de martelaren wordt het kleed der gerechtigheid (teken van de vol­maaktheid) gegeven, waaraan normaliter elke gelovige werkt tijdens zijn leven op aarde door goede werken te doen. Deze rechtvaardige werken bepalen onze statuur in eeuwigheid (2 Kor. 05:10). Na het sterven ontwikkelt de gelovige zich vanuit (beter gezegd: in) die positie verder. Martelaren krijgen de kans niet om op aarde naar vermogen en hart gesteldheid te handelen, maar hun intentie en hun liefde voor de Heer tot de dood, wordt beloond met het kleed dat binnen hun mogelijkheden ligt.

1991.02 nr. 322

Levend geloof 1991.02 nr. 322

Waarom wij ons richten op het volkomene door Gert Jan Doornink

“Laten wij daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten en ons richten op het volkomene, zonder opnieuw het fundament te leggen van bekering van dode werken en van geloof in God, van een leer van dopen en van oplegging der handen, van opstanding der doden en van een eeuwig oordeel; en dat zullen wij doen, indien God het vergunt”, Hebreeën 6 vers 1 tot en met 3 (Heb. 06:01-03) .

Waarom en hoe richten wij ons op het volkomene? Dat is de vraag die wij in dit artikel onder ogen willen zien. Wij krijgen in bovenstaand gedeelte uit de brief aan de Hebreeën direct al een antwoord op deze vraag namelijk door wat wij niet moeten doen:

  1. Wij moeten niet opnieuw het fundament leggen en
  2. Wij moeten ons niet bezighouden met het eerste onderwijs aangaande Christus. Het spreekt vanzelf dat dan het fundament er wel moet liggen en dat het eerste onderwijs heeft plaats gevonden. Daarom zullen de fundamentele geloofswaarheden in de gemeente ook altijd weer aan de orde komen; zeer zeker ten aanzien van de pasbekeerden.

Wie behoort tot de gemeente?

Maar wie behoort eigenlijk tot de gemeente? Een heel eenvoudig en simpel antwoord is natuurlijk: Allen die geloven in het volbrachte werk van Jezus Christus. In principe is dit juist, Johannes 3 vers 16 en vers 36 (Joh. 03:16; Joh. 03:36) . Dit geloof heeft echter een fundament nodig en daar spreken deze eerste verzen van Hebreeën 6 over. We kunnen ons afvragen of, als dat fundament er niet ligt, dan ons geloof wel echt is en of wij dan wel werkelijk bij de gemeente behoren. Paulus zegt in Titus 3 vers 5 (Titus 03:05): “Hij heeft ons door zijn ontferming gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de Heilige Geest”.

De Heilige Geest speelt een belangrijke rol zowel bij het grote moment toen wij van een zondaar een kind van God werden, zowel als daarna. Dan begint de vernieuwing door de Heilige Geest. De Heilige Geest voegt ons dus eerst binnen in het Lichaam van Christus, oftewel de gemeente, het huis Gods. Dat is allemaal hetzelfde. Enkele teksten in dit verband: Paulus zegt in 1 Korinthiërs 12 vers 27, (1 Kor. 12:27): “Gij nu zijt het lichaam van Christus en ieder voor zijn deel leden”. Zie ook Efeze 5 vers 30 (Ef. 05:30). In Efeziërs 1 vers 22b en 23a (Ef. 01:22b en Ef. 01:23a)spreekt Paulus over de gemeente die zijn lichaam is. En in Kolossenzen 1 vers 24 (Kol. 01:24) over zijn lichaam, dat is de gemeente.

Tot de gemeente behoren we dus als we geloven in Jezus Christus, maar dan geen ‘oppervlakkig geloof’, maar een ‘gefundeerd geloof’. Denk ook aan de woorden die de apostel Petrus uitsprak op de Pinksterdag: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen”. Het hoort allemaal bij elkaar. Paulus zegt in Romeinen 8 vers 9b (Rom. 08:9b): “Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe” , De verandering in ons leven moet dus blijken uit het feit of de Heilige Geest zijn vernieuwende werk in ons leven kan doen.

Waarom vraagt God van ons volkomenheid?

Waarom moeten we ons nu richten op het volkomene? Waarom wil God dit? Wat is de bedoeling van God met ons Leven? En wat is Zijn bedoeling met de gemeente? Allemaal vragen die zich voordoen als we deze dingen overdenken. De woorden: volkomenheid, heiligheid, onberispelijkheid, volmaaktheid, etc. komen we heel vaak tegen in de Bijbel. In Efeziërs 5 wordt gesproken over de gemeente die zal zijn “stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zódat zij heilig is en onbesmet”, Efeze 5 vers 25 tot en met 27 (Ef. 05:25-27) . Zo kunnen we nog talrijke teksten citeren waarin over deze heiligheid en onberispelijkheid wordt gesproken. Waarbij we dan ook nog de vraag kunnen stellen: Grijpt God niet te hoog? Is dat geen onbereikbaar ideaal? Een soort luchtkasteel, een fata morgana?

Om deze vraag maar meteen de wereld uit te helpen: God grijpt niet te hoog. Als Hij iets wil of iets vraagt, geeft Hij ook de mogelijkheden om het waar te kunnen maken. Ik denk dat er drie redenen zijn waarom Gods opdracht ons te richten op het volkomene beantwoord moet worden door ons.

God ziet in de mens het beeld van zichzelf. Wij zijn naar Zijn beeld geschapen Handelingen 17 vers 22 tot en met 28 (Hand. 17:22-28). Hij ziet in de zondige, door de duivel beschadigde mens, niet Zijn beeld. Zodra de mens door wedergeboorte overgeplaatst wordt in Gods Koninkrijk, ontstaat er een totaal nieuwe situatie, waarbij de Heilige Geest zijn vernieuwende werk in ons kan beginnen om ons te brengen tot de volmaaktheid.

God heeft in Zijn grote liefde alle mensen op het oog en naarmate Zijn beeld in ons groeit, wordt ook ons getuigenis effectiever.

God wil niet dat de duivel ook nog maar enige claim, (invloed, heerschappij) op (of in) ons leven kan hebben.

Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02) brengt het samengevat zo onder woorden: “De wil van God” is: het goede, welgevallige en volkomene”. Een andere wil heeft God niet. Zo is Hijzelf, zo wil Hij dat de mens zal zijn. Wij hebben nog veel te vaak de gedachte: De mens is niets, kan niets en wordt niets. Eigenlijk beledigen wij daarmee God. Reeds vóór de grondlegging der wereld was Gods wil ten aanzien van de mens duidelijk, namelijk dat wij “heilig en onberispelijk zouden zijn voor Zijn aangezicht”, Efeze 1 vers 4 en 5 (Ef. 01:04-05). Hoe kan Hij trouwens anders willen als bijvoorbeeld 1 Johannes 1 vers 5b (1 Joh. 01:05b) zegt dat God licht is en in Hem in het geheel geen duisternis is! Het wezen van God is licht; duisternis hoort niet bij Hem. Wat een wereld van verschil!

Waarom God de gemeente inschakelt

God wil dat alle mensen in Zijn licht zullen wandelen en niets meer met de duisternis te maken willen hebben. Omdat te bereiken schakelt God de gemeente in. Jezus sprak: “Ik ben het licht”, maar Hij sprak óók: “Gij zijt het licht”. Eerst Zijn Zoon, dan de zonen! “Hij heeft ons bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons”, Romeinen 8 vers 29 (Rom. 08:29). Daarom wacht ook de gehele schepping op het openbaar worden van de zonen Gods.

