Vage schuldgevoelens (Duurt 27-11-2011)

Vage schuldgevoelens

 

Er zijn veel mensen die last hebben van vage schuldgevoelens.

Ik heb het niet over de schuld die je vergeven is, want dat weet je, dat zit in je hoofd, dat aanvaard je.

Maar een hoop mensen hebben een vaag schuldgevoel. En het is heel slecht te benoemen. Want je voldoet ergens niet aan.

Je hebt een soort ideaalbeeld gemaakt, een idee; en je denkt dat je daaraan moet beantwoorden…., en dat doe je niet.

Dat is iets heel geks, dan spiegel je je steeds aan een ideaalbeeld, en dat is niet best. Dan voel je je nl. altijd tekort schieten. Want het zou toch anders moeten…., het verhindert je gewone ontplooiing.

Als ze je als kind vragen: wat wil je later worden? Nou, dan noem je wat, en dan moet je je dus daaraan beantwoorden.

En dat is een lange weg; en dat levert nogal eens wat frustraties op.

In wezen verhindert het je om gelukkig te zijn met zoals je nú bènt, en dàt is goed. Want je legt ook niet op een kind allerlei verwachtingen. Als je dat doet, dan schiet dat kind ook steeds tekort; en dan gaat ’ie tekeer als een wilde natuurlijk.

Of dat ze zeggen: ‘dat doet een Sikkens niet’…. Nou, wat is dan een Sikkens? Ook een soort ideaalbeeld…..

Altijd dat tekort schieten. Dat je b.v. denkt  dat je óververantwoordelijk bent voor allerlei mensen.

Daar heb ik veel last van gehad, vooral in de jaren ’70 en ’80.

Dat je denkt: nou, het moet toch goed gaan met die…., en met die gaat het ook niet goed, daar moet ik ook aandacht aan besteden…. En dié moet een kaartje hebben….. En dié moet ik nog bellen…. En… en…

Nou, op den duur brand je af. Dat is erg hoor. Dat is een óververantwoordelijkheid. Daar zat een schuldgevoel bij van: ‘ik schiet tekort in het helpen van anderen’.

Of je legt een gelofte af: ‘ik ga voortaan elke dag, elke morgen iets speciaals doen, stille tijd of zo…

En zo gauw je er vanaf stapt, krijg je een schuldgevoel.

Het beste is om nooit een gelofte af te leggen. Dan hoef je je er ook niet aan te houden. Als u begrijpt wat ik bedoel…

God heeft ons wat beloofd. En dáár heb je de oplossing.

Maar je gaat alsmaar vergelijken: ik ben niet zo geestelijk als die…, en ik reageer ook helemaal niet goed, want zoals dié reageert…., die reageert altijd zo fantastisch op mensen…, en ikke niet…

Ik durf nooit hardop te bidden, ze moesten me eens horen….

Dat is zó verwoestend.

Het vergelijken; het onderling met elkaar vergelijken.

Je vergelijkt een eik niet met een berk. Je vergelijkt een crocus niet met een roos.

En in het Paradijs stonden alle bomen door elkaar. Die stonden niet groeps-gewijs, met palen er omheen.

Alles stond door elkaar; er stonden bomen tussen die je nog nooit gezien hebt; zulke exotische bomen.

Nou, je zal zulke mensen in de gemeente hebben. Dat is toch geweldig! Dat is niet gek, zo’n gekke boom. Nee, het is een variant. Als we eens wisten hoe gevarieerd de schepping is.

En wat dat betreft wortelen we allemaal en ontvangen we allemaal hetzelfde zonlicht.

Je bent zó heerlijk verschillend! Dat is prachtig.

Als wij een eenheidsworst worden, dan ga ik weg. Dan vind ik er niks meer aan.

Schuldgevoelens kunnen  ook als een motor werken.

Een motor wat je altijd maar voort drijft; altijd maar klaar staan voor anderen, eindeloos, totdat je zelf in elkaar stort.

Dat komt voort uit schuldgevoelens, en dat werkt verlammend.

Laat je toch van die ballast bevrijden.

Schuldgevoelens lossen niets op; ze werken ook niet genezend.

Als je van die schuldgevoelens af komt, en je bent bevrijd van die ballast, dán ont-plooit zich een prachtige toekomst.

Maar het gaat erom dat je in het héden lééft zonder schuldgevoelens.

Als we eens kijken naar Jesaje 53:10b:

Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelingen zien en een lang leven hebben en het voornemen des Heren zal door zijn hand voortgang hebben.

Het gaat hier over Jezus. In andere vertalingen staat dat hij zichzelf aanbiedt als offer.

En dat woord ‘offer’ moet je helemaal losmaken van de moeite die het kost.

Het heeft geen moeite.

Een offer is gewoon een cadeau wat je aan iemand geeft omdat je die zo aardig vindt.

Stel dat ik op m’n verjaardag, bij de cadeaus die ik krijg, tegen iedereen zeg: wat moet je er voor terug hebben? Dat is toch raar? Daar klopt iets niet.

Een offer is een geschenk: alsjeblieft, omdat ik je zo graag mag! En je hoeft er niks voor terug te doen. Helemaal niks!

Nou heeft Hij Zichzelf ten schuldoffer gesteld, Jezus heeft Zichzelf aangeboden,

namens God, aan de duivel, want die eiste dat.

Het gevolg is wèl geweest dat Hij het grootste gijzelingsdrama aller tijden, nl. dat de duivel iedereen onder het beslag van de dood houdt, heeft vrij gekocht.

Dat was Zijn offer! Zijn leven!

Dus helemaal vrij gekocht van zonden, en vrij gekocht van schuld. Dát is toch mooi?

Eigenlijk zegt Hij tegen jou: Geef Mij jouw schuld. Je voelt je schuldig? Geef Mij het maar.

Soms moet je het met iemand in orde maken, en dat doe je dan ook. Maar geef Mij jouw schuld maar.

Dat is een daad die je stelt. Geef Mij je schuld; en vergeef anderen net zo makkelijk zoals jij ook schuld vergeeft.

Het gemak waarmee jij schuld vergeeft kost soms wel moeite, maar als je het doet, krijg je daar vrijheid en ruimte voor terug.

Geef Mij alle schuld! Prachtig is dat! Dat heeft Hij aan het kruis genageld en dat is vernietigd.

En die nakomelingen, nazaten, wandelen dus in onschuld.

Hij was het Lam; wat is er onschuldiger dan een pasgeboren lam? En wij wandelen daar als pasgeboren lammetjes achteraan. Wit, helemaal onschuldig.

Bokkensprongen makend van plezier. Dat is hartstikke leuk en ook hartstikke mooi!

En dan komt die toekomst om de hoek kijken. Je zal toch een lang leven hebben…., nou…, een héél lang leven!

En ‘het voornemen des Heren’, dat is de toekomst van Hem, Gods toekomst, zal door Zijn hand, dat is de heilige Geest, voortgang vinden.

Dus als we héél goed luisteren naar wat de Geest ons vertelt, in ons, dan begint die toekomst zich te ontvouwen.

Je hebt er een grof beeld van, maar die toekomst is aan òns. Dat is ook nog een heel verhaal voor een andere keer.

Maar dat zijn de toekomende dingen. De dingen die op je toekomen.

Er komen vreselijke dingen op je af, maar er komen ook schitterende dingen op je af.  Dát is de toekomst.

En het mooiste is dat het jou ook toekòmt, die toekomende gedachten van de Vader.

Die komen jou tòe.

Ik heb laatst eens gesproken over Ps. 27: om de lieflijkheid des Heren te aan-schouwen en te doorzoeken in Zijn tempel.

Wat zoek je dan in die tempel?

Dan zoek je die schatten op; dan roep je in elkaar de schatten wakker. Gewoon wakker roepen. Je ziet een schat in iemand, die het zich misschien niet eens zelf bewust is. Roep het maar wakker.

Iemand verspreidt b.v. gewoon ‘rust’.

Gewoon door z’n aanwezigheid verspreidt hij rust. Dat je dan zegt: hé, wat mooi, weet je wel dat jij…..? O ja, dat zou best eens kunnen.

Dat is een schat die je tevoorschijn roept. En zo kun je het wezen van God tevoor-schijn beminnen in elkaar. Zodat het aan de dag komt.

Als ik kijk naar Jesaja 40:1, dan staat daar: Troost, troost mijn volk.

In de septuagintvertaling staat achter dat eerste woordje ‘troost’: ‘gij priesters’.

De priesters worden opgeroepen, wij zingen dat we een koninklijk priesterschap zijn; dus de priesters troosten het volk.

En dan gaat het ook over Mijn volk, zegt uw God.

Spreek tot het hart van Jeruzalem…

Dus de bedoeling is dat wij getroost worden.

Roept het toe, dat zijn lijdenstijd volbracht is,  dat zijn ongerechtigheid… en nou komt het: er staat: geboet, dat je dubbel ontvangen hebt voor al zijn zonden.

Hoe lees je deze tekst?

Jullie kennen de woorden zoals vergelding, boete, wraak…. Nou, die drie woorden hebben een verschrikkelijke betekenisverschuiving ondergaan.

Als iemand tegen jou zegt: wat jij mij geflikt hebt, dat zal ik jou eens vergelden. Nou, dan berg je je wel.

Of hij mompelt: mijn wraak zal zoet zijn…, nou, dan ren je ook weg; en dan krijg je nog nageschreeuwd: je moet boete doen!

Op je blote  knieën het tempelplein over en daar maar een beeld kussen of zo….

Boete doen! Je moet er wat voor doen!

Er wordt gespeculeerd op je schuldgevoel.

Ik wil nu die drie woorden uit het verband trekken. Want de originele betekenis van wraak is ‘herstel van een prachtige relatie’.

God had een prachtige relatie met Adam; het werd verbroken, en toen zat God te verzinnen: hoe zal Ik die relatie herstellen?

Dát is de God der wrake.

Zo’n goeie, lieve God, die zit te verzinnen: hoe krijg Ik jou weer bij Mij? Want Ik vind het leven alleen ook niks.

De originele betekenis van het woordje ‘boete’ is geen bekeuring, geen euro, maar dat betekent  herstellen, genezen. Dat is dus heel wat anders dan dat je boete loopt te doen.

En je komt dat nog tegen in het boeten van netten. Netten boeten, dat is netten herstellen; weer mooi maken.

Hier in de tekst staat een soort vergelding. Dan moet je eens kijken. Eerst klinkt het geweldig: je ongerechtigheid, je schuld, is geboet hoor!

Het is voorbij! De boel is hersteld. Je bent nu zonder zonde! Helemaal zonder zonde! Ook van de verborgen zonde, zegt David, spreek mij vrij! En als God dat doet, en dat doet Hij, dan ben je ook vrij van verborgen zonden.

Trouwens, wat is zonde…!

En nou verder: ….uit de hand des Heren dubbel ontvangen voor zijn zonden….

Wat krijgen we nou?

Dus: ik heb gezondigd, en dan krijg ik dubbele stokslagen of zo…? Hoe zit dit?

Nou, dit zit heel eenvoudig. Het gaat hier over de vergelding, de wraak; nl.: het wordt goed gemaakt, je ontvangt dubbel.

Een voorbeeld: stel dat ik een knoert van een schuld heb; en iemand komt bij me en zegt: hoeveel schuld heb je? Nou, zeg ik, een paar tonnetjes.

Goed, ik betaal die schuld voor je. Zóóó…. En je krijg ook nog een paar tonnetjes terug van mij om opnieuw te beginnen.

Dát is dubbele vergelding!

In de eerste plaats de vergeving van schuld, weg schuld; en in de tweede plaats: je ontvangt Gods Geest, de grote hersteller voor je ziel en voor je geest.

Dát is nog eens een dubbele vergelding?

Want de schuldvergeving bestond al in het oude testament. Je hoefde maar naar de priesters in de tempel te gaan, en je offerde een duif of zo, en je schuld was weg. Maar hier staat: dubbel, ontvang Gods Geest! Ontvang nieuw geld, nieuwe talenten.

Jezus gebruikte voor de heilige Geest het beeld van de talenten. Nou, dat is een groot geldbedrag. “Alsjeblieft, ga maar aan het werk met die talenten”.

Dus niks geen wraakgedachten in negatieve zin, en niks boete betalen.

Hier staat een God voor je die alleen maar het goede met je voor heeft, en ervan geniet als jij geniet van je onschuld.

En nog mooier: het meest wezenlijke wat God heeft, en wat Hij ook is, dat is Zijn Geest. Een intiemer deel van Hem bestaat niet. Het is het mooiste wat er bestaat.

En als God liefde is, dan is de heilige Geest ook één en al liefde. En als je dus die gaven ontwikkelt, dan doe je dat altijd in de bedding van liefde. En dat is iets heel moois.

Zo kan God zich in jou ontwikkelen.

Je bent nl. opnieuw geboren; dat hoort ook bij dat dubbele. Jezus zegt: je kan dat Koninkrijk Gods alleen maar inkomen als je geboren wordt door water en Geest.

Maar er staat ook in Marcus: ‘wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; die wordt gelukkig.

Wie geloofd zal hebben, is dus één, èn gedoopt zal zijn…, maar dat is een dubbele doop, dat is de waterdoop èn de Geestesdoop. Anders kom je dat Koninkrijk Gods niet in.

Je bent wel een gelovige, daar gaat het even niet over, maar je bent het Koninkrijk Gods nog niet binnengegaan. En dát gebeurt bij de Geestesdoop. Dat is dus een dubbele doop; die dopen horen bij elkaar. En wat is dat in de loop der eeuwen afschuwelijk uit elkaar getrokken en geroofd.

Ze hebben van die waterdoop een babydoop gemaakt….., nou, een baby gelooft niet. En van die Geestesdoop hebben ze…., nou ja, het zal wel….

Hele groepen geloven zelfs dat als een babytje ‘gedoopt’ wordt, dat dan de heilige Geest over iemand komt…..

Dat kan toch nooit, wat moet de heilige Geest met een babytje?

Of dat vroege dopen, wat in sommige van onze kringen ook nog een rol speelt; ‘ben je al achttien geweest, nou, dan moet je je toch wel eens laten dopen hoor.

Nou, waarom? Ja, zeggen ze dan, anders ben je niet behouden….

Niet behouden? Het gaat er toch eerst om wat ik geloof? Mijn geloof behoudt me! Niet het koppie onder gaan.

Hoeveel Bijbelstudies had de moordenaar aan het kruis gevolgd? Hoe vaak was hij gedoopt? Helemaal niks. Nou, zegt Jezus, je bent het eerste plantje in het Paradijs.

Maar die dopen zijn gewoon uit elkaar getrokken in de loop der eeuwen.

Waterdoop en Geestesdoop horen bij elkaar. Want toen Jezus in het water gedoopt werd, en Hij was over de dertig jaar, steeg Hij op uit het water, je ziet Hem boven water komen, en meteen daalt een duif, in een visioen, op z’n hoofd neer, want Hij bad om de Geest. Het was een duivin. Wij lopen allemaal met een vrouwelijk duif op ons hoofd rond.

Mooi hè? Nou, laat dié maar broeden.

Water en Geest horen bij elkaar; dat is ook dubbel.

Als je je in water laat dopen, heeft dat zoveel betekenissen, maar dopen betekent ònderdompelen. Dan ben je dus ondergedompeld in de naam van de Vader, en de Zoon en de Geest.

Ondergedompeld in Gods naam, hoe heet Hij dan? Hij zegt: Ik ben! Als je dáár dus in ondergedompeld bent, en je staat weer op, wat kun je dan zeggen? Ik ben! Met m’n beschadigingen, met m’n handicaps, met m’n goeie en rare dingen…. Maar ik bèn! Hartstikke onschuldig. Ik ben! Ik heb een nieuwe Vader, die had ik niet, maar nou wel!

En wat is Hij blij als Hij jou overeind ziet komen. Dan kun je ook zeggen: merci pour moi!

Je bent ook ondergedompeld in de naam van de Zoon. En hoe heet de Zoon?

De echte naam van Jezus is de Christus, maar de naam die op Hem geschreven is dat is ‘het Woord’.

Je bent dus ondergedompeld in het Woord van God.

Het woordje ‘woord’ is helemaal terug te voeren in het Germaans en is ontstaan uit het woordje ‘frada’. Dat mag je allemaal weer vergeten. Maar het woordje ‘woord’ heeft te maken met geloven en gelofte.

Dus geloven en gelofte is de betekenis van het woordje ‘Woord’.

Hé, gelofte…, dat betekent niet dat ik een gelofte afleg…, zo van: U heeft zóveel voor mij gedaan, nou ga ik wat terug doen… Nou, dat is geen leven. Dat zorgt weer voor schuldgevoelens.

Nee, God heeft óns wat beloofd. Hij gelooft in mij.

Hij heeft een gelofte afgelegd dat Hij van óns maakt wat Hij in Zijn hoofd heeft. Dat is Zijn belofte.

Dan zeg je weleens: nou, ik ben benieuwd wat U van me maakt!

En dan moet je z’n ogen zien glimmen en glinsteren. Dat is zó prachtig!

En in dat Woord ben jij ondergedompeld; je bent een kind van de belofte. Hij heeft Zich aan jou verbonden.

Er stond ook geschreven dat in dat Woord scheppingskracht zit. Nou…, dus daarin ben ik ondergedompeld, net als een spons die droog was. Helemaal vol gezogen. Scheppingskracht, wat mooi!

Als wij eens durfden geloven dat de woorden die wij spreken, woorden als van God, zegt Petrus, – als het effe kan -, dat daar scheppingskracht in zit.

Je richt een ziel op, je richt een geest op.

Troost, troost mijn volk, dat doe je met de Trooster; dat doe je in de kracht van de heilige Geest. En in die naam van de Geest ben je óók ondergedompeld. En die Geest is één en al liefde. Dus jij bent helemaal ondergedompeld in de liefde van God. Want de heilige Geest is de plaats-bekleder van Jezus. Hij zegt: Ik ben de ene Trooster, en dán komt de andere Trooster.

Ik ben steeds bij jullie gebleven, maar Die blijft altijd bij jullie, net als Ik. Wij zijn één.

En de Geest zal je troosten. Dus als je woorden hebt van bemoediging, want troosten is een beetje eenzijdig,

maar woorden van bemoediging, iemand het leven geven, dat vind ik een troost.

Toen ik voor het eerst Gods woord hoorde, sprak bij mij de vergeving zo geweldig aan, want ik voelde me altijd schuldig, wat een rottige pubertijd heb ik gehad, altijd schuldig, altijd naar de ogen van je ouders kijken of het wel goed was wat ik deed, en of het wel mocht; en dan ga je dingen stiekem doen… Wat een periode.

En ik hoorde over de vergeving…, in dat woord zit scheppingskracht!

Duizenden keren had ik dat woord vergeving gehoord in de kerkdiensten, en ineens raakte het me. Omdat dat woord van die predikant gedragen werd door de Geest!

De Geest is het die levend maakt; dus de Geest is het ook die jouw woorden levend maken. Wat je ook zegt, er zit leven in, en dat richt iemand op, en daar heb je wat aan.

Wij zijn dus in Zijn plaats, ook in zekere zin, om het leven Gods te openbaren op aarde. Dát is wat? Je kan het openbaren op aarde aan elkaar. Noem dat maar parousia; de aanwezigheid van…

Je kijkt iemand aan en je voelt…., ja, ik kijk naar de ogen van God.

Of iemand zegt iets en je denkt: hé…, dat is voor mij bedoeld, maar het komt bij de Vader vandaan.

Het is zó mooi! Daarom zegt Jezus ook in het laatste lange gebed in Joh. 17: Vader, verheerlijk Uw naam. Wat is dat? Verheerlijk nou je naam eens. En wat betekent naam?

Een heel goed woord voor ‘naam’ is de kortste definitie van iemands wezen.

Dat geldt niet voor mijn aardse naam, die heb ik van mijn ouders gekregen, maar je nieuwe naam, en de naam van God en de naam van Jezus, en ook sommige namen uit het oude verbond, dat is de kortste definitie van iemands wezen.

Verheerlijk Uw naam. Daar kun je het woord ‘naam’ vervangen door reputatie, daar hangt wat aan. Dat heeft inhoud.

Laat Uw reputatie klinken. U bent een God van Leven. Ik reken er op dat U Mij opwekt; dat U Mij doet opstaan. Daar reken Ik op!

En met die gelofte had de Vader zich ook aan Jezus verbonden. “Ik wek Je op!”

Jezus zag er verschrikkelijk tegenop. Hij zegt: Ik moet gedoopt worden met een doop, die niet normaal is…, pffff, daar zag Hij heel erg tegenop.

En Hij kijkt z’n vrienden eens aan en zegt: Ik ben toch blij dat jullie altijd bij Me bent gebleven.

Mooi hè? Daar heb je je Heer. Zo blij dat je altijd bij Me gebleven bent in Mijn verzoekingen. En de grootste verzoeking is om maar niét te gaan; Ik vaar wel weer op ten hemel en Ik laat de mensheid achter….

Tjonge jonge, wat zag Hij er tegenop. Maar Hij  heeft het gedaan!!!

Dus van lieverlee raak je vervuld, onder-gedompeld, helemaal zwanger van de gedachten van God.

De grote geleerde Einstein heeft daar trouwens een keer iets over gezegd.

Hij staat bekend om z’n geleerdheid, maar hij heeft een keer gezegd: het enige wat belangrijk is, zijn Gods gedachten, en de rest is bijzaak. Zó! Gods gedachten!

Dat staat ook in Psalm 139:17:

Hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten.

En dat gaat over de ontwikkeling van de Christus.

Openb. 14:1

Johannes zegt daar: Ik keek, het Lam stond op de berg Sion, en met Hem honderdvierenveertigduizend, het gaat niet om dat aantal, maar er stonden allemaal lammetjes op die berg; op wier voor-hoofden Zijn naam en de naam van Z’n Vader geschreven stonden.