Maar dat openbaar worden van de zonen Gods komt niet als een soort automatisme uit de lucht vallen. Daar werkt God aan door middel van Zijn Geest en daar moeten we zelf aan werken door onze geest in te schakelen. Er behoort een ‘samensmelting’ plaats te vinden tussen onze geest en Zijn Geest. Daarom moeten we ons richten op het volkomene!

Hoe gaat dat ‘richten op het volkomene’ nu in zijn werk? Behalve in Hebreeën 6 wordt ook in Hebreeën 12 het woord ‘richten’ gebruikt. In Hebreeën 12 vers 2 (Heb. 12:02) lezen wij: “Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder van ons geloof”. In Jezus vinden we ‘het volkomene’. Terwijl de schrijver van de brief aan de Hebreeën zegt: “Gij hebt nog niet ten

bloede toe weerstand geboden in uw worsteling tegen de zonde…” Hebreeën 12 vers 4 (Heb. 12:04), weten wij dat Jezus niet toegaf aan de zonde (duivel). Hij is daarom ook ons grote voorbeeld en wij zijn geroepen in Zijn voetstappen te treden, 1 Petrus 1 vers 21 (1 Petr. 01:21).

Nu staat er in Hebreeën 6 niet dat wij ons moeten richten op ‘de volkomen Man’, maar op ‘het volkomene’, dus een toestand, een situatie. Hebt u er wel eens over nagedacht waarom dat er zo staat? Omdat het Gods bedoeling is dat de volkomenheid die in Jezus was, zich ook in ons leven gaat openbaren! Dat komt ook in de meeste andere Bijbelvertalingen beter tot uitdrukking:

De Statenvertaling zegt: “laat ons tot de volmaaktheid voortvaren”. De Lutherse vertaling spreekt over het “voortgaan tot de volkomenheid” . De Leidse vertaling over “het verheffen naar de staat der volwassenen”. De vertaling van professor Brouwer heeft het over “ons spoeden tot de volle wasdom”. Petrus Canisius tenslotte spreekt over “het overgaan tot het volmaakte”.

Hoe wij het doel kunnen bereiken

In iedere vertaling wordt een andere omschrijving gegeven (let wel: het zijn allemaal werkwoorden!), maar bij allen komt het doel naar voren en wordt ook aangegeven hoe dat doel te bereiken. Het doel is de gelijkvormigheid aan het beeld van Zijn Zoon en daardoor gaan wij ons als zonen Gods openbaren. We behoren er dus zelf aan te ‘werken’ om dat doel te bereiken. Je kunt ook zeggen: er moet bij ons de bereidheid, het verlangen zijn om dat doel te bereiken.

Maar het geweldige daarbij is: we hoeven het niet alleen te doen! God heeft ons de Heilige Geest geschonken. De vernieuwing door de Heilige Geest is niet afgerond bij onze wedergeboorte, maar dan begint het pas. Zoals de geboorte van een baby een begin is, zo is ook de wedergeboorte een begin.

Jezus spreekt over de Heilige Geest die de ‘Geest der waarheid’ is. En waarheid wil niets met leugen te maken hebben, zoals licht niets te maken heeft met duisternis. Door de Geest der waarheid kunnen we de vijand ontmaskeren en overwinnen. Alléén door de Geest gelukt het. Wie het alleen wil doen zal hopeloos falen. Wij hebben de Heilige Geest nodig als een bewuste ervaring in ons leven. Vandaar het grote belang van de doop in de Heilige Geest.

Wij behoren geestelijk bezig te zijn

Door de doop in de Heilige Geest ontstaat ook de bewustheid dat we een geestelijke plaats met Christus hebben gekregen in de hemelse gewesten om van daaruit te strijden en te overwinnen. Kinderen Gods die zich richten op het volkomene zijn daarom ook primair geestelijk bezig. Er zijn allerlei wettische richtingen in het Christendom die ‘worstelen’ om de zonde te overwinnen. Maar daar komt niets van terecht.

Alleen wanneer er een groeiende eenheid ontstaat tussen onze geest en de Heilige Geest zal de overwinning (de werkelijke overwinning zoals Christus die bedoelt) eruit komen. Daarom zoekt God in onze dagen ‘geestelijk levende christenen’. Zij zullen het einddoel bereiken: de volkomenheid in Christus. En zij zullen verder meehelpen en functioneren in Gods grote plan tot voltooiing van Zijn schepping.

Het volk Israël had een ‘voorbeeldfunctie’ ten tijde van het oude testament. Het was als het ware een tussenstation in Gods plan met deze wereld. Er kwam door ongehoorzaamheid en ongeloof niets van terecht.

Thans heeft de gemeente een ‘voorbeeldfunctie’. Ook de gemeente is een tussenstation, maar dan wel een station dat veel dichter bij het einddoel ligt. En dat betekent niet alleen dat onze verantwoording groter is, maar ook dat God uiteindelijk Zijn doel zal bereiken.

Wanneer Hebreeën 6 ons oproept ons te richten op het volkomene, geeft vers 3 (Heb. 06:03) als antwoord: “Dat zullen wij doen, indien God het vergunt”. Indien God het toelaat, indien God het wil, zeggen andere vertalingen. Nu daaraan hoeven wij niet te twijfelen. Het is immers geheel in overeenstemming met Zijn wil!

Maar nu het begin van deze tekst: “Dat zullen wij doen…” Daaraan moeten wij zelf invulling geven. En waarom zouden we ons niet volledig inzetten voor ‘de zaak van Koning Jezus’? Hij is ons liever en dierbaarder dan welk mens die ons na aan het hart ligt. Hij is ons kostbaarder dan onze man, vrouw, kind, vader, moeder, partner, vriend of vriendin… Daarom willen wij Zijn beeld openbaren en gaan we de oproep uit Hebreeën 6 op positieve wijze beantwoorden door ons te richten op het volkomene.

 

Zien door Duurt Sikkens

“… die van God komt, dié heeft de Vader gezien”, Johannes 6 vers 46 (Joh. 06:46).

Kun je God zien? De meesten zeggen: ‘Nee’. Om een duidelijk beeld te gebruiken: Toen je opnieuw geboren werd, welke gezichten zag je toen boven je, toen je de ogen opsloeg? Van je vader, je moeder en rondom hen de heilige engelen die feest stonden te vieren.

Je zag je ouders aanvankelijk vaag, maar lieverlee werden hun gelaatstrekken duidelijker. Je zag hun vriendelijke aangezichten vol vrolijkheid en tederheid omdat je er was. Je moeder is de gemeente in de hemel en die herken je altijd omdat ze op je vader lijkt. Je laat je door hen opvoeden als een hemelburger die op een gegeven moment naar de aarde gaat om daar te vertellen dat God graag alle mensen bij Zich heeft en met hen Zijn eeuwige, onvergankelijke leven wil delen.

Dat is de boodschap van het koninkrijk der hemelen tegen alle valse leringen in die uit de koker van de boze geesten komen. Want degenen die God zien, zien Hem ook in de broer of zus die ook uit Hem is geboren. De kinderen van God, opgegroeid tot volwassenen, komen van boven, net als hun oudste broer Jezus. Zij weerspiegelen Gods gezicht, Zijn wezen, zodat wie hen ziet, de Vader zien. De hele schepping kreunt en zucht onder het juk van de boze, de duivel, totdat deze zonen geopenbaard worden. Zij zullen, vol van genade, de strijd aanbinden in de hemel terwille van de mens. Waarom? Ze hebben de Vader gezien.