In tegenstelling tot het teken van het beest, wat de mensen op hun voorhoofd krijgen, staan hier de ‘onschuld zelf’, met de naam van de Vader en de Zoon op het voorhoofd geschreven. In je denken. 

Dat je denken doordrenkt is van de liefde Gods; van de toekomstige gedachten Gods; doordrenkt van genezing enz.

Wat is dit evangelie toch een feest voor je geest en je ziel.

Echt een Feest, je kunt haast uit je dak gaan…, maar ja, dan heb je ook geen dak meer boven je hoofd…, maar het is zo’n feest voor je ziel dat je aan elkaar geneest.

Dat je de dingen aan elkaar bekend maakt zonder dat je je schuldig voelt.

Dat je niet zegt: ‘je zal wel denken….’’.

Nee, dat dacht ik helemaal niet, ik ben veel te blij dat je me vertelt waar je mee zit; of wat je hebt.

Als je dié uitwisseling krijgt…, dan moet jij eens kijken hoe eensgezind wij zijn.

We hebben dezelfde gezindheid. We ver-oordelen elkaar echt niet meer. Dat is echt verleden tijd.

En beoordelen? Ach, haal je schouders er maar over op.

Als er iemand zegt: wat vind je van die en die? Moet ik daar wat van vinden dan? Het is toch een broer, of een zus?

En iedereen heeft zo z’n eigen verhaal.

Dit evangelie, wandelen in onschuld, geeft je pure rust!

Ik zou ook niet weten wat ik nou verkeerd deed. Moet ik anders staan? Moet ik anders praten? Dat hoeft helemaal niet, want ik wandel in onschuld.

 

Duurt Sikkens d.d. 27-11-2011

 

En dán krijg je een tegenstander hoor, die betwijfelt dat. Die zegt: o ja? En gisteren dan…?

Dat was gisteren en dat is vergeven!

Sla hem gewoon de wapens uit z’n handen, want je hebt overwonnen door het bloed van het Lam, en getuig daar maar van.

Wandelen in onschuld geeft je rust. En rust is de basis van de heilige Geest.

Want er staat ergens: de heilige Geest rust op iemand.

Dus die maakt geen lawaai op je, en hij zit niet te draaien of zo, maar hij rust op je. En God is tot rust gekomen van Zijn werken.

Hij zegt: nou komt het goed, want Mijn Geest rust op deze onschuldige mensen.

Dus wij zijn tot rust gekomen.

Amen!

 

 

Uw wil geschiede (Duurt 02-12-2007)

Uw wil geschiede / Matth. 6:9-13

 

We willen een bekend stuk onder handen nemen, want daar zit zóveel in opgesloten.

“Jezus zegt: bidt dan aldus, – Hij bedoelt daarmee: ‘in deze Geest’, want als je dit letterlijk alsmaar opdreunt, dan schiet het niet op – , ‘Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw koninkrijk kome, uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.

Ik ga even iets herhalen. Dat ‘onze’ slaat op alle gelovigen van alle tijden, inclusief Jezus zelf. Hij was de eerste die heel veel het begrip ‘Vader’ gebruikte. Wie in het oude testament noemde God ‘Vader’? Niemand! Dat durfden ze niet.

Had dat wel gekund? Dat staat in Jeremia 3:19,  dat is op zich al een prachtige tekst, maar daar staat dat God zegt: ‘Ik had gedacht dat jullie Mij Vader zouden noemen’. Hoe vind je deze opmerking van Hem? Hij had dat zó gedacht.

We zijn uit Hem geboren, en God is Geest, dus zijn wij ook geest. Het is heel wezenlijk dat je je dat beseft.

‘Uw naam worde geheiligd’. Dat wil zeggen: ontdaan van al die idiote eigenschappen die aan God zijn toegeschreven en aangewreven. Zelfs eigenschappen van de duivel werden aan God toegeschreven. Dan krijg je dus een heel onzeker beeld van Hem.

‘Uw koninkrijk kome’, hebben we al behandeld aan de hand van Psalm 139; als een embryo begint dat in de baarmoeder, en zó komt dat koninkrijk; het is komende en het komt ook nog tevoorschijn. Dat heet: ‘de Christus in ons’. Dàt is ‘Uw koninkrijk kome, in de vrouw’

‘Geef ons heden ons dagelijks brood’.

Dat slaat dus niet op je kerstdiner. Je dagelijkse brood dat is datgene wat voeding geeft, dus het hemelse manna. Dat is voor jezelf maar ook voor anderen. Dat brood kun je ook uitdelen. Dat is het hemelse manna. Dat is niet je kadetje.

‘Vergeef ons onze schulden’.

Hoe zal Ik dat doen, vraagt God. Nou, doe het maar net zoals Ik dat doe. Dat staat er. Want God vergeeft zoals jij dat doet. Maar daar is vaak genoeg over gesproken.

Maar het gaat mij nu om: ‘Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde’.

Daar zijn hele vette boeken over geschreven. Onbenullig. Maar ik wil het vanmorgen een klein beetje proberen uit elkaar te rafelen.

Wie van de oud-schoolleerlingen weet nog wat de aanvoegende wijs is? (Een heel gekrakeel door elkaar, maar niemand wist het echt).

Maar we gebruiken het veelvuldig: Uw koninkrijk kome, Uw wil geschiede, Uw naam worde geheiligd. Dit is dus de aanvoegende wijs. Je hebt ook de gebiedende wijs, dat weten jullie vast allemaal wel. Ja hoor, ik zie de kleine huisbaasjes en vaders knikken, want die hebben hun kinderen zo opgevoed, maar dan niet met de aanvoegende wijs…..(even doordenken).

Wat drukt de aanvoegende wijs uit? Nou, men slaat een oud kookboek op en daar staat: ‘men neme’…, daar heb je er één.

Als je oranjegezind bent dan zeg je toch ook: ‘Leve de koningin”. Dat is dus ook de aanvoegende wijs. Of: ‘leve de lol’. Of deze: ‘zij ruste in vrede’. Dat hoop je dan. Of: ‘God hebbe zijn ziel’.

Dit zijn verouderde taalvormen. Maar wij hanteren het toch nog maar rustig in dit gebed. Waarom? Nou, de aanvoegende wijs geeft vaak een wens weer.

Die aanvoegende wijs komt heel veel voor in het Hebreeuws. Dat vond ik wel een doordenker, want in het woordenboek staat ook, en dat klopt ook, dat de aanvoegende wijs ook dient als aansporing, en dat is vanochtend een kernbegrip. Een aansporing.

Dat kome en geschiede enz. is een aansporing. Een verlangen. Van wie? Het is het verlangen van God. Weet je dat ik het oude testament wel het boek van verlangen zou willen noemen. Het boek van verlangen van God. En dan noemen we het nieuwe verbond het boek der vervulling, want Jezus is gekomen om het verlangen van God te vervullen.

Hoe vind je dat? Om Zijn wens ten uitvoer te brengen. Want God heeft al van vóór de grondlegging der wereld zulke diepe verlangens. Zijn diepste verlangen is omgaan met mensen.

Ik heb eens een keer aan God gevraagd, toen ik het heel erg moeilijk had, ‘wat is nou de zin van Uw bestaan?’ Dat wilde ik toen weten. Toen heeft Hij me drie woorden genoemd, Hij zei eerst: ‘jij, jullie, wij’. Hoe vind je dat? Daar kun je eindeloos over preken, maar Hij ziet eerst de mens als persoonlijkheid, en dan in de groep, de mensen, de mensheid, en dan zegt Hij ineens heel bescheiden: ‘wij’.

Dáár heb je je Vader, dat is de zin van ons bestaan.

Dus het boek van verlangen en het boek der vervulling.

Nou staat hier: ‘Uw wil geschiede’. Nou, daar is zó mee gesold! Met de wil van God…..!

Origineel is het in het Grieks niet iets eisends.  Zo van: Dat wil ik!

Ik heb één keer onze zoon Laurent goed kwaad gekregen toen hij nog een puber was. Ik zei ineens: ‘Je moet naar bed”. Waarom weet ik niet meer. Hij vroeg toen: ‘Waarom?’ Nou, zei ik, omdat ik dat wil! Dat is de enige keer dat ik zoiets gezegd heb, want hij wàs toch pissig… Hij zei toen, waarom heb je het niet uitgelegd? Mooi hè? Ik hou er ook niet van dat mensen zitten te sollen met de wil van God. Het is nl. een uitdrukking van ‘welbehagen’, van genoegen van iets wat goed bevalt. Iets wat vreugde veroorzaakt.

Ken je die tekst uit de Openbaring: ‘Om Uw wil was alles geschapen. Daar kun je rustig voor lezen ‘voor Uw plezier’. Hierdoor krijg je eens een andere blik op het woord ‘wil’. Want er zit altijd iets dwingends achter. Voor Gods grote vreugde heeft Hij alles geschapen en is Hij ook tot Zijn grote plezier aan het hèrscheppen.

Het woord ‘plaisir’, dat is ons woord ‘plezier’, dat betekent: iets behagelijks, iets dat je goed doet.

Maar ja, die vervorming van die wil…. Sommigen weten nl. precies wat God wil en wat Hij niet wil…. Ken je die mensen?

Daar knap ik echt op af. Die zeggen ook, en gebruiken dat als argument: ‘nee, God wil dat niet’. O nee? ‘Nee!’ Hoe weet je dat? Nou ja, uit de bijbel of zo…..Dat is vromigheid!

Of ze zeggen bij gebrek aan argumenten: ‘Ik geloof niet dat de Here Jezus dat wil’…. Als ze hun kind niet kunnen overtuigen slepen ze God en Jezus er bij. Dan ben je dus wel overtuigend bezig hoor……Dat slaat toch nergens meer op. Al dat gemanipuleer met de wil van God….

Of ze hebben een soort neiging tot avontuur. Ken je die mensen? En dan maken ze daar zendingsdrang van….om ergens in Jemen te mislukken. En dan geloven ze dat God dat wil. Ze weten het niet echt zeker en slepen God er dan maar weer bij.

Het zit zo raar in elkaar. Jezus is nooit naar het buitenland geweest. Hij zegt: ‘Begin maar in eigen kring, dan krijg je vanzelf de meeste weerstand.

Dus gewoon bij gebrek aan overtuiging en argumenten slepen ze de wil van God erbij.

Wie kent nog de kreet van vroeger bij geschiedenis: ‘Dieu, le veux’, God wil het!

Het waaide door Europa, waar toen de kruistochten uit ontstonden. Op alle kastelen, op alle kerken en kathedralen werd gebruld: ‘God wil het!’ Zeldzaam bloedige oorlogen. Mensen werden vermoord. Ja, de Inquisitie was ook de wil van God…. Het heeft een hoop bloed opgeleverd. Zelfs heb ik dit jaar op de tv horen zeggen door Arabieren dat het trauma van de kruistochten daar nog steeds een rol speelt. Door die ellendige westerse christelijke godsdienst. Ja, God wil het. Ja, zij zeggen ook dat God een heleboel wil. En als God het wil begin je er ook niets tegen, dat is ook zo’n fatalistische houding. Ken je die? Ja, God wil het, God is groot. Of je maakt er Allah van.

 

Dus van Gods wil, in dit gebed, maak je dus Gods verlangen.

Nu het woord ‘geschiede’. Daar is iets interessants mee aan de hand. Dit woord is gemaakt van een grondwoord ‘gen’.  En waar denk je bij ‘gen’ altijd aan? Aan genen, genetisch, en anders begin je maar helemaal bij het begin, oftewel Genesis, wat betekent: wording! 

Dat is dus gemaakt van ‘gen’ waarin erfelijke eigenschappen zitten.

Wat denk je van het gen van God? Het geestelijke gen van God. Zijn erfelijke eigenschappen. Dat is eigenlijk het zaad Gods. Een ander woord voor zaad Gods is Zijn woord, en dat ontvang je, een conceptie. Want de menselijke geest wordt in dit verband be-schouwd als vrouwelijk, en God als mannelijk. Je ontvang dus het gen Gods en dan begint er zich in jou een geschiedenis te ontwikkelen.

Je bent uit Hem geboren, dat ontkiemt in je. Het wezen van God is in je aan het ontkiemen.

In de mens zelf. Dus wat uit de Geest geboren is, is geest, en dàt ben jij! Mens Gods!

Trouwens het woord ‘mens’ is Latijn en betekent letterlijk ‘geest’. Leuk hè?’

Het gaat dus om je inwendige mens en niet

om de verpakking.

Het is ook wel grappig om te weten dat het woord ‘gen’ of ‘genos’ ons woord ‘kind’ is geworden. Zo komen wij aan het woord ‘kind’.

Dat heeft dus te maken met een ontstaans-geschiedenis.

Dus kind van God wil zeggen dat je van Hem afstamt. Je behoort tot Zijn geslacht, Zijn generatie.

En welk zelfstandig naamwoord kan ik maken van ‘geschiede?’ Geschiedenis! Mooi hè?

Dan lees je Genesis: ‘Dit is de geschiedenis van toen God hemel en aarde maakte’. Daar staat in het Hebreeuws het woord ‘toledot’, wat vertaald werd als ‘geschiedenis’, maar het betekent geboorte en verwekking.

Dat is dus geen dorre geschiedenis met verhalen van vroeger, maar het gaat over de ‘wording’ van iets levends! Anders spreek je niet van geboorte en verwekking. Het gaat over iets levends! Dit is de geboorte van hemel en aarde. De ontwikkelingsgeschiedenis.

Ons woord geschiede betekent ook: beginnen te zijn, te worden. Ik vind dat ontroerende betekenissen.

Denk eens aan dat hele kleine begin in een baarmoeder. Het begint te zijn!

Tegenwoordig kunnen ze al zo vroeg iets met echo’s laten zien. Het begint te zijn en het wordt wat. En het beginnen te zijn betekent dat het een eigen unieke persoonlijkheid is.

Met behulp van deze betekenissen krijg je dus een ander licht op die zin. Ja, het embryo in de baarmoeder. En hoe heet dat uiteindelijk? Dat is nou ‘scheppen’. Iets levends tevoorschijn brengen. En herscheppen is het bestaande, de oude schepping, nieuw leven inblazen.

Want God begint niet op een andere planeet iets nieuws. Hij zegt niet: ‘Ik geef de moed op hoor’. Nee, Hij gaat wéér naar die aarde toe en begint daar het herscheppingsproces. En dat is begonnen met dat ongelooflijk kleine zaadje in Maria.

Wat moet God een groot geloof hebben! Dat Hij zo begint aan een totale herschepping!

Maria was de draagmoeder voor God.

Nou staat er in Genesis 15 een stokoude uitdrukking, waar je gemakkelijk overheen leest. Daar staat: ‘Abraham vertrouwde God en God rekende het hem toe als gerechtigheid’.  De jongeren zouden zeggen: praat eens normaal.

Wat is nou iemand iets toerekenen als gerechtigheid? Een veel mooiere vertaling is: ‘God beschouwde het bij Abraham als beantwoordend aan Zijn verwachting’. Dus Gods verwachting.

Dus Abraham vertrouwde God, en God was zo blij dat hij Hem vertrouwde omdat hij beantwoordde aan Zijn verwachting.

Niet door je spijkerharde geloof, daar zit God niet op te wachten, maar ‘dat je Mij vertrouwt  dat het leven ontstaat uit jou’. En toen kwam het kind der belofte, Izaäk.

Mooi hè, dat God verwachtingen heeft, verlangens heeft.

Kennen jullie die tekst, die vroeger ook zo mishandeld is, dat God het willen in je werkt. Nou, dan moest je daar maar op wachten. En als je nou niet wilde? Nou, dan werkt God dat willen wel in je….

Er  is ook een uit z’n verband gelichte tekst: ‘God bewerkt het ‘willen’ in je.

Het betekent eigenlijk, en dat is veel mooier: ‘Hij wekt het verlangen in je op. Dat is toch veel mooier? Dat Hij iets wakker roept.

Kennen jullie het dat als je kijkt naar de ellende op de wereld, de tranen je in de ogen springen en wat kun je er aan doen? Als je niet oppast dan word je een ‘atlaspriester’ en je neemt al het leed op je nek. Er is vandaag aan de dag zó verschrikkelijk veel leed.                             Er zijn sunami’s in de onzienlijke wereld en dat kost op aarde alleen maar mensenlevens. Geestelijke mensenlevens.                   Sunami’s van religie, dat noemen ze een opwekking. Het is niet te geloven. Dat is dan ook altijd wereldwijd. Hoe groter hoe mooier. Als je die rotzooi allemaal ziet, ik kan het niet anders vertellen, al die leugen; en het grijpt je aan. Wat kun je er aan doen? Dan gaat God in jou het verlangen wekken en aanblazen.

Hij zegt: ‘we kunnen er wat aan doen’.

Je hoeft geen Arts zonder grenzen te worden en je hoeft niet als een malloot naar Afrika toe te rennen. Mag hoor….

Maar God zegt: ‘heb je de moed om te geloven dat wat in jullie verwekt wordt, dat dàt het is? Dàt is nou Gods weg! Dàt is nou Gods plan! Daar is ook veel over te zeggen, al die mensen die lopen te kakelen over ‘Gods plan’ met de wereld. Het gaat om Gods verlangen te wekken in mensen, waarin Hij een welbehagen heeft en dan kijken wat dáár uit tevoorschijn komt. Zo onopvallend. Ja, wie gelooft dat? Je wilt toch Gods wens, Gods verwachting vervullen? Doen wat Hem behaagt. En waarom? Omdat je zo met ontferming bent bewogen. Als je een beetje normaal mens bent dan ben je met ontferming bewogen. Dat heeft God ook. Hij zegt: ‘Daar geven wij op onze manier gestalte aan’. Je wordt één en al barm-hartigheid. Hoe vind je dat vooruitzicht?

Het woord ‘barmhartigheid’ is vlees geworden in jou. In jouw mens-zijn krijgt het gestalte.

En nu die rare zinsconstructie, die ik als jochie al zo stom vond: ‘Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde’. Daar moet je eens even iets anders voor invullen, en dan nagaan hoe krom dit klinkt. Dat je tegen je directeur zegt: ‘Jouw wil geschiede gelijk thuis alzo ook op uw werk’. Er is toch geen hond die het zo zegt? Dat is toch geen nederlands meer? In het Engels staat het beter. Uw wil zal gedaan worden op aarde, gelijk in de hemel. Elk mens bevindt zich geestelijk in de hemel. Het is maar aan welke kant, in het koninkrijk van het licht of in het rijk der duisternis, of in het schemergebied daartussen. Elk mens!

En elk mens die gaat geloven, is overgeplaatst van de duisternis in dat licht. Dat is één ding. Maar tegelijkertijd ben je ook op aarde. Daar sta je met twee voeten op.  En dat vind ik zo mooi, want wat in je is, kun je openbaren op aarde, dus in de hemel op aarde.

Mag ik het eens zó zeggen? De Christus woont in ons op aarde, en wij wonen in Hem in de hemel. En zo heb je hemel en aarde verenigd. Waar je ook bent of heengaat, dan weet je: ‘Hij is in mij en ik ben in Hem, dus waar ik ben is Hij en waar Hij is, ben ik’. En dat is je basis.

Of het nou in Indonesie is of in zo’n gat op de Veluwe. Ik woon ook in zo’n gat op de Veluwe.

Weet je wat je kan maken van die rare zins-constructie? ‘Uw verlangen wordt geboren, is wordende, in de hemel, en zo wordt het op aarde gebaard’. Als iets geboren wordt, kun je het ook baren noemen, oftewel openbaren.

Wat gebeurt er nou? Jouw verlangen gebeurt in de eerste plaats in de hemel; dáár ontstaat het verlangen, in jouw geest. Het verlangen in Gods Geest. En gebeurt het op aarde. Dat loopt dus parallel, alleen het onzichtbare is eerst en dàn komt het zichtbare.

Als je ziek wordt, is er eerst onzichtbaar iets gebeurd, en je lichaam reageert met een lichamelijke ziekte.

Als je genezen wil, begint dat in de geest, en dan kan je lichaam reageren. Jezus zocht bij zijn genezingen altijd aansluiting bij de geest van een mens. Bij het geloof, vertrouwen, je geloof behoudt je.

Maar mijn einddoel is niet de lichamelijke genezing. Dat kun je op een poster zetten en daar mensen mee trekken als rondtrekkende genezer, maar dat was niet het doel van Jezus. Hij bracht een evangelie over z’n Vader, om z’n Vader te leren kennen.

Dus ‘in’ de hemel dat is ‘in’ jouw geest! Dat is niet ver weg. In ons, zou God zeggen, en dan kijkt hij jou aan. ‘In ons’.

Kennen jullie de uitdrukking: ‘een kind ter wereld brengen?’ Dat is ook onzichtbaar en klein begonnen. Zo is God ook bezig, dat Hij, dank zij de mens, Zijn kinderen ter wereld brengt. En daar kunnen ze vertellen. Prachtig! Dus wat onzichtbaar is verwekt, wordt ontwikkeld in de vrouw en dat wordt geopenbaard op aarde. Dat is trouwens een groot geheim. Dat moet je ook geheim houden, dat tetter je niet rond. Als je geen geheim kan bewaren, dan vertrouwt God ze jou ook niet toe. Dat heb ik wel gemerkt. Want je kunt er dan niet mee omgaan.

Bij het kostelijkste geheim wat Petrus zegt aan Jezus: ‘U bent de Christus’, kijkt Jezus hem aan en zegt: ‘dat kun je nooit uit jezelf weten, maar vertel het aan niemand’.

Als ik mensen hoor krijsen en schreeuwen: wij zijn de zonen Gods waarop de schepping wacht, dan wend ik mij af, op die mensen zit ik niet wachten, dat zijn ze niet! Dat zijn anderen.

Jezus zegt ergens: ‘Weet je dat wat ik op aarde spreek, ik in de hemel hoor’. ‘Gelijk ik hoor, spreek ik”. Zo origineel is Jezus dat Hij názegt wat Zijn Vader zegt. Dat is Zijn originaliteit. Omdat de Vader origineel is.