 

Roeping en verkiezing door Jan Kranendonk

 

“Beijvert u daarom des te meer, om uw roeping en verkiezing te bevestigen; want als gij dit doet, zult gij nimmer struikelen. Want zó zal u rijkelijk worden verleend de toe­gang tot het eeuwige Koninkrijk van onze Here en Heiland, Jezus Chris­tus, 2 Petrus 1 vers 10 en 11 lees ook 2 Petrus 1 vers 1 tot en met 10 (2 Petr. 01:10-11; lees ook 2 Petr. 01:01-10).

Laten we allereerst vast­stellen dat deze tekst is bestemd voor degene die de tekst leest. En dus bestemd is voor mensen die belangstelling hebben voor het Woord van God, de Bijbel, én die er ook wat mee willen doen.

Eeuwenlang is deze tekst een onderwerp van discussie geweest, met de kernvragen: wie wordt er geroepen en wie kiest? Maar laten wij ons maar houden bij de gedachte dat u en ik worden geroe­pen en u en ik moeten kiezen.

Laat ik beginnen met de roeping. Het woord houdt het al in: ik wordt geroe­pen, of in zwaarder Nederlands: ik heb een roe­ping. Maar zo eenvoudig ligt het niet, want:

  1. Wie roept er eigenlijk?
  2. Hoe wordt er geroe­pen? En
  3. Waarom en wat wordt er geroepen?

Het eerste punt is voor ons als kinderen van God niet zo moeilijk te begrij­pen. Als wij bijbels ge­zien het over ‘geroepen worden’ spreken, dan be­doelen wij dat wij geloven dat God ons roept. Alhoewel wij weten dat er veel meer góden ons roepen, » willen wij toch het liefst alleen maar luisteren en. gehoor geven aan de roep­stem van God, de Schep­per van hemel en aarde en de Vader van onze He- re Jezus Christus. Dat is de roep waarvoor wij onze oren en ons hart willen openstellen. Wie oren heeft om te horen moet ook nog goed leren horen.

Hoe en waarom God ons roept

We gaan er in de eerste plaats vanuit dat God ons roept. Maar hoe roept Hij dan? Het lijdt geen twij­fel: roepen doe je door middel van woorden. Ik heb nog nooit iemand met zijn mond dicht horen roepen. Roepen doe je door het bekend maken van woorden. En woorden kun je op twee manieren bij een ander over laten komen: door ze uit te spreken of door ze op te schrijven.

Maar dan weten we gelijk hoe God spreekt: door Zijn woord. En laat er geen misverstand over be­staan , dat woord staat in de Bijbel! Daarin spreekt God tot de mens, vroeger en nu? Tot de oudtestamentische gelovigen, tot Petrus en Paulus, maar vandaag ook tot ons! Daarin staat alles wat de mens nodig heeft om Gods doel met zijn leven te be­reiken . En ik geloof dat dat het belangrijkste is in het leven van een kind van God. Waarvoor en waartoe dient dat alles, waaróm roept God, waar­óm stuurt Hij zijn woord naar ons, naar mij toe?

De Bijbel is geen geschie­denisboek, maar de Bijbel is van kaft tot kaft het door God roepen van de mens. God wil dat wij zul­len gaan verstaan wat Zijn wil is met ons leven. En de wil van God is voor ieder mens gelijk namelijk: het goede en volkomene. En dat roepen is compleet én voldoende. Eertijds heeft God geroepen bij monde van de profeten, Hebreeën 1 vers 1 (Heb. 01:01) en in het laatst der dagen bij monde van Zijn Zoon.

Dat moet voldoende zijn om Zijn roep te horen én te ‘verstaan’. Er zijn vaak mensen die God veel méér horen roepen dan Hij ooit gedaan heeft of die zitten te wachten tot God roept, terwijl God allang geroepen heeft. God kent geen speciale gevallen, geen lieve­lingetjes, geen uitzonde­ringsgevallen. God heeft één plan, één boodschap voor alle mensen en die worden allemaal op dezelf­de wijze met dezelfde woorden geroepen.

In bijna de laatste woorden van de Bijbel worden we gewaarschuwd geen woor­den toe te voegen of af te nemen van de woorden Gods. God wist dat dat zou gebeuren en daarom waarschuwt Hij er voor. En nog altijd geldt: een gewaarschuwd mens telt voor twee!

Door Zijn roepen maakt God bekend wie Hij is, wat Hij wil en wat Hij te bieden heeft. Het is een rare vergelijking, maar ik moest er aan denken toen ik op de TV een reclame zag van een marktkoopman die perssinaasappelen verkocht. Hij bracht zijn waar zo smakelijk aan de man, dat je je eigenlijk niet kon voorstellen dat er nog iemand voorbij liep die niet kocht.

God roept ons door Zijn heerlijkheid en macht. Ik denk wel eens dat God eertijds door de profeten bekend gemaakt heeft wat Hij voor geweldige bedoe­lingen met ons mensen heeft. Wonen in een land, overvloeiende van melk en honing, verlost van al onze vijanden, uitgetrokken uit Egypte, het land van de onderdrukking, door de Schelfzee in onze doop, door de Jordaan als onze doop in de Heili­ge Geest. Leven in een land met rondom vrede zoals bij Salomo. En al die profetieën bevatten in feite niet de natuurlijke werke­lijkheid, maar de voor ons bestemde genade. En hoe de oudtestamentische ge­lovigen ook probeerden het te grijpen en te be­grijpen, ze kwamen niet verder dan de natuurlijke wereld.

Maar in het laatst der da­gen heeft God gesproken door Zijn Zoon. En Die heeft bekend gemaakt hóe de mens al die beloften kon verkrijgen. Die heeft ons de geestelijke werke­lijkheid van al die profetieën bekend gemaakt. En meer is er niet nodig. Wie kennis heeft van het evan­gelie van Jezus Christus is ‘begiftigd met alles wat tot Leven en Gods­vrucht strekt’.

Zo roept God. Zo ontvangt een mens een roeping van God. Dat is de roeping die een mens op grond van zijn geloof in het woord van God ontvangt. Elke roeping die niet te­rug te vinden is in het woord van God, die dus niet door God is uitgesproken, moeten wij dan ook terzijde schuiven.

Ik moet vaak denken aan wat Henk de Cock over zijn roeping vertelt. Hij gelooft geroepen te zijn tot gemeenschap met onze Here Jezus Christus, zoals dat staat in 1 Korinthiërs 1 vers 9, (1 Kor. 01:09) geroepen om God te dienen en dat dat hem ‘dan niet zonder werk of vrucht laat’, vandaar zijn zendingswerk. Niet omdat hij daartoe door God ge­roepen is, maar omdat hij door Gods woord gegrepen is.

En God maar roepen… Het lijkt een beetje op die marktkoopman, hij roept en roept, prijst zijn waar aan en hoopt maar één ding: dat de mensen luis­teren én kopen.

De mens is geroepen om te kiezen

God roept de mens op tot vrede, 1 Korinthe 7 vers 15 (1 Kor. 7:15); tot vrijheid in Galaten 5 vers 13 (Gal. 5:13); tot eeuwig leven in 1 Timoteüs 6 vers 12 (1 Tim. 06:12); tot het beërven van zegen in 1 Petrus 3 vers 9 (1 Petr. 03:09). En nu gaat het er om: als je al dat aantrekkelijks gehoord hebt, dan blijft er maar één mogelijkheid open: je zult moeten kiezen, koop je of koop je niet.

Wie de stem van God van­uit Zijn woord hoort zal een keus moeten maken in zijn leven: doe ik wat met de roeping, ja of nee? Dat is wat de tekst bedoeld met het bevestigen van de roeping door je keuze. Je moet ze aan elkaar vastmaken zegt de oude ver­taling. Kies dan heden wie gij dienen zult, zegt Jozua. En laten we ons niet ver­gissen in de roeping Gods die voor een ieder van ons bestemd is: God wil met u en mij Zijn plan ten uit­voer brengen: de gemeente zonder vlek of rimpel. Dat is het einddoel, dat is de roeping. Nee, God wacht niet tot alle mensen het evangelie gehoord hebben, maar wacht tot alle mach­ten gelegd zijn tot een voetbank Zijner voeten.

De schepping wacht niet op de omwenteling van de maatschappij, maar op het openbaar worden van de zonen Gods. Jezus Chris­tus komt niet terug als de  hele wereld Zijn naam noemt, maar als een klein overschot, de gemeente, gesymboliseerd door de twee getuigen, de volko­menheid zal hebben be­reikt .

Wie daaraan meewerkt, be­antwoordt aan de roeping Gods. Die heeft werkelijk Gods stem verstaan. Ik weet, er klinken vele stemmen, soms erg verlei­delijk. Ik denk nog even aan die marktkoopman. Zijn perssinaasappelen zijn van uitstekende kwa­liteit. Maar als de mensen Appelsientje zien, dan la­ten ze zich verleiden door het gemak en de eenvoud en de marktkoopman kan beter lampenkappen gaan verkopen.

Wij gaan leren de stem van God  te verstaan. Maar horen wij wel de juiste stem? Klinken er niet vele stemmen? Horen we niet vele winden van leer rui­sen langs de wolken? Dan is het de kunst om te gaan leren onderscheiden.

Te leren onderscheiden met de hulp van de Heilige Geest, die zuiver weet welke stem van God is. Gezegend is de gemeente die naar bijbels patroon een leraar in haar midden heeft. Een leraar die aan de hand van Gods woord duidelijk en klaar kan ho­ren met welke roeping God u en mij roept. Die ons leert geen zijwegen en geen brede wegen te gaan, maar de smalle weg te bewandelen, met de belofte Gods dat hij, die volhardt in het jagen naar het eind­doel Gods in zijn leven, nooit beschaamd uit zal komen!

 

Intermezzo door Gerry Velema

Wintertijd

Donker land, uitgestrekt zwart, opgeploegde grond. Wie ziet het verborgen zaad nog in de akker liggen?

Een fruitboom, gesnoeid tot op zijn stam, in wintertijd! Wie weet van de vruchten, ergens, bijna mystiek verscholen in de stam. Lijkt zo’n vruchtboom niet even dood als een dorre boom waar nooit vrucht of blad aan zal komen in het nieuwe voorjaar? Lijkt de akker niet even vruchteloos als een wilde steppe in de winter?

Vrucht dragen, God verlangt dat wij veel vrucht zullen dragen. En toch zijn er tijden in het leven van iedere christen dat het winter wordt, de akker leeg is en de boom kaal. Bijna zou je denken dat er geen verschil meer is met het lege leven van de wereld of dat van je zelf. Zo doods, vruchteloos, ja, van buiten zie je geen verschil!

Dat zijn geen makkelijke tijden voor een kind van God. Voor een vruchtdrager, vaak volop werkzaam in Gods koninkrijk. En toch… ‘Opdat hij méér vrucht zal dragen’, gaat dat snoeimes soms diep in ons leven aan het werk. Komen er donkere winterdagen waar rust en stilte overheerst. Waar niets op de akker staat en je aan het blad de boomsoort niet herkent!

Wintertijd. Van buiten geen verschil, maar wacht eens op het voorjaar! Wacht tot de zon weer opkomt in kracht. Wanneer maartse buien de akker besproeien, de wortels van de vruchtboom doordrenken. Wacht met al je oordelen tot het voorjaar gekomen is!

Wat zal de mens zeggen over hetgeen hij ziet van een mens? Waar zaad in de akker ligt opgeslagen zal een goudgeel koren staan te wuiven. Waar levenssappen die enkele stam doorvloeien zullen ook vruchten groeien; is het niet op eenjarig dan wel op tweejarig hout. Maar het komt te voorschijn. De bloeitijd zal rijker zijn dan het jaar ervoor. De akker zal meer geven aan rijke oogst, Wat eens met tranen gezaaid is, zal opkomen en binnengehaald worden met gejuich. Daar moet je maar aan denken wanneer je midden in de winter je kale akker zo vreemd, ongebruikelijk en troosteloos ziet liggen, of je vruchtboom zo doods voor je lijkt te staan.

Ik geloof vast en zeker, dat hoe koud de winter ook zal zijn, het kan niet de kracht van het levende zaad breken.

Een belofte Gods in wintertijd: Straks komt het voorjaar!

 

De hemelse gewesten -2- door Hessel Hoefnagel
Een bewuste beleving -2- door Hessel Hoefnagel

Bijbelstudie door Hessel Hoefnagel

De drie hemelen

Paulus werd “opgetrokken” in de derde hemel, die ook “paradijs” genoemd wordt, 2 Korinthe 12 vers 1 tot en met 4 (2 Kor. 12:01-04).

Er moet dus ook vanuit de bijbel een eerste en een tweede hemel gelokaliseerd kunnen worden. In ieder ge­val is het al te simpel om enkel te spreken van de he­mel, die dan (hopelijk) de eeuwige verblijfplaats zal worden na het aardse leven.

Het begrip “hemel” kunnen we wel op Bijbelse gronden hanteren als onderscheiding van de “aarde” als zichtba­re wereld en van het “dodenrijk” als gevangenis van de geesten, die ongehoorzaam zijn geweest, dus gezondigd hebben vergelijk 1 Petr. 3 vers 19 (1 Petr. 03:19).

De “hemelse gewesten” of het “Koninkrijk der hemelen” betreft de eerste hemel. Daarin wordt de mens-in-Christus, d.w.z. gedoopt in de heilige Geest, geplaatst om te wandelen, te strijden en te overwinnen over de aan­vallende machten der duisternis. De Heer sprak reeds tegen Zijn discipelen, dat ze duivelen zouden uitdrij­ven, zieken zouden genezen en doden opwekken, Matteüs 10 vers 8 (Matt. 10:08). Ze zouden de machten moeten ontmaskeren, is openlijk ten toon stellen), ontwapenen en over hen zegevieren vergelijk Kolossenzen 2 vers 15 (Kol. 02:15). Deze “strijd in de hemelse gewesten” gaat door totdat deze “lucht” geheel gezui­verd is van boze machten en zelfs Satan zelf is uitge­schakeld en in de “poel des vuurs” geworpen, Openbaring 20 vers 10 (Openb. 20:10).

De “eerste hemel” is dan voorbijgegaan, evenals de “eerste aarde”, alsmede de “eerste dood”, die als “zee” wordt voorgesteld, Openbaring 21 vers 1 (Openb. 21:01). Zij zijn dan geoor­deeld en gezuiverd van alles, wat door de machten der duisternis vanaf het begin is bewerkt.

Er is dan sprake van een “nieuwe hemel” en een “nieuwe aarde” vanwege deze totale reiniging. Naast de volmaak­te gemeente van Jezus Christus, die als “zonen Gods” is geopenbaard, bevinden zich in deze tweede hemel alle rechtvaardigen van alle tijden, die zijn opgestaan, om­dat de Dood en het dodenrijk hun doden moesten loslaten, Openbaring 20 vers 13 (Openb. 20:13). Zij komen niet zonder ons tot volmaakt­heid, Hebreeën 11 vers 39 en 40 (Heb. 11:39-40). De gemeente van Jezus Christus, waarvan Hijzelf het Hoofd is, brengt deze grote schare eveneens tot het volle heil. Zij worden vervuld met de­zelfde Geest van Jezus Christus, zodat het uiteindelijk “één kudde en één Herder” is, Johannes 10 vers 16 (Joh. 10:16).