Je hebt van die mensen die brengen een gedachte alsof ze die helemaal origineel zelf bedacht hebben, zo van: ‘hoor mij eens’. Nonsens, je zult het eerst van de Vader gehoord moeten hebben. En Jezus zegt ook: ‘Ik doe, wat Ik mijn Vader heb zien doen’.    Dus wat Hij in de hemel ziet, dàt doet Hij! En wat Hij daar in de Geest hoort, dàt spreekt Hij! Wat gebeurt er dan op aarde? Ik hoop dat ik het duidelijk uit kan leggen. Het zichtbare is een beeld van het onzichtbare. Dat is wel duidelijk hè? Dat begrip kent iedereen. Maar het zichtbare is ook een gevòlg van het onzichtbare. Want het onzichtbare was eerst en daar uit is het zichtbare geboren. Wat gebeurt er dus in je geest? Want dàt gaat zich openbaren op aarde. Wat je ziet gebeuren is een teken; het is een schaduw van een werkelijkheid die hoger is, de werkelijkheid Gods. Dat noemen wij tekenen. Een teken is altijd een beeld van een andere werkelijkheid.

Als ik hier b.v. een kruisteken sta te maken, dan weet haast iedereen dat dat iets betekent. Dus wat leren we eerst? We leren b.v. eerst om iemand geestelijke brood te geven. Je voedt iemands geest, dat dagelijkse brood. Als je dàt geleerd hebt, dan komen die tekenen,dat je een kadetje besteedt aan honderd mensen, die tekenen komen dan vanzelf. Wist je dat?  Jezus deed een teken van die broodvermenig-vuldiging omdat dat een beeld was van een hogere werkelijkheid: ‘Mijn wóórd wordt vermenigvuldigd’. Maar het onzichtbare komt eerst, laten we dàt eerst maar eens leren. Als je geleerd hebt om iemand geestelijk de ogen te openen, zodat hij iets van God gaat zien, dan zul je als teken ooit aan een blinde het gezicht teruggeven. Dat geldt ook voor mensen wier oren verstopt zijn, wat ze niet willen. Dan ben jij in staat om ze de oren te openen, zodat ze horen! Vind je dat niet mooi? Dan zul je later ook een dove weer het gehoor terug kunnen geven.

In volle evangelie-/pinksterkringen/opwek-kings-zooi zijn ze allemaal aan de verkeerde kant begonnen. Als er nou maar een teken gebeurde, dan was dàt het bewijs dat God met hen was. En God werkt net andersom.

Ik wil wel eens weten uit wat voor een geest iemand geneest. Het mooiste is dat je een mens, die geestelijk dood is, en dat zijn er heel veel, door dit woord tot leven kunt wekken. Dàt is nog eens opstanding uit de doden.

Tussen àl die ‘dood denkende mensen’ uit, wek jij iemand op met dit evangelie, want je hebt woorden van eeuwig leven, die eten ze op en dan gaan ze eeuwig leven. Als je dàt lukt dan zul je later ook nog wel eens mensen uit de dood opwekken. Als je dat belangrijk vindt. Maar daar gaat het niet om. Dat zijn tekenen en dat lukt niet altijd, want dat is je einddoel niet. Maar Jezus heeft ook gewaarschuwd.

Hij zegt: ‘Er komt een keer een nacht dat niemand kan werken’. Heb je daar wel eens over nagedacht? Mooi hè?

Een mens tevoorschijn roepen. Dat vind ik het mooiste. Zijn identiteit benoemen, een naam geven. Dan kun je die mens eigenlijk tonen wie God is.

Men riep: ‘We willen God wel eens zien’. Nou, zegt Jezus, kijk maar naar Mij. Wat een uitspraak is dat hè? Nou, zeggen ze, doe dan eens een teken!

Die God ben ik niet, zegt Jezus, je hebt een verkeerd idee van God.

Eén van de ergste dingen waar Jezus doorheen moest was, toen Hij daar zo hing te lijden aan dat kruis. Toen de koortsen door z’n lijf joegen. Hartstikke ziek, bijna dood, en een pijn dat Hij had!

En dan brult iemand, die daaronder staat te kijken naast die onverschillige Romeinse soldaten: “Hij heeft z’n vertrouwen op God gesteld, nou, laat Die hem dan verlossen!” Dat zul je maar te horen krijgen.

Ja, er zijn ook hele vrome vogels die dat hièr durven te zeggen: ‘Je vertrouwt toch zeker wel op God hè?’ Nou, daar ga je al….

Of er komt weer zo’n kwezel met: ‘De Here is er ook nog’.

Je snapt er helemaal niets van, je doet een beroep op mijn schuldgevoel, flauwerd!

Onderscheid van geesten, wat hèb je dat nodig! Zeker in pastorale zorg. Niet zomaar wat roepen hoor! Daar heeft die ander ook niets aan.

Waar is de dood overwonnen? In de hemel! De geestelijke dood is overwonnen! Hoe meer je je dat realiseert, dan realiseer je je ook dat de aardse dood daar een beeld van is, en van mindere kwaliteit, laat ik het zó zeggen, minder impact. Maar de dood is overwonnen in de hemel, in de geest, dus ook in ons. Dat is wat! Daar heeft Jezus voor gezorgd. Want Hij wist wat de dood voor impact heeft op een mens. Dood is afgesneden van het leven. Iemand heeft een schaar gezet in de verbinding tussen God en mens. Dat was een geestelijke dood. Want toen Adam en Eva van die boom aten, vielen ze niet dood om, maar ze hadden gemeenschap met een verkeerde geest en kwamen toen met de dood in kontakt.

Waar gebeuren de grootste wonderen? Niet in de Verenigde Staten of in Nigeria of weet ik wat ze allemaal voor hype op tv laten zien. De grootste wonderen gebeuren in de hemel! Het is een groot wonder dat de dood is overwonnen, zodat mensen verlost worden van hun angst voor de dood. Het is een groot wonder dat je van een tijdelijk mens een eeuwig mens bent geworden. Als dàt geen wonder is, dan weet ik het niet.

Je hebt van Gods Geest gekregen. Het kostbaarste wat er is. God is Geest, en je hebt van Zijn Geest, van Zijn Wezen, gekregen.

Dat is nou de conceptie, het ontvangen.

Je bent niet meer in zonden ontvangen (ha ha….).Dat was nl. een avontuurtje van de vader van David.

In puurheid heb je dat woord ontvangen. Wat een wonder is het dat je geestelijk hebt leren lopen. Eerst aan de hand van iemand en later kun je zelf lopen. Je hebt leren kijken, leren zien. Je ziet veel meer dan wat je op aarde ziet.

Horen! Al die eigenschappen ontwikkelen zich. Wat ik ook een groot wonder vind dat is dat de toekomst nu is!

Er wordt gesproken over de krachten van de toekomende eeuw. Maar die eeuw, periode, dat tijdperk, die is begonnen bij Jezus. Toen is God begonnen met het nieuwe tijdperk van het herstel. En dàt is de toekomende eeuw en daar zit je midden in. Jij beleeft de toekomst; jij beleeft de dingen die jou toekomen. Wat God je geeft dat komt je toe. Er komt ook weleens wat anders op je af, waar je niet om hebt gevraagd. Ellendige dingen. Het punt is: hoe reageer je daarop? Hoe hou je het hoofd boven water, of, als je heel sterk bent: hoe loop je op dat water? Als je dàt kunt, dan mag je ook een keer over de IJssel lopen hoor….. Nou, als dàt het einddoel van je geloof is….., ja, maar je hebt natuurlijk geen zin in natte voeten….
Maar snap je wat ik bedoel? Wat van de rechtvaardige in Openbaring wordt gesproken is dat ze staan op de glazen zee! Dàt staat er in de grondtekst. Ze staan er op! De dingen zijn aan hen onderworpen! Als dat geen wonder is, dan weet ik het niet.

Wat ook een groot wonder is, nu praat ik even voor mezelf, maar dat ik werkelijk word wie ik ben!

Vorige week stond Pé Jonker hier achter en tot mijn grote verrassing zegt ze: ‘Ik ben een gelukkig mens’. Dan heb ik de tranen in de ogen staan, want ze heeft heel wat door-gemaakt samen met Jan. Heel wat meege-maakt en ze is nog niet van alles af, en die staat daar gelukkig te wezen. Zó! Dat vind ik een wonder!

Maar dat je wordt wie je bent! Daar is nog veel over te vertellen, maar dat doe ik wel op de centrale Bijbelstudie, want daar is nog zoveel onzin over en vreemde dingen. Want bij veel mensen is er zoveel verschil in wie ze thuis zijn en hoe ze hier zijn. Hoe je thuis bent of op je werk. De kop die je hier trekt of de kop die je thuis tegen je vrouw trekt. Ik noem maar wat. Maar het gaat om dat verschil. Hemel en aarde  zijn dan ook niet aan elkaar gelijk.

Als je snapt wat ik bedoel. Je speelt een rol, en dat is levensgevaarlijk.                               

Want wie een heel mooie rol van een christen speelt, ontkent eigenlijk zichzelf. Want het is een rol.

Gisteren las ik in de krant een stukje over moeder Theresa. Ik zie dat kromme mensje in die habijt vijftig jaar lang haar uiterste best doen. En waar wordt zij door iedereen in bevestigd?  In haar rol! Ze noemen haar een mystica, dat is ze niet, maar dat zeggen ze. Ze noemen haar ‘moeder barmhartigheid’.

Tjonge jonge. En in één van haar laatste brieven staat dat ze een gigantische worstel-partij in zichzelf heeft, omdat ze dat nl. ontkent. Dat ben ik niet, zegt ze, ik heb mijn twijfels. Ik heb mijn hele leven een rol gespeeld waarin ik bevestigd ben door anderen, en dan moet ik dat volhouden. Maar dat bèn ik niet.

Dan denk ik: ach, m’n kind, waar is dat meisje gebleven? Je bent ergens ingeduwd en dáár word je in geprezen.

Hoe vaak is Jezus niet in een rol geduwd door

anderen, die graag wilden dat Hij zó was. Je kan het aan sommige gebeden nog horen, dat je toch nog geen goede voorstelling hebt van Jezus, en van God.

Je wordt wie je werkelijk bent. En wie je werkelijk bent, daarvan kun je zeggen: ‘dat is een nieuwe naam’. Die past zó bij je wezen. Draag nou die nieuwe naam van jou, de kern van je wezen, eens als een diadeem op je voorhoofd en durf je zo naar Jezus te wandelen? Hij met Zijn diadeem, wie Hij werkelijk is, en niet wat mensen van Hem gemaakt hebben, en jouw diadeem. En die twee ontmoeten elkaar.

Ik vind dat één van de grootste wonderen die er gebeuren. Ik vind er een kleine schaduw van, als Jezus na z’n opstanding, als Hij op dat kerkhof staat, waar ook Maria van Magdala staat, en zij elkaar zien. Ze hield zo verschrikkelijk veel van Hem, en Jezus natuurlijk ook van haar. Daar hebben ze rare verhalen omheen gebouwd, en waarom…?

En welke vergissing maakt Maria dan? Ze dacht dat het de tuinman was.

En waarom vertelt Johannes dat verhaal 50 jaar na dato, die vergissing van Maria van Magdala? Omdat het zo’n prachtige vergissing is. Want het wàs nl. de tuinman. Het oudste beroep van de wereld is tuinman! Hovenier. Want dàt was Adam! Ja toch?

En Maria dacht dat het de hovenier was. Jezus zou kunnen zeggen: ‘Je hebt gelijk, Ik ben de hovenier van het paradijs Gods, de laatste Adam’.

Het allergrootste en mooiste wonder, ook voor mijzelf hoor, daar blijf ik me over verwonderen en verbazen, en ook van genieten, dat iemand jou een geliefde vindt.

Dat kon er bij mij in het begin niet in.

Hoe kan er nou van mij gehouden worden?

Dat komt door je zelfbeeld wat je dan hebt.

Je bent een geliefde! Je hebt geloofd en je hebt het gehoopt, maar, zegt Paulus, het meeste is die liefde, die blijft!

Die liefde van God is duurzaam, het kan iets verduren, het kan een stootje verdragen.

Je bent een geliefde, dus als er nog iemand is die een rol speelt, misschien wel 2 rollen, of een hoofdrol wil spelen, stap dan van het toneel af en stap in de werkelijkheid van Jezus Christus. Hij maakt van jou wie je werkelijk bent!

Dit allemaal en nog meer hebben we te danken aan Jezus, het Lam van God. En zo hebben we ook elkaar aan elkaar te danken.

 

Duurt Sikkens d.d. 2-12-2007

 

 

Uitingen van de Geest (Duurt 6-6-2010)

Uitingen van de Geest

 

Ik ben de laatste tijd bezig met de uitingen van Gods Geest; want God wil zich heel graag uiten door mensen. En ik had het wat nader willen hebben over de hógere gaven van de Geest; want hier zijn heel wat gaven werkzaam hoor.

Maar Paulus zegt: ‘streeft dan naar de hoogste gaven’.

Hoe zit dat dan en waar gaat dat over.

Maar voor het functioneren van die mogelijkheden van God in de mens is er één voorwaarde nodig, en daar wou ik het vanochtend over hebben.

Sommige dingen had ik al uitgewerkt, dus die herhaal ik niet, maar andere dingen zal ik even wat aanstippen. Het zijn wat gedachten n.a.v. 1 Cor. 13.

Een sufgelezen stuk bij bruiloften en inzegeningen. Daar wou ik hier en daar wat bij langs lezen, kijken of er weer wat nieuw leven in kan komen.

1 Cor. 13:1: ‘Al ware het dat ik (Paulus) met de tongen der mensen en der engelen sprak….’

En Paulus sprak in tongen van mensen en engelen. Maar het gaat mij nu om die talen van engelen. Ik heb het wel eens een keer uitgewerkt. Zij verstaan je, het zijn hemelse talen, maar je hebt het dan altijd over de geheimenissen van God. Dus God kan Zijn geheimen met jou delen.

Dus het is heel belangrijk, bij het spreken in die talen: ‘wat dènk je’.

Soms neem ik een gedachte, en die breng ik onder woorden in die hemelse talen; andere keren krijg ik daar antwoord op. En zo worden van lieverlee de geheimenissen van God, de verborgen dingen van Hem, die uiterst kostbaar zijn, jou bekend.

En dan mag jij ze uiten. En dat doe je ook weer in het geheim, nl., die giet je in de vorm van beelden, gelijkenissen, spreuken. Want je wilt ze niet te grabbel gooien. Als je dat tóch doet, ben je het geheim niet waard. Dan kun je het niet bewaren.

Nou, zegt Jezus, en Hij neemt dan geld als voorbeeld, als je al niet met gewoon geld kan omgaan, hoe moet Ik je dan ooit het wáre goede toevertrouwen? Dat kan toch niet? Dat is toch logisch? Ja.

Dus, als je niet liefhebt…, want ze dienen tot opbouw van jou en van de geméénte… Dáárvoor dienen die gaven.

Met natuurlijke gaven bouw je geen gemeente. Wel met gééstelijke gaven!

Maar als ik de liefde niet heb, wat ben ik dan?

Hij zegt hier: ‘schallend koper, een rinkelende cimbaal’. Ik heb het maar vertaald met: ‘druktemaker’, je bent gewoon een druktemaker; een lawaaischopper. Want het gaat nl. niet over jouw liefde, maar over de agapè, dat is Gods liefde. En die heb jij gevoeld en gekregen naar mensen toe. Je gaat ineens van mensen houden. En dát is nou de liefde van God. Die houdt ook van Z’n naaste. Ja.

En God houdt ook van de Thora, de onderwijzing. Daar houdt Hij van. Als iemand kan uitleggen wie Hij is!

Jezus deed niet anders. Dat vindt Hij heerlijk. Dan komen de mensen er eindelijk achter wie Hij is!

God houdt ook van Zijn woning, van Zijn huis. Het is een mooi huis hier.

God houdt ook van vreemdelingen. Ja, Hij is gek op allochtonen. Ja, wie maakt daar nou toch verschil in?

Want hoeveel rassen bestaan er? Eén, het menselijke, en dat is nou alles.

Hij houdt zelfs van vijanden. Niet dat Hij daar vertrouwelijk mee omgaat, maar Hij wendt Zich in vriendschap naar zijn vijand toe. Daarmee bescherm je nl. jezèlf.

En Gods Geest geeft gedachten, maar Hij heeft wel de mond nodig van mensen die die gedachten onder  woorden brengen.

Zodat God Zich verstaanbaar kan maken. Ja, God zoekt monden.

Profeten hebben dat vooral gedaan.

Het is héél belangrijk dat dat ingebed is in de liefde voor de gemeente; want in de gemeente Corinthe knetterden ze tijdens de samenkomst allemaal in tongen door elkaar; en profeteren…..Het was me daar een Poolse landdag zeg! Of een verkiezingsvergadering in Nederland….

Of extatisch in tongen, dat heb ik toevallig eens een keer gezien op tv. Mensen die knoerthard in tongen bidden en zichzelf in extase werken….Waar ben je dan mee bezig?

 

Vers 2: ….’dat ik profetische gaven had, en de geheimenissen en alles wat te weten is, wist’ (dat gaat over de dingen Gods hoor), nou, Paulus wist héél veel. Er zijn hem heel veel geheimenissen toevertrouwd, God kon ze aan hem kwijt.

Het geloof zelfs om ‘bergen te verzetten’. Dan heb je een groot geloof!

Paulus haakt hier in op een voorval dat Jezus een keer zegt: ‘Als je wilt dat die berg weg gaat, (dat stukje moet je eens nalezen) dan staat er, dat die berg zichzèlf verheft!

Jij hoeft geen bergen te verzetten! Nooit meer doen!  Hij moet zich verheffen op het wóórd!  Losmaken en verdwijnen!

Dat doet ie dan omdat jij dat zègt! Kijk, dát is geloof! Geloven in wat je zelf zègt. Dan verplaatst hij zich.

Over geheimenissen ga ik het vandaag niet hebben, over profetie ook een andere keer, wat dat nou eigenlijk precies is. Want Jezus had het er altijd over, altijd had Hij het over de Schriften en de profeten.

Vers 3: ‘….dat ik al wat ik heb tot spijs uitdeelde…’.

Ik heb dat nog nooit gedaan, jullie wel? Nee, maar ik heb wel eens mensen gezien die één appel hebben, en die delen gewoon de laatste appel met jou. Dan denk ik: Zo, daar kan ik heel wat van leren.

Mensen in Griekenland, heb ik gemerkt, hebben die gewoonte. ‘O, wat gezellig’, en ze kennen me helemaal niet.

Ze hadden een paar van die vruchtjes liggen: ‘alsjeblieft’. Ik denk: zo, geweldig hè?

In Nederland krijg je altijd één koekje, en je moet oppassen dat je je vingers snel terugtrekt, want anders zit ie klem in die trommel.

Nou staat er: ‘…al ware het dat ik mijn lichaam gaf om te worden verbrand..’.

Nou, je kent allemaal monniken die zichzelf in de fik steken, en zelfmoord-terroristen. Maar als je niet liefhebt, heeft het geen zin.

Daar heb ik eens over nagedacht, je lichaam geven om te worden verbrand…

Heeft Jezus dat niet gedaan? Jaha, maar dan moet je onder ‘vuur’ verstaan dat Hij overgeleverd is aan de machten der duisternis. Hij is hèt brandoffer geweest voor de vergeving van onze zonden!

Misschien heeft Paulus hier toch aan gedacht, want anders kan ik niet zoveel met die tekst.

Maar dát is een offer geweest! Wat een opoffering! Maar als je je opoffert voor ‘weet ik veel wat’, zonder liefde, ja, wat heb je er dan aan. Ja, dan wil je misschien zèlf een prijs ontvangen of een ridderorde. Ja, het is wat hoor; een brandoffer.

Wat moet Jezus veel van ons gehouden hebben, en nòg, om dát, als ònschuldige, voor ons over te hebben.

Vers 4: ‘De liefde is lankmoedig, goeder-tieren, niet afgunstig, praalt niet, is niet opgeblazen’. Wat de liefde niet is, en voor de rest mag je het zelf ook aanvullen.

De liefde is niet stiekem. Ben jij een stiekemerd? Ja, ik noem er maar één hoor.

Lankmoedig. Dat betekent gewoon: ‘heeft een lange adem’. ‘Moed’ is altijd je inborst, je aard, je gemoed. Lankmoedig, een lange adem, een eindeloos geduld.

Goedertieren. Dat heb ik ook eens uitge-vogeld, dat heeft te maken met glanzen en met een sieraad. Nou, is dát niet mooi? Dat barmhartigheid en goedertierenheid een glanzend sieraad is waarmee je getooid kunt worden? Het is een eigen-schap van God. En wat staat er in één van de psalmen: ‘Die ú kroont met goeder-tierenheid. Dat is de kroon op jouw werk; op Zijn werk, en dat ben jij!

Als we toch allemaal bekend staan als barmhartige en goedertieren mensen, nou, dan ben je toch een schitterende stad!

Daarom bestaat dat nieuwe Jeruzalem uit schitterende edelstenen.

De barmhartigheid en de goedertierenheid stráált er van af. En dat komt omdat er in die stad een licht brandt en dat schijnsel schittert aan alle kanten de hemel in; èn op aarde.

Niet afgunstig.

Ben je nog wel eens jaloers? Het kan in hele kleine dingen hoor, bv. dat je gewoon jaloers bent op iemand, die wat meer aandacht krijgt dan jij. Dan kun jij pruilend in een hoek gaan zitten; niemand ziet me….

Ja, jaloezie kan je hele leven verpesten.

En pralen. Stel dat je praalt, dat is pronken met een gave, die je hebt gekregen van God. En jij loopt er mee te pronken.

Nou, als je dat doet dan werkt ie niet meer. Op hetzelfde moment werkt ie niet meer.

Stel dat er hier iemand binnenkomt die zegt: ‘Ik ben eigenlijk profeet’… Joh, daar is de uitgang! Ja!