Er is geen voorstelling te maken van het tijdsbestek, waarin al deze dingen zich voltrekken. Tijd speelt geen enkele rol bij de grote (Her)Schepper van alle dingen. Bij Hem is duizend jaar als één dag en andersom, 2 Petr. 3 vers 8 (2 Petr. 03:08). Met betrekking tot deze dingen kunnen we alleen maar spreken over “eeuwigheid”, zoals er ook sprake is van het eeuwig evangelie, Openbaring 14 vers 6 (Openb. 14:06).

Wanneer deze “tijd” haar volheid heeft bereikt zal het “einde” zichtbaar zijn. Het “paradijs Gods” is dan vol­tooid en in volkomen functie, zoals de Schepper van he­mel en aarde van oorsprong af heeft bedoeld. Dan is de “derde hemel” bereikt, waarin enkel gerechtigheid woont en waarin God alles in allen is 1 Korinthe 15 vers 28 (1 Kor. 15:28). Een heerlijke basis voor het eeuwig doorgaande werk van de grote Schepper met de mens als partner.

De strijd in de hemelse gewesten

De strijd in de hemelse gewesten is dus beslist niet slechts een noodzakelijk gevolg van vaak onberekenbare aanvallen van de duivel, maar ze is een opdracht voor de christen om dwars door moeite en verdrukking heen de goddelijke bestemming te verkrijgen.

De strijd in de hemelse gewesten was er al voor de grondlegging der wereld, toen er duisternis lag over de vloed en de aarde woest en ledig was Genesis 1 vers 2 (Gen. 1:2).

Duisternis (dood), woestheid (wanorde) en ledigheid (onvruchtbaarheid) zijn totaal vreemd aan het wezen van de Schepper en Zijn schepping. Zijn Geest zweefde, in de Staten vertaling broedde, op de wateren, om daaruit leven en vruchtbaarheid te doen ontstaan, passend in de sfeer van licht, die het koninkrijk van God kenmerkt.

De Schepper doorbrak de sfeer van de Dood door Zijn ge­zaghebbend Woord te spreken: “Er zij licht”, Genesis 1 vers 3 (Gen. 1:3). Licht is de basis van het leven, dat zich daarna in on­eindige variaties kon ontwikkelen.

Vla de ogenschijnlijk lange weg van de eerste mens, het nageslacht van de eerste Adam, werd het Woord van de Schepper “vlees” in Jezus Christus. Hij was de Zoon van God met de heerlijkheid als “eerstgeborene van de Va­der”, waarin de genade en waarheid van God gestalte hadden, Johannes 1 vers 14 (Joh. 01:14).

Deze eerstgeborene van de Vader wordt ook de “eerstge­borene van de hele schepping” genoemd. Hij is het “pro­totype” van de mens, zoals de Schepper zich van oor­sprong af had voorgesteld. Omwille van deze mens en diens nageslacht werden alle dingen geschapen, zowel in de (onzichtbare) hemelen als op de (zichtbare) aarde. Deze mens, mensheid in Jezus Christus is het “beeld” (uit­drukking, belichaming) van de onzichtbare God. In dit beeld openbaart zich de Schepper.

Deze nieuwe mens, mensheid komt tevoorschijn uit de “dood”, waarin de eerste van deze nieuwe schepping werd “onder— gedompeld” of “gezaaid”, vergelijk 1 Korinthe 15 vers 40 tot en met 45 (1 Kor. 15:40-45). De bijbel noemt dit “wedergeboorte”, waarbij de oude mens wordt af gelegd en de nieuwe wordt aangedaan, Efeze 4 vers 22 tot en met 24 en Kolossenzen 3 vers 9 (Ef. 04:22-24; Kol. 03:09). Terwille van deze nieuwe mens, mensheid is er ook sprake van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, Openbaring 21 vers 1 (Openb. 21:01) als passende omgeving.

Om deze nieuwe mens te verwekken, voerde de Schepper Zijn strijd in de hemelse gewesten, vasthoudend aan Zijn uitgangspunten. Hij schakelde hierbij de mens in, hoewel die als gevolg van de zondeval onder de heer­schappij van de Dood was gekomen. Direct na de zondeval profeteerde de Schepper over het “zaad van de vrouw”, dat de “kop van de slang” zou vermorzelen, Genesis 3 vers 15 (Gen. 03:15).

Als gevolg van de zonde(val) van de eerste mens is de Engel van de Dood (verderfengel) de goede en volmaakte schepping binnengedrongen, Romeinen 5 vers 12 tot en met 14 (Rom. 05:12-14). De mens was aangewezen als de rechtmatige heerser over de “werken van Gods handen”, om ze te doen ontplooien tot het doel waarvoor ze geschapen waren. Toen deze echter in­ging op de misleiding van de “leugenaar van den begin­ne” en “vader (verwekker) van de leugen”, Johannes 8 vers 44 (Joh. 08:44), opende hij daarmee de poort, waardoor de Dood en zijn gevolg konden binnendringen met zijn sfeer van duister­nis en vruchteloosheid. Als gevolg daarvan was de mens gedoemd tot een wandel op aarde, waarvan de “wijze” koning Salomo in Prediker 1 vers 1 tot en met 11 terecht zei, dat alles ijdelheid is en on­uitsprekelijk vermoeiend (Pred. 01:01-11).

De hemel, waar God de mens een plaats had toegedacht als medewerker bij Zijn “strijd in de hemelse gewes­ten”, werd een gesloten boek. Als beeld daarvan werd de mens weggezonden uit de “hof van Eden” en uit de gemeenschap met de “boom des levens”, Genesis 3 vers 22 tot en met 24 (Gen. 03:22-24).

De al of niet godsdienstige mens zonder Christus blijft onderworpen aan de “wereldgeesten” en is geestelijk niet meer dan een slaaf, ondanks godsdienst en goedwil­lendheid. In de volheid van de tijd, door de Schepper Zelf vastgesteld, heeft Deze echter Zijn Zoon uitgezon­den temidden van de geknechte mensheid. Sinds de “moederbelofte” aan Adam en Eva, Genesis 3 vers 15 (Gen. 03:15) schakelde God de mens in om Zijn Zoon voort te brengen, zodat deze tevens de “zoon des mensen” zou zijn. Hij vond Maria bereid om de “moeder des Heren” te worden, Lucas 1 vers 38 (Luc. 01:38). In Jezus Christus bereidde God Zichzelf een lichaam van vlees en bloed, waarvan de slachtoffers en spijsoffers van het Oude Verbond slechts schaduwbeelden waren, Psalm 40 vers 7 tot en met 9 en Hebreeën 10 vers 1 (Ps. 040:007-009; Heb. 10:01). Hiervan profeteerde reeds de vader van alle gelovigen, Abraham, toen hij sprak tot zijn zoon Izak: “God zal zichzelf voorzien van een lam ten brandoffer”, Genesis 22 vers 8 (Gen. 22:08). Vanwege dit grote geloof werd Abraham bovenmate gezegend en in zijn nageslacht op aarde werkte God toe naar Zijn voornemen om de ware mens te openbaren.

Dit is de kern van de strijd in de hemelse gewesten. Door de profeet Jesaja werd dit feit reeds aangeduid als “Immanuél”, God met ons, Jesaja 7 vers 14 en Jesaja 8 vers 8 tot en met 10 (Jes. 07:14; Jes. 08:08-10) en in de geboorte van Jezus werd het bevestigd, Matteüs 1 vers 23 (Matt. 01:23).

De strijd in de hemelse gewesten is gericht op de over­winning over Dood en dodenrijk. De Schepper stelde Zich in deze strijd (schijnbaar) kwetsbaar op. Voor de dui­vel en zijn engelen, die opereerden vanuit de claim van de Dood op de schepping van God, was het onbegrijpelijk dat God een baby liet geboren worden, in plaats van op­nieuw een mens te formeren zoals de eerste Adam. Vanuit hun blinde haat, die geworteld is in hun onbeschrijf­lijke angst vanwege het komende oordeel, trachtten ze deze baby te vermoorden, Matteüs 2 vers 16 tot en met 18 (Matt. 02:16-18). Zij wisten uit de profetieën en de door de Schepper gegeven belof­ten, dat éénmaal het “zaad van de vrouw” zou komen en dat dit zaad “de kop van de slang” zou vermorzelen.

De Heer Jezus nam als dé mens naar de bedoeling van de Schepper, de strijd in de hemelse gewesten van de Vader over. Van deze “zoon des mensen” kon God meermalen ge­tuigen: “deze is Mijn geliefde Zoon, in wie Ik een wel­behagen heb”, Matteüs 3 vers 17 (Matt. 03:17). In deze Zoon kon Hij Zijn Woord gestalte geven en het “laatste der dagen” laten ingaan, Hebreeën 1 vers 1 (Heb. 1:1 e.v.).

 

Innerlijke genezing door Evert van de Kamp

 

“Christus is voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden” (Heb. 05:09).

“Hij heeft onze zwakheden op zich genomen ” (Matt. 08:17).

“Evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp” (Rom. 08:26).

Menigeen wordt in zijn leven gekweld door dingen die in het verleden hebben plaatsgevonden. Er zijn wonden geslagen. Schrijnende pijnen worden bij tijd en wijle weer scherp gevoeld. De tijd heelt kennelijk niet alle wonden.

Al die herinneringen proberen onze gevoelens, onze opvattingen, onze relaties te beïnvloeden; zelfs onze kijk op het leven en God, op andere mensen en onszelf. Wedergeboorte en doop met de Heilige Geest geven niet automatisch de oplossing voor deze emotionele problemen. Een gezonde geloofsrelatie met de Heer doet weliswaar veel verdwijnen, maar dikwijls zijn de wonden echter zo diep dat er meer moet gebeuren. De kennis hierover is de laatste jaren gelukkig enorm toegenomen.

Wat is innerlijke genezing?

Naast de lichamelijke genezing spreken we over innerlijke genezing. De innerlijke mens is ons binnenste gemoed, zegt het woordenboek. Nog beter is het te spreken over de geestelijke mens. Die wordt van dag tot dag vernieuwd, zegt Paulus, 2 Korinthe 4 vers 16 (2 Kor. 04:16).

In de Bijbel is sprake van God liefhebben met hart en ziel. De ziel omvat drie dingen: de wil, het gevoel en het verstand. Daaronder ligt het onderbewuste. Zijn de wil, het gevoel en het verstand niet in harmonie met elkaar, gaan ze een eigen richting uit, dan raakt de mens uit zijn geestelijk evenwicht. Dat kan leiden tot allerlei emotionele problemen en lichamelijke ziekte. Het verwonde innerlijk vraagt om innerlijk herstel en genezing.

Volgens de Methodistische voorganger Dr. Seamands is innerlijke genezing ‘het bidden voor beschadigde emoties en niet genezen pijnlijke herinneringen.

Er moet ruimte komen voor het werk van de Heilige Geest met speciale genezing in pijnen en wonden. Bennet zegt: ‘Innerlijke genezing is samenwerken met de Heer om ons door Hem te laten genezen en van onze psychische natuur de dingen te laten verwijderen die de vrije stroom van de Heilige Geest blokkeren’. Ook hier geldt dat Jezus onze Heer er steeds op uit is om te genezen.

Innerlijke pijn

Bijna iedereen heeft weet van innerlijke pijn. Alleen niet iedereen heeft zulke diepe wonden. Je kunt al voor je geboorte beschadigd zijn. Bijvoorbeeld omdat je een niet gewenst kind was. Je werd al vanaf je prille begin afgewezen. Men had liever een jongen (stamhouder) gekregen dan een meisje of omgekeerd. Je bent er nu eenmaal, maar eigenlijk wordt je niet aanvaard zoals je bent. Het geeft een gevoel van verworpen te zijn.

Ruzie, echtscheiding, ziekte, een sterfgeval, geen echte liefde gekend hebben, op school aan de kant gezet zijn, het zijn allemaal zaken die verwondingen en verlies kunnen opleveren. Allerlei omstandigheden kunnen een mens diep kwetsen. Ik noem maar een paar woorden als: oorlog, concentratiekamp, (kinder)mishandeling, incest, aanranding, onreinheid, abortus, isoleercel, hebzucht, jaloezie, schuldgevoelens,     angst,

zelfverwijt, verleiding tot zonde, etc. Zo zijn er hele verwondingsgebieden.

Daarbij moeten wij waken voor twee uitersten. Het eerste is dit alles tot demonisch gebied verklaren. Er is wel sprake van boze beïnvloeding, maar lang niet altijd is een mens geheel of gedeeltelijk bezet door één of meer demonen. Om dat te onderscheiden is de gave van de onderscheiding der geesten nodig. Boze geesten kun je uitdrijven als ze er ook werkelijk zijn en dat laat de Heer wel zien.

Het tweede is dat we de dingen gaan versimpelen. Zo in de trant van: ‘Je moet je Bijbel lezen en vooral veel bidden. Je gelooft toch? Als je een geestelijk mens was, zou je deze problemen wel de baas kunnen’. Wie zo handelt, legt wel een extra zware last op iemand die veel pijn lijdt en die vergeefs heeft gevochten tegen een diepgeworteld psychisch of geestelijk probleem. Je verdubbelt de zwaarte van zijn gevoel van schuld en wanhoop.

Veel beschadigingen lopen wij op als gevolg van het feit dat wij deel uitmaken van een zondige wereld:     erfelijke ziekten,

ongelukken. Tal van verwondingen worden veroorzaakt door anderen of door persoonlijke zonde. Een paar symptomen:

Gevoel van onwaardigheid en minderwaardigheid.

Het gevoel van: ik ben niets. Ik breng er nooit wat van terecht. Niemand houdt van me. Niemand luistert naar me. Het is allemaal niet voor mij.

Perfectionisme.

Dat gevoel zegt: ik doe het nooit helemaal goed (perfect). Al doe ik nog zo mijn best, ik kan het mijzelf, anderen en God nooit naar de zin maken. Ik moet nog beter mijn best doen. Schuldgevoelens jagen je voort. Je hebt nooit rust.

Overgevoeligheid.

Je ziet dingen die andere mensen niet zien en je voelt wat anderen niet voelen. Je denkt: die ander heeft vast wat tegen mij.

Angst.

Vrees om te falen. Daarom begin ik maar nergens aan. Ik blijf maar liever toeschouwer, ik zie wel. Angst om beslissingen te nemen is het gevolg.

Het hele terrein van de seksualiteit.

Daarmee niet goed (gezond) mee kunnen omgaan. Woorden als overspel, prostitutie, incest, abortus, verkrachting, homoseksualiteit, etc. zeggen meer dan genoeg.

Een apart chapiter is de relatie tussen depressie en innerlijke genezing. Dat is een moeilijke materie. Een depressie kan je enorm naar beneden drukken. Je valt als het ware in een diepe kuil. Depressie komt heel veel voor, maar is geen teken van ongeloof of zonde. Het kan zo maar ineens op je vallen als een soort van overval of heel langzaam over je komen. Door oorzaken van buitenaf en ook van binnenuit. Het hele leven wordt er door ontregeld. Psychisch wordt het gevoelsleven in elkaar gedrukt. Men voelt zich apathisch, somber, leeg, bedreigd, angstig. Liefde, blijdschap, positieve gevoelens zijn weg. De wil wordt verlamd en er is geen energie meer. Het denken wordt geremd. Interesse, concentratie, geestkracht nemen af. Men voelt zich waardeloos en het geloofsleven krijgt een flinke knauw. De relatie met God geeft kortsluiting. Men zou er wel niet meer willen zijn. Genezing is vaak niet makkelijk.