Of: ‘Ik ben de grote sprekerd; en ik zie ook heel veel in de geest’….. Joh, laat je behandelen!

Ja, ik vind dat heel erg, pralen en pronken. Dat werkt toch niet? Jij loopt toch niet met Zijn gaven te koop? Dat deed Jezus ook niet.

Je wilt toch niet in het middelpunt van de belangstelling staan? Dat deed Jezus ook niet, Die vluchtte altijd.

En ze wilden Hem koning maken, Hij smeerde hem gauw. Geweldig vind ik dat.

Hij zou zeggen: ‘als je Me eren wilt, eer dan de Vader’. En de Vader eren dat is: Hem bekend maken hoor, en niet loven en prijzen tot je er bij neer valt.

Maar ja, voor pralende en opgeblazen mensen staat er een woord, dat is ‘inflatie’.

Dat betekent letterlijk ‘opblazen’, een opgeblazen figuur. En die loopt altijd weer leeg. Dat is een doordenker.

En inflatie betekent dat de waarde ophoudt. Ja, dat is inflatie.

En dat opgeblazen gedoe kwam heel veel voor in Corinthe. Dat ‘haantjesgedrag’. Ze wilden een belangrijke rol spelen in de gemeente. ‘Hoor mij eens….. Ach, nou, je hebt er niks aan.

Als je nou in plaats van liefde ‘God’ invult, want God is liefde, dan zeg je dus: ‘God is lankmoedig, Hij is goedertieren, nooit jaloers. Hij praalt niet en God blaast Zichzelf ook niet op.

En vul nu eens i.p.v. God ‘jezelf’ in.

Dat je zegt: ‘Ik weet gewoon dat ik lankmoedig ben, ik ben goedertieren, ik ben niet meer jaloers, ik praal niet, ik blaas mezelf niet op’. Dat laatste lijkt me ook zeer verstandig, maar goed. Stel dat je daar nog last van hebt, dat je eer van mensen nodig hebt. Dat heb ik nooit nodig. Ik heb wel bemoediging nodig, maar dat is héél wat anders. Ja, want reken maar dat je tegengewerkt kan worden.

Vers 5: ‘ze kwetst niemands gevoel’.

Nou, dan kun je nog even: ‘je hebt me zo’n pijn gedaan met en….’. Maar dat staat er niet hoor.

En vooral overgevoelige mensen. Stel dat ik rekening moet houden met àlle over-gevoeligheden. Nou, dan kun je me wel inpakken en opsturen hoor.

Je moet iets aan je overgevoeligheid doen. Maar er staat letterlijk: ‘Zij gedraagt zich niet onbeschoft, zij gedraagt zich niet ongemanierd!’. Dát staat er! Ja, je houdt je een beetje aan de omgangsregels. Net iets voor Balkenende. Je gedraagt je niet ongemanierd.

Zij zoekt zichzelf niet.

Dat is ook een doordenker. Letterlijk staat er: ‘zij zoekt niet de dingen van zichzelf’.

Nou, ik vind dat kwaal van tegen-woordig. Wel begrijpelijk dat eigenbelang.

Maar altijd op zoek naar jezelf…, daar zijn cursussen genoeg voor….

Cursus betekent letterlijk, en dat vind ik zó mooi: ‘leergang’. En ‘gang’ komt van gaan, en ‘leren’, dat was voor mij een oog-opener, dat heb ik nooit geweten, terwijl ik mijn hele leven dat gedaan heb (maar ik leer nog steeds hoor), maar ‘leren’ is een spoor uitzetten. Een spoor volgen. Dát is leren! Een spoor volgen dat uitgezet is door een ander. Dat kan een leraar zijn, en de mooiste leraar vind ik Jezus. En dat ik Hem dus volgen kan. Volgen betekent altijd: ‘begrijpen’. Kunt u me volgen?

Maar er zijn zóveel mensen op zoek naar zichzelf. Wel begrijpelijk; niks mis mee.

Maar vinden ze zichzelf? Of blijven ze eeuwig twijfelen. En ik herhaal wat ik de vorige keer gezegd heb: God zoekt Zichzelf niet, Hij zoekt jou! Ja, dát doet God!  En dan gaat het niet in de eerste plaats om de ontplooiing van je aardse, je natuurlijke leven: ‘wat wil ik, volg je hart, doe wat jij goed vindt en allemaal van die uitdrukkingen…’. Het gaat om je hémelse ontwikkeling! Dat je inwendige mens beschenen wordt met dat licht. Want als je hemels ontwikkelt, als je geest zich ontwikkelt…. , en betere handen kan ik me niet voorstellen dan de handen van mijn Maker!

Als er wat kapot is, dan moet ie naar de maker. En ik heb gemerkt dat hoe meer ik bezig ben, ik praat helemaal voor mezelf, met de gedachtenwereld van God, dat mijn persoonlijkheid zich vanzèlf herstelt!

Dáár zit het geheim van het Koninkrijk Gods. Zoek die dingen, zegt Jezus, de rest komt vanzelf. Het klopt! Ja!

Wie bezig is met deze dingen wordt vanzelf zichzelf! Een beter mens, een goed mens.

Dat doet je persoonlijkheid zó goed. Ja!

Dan word je niet verbitterd. Ken je dat?

Chagrijnig, narrig, iemand heeft een rare opmerking gemaakt….

De kunst is niet dat die ander die rare opmerking heeft gemaakt; de kunst is: kun jij er tegen? Dát is het punt! Leren we dat?

Ja, je kan snel geïrriteerd zijn hoor.

Sommigen irriteren zich gewoon aan mij om mezelf. De manier waarop ik praat of zo, of gewoon mijn gezicht. Dat vinden ze irritant. Dan denk ik: wat is er dan irritant aan?  Nou, dan komt er een lijst.

Als ik me aan zou passen, was ik mezelf niet meer.

Of snel beledigd. Als je geprovoceerd wordt, hoef je je niet te laten provoceren. Jezus is om de haverklap geprovoceerd; zelfs aan het kruis: ‘Kom er dan af als je kan!’ Ja, allemaal provocaties om Hem uit de tent Gods te lokken. Snap je wat ik bedoel?

Hij is zó vaak uitgescholden. Laatst zei Gusta nog: ‘Er is geen enkele reden, ik ben hartstikke onschuldig, en zonder reden hebben ze me gehaat’.

Ja, dat komt omdat God gehaat wordt door de boze, en hij ziet dat God in jou woont. En dat wil hij niet.

‘Niet verbitterd’. Sommigen zijn nòg verbitterd over iets wat veertig jaar geleden gebeurd is. Nou, doe d’r wat an! Het gaat om jou!

‘Zij rekent het kwaad niet toe’.

Dat heb ik al eens uitgelegd, maar ik vond wel een mooie Duitse vertaling, daar stond:  “Trägt nichts böses nach”. Hij draagt niks kwaads jou ná!

Stel dat Theo een keer wat raars heeft uitgevreten. Het is vergeven en vergeten, en ik draag het hem nog steeds ná….

Dan hou ik niet van hem. Zo simpel is het.

Wat onthoud je van een mens? Onthoud je zijn verleden, dan onthoud jij jezelf je toekomst. Dat is een woordspeling.

Reken het kwaad niet toe.

Vers 6: ‘Zij is niet blij over onge-rechtigheid’.

Nou, als je de volle-evangelie-tamtam hoort roffelen in Nederland…., dan denk ik:

‘Sjonge jonge, wat vertellen jullie mekaar?’

Ze komen nooit meer bij mij hoor. Ze hebben twee keer hun neus gestoten: ‘Heb je het al gehoord….? ‘Wat?’

En dan kwam er een raar verhaal los over iemand die ik dan kende.

Ik zei: ‘Nou, wat moet ik hiermee?’

En later kwamen ze nog een keer. En ik zei weer: ‘Wat moet ik met die informatie?’

Ze bellen me nu nooit meer op omdat je een dominosteen bent die dwars staat.

Tjonge jonge.

’Niet blij met de ongerechtigheid, Je  bent blij met de wáárheid!’

En wat is dat nou? Daar kun je eindeloos over filosoferen. Ik heb gemerkt dat ik mijzelf niet kan vrij denken, anders was ik wel vrijdenker geworden. Ik kan mijzelf niet vrij denken, dat is me nooit gelukt. Hoe ik het ook geprobeerd heb hoor, in mijn puberteit zéker. Ik raakte nl. steeds vaster.

En wat gebeurt er? Wij zijn vrij gemáákt! Door een ànder! Dáárom heet ie ‘Verlosser!’

Stel dat je met zèlfverlossing bezig bent, Nou, dan kun je nog effe!

En Jezus zegt: ‘waarom laat jij je niet over je ontfermen? Ik wil je graag vrij máken’. Want wie door de Zoon is vrijgemaakt, die is wáárlijk vrij! Hij heeft mij losgekocht van de boze. Dat is Zijn werk! Hij heeft me alle zonden vergeven.

Hij heeft mij losgemaakt van de dood en ook losgemaakt van de slavernij om maar eh…, heel hard voor de Heer te werken en zo……

Hij heeft mij losgemaakt. Daar zit het geheim. Ja. Losmaken, dat doet die Ander, en sinds die tijd ben ik los, ben ik vrij.

En die weg van die vrijheid, die ontwikkelt zich. Dat is mooi hoor. Je blijft leren. Dat is zo’n prachtige ontdekkingstocht.

Trouwens, hoe is het met je eigen weer-baarheid, geestelijk? Hoe is het met je incasseringsvermogen, Sikkens? Ik zal mezelf die vraag maar stellen, anders lijkt het zo raar.

Hoe lang zijn je tenen, Sikkens?

Die vragen mag je jezelf best stellen. Hoe weerbaar ben ik? Waarom kon Jezus overal tegen? Hij was eigenlijk niet te beledigen. Hij hoorde ze wel. Dat zijn dus geheimen.

‘Blij met de waarheid’.

Trouwens, ben je ook blij met de waarheid over jouzèlf?

En denk dan niet aan rottige dingen, maar wat God vindt van jou! Dáár word je blij van. Dan ben je blij met de waarheid over jezelf.

Ja, het is allemaal een beetje plastisch als ik het zo zeg, maar stel dat ik aan God vraag: ‘Hoe is het met Herman?’ en Hij steekt zijn duim op. Dan word je toch hartstikke blij met zo’n waarheid?

Ik stel het maar plastisch voor hoor.

Ben jij betrouwbaar? Zijn mensen veilig bij jou, met hun verhaal? Ben je eerlijk? Altijd? Hartstikke eerlijk, ook naar jezelf toe? Dan kunnen ze van jou op aan.

Vers 7: ‘Alles bedekt ze’.

Nou, dat hebben we al uitgelegd. Daar staat het woord stego, afgeleid van het woord stegos, en dat betekent ‘dak’.

Dus de liefde geeft mensen onderdak.

Ze zijn veilig bij jou, het dak van de liefde.

Mooi hè?

‘Alles gelooft ze’.

Wàt alles….., want ik geloof niet alles.

Nee, de liefde gelooft alles wat Gòd zegt! Ja, daar heb je het diepste vertrouwen in. En ook ‘hopen’. Dan dus….zou ik haast zeggen, ‘verdraagt ze alles’.

Maar God gelooft het óók. En Hij hoopt óók.

Al sinds de schepping hoopt Hij en gelooft Hij in de mens; dat dat uiteindelijk z’n prachtige partner wordt. Ja. Dus het gaat erom dat wij gaan geloven wat God gelooft en ook hopen wat God hoopt. Dan kun je het verdragen. Wàt er ook tegen je gezegd wordt. Die hoop en verwachting is zó sterk, want het gaat tegen alle ellende van tegenwoordig in.

Mensen zien het haast als hopeloos, dat kan ik me ook goed voorstellen.

Jezus zegt ook: ‘Er komt radeloze angst onder alle volkeren’. Nou dat zijn er nogal wat. Hoe blijf ik overeind?

Jullie kennen de uitdrukking van Jezus: ‘Blijf in Mij, gelijk Ik in u’.

Nou, ik heb hem maar iets langer gemaakt: ‘Blijf in Mij geloven zoals Ik ook in jullie geloof’. Hoe vind je dat?

Dan wordt het helder hè?

Vers 8: ‘De liefde vergaat nimmermeer’.

Daar staat letterlijk: ‘valt niet’. Hoe vind je dat? Het valt niet om.

Gods liefde houdt jou overeind. Dan ben je er uit hè? De liefde van God, wát voor verdriet je ook hebt, wat je ook tegenzit. De liefde van God, werkzaam in je broers en zussen. Niet een verre ster die ergens op je staat te wachten in donkere nachten, nee, het gaat om je broers en zusters om je heen.

Als er staat dat God jou omringt met liefde, dan zit dat in die broers en zusters die om jou heen staan. Dan omringt Hij jou daar-mee met die liefde. En dan val je niet!

En àls je valt, vangen ze je nóg op! Dan geven ze je rust. Dat gaat ver hoor.

Ze hebben zóveel barmhartigheid in zich. En in die liefde houd je mekaar ook overeind.

Maar ja, doe-het-zelvers ontzeggen zichzelf erg veel.

Individualisme is een ramp voor je geestelijke welzijn. Met een lichaam, nou, wat heb ik aan een losse hand….Ja, dan ligt ie daar, het heeft geen functie. Of een losse pols….

Vers 8: ‘Profetieën zullen afgedaan hebben’.

Ja, dat is logisch. Als profetieën vervuld zijn, zijn ze niet meer nodig. Waar of niet?

‘Tongen, ze zullen verstommen’.

Die dienen tot opbouw van jezelf en van de gemeente. Nou, als je totaal opge-bouwd bènt, dan hoeft dat niet meer.

Dan hoeven de geheimenissen niet meer gedeeld en geopenbaard te worden.

Hetzelfde geldt voor de kennis.

Als de kennis een keer vervuld is, ja, dan ben je vol van kennis. Dan hoef je het niet meer te verzamelen.

Al die dingen zijn ingebed in de liefde. Al die dingen waarnaar jij strééft. Want in vers 9 staat: ‘onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren’. Eigenlijk staat er: het is ‘stukwerk’, deels.

Een profetie, ja, de kern heb je meestal wel door, maar de manier waarop het gebracht wordt….

Onze kennis is nog echt niet volwassen. En onvolkomen is ook ons profeteren.

Vers 10: ‘Doch als het volwassene komt….’, (ik hou niet van het woord volmaakt, dan ga ik over m’n nek), maar als het volwassene komt, dan is het onvolwassene afgelopen.

Ja, dat is logisch. Dat geldt voor elk kind.

Prachtig zoals een kind opgroeit, en als het volwassen is, ja, dan is het kinderlijke weg.

Tenminste….., ik hoop dat een heleboel mensen nog echt kinderlijk blijven. Ja, dat hoop ik echt hoor.

Want soms merk ik wel eens dat ik vijf ben, en dan weer vijftien, en dan weer vijfhonderd…..Maar goed.

Maar het is zo logisch dat, als het volwassene er is, dat dan de rest gewoon achter de rug ligt.

En als we volwassen zijn, en nou komt er een geheim los, dan is de Christus dus in ons tot wasdom gekomen. Ander woord voor de aanwezigheid van Christus totaal in ons.

Wie weet het Griekse woord daarvoor? We hebben het daar zo vaak over gehad. Ja, dat is de parousia.

Dus als de mensen…, ik zeg het heel voorzichtig, ooit een keer zeggen: ‘dat Koninkrijk, komt dat nou nog es, wordt dat nog wat?’ Of: ‘wanneer komt de Christus terug?’ Daar zijn fantastische boeken over geschreven. En op een gegeven moment dùrf je te zeggen: ‘Als je het gelooft, Hij is al terug’. Moet je eens kijken wat je dán naar je hoofd krijgt. Maar zó doet God het.

In doodgewone mensen.

Net als bij Jezus, die timmerman uit Nazareth, komt de Christus openbaar. En dàt is nou die wederkomst. Dit is een verkeerd vertaald woord, Het is ‘aanwezigheid’ en ‘komende’.

Vers 11. Daar heb ik al eerder een hele preek over gehouden

Daar staat gewoon: ‘Toen ik een kind was (niet sprekend betekent dat), er staat eigenlijk: brabbelde ik als een kind’.

(Elk kind brabbelt toch?) ‘..en voelde ik als een kind en overlegde ik als een kind. En als ik een man (er staat niet nu), er staat in het Grieks ‘als. En als ik een man ben geworden, dan heb ik natuurlijk afgelegd wat kinderlijk is’. Ja.

Kinderlijk is niet negatief!  Als je nooit echt kind bent geweest, hoe moet je dan ooit volwassen worden. Dus daarom is die wedergeboorte zo’n prachtige uitvinding.

Vers 12: …’want nu zien we nog ‘door’ (er staat letterlijk IN), een spiegel (daar heb ik ook al eens over gesproken)…in raadselen’, (er staat einigma, ons woord ‘enigma’, dat kun je ook vertalen met spreuken, met gelijkenissen, met raadsels of beelden.

Eigenlijk zijn dat bedekte termen. En dat deed Jezus; Hij sprak altijd in bedekte termen. Want de geheimenissen zijn voor Zijn volgelingen; de bedekte termen voor wie het niet wil verstaan.

En dan ook nog even ‘zien van aangezicht tot aangezicht’.

Dat vind ik zo’n ontroerende uitdrukking, want mensen die van elkaar houden, kijken mekaar aan. Die kijken mekaar diep in de ogen. Mooi hoor. Dat is zó mooi!

Daar staat achter: ‘Nu kèn ik onvolkomen’. Dus zien heeft te maken met kennen. En als je iemand wilt leren kennen, dan moet je er maar veel naar kijken. En in die ogen kijken…en wat denk je….en vertel me…., ik wil bij je zijn. Ik wil je leren kennen.

Ik heb wel eens gedacht: ik wou dat ik een paar duizend jaar met Mariet getrouwd was; dan leer je iemand véél beter kennen. Want het is nu gedeeltelijk.

‘en dan zal ik ten volle kennen, en nou komt het: zoals ik zelf gekend bèn’.

Dus in welke mate heb jij jezelf láten kennen! Daar hangt nl. vanaf of je God leert kennen. Dat is wederzijds, dat is altijd zo bij geliefden. Je houdt niets voor mekaar verborgen. Ja, onverbrekelijk bij elkaar.

Vers 13: ‘Geloof, hoop en liefde, de ‘meeste’  daarvan is de liefde’.

De ‘meeste’, ja, er staat ook wel het ‘grootst’, anderen vertalen het weer niet met overtreffende trap, maar het is eigenlijk altijd het meerdere. Groots kan ook nog. Kijk, dat geloof wordt een keer helemaal zichtbaar, wat je geloofd hebt.

Hoop wordt een keer helemaal verwezenlijkt, en dàn is het er.

Dus, die liefde blijft! God is liefde, God blijft ook!

En de laatste tekst, dat is van het volgende hoofdstuk vers 1, en dan alleen het eerste stukje:

‘Jaagt de liefde na èn streef naar de gaven des Geestes’. Daar staat duidelijk èn-èn. Je mag ze nóóit scheiden.

Ik heb wel lief…., en die uitingen van God dan?…. Jaaa, daar kunnen we wel zonder, maar we hebben wèl lief….

Of alleen maar jakkeren naar allerlei gaven, zonder dat je van mensen houdt. Waar leidt dat toe, dat is alleen maar chaos.

Zelfs de Statenvertaling houdt zich aan de originele vertaling. Het is èn-èn.

In vers 1 staat: ‘Al had ik al die gaven, èn de liefde niet’…, met het accent op dat èn. Ja, een combinatie. Het is niet of-of, het is èn-èn.

Ze horen onverbrekelijk bij mekaar.

 

Ik wil nog even een beeld vertellen dat ik deze week kreeg.

Ik zag een beetje een parkachtig bos, gewoon een mooi landschap; maar daarbinnen was één groot stuk zand. En als je goed keek dan zag je dat daar vroeger een beek gelopen had. Je zag nog iets van een oever, wat strepen in dat zand waar ‘t water langs gevloeid had. Maar het gras op de oever was dood. En de struiken waren ook hartstikke dood.

Er lagen wat stenen, dooie takken. Tja.

En toen kwam er iemand aanlopen, stroomopwaarts, voor zover dat nog kon. Maar goed, hij ging tegen de richting in. En hij liep daar, schoof eens een steen aan de kant en gooide eens een tak weg. Hij keek eens om zich heen en ging steeds verder terug naar waar vermoedelijk de bron was van een beek, die daar ooit gestroomd heeft. En daar liggen ook weer takken en dooie struiken, zelfs een doornstruik en een paar stenen. En hij verwijdert ze allemaal en begint met zijn hand daar wat in te graven; en het zand wordt wat vochtiger, en hij graaft nog weer wat dieper, en inderdaad, er komt een heel klein beetje water naar boven. Een stroompje van niks. Als een lekkende kraan.

En toen hield het beeld gewoon op.

En de gedachte daarbij is natuurlijk wel duidelijk: mens, jij bent vroeger een beek geweest. Je stroomde. De oevers waren groen. Er groeiden struiken. Het was een beekje. Ja. En het danste zelfs over de stenen heen en die lagen niet in de weg.

Maar door allerlei gebeurtenissen is alles stil komen te staan. De dooie takken, de doornstruiken, de beledigingen die je te horen hebt gekregen. Je ervaringen, je bent misschien verbitterd, weet ik veel. Maar de stroom is niet meer te herkennen. En ik raad je aan om weer te gaan graven naar het oerbegin. Want het woord oor-sprong heeft een prachtige bij-betekenis, het betekent nl. letterlijk oerbron. Water. Daar hebben ze het in alle godsdiensten over, dus er is wel iets blijven hangen in het collectieve onderbewuste, maar de oerbron, dat is God zelf.

Ga eens graven. Zoek het weer op, verwijder de rotzooi die er omheen ligt en zoek het originele begin. Dan kun je weer gaan stromen. Laat maar rustig komen, dan kun je weer een vruchtbaar leven leiden. Want God heeft water nodig.