Er kunnen veel diepe wonden geslagen zijn. En die zijn niet zomaar weg. Ook niet bij mensen die de Bijbelse boodschap van het evangelie gehoord hebben. Vaak is die helende boodschap (nog) niet doorgedrongen tot het beschadigde innerlijk zelf. De diepe innerlijke wonden moeten aangeraakt en genezen worden door Jezus zelf.

Innerlijke genezing is nodig

Na al het bovenstaande is het nog nauwelijks een vraag hoe broodnodig een diepe, doeltreffende weg van innerlijke genezing nodig is. Ontelbaren snakken er letterlijk naar. Het doel van innerlijke genezing is herstel tot emotioneel gezonde mensen. Mensen vrij van emotionele en        psychische gebondenheid door ervaringen in het verleden. Bepaalde delen van ons leven hebben een speciale genezing door de Heer nodig. Gewoon gebed of de eigen wilskracht zijn niet toereikend. Er is allereerst een bepaald soort benadering en begrip voor nodig. Een onjuiste ‘programmering’ in het verleden moet ongedaan worden gemaakt. Door ‘hervorming van denken’ kan dat. Meestentijds kiezen verwonde mensen echter eerst een andere weg.

  1. Het eerste meest voor de hand liggende wapen is verdringing. Je wil aan een bepaalde onaangename ervaring pertinent niet meer denken. Het mag niet meer naar boven komen. Maar je speelt in werkelijkheid een triest spelletje met jezelf. Vroeg of laat springt het weer tegen je op.
  2. Het tweede wapen is zelfmedelijden. Je probeert bij de ander medelijden voor jou op te wekken. Je bent er immers zo naar aan toe en zo krijg je de zo begeerde aandacht. Dat herhaal je. Maar als je dan die aandacht niet in voldoende mate krijgt, verdrink je opnieuw in de eenzaamheid.

Zelfmedelijden is de kortste weg naar depressies en brengt geen herstel.

3.De derde mogelijkheid is hulp gaan zoeken bij de arts, psychiater of therapeut. Onder hen zijn goede hulpverleners en uiteraard minder         goede.

Medicijnen verdoven wel, maar genezen niet. Sommige helpers willen zich niet met het verleden bezighouden.

Anderen menen dat je alles wat je dwars zit er maar uit moet gooien, naar buiten. Schreeuw het er maar uit. Het moet er natuurlijk uit, maar dan moet je het wel in de handen van Jezus leggen.

Psychoanalisten proberen uit te vinden waar iets vandaan komt. Maar weet je dat eenmaal, dan ben je er nog niet, dan begint het eigenlijk pas. Hun oplossing is: leer er maar mee te leven. De waarde van de psychologie wordt nogal eens overschat.

Voor werkelijk herstel moeten wij terug naar de Heer. Hij geneest de gebrokene van hart en verbindt hun wonden, Psalm 147  vers 3 (Ps. 147:003). Hij verlost de verslagenen van geest, Psalm 34 vers 19 (Ps. 034:019). Christus is met ons al de dagen tot aan de voleinding der wereld, Matteüs 28 vers 20 (Matt. 28:20). Hij is gisteren en heden dezelfde, Hebreeën 13 vers 8 (Heb. 13:08). Je mag je verwondingen zelf bij Hem brengen en vragen: Genees ze Heer!

Diepere wonden vragen om pastorale begeleiding en hulp. Zoek die hulp! Dat is je eigen verantwoordelijkheid.

Goddelijk herstel

Gods Geest is in staat om diep in het onderbewuste door te dringen. De Heer wil en kan de gevolgen van pijn uit het verleden, die  ons negatief beïnvloeden tot in de wortel wegnemen. Alle herstel is het werk van        Jezus  en wij mogen

hetzelfde doen in zijn Geest en in zijn kracht.

De Heilige Geest is onze goddelijke raadgever, de goddelijke psychiater. Hij kent ons probleem, Hij weet de oplossing en Hij verlangt er intens naar ons de weg naar de volledige genezing te wijzen.

Maar zonder onze medewerking gaat het niet. Om genezing te vinden voor beschadigde emoties bij God moet je zelf ook aan het werk.

Loop niet voor de problemen weg.

Kijk ze recht in de ogen. Alle afschuwelijke, weggestopte herinneringen van vroeger verbonden met diepe nare gevoelens. En neem de moed om er met een ander over te praten, Jakobus 5 vers 16 (Jak. 05:16). Dat niet doen kan een oorzaak zijn dat wij geen innerlijke genezing ontvangen.

Draag zelf de verantwoordelijkheid van wat is gebeurd.

We staan zo gauw klaar om anderen of de omstandigheden de schuld te geven. We koesteren zo gemakkelijk wrok en haat. Er is geen genezing als we niet ophouden iedereen de schuld te geven. Besluit zelf de verantwoordelijkheid te

aanvaarden.

Stel jezelf de vraag of je wel echt genezen wil worden (Joh. 05:06).

Dit is echt geen overbodige vraag. Sommigen willen alleen maar over hun problemen praten en/of medelijden opwekken.

Vergeef iedereen die bij je problemen is betrokken.

Je kunt je niet permitteren niet te vergeven. En als je het niet kunt, ben je er dan wel toe bereid?

Wil je niet vergeven, dan kan er niets voor je gedaan worden. Het aanvaarden van je verantwoordelijkheid en het vergeven van anderen zijn bijna hetzelfde. Het zijn eigenlijk twee kanten van dezelfde zaak.

Vergeef jezelf.

Je hoort wel eens: ‘Ik weet dat God mijn zonden heeft vergeven, maar ik kan het mezelf niet vergeven’. Dit klopt natuurlijk niet. Dan moet je jezelf vergeving schenken.

Vraag de Heer wat je werkelijke problemen zijn en hoe je daarvoor moet bidden.

De Heilige Geest weet waaraan Hij moet werken. Hij bidt in en door ons, Romeinen 8 vers 26 (Rom. 08:26). Ook schakelt Hij anderen in om ons te helpen.

Bij dit alles is wat je zelf wilt van primair belang. De cruciale vraag is: wat wil ik met mijn leven? Kies ik voor het doen van de wil van God of volg ik mijn eigen wil? Alleen de onvoorwaardelijke keuze voor het Koninkrijk van God en de Naam van de Heer is de enige juiste keuze. Alle ‘gekraakte’ gevoelens kunnen in de weg met de Heer worden genezen.

Het gaat om het herstel van de hele mens. Hij wil met zijn balsemende liefde met ons het eigen beschadigde leven vanaf het begin doortrekken om ons maar te kunnen helen. Desnoods gaat Hij met ons terug tot voor onze geboorte.

Hersteld leven

Tenslotte de misschien toch nog prangende vraag: is werkelijk hersteld leven mogelijk? Het enig juiste antwoord is een volmondig ‘ja’. Want God is niet veranderd. Bij Hem is zelfs geen zweem van ommekeer, Jakobus 1 vers 17 (Jak. 01:17). Hij verandert mensen blijvend.

Wanneer is iemand volkomen hersteld? Als hij aan zijn wonden kan terug denken zonder dat die oude nare gevoelens er nog bij zijn. Als het geen enkele pijn meer doet. En dat innerlijk geestelijk herstel is een enorme bijdrage aan psychisch en lichamelijk herstel.