En toen schoot mij een prachtige tekst te binnen uit Psalm 46. Daar staat: een rivier, haar beken, haar stromen, verheugen de stad Gods.

Al die stroompjes hier, die verheugen de stad Gods. Dat zijn wij ook.

Al die bronnen. Iedereen heeft zijn eigen bron. Is zelfs een bron.

Dan staat er ook: God is in haar midden.

Daar heb je hem. Dat is al dat water.

En God zal haar helpen bij het aanbreken van de morgen. Dat is een ander verhaal, maar dat gaat over de openbaring van de Christus. Daar heb je het nou.

We zijn met zulke mooie dingen bezig, en als er wat opgedroogd is in je bestaan, er komt geen water meer uit je, zoek het eens weer op, graaf maar effe. Moet jij eens kijken wat er gebeurt als dàt weer gaat stromen. Het is de bron van je bestaan. Mooi hoor. Dat geldt voor alle treurenden. Dan ben je tenminste bezig met de dingen van Gòd.

 

Duurt Sikkens d.d. 06-06-2010

 

 

Tweede brief van Johannes (Duurt 11-7-2010)

Tweede brief van Johannes

 

Ik wil graag eerst een beeld voorlezen plus wat woorden, omdat ik denk dat dat actueel blijft.

Het is een visioen uit 1993.

“Ik zag boven een donker wolkendek dat de aarde bedekte, zoals je soms wel eens op foto’s ziet vanuit een vliegtuig. Een enorm wolkendek. Daarboven zweefde een prachtige grote ballon met een mand er onder, en een heleboel schitterende kleuren. Het had ook geen ballast meer, dat was weg. En de zon scheen op die ballon zodat ie ook dat licht weerkaatste.

Een hele heldere glans. En hij zweefde daar in alle rust en stilte. Precies op de richting van de wind waarheen hij hem blies.

Een groot toonbeeld van doelgerichtheid, van vrede en rust; daar hoog boven die donkere wolken.

En toen, héél langzaam, het was nauwelijks merkbaar met het oog, zakte die ballon wat naar beneden. En het eerste wat door het wolkendek slierde, dat was dat mandje. Dat kwam een beetje in de mist te hangen. Maar het zakte verder, steeds verder, tot het zelfs helemaal in de wolken verdween, en een poos later kwam het daar weer onderuit, en de aarde kwam in zicht. Het zichtbare kwam weer in beeld”.

Later heb ik wat uitleg gevraagd, want ik snapte er een heleboel wèl van, maar één ding niet.

En toen ineens kon ik in het mandje kijken, en daarin lag iemand te slapen. Hij sliep alleen maar, verder niks.

En toen kwam het mooie, er was een advies bij, één advies.

In die ballon zit een brander, dat ken je wel hè? En het enige advies was: wordt wakker, haal die hendel over, meer vraag ik niet van je. Als dan die brander weer begint, stijgt de ballon vanzelf, dat gaat echt vanzelf, meer moeite kost het niet.

Daar horen wat gedachten bij.

Je wilt iets omdat je liefde is gewekt. Die tekst die iemand noemde: Hij bewerkt het willen en het werken in je.

‘Willen’ betekent: verlangen. Dingen kunnen een verlangen oproepen. Ik vind ‘verlangen’ een veel mooier woord dan ‘willen’.

En wanneer wòrdt je liefde gewekt? Je merkt gewoon hoe lief God jou heeft, en dàt is de liefde die er bij jou ook úitkomt; de liefde naar alle mensen.

Er staat dus niet: werk je uit de naad. Het enige wat Jezus vraagt, is: ‘heb lief’. Zó eenvoudig is het nou.

Je bent van God gaan houden omdat Hij zo vreselijk veel van jou houdt. Daar horen nog wat gedachten bij.

Zak niet weg naar de aarde, want dan ben je echt bezig met de problemen van alledag; maar die los je wèl op als je hoog bent. Als je wilt vernieuwen, dan gebeurt dat alleen door nieuw te gaan denken.

Toen zag ik drie sferen.

Er waren mensen bezig op de aarde; er waren mensen bezig ‘tussen’ hemel en aarde, èn er waren mensen bezig in de hemel. Drie sferen.

Dat gold voor ons als gemeente. Dat is in 1993 gezegd.

Degenen die op aarde bezig zijn, die slapen. Degenen die tussen hemel en aarde bezig zijn, die sluimeren. En die in de hemel bezig zijn, die zijn wakker.

En jullie liefde is Mij bekend, daar ben Ik heel gelukkig mee, maar Ik vraag jullie om boven de wereld, die in het duister ligt, te gaan staan. Ook boven de schemer-toestand.

Ik bedoel: verdiep je niet eindeloos in de problemen van de mensen van de aarde, want waarin verschil je anders?

En ook niet in de gedachtenspinsels van de boze. Maar blijf alstublieft in het licht. Blijf in de zon, Mijn genadelicht, en hou de hoop, dat is die brander, brandende.

Daar hebben we een poos geleden ook een beeld over gehad: dat de hóóp wordt aangeblazen. En dat is Gods hoop; dat de Christus…., dat ontroert me altijd zo, waar Hij z’n hele leven al naar uitkijkt, dat de Christus in je wàkker wordt en tot ontwikkeling komt. Want je wordt gevormd door de Geest hoor! Gods Geest!

Daar heeft God z’n hele hoop op gesteld.

Blijf in Mijn gedachtenwereld, dàn zul je zien, dan begin je op je Vader te lijken, want Hij zal niet toelaten dat jouw voet wankelt. Jouw bewaarder zal niet sluimeren. De bewaarder Israëls sluimert noch slaapt. Want wat heb je aan een herder die slaapt. Hij doet dat niet, Hij blijft wakker.

Ik vond  dit zó aktueel dat ik dacht: ik lees het nog een keer voor. Want dáár gaat het uiteindelijk om.

Nou, dan heb ik nog een stukje. Ik wil vandaag een héle brief behandelen.

Het is het kortste briefje van het nieuwe testament, het tweede van Johannes.

Daar hoor je nooit iemand over spreken.

Ik ga gewoon wat proberen uit te leggen.

2 Joh. 1:1. Daar staat ‘de oudste’. Dat wordt ook wel vertaald met ‘ouderling’.

Daar staat: ‘presbyter’. Dat woord ken je waarschijnlijk niet, maar het is ons woord ‘priester’. Gewoon een priester.

En Johannes bedoelde zichzelf hiermee. Het is meestal iemand die vooraan loopt.

En dan iets heel merkwaardigs. Hij schrijft een briefje aan een uitverkoren vrouw en haar kinderen.

Nou, daar is over gedubd, wie mag dat mens wel niet wezen? Is dat z’n eigen vrouw, heeft hij een LAT-relatie met een ander?

Daar staat nl. een heel merkwaardig woord. Het Griekse woord voor onze Heer, Jezus, is Curios. Dat ken je allemaal wel, want iedereen zingt met Kerst Kyrie eleis, nou, dan staat er: ‘Heer, ontferm U’. Dat betekent heer. Maar wat is nou het vrouwelijke van heer?

Eigenlijk staat er: ‘heerin’; er staat ‘kyria’, dat is gek? Maar het woord heerin bestaat in onze taal niet, dus ze hebben gewoon gezet ‘vrouw’. Andere vertalingen zetten daar nog een ‘e’ achter, dat vind ik ook mooier, ‘vrouwe’. Daar zit iets van adel in. Maar ‘kyria’ zette mij wel even aan het denken, want ik ken nòg een woord, wat niet bestaat, en ook voor vrouw gebruikt wordt. Maar dan moeten we helemaal terug naar het begin. Want toen Adam z’n ogen opsloeg en zei: kijk nou eens…, toen stond daar een wezen voor hem, waarin hij zichzelf helemaal herkende, en hij noemde haar ‘mannin’. Nou, ik heb het nog nooit tegen mijn Marietje gezegd: ‘mogge mannin’. Dat kàn toch niet? Maar ik vond de overeenkomst zo prachtig, omdat de vrouw bij de man hoort waar ze uit genomen is, daarom horen ze ook bij mekaar.

Déze vrouw is een beeld van de gemeente. Haar kinderen zijn de gemeenteleden. En dáárom gebruikt Johannes dat woord ‘kyria’.

Want reken maar dat Johannes het Oude Testament door en door kende. Hij wist altijd waarover hij schreef.

Ja, de geestelijke vrouw van Jezus, nu, dat is de gemeente. En de kinderen zijn de gemeenteleden.

En bij die vrouw uit Openbaring 12, in haar baringsproces, wordt de man nooit genoemd, maar ze is wel bevrucht; en ze draagt dat geheim in zich, wat een keer openbaar komt.

Johannes schrijft ook een keer: Thans is het nog niet geopenbaard wat we zijn zullen. Maar als het nog niet geopenbaard is, is het wèl aanwezig. Het zit in het verborgene. Maar het is nog niet geopenbaard. Goed onthouden, want dan blijft de hoop in je wakker.

Hier staat ook: die de waarheid hebben leren kennen.

Eén notitie: ‘de waarheid leren kennen’. Daar kun je over filosoferen, maar als je nou eens even zegt dat de waarheid niet ‘iets’ is maar ‘iemand’. Want Jezus zegt: Ik ben dé Waarheid! De waarheid is in Mij vlees geworden; in Mijn menselijke bestaan zie je de werkelijkheid van God. Dan zie je de w e r k e l i j k e  God!

Want waarheid betekent ook werkelijkheid!

‘Ik wil God wel eens zien…’. Nou, zou Jezus zeggen: ‘kijk maar naar Mij’. Dat is wat?

En er staat ook ‘leren’. Ik heb de vorige keer al uitgelegd dat leren in het Nederlands zo’n schitterend woord is. Want het betekent nl. van origine: ‘een spoor volgen’. En dat spoor is uitgezet door Iemand die het weet. Het is vaak weer ondergesneeuwd. Er is van alles overheen gegooid, maar wij volgen dat spoor, steeds maar zoekend. En al kronkelt het nog zo, wat geeft dat? Als het maar het goede spoor is! Want Jezus had ook hindernissen op Z’n weg. Héél veel!

Dus we hebben de waarheid leren kennen. Dát is nou een leergang. Ja, een mooie cursus.

Vers 2: …om der waarheid wil, die in ons blijft en met ons zijn zal tot in eeuwigheid: (dubbele punt!) Nou komt het, en wat zegt hij?

Vers 3: Genade, barmhartigheid en vrede is altijd met jou àls je dat spoor volgt.

Ze volgen jouw genade, waarheid en barmhartigheid.

Dat heeft gestalte in jou, in jouw vlees.

Ze zullen toch van jou zeggen, wat ze altijd tegen Maria zeggen: ’vol van genade?’ Ja, zó zul je toch bekend staan.

Hoe stond Dientje ook nog bekend, die overleden is? O ja, Dientje stond in het kamp bekend als barmhartig. Zo zul je bekènd staan. Wat een meid hè? Dat raakt me diep.

Je bent zelf zó afhankelijk van Gods genade, en dat is heerlijk. Er is geen fijner leven dan afhankelijk te zijn van de genade van iemand. Dan moet je eens kijken wat je dan allemaal krijgt. Dan bèn je ook genadig. Dan heb je niet direct je woordje klaar over een ander. Wat jij er van vindt en zo….

Ik vind barmhartigheid de kostelijkste eigenschap voor een vernieuwde schepping.

Iemand gaf me gisteren zó’n dik boek met de mededeling: ‘dat moet je eens lezen’. Er zijn altijd van die  mensen die vinden dat jij dat moet lezen.

Het was van Karen Armstrong, over allerlei godsdiensten en zo…. Ik denk: nou, dat doe ik niet, ik word daar een beetje niet goed van.

Ik bladerde het even door en ik denk: laat ik eens kijken met welke zin zij stopt in dat dikke boek. En wat stond er? Dat ze de kern van een heleboel godsdiensten wel prachtig vond: ‘het mededogen’. Ik denk: zó, ik heb het boek uit.

Ja, als je nou toch vòl van mededogen bent, wat ben jij dan een mooi mens.

Vers 4: Het heeft mij zeer verblijd, dat ik onder uw kinderen gevonden heb, die in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod van de Vader hebben ontvangen.

Het woord ‘gebod’ heb ik wel eens uitgelegd, het betekent letterlijk, in onze betekenis althans: ‘een bekendmaking’.

Hij heeft  u bekend gemaakt, o mens, al wat goed is…etc. Dat is eigenlijk het woord ‘gebod’.

Dan gaat dat hele wettische, je mòt het, die dwang, er helemaal af. Het is een aanrader. Ik maak je bekend!

Daarom vind ik het werk van Jezus zo schitterend omdat Hij de Vader heeft bekend gemaakt! De Vader was onbe-kend. Ze wisten niet wie Hij was. Ze

wisten ook niet wat ze aan Hem hadden. En vandaag aan de dag is dat ook zo.

Wat heeft God al een hoop etiketten gekregen. Hij moet inmiddels volgeplakt zijn. ‘Dat ben Ik niet!!!’

Allemaal andere goden voor Mijn aangezicht…, haal ze eens weg! Dan komt God Zelf in zicht.

Maak Hem maar bekend! De grote onbekende. Ja, en dàt mogen wij doen!

En hoe doe je dat? Nou, je kan er van vertellen, maar het blijkt vooral uit je handelingen. Want reken maar dat de Handelingen der Apostelen nog làng niet zijn voltooid. Dat boek gáát maar verder, ja, door ons.

En dàt bedoelt Johannes nou als hij zegt: ‘wandel in de waarheid’. Dat is zo mooi.

De werkelijkheid van God openbaren blijkt uit wat je doet; ook uit wat je nálaat. Dat is óók heel wezenlijk. Waar kies je voor?

Vers 5: Nu vraag ik u, vrouwe, (hier staat het, mooi hè?), niet alsof ik u een nieuw gebod zou schrijven,(kom nou, zegt hij, je weet het best) maar hetgeen wij van den beginne gehad hebben, dat wij elkander liefhebben.

Nou kun je dat natuurlijk op een aardse liefde laten slaan, maar het kan natuurlijk ook op een hemelse: ‘we hebben samen iets’: wat we gehad hebben, wat we hebben.

Als Mariet en ik wat hebben, dat is dan negatief, maar dan grijpen we altijd weer terug op wat we hadden: die eerste liefde.

Daar begint het altijd mee, dat is het uitgangspunt. Je komt altijd weer bij mekaar als je het begin opzoekt.

Daarom begint God ook altijd met een begin! Hij zegt: ‘ga eens terug naar het begin man! Weet je nog…? Ach ja, dat weet ik nog…., die eerste liefde.

Weet je nog wat er door jou heenging toen je merkte dat Ik van je ging houden? Want dàt is de eerste liefde. De liefde van God voor de mens!

Goh, bent U verliefd op me? Ja! Op mij? Ja! Mag ik daar even over doordenken?

Ik kon mij als puber  nooit voorstellen dat iemand verliefd werd op mij. Nee. Dat heeft wel met je opvoeding te maken, maar ik heb wel gemerkt dat liefde geneest! Daar gaat een genezende werking van uit. Vooral in relaties.

Een begin, daar moet je even over doordenken. In den beginne…

Een hoop mensen verbinden het woord ‘begin’ met ‘tijd’. Daar is niks mis mee.

Want bij een begin heb je ook altijd de afloop. Ik hou niet zo van het woord ‘einde’, maar waar het naar tóe gaat; wat het wordt!

Ik hou ook niet van, laten we zeggen: de eindtijd, de eindstrijd, het zàl allemaal wel, dat geloof ik ook wel, maar het is alsof het daarmee ophoudt!  Het is juist het begin van de heerlijkheid Gods. Het woord ‘einde’ in het Grieks betekent ook cirkel, dan gaat de cirkel weer rond; wat God begonnen is, dat maakt Hij helemaal af!

In de Italiaanse bijbel staan voor ‘begin’: ‘in principio’. Dat is beginsel, dat is levend.

Wat wij van de beginne gehad hebben.

En je moet ook rekenen, wat is het begin?

Jezus zegt het ergens: ‘Ik bèn het!’ Maar Gòd is begonnen, met Hèm! Want God hééft geen begin, en ook geen eind, want Hij is eeuwig. Maar Hij is wel met een wèrk begonnen.

Het eerste werk was de gedachte aan een partner. ‘Het is niet goed dat Ik alleen ben’. Dus dit was het beginsel. Ja, Jezus is het begin van Gods werk, Gods handelen.

Vers 7: Want…(er is altijd iets met ‘want’, zo van: hoe zit dat nou toch, waarom gebruikt Johannes hier nou het woordje ‘want’?)..we hebben elkaar lief vanaf het begin, hou die liefde vast, blijf van elkaar houden. Niet op een aardse manier, want dat is eindig, dat voldoet niet, laat ik het zó zeggen. Maar die hemelse liefde, wat God voor je voelt, als we dat voor elkaar blijven voelen, nou, dan krijg je een grote weerbaarheid hoor.

Er staat: Want er zijn een hoop misleiders uitgegaan in de wereld…

Johannes wijst daar nog wel eens op in z’n brieven. Jezus doet dat Zelf ook.

Misleiders. Ze noemen zich leiders, maar het gaat mis. Ze laten je niet het spoor volgen, ze doen je van het spoor àfwijken.

Er staat in het Grieks een woord ‘planau’, daar is ons woord ‘planeet’ ook van gemaakt, vandaar dat ze het woord ‘misleider’ ook wel vertaald hebben met ‘dwaalster’ en ‘dwaallicht’.

Ze noemen zich wel een ster; ze noemen zich wel een licht, maar het is niet het echte licht; niet het waarachtige licht. Het zijn van die rond zwervende sprekers.

Het woord ‘planau’ betekent letterlijk ‘zwerven’. En er is een Duitse vertaling die het gewoon vertaald met ‘zwerver’. Je hebt van die zwervers.

Het kan ook vertaald worden met rond- spoken. Je hebt van die figuren.

Van die rondtrekkende dwaalleraren, die een hoop volk trekken. En ze doen misschien ook wel wonderen en tekenen. Ga je er naar toe?

Er zijn zóveel misleiders. Ze brengen je op een dwaalspoor, en dan raak jij het spoor bijster. Of je òntspoort, om een trein als beeld aan te houden.

Het spoor vasthouden. Soms aarzel je heel lang, nou, wat geeft dat? Blijf maar wachten totdat je het goeie spoor weer hebt.

Je pakt nog eens een kaart, je pakt nog eens een kompas. Je overlegt: ‘nou, laten we die kant maar uitgaan, als het niet helemaal zeker is, dan kunnen we altijd nog weer terug naar waar we nog goed zaten en dan zoek je weer een nieuwe richting op.

Het is een zoektocht, want we hebben een tegenstander. Ja! En wat belijden die nou? Wat zeggen die kerels? Of vrouwen? Meestal zijn het kerels. Ja, dwaalsterren, dwaallichten, dwaalleraren.

Er staat verder in vers 7: ..die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden. Hoe lees je dat? Dan denk je misschien: o, dat slaat natuurlijk op de geboorte van Jezus. 

En de Christus in het vlees, dus toen Hij gedoopt werd met Gods Geest, want Christus betekent Gezalfde… toen kon Hij z’n Vader openbaren, bekend maken.

Nou, reken maar dat die dwaalleraren het woord Jezus vóór in de mond hebben liggen. Ja toch?

Maar Paulus zegt tegen de Corinthiers: ‘als er zo’n knakker bij jullie in de club komt, dan nemen jullie hem zomaar aan..!

…‘Fijn, fijn dat je er bent, broeder, dat u op uw geweldige zwerftochten door Europa ook ons nederige plaatsje Corinthe aandoet….

En Paulus zegt: ‘dat is een andere Jezus man! En dat is een andere geest die gepreekt wordt.

Heb het toch in de gaten! Ja, hij maakt zich daar een beetje druk over.

Maar het is ook wel zeer verdrietig, dat, als je mensen op de Weg hebt gebracht, en je ziet ineens dat ze een heel ander kant uitgaan. Nou, dat kan ik me bij Paulus wel voorstellen.

Laat er nou in de grondtekst staan: Niet ‘komst’, maar er staat ‘komende’. Dat is dus een proces. De Christus is komende!

En waar? In het vlees. En het vlees betekent altijd: in je menselijke bestaan, puur natuur, zal ik maar zeggen.

Dus het is mogelijk dat de Christus…., en iedereen heeft het altijd over Z’n wederkomst, maar dat Hij ‘komende is in mensen, waar God een welbehagen in heeft’. En dàt ontkennen de misleiders.

Jezus heeft er zo vaak voor gewaar-schuwd in Z’n beroemde reden over de laatste dingen, rede over de eindtijd, zeggen we vaak. Maar Hij begint met te zeggen: ‘kijk uit dat niemand jullie verleidt’. Dáár begint Hij mee.

Vertel ons eens over het einde, vragen de discipelen, nou, zegt Jezus, kijk maar uit dat je niet verleid wordt. Dáár begint Hij mee.

In het evangelie van Thomas staat dat daar een keer een discipel is die aan Jezus vraagt: ‘vertel ons eens wat over het einde’, ja, iedereen wil altijd weten hoe het afloopt…. En Jezus zegt: hoe zal ik het ooit kunnen vertellen als jullie het begin nog niet eens begrijpen. En het begin staat vlak voor jullie neus, en dat ben Ik!

Tja, dat begrijpen jullie nog niet. Dus ik stop nog maar even met het vertellen over waar het allemaal op uitloopt.

Daar wordt zelfs van gezegd: dè misleider, dè anti-christus. Jezus noemt het pseudo-christussen. En wat zegt Hij erbij? Het zijn er véél! Nou…, vele valse, er staat pseudo, dat is dus net echt, valse christussen, valse leraren, valse profeten.

Dan komt er weer een profetie los. Heb jij er oor voor of het vals is of niet?

Heb je onderscheid?