Maria de Groot schreef:

‘Vader, wie anders is het dan U die ons redt uit de angsten van onze kindertijd die ons verandert.

Zelfs wie diep zit weggedoken in zijn spijkerharde herinneringen ziet een uitweg en wordt vrij. Eén gebaar met Uw hand en wij staan in de ruimte. Spoken, vooroordelen en obsessies: verdwenen zijn ze, vergaan tot niets voor u die alles bent vriendschap en vrede glinsterende rechtvaardigheid’.

Jezus Christus is ons van God geworden: verlossing.

 

Bouwstenen door Duurt Sikkens

-Het lege is voor de legen, het volle is voor de vollen.

-Degenen die aandacht verdienen worden vaak overwoekerd door degenen die aandacht opeisen.

-Wie goed doet God ontmoet.

-Een christen is het levend bewijs van God.

-De boze is tot niets goeds in staat.

-Een blinde die geleid wordt door een blinde, kan niet zien dat zijn leidsman, die zegt dat hij ziet, ook blind is.

-Gods werk kan het daglicht goed verdragen.

Wie op twee gedachten hinkt wordt gauw moe.

-Goed Voorbeeld doet goed volgen.

-Maak van je hemelse roeping je beroep.

 

 

Gaat u ook mee met de boot? Gert Jan Doornink

 

Op het moment dat ik dit schrijf is het begin februari en volop winter. Voor het eerst sinds vier jaar is er weer een echte vorstperiode met strenge vorst. De zomer lijkt daardoor verder weg dan ooit, maar toch duurt het maar enkele maanden meer en het is weer zomer. En zomer betekent ook vakantietijd, die uiteraard op zeer verschillende wijze wordt doorgebracht. Heel wat kinderen Gods hebben er echter behoefte aan om, althans een deel van hun vakantie, door te brengen met andere kinderen Gods in één of andere opbouwweek of conferentie. Het is een unieke kombinatie van recreatie en geloofsopbouw.

Alleen reeds het leren kennen van andere kinderen Gods, met vaak een geheel andere geestelijke achtergrond, werkt zeer verrijkend.

In dit nummer hebben wij enkele mogelijkheden aangegeven. Op één ervan wil ik wat nader ingaan. Het betreft de bootvakanties vanuit Enkhuizen. Deze worden nu reeds enkele jaren georganiseerd door het echtpaar Jacob en Marry Roosendaal. Vorig jaar werden er zelfs twee weken gehouden. Bij één ervan was ikzelf ten nauwste betrokken en wil daar graag iets over vertellen. Het was mijn eerste ervaring in dit opzicht en ik kan niets anders zeggen dan dat het een buitengewoon geslaagde week was.

Op maandagmorgen 16 juli vertrok ‘Ut Arkien’, want zo heet het schip, vanuit de haven van Enkhuizen richting Marken waar de eerste nacht werd doorgebracht. Van daaruit werd via de sluizen bij Almere de Utrechtse Vecht opgevaren. Vanaf dit riviertje hadden we een schitterend uitzicht op de vele fraaie buitenplaatsen en kastelen die zich hier bevinden. Later in de week werd via de Randmeren onder andere nog gevaren naar Harderwijk, Nijkerk en

Bunschoten-Spakenburg.

Uiteraard werd er iedere nacht aangelegd in een plaats, waar dan tevens voldoende gelegenheid was om te winkelen, bezienswaardig­heden te bekijken, etc.

Omdat ik gevraagd was deze week als ‘geestelijk verzorger’ mee te gaan, was er iedere avond een samenkomst, waar ik een vijftal inleidingen hield over het onderwerp: ‘In dienst van Gods Koninkrijk’. Diverse aspecten van dit belangrijke onderwerp, zoals roeping en verkiezing, werden uitvoerig met elkaar besproken. Er werd natuurlijk ook veel gezongen, terwijl er – ook overdag – voldoende gelegenheid was voor gesprek en eventuele voorbede.

Er was een uitstekende sfeer onder elkaar, wat mede veroorzaakt werd door de sublieme wijze waarop het ‘schippersechtpaar’ Jacob en Marry Roosendaal alles hadden georganiseerd. Jacob als schipper, terwijl Marry voor de inwendige mens zorgde. En hoe! Alles was tot in de puntjes verzorgd.

‘Ut Arkien’ is geen luxe cruiseschip, maar een verbouwd binnenvaartschip. Maar juist dit gegeven gaf een geheel eigen karakter aan deze week. Overigens wordt ieder jaar veel aandacht besteed aan het verder verbeteren van de accommodatie. Zo werden de slaaphutten verder verbeterd, de trappen minder steil gemaakt en van leuningen voorzien. Er is een invalidenwagentje aan boord, terwijl momenteel het schip opnieuw wordt geverfd .

Ik hoop dat deze impressie verschillende van onze lezers en lezeressen doet besluiten om in de komende julimaand één van beide weken mee te maken! Ik adviseer u echter niet te lang te wachten met u op te geven, want het aantal deelnemers is beperkt tot maximaal twintig per week.

 

 

Opbouwweken

Franse opbouwweek

Ook dit jaar wordt er in de eerste week van juli weer een Franse opbouwweek gehouden. Vorig jaar was het aantal deelnemers niet minder dan 117, afkomstig uit Nederland, België, Frankrijk en Zwitserland. De konferentie met als sprekers Klaas Goverts en Sjaak Roose wordt weer gehouden in het vakantieoord: Maison Familiale de Vacances ‘Basinroche’ te Saulxurus. Saulxurus ligt in een zeer mooie omgeving. De conferentie duurt van zondag 1 juli tot en met zaterdagmorgen 7 juli, vertrek na ontbijt.

‘Ut Arkien opbouwweken

Evenals vorig jaar worden er dit jaar weer twee opbouw weken gehouden op het schip ‘Ut Arkien’. De vertrek- en aankomstplaats is Enkhuizen. De eerste week wordt gehouden van 8 tot en met 13 juli. De vaarroute loopt dan door de provincie Noord Holland, terwijl de Bijbelstudies worden verzorgd door G. J. R. Doornink. De tweede week is van 22 tot en met 27 juli. Er wordt dan gevaren door de kop van Overijssel en Friesland. Klaas Goverts verzorgt dan de Bijbelstudies. De kosten zijn ƒ 300,- per persoon per week. Voor verdere inlichtingen en opgave kunt u contact opnemen met Jacob en Marry Roosendaal Enkhuizen.

Zomerkamp voor jongens en meisjes

Reeds vele jaren organiseert de stichting ‘De Wegwijzer’ te Ridderkerk zomerkampen voor jongens en meisjes van 7 tot en met 16 jaar. Het kamp staat onder leiding van broeder en zuster Oelen en wordt dit jaar gehouden van 20 tot en met 27 juli. Bij Rijssen (O) zijn, net als vorig jaar, weer twee gezellige boerderijen gehuurd met een eigen bos en voetbalveld. Wat wordt er gedaan? Veel sport en spel, zoals zwemmen, volleybal, vlaggenroof. Maar ook kampvuur, speurtocht, zingen, Bijbelstudie, etc. Voor de tieners is er een apart programma. Alleen de maaltijden (door een beroeps kok) zijn gezamenlijk. Alles onder deskundige leiding, waarvan enkelen, jaren geleden voor het eerst als deelnemer mee gegaan zijn en het zo naar hun zin hadden dat ze nu zelf kampleiders zijn. De kosten zijn ƒ 120,- per persoon, all in. Verdere inlichtingen en opgave bij de familie G. Oelen Ridderkerk.