Ken je die tekst: ‘onderzoekt alle dingen en behoudt het goede?’ Ach, ach, ach. In m’n gereformeerde jeugd werd dat overal op geplakt. Je moest overal naar toe totdat je tot de ontdekking kwam: nee, dat deugt niet. Daar slaat het helemaal niet op.

Die tekst slaat op: onderzoekt alle profetieën, ja, hoe luister je? Wàt hoor je? Of: wat wil je horen?

Het zijn er véél, zegt Jezus.

Vers 8: Waar moet je dus op letten? Op jezelf!

….Eh, ja, ik let altijd op alle mensen in de gemeente….., ik let overal op….ja…., er mag mij niets ontgaan….

Je kent die mensen? Wat is er allemaal gaande….?

Let jij maar op jezelf!

Dat is een wijze les van Johannes. Want anders verlies je wat wij verricht hebben, dat is nl. je volle loon.

En wat is dat volle loon? Laat ik het maar zó uitleggen: dat je vòl bent van genade. Die genade groeit in je; je barmhartigheid groeit.

En op het laatst, en Jezus maakt daar een opmerking over, zegt Hij dan: op een gegeven moment is het zó, dat als ze jou zien, dan zien ze Mij. En als ze Mij zien, zien ze de Vader.

Ik weet van de valse leraar dat hij zichzelf brengt. Hij brengt nooit onze Vader. En hij brengt ook nooit de Zoon, die wij zo goed kennen, omdat wij met Hem gehuwd zijn. Dan krijg je een gigantische scheiding van geesten.

Maar je volle loon ontvangen, wat is dat mooi hè? Dat je vòl wordt van….!

Maar ja, in het volgende vers, vers 9:  komt er nog een waarschuwing: Een ieder die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet. Wie in die léér blijft.

Sommige mensen knappen al af op het woord ‘leer’, nou is ‘leer’ wel wat taai natuurlijk, maar als je het nou even vervangt door ‘onderwijzing’, dan heb je ook het Hebreeuwse woord bij mekaar:

de Thora.

Ik las gisteren een detectiefje, en in dat detectiefje komt een joodse rechercheur voor, en hij krijgt een heel gesprek met een andere jood, hartstikke leuk, en ineens komt dan iets naar boven in hun denkwijze, dat de héle onderwijzing, de héle Thora, gericht is op het behoud en op het bewaren van mensen. Ja, zó mooi. Ik denk: jongen, detectiefje, je hebt het dóór.

Alles is er op gericht dat God zegt: komt alsjeblieft bij Me en blijf bij Me!

Blijf in Mij zoals ik in jullie.

Ik ben niet alleen gericht op jullie behoud, dat dàt maar veilig is en bewaard, maar ik maak van jullie zó iets moois.

Jullie hebben de Geest ontvangen, en die Geest vormt je tot prachtige mensen Gods; want dáár gaat het om: Gods mensen.

Vers 9: Wie verder gaat…., nou, dat staat er niet hoor, want dan zeg je: we moeten toch verder? Maar dat staat er niet hoor. Er staat eigenlijk: ‘wie zich verhèft’. Nou, die is niet nederig. Die wil ook niet meer uit genade leven.

De Willibrordvertaling vertaalt dit met: ‘een ieder die ver wil gaan. Zó kun je het ook lezen. Zo van: je gaat te ver joh, met je gedoe en je gepreek.

Of: wie nieuwigheden brengt: we moeten toch nodig weer eens wat nieuws hebben in de gemeente. Wat zullen we nóu eens verzinnen om de zaak wat bezig te houden. Ja, oppimpen die bende!

Tjonge jonge, dan ben je die prachtige leer, die barst van het leven, kwijt. Dan denk je dat er van buitenaf weer wat leuks bedacht moet worden. Ja, en ik ken zulke gemeentes. Uitgeput zijn ze door allerlei bezigheden die verzonnen worden.

En je kan het zelfs zó uitleggen: dat zijn mensen die zeggen: ‘jaah…., ik ben dieper ingeleid…., ik ben zó wijs…., ik heb het allemaal dóór…. Ja, die mensen.

Zó kun je het ook uitleggen.

Ach, ach, ach, dan heb je de eenvoud losgelaten. Het is aan kinderen geopen-baard, zegt Jezus. Dat betekent mensen met een kinderlijke instelling; dié komen er achter. Het is een wijsheid niet van deze wereld.

Goed, vul het zelf allemaal maar aan hoe je het leest.

Spreuken 30:6 zegt: Doe niets aan zijn woorden toe. Voeg er dus niets aan toe! Niet doen! Anders word je een leugenaar.

Nou staat er aan het eind van Openbaring ook zo iets: Indien iemand afneemt van de woorden…., er staat niet: ‘van de bijbel’, er staat: Indien iemand afneemt van de woorden van het boek van deze profetie!

De waarschuwingen aan het eind van de Openbaring slaan alleen op het boek van de Openbaring. Want er zijn toch dingen in de bijbel waarvan je zegt: nou, dàt had eigenlijk anders gezegd moeten worden, want we weten nu beter.

Ja, want de kleinste in het Koninkrijk der hemelen is meer dan de grootste van het Oude Verbond.

Je bent zó nieuw geworden in je denken.

Dus: verhef je niet, alsof jij alles weet en zo…, enfin, je vult het maar voor jezelf in.

‘Leer’ is onderwijzing, en waar vind ik die onderwijzing?  Heel simpel, waar Jezus het altijd over had. Hij zegt: dat zijn de profetieën, die slaan allemaal op Mij; en dus ook op ons. De Psalmen, die staan ook bol van de profetieën, en de Spreuken.

Als je per dag één spreuk zou nemen uit dat mooie boek, dan moet je eens kijken als je dàt gaat herkauwen, wat er dan los komt aan smaak. Ja, goed kauwen. Want schaapjes van de Heer zijn herkauwers.

Vers 10: Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt…. Dus het is iemand die een léér brengt, die gewoon een antichristelijke leer brengt. En maar kletsen over God; en maar kletsen over Jezus. Maar dat is mijn Vader niet, het is onze Heer niet.

Weet je wel wat het éérste woord is wat de duivel zegt in de bijbel? ‘God!’ Dat is het eerste woord wat hij gebruikt.

‘God heeft zeker wel gezegd dat jij niet….’.

Pas dus op voor mensen die God vóór in de mond hebben. Die brengen een andere leer, een andere Jezus en een andere geest. Heet hen niet welkom.

Dus niet: ‘ga alsjeblieft vóór en vertel’. Nee, niet doen.

Dat betekent niet dat je hem de stoep afschopt, maar jij komt hier niet aan het woord, jij mag deze leer hier niet brengen. Johannes was daar heel strikt in.

Anders krijg je daar ook deel aan.

Het gaat over iemand, een leraar, de beroemde spreker.

Vers 11: Want wie hem welkom heet, heeft deel aan zijn boze werken.

Dus wàt heet je welkom….?

Er zijn zelfs mensen die dat geestelijk ook hebben hoor, dat is heel gek, die zeggen dan ineens: ‘Jaah, ik word erbij bepaald’…, en dan komt er iets waar ze bij bepaald zijn’ of: ‘ik  had in mijn harrrt….’.

Ja, dat zal allemaal wel, maar wie heeft het er in gelegd? Dáár heb je onderscheid voor nodig! Wié heeft je er bij bepaald? Anders kun je straks de gekste dingen zeggen….! Dus je hebt onderscheid nodig!

Je hebt anders deel aan zijn boze werken. Spreuken zegt: ‘je staat te liegen!’

Ja, als je deze onderwijzing niet aanhoudt, sta je te liegen.

Hoe weet je nou dat ik lieg of niet? Hoe weet je dat nou? Hoe moet je dát nou weten?

Stel dat iemand mij een misleider noemt. Is het dan waar of niet?

Vers 12: Ik heb je veel te schrijven, natuurlijk, maar ik wil dit niet doen met papier en inkt, maar ik hoop tot u te komen, en dan vind ik zo’n schitterende uitdrukking: en van mond tot mond te spreken.

God heeft het van het gesprek hè? Maar laat me je gezicht zien als Ik met je spreek.

Je kan desnoods gaan skypen, maar in levende lijve elkaar aanschouwen, en dan in de Geest. Ach, er is niks mooiers.

Elkaar zien van aangezicht tot aangezicht.

Ja, van mond tot mond te spreken.

Het is natuurlijk van mond tot oor wederzijds. In vind mond tot mond-reclame ook zo gek, ik zie dan altijd zoenende mensen, maar goed, dat is mijn probleem. Ik vind: het gaat van mond tot óór!  En dan komt het weer uit de mond van een ander en dan gaat het weer naar het oor van een ander.

Opdat onze blijdschap volkomen zij.

Kijk, als je Mij nou wèrkelijk blij wilt hebben, zegt Jezus ergens: ‘maak Mijn blijdschap nou eens hélemaal vol, ga eens van elkaar houden!’

En vraag het maar aan ouders, je krijgt ze niet gelukkiger, bij wijze van spreken, dan dat ze zien dat hun kinderen gelukkig zijn. Dat is zó mooi.

Wat kijk je naar kleine kinderen als ze aan het spelen zijn, en ze hebben het naar hun zin, dan word je vanzelf blij.

 

Nou, als je naar mekaar kijkt en je ziet het bij elkaar, ja, dan wordt die blijdschap sterk hoor!

Dan wordt je blijdschap vervuld. Dat zing je zo gemakkelijk, ‘en uw blijdschap wordt vervuld…’. Ja, wanneer word ik nou vol? Intens blij! Nou….als Oranje wint….? Dan zijn er heel veel mensen verschrikkelijk blij, meer verschrikkelijk dan blij. Hoe lang duurt die blijdschap….?

Laatste zinnetje: U groeten de kinderen van uw uitverkoren zuster.

Nou, wie is die zuster? Dat is de zuster van die vrouwe, dus dat is ook een gemeente. En die heeft ook kinderen, dat zijn de gemeenteleden. En toen schoot me te binnen, kennen jullie die tekst van ‘Dochters van Jeruzalem?’ Nou, in het begin werd een dochter genoemd en hier heb je er nog één, want Jeruzalem is de moeder, de city in de hemel, de moeder-stad.

Lees maar na in Psalm 87:5: ‘ze zijn daar allemaal geboren in die heilige stad’.

Als er sprake is van een heilige stad, dan gaat het over een groep mensen in de hemel. En jij woont daar niet, ook zo raar, maar God woont daar. Hij woont in de mensen. En als die stad een keer neerdaalt, dan wil dat zeggen, dat Gods hemelse heerlijkheid op aarde zichtbaar wordt in al Zijn facetten en wel in mensen, in gelovigen, in Zijn kinderen, getooid als een bruid.

Dàt is nou het geestelijke Jeruzalem. En deze bruid van God is nú de vrouw van het Lam (Openb. 21:10). De Kyria uit het briefje van Johannes. Daarover zullen we later nog meer vertellen.

Amen!

 

Duurt Sikkens d.d. 11-07-2010

 

 

Tekens en symbolen (Duurt april 2007)

Bijbelstudie over tekens en symbolen.

Onderwerp: Tekens, zinnebeelden, symbolen. Daaraan kan nog worden toegevoegd: parabel oftewel gelijkenissen.

Para-bel betekent: het ernaast gelegde. Ik heb dus iets, en ik leg er iets naast om het duidelijk te maken. Ik heb dus een christen, en leg daarnaast als beeld een boom die aan het water is gepland. Dat maakt het dus duidelijker.

Jezus heeft ongelofelijk veel gelijkenissen verteld, om maar te vertellen in een aards beeld, wat eigenlijk de hemelse werkelijkheid is. Dat geldt dus voor tekens, gelijkenissen, symbolen.

Ik ga maar eens even heel kinderlijk beginnen, want ik vroeg mij af, terwijl ik mij hier mee bezig hield: wie schreef de eerste letter. En hoe zag die letter er uit en welke klank had die letter. Het is best aardig om daar eens over na te denken, maar over het algemeen zijn de archeologen wel tot de conclusie gekomen, dat als iemand iets in een tekening wilde weergeven, dat hij dan b.v. een boom of een steen tekende, met een paar takken. Dus een beeld.

De oudste schriften waren beeldschriften. Egyptische schriften bestonden uit b.v. allemaal vogeltjes, of graan. Aan de Chinese karakters/letters kun je nog zien wat vroeger de tekens geweest waren. Dan tekenden ze een put of een huisje en dat betekende dan iets. En ik vind het wel leuk om even met een letter weer te geven hoe dat werkt. Ik ben nl. al mijn hele leven gefascineerd geweest door beeldgebruik.

Een voorbeeld. Het gouden kalf was een stierkalf, en dat heette in het Egyptisch Apis. Toen hebben ze van lieverlee, als ze de letter A bedoelden, die getekend als de kop van dat stierkalf. Van lieverlee werd dat schematischer. Maar iedere letter/afbeelding had zo z’n  eigen geschiedenis. Het is best leuk om dat eens te bestuderen, dan heb je enig idee van wat men probeerde te zeggen.

Want hoe kom je nou tot een klank. Want als ik deze letter nu voorleg aan een Noor, dan spreekt hij de A anders uit dan een Engelsman, of een Fransman of wijzelf.

Zo heb je allerlei schriften, maar dat is leuk voor de geschriftkundigen.

 

Maar de wereld is hartstikke vol met tekens. Denk alleen maar eens al die pictogrammen, als je b.v. op een station loopt en je zoekt de uitgang, dan zoek je een pictogram. En waar je de weg moet verlaten, dan zoek je een hollend kereltje. Dat zijn allemaal pictogrammen, maar ze betekenen iets. Daarom is het zo leuk om bij dat teken, dat woord, de betekenis er bij te halen, dus de achterliggende gedachte. Daar zit dus iets achter.

Denk eens aan verkeersborden. Leg eens een paar verkeersborden voor aan een Papoea, die snapt daar helemaal niets van, hij weet niet wat ze betekenen. Dat moet dan eerst uitgelegd worden. Dus hij moet de betekenis zien te krijgen.

 

Zo zijn we aan letters gekomen. Een ander woord voor letter is karakter. Dat is ook een doordenker.

We hebben zóveel verkeerstekens,  clubemblemen, vlaggen, familiewapens, allerlei gebaren.

Het gebaar van iemand begroeten (zwaaien) betekende origineel: ik heb geen wapens, dus mijn komst is vredelievend. De buiging betekende: ik bied jou mijn nek aan. Je mag mijn kop eraf hakken. Het optillen van een hoed, onbeschermd, uit beleefdheid. Het is verworden tot een tikje tegen een pet, of tegenwoordig, tegen het voorhoofd (?), nou ja……

Maar zo zijn de alfabetten ontstaan. Als je A/B zegt in het Grieks, dan zeg je alfa-betta, dan haal je de laatste A eraf, dan houd je het alfabet over. Zo is het ABC ontstaan.

Wij hebben hoofdzakelijk met het Romeinse schrift te maken. En als je studie maakt van de bijbel dan heb je ook het Hebreeuwse alfabet en het Griekse.

Jezus hanteerde dat ook. Hij zegt op een gegeven moment: Ik ben de Alfa, de eerste letter. Hij had ook in het Hebreeuws kunnen zeggen: Ik ben de Alef, dat had ook gekund.

Hij had ook kunnen zeggen: Ik ben de A. Hij wilde alleen maar zeggen: Ik ben het begin ergens van. De allereerste.

Alfa is Grieks, Alef is Hebreeuws. De laatste letter in het Grieks is Omega en de laatste letter in het Hebreeuws is Tauw.

Kijk eens naar Ezech. 9. Dat verhaal ga ik nu niet uitleggen, maar dat gaat over de grote verdrukking die over de kinderen Gods komt. Er breekt in de geestelijke wereld allerlei geweld los.

In Ezech. 9:4 staat: De Here zeide tot hem: Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem, en maak een teken op de voorhoofden der mannen die zuchten en kermen over al de gruwelen die daar bedreven worden.

In het Hebreeuws staat er: Nigan, ze hebben zoveel verdriet om wat er met het christenvolk gebeurt. Maar de Heer zegt: geef ze een teken op de voorhoofden, en hier wordt het tekentje genoemd van de laatste letter van het Hebreeuwse alfabet, de Tauw.

Een kruisje op het voorhoofd.

Moet ik dat letterlijk of figuurlijk opvatten. Nou, zeggen de roomsen, letterlijk, maar dan met as, als het kan.

Maar hier wordt geen askruisje bedoeld, maar hier wordt een verzegeling bedoeld.

Het is een beeld van de doop met de Geest. En waarom op je voorhoofd? Omdat dit alles heeft te maken met je denken. Het is dus beeldspraak van de bovenste plank.

Als Jezus zegt: Ik ben de Alfa, de eerste letter, en de Omega, de laatste letter, dan hebben wij daar in Hem deel aan gekregen. En dat is een heel mooie gedachte.

Wij hebben deel gekregen aan de allereerste gedachte Gods. Dat beginnen we ook langzamerhand te ontvouwen. Maar ook de Omega, wat de uiteindelijke mens is, zoals hij van oorsprong is bedoeld.

Jezus zegt: Ik ben het begin, maar ook het eindresultaat. Dus zoals Ik begonnen ben als een jochie van vlees en bloed, eindig ik als een volwassen zoon van God. Dat kan dus. Je kunt van een gewoon mens een kind van God maken en een volwassen kind van God.

 

De eerste keer dat er sprake is van tekens in de bijbel is Genesis 1:14. Daar staat dat er lichten zijn aan het uitspansel des hemels om scheiding te maken tussen de dag en de nacht, en dat zij dienen tot aanwijzing zowel van vaste tijden (seizoenen) als van dagen en jaren.

Daar is sprake van tekens. Dat worden tekens genoemd. In plaats van het woord aanwijzing, mag je ook het woord teken lezen. Dat is logisch, want een verkeersbord is een teken, maar het is ook een aanwijzing.

Dus de zon, de maan en de sterren zijn allemaal tekens. Dát is mooi! Want een teken is een zichtbaar iets van een hogere werkelijkheid. Dus de zon is een beeld van God. Hij maakt scheiding tussen licht en donker. Hij is de Koning van de dag.

En de maan is een beeld van Jezus en van degenen die mét Hem zijn. Die schijnen dus in de nacht. Wij zijn dus lichten in de duisternis. Wie het maanlicht ziet, ziet eigenlijk zonlicht, want het weerkaatst. Zo weerkaatsen wij Gods licht op aarde.

Je mag ons ook sterren noemen, maar dit woord is helaas wat verziekt. Het zijn eigenlijk lichtbronnen, en dat is een mooi beeld. Je bent een lichtbron.

Maar wat is licht? Waar is licht een beeld van? Licht is een beeld van liefde.

In Jesaja 60:1 staat: ‘Sta op, word verlicht, want uw licht gaat schijnen”. Dus je wordt eerst verlicht en dan ga je schijnen. Je wordt eerst liefgehad, je eerste liefde, en daarna kun je liefhebben met de liefde waarmee jij wordt liefgehad.

Vroeger draaide ik het om en dacht dat God pas van me houdt als ik van iedereen houdt. Dat is krom. Maar ja, als je niet beter weet.

 

Openbaring staat trouwens vol met tekens.

Het tweede teken wat wordt genoemd is het teken van Kain in Genesis 4:15. Kain is zo geschrokken van wat hij uitgevreten heeft, en hij zegt in vers 13: Mijn misdaad is te groot om de straf te dragen. Eigenlijk staat er: om de afbuiging te dragen, ik ben afgeweken, wat verschrikkelijk, ik heb mijn broer vermoord.

Toch bleef hij in kontakt met God, die dan tegen hem zegt in vers 15:’Iedereen die Kain doodt zal daarvoor boeten’. God houdt niet van wraak. Hoe vind je dat? Zou je die moordenaar van die universiteit in Amerika, die 32 mensen vermoord heeft, ook om zeep helpen?

God houdt dus niet van wraak in die zin. Hier geeft de Heer Kain een teken dat niemand, die hem zou aantreffen, hem zou verslaan. Wat dat teken is geweest weet niemand. Maar Kain had dus iets over zich, of in zich, dat ze hem niet zouden doden. Dus dat teken beschermde hem. De moordenaar wordt hier beschermd, dus dat is positief.

God sloot hier een verbond en wil ook nooit dat zo’n verbond stuk gaat. Daar heeft Hij zo’n hekel aan. Dat is eigenlijk het ergste wat God kan overkomen, dat iemand zich los maakt van Hem. Hij wil graag een verbinding aangaan met mensen. Want hij heeft iets met mensen. En daarvoor heeft Hij heel veel tekens gegeven. Denk eens aan het teken van de regenboog. Dat is een teken van Gods trouw, van Zijn licht in alle schakeringen. Dat is iets heel moois. Dat wijst vooruit op een wolk waar het zonlicht op schijnt. En die regenboog krijg je zo gauw het gaat regenen.

En wanneer regenen wij? Als wij het evangelie verkondigen, dus regenen. Wij zijn goede gaven van God aan de mensheid. Wij zijn Gods gift aan de mensheid. Dus als je verteld, ben je aan het regenen, en dan komt Gods heerlijkheid van lieverlee tevoorschijn. De vroege en de late regen. Want het regent uit een wolk (wij) en nergens anders uit. Mooi hè?

Het wijst dus op onze uiteindelijke heerlijkheid. Als Jezus zegt: Vader, verheerlijk Uw naam, dan bedoelt Hij dat.

De sabbat is ook zo’n teken van Hem. Een dag rust. Dat hebben ze helaas verfrommelt tot een dag rust in de week. Maar de sabbat wijst op de geestelijke rust. De rust die God heeft.

Sommige mensen praten over rust, wat ze dan soms zeer onrustig doen. We hebben ze gekend: “Ik laat me niet uit mijn rust halen”. Dat zijn soms van die kreten.

Maar wanneer heb je echt rust? Je hebt echte rust als je bij de geliefde bent. Dus bij je geliefde zijn, bij elkaar zijn. Het is een lange zoektocht geweest, maar we hebben elkaar gevonden. Je was vermist, spoorloos, maar Ik heb je weer gevonden, er is nu rust.

Een boer heeft pas rust als hij heeft ingezaaid, dan kan hij de pet over de ogen trekken. Nu gaat het verder vanzelf.

 

De besnijdenis is ook zo’n raar teken. Paulus zegt hierover dat het werk is van mensenhanden. Je hebt er niets aan. En het werd dan nog alleen bij jongens gedaan. En de vrouwen dan?

Maar waar wijst de besnijdenis op? Op de geestelijke besnijdenis, dat is de besnijdenis van je innerlijke mens. Je inwendige mens. Reinheid van je hart. Je hart is een beeld van je inwendige mens.

En het is een teken van een verbond. Achter elk teken van Hem gaat de bedoeling schuil van een verbinding leggen. Een brug tussen God en de mens.

God zoekt altijd kontakt. De besnijding zelf is ook eigenlijk een eigendomsteken. Je behoort tot Mijn volk. Dat is mooi hoor.

Het is fijn dat jij ook het eigendomsbewijs hebt van God. Jezus zegt: Wees maar niet bang, niemand rooft jou ooit meer uit Mijn handen.

 

Er zijn echter ook mensen die  “Godsbewijzen” willen hebben. Dat zit zo diep dat je God moet bewijzen. Bewijs eens dat God bestaat, wordt dan gezegd. Nou, al zou je een wonder doen, dan heb je God nog niet bewezen hoor. Want door welke geest wordt een wonder geproduceerd?

Grote tekenen zeggen me allemaal niets. Ik heb het laatst wel eens verteld, dat iemand mij hijgerig opbelde dat er iemand uit de dood was opgewekt in een bepaalde gemeente. Ik zei toen: Nou en! Of dat nu het einddoel is van ons geloof.

Ik ben veel te blij als iemand zich laat dopen en inderdaad is opgestaan uit de doden.

Maar de mensen willen tekens en Jezus maakt daar zeer korte metten mee. Hij moest steeds maar bewijzen dat God bestaat. Nou, jullie willen een teken? Ja, ja!

Nou, zegt Jezus, ik heb een heel mooi teken, het teken van Jona. Dat is het teken, want een kwaadaardig en overspelig geslacht wil altijd tekenen. Daar moet je eens over nadenken, wat er door je hoofd gaat  als je beslist grote tekenen wil zien, dan ben je dus kwaadaardig. Dan heb je een kwaaie aard en je pleegt overspel in de geestelijke wereld.

En wat is de be’tekenis’ van Jona’s verhaal? Dat gaat over de opstanding van Jezus. Jona betekent ‘thuis’. Dit is een beeld van Jezus, Hij werd op een gegeven moment ook uitgespuugd. De dood kon Hem niet langer verdragen, Hij lag hem te zwaar op de maag. Hij kon Hem niet vasthouden en Hij heeft zo het oordeel tot overwinning gebracht.

Dus Jona is een prachtig zinnebeeld van Jezus’ sterven en opstanding. Schitterend. Denk daar maar eens over na, zegt Jezus. Overspeligen!

Sommigen waren natuurlijk daarna direct beledigd.

 

Pak eens Jesaja 8. Die man heeft ook heel wat moeten verdragen om tegen de heersende mening in te gaan. Jesaja had 2 kinderen met heel ‘maffe’ namen.  De ene heette Shehariashoep, en de ander heette Mahirsjalauwgasbas. Die namen zal ik nooit vergeten. Maar ik noem ze expres. De ene naam betekent: ‘haastig buit, snelle roof’. De ander betekent: ‘een rest keert terug’.

Stel je eens voor dat die kinderen ’s avonds worden binnengeroepen. Door het hardop roepen van de namen van deze kinderen konden de mensen horen wat er werd gezegd. Dus dan klonk door de straten en door de wijk: ‘haastig buit, snelle roof!’ En: ‘een rest keert terug!’ Tja, je moet wat als je geen microfoon hebt. Stel je dit even voor. Jesaja betekent: God redt.

En daar staat van geschreven in vers 18: ‘Zie, ik en de kinderen die mij de Here gegeven heeft, zijn tot tekenen en tot zinnebeelden onder Israël. Dus die kinderen en Jesaja zelf zijn zelf  tekens, ze zijn zelf zinnebeelden.

Een andere invalshoek, wat is de mooiste gelijkenis? Jezus zelf! Want Hij was naar de gelijkenis Gods. Kijk maar naar Mij, zegt Jezus, dat is de mooiste gelijkenis die er bestaat in een mens. En hier geldt dat ook.

En als je dat niet helemaal geloven wil, dan moet je eens kijken naar Hebr. 2:13. Daar wordt die tekst geciteerd. ‘Ziehier ik en de kinderen, die God mij gegeven heeft’. Op wie slaat deze tekst in het nieuwe testament, in het nieuwe denken? Op Jezus en Zijn kinderen.

Dus die profetie van Jesaja wijst vooruit op Jezus en ons! Wij zijn de levende tekenen van de Vader! Voor wie het zien wil.

Nu even terug naar Jesaja 30, dan zie je wat verbanden. Dat is zo leuk om te zien. Want Jesaja heeft vergeefs geroepen: ‘haastig buit, spoedig roof’, want het is uitgekomen, dat betekent dat het volk heel snel de buit werd van een ander en heel snel geroofd en beroofd werd. Dus hij kondigde de ballingschap aan. En dat is ook gebeurd. En een rest mag zich bekeren. Hoe groot was die rest? Dat staat in Jes. 30:15: Want zo zegt de Here, door bekering en rust zullen jullie verlost worden, in stilheid en vertrouwen, maar je hebt niet gewild. Nee, je wilde voortvliegen, geweldige samenkomsten houden. Nou ja, dan zullen jullie vluchten, je achtervolgers zijn snel.

Vers 17: Duizenden zullen er vluchten voor het dreigen van één, totdat je overblijft als een seinpaal op een bergtop. Dat is dus alles wat er overblijft: één seinpaal. Ik denk wel eens: die eenzame Jesaja heeft zo vaak een sein gegeven. Dat is het enige wat nog over is. Een ander noemt het een banier.

Dat is één vlag, dat herinnert nog aan een volk dat bestaan heeft. Dat is alles. Hoeveel geloven er nog.

Toen God kontakt zocht met de wereld om te zien aan wie Hij Zijn Zoon kon toevertrouwen, heeft Hij de hele afgehouwen tronk van Isaï afgespeurd. Het hele volk was ongeestelijk geworden, maar Hij vond nog een heel klein beetje leven, nl. Maria, en Simeon, en Anna en gedeeltelijk ook Jozef, en toen hield het op. En dáár sloot God bij aan. Bij Maria, want Hij zag dat ze graag wou doen wat God vroeg. Dus op het laatste moment kon er een loot opschieten uit het afgehouwen volk.

Johannes de Doper had al gezegd: ‘de bijl ligt aan de wortel’. Dan duurt het dus niet lang meer. Of dan gaat alles dood.

In Lucas 2:34 zegt Simeon tegen Maria: ‘Jezus is gesteld tot een teken dat weersproken wordt’. Hier staat het woord Sema, (van semafoon), een teken, je mag het ook een ‘zinnebeeld’ noemen, dat weersproken wordt. Dat betekent dat er tegenin wordt gegaan.

Zo gauw je b.v. zegt: ‘God is goed’, dan krijg je gelijk tegenstemmen. Dat is echt waar.

De verschijningsvorm van iemand die verteld over onze Vader, roept enorm veel weerstanden op.

Er is een film die ik heb gezien: ‘As it is in heaven’, daar roept het verschijnen van één mens in een dorp ontzaggelijk veel los uit het verleden. En hij wordt aan de ene kant verguisd en aan de andere kant wordt hij aanbeden. Dat is hetzelfde effect, je krijgt een scheiding der geesten. Een scheiding van meningen. Want wat staat achter dat woord ‘weersproken’? ‘Opdat de overleggingen openbaar worden’. Zo gauw Jezus verscheen werden ze heel kwaad. Het fatsoen hield hen altijd nog tegen, maar toen puntje bij paaltje kwam, toen barstte de bom en moest er gekruisigd worden en verraden. En ze zochten Hem te doden. Maar wat had Hij dan misdaan?

Hij had nooit iemand geslagen of uitgescholden. Nooit gedreigd met wraak of zoiets.Het is dus alleen al je tegenwoordigheid. Jij bent een teken. Een teken van God, een aanwijzing.

Die arme profeten moesten ook de gekste dingen doen. Als je leest wat Ezechiël moest doen om het volk iets duidelijk te maken. Hij heeft fortjes zitten bouwen met muurtjes. Ze hebben zich wild om hem gelachen. Hij bouwde Jeruzalem na en gooide er met steentjes naar toe. Hij heeft op uitwerpselen moeten koken. Hij heeft 30 dagen op één zij moeten liggen. Die arme man.

En op een avond zei God: ‘Doe dat’, en dat deed Ezechiël dan. Hij moest een pak nemen van een balling, dat betekent de rugzak van iemand die op de vlucht slaat. Hij moest dan naar de muur van de stad gaan, er een gat in boren en naar buiten gaan. Dat is een gelijkenis.

Dat staat in Ezech.12:1: Daar zegt God: Man, je woont temidden van een moeilijk geslacht, weerspannig, niet te harden. Vers 3: Weet je wat? Trek voor hun ogen in ballingschap, misschien komen ze tot het inzicht. Vers 4: Breng wat je nodig hebt als het pak van een balling bij dag voor hun ogen naar buiten en zelf zul je bij avond naar buiten komen te hunnen aanschouwen, als iemand die in ballingschap gaat. Maak een gat in de muur, voor hun ogen en ga daardoor naar buiten. Je zult het pak voor hun ogen op je schouder laden en bij dikke duisternis zul je het wegbrengen. Je gezicht zul je bedekken zodat je de grond niet ziet. Want Ik stel u tot een zinnebeeld voor het huis Israëls. Hij moest een toneelstukje opvoeren zodat ze deze gelijkenis begrepen. “Als jullie zo doorgaan, moeilijk volk, dan ga je in ballingschap”.

Allemaal zinnebeeldige handelingen. Even het woordje ballingschap: Hoeveel mensen zeggen dat ze geloven, maar ze zijn in ballingschap. Hun ziel is in ballingschap. En ballingschap betekent: ‘Je bent van je eigen grond verdreven, maar je hebt ook vreemde overheersers’. Meer hoef ik hierover niet te zeggen, want dat beeld snapt iedereen.

Je wordt overheerst door vreemden. Dan móet je altijd wat. Dan ben je een slaaf of een dwangarbeider.

Het is geen wonder dat Petrus of Jacobus schreven aan de Joden, de gelovigen, in de verstrooiing. In de Diaspora.

Er zijn zóveel gelovigen om je heen die in ballingschap leven. Wil je ze terugvoeren naar hun huis en haard?

Dus alle gelijkenissen zijn beeldspraak. Je spreekt dus in beelden. Toen ik vroeger gedichten schreef zat ik altijd beelden te zoeken om aan te duiden wat voor mij het beste beeld was om weer te geven wat ik eigenlijk bedoelde. Dat heet dus beeldspraak. Om iets aan te duiden.

Het zit in de mens om beelden te gebruiken. Bijvoorbeeld spreek je over een man met ‘pit’. Dan vat je dat toch niet letterlijk op? Of je hebt het over een ‘uitgeblust figuur’, dan denk je toch niet een vuur doven met water? De taal is doorspekt met beelden.

Heel veel dingen moet je echt niet letterlijk opvatten. Als Jezus zegt, als Hij een stuk brood pakt: ‘dit is mijn lichaam’, dan vat je dit toch ook niet letterlijk op? De roomse kerk zegt dat dat stukje brood ineens Zijn lichaam wordt. Maar dat kàn toch niet? Jezus gebruikt alleen maar beelden om een hogere werkelijkheid aan te duiden. En ik vind het heel ontroerend dat Jezus bij de laatste maaltijd zegt tegen zijn discipelen: drink het allemaal maar op, het is mijn bloed, niet echt natuurlijk.

Hij zegt dan dat hij deze vrucht van de wijnstok niet meer zal drinken tot het moment dat ik het met jullie opnieuw zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader. Dat zal zijn op het moment van de uitstorting van de heilige Geest. Want toen waren de geliefden verenigd.

Je leest dat Jezus vurig begeerd heeft om het pascha te eten. Waarom? Sommigen zeggen dat je vurig moet zijn…..Maar wat zit daar achter? Omdat Hij verenigd wil zijn met Zijn geliefden! Dat is het! Hij verlangde er naar om met Zijn geliefde samen te zijn.

 

Dus het mooie is dat Jesaja met zijn kinderen en Ezechiël allemaal levende zinnebeelden zijn. En Jezus is het zinnebeeld van God.

Zo zijn wij ook bedoeld. Zo zijn er vele symbolen. Neem b.v. de regenboog, die hebben we al behandeld. Dan heb je nog het V-teken, teken van de vrijheid. Het teken van het gebroken geweertje duidt het pacifisme aan, tegen oorlog. Dan het rode kruis wat hulpposten betekent. Dan nog het teken van een kruis waar Jezus aan werd opgehangen, een overwinningsteken. Twee ringen door elkaar is het teken van trouw(en).

Waarom wordt de heilige Geest nou afgebeeld als een witte duif? Er staat nergens geschreven dat het een witte duif was, ik vermoed dat het een doodgewone tortelduif is. Ik geloof dat, gezien de bescheidenheid van Jezus en de bescheidenheid van de heilige Geest, en zelfs van God, dat het een gewone tortelduif is. Onopvallend!

Nog een beeld van 2 bekers en wat brood als een teken van het avondmaal. Het is een beeld van het hebben van iets gemeenschappelijks. In Openbaring staat een stukje dat Jezus klopt op je deur: ‘ben je thuis? En jij doet open, en daar staat Jezus met een fles wijn onder zijn arm, en jij zegt: ‘ik heb nog wat brood. En dan staat er:’ik zal maaltijd houden, hij met mij en ik met hem’. Allebei heb je je bijdrage, en dat staat op tafel. Denk je dat Jezus met lege handen zal komen. Dat is niet voor te stellen. Kom op, aan tafel! En dan uitwisselen van gedachten.

Zo zijn er vele tekens of symbolen.

 

Ik ben zo blij dat wij in onze groep maar weinig symbolen hebben. Nou ja, het enige symbool is natuurlijk het avondmaal. Dan zit je op een koekje te knabbelen, maar eigenlijk is het een maaltijd hoor. Bij het laatste avondmaal dat Jezus vierde was een hele hoop vlees, en sauzen en van alles was daar. Jezus pikte daar het brood en de wijn even uit als een teken van Zijn lijden en sterven. Ik zie ons dat op zondagmorgen nog niet doen. Hoewel in de gemeente van Corinthe het wel zo werd gedaan. Maar dat werd een zooitje. Sommigen kwamen al zo vroeg dat ze al dronken waren voordat de laatsten kwamen.

Maar denk eens aan mensen die met zo’n kettinkje lopen van geloof, hoop en liefde. Een kruisje, een   ankertje en een hartje.

De religieuze wereld barst zo’n beetje uit z’n voegen van de symbolen, de religieuze handelingen, de rituelen, de liturgieën, de kleren. Alles is voorgeschreven van hier tot ginter. Echt. De paus leest een gebed voor uit een boek. En moet je eens kijken hoe hij er uitziet. Dat is gewoon verschrikkelijk. Maar dat doen ze in alle godsdiensten hoor! Zo gauw de inhoud verdwijnt gaan ze het in uiterlijke dingen zoeken.

Petrus zei: ‘Kijk eens wat een schitterende tempel’. En Jezus zei: ‘Er blijft geen steen op de ander’. Hij bedoelde daar niet de tempelverwoesting mee, wat ook zou gebeuren, maar dat er van het gebouw wat mensenhanden hadden opgetrokken niets meer zou overblijven.

Er is zoveel troep bedacht, maar kennelijk hebben mensen houvast nodig. Symbolen, heel devoot met allerlei dingetjes bezig zijn. Het mag van mij hoor, maar wat bedoel je? Wat zit daar achter? Heb je wel léven?

Kijk eens naar al die begrafenisceremoniën met al z’n symbolen. Met hoeveel ceremoniëel is Jezus begraven? Hoeveel mensen waren er op Zijn begrafenis? Hoeveel toespraken zijn er gehouden? Ik vraag het maar om het maar eens goed te relativeren.

Een ander symbool wat wij nog hebben dat is de handoplegging. Een zeer bescheiden symbool. Soms gepaard gaande met wat olie op je voorhoofd.

Ik ken een prediker die over het toneel rondliep met een kruikje olie, en dat werd dan geheiligd of zo, misschien moest het ‘ingestraald worden’, dat zijn dan wel Jomanda-taferelen. Wat moet ik daarmee?

‘Heilige’ zalfolie werd het dan genoemd. Tja, je kan die olie gewoon bij de supermarkt halen.

Daar is Wijntje Klaasdochter, één van de eerste martelaressen in Nederland, een doodgewone eenvoudige vrouw, om verbrand. Toen iemand stond te ‘blaten’ over dat brood, de z.g. heilige hosti, dat dat het lichaam van Christus zou zijn, zei ze dat dat brood bij diè bakker vandaan kwam. Dat zei ze gewoon. En dat kruis is van hout en die wijn komt dáár vandaan.

Dat werd dus een verschrikkelijke godslastering gevonden. Om zoiets onnozels werd ze verbrand.

Jezus werd ook beschuldigd van het feit dat Hij God lasterde.

 

Ook van de waterdoop als teken blijft niets zichtbaars over. Och, sommigen willen er een foto van maken. Maar er blijft geen steenhoop achter, er staat niet ergens een vlag te wapperen omdat jij gedoopt bent. Er blijft dus zo weinig van achter. Dat vind ik zo iets boeiends hebben. Op aarde laten we daarvan geen sporen na. Daarom zijn er ook zo moeilijk dingen te vinden van de eerste christengemeente want ze lieten geen zichtbare sporen achter. Ze laten alleen geestelijke indrukken achter.

Laten we eens een paar symbolen/aanduidingen noemen waarmee Jezus wordt omschreven om Zijn wezen weer te geven:

Het licht, een lamp, de goede herder, een lam, de bron, de weg, de wijnstok, de morgenster, de hoeksteen. Er zijn zoveel beelden om Jezus’ wezen te omschrijven.

Noem nu eens een paar beelden van gelovigen?:

Schapen, lammeren. Je mag ook koeien zeggen hoor, ik zou in Nederland het woord koe gebruiken.   Je zal toch in een gebied komen waar ze geen schapen kennen, dan moet je ze eerst uitleggen wat een schaap is. Dan gebruik je toch het vee wat daar rondloopt? Een kudde van een Palestijnse herder, of een Israëlische herder, bestaat uit allerlei soorten kleinvee: geitjes, bokjes, biggetjes, kippen. Het is toch verschrikkelijk godslasterlijk als de zoon van God zichzelf vergelijkt met een kip. Dat doe je toch niet? Maar gelukkig heeft Hij het Zelf gedaan. Ik heb jullie bij elkaar willen halen, zegt Hij, daar zit het woord synagoge in, bij elkaar halen als een kip.

Als iemand tegen mij zegt: ‘je bent een kip’, dan vind ik dat een compliment. Want als jij nou een kuiken wordt, dan wil ik je graag onder mijn hoede nemen. Het is dus de omgekeerde wereld van die pompeuze godsdiensten. Hoe gewoner hoe mooier.

 

Wij worden ook wel vergeleken met bomen, stenen, kandelaars, vissen, want we zijn toch een keer gevangen? En op den duur worden we een tempel.

Zo zijn er ook nog veel getallensymbolen en kleurensymbolen. Ik wil een enkele kleur noemen, b.v. wit is de kleur van de onschuld, dat is zo iets moois. En rossig, de kleur van vuur, dat is de satan, dat zijn de boze geesten. Als de wereld vergaat door vuur betekent dat dat de boze geesten alles overheersen. En daar begint het vandaag aan de dag een beetje op te lijken. Vooral in de godsdienstige wereld.

De religies barsten van de liturgieën. Bepaalde handelingen die op een bepaalde manier worden uitgevoerd. Het is altijd langzaam.

In Hebreeën staat: ‘gij zijt geroepen tot een feestelijke, plechtige vergadering van gelovigen’. Weet je dat het woord ‘plechtig’ er helemaal niet staat? Er staat alleen maar feestelijk! Maar ja, calvinisten willen het graag ‘plechtig’ houden. En vooral die staatsgodsdiensten.

Constantijn de Grote, een bekend Romeinse keizer, stond voor een gigantisch grote veldslag. En de christenen zaten nog steeds in de catacomben. Zij moesten stiekem bij elkaar komen in die onderaardse gewelven rondom en onder Rome.

Constantijn de Grote had daar wel wat mee, ook met wat ze vertelden. Hij vervolgde ze niet.

Het is dus echt gebeurd. Hij stond voor die grote veldslag en dacht, als die God inderdaad zo sterk is, dan moet Hij mij maar eens helpen. Want van die veldslag hing dus af of hij de troon kon bestijgen of niet. Hij gaat dus bidden en wat ziet hij: een kruis, en bij dat kruis stond geschreven: Inhoksignovinsit,

wat betekent: ‘In dit teken zult gij overwinnen’.

Toen is hij dus die slag aangegaan en hij overwon. Was God dan met hem? Welnee, natuurlijk niet.  Constantijn snapte er helemaal niets van. In het teken van het kruis zal hij overwinnen, dus niet met wapengekletter. Maar ja, als je vlak voor een veldslag dit ziet, dan denk je, ja, onze God is machtig en sterk, Hij kan alles boem, boem….. Het is verschrikkelijk. Hij won, en toen is die sekte staatsgodsdienst geworden. Er zijn toen een hoop mensen als de donder christelijk geworden. Hebben zich snel laten dopen. En dat noemden ze dan een opwekking, maar ze deden dat gewoon voor de baantjes. Het is een anekdote wat ook nog echt is gebeurd, maar het heeft niets meer met ons geloof te maken.

 

In Joh. 3:14 zegt Jezus: ‘Gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een ieder, die gelooft, in Hem eeuwig leven hebben. Je mag ook lezen: opdat een ieder die gelooft in Hem, eeuwig leven hebbe.

En nu gaan we naar Numeri 21:8, want het gaat mij om het woordje ‘gelijk’. Jezus gebruikt daar het woord ‘gelijk’. Dus zoekt hij in het oude verbond een gelijkenis over zichzelf.

Zou jij dan op het beeld zijn gekomen van een slang op een paal? Niet bepaald. Maar wat betekent  verhogen? Als het een galg was zou Hij gezegd hebben ‘opgehangen’. Want verhogen betekent aan een paal hangen en wie aan een paal hangt, is vervloekt. Dus Jezus spreekt hier over de vloek die Hem treft, opdat, wie dat gelooft, eeuwig kan leven. Daarom zegt Paulus ook: ‘ik heb besloten om niets anders te verkondigen dan de Christus, en die gekruisigd.

Iedereen wil het zo graag over een koning Jezus hebben…. Hou toch op, Hij is gekruisigd! En dat is de start geweest van òns leven.

In Numeri 21 wordt dit wel in een ander licht gezet. Jullie kennen de geschiedenis van al die mensen die zo aan het mopperen waren, en dan door slangen gebeten werden. Zodat er velen stierven, staat er in vers 6.

Vers 7: Daarop kwam het volk tot Mozes en zei: ‘We hebben gezondigd, want wij hebben tegen de Here en tegen u gesproken; bidt tot de Here dat Hij de slangen van ons wegdoet’. Waarom baden ze zelf niet? Waarom moet dat altijd via via?

(Wij kennen het toch ook wel? Wil jij voor mij bidden? Jij voelt je dan misschien wel vereerd als dat aan je wordt gevraagd, en je wilt best een medium zijn tussen God en jou. Maar kijk hier voor uit. Kinderen Gods praten zelf met hun Vader. Maar goed, dit was even een zijspoortje.)

Toen bad Mozes ten gunste van het volk, wat hij trouwens altijd al deed. En de Heer zei tegen Mozes: ‘maak maar een slang, dat was een serafslang, en zet hem maar op een staak’. Een andere vertaling zegt: ‘Maak dit tot een teken’. Dan krijgt het een betekenis. En een ieder die daarnaar ziet, als hij gebeten is, zal in leven blijven.

Laten we dit beeld nu eens verplaatsen naar de onzienlijke wereld. Naar de werkelijkheid! Want dát  is de werkelijkheid. Die staak waarop iemand hangt die vervloekt is, dat is Jezus. En waar beet de slang ons ook al weer? In de hielen. Hij is dus  een hielenbijter. Een slang is altijd een hielenbijter. Ze kronkelen achter je aan, pakken je aan bij je hiel om je voortgang te belemmeren.

Toen dacht ik, nou, wie niét meer gebeten wordt, of wie tòch gebeten is en kijkt naar die slang, die blijft leven. Daarom zegt Jezus: ‘Opdat wie in de Zoon gelooft, eeuwig leven heeft’.

Eigenlijk een eenvoudig voorbeeld, maar het gaat over Jezus. Toen Hij dat verhaal voor het eerst las of er van hoorde, moet Hij dat ook wel gedacht hebben. Hé, het gaat over Mij!

Dus Jezus vergelijkt zichzelf met een slang. Een vervloekt beest.

In de Statenvertaling wordt gesproken over een banier i.p.v. paal, om af te kondigen. Wij spreken liever over verkondigen. Kijk maar naar Jezus en je hebt het eeuwige leven. Begrijp je Zijn werk? Sommigen zeggen: ‘Ja, je moet kiezen voor Jezus’. Dat vind ik zo’n dooddoener. Dan zou ik vragen: ‘Nou èn, wie mag dat dan wel weer wezen? Jan, Piet of Klaas? Maar het gaat om Zijn werk, dat is het. Het gaat om wat Hij voor je gedaan heeft. Dus alleen zeggen dat iemand moet kiezen voor Jezus is een loze kreet. En zo zijn er zoveel kreten.

En nu iets merkwaardigs. In het boek der Wijsheid, dat is een apocrief boek. Ik zal in het kort uitleggen waar apocrief voor staat. Er zijn honderden van die geschriften over God en Jezus, de ene nog fantastischer dan de ander. Toen hebben ze in de loop der eeuwen een spulletje bij elkaar geharkt en dat heet nu bijbel. En ze zeggen nu: dit is het. Maar er zijn ook andere boeken waar best mooie dingen in staan, maar die hebben ze er niet in gezet. Dat zijn dan de apocriefe boeken.

Dus in het boek der Wijsheid, die in de nieuwe apocriefe boeken staat, haalt de schrijver van dit boek dit verhaal aan. En dan doet hij zo iets leuks! Hij gebruikt het woord ‘symbolon’. Wij zeggen symbool. En wij denken dat dit allemaal symbolen zijn, maar de originele betekenis van symbool is vele malen mooier dan wat wij ervan gemaakt hebben.

Dit zijn wat kentekens, werken.

 

Ik begin met een anekdote. Mijn vader vroeg ons, als kleine kinderen, wel eens een keer: ‘Als ik nu een rode kool dwars doormidden sla, en dat deed hij dan. Hij liet dan die helft zien en vroeg aan ons: ‘waar lijkt dit nu op?’ Nou, we zeiden van alles: een doolhof, of een bord spaggetti en nog wat andere dingen. En wat was het antwoord? De andere helft!

En wij maar denken en raden. En had hij gelijk of niet? Ja toch?

En nu zitten we precies bij het hart van de betekenis van symbool.

Kijk, hier heb ik een stukje steen, meegenomen uit Kreta, van een oude tempel. 700 tot 400 jr. v.Chr.

Je kunt hieraan nog zien dat iemand met een vinger, 500 jr. v.Chr., dit gevormd heeft.

Nu hadden de Grieken een leuke gewoonte. Als ze b.v. een deal maakten, hoe konden ze dan elkaar legitimeren en identificeren. Ze namen dan een potscherf die ze in tweeën braken. De ene persoon hield dan de ene helft en de ander de andere helft. Er zijn dus maar 2 helften die precies op elkaar aansluiten, nl. die 2 helften die zij samen gebroken hadden.

Men deed het ook wel eens met een stuk bankbiljet, maar ook wel met een brief. Je kunt dus nooit de 2e helft verzinnen of te kopiëren, dat lukt echt niet. Er zijn maar 2 helften die precies op elkaar aansluiten. Dat is dus een afgesproken legitimatiebewijs.

Je kan zeggen: dat zijn 2 kentekens. Tekens waaraan je de ander kunt herkennen. Het woord symbool betekent ook: onderpand.

Ik vind dat heel mooie betekenissen. Want van heilige Geest wordt gezegd dat wij die als onderpand hebben gekregen.

Nou staat er in het woordenboek het volgende: Een symbool is origineel twee werkelijkheden die op elkaar zijn afgestemd. Want het linker deel past precies op het rechter deel. Er is niets anders wat daar op past. Het zijn dus 2 werkelijkheden.

Nu heb ik er, buiten het woordenboek om, van gemaakt: die 2 werkelijkheden zijn een onzichtbare werkelijkheid en een zichtbare werkelijkheid. Twee werkelijkheden die samenkomen, want het komt van het werkwoord: ‘symbolon’ en dat betekent ‘bijeen brengen’. Samen komen, combineren, en nog een hele mooie betekenis is ‘samenvoegen’.

Sommigen leggen de tekst: ‘Wat God samengevoegd heeft scheidde de mens niet’, helemaal verkeerd uit. Die denken dat die tekst op het huwelijk slaat. Maar huwelijken worden niet in de hemel gesloten.  Misschien heb je die illusie gehad, maar huwelijken worden op aarde gesloten en bevestigd.

Kijk, als iemand de overspelige kant uit gaat, stel dat de man dat doet, en de vrouw zegt dan: ‘ik wil je niet meer’, dan heeft ze groot gelijk. Maar als je in een huwelijk zit waar de man zijn vrouw elke dag in elkaar slaat, moet ze dan bij hem blijven? En wachten totdat hij overspel pleegt om dan bij hem weg te kunnen? Dat druist toch tegen elk menselijk gevoel in? Denk daar maar eens over na, want ik leg nl. de klemtoon op God.  Wat Gòd samengevoegd heeft, dàt mag een mens niet scheiden.

Heeft God ons als groep samengevoegd? Ja toch? En stel dat ik ga stoken, zodat er gescheiden clubjes ontstaan, dàn ben ik verkeerd bezig.

Trouwens, hoe wordt een huwelijk gesloten? Heeft God die 2 mensen dan samengevoegd? 

Ach, er zijn zoveel van die vooraf afgesproken huwelijken tussen 2 goede partijen, waar je dan mee trouwt. Die zijn door mensen samengevoegd. Door rare ideeën.

Mijn vrouw en ik zijn ons een jaar geleden suf geschrokken van een heel groot aantal huwelijk van kinderen Gods, met een heel hoog scheidingspercentage. Men kan wel zeggen: nou, je bent toch een kind van God, dan gaat het dus toch altijd goed?  Toch een heel hoog scheidingspercentage.

Maar je wordt toch niet verliefd op een kind van God? Je wordt toch verliefd op een mens op aarde?

Je mag natuurlijk met mij van mening verschillen. Maar het gaat om wat Gòd samengevoegd heeft. Huwelijken worden niet in de hemel gesloten. Je kunt een zegen meekrijgen maar je moet er zelf wat mee doen.

 

Maar samenvoegen en combineren hoort bij elkaar. En als er iets of iemand bij elkaar hoort dan is dat God en mens. Dat is het mooiste van wat er bestaat. God hóórt bij mensen en mensen horen origineel bij God. Je houdt het ter vergelijking naast elkaar want origineel horen ze bij elkaar. Jezus en Zijn gemeente, God en mens. Of, geestelijke gezien: Jezus en Zijn gemeente als man en vrouw (beeld).

Het tegenovergestelde van ‘symbolon’ is ‘niabolos. Daar is het woord ‘duivel’ van gemaakt. Hij trekt dus alles weer uit elkaar. Hij accepteert de mens niet als partner van God, en hij forceert je tot gemeenschap, Paulus schrijft daarover in de Romeinenbrief, en dan baar je zonde. Het past dus niet, de duivel hoort niet bij de mens, en de mens hoort ook niet bij de duivel. Het enige wat bij elkaar past is Gods Geest en die tere menselijke geest. Die twee tederheden ontmoeten elkaar.

Hoe zit dat dan met die werkelijkheden? Laten we dit eens lezen in Coll. 2:17: Daar staat de sleuteltekst. Daar waren ze ook zo bezig met allerlei aparte zaken zoals feestdagen, eten en drinken en andere toestanden. Paulus zegt dat dit allemaal schaduwen zijn, beelden van hetgeen komen moest.

En dat komt het: ‘De werkelijkheid is van Christus’. In het Grieks staat daar: ‘Soma’, en dat kennen we allemaal. Soma betekent ‘lichaam’, denk maar eens aan psychosomatische ziekte. Daar heb je vast wel eens van gehoord, dat is als je ziek bent in je psyche, dat is je geest, dan reageert je lichaam.

Letterlijk betekent soma dus ‘lichaam’.

Waarom hebben ze dat zo raar vertaald? Het is een schaduw van hetgeen komen moest, dus een vóór-beeld; en het lichaam is van Christus. Dat is toch geen vertaling? Toen hebben ze het vertaald met werkelijkheid. De Schlachterbibel  vertaalt dit woord  met ’das wesen’, het wezen. Dat komt van het werkwoord ‘zijn’. De werkelijkheid.

 Prof. Brouwer vertaalt dit in ‘de volle werkelijkheid’. Maar met ‘vol’ (dat is ook zo’n kreet) daar wordt de ‘vervúlde’ werkelijkheid mee bedoeld.

Dus al die oude dingen, de sabbat, en offers en de hele mikmak, daarvan zegt Jezus: ‘houdt daar maar mee op want het is vervuld’. En die vervulling, dat volle, dat speelt zich af in de gemeente. Wij leven nl. uit die volheid, uit de vervulling.

Dank zij wat Jezus allemaal gedaan heeft, hoef ik niets meer te doen dan dat alleen maar te vertellen. En dat is nou het hele evangelie. Wij zeggen toch: ‘Hij heeft het volbracht’. Nou dan. En voor wie? Toch voor ons mensen. En ik vind daarom dat woord ‘soma’ zó mooi.

Nou heb je die breuk, iets zichtbaars en iets onzichtbaars. Hoe overbrug ik nou die breuk? Hoe krijg ik die twee bij elkaar? Dat is heel eenvoudig. Dat gebeurt als ze aantrekkingskracht op elkaar uitoefenen. Dat is nou de verliefdheid van de Zoon op de mens en van de mensen op de Zoon. Die wederzijdse liefde is een enorme aantrekkingskracht. Na zó lang zoeken heeft Jezus ons gevonden. En het merkwaardige is, dat toen ik dit evangelie hoorde, na zoveel gelezen te hebben, en overal m’n twijfels over had, en ik toen maar een klein beetje van dit evangelie hoorde, toen wist ik: ‘dit is het’. Wat is dat nu voor een ‘weten’? Zóveel gelezen, verzopen in de literatuur en in de filosofie. En ineens: ‘dit is het’.

Dat weet je, omdat achter die vergeving liefde zit.

Lees het maar na in Hooglied. Die vrouw gaat op zoek naar haar zielsbeminde. Eigenlijk staat er dat ze op zoek gaat naar iemand die haar ziel bemint. Want als jij bemind wordt, kom jij tot je recht. Dàt staat er eigenlijk. Dat is toch prachtig!

Jezus heeft die breuk hersteld. Hij heeft die hele oude belofte: ‘Daarom zal een man z’n vader en moeder verlaten en z’n vrouw aanhangen. En wat heeft Jezus gedaan? Hij heeft z’n Vader verlaten (“waarom hebt U mij verlaten”, zei Jezus aan het kruis, nou,daarom dus), en wie was z’n moeder? Dan waren de mensen die Hem ondersteunden, die noemt Hij z’n moeder. De mensen in de zichtbare wereld. Hij heeft alles moeten verlaten, en is op zoek gegaan, door de dood die overwonnen moest worden. En daar stond z’n vrouw. Een meisje nog, maar daar stond ze. Snap je de ontroering van hen toen Hij voor het laatst die maaltijd hield met z’n discipelen? “Ik heb zólang naar je gezocht en dan ben je daar eindelijk. We zijn weer bij elkaar, en als je geliefden bij elkaar brengt, dan hebben ze rust. Er staat ‘een vrouw aanhangen’. Een andere vertaling zegt het veel mooier: ‘Hij hecht zich eraan’. Ze zijn zo aan elkaar gehecht en het paste precies.

Dus wanneer ben ik één? Als ik mij verbind! Ra ra, hoe kan dit. Het is krom geredeneerd, maar ra ra. Zuurstof op zich is mooi en waterstof is ook mooi, maar als je die twee bij elkaar brengt, wat krijg je dan? Water!. Ik wil zo graag water zijn. Het is maar een beeld, maar die twee samen vormen iets.

 

Ik ben niet meer in ballingschap. De ballingschap van mijn ziel was voorbij. Ik ben weer teruggekeerd en woon nu in mijn eigen land, in het koninkrijk der hemelen.

De werkelijkheid van God valt naadloos samen met ons leven. Daarom mag de heilige Geest nooit aan een ongelovige gegeven worden. Er gebeuren op dat gebied vreselijke dingen als dat toch gebeurt onder handoplegging.

Ja, zegt men dan, Hij zal toch van Zijn Geest uitstorten op alle vlees….. Ja, maar dat moet dan wel bekeerd vlees zijn. Eigenlijk staat er: ‘op alles wat lééft’. En je leeft pas als je gelooft en gedoopt zal zijn. Dàn leef je en dàn kun je vervuld worden met heilige Geest, want het is een geest, zegt Jezus, die de wereld niet kan ontvangen. De wereld màg het  niet eens ontvangen, maar kan het ook niet ontvangen.

De mens mag als enige gedoopt worden met Gods Geest, want dan word je werkelijk mens.

Pilatus sprak het al uit: ‘Zie, de mens’. Misschien zag hij het op dat moment, in een flits. Het kan ook een uitdrukking van minachting zijn hoor, ik weet niet hoe Pilatus het bedoeld heeft. Maar hij was natuurlijk ook een politieke bangerd.

Want veel mensen maken een God naar hùn beeld, naar hùn gelijkenis. Hij moet vooral menselijk zijn en Hij moet ook op een mens lijken. Het is hùn idee en dan krijg je een Gods-idee zoals o.a. een Intelligent Design (I.D.), zoals Hij tegenwoordig heet. Zo wordt je Vader dus genoemd, een iets(?). Een vrouw, of een man, of alleen de letter G, zo wordt Hij ook al genoemd. Dat zijn mensen die daar mee bezig zijn, die dat erg interessant vinden. Maar ze leven niet. Ze weten vaak ook niet beter.

Maar het is net andersom. God maakt een mens naar Zijn beeld en gelijkenis. En de

eerste bij wie Hij dat deed dat was Jezus. Uiterlijk zag je het niet, maar van binnen wel.

Toen Petrus dat een keer zei, was dat nog nooit door Jezus zelf gezegd. Petrus  zei: ‘U bent de Christus’. Houdt je mond, zei Jezus toen, dat is nl. een geheim en een geheim moet je geheim houden.

Voor de bewijsvoerders staat in Hosea 11:9 letterlijk: ‘Ik ben God en geen mens’. Hij kan Zich wel helemaal invoelen in mensen, want God heeft een geweldig empathisch vermogen. Maar Hij zegt: ‘Ik maak van jou wat ik eigenlijk van den beginne bedacht heb’. ‘Mijn Alpha wordt een Omega’. Dat is  Zijn belofte. En zodoende worden we samen kompleet. Dat is nou vervulling.

Ik word soms een beetje misselijk van het woord volmaakt. Paulus was ook op zoek en op jacht naar de volmaaktheid. Maar 1 tekst verder staat: ‘Wij dan volmaakt zijnde. Heb je dat wel eens gelezen? Dat betekent: ‘Wij dan samengevoegd zijnde’. En we groeien vanzelf groter. En vanzelf betekent: ‘Uit zichzelf!’ Dat kan toch niet missen?

Zodoende worden we samen kompleet!  God wordt kompleet en wij ook.

En toen dacht ik ineens aan: ‘Zijn wil geschiedt op de aarde net als in de hemel’. Zou dàt het geheim zijn van: uw wens wordt vervuld op aarde gelijk in de hemel, zodat ze samenvallen. Zodat je in je mens-zijn God kunt openbaren. Zodat God zich in jouw mens-zijn kan openbaren, want die twee zijn geen twee meer, want ze zijn één! Mooi hè? Wat een evangelie hè?

Ja… maar….? Dan lees je in díe toespraak van Jezus aan het eind, waarop Hij op een bepaald moment zegt, als al die ellende bezig is zich te voltrekken, dan verschijnt er opeens een teken in de hemel van de Zoon des mensen. Een hoop mensen hebben gedacht dat dat een wolk met een kruis er op is. Maar het teken van de Zoon des mensen is absoluut geen kruis. Datzelfde teken wordt genoemd in Openbaring 12:1: “En zie, ik zag een teken in de hemel en een vrouw, met de zon bekleed. Er staat echter niet: een vrouw, er staat één vrouw, dus een telwoord. Die vrouw is één geworden. Dus wat is het teken van de Zoon des mensen? Dat is Zijn heerlijkheid! En wat is de heerlijkheid van Jezus? Dat is Zijn eigen vrouw.

En als je het nog niet gelooft, dan citeer ik Paulus: Wat is de heerlijkheid van de man? De vrouw!

Dus de vrouw is de heerlijkheid van de man. Een prachtige uitdrukking. Paulus had het door!

Ik stop, maar ik heb nog één aardige opmerking.

Jezus reflecteerde Gods wezen. Hij weerspiegelde Gods wezen. Als je naar mij kijkt zie je het spiegelbeeld van mijn vader, zoals je in een plas water kijkt, en je ziet de zon. Toen vroeg ik aan mijn leraar, dat is nog steeds de heilige Geest: ‘Hoe leg ik dat uit, want ik vind het eigenlijk een heel mooi beeld’.

Toen heb ik een beeld gekregen en dat was zó leuk. Als je een aap een spiegel voorhoudt, wat doet hij dan? Hij grijpt dan erachter om te kijken wie daar zit. Kinderen doen dat in het begin ook wel eens. Want hier is zijn werkelijkheid en daar heb je een spiegel en daar achter is niets. Het wordt wel weerspiegeld. En toen kreeg ik de volgende gedachte, die ik hier maar even neerleg. God stond voor de spiegel en keek erin, en wat ziet Hij? Zijn beeld! Maar God is Geest. Dus het is precies andersom, wij zijn de werkelijkheid op aarde, laat ik het zó zeggen, en wij weerspiegelen Zijn hemelse werkelijkheid. Wij zijn wel een reflectie, achter die spiegel zitten wij. Wie het vatten kan, die vatte het, maar ik vond zó leuk dat ik God als het ware voor de spiegel zag staan. En wie ziet Hij? Hij herkende zich in Zijn spiegelbeeld, en dat zijn wij!   Dus wie reflecteer je? Mooi hè?

Ik vond dat beeld zó leuk, dat God voor de spiegel staat en Hij herkent Zichzelf in Z’n beeld.

Jezus zegt: ‘Wie Mij ziet, die ziet God’, en God zou zeggen: ‘Wie jou ziet, die ziet Mij’.

‘Als iemand Mij zoekt, laat ze dan met jou omgaan’.

 

Duurt Sikkens april 2007